2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Jasper van Dijk aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, over het rapport Campagne tegen Wapenhandel en de rol van Nederland bij de doorvoer van wapens in de internationale wapenhandel.

De voorzitter:

Ik heet iedereen van harte welkom. Zoals bekend, volgen wij bij het vragenuur nog steeds het experiment. Vandaag hebben wij zeven series vragen uitgezocht en goedgekeurd. De eerste serie vragen wordt gesteld door de heer Jasper van Dijk aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij afwezigheid van de staatssecretaris. Het betreft vragen over het rapport Campagne tegen Wapenhandel en de rol van Nederland bij de doorvoer van wapens. Het is de eerste keer dat deze minister deelneemt aan het vragenuur. Ik ga hem helpen; hij weet hoe graag ik dat doe.

Het woord is aan de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Al veel te lang staat Nederland in de top van een verkeerde ranglijst, namelijk de lijst met landen die zich bezighouden met wapenhandel. Afgelopen week presenteerde de Campagne tegen Wapenhandel een rapport over deze zaak. Sinds 2008 is er een nieuwe wet rond wapenhandel, maar de doorvoer van wapens via Nederland, in het bijzonder via de haven van Rotterdam en via Schiphol, is er niet minder op geworden. Dat is onacceptabel. Nederland moet zich verre houden van wapenhandel met foute landen, bedrijven of landen die in oorlog zijn. Elke medeplichtigheid daaraan moeten wij voorkomen.

In het rapport staat dat het gaat om bijna 2000 meldingen van wapendoorvoer, voornamelijk vuurwapens en munitie. Als het exporten waren geweest vanuit Nederland, was er mogelijk geen vergunning verleend. Omdat het echter om doorvoer gaat, dus handel via Nederland, kan het vaak wel. Nederland knijpt dan een oogje dicht, wat niet alleen leidt tot misstanden maar ook tot medeplichtigheid aan verwoesting en oorlog. Het rapport geeft daarvan enkele voorbeelden, zoals de wapendoorvoer via Nederland van Tsjechische wapens aan de regering van Sri Lanka, waar een bloedige oorlog woedde. De SP wil dus niet alleen de export maar ook de doorvoer van wapens aan strenge regels onderwerpen.

Ik heb in dit verband twee vragen. Is de minister bereid om elke wapendoorvoer via Nederland afzonderlijk te toetsen, ook als het om bevriende landen gaat? Wil de regering zich in Europees verband hard maken voor een helder, eenduidig beleid, zodat wij in heel Europa gewoon dezelfde strenge regels hanteren?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. Hij heeft ook voor de eerste beantwoording drie minuten.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ook ik heb uiteraard kennisgenomen van het rapport van de Campagne tegen Wapenhandel. Daarin staan voor mij weinig nieuwe gegevens, omdat men zich baseert op de informatie die het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zelf op het internet zet; wij zijn transparant.

De kritiek over de leveranties van bondgenoten aan derde landen is ook bekend. De Kamer weet dat Nederland het beleid hanteert dat wij onze eigen uitvoer toetsen aan de criteria die in de Europese Unie zijn afgesproken. Voorts controleren wij of de doorvoer van niet-bondgenoten aan die criteria voldoet. Leveranties van niet-bondgenoten, als zij via Nederlandse havens en luchthavens gaan, vallen gewoon onder hetzelfde regime. Niet-bondgenoten hebben dus een vergunningplicht. Als het bondgenoten betreft die eenzelfde exportcontrole uitvoeren als Nederland, zijn wij van een goed gebruik verzekerd en hoeven wij die toetsing dus niet nog eens over te doen. Binnen de Europese Unie streven wij uiteraard naar een goede hantering van de criteria die binnen de Europese Unie overal hetzelfde zijn. De desbetreffende landen, namelijk EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten, hebben eenzelfde exportcontroleregime als wij. Derhalve gaan wij niet nog eens extra controle uitvoeren. Die bondgenoten hebben niet alleen een volwaardige exportcontrole, maar toetsen, nogmaals, hun uitvoer ook aan vergelijkbare criteria.

Mijn antwoord op de tweede vraag is ja. Wij streven naar een strikte toepassing, ook binnen de Europese Unie, van de criteria ten aanzien van wapenexport. Wat betreft de doorvoer van leveranties van bondgenoten, dus de niet-Nederlandse export, volg ik de heer Van Dijk niet. Dat hebben opeenvolgende kabinetten gedaan en de Kamer heeft dat altijd onderschreven. Ik zie geen aanleiding om het regime op dit punt te veranderen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister zegt dat hij eigenlijk niets nieuws heeft gehoord, dat hij het rapport al kent. Wat is dan zijn reactie op de voorbeelden die in dat rapport worden genoemd, waaruit duidelijk blijkt dat het beleid rondom wapenhandel en wapenexport niet deugt? Ik heb het voorbeeld genoemd van Tsjechische wapens die via Nederland in Sri Lanka terechtkwamen, waar een bloedige oorlog plaatsvindt.

Hoe verklaart de minister dat Duitsland, ook een EU-lid, wel een eigen vergunningbeleid hanteert? Hij zegt nu dat Nederland dat niet hoeft te doen omdat de bondgenoten hun eigen keuring hebben gedaan. Duitsland doet wel alsnog een eigen keuring en zou in dit opzicht een voorbeeld moeten zijn. Ik hoor hier graag een reactie op. Ik wil extra benadrukken dat het hier niet om bloemen gaat, maar om wapens. Wij kunnen hier niet voorzichtig genoeg mee zijn.

Ik heb nog een punt wat betreft Tunesië, waar op dit moment een heftige crisis is. Ik heb een voorbeeld gevonden van een Nederlands bedrijf dat in 2009 een richtkijker heeft verkocht aan Tunesië. Richtkijkers zijn bedoeld voor scherpschutters, om mensen mee te kunnen doden. Het is goed nieuws dat de dictator van Tunesië is opgestapt, maar Nederland moet zich verre houden van het geweld dat daar op dit moment plaatsvindt. Kan de minister reageren op deze specifieke transactie, deze verkoop van een richtkijker vanuit Nederland aan Tunesië?

Minister Verhagen:

De heer Van Dijk is tegen wapenhandel als zodanig. Dat is zijn goed recht, maar dat is niet het beleid van een meerderheid van de Tweede Kamer en opeenvolgende Nederlandse regeringen. Wij zijn zeer strikt in het handhaven van embargo's. Indien de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld de VN of de EU, een wapenembargo instelt, zien wij erop toe dat er geen wapens naar de betreffende landen gaan.

Binnen de EU is een gemeenschappelijk standpunt geformuleerd – Nederland is daar de voortrekker van geweest – waarin acht criteria worden genoemd waaraan wapenexport moet worden getoetst, ook als er geen sprake is van een wapenembargo. Daaraan wordt strikt de hand gehouden. Lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht om te rapporteren en deze rapportages worden getoetst. Die informatie wordt uitgewisseld. Als Duitsland bijvoorbeeld geen wapens of geen richtkijkers levert aan Tunesië, doen wij dat ook niet.

Er zijn toetsen en er wordt iedere jaar verantwoording afgelegd aan de Kamer op basis van een jaarverslag. De Stichting Campagne tegen Wapenhandel geeft Nederland een compliment voor de transparantie van ons wapenexportbeleid, waarover in de Kamer verantwoording wordt afgelegd. Wij houden vast aan de bestaande lijn: niet-bondgenoten, niet-EU-lidstaten zijn vergunningplichtig. EU-lidstaten en bondgenoten hanteren gelijke criteria, dus wij gaan niet toetsen wat zij zelf zouden moeten toetsen.

De voorzitter:

Ik geef het opnieuw het woord aan de heer Van Dijk, voor een minuut.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter, ik krijg nog één kans in de nieuwe opzet van het vragenuurtje.

De voorzitter:

Twee zelfs, als u het kort houdt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik moet vaststellen dat de minister volstrekt niet ingaat op mijn vragen. Ik heb hem gevraagd waarom Duitsland wel alsnog zelf toetst, waarom hij daar niet naar kijkt. Ik heb hem gevraagd om in te gaan om het voorbeeld van de Tsjechische wapens die via Nederland naar een oorlogsgebied zijn gegaan, of hij dat met mij afkeurt en of hij bereid is om eerlijk te zeggen dat het beleid heeft gefaald tot nu toe. De minister zegt: het gaat allemaal prima, wij gaan niets veranderen. Ik ben het daar volstrekt niet mee eens. Ik maak mij grote zorgen. Wapenexport is in veel gevallen buitengewoon zorgelijk. Het zou mooi zijn als de minister mij daarin nu gelijk zou geven.

Minister Verhagen:

Daar waar het gaat om niet-bondgenoten, zijn wij er niet van verzekerd dat uitvoer van wapens op basis van een goede exportcontrole plaatsvindt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Tsjechië!

Minister Verhagen:

Stil nou even!

De voorzitter:

De minister heeft het woord.

Minister Verhagen:

Dat is een helder antwoord hè? We controleren de staten die geen lid zijn van de EU. Dat doen wij om de doodeenvoudige reden dat wij er niet zeker van zijn dat zij die criteria hanteren. Binnen Europa rapporteert elk land waarom het bepaalde transacties niet wenst. Een en ander wordt in die lidstaten besproken en er wordt op toegezien dat elke lidstaat die criteria hanteert. Het is aan Duitsland om te beoordelen of het allerlei zaken al dan niet toestaat. Ik heb hier te maken met het afleggen van verantwoording aan het Nederlandse parlement. We hebben hierover tientallen malen gesproken en steeds is gezegd dat er geen overbodige regels moeten zijn maar dat we er wel op moeten toezien dat de criteria in de gehele EU op dezelfde wijze worden gehanteerd. Daarop zien we toe.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk, u hebt nog negentien seconden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vraag de voorzitter wat zij ervan vindt dat de minister totaal geen antwoord geeft op mijn vragen. Ik heb hem een vraag gesteld over Tsjechië, maar hij heeft het alleen over Duitsland. En ik heb hem gevraagd of hij onderzoek wil doen naar de verkoop van een richtkijker van een Nederlands bedrijf aan Tunesië. Dat zijn twee concrete vragen.

Minister Verhagen:

Met betrekking tot Tunesië zeg ik dat elke wapenexportvergunning vanuit Nederland op basis van die criteria wordt getoetst en dat daarover verantwoording wordt afgelegd aan de Kamer. Met andere woorden, ook over de exportvergunning die voor een nachtkijker is verleend aan een Nederlands bedrijf ten behoeve van Tunesië, wordt aan de Kamer verantwoording afgelegd. Daarover zal aan de hand van het jaarverslag worden gesproken. De Kamer kan daarover dan uitvoerig spreken met zowel de minister van Buitenlandse Zaken als met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Zij dienen daarover immers verantwoording af te leggen.

Ik zeg nogmaals dat ik over Tsjechië geen oordeel kan uitspreken, omdat ik niet het concrete geval in Nederland heb getoetst. Daarop kunt u mij aanspreken. Daarnaast kunt u mij erop aanspreken dat binnen de EU dezelfde richtlijnen worden gehanteerd en dat dezelfde criteria daar op een juiste wijze worden toegepast. Als u mij daarop aanspreekt, zeg ik daar ja op. Dan zullen wij namelijk nagaan of ook Tsjechië zich houdt aan de criteria die binnen de EU zijn afgesproken.

Naar boven