Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011(32500 XVI);

het wetsvoorstel Slotwet en jaarverslag Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2009 (32360 XVI, nr. 1);

het jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2009 (32360 XVI, nr. 3);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2009 (32360 XVI, nr. 4);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2011 (32500 XVII), onderdeel gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader;

het wetsvoorstel Slotwet en jaarverslag begroting van Jeugd en Gezin 2009 (32360 XVII, nr. 1), onderdeel gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader;

het jaarverslag van Jeugd en Gezin (32360 XVII, nr. 3), onderdeel gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader;

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag Jeugd en Gezin (32360 XVII, nr. 4), onderdeel gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader

, en van:

- de motie-Van der Veen c.s. over de voor- en nadelen van een meer inkomensafhankelijke premie (32500 XVI, nr. 23);

- de motie-Van der Veen c.s. over niet overgaan tot het introduceren van winstuitkeringen in de zorg (32500 XVI, nr. 25);

- de motie-Van der Veen c.s. over overleg met de Kamer over uitbreiding van het B-segment (32500 XVI, nr. 26);

- de motie-Van der Veen c.s. over de invulling van de basiszorg (32500 XVI, nr. 27);

- de motie-Van der Veen c.s. over aandoeningen met een lage ziektelast (32500 XVI, nr. 28);

- de motie-Van der Veen c.s. over afzien van het afschaffen van de werelddekking (32500 XVI, nr. 29);

- de motie-Wolbert c.s. over een passende indicatiestelling voor alle AWBZ-verzekerden (32500 XVI, nr. 30);

- de motie-Wolbert c.s. over een mogelijke afstandsindicatie bij voortgezet tweetalig onderwijs aan doven (32500 XVI, nr. 31);

- de motie-Wolbert/Wiegman-van Meppelen Scheppink over oplossen van de huidige wachtlijst voor pgb's (32500 XVI, nr. 32);

- de motie-Wolbert/Voortman over afzien van de indexeringsstop en de 3% korting op pgb-tarieven (32500 XVI, nr. 33);

- de motie-Wolbert/Wiegman-van Meppelen Scheppink over begeleiding voor mensen met een IQ hoger dan 70 en meervoudige problematiek (32500 XVI, nr. 34);

- de motie-Wolbert/Wiegman-van Meppelen Scheppink over wettelijk verankeren van het pgb en vaststellen van de tarieven (32500 XVI, nr. 35);

- de motie-Wolbert over beloningen in de zorg onder de wettelijke norm voor beloningen in de publieke en semipublieke sector (32500 XVI, nr. 36);

- de motie-Venrooy-van Ark c.s. over financiering van kleinschalige wooninitiatieven vanuit het pgb (32500 XVI, nr. 37);

- de motie-Venrooy-van Ark c.s. over de wijze waarop het pgb wettelijk verankerd wordt (32500 XVI, nr. 38);

- de motie-Kooiman over alternatieven om in de jeugdzorg geen eigen bijdrage te hoeven invoeren (32500 XVI, nr. 39);

- de motie-Kooiman/Voortman over in stand houden van het wettelijk recht op jeugdzorg (32500 XVI, nr. 40);

- de motie-Kooiman/Voortman over tegengaan van de stijgende wachtlijsten in de jeugdzorg (32500 XVI, nr. 41);

- de motie-Leijten/Van Gerven over waarborgen van de professionele autonomie van artsen en hulpverleners (32500 XVI, nr. 42);

- de motie-Leijten over beperken van het oppotten van geld door zorginstellingen in een RAK (32500 XVI, nr. 43);

- de motie-Leijten over niet afschaffen van de macronacalculatie (32500 XVI, nr. 44);

- de motie-Uitslag c.s. over wegnemen van belemmerende regelgeving voor vrijwilligers (32500 XVI, nr. 45);

- de motie-Dijkstra/Voortman over alternatieven voor de bezuiniging op het aantal ivf-behandelingen (32500 XVI, nr. 46);

- de motie-Dijkstra over onderzoek door de Algemene Rekenkamer naar de besteding van AWBZ-middelen (32500 XVI, nr. 47);

- de motie-Dijkstra over wetenschappelijk onderzoek naar preventieactiviteiten (32500 XVI, nr. 48);

- de motie-Dijkstra over mogelijke financiering van de behandeling van secundaire geslachtskenmerken bij transgenders (32500 XVI, nr. 49);

- de motie-Dijkstra over implementatie van de tolerantiescan en de overige maatregelen uit het Masterplan Roze 50-plus (32500 XVI, nr. 50);

- de motie-Dijkstra over veiligstellen van de kennis en kunde van het CBO (32500 XVI, nr. 51);

- de motie-Dille over omzetten van de huidige meldcode kindermishandeling in een wettelijke meldplicht voor beroepskrachten (32500 XVI, nr. 52);

- de motie-Agema c.s. over de rollator en andere loophulpmiddelen in het basispakket houden (32500 XVI, nr. 53);

- de motie-Agema over clusteren van het onderzoek naar alzheimer (32500 XVI, nr. 54);

- de motie-Voortman over een nulmeting naar het huidige aantal medewerken in de zorg (32500 XVI, nr. 55);

- de motie-Voortman/Dijkstra over verschuiven van de ingangsdatum van eventuele wijzigingen in de pgb's naar 1 juli 2011 (32500 XVI, nr. 56);

- de motie-Voortman c.s. over niet in gevaar mogen komen van wooninitiatieven door maatregelen in het pgb (32500 XVI, nr. 57);

- de motie-Voortman/Kooiman over een stappenplan voor de wijzigingen aan het stelsel van jeugdhulpverlening (32500 XVI, nr. 58);

- de motie-Voortman/Kooiman over financiële onderbouwing van de efficiencykorting in de jeugdzorg (32500 XVI, nr. 59);

- de motie-Voortman/Kooiman over voortzetten van de pilots voor opvang van slachtoffers van eergerelateerd geweld (32500 XVI, nr. 60);Voorzitter

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over uitstellen van de bezuiniging op mentorschapsprojecten (32500 XVI, nr. 61);

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over financieren van het LPGGz en platform VG (32500 XVI, nr. 62);

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink over verkeerd diagnosticeren van doven en slechthorenden (32500 XVI, nr. 63);

- de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink over een tolk gebarentaal voor media-uitzendingen van de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (32500 XVI, nr. 64);

- de motie-Van der Staaij c.s. over aanpakken van de knelpunten in de palliatieve zorg (32500 XVI, nr. 65);

- de motie-Van der Staaij c.s. over bevorderen van betere naleving van de normen voor de verkoop van alcohol aan jongeren (32500 XVI, nr. 66);

- de motie-Ouwehand c.s. over een overzicht van de relatie tussen groen in de omgeving en gezondheid (32500 XVI, nr. 67);

- de motie-Ouwehand c.s. over oormerken van onderzoeksbudget voor alternatieven voor dieproeven (32500 XVI, nr. 68).

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

Minister Schippers:

Voorzitter. Ik dank graag alle leden voor hun vragen en hun inbreng in eerste termijn. Voordat ik inga op de inhoud van de ingediende amendementen het volgende. Wij hebben nog een taakstellende bezuiniging op subsidies van 10 mln. in het jaar 2011, oplopend naar 100 mln. in 2014 en verder. Het regeerakkoord koppelt een belangrijk deel van deze taakstelling expliciet aan de beleidsthema's beïnvloeding levensstijl, antiroken en patiëntenverenigingen. Dit bekent dat uiterst terughoudend omgegaan moet worden met het verhogen van subsidies, zoals gebeurt in sommige van de ingediende amendementen.

Ik kom toe aan de amendementen, met als eerste het amendement op stuk nr. 16 van het lid Kooiman over het Erfocentrum. Het Erfocentrum is een jaarlijks terugkerend agendapunt bij de begroting. Het is een belangrijk centrum waar belangrijke dingen gebeuren. Het Erfocentrum heeft vorig jaar € 250.000 gehad en kon daarop draaien. Eigenlijk ben ik voornemens om hetzelfde bedrag, dus weer € 250.000, voor volgend jaar toe te kennen. In tijden van bezuinigingen vind ik het terecht als een instelling het in het komend jaar gaat doen met hetzelfde bedrag als waarmee ze het dit jaar heeft gedaan.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Het Erfocentrum kreeg minder. Het geeft aan dat het minimaal € 250.000 nodig heeft. Zegt de minister nu toe dat het hetzelfde bedrag krijgt als het vorig jaar heeft gekregen?

Minister Schippers:

De getallen die u noemt in uw amendement komen ons niet bekend voor. U zegt in uw amendement dat het op jaarbasis € 400.000 nodig heeft. Dit jaar moet het met € 250.000. Er is een economische crisis, we moeten zuinig zijn. En ik zou zeggen: volgend jaar geven we het weer € 250.000. De aanvraag loopt nu nog; er zijn termijnen, de aanvraag is bij ons ingediend, wij kijken ernaar en kennen eventueel toe. Zo ver zijn we nu nog niet. Vooruitlopend daarop kan ik zeggen dat wij hetzelfde bedrag als vorig jaar gaan toekennen. Dus niet de vier ton waarvan sprake is in uw amendement, want dat zou een financiële ruimte geven die het vorig jaar niet had en dat vind ik in deze tijd niet verantwoord.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik begrijp dat het centrum komend jaar hetzelfde bedrag krijgt als het dit jaar heeft ontvangen? Dat zegt u bij dezen toe?

Minister Schippers:

De € 250.000 die het vorig jaar had, krijgt het van mij volgend jaar weer.

Ik ga verder met het amendement op stuk nr. 17, over suïcidepreventiebeleid. In eerste termijn heb ik met mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink besproken dat dit een opstartsubsidie was. Mevrouw Wiegman zei dat zij er eigenlijk van uitging dat de verzekeraars het goede werk zouden overnemen, maar dat kunnen ze niet. Dat is onjuist: verzekeraars kunnen dat wel, verzekeraars doen ook dat soort zaken op allerlei terreinen. Zij kunnen dit dus nu al overnemen en de subsidie loopt tot april. Ik ben van plan om met verzekeraars te bespreken of zij het daarna willen overnemen. Ik ontraad echter wel het amendement dat stelt dat de overheid dit weer moet gaan doen. Ik ben dus bereid om in een gesprek met de verzekeraars de mogelijkheden te verkennen om dit belangrijke werk voort te zetten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben in ieder geval blij met de toezegging van de minister dat zij dit gesprek aangaat; ik denk dat dit een heel belangrijke stap is. Ik hoop dat de minister het amendement goed begrijpt, want het gaat om één jaar en niet om een – om dat verschrikkelijke woord maar eens te gebruiken – subsidie-infuus, maar ook over een dekking vanuit een post waarin de uitgaven lager zijn gebleken dan geraamd. Wat is er dan mis om deze financiële basis ook voor het volgende jaar veilig te stellen, zodat het gesprek met de verzekeraars in alle rust en in een goede setting kan plaatsvinden? Dan hebben we volgend jaar ook heel scherp wat voor de lange termijn kan gaan gebeuren.

Minister Schippers:

Dit loopt pas over vier maanden af. Ik denk dat dit een heel redelijke termijn is voor zo'n gesprek. Deze organisatie wist dat het een startsubsidie betrof. Ik wil bevorderen dat het werk wordt voortgezet, dus daarvoor wil ik mij zeker inzetten. Ik ben er niet voor om die subsidie te verlengen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dan ben ik bang dat we niet zo veel verder komen. In tweede termijn heb ik nog een appel gedaan om weer een volgend telefoonnummer te openen: 113Online, naast 114-red een dier. Ik vind dat dit moet worden zekergesteld, omdat het ontzettend waardevol is voor onze samenleving, voor al die mensen die op deze anonieme manier hulp zoeken.

Minister Schippers:

Ik zie het belang en wil dus graag in gesprek met de verzekeraars om, zoals blijkbaar bij de start ervan de bedoeling was, dit door hen te laten voortzetten.

Het amendement van mevrouw Dijkstra op stuk nr. 18 over de regionale toetsingscommissies euthanasie. Ik ontraad dit amendement, omdat juist dit jaar vijf fte's zijn toegevoegd. Deze mensen worden op dit moment geworven. Het probleem dat mevrouw Dijkstra signaleert, hebben wij dus ook gesignaleerd. Wij werken verder aan een oplossing door vijf fte's te werven. Als die vijf fte's aan de slag zijn, wil ik evalueren of het voldoende is.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Hartelijk dank aan de minister dat zij hier werk van maakt. Ik zou nog wel heel graag willen weten op welke termijn die mensen er zijn, want de wachttijden en de termijnen van de toetsingscommissies lopen echt heel hoog op. De situatie is dus nijpend.

Minister Schippers:

Dat moeten wij inderdaad niet hebben.

Op dit moment worden er vijf mensen geworven. Die mensen moeten vervolgens worden ingewerkt en pas daarna weten wij of het werkt. Laten wij de vinger goed aan de pols houden!

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik zou toch graag een afspraak maken over een termijn. De minister moet daar toch iets over kunnen zeggen, bijvoorbeeld dat wij over een halfjaar bekijken of het echt iets heeft opgelost.

Minister Schippers:

Dat kan ik pas doen als die mensen in functie zijn. Wij zijn nu mensen aan het werven en dat is niet makkelijk, want wij zijn op zoek naar deskundige mensen. Het is immers zwaar werk dat om deskundigheid vraagt. Als de juiste mensen aan de slag zijn, kunnen wij een halfjaar of een jaar later beginnen met de evaluatie.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik houd heel graag met de minister de vinger aan de pols.

Minister Schippers:

Het amendement op stuk nr. 20 van mevrouw Ouwehand over alternatieven voor proefdieren. Ik sta positief tegenover haar wens om een impuls te geven voor alternatieven voor dierproeven. De dekking van het amendement is echter ondeugdelijk, omdat het juridisch verplicht is om het geld op deze manier te besteden. Bovendien is het Olympisch Plan 2028 ook nog eens een prioriteit in het regeerakkoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

In overleg met de mensen van het BOR heb ik onderzocht welk deel juridisch verplicht is. Dat was ons namelijk onduidelijk. Kan de minister mij zeggen welke budgetflexibiliteit er nog is? Ik vraag dat, omdat ik het amendement graag in stemming wil laten brengen. Ik heb dit bedrag dus met de natte vinger ingevuld, omdat de budgetflexibiliteit ons niet duidelijk was. Als de minister mij een concreet antwoord geeft, kan ik het amendement eventueel aanpassen.

Minister Schippers:

Daarvoor is hier geen ruimte. Als mevrouw Ouwehand mij vraagt om uit het hoofd aan te geven waar er in de begroting nog ruimte zit, moet ik dat toch echt nakijken.

Voorzitter. Mevrouw Ouwehand heeft op stuk nr. 21 een sympathiek amendement ingediend, omdat ik sympathie voel voor het doel ervan. De middelen van Life, Sciences & Health zijn wel al in een FES-project belegd. Een FES-project wordt pas toegekend als er een gedetailleerd onderzoeksplan is voorgelegd. Ik ben desondanks bereid om te verkennen of er toch mogelijkheden zijn in het project om ruimte te maken voor dit doel. Ik kom hierop graag schriftelijk terug.

Ten slotte het amendement van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink over de motie-Willemse/Van der Ploeg. Zojuist zei ik al dat in het regeerakkoord een taakstelling is opgenomen voor de patiëntenorganisaties. Verder heb ik in het debat over preventie opgemerkt dat wij zuinig moeten zijn op de patiëntenorganisaties. Ik zal moeten bezien hoe ik de pijn evenwichtig en zorgvuldig kan verdelen over het beleidsdomein waar dit onder valt. Ik heb dan ook toegezegd om hierop volgend jaar terug te komen. Dat is de reden dat ik het amendement ontraad.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ook hier is iets in gang gezet, waarvan het belang door de hele Kamer wordt onderkend. Het is echter nog niet goed geregeld. Volgend jaar wordt een visie op de koepels naar de Kamer gestuurd. Die is ook in de begroting aangekondigd. Wij zijn dan toch echt aan onszelf verplicht om deze twee koepels op de been te houden. Wij mogen deze namelijk niet kwijtraken. Daarom vragen wij om een eenmalige subsidie totdat wij de hele PGO-structuur, inclusief subsidies, goed op orde hebben.

Minister Schippers:

Ik hecht zeer aan het belang van patiëntenverenigingen. Tegelijkertijd heb ik een taakstelling bovenop de begroting. Die moet bij de voorjaarsnota nog worden ingevuld. Ik kom hierop dus terug, want dan moet ik mijn taakstelling van bezuinigingen uit het regeerakkoord verdedigen. Als ik weet dat ik die taakstelling op precies dit onderdeel heb, zou het raar zijn dat ik nu meega met dit amendement. Dat kan ik helaas niet doen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wij zijn het hier dus blijvend over oneens. Ik heb ruimte hiervoor gevonden op de begroting. Daarmee heb ik het de minister gemakkelijk gemaakt. De dingen zijn namelijk ruim begroot. Volgens mij moet je voor een jaar iets daarin kunnen schuiven. Kan de minister dan op zijn minst zeggen wat haar inzet zal zijn om de plek van deze twee belangrijke koepels die op dit moment nog niet goed zijn opgenomen in de PGO-structuur, ook voor komend jaar te waarborgen?

Minister Schippers:

Ik blijf bij mijn oordeel over dit amendement. Ik zal de vraag van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink wel schriftelijk nader beantwoorden. Er wordt namelijk toch pas eind van het jaar gestemd over de amendementen. Ik zal dus wel schriftelijk antwoorden op het amendement, maar ik ontraad de aanneming ervan.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Er rest mij niets anders dan de schriftelijke reactie tegemoet te zien. Ik verwacht dat die inderdaad voor het eind van het jaar en dus voor de stemmingen over de amendementen binnen zal komen.

Minister Schippers:

Dit zeg ik toe.

Ik kom nu op de moties; allereerst op de motie-Van der Veen c.s. op stuk nr. 23 (32500 XVI). Deze motie gaat over de inkomensafhankelijke premie. Het debat over die premie keert steeds terug, niet alleen in de afgelopen vijf, tien, vijftien of twintig jaar. Volgens mij bestaat er al dertig jaar een felle discussie over de inkomensafhankelijke premies. Bij de Zorgverzekeringswet is ook uitvoerig besproken welke premiestructuur wij daarvoor willen invoeren. Wij hebben kasten vol onderzoek. Ik heb gisteren al gezegd dat ik nu niet weer een onderzoek wil laten doen naar hetzelfde punt. Daar is echt al heel vaak onderzoek naar gedaan. Ik heb niet zo veel ambtenaren, want wij krimpen het ambtenarenapparaat in. Ik zet die liever in voor de uitvoering van het afgesproken beleid en daarom ontraad ik de aanneming van de motie.

De heer Van der Veen (PvdA):

Er is ook sprake van voortschrijdend inzicht. Niet voor niets verwijzen wij in onze motie naar het Duitse systeem. Er zijn ook latere onderzoeken verschenen waaruit blijkt dat je zowel de concurrentiekracht van de verzekeraars overeind kunt houden – dat speelde met name een rol bij de discussie rond de Zorgverzekeringswet – als de lasten eerlijker kunt verdelen. Zelfs het zogenaamde omslagpunt kun je op een redelijk hoog niveau vaststellen. Ik voel er dus voor om dit onderzoek toch te laten doen, al is het maar om eenduidig antwoord te krijgen op enkele vragen die ontstaan zijn als gevolg van nieuwe ontwikkelingen.

Minister Schippers:

Ik ben van mening dat hier veel onderzoek naar gedaan is. Er is vast wel een universiteit of iemand die wil afstuderen of promoveren bereid om hier onderzoek naar te doen. Vanuit de overheid wil ik dat eigenlijk niet laten doen.

Vervolgens ga ik in op de motie-Van der Veen/Voortman op stuk nr. 24 (32500 XVI) ten aanzien van de hogere inkomens die ontzien zouden worden met het verzoek om de beloningscode voor bestuurders en toezichthouders te verankeren. Die motie is later nog aangepast.

De voorzitter:

Minister, de heer Van der Veen heeft zijn tweede motie ingetrokken.

Minister Schippers:

Ja, die wordt nu nummer 14.

De voorzitter:

Dat is een andere motie.

Minister Schippers:

Ja, die is iets aangepast. Daar staat namelijk: verzoekt de regering beloningen voor bestuurders en toezichthouders in de zorgsector onder het eerste regime van de wettelijke norm voor beloningen in de publieke en semipublieke sector te laten vallen.

De voorzitter:

Dat is de motie-Wolbert op stuk nr. 36 (32500 XVI).

Minister Schippers:

Is dat die motie? Sorry, ik dacht dat de heer Van der Veen die zo had aangepast. Excuus hiervoor. Deze gaat over de beloning van bestuurders en toezichthouders. In de sector is een beloningscode afgesproken. Die is op 1 september 2009 ingegaan, één jaar geleden dus, en geldt voor één jaar. Ik vind het te vroeg om nu al over te gaan op een wettelijke regeling. Ik ontraad dan ook het aannemen van de motie. Ik geef nog wel aan dat in het regeerakkoord is afgesproken dat er een beperking komt op de gouden handdruk voor bestuurders die weg moeten; die krijgen vaak behoorlijk wat geld mee, maar dat wordt beperkt tot € 75.000. Dat punt heeft de PvdA-fractie niet in haar betoog meegenomen en daarop wilde ik nog even de aandacht vestigen. Naar mijn mening moet een beloningscode die door de sector zelf is ingevoerd – die duurt nu een jaar – ook door de sector zelf worden afgedwongen. Ik vind dat de sector de plicht heeft om die code niet vrijblijvend te laten zijn. De sector moet actie nemen als er instellingen zijn die die code niet toepassen.

Mevrouw Leijten (SP):

De minister zegt dat zij niet kan garanderen dat koepels van patiëntenorganisaties overeind blijven omdat er bezuinigd moet worden. Dat staat in schril contrast met het niet aanpakken van beloningen boven het salaris van de minister-president. Die code is weliswaar in werking getreden, maar wij weten allemaal dat er op dit moment interim-personeel aan het werk is voor meer dan € 5000 per dag. Ik bedoel natuurlijk voor meer dan € 5000 per week; het is € 1000 per dag. Wij weten dat de code met voeten wordt getreden. Als de minister zegt dat zij moet bezuinigen en de patiëntenorganisaties daarom niet overeind kan houden, dan verzoek ik haar met klem om ook te zeggen dat bij topinkomens, die betaald worden door premie- en belastinggeld, de norm door haar gehandhaafd wordt op het salaris van de minister-president. Is dat nu zo moeilijk?

Minister Schippers:

Voorzitter. Het betreft een private sector. Ingrijpen op de manier die nu wordt voorgesteld, is juridisch kwetsbaar. De vorige regeringen hebben wel een traject ingezet omdat zij het ook ongewenst vonden dat er bestuurders waren in premiegefinancierde sectoren die te veel geld zouden verdienen. Dat traject is ingezet met de commissie-Dijkstal. Daaruit zijn allerlei zaken voortgevloeid. De sector heeft het zichzelf aangetrokken en een beloningscode gemaakt. Die is vorig jaar ingegaan. Laten wij de sector die beloningscode laten uitvoeren.

Mevrouw Leijten (SP):

Het kabinet heeft al een aantal besluiten genomen, waaronder een besluit waarop de SP lang aangedrongen heeft en het erg mee eens is. Organisaties voor ontwikkelingssamenwerking die meer betalen aan hun bestuurders dan een wettelijk bepaald maximum krijgen geen subsidie meer. Dat zijn private ondernemingen, maar omdat het gaat om belastinggeld, zijn normen opgelegd. Hetzelfde geldt voor de zorg. Ik stel vast dat de minister met twee maten meet. Zij laat de premie en het eigen risico stijgen, de zorgtoeslag minder worden, maar aan het verdienen aan de top doet zij niets. Ik vind dat echt niet kunnen.

Minister Schippers:

Ten eerste geven wij geen subsidies aan deze organisaties. Ten tweede is er net een beloningscode ingevoerd. Het kabinet heeft daarbovenop gezet dat het afgelopen moet zijn met de gouden handdrukken die mensen meekrijgen als zij de instellingen verlaten. Ik vind dat dit kabinet het probleem wel degelijk serieus neemt.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Ik sluit mij uiteraard aan bij de woorden van mevrouw Leijten. Mijn vraag aan de minister is wanneer het moment is aangebroken dat een code een wettelijke verankering krijgt. De minister zegt: geef het veld een kans. Wanneer grijpt het kabinet echter in?

Minister Schippers:

De heer Van der Veen stelt binnen een jaar een wettelijke verankering voor en het is evident dat ik dat veel te snel vind. Naar mijn mening moet de sector eerst de kans krijgen om de code door te voeren. Het is bovendien logisch dat de sector actie onderneemt als die niet wordt nageleefd; waarom is er anders een code? Laten wij eerst maar eens kijken hoe dat in deze sector gevolg krijgt.

De heer Van der Veen (PvdA):

Doet u het dan na twee jaar, drie jaar, vier jaar? Wanneer wordt dit geëvalueerd?

Minister Schippers:

Laten wij eerst maar eens kijken hoe het gaat. Ik vind het veel te snel om te dreigen met wettelijke verankering van die code voordat deze goed en wel heeft kunnen werken. Alles op zijn tijd.

De heer Van der Veen (PvdA):

Is het naar de mening van de minister stimulerend voor de sector om zich aan de code te houden als zij niet aangeeft wanneer het moment is aangebroken dat zij ingrijpt?

De voorzitter:

Mijnheer Van der Veen, ik gaf u geen gelegenheid tot interrumperen.

Minister Schippers:

We zitten er allemaal bovenop. Iedereen kijkt naar de publicaties. Ik heb echt wel het idee dat dat scherp zal worden gevolgd, niet alleen door mij maar ook door u.

Dan kom ik bij de motie van de heer Van der Veen ten aanzien van het kunnen uitkeren van winst. Wij hebben daarover in eerste termijn gedebatteerd. Wij verschillen hierover van mening. Ik vind het een belangrijke stap. Ik zou deze motie dan ook willen ontraden.

Mevrouw Leijten (SP):

De minister behandelt nu de moties, maar ik heb ook nog een vraag gesteld over winstuitkeringen, stijgende zorgkosten en de premies die daarvoor moeten worden betaald.

Minister Schippers:

Wij hebben nu geen winstuitkering. Hebt u dit gevraagd in uw tweede termijn? Dan heb ik mijn aantekeningen daarbij gemaakt. Ik antwoord per afgevaardigde op de inbreng, zo heb ik het gesorteerd. Ik doe dat voor het eerst en vond het al een enorme administratie. Dus ik wil die niet de eerste keer meteen door de war gooien.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat kan ik mij voorstellen. Als dit nog komt, stel ik dan de vraag.

Minister Schippers:

Als ik het daar vergeet, komen wij erop terug.

Dan de motie van de heer Van der Veen over de uitbreiding van het B-segment. Ook daarover hebben wij in eerste termijn uitvoerig gediscussieerd. Ik vind dat wij hier echt niet mee moeten wachten. Wij weten genoeg. Het is niet zo dat wij op basis van niets hier besluiten nemen. Wij wachten ook, net als andere keren, het advies van de NZa af. Ik vind dat er voldoende ervaringen zijn en dat wij niet onderbelicht moeten laten dat wij echt met ons systeem "stuck in the middle" zitten, zoals het heroverwegingsrapport dat heeft aangegeven. Langer daarin blijven zitten is wat mij betreft ongewenst en slecht voor de patiënt en voor de premiebetaler. Dus ik wil de motie ontraden.

Dan de motie van de heer Van der Veen ten aanzien van de basiszorg. Ik heb al eerder aangegeven dat ik dit een sympathieke motie vind. Ik heb ook begrepen dat de termijn haalbaar is, dus ik vind dit een steun. Ik zou het oordeel dan ook aan de Kamer willen overlaten.

Vervolgens de motie ten aanzien van de lage ziektelast. Daarmee heb ik wel een probleem. Ik vind de vragen die hier worden gesteld overigens zeer relevant. Ik vind dus dat de motie aan de Kamer had kunnen worden overgelaten als de termijn niet was voor 1 maart 2011. Dat is een paar maanden, terwijl deze maatregel ingaat per 2015. Dus ik vind dat wij meer tijd moeten nemen, juist om dit goed te onderzoeken en juist om hier grondig naar te kunnen kijken. Dan vind ik deze termijn niet redelijk.

De heer Van der Veen (PvdA):

Daarmee heb ik geen probleem, zeker als het 2015 ingaat. Ik ben zelf ook voor zorgvuldig onderzoek. Heeft de minister ook een suggestie wat de datum betreft?

Minister Schippers:

Ik zou zeggen: als u er een jaar verlenging op zet, zitten wij in 2012. Dan kunnen wij er nog uitgebreid met elkaar over spreken in deze Kamer en eventueel op basis van die uitwisseling van gedachten zaken aanpassen. Dat lijkt mij zeker nog vroeg genoeg.

De heer Van der Veen (PvdA):

Geen probleem, dan pas ik de motie zo aan.

Minister Schippers:

Dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

Tot slot de motie-Van der Veen ten aanzien van de werelddekking. Wij hebben hierover ook in eerste termijn gesproken. De opbrengst is structureel 60 mln. dus het gaat niet nergens om. Inhoudelijk vind ik het een redelijk voorstel. Als mensen op reis kunnen naar verre landen en als zij geld hebben voor hun ticket en verblijf, maar ook voor de verzekering van hun koffer en hun fototoestel, dan vind ik het heel reëel als je aan hen vraagt om ook zichzelf te verzekeren voor de zorgkosten. Dus ik ontraad de motie.

De heer Van der Veen (PvdA):

Dat is een opvatting. In het verleden heeft dat enorm veel problemen gegeven en zijn mensen in moeilijkheden geraakt als zij in het buitenland zorg genoten doordat de dekking niet voldoende was. De werelddekking is nota bene door uw voorganger Hoogervorst ingevoerd. Ik had een vraag gesteld omdat u toch weer een uitzondering gaat maken voor ambtenaren en mensen die worden uitgezonden. Ik heb u gisteren gevraagd wat dit dan betekent voor die 60 mln. Ik heb als antwoord gekregen dat dat nog niet te zeggen is, maar ik zou het wel plezierig vinden om te weten wat het dan betekent dat deze groepen er weer uitgehaald worden.

Minister Schippers:

Dat begrijp ik, maar het antwoord dat ik vanochtend heb gegeven, is het antwoord dat ik op dit moment kan geven

Dan kom ik bij de heer Mulder, die mij vroeg wanneer de scenariostudie van het CPB klaar is. Begin 2011 bericht ik over de planning van deze studie, dus ik kom daarop nader bij u terug. Hij stelde dat het de primaire verantwoordelijkheid van de richtlijnontwikkeling en de implementatie bij de beroepsgroep ligt. Daar ben ik het mee eens. De heer Mulder vindt dat de beroepsgroep wat sneller in de benen zou mogen komen en niet moet afwachten tot een verzekeraar zaken doet die hem wat minder zinnen. Dat is deels ook de achterliggende gedachte van het kwaliteitsinstituut. Het kwaliteitsinstituut gaat beroepsgroepen die het laten liggen en niet snel genoeg zijn achter de broek zitten. Ik deel de mening van de heer Mulder daarover.

Dan de transparantie over berispingen en waarschuwingen. Daarover was er zojuist een debatje, ook met mevrouw Uitslag. Ik vind het ontzettend belangrijk dat een patiënt weet dat hij bij iemand komt die een berisping heeft gekregen. Wij moeten dat transparant maken, vooral voor patiënten. Zij moeten weten naar wie ze toe gaan. In de samenleving is dat heel normaal, maar bij de gezondheidszorg weten we het niet. Ik ga mij ervoor inzetten dat wij dit zo snel mogelijk inzichtelijk maken voor patiënten.

Ik kom bij het tempo waarin wij overstappen op vrije prijzen, ex-postmechanismen, afbouw en winstuitkering. Natuurlijk doen wij dat zorgvuldig. Wij doen niets overhaast. Er wordt een rustig tempo gevolgd, maar het tempo moet er wel in blijven. Ik hoor namelijk te weinig dat de huidige situatie ook risico's heeft. Dat moeten wij onderkennen. Het is in het nadeel van de patiënt en de premiebetaler als wij het tempo eruit halen.

Mevrouw Leijten stelt dat de premie die patiënten betalen in de winsten van investeerders terechtkomen in plaats van in de gezondheidszorg. Integendeel, want je kunt in dat geval overstappen naar een andere organisatie. De geschiedenis heeft geleerd dat dit dusdanige prikkels geeft dat er uiteindelijk wordt gekomen tot betere service, betere kwaliteit en lagere prijzen. Ik deel de mening van mevrouw Leijten dus niet, want ik vind dat wij betere service, betere kwaliteit en lagere prijzen nodig hebben. Daarom neem ik deze maatregelen.

Mevrouw Leijten heeft over de professionele autonomie van de arts een motie ingediend, motie nr. 42. Ik vind dat een overbodige motie. Mevrouw Leijten vroeg mij in eerste termijn of de professionele autonomie van de arts onaangetast blijft, omdat dit van wezenlijk belang is. Mijn antwoord daarop was: ja. Hoe helder kun je zijn? Ik zei niet: ja mits. Ik zei niet: ja maar. Ik zei eenduidig: ja. Dan komt mevrouw Leijten toch met deze motie. Ik vind die overbodig.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb dat gevraagd in relatie tot het belang van iemand die rendement wil halen uit een onderneming. Toen het daarover ging, sprak de minister mooie woorden over hoe ontzettend belangrijk het maken van winst is. In Amerika liggen de sterftecijfers bij dialysecentra waar winst wordt gemaakt, een stuk hoger dan waar geen sprake is van een winstuitkering. Dat soort cijfers is beschikbaar. Ik wil de zekerheid dat wij in Nederland nimmer die kant opgaan. De minister heeft gewezen op de professionele autonomie, maar er is ook een rendementsbelang. Nu is het de bank, maar straks wordt het de investeerder. Ik vind het storend dat de bank dan kan zeggen: doe die behandelingen maar niet meer, want dan hebben wij minder rendement.

Minister Schippers:

Het systeem in de VS is totaal anders en in die zin onvergelijkbaar met ons solidaire en collectieve systeem. Ziekenhuizen zijn voor hun financiering nu afhankelijk van banken, maar die kunnen nu ook niet zeggen wat de arts wel of niet mag voorschrijven. Dat kan helemaal niet. Dat kan een pensioenfonds straks ook niet. Ik heb dat gegarandeerd. Meer kan ik niet doen, dus de motie blijft overbodig.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wil de motie toch in stemming brengen, want ik kan wat dat betreft genoeg voorbeelden noemen, en die zijn er in de toekomst ook te bedenken. Wat ons betreft komt de winstuitkering er niet. Als er geld in de zorg wordt geïnvesteerd waar wat van overblijft, dan wordt dat weer terug geïnvesteerd in de zorg. Daar betalen wij allemaal premie voor. Om te waarborgen dat de professionele autonomie overeind staat en het kernpunt is van onze gezondheidszorg, breng ik deze motie in stemming.

De voorzitter:

Punt gemaakt. De minister vervolgt haar betoog.

Minister Schippers:

Als iemand iets aan mij vraagt en als ik dan ja zeg, kan ik de motie overbodig verklaren.

De voorzitter:

Dat punt had u al gemaakt.

Minister Schippers:

Ik kom op de motie op stuk nr. 43, waarin het gaat om geld oppotten in de reserve aanvaardbare kosten. Het gaat hierbij om bedrijfsvoering van zorginstellingen zelf. Wij hebben hierover regels voor de jaarverslaglegging vastgesteld. Voor een goede en gezonde bedrijfsvoering is een bepaalde reserve wel noodzakelijk. Je moet geld opzij kunnen zetten om bepaalde investeringen in de toekomst te kunnen doen, bijvoorbeeld voor de bouw of medische apparatuur. Je kunt ook onvoorziene tegenvallers hebben. Sterker nog, het kan op een gegeven moment zo ontzettend tegenvallen dat je ook een potje moet hebben om gewoon je mensen te kunnen blijven betalen, het loon door te betalen, of zorg te kunnen continueren. Ik zou deze motie dus willen ontraden.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik zeg niet "afschaffen" in die motie. Ik zou de minister toch willen vragen om hiernaar serieus te kijken. Er zijn zorginstellingen die zo veel in de RAK stoppen dat het weer overdreven is. Ik heb hiernaar gevraagd in de feitelijke vragenronde. Toen is er miniem op ingegaan. Er is in de schriftelijke beantwoording niet op ingegaan. Gisteren is er niet op ingegaan. Daarom ben ik gedwongen geweest om deze motie in te dienen. Wij hebben er geen debat over gehad. Ik vraag de minister, maatregelen te nemen om het zo veel mogelijk te beperken. Dat er enige mate van reserve voor risico's moet zijn, snap ik. Dat is ook voor een gezin handig, als er een nieuwe wasmachine nodig is. Maar nu zit er af en toe wel erg veel in.

Minister Schippers:

Er moet niet meer in zitten dan nodig is. Hier staat: "zo veel mogelijk". Ik vind dat er redelijke reserves moeten worden aangehouden. "Zo veel mogelijk" vind ik dus geen goede omschrijving.

De voorzitter:

Misschien een gewijzigde motie in de zin van wat de minister zo-even zei?

Minister Schippers:

Dat wacht ik dan af.

De voorzitter:

Het woord "redelijk" in plaats van "zo veel mogelijk"?

Mevrouw Leijten (SP):

Volgens mij is het verzoek om maatregelen te nemen zodat de RAK's zo veel mogelijk worden beperkt, heel erg logisch. Investeerders stellen allemaal weer andere eisen aan de risicopot. Banken stellen andere eisen. Zorgverzekeraars stellen andere eisen. Dat is een warboel. Zorginstellingen hebben vaak met meerdere financiers van doen. Daarom zou ik het niet meer dan logisch vinden dat vanuit de overheid duidelijk is: dit percentage is aanvaardbaar. Het moet niet bij de een 8% zijn, bij een ander 15% en bij weer een ander 25%. Dat is nu het probleem.

Minister Schippers:

Ik wil niet dat premiegeld zinloos in potjes wordt geduwd. Wel vind ik het een prettig idee dat instellingen en ziekenhuizen in Nederland een redelijke buffer hebben voor "slecht weer", om het zo maar te zeggen.

De voorzitter:

U hebt het oordeel gehoord. De minister vervolgt haar betoog.

Minister Schippers:

In de motie van mevrouw Leijten op stuk nr. 44 wordt uitgesproken dat de macronacalculatie niet dient te worden afgeschaft. In de begroting staat "vanaf 2012". Er staat echter ook dat dit gebeurt met flankerend beleid om een gelijk speelveld te waarborgen. Met dat flankerend beleid kom ik nog bij de Kamer terug. Zorgvuldigheid vind ik belangrijk, maar deze motie is niet in lijn met het beleid.

Vervolgens heeft mevrouw Leijten mij gevraagd of ik een reactie kan geven op het bericht dat er ontslagen en patiëntenstops in ziekenhuizen dreigen door de korting. Ik moet eerlijk zeggen dat het mij niet duidelijk is waarom er nu ineens ontslagen onder medisch personeel zouden moeten vallen, omdat jaar op jaar de omzetten in de ziekenhuizen alleen maar stijgen. Ondanks het terughalen van de overschrijdingen die in vorige jaren zijn ontstaan, blijven die alleen maar stijgen. Ik zie hierin dus geen logica.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik ben wat verrast. De motie over de uitbreiding van het B-segment ontried u. Nu zegt u echter: de omzetten stijgen bij de ziekenhuizen. Dat was nu net de essentie van mijn motie.

Minister Schippers:

Mij werd gevraagd of ik een reactie wil geven op het bericht dat de ziekenhuizen mensen moeten gaan ontslaan en patiëntenstops moeten afkondigen. Zoals ik net heb gezegd, gaan wij in de komende kabinetsperiode 15 mld. extra in de zorg steken. Dan lijkt mij toch niet dat je kunt zeggen dat de ziekenhuizen ontzettend moeten inboeten.

De voorzitter:

Het was uw vraag, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Het kabinet gaat geen 15 mld. investeren in de zorg maar dat gaan wij met zijn allen doen via de premiegelden. Ik denk dat het wel goed is om dat te zeggen. Het bericht is van vandaag. Het kan zijn dat de minister er nog niet goed kennis van heeft genomen, maar ik wil de minister toch vragen om er serieus naar te kijken. Verschillende bestuurders zijn in het bericht aan het woord die zeggen dat het 10% op hun budget scheelt en dat het gaat leiden tot snijden in witte jassen. Wellicht was de termijn te kort om goed in te gaan op de vraag. Ik vraag de minister toch om een reactie. Laat haar daarvoor gewoon een week de tijd nemen, want het is niet prettig om een toezegging van de minister binnen te halen, waarmee zij toezegt te zullen bekijken hoe zij kleinere ziekenhuizen overeind kan houden, terwijl diezelfde kleine ziekenhuizen nu melden dat zij zullen moeten ontslaan en dat zij niet weten wat de toekomst brengt. Dit moet niet de bedoeling zijn. Ik vraag de minister daarom om hierop serieus in te gaan en te reageren op dit bericht. Dat hoeft wat mij betreft niet nu te gebeuren.

Minister Schippers:

Ik begrijp dat het heel vervelend is voor ziekenhuizen dat de rechtbank nu een andere uitspraak heeft gedaan. Het is overigens wel goed nieuws voor de premiebetaler over wie mevrouw Leijten het net had.

Ik wil er vanaf dat wij iedere keer tegenover elkaar komen te staan in de rechtszaal, of het nu gaat om ziekenhuizen, specialisten of anderszins. Dat is heel vervelend. Ik wil dus een beleidsrichting inzetten om te bekijken of we dit in de toekomst kunnen voorkomen. Deze uitspraak ging over een hangende zaak, maar het is mij een lief ding waard als wij elkaar niet telkens in rechtszalen treffen, maar een bekostigingssystematiek hebben die helder is, zodat ook helder is wat er gebeurt als er tegenvallers zijn. Daarover zouden we goede afspraken moeten maken.

Ik deel het enthousiasme dat mevrouw Smilde uitsprak over de checklists van het AMC. Dit is goed nieuws. Het is leuk als we hier ook goed nieuws met elkaar delen. Ook mevrouw Smilde sprak erover dat de beroepsgroepen aangespoord moeten worden om met de richtlijnen aan de slag te gaan. Ook de opmerkingen van mevrouw Smilde over de transparantie van kwaliteit deel ik.

Mevrouw Smilde heeft mij vervolgens vragen gesteld over de ontwikkeling van de zorgstandaarden. Deze zou volgens haar stagneren. Dat is natuurlijk ook zorgelijk. Op dit moment is het voor zorginkopers mogelijk om integrale zorg van drie ketens via de beleidsregel hiervoor in te kopen. Dat is facultatief; dat is niet verplicht om te doen. Door mijn voorganger is een overgangsperiode ingesteld om partijen wel de mogelijkheid te geven om ervaring op te doen, maar niet de verplichting daartoe. Na deze overgangsperiode zal een evaluatie van de introductie beschikbaar zijn. Ik kom er dus op terug. Ik kom ook terug op de vraag of het nuttig is om dit verplicht te stellen. Er komen ook nieuwe ketens, op zijn vroegst met ingang van 2013. De farmacie zit niet in de keten. Dat kan pas in 2012. In 2011 moeten wij daarover beslissen. Het is nog onduidelijk of de diagnostiek onderdeel moet worden van de keten. Ook daar kom ik later op terug.

Mevrouw Smilde heeft een vraag gesteld over de termijnen voor aanmelding van een kind bij een zorgverzekeraar. Mevrouw Smilde heeft een antwoord gegeven. Het is evident dat je op de termijnen moet letten. We moeten ervoor zorgen dat dit goed op elkaar aansluit.

Ik kom bij de vragen van mevrouw Dijkstra. Zij heeft een motie ingediend over de ivf-behandeling. Het is niet helemaal duidelijk hoe ik die motie moet interpreteren. Mevrouw Voortman zei dat zij blij is dat ik een jaar verlenging heb gegeven en dat ik deze maatregel pas in 2013 wil invoeren. Dat is onjuist. Altijd al was 2013 het ingangsjaar van de maatregel. In het regeerakkoord was die tijd ook opgenomen om te kunnen kijken naar de vormgeving en de uitwerking ervan. Ik wil in overleg met de betrokken beroepsgroep en met de verzekeraars bekijken hoe je dit zorgvuldig kunt doen zonder dat er dingen gebeuren die we met zijn allen niet willen. Ik wil niet op die gesprekken vooruitlopen. Als mevrouw Voortman dat ook niet doet, zie ik hem als ondersteuning van beleid. Als mevrouw Voortman er wel op vooruit wil lopen en een soort conclusie wil trekken, zou ik hem moeten ontraden.

Mevrouw Dijkstra (D66):

De minister kan haar zien als ondersteuning van het beleid. Ik heb in de begroting gekeken. Daar staat het voor 2012 wel in maar het bedrag erachter is nul. Daarom heb ik de termijn van 2012 toch in de motie genoemd. Het is goed om daar heel erg helder over te zijn met elkaar. Dat betekent namelijk dat wij twee jaar de tijd hebben en dat het mogelijk moet zijn om hieruit te komen.

Minister Schippers:

Hij staat wel voor 2013 maar je hebt iets minder tijd omdat de besluiten altijd iets eerder moeten vallen zodat die polissen gemaakt kunnen worden. Bij de opbrengst staat inderdaad dat hij ingaat per 2013.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De minister gaf net aan dat ze niet vooruit wil lopen op een bepaalde conclusie van de discussie. Dat kan ik opvatten als dat er ook een andere conclusie kan worden getrokken dan dat het aantal vergoede ivf-behandelingen wordt teruggebracht van drie naar een. Dat vind ik een positief gegeven. Mocht de minister alsnog met het voorstel komen om het aantal behandelingen van drie naar een terug te brengen, dan komen wij weer met elkaar te spreken.

Minister Schippers:

Als je een gesprek aangaat over het vormgeven en uitwerken van een maatregel, waarbij het natuurlijk gaat om de opbrengst die daarachter staat, dan ga je dat gesprek ook zo in. Dan ga je zo'n gesprek niet in van: zo gaan wij het doen. Anders hoef je immers geen gesprek aan te gaan. Daar zijn wij het dan met elkaar over eens. Maar het moet natuurlijk wel geld opbrengen.

De volgende motie gaat over preventieactiviteiten (32500-XVI, nr. 48). Het uitgangspunt voor beleid is dat wij bewezen interventies willen doen. Dat gaat om interventies waarvan bewezen is dat ze daadwerkelijk nuttig zijn. Of veel nieuw onderzoek nodig is, valt te bezien maar daar kom ik in de nota gezondheidsbeleid op terug. In die zin zie ik deze motie als ondersteuning van beleid.

Ik kom op de motie over het btw-compensatiefonds (32500-XVI, nr. 49), waarin staat dat dat niet besteed werd. Er is echter ook geen opbrengst geraamd. Die maatregel wordt dus genomen en er is onder ministeries of deskundigen discussie over de vraag of die iets oplevert. Daarom is die op nul geraamd. Het is dus een ongedekte motie en daarom ontraad ik haar.

Mevrouw Dijkstra (D66):

De minister zegt dat deze motie ongedekt is. Als ik een andere dekking vind, raadt zij haar dan wel aan?

Minister Schippers:

Het is altijd de vraag ten koste van wat iets gaat. Dus daar zou ik dan echt opnieuw goed naar moeten kijken.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik beschouw dat als dat de mogelijkheid toch open blijft.

Minister Schippers:

De volgende motie (32500-XVI, nr. 51) gaat over het CBO. Het CBO is een private instelling. De curator is bezig met een doorstart. Verschillende partijen hebben zich aangemeld om met het CBO of in ieder geval met zijn taken verder te gaan. Het kwaliteitsinstituut dat wij willen oprichten, is een publiekrechtelijk orgaan. Ik zou die ook niet met elkaar willen vermengen. Het CBO is er altijd geweest om richtlijnen op te stellen. Dat gaat het kwaliteitsinstituut niet zelf doen. Er zitten dus ook verschillen in die taken. VWS en ZonMw hebben wel schriftelijk verklaard om uitstaande opdrachten met een waarde van zo'n 6 mln. onder te brengen bij de rechtsopvolger van het CBO. Dus ik ontraad de motie.

Mevrouw Dijkstra (D66):

In die motie heb ik expliciet aangeduid dat er heel veel kennis en kunde bij het CBO zit. Ik heb niet gevraagd dat dit het kwaliteitsinstituut moet zijn. Maar het is heel belangrijk dat daar veel gebruik van gemaakt wordt. De minister zegt nu dat er nog opdrachten uitstaan. Begrijp ik nu dat zij bereid is om te kijken hoe daar in de toekomst mee verder te gaan?

Minister Schippers:

Sterker nog, er is al gezegd dat de uitstaande opdrachten bij de rechtsopvolger worden ondergebracht. En er zijn partijen die dit willen voortzetten. Eigenlijk is dat prachtig nieuws.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Als ik de minister goed beluister, maar dat weet ik niet onmiddellijk, dan klinkt dat als goed nieuws. Ik hoop dat het ook zo zal uitwerken.

Minister Schippers:

Ik hoop het ook.

Mevrouw Dijkstra (D66):

In dat geval zal ik bekijken of ik de motie kan intrekken.

Minister Schippers:

Mevrouw Dijkstra vroeg ook om een nadere toelichting over de WTCG-criteria. Die regeling is eind 2008 tot stand gekomen. Voorgangers van mij hebben de commissie-Linschoten ingesteld, die verbeteringen heeft aangedragen. Die verbeteringen zullen we pas volgend jaar zien. Die zijn pas volgend jaar merkbaar. In de afgelopen maand hebben veel mensen die voldoen aan de criteria een beschikking ontvangen. Het is een automatisch systeem: als je voldoet aan de criteria, krijg je een beschikking van het CAK. Ik kan mij, gelet op de berichten in de media, voorstellen dat dit in sommige gevallen echt vragen oproept. Dat heb je met zo'n regeling die met automatische criteria werkt. In aanvulling op de communicatie-inspanningen van mijn departement en het CAK ben ik graag bereid om de Kamer hierover nader te informeren. Ik zal de Kamer dan ook volgende week een brief hierover doen toekomen.

Mevrouw Leijten (SP):

Het kan wellicht een serie schriftelijk vragen voorkomen om de volgende vraag nu hier te stellen. Ik had schriftelijke vragen in voorbereiding. De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten was ervoor bedoeld om het geld specifiek terecht te laten komen, veel eerlijker, bij chronisch zieken en gehandicapten. We hebben er drie jaar geleden lang over gedebatteerd. Nu zegt de partijgenoot van de minister, Linschoten, die ook in een taskforce heeft gezeten voor goede afbakening, in NRC Handelsblad dat dit de bedoeling is geweest. Ik zou graag willen dat de minister daarop ingaat, want volgens mij was de bedoeling dat het gerichter naar chronisch zieken en gehandicapten ging, dat het eerlijker werd. Eigenlijk geeft Linschoten in NRC Handelsblad aan dat het ook de bedoeling is geweest dat het naar mensen gaat die het niet nodig hebben. Zou de minister daarop willen ingaan?

De voorzitter:

Ik vraag echt begrip van u allen voor het feit dat we nu al een uur en een kwartier achterliggen op onze agenda. Collega's willen voor de onderwijsbegroting ook tijd hebben. We moeten nu dus een beetje voortmaken.

Minister Schippers:

Ik heb een brief toegezegd, en voor de snelheid zal ik dit daarin gewoon meenemen.

Mevrouw Agema heeft een motie ingediend over loophulpmiddelen, die ouderen mobiel houden en valincidenten voorkomen (32500-XVI, nr. 53). In de motie staat dat die loophulpmiddelen in het basispakket blijven. Dat zou dus betekenen dat dit voor 2011 geldt. Ik zie de ruime ondertekening van deze motie. Uitvoering in 2011 is wel complex, omdat heel veel polissen al zijn gemaakt en omdat heel veel verzekeraars deze hulpmiddelen al in de aanvullende verzekering hebben opgenomen. Het terugdraaien daarvan geeft aanzienlijke administratieve lasten en ik zou, ook gezien de tijd, graag in een brief aan de Kamer willen toelichten wat de consequenties zijn als we dit voor 2011 doen.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat lijkt me een uitstekend voorstel van de minister. Er zijn inderdaad al wat zaken in gang gezet, maar het zou ook heel onpraktisch zijn als de rollator er in 2011 wellicht uit zou gaan en er in 2012 weer in. Dan krijg je ook administratieve problemen. Ik zie de brief tegemoet.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het lijkt me dan ook logisch als een motie aangehouden kan worden. Dan kan ik ook een serieuze afweging maken om de motie te steunen. Ik zou in die brief ook graag willen lezen wat het verder betekent voor de maatregelen die het kabinet aankondigt in het regeerakkoord voor een stringenter pakketbeheer, en voor de bedragen die gaan worden ingeboekt vanaf 2012.

Minister Schippers:

Bedragen waarvoor?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb hier de zorgbijlage, de curebijlage van het regeerakkoord.

Minister Schippers:

U bedoelt in zijn geheel?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

In zijn geheel, omdat daar toch behoorlijke bedragen staan, die oplopen tot 2015 en daarna.

Minister Schippers:

Hoe snel de brief er kan komen, is afhankelijk van wat er allemaal gevraagd wordt om erin op te nemen. Ik weet niet wanneer er gestemd wordt, maar ik was voornemens om dit uit te leggen in een brief, zodat de Kamer dinsdag kan stemmen. Ik wil er best allerlei dingen aan toevoegen, maar dan kan ik de brief niet even in een middagje schrijven. Als er een grotere vergelijking in moet, dan heb ik iets meer tijd nodig. Dat is de consequentie.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik heb mevrouw Agema bij de indiening van de motie ook al gevraagd hoe het zit met de premie. Hoe wordt het versleuteld? Ik begrijp dat we daarop een antwoord van de minister krijgen?

Minister Schippers:

Ja.

De heer Van der Veen (PvdA):

Weten we dan ook wat dat betekent voor de premiestijging in 2011 en hoe de premie geïnd gaat worden?

Minister Schippers:

In de brief ga ik aangeven wat de consequenties zijn als we dit in 2011 doorvoeren in plaats van in 2012. Er staat heel helder "in het basispakket blijft". Daarop wil ik ingaan.

Mevrouw Agema (PVV):

Op welke termijn denkt de minister die brief aan de Kamer te kunnen zenden?

Minister Schippers:

Als ik alleen over dit punt een brief schrijf, kan ik die eind deze week sturen. Als ik een grotere vergelijking moet maken, zoals mevrouw Wiegman vraagt, heb ik meer tijd nodig.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat snap ik. We gaan uit van de brief die eind deze week komt.

Minister Schippers:

Ik kan het ook scheiden.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik zeg het niet om moeilijk te doen, maar ik heb behoefte aan dat bredere inzicht omdat we in het voorjaar besluiten hebben genomen over pakketbeheer. Dat is niet iets wat je op een namiddag doet.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman, u hebt uw zin al gekregen. De minister gaat het scheiden. Er komt een korte en een lange brief. Over die brief spreken we later weer, niet nu.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wanneer krijgen we dan die brief waar mevrouw Wiegman om heeft gevraagd?

De voorzitter:

Dat duurt iets langer, maar als ik de minister zo bekijk, probeert zij dat voor het kerstreces te doen.

Minister Schippers:

Zeker.

De voorzitter:

Kijk, dat is heel snel. U onderschat deze minister.

Minister Schippers:

De ambtenaren dan.

Mevrouw Voortman was tevreden over het feit dat het stagefonds wordt gecontinueerd. Dat vind ik ook belangrijk. Op het onderwerp ivf ben ik naar aanleiding van de motie al ingegaan.

Mevrouw Wiegman vroeg wanneer ik in de Kamer kan spreken over de richtlijn levensvatbaarheid. Ik kan dat niet aangeven. Een richtlijn wordt namelijk door de beroepsgroep zelf opgesteld op basis van de stand van de wetenschap. Ik bepaal dat dus niet zelf. Ik zal de beroepsgroep wel vragen zich op basis van de huidige stand van de wetenschap opnieuw te buigen over deze richtlijn. Dat zal ik snel doen. Daarna moet ik afwachten wanneer de beroepsgroep daarmee klaar is zodat hij mij daarover kan informeren.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De richtlijn is klaar.

Minister Schippers:

Er is een richtlijn. Als je echter bekijkt hoe snel de ontwikkelingen zijn gegaan, is die redelijk oud. Dat ben ik met mevrouw Wiegman eens. Daarom zal ik vragen of men kan bekijken of die nog voldoet.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De richtlijn waarover ik het heb, is een maand oud. Die is in oktober verschenen. Daarop zou ik graag een reactie van de minister willen hebben. Dat lijkt me ook procedureel juist omdat de opstellers van de richtlijn zeggen dat de ziekenhuiscapaciteit op orde moet zijn als we vroeg geboren kinderen vanaf 24 weken willen kunnen gaan behandelen.

Minister Schippers:

Ik heb het vermoeden dat wij het over verschillende richtlijnen hebben. Degene die ik bedoel, stamt uit 1986 en mevrouw Wiegman heeft het over een richtlijn van een maand geleden. Ik zoek even uit welke richtlijn zij bedoelt. Dan sluiten we dat kort.

De voorzitter:

Krijgen we dat dan nog tijdens het antwoord van de staatssecretaris te horen?

Minister Schippers:

Als we dat snel kunnen doen, doe ik mijn best daarvoor.

De heer Van der Staaij (SGP):

Volgens mij heeft de minister het over de richtlijn abortushulpverlening en heeft mevrouw Wiegman het over de behandeling van vroeggeborenen. Naar aanleiding van die laatste richtlijn is er discussie over het begrip "levensvatbaarheid" ontstaan in het kader van de abortuspraktijk. Daarvan heeft de minister in de schriftelijke beantwoording gezegd dat zij gelet op de huidige stand van de wetenschap wel bereid is zich door de betrokken beroepsgroepen te laten informeren over het begrip "levensvatbaarheid". Volgens mij is de vraag wanneer dat zou kunnen.

Minister Schippers:

Die twee richtlijnen hebben natuurlijk alles met elkaar te maken in het kader van deze vraag. De ene richtlijn is heel recent, de andere oud. Als je wilt dat die twee richtlijnen goed op elkaar aansluiten, zal er door de beroepsgroep gekeken moeten worden naar die richtlijn uit 1986. Dat was ik voornemens aan de beroepsgroep te vragen.

De voorzitter:

In relatie tot die nieuwe richtlijn, omdat dat samenhangt? En komt dat in die brief?

Minister Schippers:

Het hangt inderdaad samen. We hadden het over twee verschillende dingen. Ik kom daarop terug. Ik zal de Kamer informeren zodra ik het heb kortgesloten met de beroepsgroep.

De voorzitter:

Dan hoeft u niet meer aanvullend te antwoorden tijdens het antwoord van de staatssecretaris. Het lijkt me nu duidelijk wat de minister heeft bedoeld.

Minister Schippers:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 62 van mevrouw Wiegman over de ggz en het platform VG. Het ministerie van VWS is intensief in overleg met de koepels en platforms over de visie en financiering. Er is hier een bezuinigingstaakstelling op gelegd. In het voorjaar kom ik erop terug.

De heer Van der Staaij heeft een motie ingediend over alcohol en leeftijdsgrenzen. Als je als overheid grenzen stelt, moet je ze ook handhaven. Daar kunnen wij elkaar goed in vinden. Via de Drank- en Horecawet, waarover het kabinet binnenkort een beslissing neemt, wil ik hieraan invulling geven. Grenzen stellen en handhaven maakt daarvan onderdeel uit. Ik zal de Kamer hierover informeren na het besluit van het kabinet.

Mevrouw Ouwehand vraagt mij bij motie om de relatie tussen groen en gezondheid te onderzoeken. Ik ben niet voornemens om een literatuurstudie op te stellen. Daar heb ik echt onvoldoende ambtenaren voor. Ik vind het wel een relevant thema, dus ik neem het mee in de komende nota gezondheidsbeleid.

Verder heeft mevrouw Ouwehand een motie ingediend over alternatieven voor dierproeven. Zij verzoekt de regering met een voorstel te komen voor het oormerken van een deel van de onderzoeksbudgetten. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid, althans voor zover de overheid erbij betrokken is. Ik neem het graag verder mee in het debat over dierproeven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank voor de reactie. Het gaat mij om de rol van de overheid. Ik dank de minister ook voor haar reactie op de amendementen. Ik ben bereid ze aan te passen, maar dan zou ik graag de schriftelijke reactie voor de stemmingen ontvangen.

Minister Schippers:

De stemmingen over de amendementen zullen pas later plaatsvinden, dus daar zal ik voor zorgen.

Ik ben mevrouw Ouwehand nog een antwoord verschuldigd over de scenariostudies die in opdracht van VWS zijn gedaan door ZonMw. Wij hebben daar inderdaad zelf om gevraagd. Het had in die zin geen status om het naar de Kamer te sturen, omdat mijn voorganger aan ZonMw heeft gevraagd om een vingeroefening over de inzet en vormgeving van het beleid. Het is geen geheime notitie. Ik zal haar gewoon naar de Kamer sturen, opdat wij er later over kunnen praten.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de staatssecretaris, verzoek ik de leden om de interrupties beknopt te houden. Ik begrijp dat de staatssecretaris gisteren een aantal antwoorden heeft doorgeschoven naar vandaag, maar het helpt erg als de leden in interrupties afzien van eigen inleidingen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Ik begin met het amendement op stuk nr. 19 van mevrouw Wolbert over de opleidingskosten Wmo. Vanzelfsprekend ondersteun ik initiatieven vanuit het veld gericht op specifieke bij- en nascholing. Daar is het door haar genoemde budget van 16,5 mln. deels voor bedoeld. Het gaat met name om bijdragen aan de ontwikkelingskosten van programma's bij- en nascholing en niet om reguliere bedrijfsvoeringskosten, waar onderdelen van bij- en nascholing van medewerkers van instellingen bij horen. Die kosten zijn voor rekening van de zorginstellingen zelf.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik kan niet concluderen of u het amendement wel of niet steunt. Bent u het eens met het dekkingsvoorstel? Ik ben het van harte met u eens dat de opleiding van medewerkers vooral door instellingen zelf betaald moet worden, maar dit gaat over programmaontwikkeling.

De voorzitter:

Staatssecretaris, het gaat om het oordeel over het amendement. U kent de kwalificaties.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik ontraad het amendement.

Ik wil laten zien wat een grote stapel het is. Ik heb het niet zoals de minister dat deed op Kamerlid gerangschikt. Ik zal beginnen met de vragen die in eerste termijn zijn blijven liggen, en daarna met de vragen in tweede termijn, voor zover ze niet in moties zijn teruggekomen. Ik ga dus een volgtijdelijke reactie geven, te beginnen met het pgb. De Kamer heeft terecht grote betrokkenheid getoond bij de ontwikkelingen rond het pgb. Laat er geen twijfel over bestaan: het pgb is een innovatie in het toekennen van vrijheid aan cliënten om op hun eigen manier zorg om zich heen in te vullen. Tevens heb ik gezegd: het is een innovatie, wat betekent dat die zich ontwikkelt in verhouding met de bestaande regelingen. Ik streef ernaar, de stop op het pgb op 1 januari op te heffen, maar dat wil ik in uiterste zorgvuldigheid doen. Daarbij neem ik mee: de huidige financiering, de ontwikkelingen in de pgb-wachtlijsten, de verwachte stijging van de aanspraak op een pgb, en de effecten van de maatregelen voor 2011. De Kamer krijgt daar binnen twee weken, voor 1 december een reactie op, maar ik neem de tijd om dat zorgvuldig te doen.

Binnen dat gegeven wil ik ook opmerken dat de tariefkorting van 3% wat mij betreft een gegeven is, omdat ik het redelijk en ook eerlijk vind, aangezien dat ook de korting is die op de zorg in natura is getroffen. Daar wil ik liever niet op terugkomen. Wat de kleinere instellingen betreft, zal ik in overleg met de Kamer en het veld mijn best doen om die kleine instellingen die zich inzetten om cliënten precies dat te geven wat ze nodig hebben maximale kansen te geven. Ze zijn echter ook gerelateerd aan kwaliteitscriteria en de doelmatigheid, want het zijn ondernemingen. Die zullen ook meetellen. Dat brengt met zich mee dat ik ook niet kan garanderen dat ze allemaal levensvatbaar zijn. Dat als introductie.

Mevrouw Wiegman heeft mij gevraagd of het nu om een korting van 3% of van 30% ging. De 3%-tariefkorting staat wat mij betreft niet ter discussie. 30% korting is een getal dat mogelijk is voortgekomen uit het advies van de werkgroep inzake toekomst budgetgarantie voor verblijfsgeïndiceerden. Dat is een advies, dat om te beginnen niet geldt voor komend jaar. De 30% komt pas echt aan de orde als dat advies wordt overgenomen. Daarmee hoop ik de zorgen van mevrouw Wiegman te hebben weggenomen.

In tweede termijn heeft mevrouw Wolbert mij gevraagd of het CIZ mogelijk al vooruitloopt in zijn beschikkingen op de keuze die een cliënt heeft gemaakt voor een pgb of zorg in natura. Naar mijn weten informeert het CIZ of een cliënt zorg in natura wil, of een pgb. Ik hoor wat "gesoezel", maar ik zal proberen me daardoor niet te laten afleiden. Het is niet mogelijk dat de keuze voorgeprogrammeerd wordt door het CIZ. Ten eerste omdat dat niet binnen zijn bevoegdheden ligt, maar ten tweede omdat we gemerkt hebben dat cliënten bij een eerste bezoek mogelijk ook nog niet over genoeg informatie beschikken om te kunnen overzien wat ze doen wanneer ze de keuze maken tussen pgb en zorg in natura. Dat zijn twee redenen waarom het CIZ sowieso niet vooruit mag lopen op een keuze, en op het aanreiken van zorg in natura of pgb voordat de cliënt daarover zelf een goede beslissing heeft kunnen nemen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik ben even in verwarring of het vorige antwoord nu een antwoord was op mijn vraag over die meneer uit Ekehaar, zijn gehandicapte zoon en die 37% van zijn budget. Daar liep het CIZ op vooruit. Ik begrijp dat dat antwoord nog komt, dat wacht ik dus netjes af.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw de voorzitter. Ik ben nu toe aan de vraag van mevrouw Wolbert over het CIZ en mijn ambitie om de indicatiestelling te vereenvoudigen. Mevrouw Uitslag heeft hierover ook in detail vragen gesteld. Ik heb daar in de pauze even naar gekeken. Omwille van de tijd wil ik voorstellen dat ik daar schriftelijk op ga reageren. Het antwoord is namelijk heel technisch.

Ik kom nu op de vraag van mevrouw Wolbert over de extreme zorgzwaarte in het pgb. Als ik mij goed herinner heeft zij daar een aangrijpend voorbeeld van gegeven. Ik ben ook blij dat ik, na bestudering daarvan, daar een goed antwoord op kan geven. Momenteel is er voor cliënten die zorg in natura krijgen een wettelijke mogelijkheid, want er is een regeling extreme zorgzwaarte, aan de hand waarvan ze aanspraak kunnen maken op die extra zorgzwaarte. Voor de cliënten met een pgb is dat minder hard geregeld. Zij kunnen wel een aanspraak doen, want het geld is er wel, maar dan via een coulanceregeling. Mijn streven is om, wanneer de pgb wettelijke verankerd is, dat recht voor de pgb-cliënten identiek mee te nemen.

Dan de vrijwillige zorg in de AWBZ. Dat betreft een vraag van mevrouw Uitslag. Het is een belangrijke vraag, die gisteren is gesteld, op de dag van de mantelzorg. Ik vind het daarom goed om even te memoreren dat wij misschien wat weinig aandacht hebben geschonken aan vrijwilligers en mantelzorgers, terwijl het beleid juist is om de zorg dichtbij de cliënten, of dat nu jeugd of ouderen zijn, en op een zo natuurlijk mogelijke manier te organiseren. Op het moment dat dit niet meer kan en de professionele zorg zijn intrede doet, ontstaat er mogelijk een spanningsveld tussen de manier waarop gewone mensen dat doen en de manier waarop professionele mensen dat geleerd hebben te doen. Zij zijn gehouden aan bepaalde normen en aan de toetsing daarvan. Er is een groot landelijk project gaande. Ik steun dat van harte.

Er zijn twee aspecten die wij goed moeten regelen. Dat zal ik zeker doen. De eerste is dat de vrijwilligers zich in hun waarde gelaten voelen, dat de eigenheid van het systeem onaangetast blijft en dat professionals dus ondersteunend zijn. De tweede is dat daar waar voorbehouden handelingen aan de orde komen, die worden uitgevoerd binnen de daarvoor geldende normen. Die normen moeten dan ook toetsbaar zijn. Daar hebben wij afspraken over gemaakt.

Mevrouw Van der Burg heeft een vraag gesteld over de aanpassing van de opleiding van de gezinsvoogd. Ik realiseer mij dat zij zich misschien een beetje afgescheept zal voelen, maar de portefeuilles zijn binnen dit kabinet herverdeeld, en de taken van de minister voor Jeugd en Gezin zijn opgesplitst en bij de oorspronkelijke ministeries gevoegd. Dat betekent dat de staatssecretaris van Justitie weer verantwoordelijk is voor de gezinsvoogdij. Zoals u allemaal hebt gemerkt, voel ik mij betrokken bij de hele jeugd. Dat betekent dat ik dit punt zeker onder de aandacht van mijn collega, de staatssecretaris van Justitie, zal brengen.

Mevrouw Van der Burg heeft mij ook een wat technische vraag gesteld over de foutmeldingen in de verwijsindex. Dat moet ik uitzoeken. Ik zal nagaan wat de pro's en contra's zijn van het eventueel automatisch verwijderen van namen. Het ging om namen van ouders die eventueel genoemd waren. Ik zal daarbij ook kijken of het wat sneller en beter gebeurt dan de wijze waarop het nu gebeurt. Ik zeg dus toe dat ik dat zal uitzoeken. Het is uiteraard de bedoeling dat er geen onterechte verdachtmakingen blijven bestaan als ze weerlegd zijn.

Mevrouw Van der Burg heeft mij vervolgens gevraagd of ik geïnteresseerd ben in een andere werkwijze van de consultatiebureaus, met name in Rotterdam. Dat zijn leuke initiatieven. Ik zal die zeker onderzoeken en ik zal de Kamer daar dan schriftelijk over informeren.

Ik zal nu ingaan op de moties. Ik heb ze gerangschikt in de volgorde van binnenkomst. Ik moet dan ook zo nu en dan kijken van wie die is en waarover die gaat.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik begin een beetje in verwarring te raken. Ik kan mij voorstellen dat de hogescholen niet onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris vallen. Wij hebben gisteren ook over de consultatiebureaus gesproken en volgens mij was het antwoord van de staatssecretaris dat zij een en ander positief beoordeelde. Nu zegt zij het uit te zullen zoeken. Mijn vraag in tweede termijn was of de consultatiebureaus naar aanleiding van het eerste antwoord gewoon kunnen beginnen. Of moeten die nog ergens om toestemming vragen? Wij hevelen het over naar de gemeenten. Een aantal gemeenten zegt er ook klaar voor te zijn. Kunnen die gewoon met dit soort gezondverstandexperimenten beginnen, ja of nee?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Als relatief groentje heb ik op de vraag of ik er positief tegenover sta, gewoon gezegd er positief tegenover te staan. Dat wil niet zeggen dat ik technisch gezien kan toezeggen dat de gehele consultatiebureausector vervolgens zonder enige afspraak kan gaan experimenten. Dat ga ik uitzoeken. Als blijkt dat het kan, zal ik het toezeggen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Betekent dit dat wij op korte termijn een brief van de staatssecretaris krijgen over hoe het geregeld zou kunnen worden? Staat, als het onverhoopt niet kan, ook duidelijk in de brief waarom?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Precies, dat betekent het.

Ik kom toe aan de moties. Als eerste de motie van mevrouw Wolbert.

De voorzitter:

Het helpt ons als u het nummer noemt dat er handgeschreven op is vermeld.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het zijn een soort kladnummers die erop staan. Deze motie is bij mij binnengekomen onder nr. 30. en gaat over de extreme zorgzwaarte voor de zzp's. Ik reageer daarop als volgt. Eh, ik realiseer mij dat ik dat zonet al heb gedaan.

De voorzitter:

Dan gaan wij gauw verder. Oh, u hebt er nog geen oordeel over gegeven.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Natuurlijk, ik moet nog even wennen aan de volgorde. Ik heb op deze motie gereageerd door te wijzen op het verschil op dit moment tussen de hardere rechten en aanspraken van een cliënt met zorg in natura en de coulanceregeling voor de pgb-cliënt. Ik zal dat gelijktrekken in de wettelijke verankering.

De voorzitter:

Met oordeel bedoelen wij of u de motie ontraadt of dat die overbodig is.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De motie is overbodig, want dit beleid is al in gang gezet.

De voorzitter:

Dan kan het ook nog om ondersteuning van beleid gaan.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Als de motie geïnterpreteerd wordt zoals ik dat doe, is het ondersteuning van beleid.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit maakt veel uit. De kans is dan immers groter dat de motie door de Kamer wordt aangenomen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dank u voor de tip, mevrouw de voorzitter!

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Als de staatssecretaris deze motie interpreteert als ondersteuning van beleid, kan zij dan aangeven hoe zij de indicatiestellingen ziet? Kunnen die ingevoerd worden of zijn die betrokken bij de nog vast te stellen visie?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb deze vraag niet op tijd zien aankomen. Ik heb de vraag daardoor ook niet goed verstaan. Kan mevrouw Venrooy hem herhalen?

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voor mijn fractie is het, met het oog op steun voor de motie, van belang of de staatssecretaris de motie ook in praktische zin als ondersteuning van beleid ziet en of de indicatiestelling morgen wordt ingevoerd. Wij willen eerst de mening van de staatssecretaris horen. Wij spreken graag integraal over het pgb. Wij hebben het gevoel dat het bij deze motie gaat om een incidentele maatregel. Ik vraag daarom wat de staatssecretaris verstaat onder onder­steuning van beleid. Wij staan positief tegenover de maatregel. Wij willen die graag betrekken bij de visie op het pgb.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb bij mijn inleiding al gezegd vanwege de zorgvuldigheid uit te gaan van een aantal volgtijdelijke stappen. In die zin maakt het wel wat uit. Wat in de motie van mevrouw Wolbert staat, is precies wat ik wil gaan regelen. Daarvoor heb ik ook de tijd gevraagd. Als wordt geïnterpreteerd dat ik dat nu heb toegezegd, is het dus "nee".

De voorzitter:

Mevrouw Wolbert, volgens mij is het zo helder als glas.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De strekking van de motie is niet dat een en ander stante pede ingevoerd moet worden. Volgens mij zijn wij het met elkaar eens.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dan is de motie nog steeds ondersteuning van beleid.

We gaan door, er zijn er nog een heleboel. De motie op stuk nr. 31, ook van mevrouw Wolbert, gaat over de indicatie voor auditief gehandicapte kinderen in een internaat. Ik moet die motie ontraden. Gisteren legde ik al uit dat ik daarvoor geen ruimte heb, omdat de overige bewindslieden daarover heldere afspraken hebben gemaakt en ik daarop niet wil terugkomen. Ik hoop dat zij daar genoeg aan heeft.

De volgende motie gaat over de pgb-wachtlijsten. Mevrouw Wolbert vraagt mij daarin om op dit moment een uitspraak te doen over de nieuwe wachtlijsten voor pgb's in 2011 en vraagt ook of ik die kan voorkomen. Ik wil vóór 1 december op deze motie terugkomen in mijn brief, wat betekent dat ik deze graag zou willen laten aanhouden.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Ik neem aan dat ik ook spreek namens de medeondertekenaar als ik zeg dat ik de motie zal aanhouden tot de brief van de staatssecretaris is beoordeeld.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Wolbert stel ik voor, haar motie (32500-XVI, nr. 32) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De volgende motie op stuk nr. 33 is ook van mevrouw Wolbert en gaat over de indexeringsstop en 3% korting op de pgb-tarieven. Ik heb dit zonet toegelicht en wil deze motie ontraden.

De leden Wolbert en Wiegman stelden de motie op stuk nr. 34 voor over de, in mijn woorden, dubbele indicering: enerzijds de verlaging van de IQ-grens van 85 naar 70, anderzijds andere aandoeningen of lichamelijke of geestelijke handicaps. Ik wil deze motie ontraden. Deze twee indicatielijnen moeten uiteraard uit elkaar worden gehaald. Ik kom nog met uitgewerkte voorstellen hiervoor naar de Kamer. Daarbij wil ik wel opmerken dat ik oog houd voor deze kwetsbare groepen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Moet ik hieruit concluderen dat de begeleiding stopt voor mensen met een IQ hoger dan 70 die ook een andere handicap hebben?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik wil voorstellen dat ik hierover een brief ga schrijven. Dit is namelijk een complexe problematiek en als ik zo op deze motie reageer, schep ik verwarring voor de ene of voor de andere groep, of voor de groep met beide. Dat lijkt mij heel onwenselijk, dus juist vanwege de complexiteit en met het oog op de problemen die u voorziet, wil ik hierop schriftelijk antwoorden.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Krijgen we die brief dan vóór de stemming?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Nee, dat ga ik vóór de stemming niet redden.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter, ik houd mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Wolbert stel ik voor, haar motie (32500-XVI, nr. 34) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

We komen bij de motie op stuk nr. 35 van de leden Wolbert en Wiegman over de toekomst van het pgb, de pgb-tarieven, misbruik, fraude en de beperking van de administratieve lasten. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het beleid. In mijn visiebrief wil ik terugkomen op alle punten waarop de AWBZ veranderingen zal teweegbrengen. Ik hoop dat mevrouw Wolbert mij die tijd gunt, want dan kan ik deze motie als ondersteuning zien.

Mevrouw Venrooy diende een motie in over kleinschalige wooninitiatieven. Ik ben daar net duidelijk over geweest: die initiatieven hebben mijn sympathie. Ik zal erop ingaan in mijn pgb-brief. Ik kan geen absolute garanties geven, want ik neem zorgvuldigheid in acht. Dat betekent dat ik het oordeel hierover aan de Kamer laat.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Deze moties waren inderdaad bedoeld om die ruimte te creëren. De staatssecretaris heeft een aantal keren gezegd dat "gelijke monniken, gelijke kappen" een belangrijk uitgangspunt is. Ik wil de staatssecretaris vragen, voor zowel deze motie als de volgende – dat scheelt namelijk weer een interruptie – of we naar het pgb in zijn totaliteit kunnen kijken. Ik bedoel daarmee dus alle maatregelen in de begroting en alles wat ik daaromheen in eerste en tweede termijn heb genoemd. Ik vraag het, omdat wij dan alles in samenhang kunnen bekijken. Het is nu namelijk vaak "gelijke monniken, ongelijke kappen", ook bij de 3% en ook al waren daarvoor de nodige argumenten te noemen. Ik zou heel gelukkig zijn als het terugkomt in de brief die voor 1 december naar de Kamer komt.

De voorzitter:

Betekent dat dat u uw moties na deze toezegging intrekt?

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Nee. De moties zijn ingediend om een punt te markeren en om richting te geven aan de brief. Ik zou de moties dus graag in stemming brengen.

De voorzitter:

Oké. Dat is helder.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Mevrouw Venrooy, Uitslag en Agema hebben op stuk nr. 38 een motie ingediend, waarin zij de regering verzoeken om uiterlijk 1 december 2010 te komen met een visie op de wijze waarop het pgb wettelijk wordt verankerd. Ik heb dat inmiddels toegezegd en ik zie de motie dan ook als ondersteuning van mijn beleid.

Op stuk nr. 39 is door het lid Kooiman een motie ingediend met daarin het verzoek om de eigen bijdrage in de jeugdzorg in 2015 niet in te voeren. Deze motie ontraad ik, omdat het regelingen betreft die pas in 2015 ingaan. Wij gaan hier heel zorgvuldig mee om en ik voorzie dat wij op dat moment zullen constateren dat deze eigen bijdragen reëel zijn.

Mevrouw Kooiman (SP):

In mijn bijdrage heb ik dat wel gezegd, maar in de motie zeg ik dus niet dat ik deze regeling wil afschaffen. Ik verzoek de regering namelijk om naar alternatieven te zoeken, opdat deze maatregel straks niet nodig is. Ik bied de staatssecretaris met andere woorden de ruimte om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn waardoor deze maatregel uiteindelijk niet nodig zal blijken te zijn. Wij hebben inderdaad tot 2015 de tijd en ik vraag de staatssecretaris die tijd te gebruiken om op zoek te gaan naar alternatieven. Het is eigenlijk een heel vriendelijke motie!

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik vind het jammer dat ik dat zo niet heb opgevat.

Ik sta zeker open voor alternatieven, maar zoals de motie is geformuleerd, lijkt het mij toch wijs om niet toe te zeggen dat er straks alternatieven zijn. Mochten wij ze samen kunnen vinden, dan moeten ze vanzelfsprekend ten goede komen aan de mensen die door deze maatregel zouden worden getroffen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan begrijp ik niet waarom de staatssecretaris de motie afwijst.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik doe dat, omdat mevrouw Kooiman mij in de motie vraagt om met alternatieven te komen voor de eigen bijdrage. Tot op heden zijn die nog niet gevonden.

De voorzitter:

U weet voldoende om uw keuze te kunnen maken.

De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De volgende motie is ook van de hand van mevrouw Kooiman; ze mag dus wel bij de interruptiemicrofoon blijven staan.

De voorzitter:

Liever niet. Dat heet uitlokking.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Over de motie van mevrouw Kooiman op stuk nr. 40 hebben wij al verschillende keren van gedachten gewisseld. Mevrouw Kooiman vraagt mij namelijk om het recht op de jeugdzorg in deze termen vast te leggen. Ik ontraad deze motie, zoals ik al verschillende keren heb toegelicht, omdat er in de nieuwe regeling meer armslag is.

De voorzitter:

Dat hebt u voldoende toegelicht.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

In de motie van mevrouw Kooiman op stuk nr. 41 wordt de regering gevraagd om nu al een uitspraak te doen over de stijgende wachtlijsten in de jeugdzorg. Ik ontraad deze motie, vooral omdat ik goede tweejarige afspraken heb kunnen maken met de provincies. Deze afspraken zijn ook het komende jaar nog van kracht.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik heb met dit antwoord hetzelfde probleem als eerder, want ik vraag de staatssecretaris niet om het op te lossen, maar om een plan te maken. Ik doe dat, omdat de wachtlijsten met honderd kinderen per maand stijgen. Dat geldt overigens niet alleen voor de reguliere jeugdzorg, maar ook voor de kinderen in de jeugdpsychiatrie en in de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten. Ik vraag de staatssecretaris eigenlijk alleen maar om met een plan van aanpak te komen, omdat ik nieuwsgierig ben hoe het kabinet dit probleem denkt op te lossen.

De voorzitter:

Punt!

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Als dat plan past binnen de toegezegde brief over dit onderwerp, dan vind ik het prima. De motie is dan ondersteuning van mijn beleid.

De motie op stuk nr. 45 is van de hand van mevrouw Uitslag. Deze motie gaat over vrijwilligers. In de beantwoording van de Kamervragen heb ik reeds toegelicht hoe ik het beoordeel en dan met name de overgang tussen vrijwillige en professionele zorg. Ik zie de motie als een steun in de rug. Ik ga nu in op de motie-Dijkstra op stuk nr. 47. In die motie verzoekt zij de regering de Algemene Rekenkamer de bestede AWBZ-middelen op doelmatigheid te laten onderzoeken. Ik ben hier schriftelijk op ingegaan. De Algemene Rekenkamer gaat zelf over haar programma. Op grond daarvan heb ik de aanname van deze motie ontraden en daar laat ik het bij.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Dat heb ik al begrepen. Aan de Algemene Rekenkamer kan toch altijd een verzoek worden gericht?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Eerder is daar in de Kamer uitgebreid over gesproken. Misschien kunnen wij elkaar in het midden vinden. Ik loop nu vooruit op de brief die ik toegezegd heb. Als ik ook maar enige aanleiding zie om dat onderzoek in te stellen, zal ik mij dit in herinnering brengen. Op dit moment zeg ik het echter nog niet toe.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik zal de staatssecretaris helpen door haar hieraan te herinneren.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit is een deal; mevrouw Dijkstra houdt de vinger aan de pols.

De voorzitter:

Maar wat betekent dit voor uw motie?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik ontraad de aanname van de motie op dit moment.

De voorzitter:

Mevrouw Dijkstra, trekt u de motie dan in?

Mevrouw Dijkstra (D66):

Nee, zover ben ik nog niet.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik kom nu op de motie-Dijkstra op stuk nr. 50 over de "roze ouderen". Dit is enigszins oneerbiedig gezegd, maar die term mogen wij hier best gebruiken. In deze motie gaat het over sympathieke en moderne initiatieven. Ik heb mij daar snel in moeten verdiepen naar aanleiding van de vragen. Ik steun alle in de motie genoemde initiatieven al vrij ruim, zoals ik heb gezien. De motie-Van Miltenburg wordt ook op die manier uitgevoerd. Daarom zie ik deze motie als steun voor het lopende beleid. Derhalve ga ik op deze manier daarop in.

De voorzitter:

Dus u laat de motie over aan het oordeel van de Kamer?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja.

De voorzitter:

Dan gaan wij naar de motie-Dille op stuk nr. 52.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik verzoek de Kamer om deze motie aan te houden. Het gaat in die motie om de wettelijke meldplicht over de kindermishandeling. Ik reken mij zelf aan dat ik enige verwarring heb laten ontstaan over de vraag of het wenselijker is om "de meldcode" of "een meldplicht" te hanteren. Dit heeft ermee te maken dat de Kamer daar al over gesproken heeft, maar ik nog niet. Ik zal de maatregel kiezen die een kind het beste zal beschermen als ook maar iemand in de omgeving van dat kind al kan weten dat er mishandeling zal komen. Ik kan nog niet overzien of "de meldcode" effectief genoeg is of dat "de meldplicht" het effectiefste zal zijn. Ik vraag daarom om de tijd om dit fatsoenlijk uit te zoeken. Ik wil dit onderwerp ook niet politiseren, want dat vind ik zonde.

De voorzitter:

Het is de motie van mevrouw Dille. Daarom moeten wij eerst even vragen wat zij wil met de motie. Het verzoek van de staatssecretaris is om de motie aan te houden.

Mevrouw Dille (PVV):

Ik begrijp dat dit een moeilijk probleem is, maar ik ben erg bang dat er tijd verloren gaat. Die tijd is wat dit onderwerp betreft te kostbaar.

De voorzitter:

U handhaaft de motie dus?

Mevrouw Dille (PVV):

Ja.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik heb een korte opmerking. Ik ondersteun graag de toezegging van de staatssecretaris om dit zorgvuldig te doen. Zij stelt vooral het kind centraal en niet "de meldcode" of "de meldplicht" als doel op zich. De CDA-fractie steunt dus de zorgvuldige aanpak van de staatssecretaris en het feit dat zij dit eerst onderzoekt en daarna met een brief komt.

De voorzitter:

Ik vind dit heel sympathiek, maar wij moeten dit niet tot gewoonte maken, want dan duurt het te lang.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik realiseer mij dat de staatssecretaris nieuw is in de Kamer, maar ik heb hier toch wel een probleem mee. Gisteren hebben wij eerst de toezegging gekregen; vijf minuten later werd die ingetrokken. Toen ben ik teruggekomen en heb ik gezegd dat het zo niet gaat. Vervolgens kreeg ik weer een toezegging. Ik heb geen motie ingediend omdat de toezegging binnen was. Nu staat het weer op losse schroeven. Moet ik dan voor alles een motie indienen? Ik zit in een dilemma.

De voorzitter:

De motie-Dille is gehandhaafd. Op basis van die motie kunt u er tegen ...

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Jawel, maar als er eerst toezeggingen worden gedaan die weer worden teruggetrokken en vervolgens wederom toezeggingen worden gedaan, hoe moeten wij daar dan mee omgaan? Ik begrijp dat de staatssecretaris nieuw is, maar ik vind dit heel lastig.

De voorzitter:

Staatssecretaris, zijn uw toezeggingen er nog of niet?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De toezegging dat ik alles doe om te voorkomen dat een kind waarvan ook maar iemand in de omgeving proactief kan signaleren dat er iets mee gebeurt, is keihard. Dat er verschil in de Kamer bestaat over het beste instrument dat daarvoor kan worden ingezet, is daaraan volstrekt ongeschikt. Wellicht is dat mijn lekeninstelling. Ik zal mij erin verdiepen en daarop een passend antwoord vinden. That's the best I can do.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik ben heel blij met deze uitspraak van de staatssecretaris. De CDA-fractie heeft net verzocht om een brief. Ik verzoek de staatssecretaris om met het veld te gaan praten, dus met de mensen die straks gaan werken met de verplichte meldcode, en hen te vragen hoe zij aankijken tegen een verplichting.

De voorzitter:

Dan gaan wij verder met de motie op stuk nr. 54. Het oordeel van de staatssecretaris over de vorige motie was aanhouden. Ik neem aan dat de Kamer nu verder haar standpunt over die motie kan bepalen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De motie op stuk nr. 54 is ingediend door mevrouw Agema en betreft verder onderzoek naar de ziekte van Alzheimer. De motie past in haar eerdere betoog dat de ziekte van Alzheimer minstens op het niveau gezien moet worden van hart- en vaatziekten en kanker. In die zin reageer ik positief. Ik ervaar de motie als een steun in de rug in de hele aanpak van langdurige ziekten. Ik geef daaraan in die zin mijn aandacht.

De voorzitter:

U laat het oordeel over aan de Kamer, zo stel ik vast. De motie op stuk nr. 55.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Die motie is ingediend door mevrouw Voortman en betreft het nul meten in het streven naar zoveel mogelijk mensen op de werkvloer in de ouderenzorg. Die motie is naar mijn mening te kort door de bocht. Ik wil de extra mogelijkheden aanwenden voor medewerkers en kwaliteit, niet voor meten en regels. Ik voer de nulmeting dan ook van ganser harte niet uit. Ik ontraad het aannemen van deze motie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Een belangrijk punt van discussie tijdens dit debat was nu juist de vraag of wij kunnen zien dat het aantal werknemers in de zorg echt toeneemt. Als de staatssecretaris zegt dat zij de motie niet wil uitvoeren, zullen wij dat nooit weten. Wij kunnen dan niet zien of de verkiezingsbelofte van de PVV echt uitkomt.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb sympathie voor deze redenering en kan die ook volgen. Het past echter niet in het voornemen om werkelijk al het mogelijke rechtstreeks in de zorg te stoppen. Daar ga ik voor.

De voorzitter:

Het oordeel is duidelijk: ontraden. Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De motie op stuk nr. 56 is ingediend door mevrouw Voortman en gaat ook over het pgb. Zij stelt voor om eventueel alle besluiten op te schorten tot 1 juli 2011. Ik ontraad het aannemen van die motie omdat er helemaal geen budget is om dat te doen. Daartoe heb ik geen enkele mogelijkheid.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. De staatssecretaris geeft aan dat zij zorgvuldig te werk wil gaan maar wel binnen een week een brief stuurt. De tariefkorting van 3% staat al vast terwijl verschillende partijen alternatieven hebben aangedragen. Ik vind dat niet met elkaar rijmen. Ik dien de motie in om de staatssecretaris de tijd te geven om het echt goed te doen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik zie daartoe geen enkele mogelijkheid.

De voorzitter:

Het oordeel van de staatssecretaris wijzigt niet. Wij gaan naar de volgende motie.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De volgende motie betreft het kleinschalige wooninitiatief en het persoonsgebonden budget. In de toelichting op een eerdere motie heb ik al aangegeven dat ik daarover geen toezegging kan doen. Ik ontraad daarom het aannemen van deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 57.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De moties op stuk nrs. 57 en 58 behandel ik graag samen. De motie op stuk nr. 57 is afkomstig van mevrouw Voortman en betreft het tijdpad en het stappenplan aan de hand waarvan ik de stelselwijziging jeugd wil uitvoeren. Ik heb gezegd dat ik denk binnen die stelselwijziging 300 mln. structureel te kunnen bezuinigen. Ik heb toegezegd voor 1 januari inzicht in een en ander te bieden. Ik laat het oordeel over deze moties daarom over aan de Kamer.

In motie nr. 60 vraagt mevrouw Voortman om voor slachtoffers van eergerelateerd geweld campussen voort te zetten. Ik ontraad deze motie, omdat ik niet vooruit wil lopen op initiatieven en onderzoek die op dit moment plaatsvinden en waarover schriftelijke antwoorden zijn toegezegd.

De voorzitter:

Mevrouw Uitslag, het is niet eens uw motie.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik wil toch een ondersteunende vraag stellen.

De voorzitter:

Nee, ik wil nu even voortmaken. Als het nu uw eigen motie was ...

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dit is wel relevant voor de vraag of wij de motie wel of niet gaan steunen, dus ik wil toch wel even graag mijn punt maken. Deze week hebben wij op televisie een documentaire van Jessica Villerius over eerwraak en eergerelateerd geweld kunnen zien. De motie klinkt sympathiek, maar dit probleem is veel groter dan alleen wat in de motie staat. Dus ik zou willen voorstellen om een inhoudelijk diepgaand debat hierover te gaan voeren met de Kamer en om hierover een AO te houden. Wellicht kan de staatssecretaris ook een reactie geven op het onderzoek De dochters van Zaïr die ook terugkwam in deze documentaire. Dan kunnen wij hierover een heel zorgvuldig en gedegen debat voeren.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u aan de indieners vraagt om de motie aan te houden, want wij gaan zelf over het houden van een AO. Dat vragen wij niet aan de staatssecretaris, aan wie u om een reactie vraagt. Ik kijk naar de indienster over het verzoek van mevrouw Uitslag om de motie aan te houden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben wel benieuwd wat de staatssecretaris antwoordt op De dochters van Zaïr. Ik moet het nog even overleggen met mijn fractie.

De voorzitter:

De staatssecretaris. Ik geloof dat ik al vaak heb aangegeven dat ik zorgvuldigheid heel belangrijk vind. Als wij op een ander moment kunnen terugkomen om dit in alle zorgvuldigheid te bekijken, zal ik dat zeker doen. Ik weet niet hoe de woorden moeten worden gekozen om dit buiten de motie toe te zeggen.

De voorzitter:

Als wij een algemeen overleg houden, gaan wij daar zelf over, dus dat moet de Kamer beslissen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Precies. Ik kan dit ter kennisgeving aannemen en er met plezier naar uitkijken.

De voorzitter:

Goed, wij gaan door met motie nr. 61.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Motie nr. 61 is van mevrouw Wiegman, die mij heeft gevraagd om de mentorschapsprojecten die twee jaar stimulering hebben gekregen voort te zetten, maar de mentorschapsprojecten hebben twee jaar stimuleringsgeld gekregen. Er is schriftelijk al op dit besluit ingegaan. Ik zie ook geen reden om van eerder genomen besluiten die schriftelijk zijn bevestigd af te wijken, dus ik ontraad de motie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Opnieuw het appel. Toen die subsidie van start ging, was dat met het oog op een uiteindelijke wettelijke verankering. Dat is nog niet gebeurd. Ik vind dat wij onze verantwoordelijkheid moeten nemen, waar wij ons eigen huiswerk in die afgelopen twee jaar niet op orde hebben gebracht. Ik vind dat wij dit niet zomaar kunnen laten vallen. Dan zetten wij onszelf op achterstand. Als zojuist de minister en de staatssecretaris in een motie van mevrouw Uitslag over vrijwilligerswerk worden opgeroepen om vrijwilligerswerk wettelijk niet in de weg te gaan zitten, dan denk ik dat dit nu het voorbeeld is om dat hier op dit punt ook te bewijzen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik neem dit voor kennisgeving aan.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Motie nr. 63, ook van mevrouw Wiegman, gaat over een groep mensen die last heeft van oorsuizen en die binnen het bestaande systeem ten onrechte als zwakzinnig wordt gediagnosticeerd. Zij vraagt de regering om uit te zoeken hoe vaak dit voorkomt. Ik zal uiteraard met betrokken partijen waarmee ik regelmatig rond de tafel zit uitzoeken in hoeverre dit probleem kan worden opgelost, maar ik vind het overbodig om in het kader van vandaag al extra geld en tijd toe te kennen, dus in die zin zal ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Er wordt in de motie, als ik zo vrij mag zijn, niet om geld gevraagd, waar u op reageert. Er staat alleen maar of u het wilt uitzoeken. Volgens mij hebt u dat zojuist ook toegezegd.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dan doe ik dat. Dank u voor de bijsturing.

De voorzitter:

Motie 64.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Motie 64 is ook van mevrouw Wiegman. Het gaat om de € 300.000 die opzij is gezet in het kader van de ratificatie van het VN-verdrag dat zij noemt. In die motie word ik gevraagd om expliciet rekening te houden met de dovengemeenschap en media-uitingen in dat kader. Daar heb ik al eerder op gereageerd. Ik laat deze motie graag aan het oordeel van de Kamer over.

Ten slotte kom ik bij motie nr. 65. De heer Van der Staaij vraagt mij daarin om specifiek aandacht te geven aan de palliatieve zorg. Hij weet waarschijnlijk dat ik net uit de zorg, met name de palliatieve zorg kom. In mijn werk op dat gebied heb ik altijd benadrukt dat palliatieve zorg een laatste aspect is van de reguliere zorg. Ik kom daar niet op terug. Ik zeg wel toe dat ik dit aspect in al mijn werk aan de orde zal stellen en dat de volle aandacht geven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het eindoordeel over deze motie is wat onduidelijk. Ik proefde enige aarzeling bij de staatssecretaris. Wellicht had zij het idee dat ik hier iets heel specialistisch van wil maken en het uit de basiszorg wil halen, maar dat is zeker niet mijn intentie. Het gaat mij erom hoe het beschikbare geld voor palliatieve zorg op een betere manier kan worden ingezet, zodat geen sprake is van een soort voorsortering richting de ziekenhuizen in plaats van bijna-thuissettings of thuissettings. Dat is de kern van de motie.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dan zie ik de motie als een steun in de rug bij mijn beleid.

De voorzitter:

U laat het oordeel dus aan de Kamer.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Graag.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor haar oordeel over de moties.

Wij zijn aan het eind gekomen van een lang debat. Mijn complimenten voor de beantwoording door de bewindslieden.

Volgende week dinsdag stemmen wij over de moties. Er is ook een aantal toezeggingen gedaan. Zo komt er nog een brief. Verder verval ik niet in herhaling, want u hebt het allemaal goed genoteerd.

De vergadering wordt van 15.09 uur tot 15.15 uur geschorst.

Naar boven