Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011(32500 XVI);

het wetsvoorstel Slotwet en jaarverslag Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2009 (32360 XVI, nr. 1);

het jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2009 (32360 XVI, nr. 3);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2009 (32360 XVI, nr. 4);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2011 (32500 XVII), onderdeel gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader;

het wetsvoorstel Slotwet en jaarverslag begroting van Jeugd en Gezin 2009 (32360 XVII, nr. 1), onderdeel gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader;

het jaarverslag van Jeugd en Gezin (32360 XVII, nr. 3), onderdeel gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader;

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag Jeugd en Gezin (32360 XVII, nr. 4), onderdeel gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader.

(Zie vergadering van 10 november 2010.)

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. In de beraadslaging die we hebben gehad is aan de orde geweest dat de bezuinigingen neerslaan op de laagste inkomens en mensen die chronisch ziek en gehandicapt zijn. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat lage inkomens onevenredig meer bijdragen aan solidariteit in de zorg en door de korting op de zorgtoeslag hun bijdrage verder zal toenemen;

overwegende dat een meer inkomensafhankelijke premie en een daarbij behorende lagere nominale premie de keuzevrijheid van de verzekerde niet in de weg staat en zorgverzekeraars niet minder prikkelt tot concurrentie;

van mening dat de toenemende kosten van de zorg verbreden van het draagvlak noodzakelijk maken;

verzoekt de regering, voordelen en nadelen van een meer inkomensafhankelijke premie aan te geven en daarbij tevens de voor- en nadelen te onderzoeken van het zogenaamde Duitse systeem en aan te geven op welke wijze dit systeem in Nederland zou kunnen worden toegepast, en de Kamer hierover voor 1 maart 2011 te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Voortman, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(32500 XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik vind dit een goede motie van de Partij van de Arbeid. Zoals bekend heeft de SP in 2008 een voorstel gedaan, doorgerekend door het Centraal Planbureau, voor inkomensafhankelijke premies. Ik wil de heer Van der Veen vragen of hij het goed vindt dat ik de minister zal verzoeken om, aanvullend op deze motie, dat plan mee te nemen in de studie die zij zal verrichten.

De heer Van der Veen (PvdA):

Wie ben ik om dat tegen te houden? Ik kan dit alleen maar toejuichen. Ik citeer de minister, die gisteren zei: geen nieuwe rapporten, gebruiken wat er ligt. Ik denk dat het prima past in het beleid van de minister.

We hebben te maken met bezuinigingen in de gezondheidszorg. Wij vinden dat het geld daar moet worden gehaald waar het gehaald kan worden: de hogere inkomens. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet bij bezuinigingen op de zorg geen extra bijdrage vraagt van hogere inkomens;

overwegende dat de beloningscode voor bestuurders en toezichthouders in de gezondheidszorg massaal wordt overschreden;

van mening dat wanneer iedereen moet bijdragen aan de noodzakelijke ombuigingen in de gezondheidszorg, het niet gerechtvaardigd is dat bestuurders en toezichthouders onevenredig hoge beloningen ontvangen terwijl dit geld aan de zorg moet worden besteed;

verzoekt de regering, de beloningscode voor bestuurders en toezichthouders in de zorgsector wettelijk te verankeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(32500 XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik zou graag opheldering krijgen. Laatst in het mondelinge vragenuurtje vroeg een PvdA-collega van de heer Van der Veen, de heer Heijnen, naar aanleiding van een uitzending van ZEMBLA over topbeloningen in de publieke sector aan minister Donner wanneer die wet voor topinkomens eindelijk eens kwam. Daarin zei hij duidelijk dat hij af wilde van beloningscodes die door bestuurders zelf zijn opgesteld. Die zouden vervangen moeten worden door een wettelijk maximum en wel het salaris van de minister-president. Ik ben heel benieuwd te horen waarom de PvdA-fractie nu opeens wil dat een beloningscode met een maximum ver boven dat salaris wettelijk wordt verankerd.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik volg het betoog van mevrouw Leijten. Zij zag mij vast even aarzelen, want ik ben natuurlijk ook van mening dat de balkenendenorm de norm moet zijn.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik kom zelf met een motie waarin expliciet staat dat het maximum gelijk is aan het salaris van de minister-president. Misschien kunnen wij samen bekijken of en hoe wij deze moties in elkaar kunnen schuiven. Het zou jammer zijn als er door de onduidelijkheid hierover geen meerderheid is voor een motie waarin staat dat het salaris van de minister-president het maximum is.

De heer Van der Veen (PvdA):

Laat ik het nog makkelijker maken. Ik zeg toe dat ik deze toevoeging van mevrouw Leijten opneem in mijn motie. Daarmee bereiken wij waar mevrouw Leijten om vraagt. Ik neem aan dat mevrouw Leijten daarmee akkoord kan gaan.

Voorzitter. Ik zei al dat het geld in de gezondheidszorg besteed moet worden aan directe zorg. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat premiegeld besteed moet worden aan zorg;

overwegende dat het aantrekken van extern vermogen niet noodzakelijk is voor innovatie in de zorg;

van mening dat winstuitkeringen een verkeerde prikkel vormen voor zorgverleners;

verzoekt de regering, niet over te gaan tot het introduceren van winstuitkeringen in de zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Voortman, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(32500 XVI).

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Wij zijn bezig met een veranderingstraject in de gezondheidszorg. Dat traject heeft onder meer betrekking op de vrije prijzen bij de ziekenhuizen. Als je stappen zet, moet je wel steeds bekijken wat de voorgaande stappen hebben opgeleverd, zeker omdat de ziekenhuizen in 2009 400 mln. meer omzet hebben gemaakt, zonder dat daar een vergelijkbare productie tegenover stond. Men heeft die extra omzet dus vooral gebaseerd op declaraties. Je moet zakelijk blijven kijken naar de wenselijkheid van volgende stappen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de effecten ten aanzien van het werkelijk geleverde volume na de eerdere uitbreidingen van het B-segment en de gevolgen voor het BKZ nog onduidelijk zijn;

verzoekt de regering, geen besluit te nemen ten aanzien van de uitbreiding van het B-segment zonder dat een zorgvuldige evaluatie heeft plaatsgevonden ten aanzien van de toename van kwaliteit en toegankelijkheid, waarbij duidelijkheid bestaat over het werkelijk geleverde volume en de gehanteerde prijs over het voorgaande jaar;

verzoekt de regering tevens, geen besluit te nemen ten aanzien van de uitbreiding van het B-segment alvorens hierover met de Kamer te overleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(32500 XVI).

Ik weet niet hoeveel moties u nog wilt indienen, maar u moet afronden.

De heer Van der Veen (PvdA):

Hoeveel tijd heb ik nog? Ik had ruim vijf minuten.

De voorzitter:

Die zijn bijna voorbij. Ik heb verder begrepen dat uw collega ook nog aan de beurt wil komen. Als ik u was, zou ik snel afronden.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik zal heel snel zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gezondheidszorg een publiek goed is en betaald wordt door iedereen;

van mening dat iedere premiebetaler recht heeft op kwalitatief goede, bereikbare zorg;Van der Veen

van mening dat dit ook geldt voor premiebetalers die in de zogenaamde krimpgebieden wonen;

van mening dat de overheid uiteindelijk verantwoordelijk is voor de basiszorg en in moet grijpen wanneer de bereikbaarheid, samenhang, continuïteit en/of kwaliteit van deze basisvoorzieningen in gevaar komen;

van mening dat het daarvoor noodzakelijk is, te weten welke zorg tot de basiszorg behoort;

verzoekt de regering, de Kamer voor 1 maart 2011 een eerste opzet voor invulling van basiszorg te zenden, waarbij cruciale zorgfuncties niet beperkt worden tot 45 minutenzorg en verloskunde, maar het totaal van de functies in de eerste en tweede lijn betrokken worden en tevens aangegeven wordt welke bereikbaarheidseisen gesteld worden aan basiszorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Voortman, Van der Staaij, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Leijten.

Zij krijgt nr. 27(32500 XVI).

Mijnheer Van der Veen, inderdaad ongehoord snel, maar u moet wel verstaanbaar proberen te blijven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter, vind ik ook, want die zin in het midden kon ik niet helemaal volgen. Kan de heer Van der Veen die nog even herhalen.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter, volgens mij ...

De voorzitter:

Komt u eerst maar even op adem. Dat gaat niet van uw spreektijd af.

De heer Van der Veen (PvdA):

... bestaat er geen code over de snelheid waarmee een motie moet worden voorgelezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord voorgesteld wordt, aandoeningen met een lage ziektelast niet meer te vergoeden via het basispakket;

overwegende dat onvoldoende duidelijk is welke aandoeningen hieronder worden verstaan en welke gevolgen het niet meer vergoeden zal hebben voor individuele verzekerden alsmede voor de zorgkosten;

van mening dat er zo snel mogelijk openheid moet komen hoe de regering deze bezuiniging van 1 mld. wil invullen;

verzoekt de regering, de Kamer voor 1 maart 2011 aan te geven:

  • - wat verstaan moet worden onder "lage ziektelast";

  • - welke aandoeningen vallen onder het begrip "lage ziektelast";

  • - welke gevolgen het niet meer vergoeden van deze zorg heeft voor individuele verzekerden ten aanzien van koopkracht en cumulatie van eigen betalingen;

  • - wat het risico is dat mensen in eerste instantie zorg vermijden en later aangewezen zijn op duurdere zorg en wat dit betekent voor de zorgkosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Voortman, Dijkstra, Van der Staaij, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Leijten.

Zij krijgt nr. 28(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord wordt voorgesteld, de werelddekking in de Zorgverzekeringswet af te schaffen;

overwegende dat deze werelddekking verzekerden die in het buitenland verblijven de mogelijkheid geeft, onder de geldende voorwaarden van de basisverzekering hulp in het buitenland te genieten;

overwegende dat deze regeling, gelet op de toepassing van de geldende voorwaarden van de basisverzekering, niet leidt tot extra consumptie en of uitgaven;

overwegende dat het afschaffen van de werelddekking niet alleen gevolgen heeft voor toeristen die buiten de EU hun vakantie doorbrengen, maar ook voor verzekerden die naar het buitenland worden uitgezonden;

overwegende dat door het afschaffen van deze regeling boven benoemde groepen particuliere reisverzekeringen moeten afsluiten die vaak zeer wisselende dekkingen kennen;

verzoekt de regering, af te zien van het afschaffen van de werelddekking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Voortman en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(21500 XVI).

Mevrouw Agema (PVV):

De heer Van der Veen en ik voerden in de eerste termijn een heel interessant interruptiedebat. De heer Van der Veen had beloofd om in de tweede termijn nog even terug te komen op de feiten. Wij hadden een aantal vragen gesteld over de voorgenomen bezuinigingen van de Partij van de Arbeid. Ik wacht in dat kader nog op excuses of uitleg van de heer Van der Veen.

De heer Van der Veen (PvdA):

Is het de bedoeling, dit in de tweede termijn aan de orde te hebben? Ik ga hier overigens graag op in.

De voorzitter:

Ja, dat is de bedoeling.

De heer Van der Veen (PvdA):

Wij hadden een discussie over wat de Partij van de Arbeid heeft ingezet voor het eigen risico. Het is de vraag of die interessant was; dat hangt ervan of hoe je die beoordeelt. Uit mijn hoofd zeg ik dat dit 210 of 240 is geweest in de verkiezingstijd. Ik kijk hiervoor ook even naar mijn collega.

De voorzitter:

De verkiezingen hebben in juni dit jaar plaatsgevonden.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ja, toen zijn wij de verkiezingstijd ingegaan. De verwarring bij mevrouw Agema is ontstaan doordat zij gekeken heeft naar Keuzes in kaart. Daarin pleitte de Partij van de Arbeid toen nog voor een inkomensafhankelijk eigen risico met een gemiddelde op 340. Dat misverstand heeft in dit debat een rol gespeeld.

Mevrouw Agema (PVV):

Het is heel leuk om de feiten "misverstand" te noemen. In Keuzes in kaart staan de doorgerekende verkiezingsprogramma's waarmee wij de verkiezingen in zijn gegaan. Toen de PvdA erachter kwam dat het heel hoge eigen risico nogal slecht viel, heeft zij er maar een draai aan gegeven. De PvdA heeft echter nooit een nieuw programma door laten rekenen. De discussie ging bovendien niet alleen om het eigen risico. Die ging om veel meer zaken die de Partij van de Arbeid in de eerste termijn ontkende. De heer Van der Veen zucht nu wel, maar hier wordt mijn integriteit ter discussie gesteld. Ik zal daarom de feiten nog even herhalen voor de heer Van der Veen.

De PvdA was voornemens om het aantal spoedeisende eerstehulpposten te beperken en wilde minder topklinische ambulances. Er moest bovendien een groter gewicht komen voor het inschrijftarief van de huisartsen; het ging daarbij om 100 mln. De PvdA verhoogt de eigen betalingen in de curatieve zorg en stelt € 5 per ligdag in ziekenhuizen voor. Verder beperkt de PvdA het basispakket; 400 mln. Bovendien neemt de PvdA de verhoging van het technisch veronderstelde eigen risico niet over, maar stelt een gemiddelde van € 340 vast. Het volgende feit ...

De voorzitter:

Mevrouw Agema, ik weet niet hoe lang ...

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Ik wil reageren.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik wil dit afmaken.

De heer Van der Veen (PvdA):

Deze zaken zijn in het debat helemaal niet aan de orde geweest.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik wil dit even afmaken.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik heb hier moeite mee.

Mevrouw Agema (PVV):

Dit is allemaal aan de orde geweest.

De voorzitter:

Mevrouw Agema en mijnheer Van der Veen. Niet door elkaar heen spreken, want anders is het onverstaanbaar.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik heb hier een ernstig probleem mee.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik ben nog aan woord.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, moet u een hele lijst voorlezen of wilt u een paar vragen stellen?

Mevrouw Agema (PVV):

Dit zijn de punten die ik heb genoemd ...

De voorzitter:

Oké, kunt u dit afronden?

Mevrouw Agema (PVV):

... en die de heer Van der Veen ontkend heeft: per saldo 2 mld. eraf op de zorg bij de Partij van de Arbeid. Ik spreek over de vierde kolom van tabel 4.2 van Keuzes in kaart. Vervolgens is er ook nog tabel 2.11.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, u moet echt afronden.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik ben er bijna. Bovendien zouden wij hierop terugkomen. De heer Van der Veen had simpelweg zijn excuses kunnen aanbieden. Dat heeft hij echter niet gedaan, dus ik wil dit nog even rechtzetten.

In tabel 2.11, laatste regel, staat dat er bij de Partij van de Arbeid wat betreft de totale werkgelegenheid in de zorg 15.000 zorgmedewerkers eraf moeten.

Ten slotte kom ik op tabel 3.4 van het CPB over het regeer- en gedoogakkoord. In de kolom van de zorg gaat er daar per saldo 3,75 mld. erbij.

De voorzitter:

Volgens mij is uw punt duidelijk.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Ik begrijp hier nu werkelijk niets van. Wij hebben een debat gevoerd over die € 340 eigen risico. Daarop geef ik een antwoord. Vervolgens heeft mevrouw Agema de SEH's aan de orde gesteld; ik heb de Handelingen er nog voor een deel op nagelezen. Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat ik daarop zou terugkomen. De rest heeft mevrouw Agema niet opgesomd. Als zij het al opgesomd heeft, dan heb ik daarvan absoluut niet gezegd – ik vraag mevrouw Agema ook om dat in de Handelingen op te zoeken – dat het onwaar is. Zij leest op wat er staat en wat in die zin klopt. Wij hebben echter ook gesproken, en daarover blijf ik verbaasd, over het regeerakkoord en de begroting. Daarover ging de discussie. Ik heb tegen mevrouw Agema gezegd dat als wij de verkiezingsprogramma's gaan oplezen, ik ook het verkiezingsprogramma van de PVV-fractie kan oplezen. Daarin staat niet dat er meer dan 1 mld. bezuinigd moet worden op het basispakket. Daarin staat dat er geen uitbreiding van het B-segment mag plaatsvinden. Daarin staat dat er geen winstuitkering mag plaatsvinden.

In dat kader maak ik nog een laatste opmerking. Gisteren bespraken wij de moties. Ik zei toen: mevrouw Agema, u hebt ook moeite met de uitbreiding van het vrije tarief van het B-segment en u weet ook dat het ongeveer 400 mln. kost; tekent u deze motie mee? Zij zei daarop: nee, dat hebben wij moeten inleveren ten behoeve van het regeerakkoord. Ik kon mij dat ook goed voorstellen. Mevrouw Agema dwingt mij nu om dit te zeggen, maar normaal lopen discussies niet op deze wijze. Volgens mij hebben wij nu voldoende gewisseld.

Mevrouw Agema (PVV):

Het wordt met de minuut valser.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik heb hier echt moeite mee.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik zou er natuurlijk de Handelingen van gisteren bij kunnen pakken. Ik zal dat niet doen. De heer Van der Veen is een slechte verliezer. Wij hebben hier open kaart gespeeld. De PVV was "stuck in the middle"; daarover is een halfuur gedebatteerd. De PVV-fractie steunt nu de uitbreiding van het vrije B-segment. Daarover is zij open, ook in het debat. Dat de heer Van der Veen uit een gesprek moet citeren dat wij hebben gevoerd: prima. Ik zal niet de Handelingen erbij halen, maar ik vind de PvdA-fractie, bij monde van de heer Van der Veen, een buitengewoon slechte verliezer die niet toegeeft dat hij de feiten niet op orde had. Bovendien ontkende hij gewoon dat de PvdA-fractie zo ongelooflijk veel bezuinigingsvoorstellen in haar eigen verkiezingsprogramma had staan.

De voorzitter:

Dit is meer een conclusie dan een vraag.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik maak hierover graag een laatste opmerking. Mevrouw Agema begint met de stelling dat ik haar integriteit in twijfel heb getrokken op het punt van de € 340 eigen risico. Ik heb haar uitgelegd hoe de discussie is gelopen, wat de feiten waren en waarmee de PvdA-fractie in zee is gegaan. Van het hele lijstje dat mevrouw Agema opsomt, heb ik nooit en te nimmer gezegd dat het niet klopte. Ik heb alleen in relatie tot de spoedeisende hulp gezegd dat ik erop terug zou komen. Overigens vind ik dat juist mevrouw Agema mijn integriteit aantast. Wellicht is dat haar stijl, en ik vind het moeilijk om het te zeggen, maar op dit niveau debatteren spreekt mij absoluut niet aan. Ik eis geen excuses, maar ik vind echt dat dit niet kan.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Ik begin meteen met het voorlezen van de moties in tweede termijn, hoewel ik nog een heleboel antwoorden van de staatssecretaris, tegoed heb. Maar goed, daarnaar luisteren wij straks wel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de hoogte van een pgb een afgeleide is van een vergelijkbaar zzp;

van mening dat dit uitgangspunt voor het vaststellen van de hoogte van een pgb objectief en rechtvaardig is;

van mening dat verzekerden gelijk behandeld moeten worden;

van mening dat deze rechtvaardige behandeling moet gelden voor alle zzp's, inclusief de toeslag voor extreme zorgzwaarte;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat alle AWBZ-verzekerden een passende indicatiestelling krijgen, zodat ook meervoudig gehandicapten en mensen met een intensieve zorgvraag gebruik kunnen maken van een pgb,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert, Voortman, Dijkstra, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 30(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland slechts één school bestaat voor voortgezet tweetalig onderwijs aan doven (in casu gebarentaal en Nederlands);

constaterende dat sommige kinderen op deze vorm van onderwijs zijn aangewezen omdat zij in het regulier onderwijs onvoldoende ontwikkeling kunnen doormaken, ondanks de toevoeging van een tolk;

constaterende dat vanwege de afstand voor sommige kinderen verblijf in een internaat noodzakelijk is;

verzoekt de regering, het CIZ in staat te stellen voor deze kinderen ook verblijf te indiceren in dit internaat (afstandsindicatie),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert, Kooiman, Voortman, Van der Staaij en Wiegman-van Meppelen Scheppink.

Zij krijgt nr. 31(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een pgb voor een aanzienlijk deel van de AWBZ-verzekerden een waardevolle en soms de enige manier is om passende invulling te geven aan de persoonlijke zorgvraag;

constaterende dat het budget voor pgb's dit jaar door grote vraag werd overschreden;

constaterende dat de daarop volgende pgb-stop tot 1 januari 2011 heeft geleid tot een aanzienlijke wachtlijst voor aanvragers van een pgb;Wolbert

verzoekt de regering, de Kamer schriftelijk te informeren over de manier waarop de huidige wachtlijst voor pgb's zal worden opgelost;

verzoekt de regering tevens, te garanderen dat een nieuwe wachtlijst voor pgb's in 2011 voorkomen zal worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een pgb voor een aanzienlijk deel van de AWBZ-verzekerden een waardevolle en soms de enige manier is om passende invulling te geven aan de persoonlijke zorgvraag;

constaterende dat budgethouders kortingen op hun pgb slechts kunnen opvangen door minder zorg of kwalitatief minder goede zorg voor zichzelf in te kopen;

verzoekt de regering, af te zien van de indexeringsstop en de 3% korting op de pgb-tarieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is, de functie "begeleiding" in de AWBZ te beperken voor mensen met een IQ hoger dan 70;

constaterende dat binnen deze groep, verzekerden te maken kunnen hebben met meervoudige problematiek ten gevolge van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of een lichamelijke of zintuiglijke handicap;

verzoekt de regering, begeleiding te garanderen voor mensen met een IQ hoger dan 70 en meervoudige problematiek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet heeft aangekondigd, het pgb wettelijk te verankeren;

overwegende dat de toekomst van het pgb meer elementen bevat dan enkel de verankering;

verzoekt de regering, de Kamer op korte termijn te informeren over haar visie op het pgb en daarbij in te gaan op de wijze van vaststellen van pgb-tarieven, de relatie met extreme zorgzwaarte, de relatie met beschikbaarheid en vervangbaarheid van zorg in natura, het tegengaan van misbruik en fraude en het beperken van administratieve lasten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet bij bezuinigingen op de zorg geen extra bijdrage vraagt van hogere inkomens;

overwegende dat de beloningscode voor bestuurders en toezichthouders in de gezondheidszorg massaal wordt overschreden;

van mening dat wanneer iedereen moet bijdragen aan de noodzakelijke ombuigingen in de gezondheidszorg, het niet gerechtvaardigd is dat bestuurders en toezichthouders onevenredig hoge beloningen ontvangen terwijl dit geld aan de zorg moet worden besteed;

verzoekt de regering, beloningen voor bestuurders en toezichthouders in de zorgsector onder het eerste regime van de wettelijke norm voor beloningen in de publieke en semipublieke sector te laten vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(32500 XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Dit is een motie naar mijn hart. Dat zeg ik zomaar. Ik had net een discussie met de heer Van der Veen, van dezelfde partij als mevrouw Wolbert. Hij stelde een heel andere regime voor, namelijk het regime van de beloningscode. Wat is nu het standpunt van de PvdA als het gaat over de topsalarissen en wat wil mevrouw Wolbert nu dat de regering gaat onderbrengen in de wet? Het is allebei totaal iets anders.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dat is precies de reden waarom ik deze motie heb voorgelezen. De motie zoals ik die heb voorgelezen, geeft het standpunt weer zoals de Partij van de Arbeid het in de wet verankerd wil zien.

Mevrouw Leijten (SP):

Dan vraag ik of de motie die de heer Van der Veen zonet namens dezelfde partij heeft ingediend over de beloningscode, bij dezen is ingetrokken.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ja, dat mag mevrouw Leijten concluderen.

De heer Mulder (VVD):

Voorzitter. Om te beginnen dank ik de minister en de staatssecretaris voor de schriftelijke en mondelinge beantwoording van de vragen.

In eerste termijn heb ik een aantal trends geschetst. De conclusie die voortvloeit uit die trends, is deze: de vraag is niet of de kosten voor de zorg gaan stijgen in de komende jaren, maar de vraag is met hoeveel, hoe snel en in welke mate.

Mijn fractie heeft de minister gevraagd om toekomstscenario's. Wij zijn blij dat wij in de schriftelijke antwoorden hebben kunnen lezen dat het Centraal Planbureau zich daarover gaat buigen. Mijn fractie gaat ervan uit dat de scenario's zoals ik die eerder deze week heb geschetst, worden meegenomen door het Centraal Planbureau. Mijn vraag aan de minister is vervolgens: wanneer is deze scenariostudie van het Centraal Planbureau klaar?

Wij hebben het ook gehad over de transparantie in de zorg ten aanzien van de kwaliteit van de zorg. Dat is een belangrijke voorwaarde voor concurrentie. Als je wilt concurreren, moeten mensen ook weten waar kwaliteit is. Zij moeten weten waaruit ze kunnen kiezen. De minister heeft gezegd dat het nadrukkelijk de bedoeling is dat de medische beroepsgroep zelf met richtlijnen en normen ten aanzien van kwaliteit komt, deze ontwikkelt en invoert. De vraag van de VVD-fractie is: in welke mate kunnen wij rekenen op de beroepsgroep? Deze opereert immers wat defensief. Er is het project Zichtbare Zorg. Daarmee zijn wij drie jaar geleden, onder het vorige kabinet, begonnen. In het beleidsprogramma van het vorige kabinet stond dat mensen voor 80 aandoeningen op de website kunnen lezen welke kwaliteit ziekenhuizen leveren. Volgens onze fractie is dat nog niet geregeld. Je merkt dat de beroepsgroep echt in de benen komt als er wat gebeurt, bijvoorbeeld dat met CZ, de verzekeraar. Daarover hebben wij het gehad. Of het nu gelukkig was hoe dit is gelopen of niet, toen dit gebeurde zag je wel dat de beroepsgroep in de benen kwam.

Over de Wet BIG komen wij nog te spreken. Er wordt nu gesproken over de vraag of de waarschuwing die een arts krijgt als hij of zij wordt veroordeeld door het Medisch Tuchtcollege, openbaar gemaakt zou moeten worden. Daarvan zegt de beroepsgroep: eigenlijk liever niet. Men opereert wat defensief. Mijn vraag is dan: heeft de beroepsgroep van medici iets te verbergen? Mijn ervaring is dat mensen die trots zijn en die het gevoel hebben dat zij goed werk leveren, juist heel transparant zijn, want die willen dat uitdragen. Mijn oproep aan de beroepsgroep is dan ook: kom op, laat zien welke kwaliteit jullie leveren.

De VVD-fractie is ook blij dat de minister sympathiek staat tegenover een aantal van onze voorstellen, bijvoorbeeld de zogeheten Medical Walk-In Centers. De minister heeft een actieplan aangekondigd. Wij nemen aan dat de voorstellen die wij hebben gedaan ook in dat actieplan worden meegenomen. Wat de VVD betreft, mag ook de SOS-huisarts bij die plannen komen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

De heer Mulder geeft aan dat het belangrijk is dat beroepsbeoefenaren transparantie bieden over hun kwaliteit van zorg. Het CDA is het daarmee natuurlijk van harte eens. De heer Mulder kwam specifiek met het tuchtrecht. De vraag is echter of de Wet BIG daarvoor het eigenlijke middel is.

De heer Mulder (VVD):

De vraag wat het eigenlijke middel is, is nog niet eens het relevantst. De laatste weken hebben wij hierover een discussie gevoerd. Er is de Wet BIG. Collega Van Gerven heeft hierover inmiddels een amendement ingediend: maak maatregelen die genomen zijn tegen artsen openbaar, heel transparant. Zo weet de patiënt wat hij kan verwachten bij een arts. Vorige week sprak ik in een discussie op de radio met de voorzitter van het Medisch Tuchtcollege. Die zei: liever niet. Dan zeg ik: wat hebben artsen te verbergen? Wees goed en vertel het! Dan roep je ook vertrouwen op. Als je transparant bent laat je aan patiënten zien dat je het beste met hen voorhebt en dat je niets te verbergen hebt.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik snap de voorzitter van het Medisch Tuchtcollege wel. De Wet BIG dient namelijk niet het doel dat de heer Mulder aangeeft. De Wet BIG is ervoor bedoeld dat de beroepsgroep kan leren van de fouten. Ik ben het van harte met de heer Mulder eens dat er transparantie moet zijn. Ik wil ook graag met hem bekijken hoe wij dit in de toekomst op de juiste plekken kunnen vormgeven, maar ik vraag mij echt af of dit het middel is om die transparantie te leveren. Er vallen 500.000 verpleegkundigen en verzorgenden onder de BIG-registratie. Het openbaar maken van een waarschuwing is technisch al niet vorm te geven. Tuchtrechtteksten zijn niet te lezen. Ik vind dat heel erg lastig. Ik moet ze tien keer lezen om te zien wat er staat. Een openbaarmaking achtervolgt de zorgprofessional onnodig. Dus gaan mensen zich niet meer melden. Dan schieten wij totaal voorbij het doel. Ik vind het initiatief mooi. Het krijgt alle steun van het CDA, maar de Wet BIG moeten wij er niet voor gebruiken.

De heer Mulder (VVD):

Dan constateren we in ieder geval dat we het over het doel eens zijn. Over het middel kunnen we verder debatteren in de komende weken of maanden.

De minister heeft gezegd dat het zorgstelsel "stuck in the middle" is. Ik heb dit ook gezegd en ook in het heroverwegingsonderzoek werd er op deze manier over gesproken. We zitten vast tussen een situatie met gebudgetteerde bedragen en wachtlijsten enerzijds en gereguleerde concurrentie anderzijds.

Mijn fractie is blij dat het kabinet stappen gaat zetten: winst bij ziekenhuizen en uitbreiding van het B-segment. Het is goed dat de minister daar gisteren een aantal ingangsdata bij heeft genoemd. Het is ook goed dat dit zorgvuldig gebeurt. Want laat ik dat ook maar zeggen: het is niet een kwestie van een ideologie loslaten op de zorg en klaar is Kees. Je moet dat zorgvuldig doen. Het gaat erom dat we het systeem zo verder ontwikkelen dat patiënten de beste kwaliteit voor de beste prijs krijgen. De VVD hoopt dat andere partijen die aarzelingen hebben bij het aanwakkeren van concurrentie zich de komende jaren laten overtuigen van deze richting. Mijn fractie wenst de minister en staatssecretaris daarbij veel succes.

Mevrouw Leijten (SP):

Het zorgvuldig werk maken van de concurrentie en van de winstuitkering staat in de lijn van de voorganger van de heer Mulder, de heer Zijlstra. Ik heb een vraag over het risicomodel. Patiënten die veel zorg behoeven kosten meer. Daar worden zorgverzekeraars achteraf voor gecompenseerd. In een duur woord heet dat de macronacalculatie. Die schaft dit kabinet af. We weten, en dat weet de heer Mulder ook – hij is financieel expert – dat hoe hoger het risico is, hoe hoger de kans op uitsluiten of op een premiestijging om dat risico af te dekken. Waarom heeft de VVD hier een draai gemaakt?

De heer Mulder (VVD):

Om te beginnen weet ik niet of de VVD een draai heeft gemaakt. Het gaat erom dat het zorgvuldig gebeurt en in een verantwoord tempo. Je moet alert zijn op dit soort risico's. De risicoverevening kun je schrappen. Dan kun je de concurrentie verder aanjagen. Dat blijkt ook uit onderzoek. Maar natuurlijk zijn wij het eens met mevrouw Leijten. Je moet oppassen en goed waken voor de toegankelijkheid van de zorg. Volgens mij zijn we het daarover eens.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik citeer de heer Zijlstra. Op 28 januari van dit jaar zei hij in dit huis in het debat met minister Klink: "Volgens de VVD moet je nooit aan de macronacalculatie komen." Ik stel vast dat de heer Mulder denkt in economische termen. Ik vind het heel spijtig dat de lijn van iemand als de heer Zijlstra, die wist dat het over patiënten ging en over premiebetalers, is verlaten. Kan de heer Mulder uitleggen wanneer bij de VVD het inzicht is ontstaan dat het prima is om mensen uit te sluiten van verzekeringen of de premies te laten stijgen met € 60, want dat is het gevolg van het afschaffen van de macronacalculatie?

De heer Mulder (VVD):

Met de laatste twee inzichten begint collega Leijten woorden te verdraaien. Het gaat erom dat we de concurrentie aanwakkeren. Dat kun je op een bepaalde manier doen. Ik zal mij nog eens verstaan met de heer Zijlstra, inmiddels staatssecretaris, om te vragen wat hij toen heeft bedoeld. Volgens mij is de richting van de VVD onveranderd. Ik vrees trouwens ook dat de SP en de VVD er ten aanzien van de zorg nooit uitkomen. Ik heb dat ook in mijn eerste termijn gezegd: eigenlijk wil de SP niet dat concurrentie wordt aangewakkerd. Dan kunnen we het erover eens zijn dat we het oneens zijn.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is echt heel spijtig. Het mag zo zijn dat wij een andere visie dan de VVD hebben op de organisatie van de zorg. De een wil concurrentie via geld, de ander wil concurrentie op kwaliteit. Hierdoor kun je in een semantische discussie belanden. Maar dit is een heel duidelijk punt waarop wij elkaar wel altijd vonden. Die € 60 is niet iets van de SP. Dat zeggen het Centraal Planbureau en de verzekeraars. Die zeggen: als wij meer risico's krijgen, dan gaan wij die doorberekenen aan de verzekerde. U jaagt de concurrentie aan, vergroot de winsten en laat de premiebetaler dat betalen. Het is heel spijtig dat de VVD de rekening van winst maken bij de patiënten legt.

Voorzitter: Verbeet

De heer Mulder (VVD):

Dat zijn de woorden van de SP. Wij zullen zien of dat gaat gebeuren. Ik zei het al: ik vrees dat de SP en de VVD het niet vaak eens zullen zijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Mulder heeft in zijn eerste termijn ook aandacht besteed aan de afschaffing van de numerus fixus. Dat staat ook in het regeerakkoord. De minister zegt dat zij de Kamer in het voorjaar van 2011 gaat informeren over hoe zij dat wil doen maar wij weten inmiddels al dat er niet voldoende opleidingscapaciteit in ziekenhuizen is om al die extra studenten geneeskunde op te vangen. Hoe belangrijk is voor de VVD het afschaffen van de numerus fixus? Is de VVD bereid om extra middelen voor extra opleidingscapaciteit uit te trekken?

De heer Mulder (VVD):

De vraag is helder. Ja, het is belangrijk voor de VVD. Daarom staat het in het regeerakkoord. Ik heb het ook doelbewust in mijn eerste termijn aangekaart omdat wij daar duidelijkheid over willen hebben. Die duidelijkheid komt begin volgend jaar. Dan zullen wij ook zien of daar kosten mee gemoeid zijn. Laten wij eerst even afwachten wat het plan behelst. Ik heb het niet voor niks aangekaart in eerste termijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Begrijp ik het goed dat de VVD met voorstellen komt om extra middelen uit te trekken, als zou blijken dat de opleidingscapaciteit in ziekenhuizen inderdaad ontoereikend is om die extra studenten op te vangen?

De heer Mulder (VVD):

Ik ben vrij nieuw in deze Kamer maar het eerste wat ze mij hebben geleerd is: pas op met het beantwoorden van als-danvragen. Dus ik wacht even rustig af waar de minister mee komt en dan praten wij op dat moment verder.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Mulder (VVD):

Ik was al klaar want ik heb de minister en de staatssecretaris al succes gewenst.

De voorzitter:

Dat heb ik niet gehoord want toen was ik er nog niet. Dan geef ik mevrouw Kooiman nog de gelegenheid om te interrumperen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik had nog een kleine vraag aan de heer Zijlstra. Ik bedoel Mulder, sorry. Mijn vraag gaat over de heer Zijlstra. Voorheen konden wij namelijk wel samen optrekken met de heer Zijlstra van de VVD in de strijd tegen babysterfte. Hij was altijd een betrokken man als het erom ging het Erfocentrum overeind te houden, hét kenniscentrum voor voorlichting over zwangerschap. Wij trokken daarin altijd samen met de VVD op. Hoe staat de heer Mulder nu tegenover het Erfocentrum?

De heer Mulder (VVD):

Om even wat interne VVD-dingen te bespreken, de heer Zijlstra heeft mij daarop aangesproken. Hij zei het volgende.

Anne, let op het Erfocentrum. Ik ben weliswaar staatssecretaris maar jij bent een van mijn opvolgers. Let daarop.

Er is wel iets aan de hand; wij moeten niet voor niets 18 mld. bezuinigen. Dat betekent dat je elke keer weer moet discussiëren over de begroting. Ik heb het gezien. Ik heb ook gekeken naar dekkingen, want volgens mij zijn er twee amendementen. Een en ander geldt ook voor een aantal andere amendementen. Een aantal amendementen vindt zijn dekking in sport. De VVD is op zich tegen die dekking. Een aantal dekkingen wordt gevonden op artikel 41, zeg ik uit mijn hoofd. Dat gaat om leefstijl. Ik heb daar een aantal kritische opmerkingen over gemaakt. Daarbij geldt tegelijkertijd: daar komt al een bezuiniging op, dus stapel je dan niet bezuiniging op bezuiniging? Mijn fractie zal nog goed kijken naar die amendementen. Ik geloof dat wij daarover stemmen in de laatste week voor het reces. Wij hebben dus nog vier weken om daarnaar te kijken. Mevrouw Kooiman hoort dat ik daarnaar kijk maar ook dat ik nog niks toezeg.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ben in ieder geval blij met deze handreiking. Die neem ik van harte aan. Maar laat de heer Mulder ook bij mij aankloppen als hij het niet eens is met de dekking om samen te kijken naar een oplossing.

De heer Mulder (VVD):

Ik kom graag bij de SP langs.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie dankt de staatssecretaris voor haar beantwoording in eerste termijn. Wij zijn ervan overtuigd dat de vele mensen die gebruik maken van de langdurige zorg, een betrokken bewindspersoon hebben, die over de vele maatregelen waakt die de sector weerbaar en toekomstbestendig gaan maken.

Wij hebben de staatssecretaris er in eerste termijn toe opgeroepen een visie te ontwikkelen op onafhankelijke cliëntondersteuning in de langdurige zorg. Wij zijn blij dat zij deze handschoen graag oppakt en hopen deze visie voor 1 april te mogen ontvangen. Het brede perspectief vinden wij daarbij van groot belang: Wmo en AWBZ dus. In 2006 diende de VVD-fractie hierover al een motie in, toen in relatie tot MEE. Met de toezegging die wij gisteren kregen van de staatssecretaris, hoeven we dat dus niet nogmaals te doen. Wij zullen de staatssecretaris graag aan haar belofte houden. Zij kan op ons rekenen.

e uitvoering van de AWBZ door de zorgverzekeraars was een terugkerend onderwerp. Laat ik daar klip-en-klaar over zijn: de VVD-fractie is daar een warm voorstander van. Langdurig zieke mensen zijn voor hulp vaak afhankelijk van verschillende instanties. Eén aandoening betekent vaak drie loketten, veel papieren rompslomp, veel tijdrovend georganiseer en ergernis voor patiënten. Dat geldt zeker voor de indicatiestelling voor de langdurige zorg. De VVD-fractie juicht elk initiatief toe dat deze bureaucratie vermindert en vindt dit een mooie eerste stap. Patiënten hebben straks qua medische zorg nog maar met één loket te maken.

et is nogal wat als je levenslange en levensbrede zorg voor je kiezen krijgt. Wat door velen als gewoon wordt ervaren, is voor deze mensen heel bijzonder. De vragen die voor deze mensen gewoon zijn, komen bij anderen niet eens op. Neem de moeder van een 13-jarig meisje die nu al bezig is met waar haar dochter, die lichamelijk en verstandelijk beperkt is, later zal gaan wonen. Dat is niet echt een doorsnee vraag voor een moeder van een 13-jarig meisje. Is het in de buurt? Kan ze er heen met de kinderen die nu in het logeerhuis komen? Met deze speelgenootjes voelt zij zich namelijk op haar gemak en deze kinderen jagen haar geen angst aan. Net als alle andere 13-jarige meisjes kletsen en giechelen ze wat af. Is er over een aantal jaren wel plek voor hen? Dat is een reële vraag. Met name deze groep ouders en kinderen zit nu in de knel. Het persoonsgebonden budget is voor hen vaak de enige manier om levensbrede en levenslange zorg op een bij hen passende manier te organiseren. Op vele fronten staat nu het persoonsgebonden budget, en daarmee de met het pgb georganiseerde kleine wooninitiatieven, onder druk. Er gaat 3% van het tarief af in 2011. Er vindt geen indicatie plaats. Er gaan allerlei geruchten over het afbouwen van de budgetgarantie. Er is een oververtegenwoordiging van zware zorg in deze woonvormen, maar er kan geen extreme zorgzwaarte geïndiceerd worden zoals in de zorg in natura. De VVD-fractie ziet het dilemma van de staatssecretaris. Zij zit klem. Het pgb is de enige knop waaraan zij kan draaien als het gaat om de kosten in de AWBZ. Zij bevindt zich in een dilemma. De mensen die echt zware zorg in eigen regie willen hebben, ondervinden daar rechtstreeks de gevolgen van.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Venrooy zegt over de wooninitiatieven. Die zijn inderdaad erg belangrijk. Ouders kunnen daarin goede zorg bieden aan hun kinderen en aan kinderen van anderen. De vorige staatssecretaris heeft een duidelijke uitspraak gedaan over de invoering van de zorgzwaartepakketten in relatie tot de wooninitiatieven. Zij heeft toen gezegd dat er geen wooninitiatieven zullen omvallen als gevolg van de invoering van de zorgzwaartepakketten. Is mevrouw Venrooy met mij van mening dat die uitspraak nog steeds recht overeind staat en uitgangspunt moet zijn bij de verdere uitwerking hiervan?

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Een aantal uitspraken over het persoonsgebonden budget en de aanwending daarvan heeft de VVD-fractie goed in haar geheugen gegrift. Dit is er één van. Hetzelfde geldt voor de toezegging van minister Klink over de stop van het pgb van dit jaar. Wij bevragen de staatssecretaris graag op die uitspraken. Ik zal straks een motie indienen waarin we haar ondersteunen in haar aangeven met een brief te willen komen om over het pgb in den brede te spreken. Wij gaan ervan uit dat zij hierop zal ingaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het gaat mij meer om het principiële punt dat wooninitiatieven niet mogen omvallen als gevolg van de invoering van de zorgzwaartepakketten. De staatssecretaris heeft in de schriftelijke beantwoording gezegd dat zij die garantie niet wil geven. Daarmee wijkt zij af van haar voorganger. k wil graag van u horen of u met mij van mening bent dat de uitspraak van haar voorganger geldt en dat wij deze staatssecretaris daaraan moeten houden.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik heb de beantwoording van de staatssecretaris zo gelezen dat het per definitie onmogelijk is om een garantie te geven voor alles. Ik hoor graag hoe dit door dit kabinet zal worden ingevuld. Het is een uitspraak die wij in ons geheugen hebben gegrift en waar wij zeer aan hechten.

Als iedereen die een persoonsgebonden budget heeft, naar de zorg in natura zou gaan, hebben wij daar een overschrijding van het budget. Het pgb is een subsidieregeling met een plafond. Daarom heeft de VVD handreikingen gedaan aan de staatssecretaris om het persoonsgebonden budget te behouden voor levensbrede en levenslange zorg. Daarom zijn wij zelfs bereid de indirecte route bewandelen: mensen krijgen eerst een halfjaar zorg in natura en pas dan een pgb. Een andere mogelijkheid is om het indicatieorgaan niet langer te laten bepalen of mensen zorg in natura of een pgb krijgen, maar het zorgkantoor en straks de zorgverzekeraar het aanbod in de regio te laten toelichten voordat mensen een keuze maken. Dan snijdt het mes aan twee kanten. Aan zorg in natura wordt dan gelijk een mogelijkheid geboden om up-to-date te blijven met het aanbod waar vraag naar is. Laat helder zijn dat de VVD het ontzettend belangrijk vindt dat de collectieve voorzieningen van de zorg in natura helemaal up-to-date zijn en blijven.

Het keurmerk dat door Per Saldo met partners wordt ontwikkeld, kan handvatten bieden. In eerste termijn zei ik al dat een probleem nooit wordt opgelost op het niveau waarop het is ontstaan. Daarom vindt de VVD-fractie het goed dat de staatssecretaris zorgvuldig wil zijn en tijd vraagt om met een antwoord te komen op de vragen rondom het pgb. Wij hechten echter evenzeer aan duidelijkheid. Ter ondersteuning van deze uitspraak dienen wij daarom twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kwaliteit en keuzevrijheid in relatie tot kleinschaligheid in de zorg een belangrijk streven is van dit kabinet;

verzoekt de regering, uiterlijk 1 december 2010 aan te geven op welke wijze kleinschalige wooninitiatieven ook in de toekomst vanuit het pgb gefinancierd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Venrooy-van Ark, Uitslag, Agema, Leijten, Van der Staaij en Wiegman-van Meppelen Scheppink.

Zij krijgt nr. 37(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het persoonsgebonden budget een belangrijk instrument is waarbij mensen uit vrije wil kunnen kiezen, eigen regie te voeren;

verzoekt de regering, uiterlijk 1 december 2010 te komen met een visie op de wijze waarop het pgb wettelijk verankerd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Venrooy-van Ark, Uitslag, Agema, Van der Staaij en Voortman.

Zij krijgt nr. 38(32500 XVI).

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden en toezeggingen. De VVD is ongelofelijk blij dat er een meldplicht komt voor kindermishandeling. Wij hopen dat over een aantal jaren het percentage omgedraaid zal zijn, dus dat dan van het aantal meldingen de huisartsen het grootste deel voor hun rekening nemen, zeg 27%, en de politie minder dan 2%. Wij vertrouwen erop dat dit keurig wordt uitgevoerd, dus wij dienen geen motie in. Een toezegging is een toezegging. Zijn de opleidingseisen voor kinderartsen aangepast? Dit was een toezegging van de voorganger van de staatssecretaris. Wanneer komt de brief over de wijze waarop de meldplicht kindermishandeling wordt ingevoerd? Ik dank de bewindslieden voor de toezegging op het gebied van de experimenten met de risicobenadering bij consultatiebureaus. Moeten de consultatiebureaus die daarmee aan de gang willen nog ergens toestemming vragen? Of kunnen ze gewoon beginnen?

Ik kom toe aan de overcapaciteit in justitiële jeugdinrichtingen, en de capaciteit bij gesloten zorginstellingen. Wij zien uit naar de brief van staatssecretaris Teeven over het oplossen van deze problematiek, zowel qua mensen als qua gebouwen. Wij hebben toch goed begrepen dat het optimale is gedaan om kapitaalvernietiging van gebouwen en gekwalificeerde medewerkers te voorkomen? Wij interpreteren het zo dat het niet zo kan zijn dat een nog niet opgeleverde inrichting als Teylingereind nog wordt gesloten voordat ze open gaat, en dat er tegelijkertijd in Maassluis en Leidschendam wordt bijgebouwd.

Graag krijgen wij antwoord op de vragen over de opleiding van gezinsvoogden. Wij zien uit naar de discussie en de brief van deze staatssecretaris, in januari 2011, over de stelselherziening in de jeugdzorg en het transitieplan. Het is buitengewoon belangrijk om ervoor te zorgen dat iedereen duidelijkheid heeft, en te voorkomen dat we heel goed gekwalificeerde krachten kwijtraken en kinderen tussen wal en schip vallen, omdat er onduidelijkheid is over hoe dat verloopt.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Het is net alsof ik weer terug ben in de jeugdhulpverlening. Je werkt hard aan een plan van aanpak, formuleert zeven mooie doelen om de problemen die dit kabinet maakt op te lossen, en dan blijkt dat je te maken hebt met een kabinet als ongemotiveerde jongeren. Weinig verschil dus tussen politiek en de jeugdzorg. Je moet voor beide een heel lange adem hebben, nooit opgeven en blijven knokken.

De meldplicht is toch een foutje? We hebben hier toch met zijn allen vertrouwen in de hulpverlening? We gaan hulpverleners toch niet strafbaar stellen voor het niet melden van kindermishandeling? We hebben straks toch een goed werkende meldcode? Wil de staatssecretaris de eigen bijdrage in de jeugdzorg voor uit huis geplaatste kinderen niet invoeren? Dit kabinet straft gezinnen op deze manier namelijk dubbel. Zij kunnen hun kinderen al niet zelf opvoeden, en worden opgezadeld met financiële problemen, want deze nieuwe eigen bijdrage kost ouders zo'n € 400 per maand. Ook de Partij van de Arbeid, GroenLinks en zelfs het CDA geven aan deze eigen bijdrage liever niet te willen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat, als een nieuwe eigen bijdrage in de jeugdzorg wordt ingevoerd, veel gezinnen deze zorg niet kunnen betalen;

verzoekt de regering, met alternatieven te komen om deze eigen bijdrage in de jeugdzorg in 2015 niet in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(32500 XVI).

Mevrouw Kooiman (SP):

Behoud het wettelijk recht op jeugdzorg. Ouders en kinderen die zwaar in de problemen zitten, moeten als het aan de SP ligt altijd aanspraak kunnen maken op hulp. Ontneem je hen dat recht, dan ben je afhankelijk van de willekeur van gemeenten. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat ieder kind moet kunnen rekenen op jeugdzorg wanneer dat nodig is;

verzoekt de regering, het wettelijk recht op jeugdzorg in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(32500 XVI).

Mevrouw Kooiman (SP):

Terwijl jeugdhulpverleners in de jeugdzorg hun baan verliezen, groeien de wachtlijsten in de jeugdzorg: 100 kinderen per maand extra. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wachtlijsten in de jeugdzorg weer toenemen;

verzoekt de regering, met een plan te komen om de stijgende wachtlijsten in de jeugdzorg tegen te gaan en de Kamer hier voor 1 januari over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(32500 XVI).

Mevrouw Kooiman (SP):

Investeren in de jeugd is investeren in de toekomst. Laat kinderen niet het kind van de rekening zijn.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. De komende jaren stijgen de uitgaven voor de zorg met 15 mld. Dit wordt betaald via premies. De premies stijgen. Tegelijkertijd mag er winst gemaakt worden in de zorg. Ook vandaag zien wij weer in de krant staan dat volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek de omzet en de winst in de zorg in de afgelopen jaren is toegenomen. Gaan de patiënten via hun premie dan betalen voor de winsten van investeerders? Dat lijkt mij toch niet zo wenselijk. Ik vraag de minister om daar eens op in te gaan. Wat gaat de investeerder in de ziekenhuiszorg doen? Die zal kijken naar rendement. Die wil natuurlijk winst behalen op de investering. Het mag niet gebeuren dat de investeerder op de stoel van de arts gaat zitten. Daarover hebben wij gisteren gedebatteerd, maar het was mij niet duidelijk genoeg. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de professionele autonomie van de arts en andere hulpverleners van wezenlijk belang is voor de gezondheidszorg;

van mening dat het belang van winst of rendement voor investeerders ondergeschikt dient te zijn aan de professionele autonomie;Kooiman

verzoekt de regering, in al het beleid deze professionele autonomie te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(32500 XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Onze minister van Volksgezondheid heeft twee gezichten. Zij verwijt de SP met inkomensafhankelijke premies de carrière voor iemand te blokkeren. Vindt de minister een carrière van een verzorgende in een verpleeghuis ook een carrière? Weet zij hoeveel een verzorgende maandelijks verdient? Ik wel: € 1400 netto. Weet zij dat een jaarlijkse premiestijging dan een hoop geld is? Weet zij dat het verminderen van de zorgtoeslag juist bij deze carrièrevrouw zal neervallen? Kom bij de SP dus niet met carrières aan! Een carrière in de publieke sector is een heel mooie carrière, maar deze mensen betalen de rekening voor de stijgende zorgkosten, terwijl de minister die niet eerlijk verdeelt. Dat is dus niet sociaal. Sterker nog, dit kabinet komt met een giftige cocktail van meer zelf betalen, want er zit minder in het pakket, en meer premie betalen. Het wordt ook niet eerlijk verdeeld over de inkomens. Nee, sterker nog, er wordt gehakt in de zorgtoeslag.

Dit is dus een belasting op ziek worden. Ik had een motie klaarliggen, samen met mevrouw Voortman, over het verschil tussen de belasting op ziek worden en de topsalarissen in de zorg, waarbij er een maximum is op het salaris van de minister-president. Maar met het indienen van de motie van mevrouw Wolbert, de tweede motie van de Partij van de Arbeid op dit punt vandaag, is deze motie overbodig geworden. Ik ga er dan ook echt van uit dat de Partij van de Arbeid die tweede motie in stemming brengt, want anders hebben wij een groot probleem. Dan gaan wij namelijk een beloningscode vastleggen die door de bestuurders zelf is vastgesteld en waarvan wij allemaal vinden dat die te hoog is en dat die eigenlijk maar een doekje voor het bloeden is. Ik ga er dus van uit dat dit zo is.

De heer Van der Veen (PvdA):

Dit is de ideale gelegenheid om mevrouw Leijten haar zin te geven. De laatste motie over de inkomens brengen wij in stemming en die eerste trekken wij terug.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van der Veen/Voortman (32500-XVI, nr. 24) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van de beraadslaging meer uit.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat is goed nieuws! Ik ben blij dat de Partij van de Arbeid eruit is wat betreft de vraag hoe hoog het salaris van een zorgbestuurder nu moet zijn.

Deze minister heeft mooi, wervende woorden over nieuw beleid en wil volle vaart vooruit, maar het is eigenlijk een oud verhaal. Het is het oude verhaal van meer markt, ook in de ouderenzorg. De uitvoering van de AWBZ en de ouderenzorg door zorgverzekeraars geeft helemaal geen garantie op betere kwaliteit. Is de staatssecretaris het niet met de SP eens dat die kwaliteit wordt geboden door goed opgeleide mensen die niet overladen worden met bureaucratie en door instellingen die voldoende personeel hebben? Of een zorgverzekeraar individueel betaalt of dat het collectief ingekocht wordt bij zorgkantoren, maakt toch niet het verschil? Het sturen op de financiën maakt wel dat zorginstellingen, ook instellingen voor ouderenzorg en gehandicapteninstellingen, potten moeten hebben voor financiële risico's in de toekomst. Anders krijgen zij namelijk geen geld. In de zorg staat ontzettend veel geld stil op een bankrekening. De minister en de staatssecretaris zijn hier niet op ingegaan. Daarom dien ik een motie in. Dat oppotten moet echt beperkt worden. Dat geld moet gaan naar goede zorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zorginstellingen geld oppotten in de Reserve Aanvaardbare Kosten (RAK);

van mening dat zorggelden aan de zorg moeten worden besteed;

verzoekt de regering, maatregelen te nemen om deze RAK's zo veel mogelijk te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(32500 XVI).

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. In het interruptiedebat met de heer Mulder is genoegzaam bekend geworden wat wij vinden van het afschaffen van de verdeling van het risico voor zorgverzekeraars. Daarom dien ik gewoon de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het afschaffen van de macronacalculatie onwenselijk is, omdat dit kan leiden tot ongewenste premiestijgingen en de kans op risicoselectie vergroot;

overwegende dat dit tevens nadelig zal uitpakken voor het voortbestaan van de kleinere zorgverzekeraars;

spreekt uit dat de macronacalculatie niet dient te worden afgeschaft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(32500 XVI).

De heer Van der Veen (PvdA):

Verstond ik nu "micronacalculatie"?

Mevrouw Leijten (SP):

Nee, macronacalculatie. Het kan zijn dat ik mij versproken heb, maar het staat goed in de motie. Het is ook duidelijk waar het over gaat.

Voorzitter. U kent de SP. Wij hebben een visie op de zorg, wij knallen er fors in en wij hebben altijd veel wensen. Onze visie wijkt nogal af van die van het kabinet, maar toch wil ik de minister bedanken. Zij gaf gisteren in het debat ruimte voor wensen, ook van de SP. Wij werkten in het verleden ook al op verschillende punten samen met de VVD. Ik ben blij dat zij naar het voorstel over de beschikbaarheidstoeslag van kleine ziekenhuizen gaat kijken. Ik ben echt benieuwd hoe zij daarop zal reageren. Ook gaat zij achter de klokkenluidersregeling aan. Daar ben ik heel erg blij om.

Ik wil de minister vragen of zij nog in wil gaan op een bericht van vandaag dat de ziekenhuizen voorzien dat er ontslagen zullen komen en klantenstops zullen ontstaan nu de korting van 550 mln. doorgaat. Dat was de uitkomst van de rechtszaak. Dit is echter ook een scenario voor de toekomst. In de toekomst zal er rendement moeten gaan naar investeerders. Als er overheidsfinanciering of financiering uit premiegelden wegvallen, is dit echter het resultaat. Hoe ziet de minister dat voor de toekomst?

Tegen de staatssecretaris zou ik willen zeggen: het was een vuurdoop gisteren. Zij heeft stand gehouden. Ik zou het prettig vinden als wij vandaag wat nader tot elkaar zouden komen op het gebied van bijvoorbeeld het persoonsgebonden budget. Ik zal haar steunen als het gaat om goede maatregelen om de ouderenzorg te verbeteren, maar zij kan ook rekenen op weerstand van de SP als het gaat om de afbraak van de AWBZ. Wellicht komen wij, omdat wij hetzelfde doel hebben – goede ouderenzorg, kwalitatief toegankelijk – nog wel tot de overeenstemming dat wij die collectieve verzekering niet moeten afschaffen, maar moeten behouden.

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter. Dank voor de beantwoording in eerste termijn. Mijn complimenten voor het optreden van de minister en de staatssecretaris, elk met hun eigen stijl. Het was een plezier om hen aan te horen en met hen te debatteren. In grote vaart kwamen de voorstellen voorbij. Wij wachten die met belangstelling af. Ik wil er nu wel een paar zaken uitlichten.

Ik ben blij met een concreet actieplan voor de basiszorg, maar ook met de aandacht voor de streekziekenhuizen. Ik ben het met de minister eens dat niet de grootte van het ziekenhuis iets zegt over de kwaliteit van de basiszorg. Sterker nog, streekziekenhuizen zijn soms maar wat nodig om de basiszorg te bieden, ook als mensen bijvoorbeeld eerst een complexe behandeling in een topziekenhuis hebben ondergaan.

Over het kwaliteitsinstituut het volgende. Zoals ik al eerder aangaf, is er in het veld ook meer aandacht voor kwaliteit. Zo was vanmorgen in het nieuws – het is ook wel eens leuk om goed nieuws te brengen – dat het AMC werkt met checklists tijdens operaties en dat dit leidt tot vermindering van sterfgevallen. Het is leuk om te zien dat dit door het veld zelf opgepakt wordt.

Wij hebben goed geluisterd naar wat de minister heeft gezegd over het kwaliteitsinstituut: wat nu kan doen wij al, maar wetgeving duurt iets langer. Wij beloven de minister dat als zij met wetgeving komt, wij daar voortvarend aan mee zullen werken, want wij vinden het belangrijk genoeg. Zij kan nu echter al aan de slag gaan om beroepsgroepen aan te sporen om met richtlijnen aan de slag te gaan, die te actualiseren, in te voeren en vooral ook toe te passen. Wij gaan ervan uit dat dit vanaf vandaag gewoon gebeurt.

Wij moeten ook aan de slag met de criteria op grond waarvan de zorgverzekeraars hun inkoop kunnen baseren en met de informatie, die voor verzekerden begrijpelijk, vergelijkbaar en betrouwbaar moet zijn, al was het maar opdat de zorgverzekeraars ernst maken met selectieve inkoop, ook op basis van kwaliteit. Daarmee hoeven wij niet te wachten totdat het kwaliteitsinstituut er is.

We zijn tevreden met het voornemen om de prestatiebekostiging in 2012 in te voeren en wij zien de desbetreffende plannen tegemoet. Teleurstellend was het schriftelijke antwoord op mijn vraag over de ontwikkeling van de zorgstandaarden. Waarom is de medewerking hieraan opgeschort, bijvoorbeeld door de LHV en het Nederlands Huisartsen Genootschap? Het is de omgekeerde wereld als verschillende beroepsgroepen gaan zitten wachten op de door de Kamer gewenste evaluatie. Als iedereen wacht, valt er niets te evalueren. En waarom stagneert die ketenzorg? Wat gaat de minister doen om die zorgstandaarden vlot te trekken? Zij beschrijven de norm van goede zorg en zijn de basis voor integrale zorg. Dat is belangrijk, zou ik zeggen. De eerste twee jaar van de ketenzorg bij chronische aandoeningen zijn geboden als mogelijkheid. Per 2012 zal dat een verplichting zijn. Wordt dat gehaald met de bestaande ketens? Zo niet, wat gaat de minister daar dan aan doen? En wanneer worden farmacie en diagnostiek toegevoegd? Zijn er op die punten nog belemmeringen?

Met belangstelling lazen wij het antwoord over het vergeten van een zorgpolis voor baby's. De flyer kan verspreid worden bij gemeenten, maar wij nodigen de minister ertoe uit om er bij de VNG op aan te dringen om dit ook echt te doen. Met de nieuwe Wet onverzekerden kunnen die baby's inderdaad ook worden opgespoord. Wij zitten dan nog wel even met de termijn: de koppeling van bestanden moet zodanig plaatsvinden dat de termijn van vier maanden niet wordt overschreden. Dit is echter zo'n structurele oplossing om die baby's op te sporen dat wij dit echt met belangstelling afwachten.

Dit is de eerste begroting van deze bewindslieden. Wij moeten nu aan het werk, maar de afgelopen dagen hebben wij gezien dat de bewindslieden uitstralen dat zij er zin in hebben. Het zal dus wel lukken. Veel succes!

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris hartelijk voor de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie. Het mag duidelijk zijn dat de CDA-fractie de noodzaak van hervorming van de AWBZ inziet. De AWBZ-gelden kunnen nu eenmaal niet worden uitgesmeerd over heel veel mensen, want dan is er sprake van ongelijkheid. De een krijgt te veel en de ander te weinig, maar daar heb ik in mijn eerste termijn al uitgebreid bij stilgestaan. Ik wil een aantal punten uit de beantwoording aanstippen en de reactie van mijn fractie daarop geven.

De CDA-fractie heeft ervoor gepleit om het CIZ anders in te richten via een drietrapsraket. Dit wordt ondersteund en opgenomen in het plan, zoals de staatssecretaris heeft toegezegd. Daar ben ik ontzettend tevreden over. De staatssecretaris gaf aan dat zij dit gaat oppakken, maar de vraag is wanneer. Hoe ziet de planning eruit? Wat is de tijdsplanning met betrekking tot het CIZ? Er moet immers wel iets gebeuren. Wij moeten dit bureaucratische monster flink onder de loep nemen. Ik heb drie punten aangegeven en ik wil die toch nog eens noemen. Nieuwe indicaties moeten wel via het CIZ, herindicaties moeten plaatsvinden door de verpleegkundigen, verzorgenden en huisartsen zelf en gehandicapten moeten worden vrijgesteld van herindicaties. Ik houd de staatssecretaris op dit punt in de gaten; laat ik het daar even bij houden.

De CDA-fractie is tevreden over het feit dat het pgb nu een recht wordt en onder de AWBZ wordt geschoven. Samen met anderen heb ik nog veel vragen over het pgb, de toegang en het gebruik. Hoe zit het nou eigenlijk met de kwaliteitseisen? Hoe gaan wij de kwaliteit van de geleverde zorg toetsen? In de schriftelijke beantwoording geeft de staatssecretaris aan dat de momenten waarop het budget voor het pgb wordt gestort naar de pgb-gebruikers, netjes zijn verdeeld. In de praktijk hoor ik echt andere verhalen. Ook dit punt wil ik dus graag meegeven aan de staatssecretaris: wil zij hier nog eens even de vinger op leggen? Zijn er misschien ook mensen die niet kunnen omgaan met zo'n zak geld en, zo ja, wat gaan wij daar dan aan doen? Er zijn dus heel veel vragen. Mijn collega van de VVD heeft ook een aantal vragen gesteld en heeft daarbij suggesties gedaan waar wij achter staan. Deze vragen willen wij dus graag beantwoord zien in de brief, waarvan de staatssecretaris heeft toegezegd dat zij die voor 1 december naar de Kamer zal sturen. Het lijkt ons heel verstandig dat er dan een zorgvuldig en diepgaand debat komt over het pgb.

Mijn een na laatste punt zijn de vrijwilligers. Voor het CDA vormen die Nederlands trots. Vrijwilligers moeten echter vrij kunnen bewegen om hun bijdrage te leveren. De vrijwilliger die mevrouw altijd helpt bij de douchebeurt, bij het naar het toilet brengen of tijdens het eten, mag dat opeens niet meer als die mevrouw opgenomen wordt in bijvoorbeeld een verpleeghuis. Dat is natuurlijk wel heel bijzonder. Als wij naar een houdbare zorg willen, lijkt het ons heel verstandig om de vrijwillige en de professionele inzet te zwaluwstaarten. Daarbij werkt de wetgeving op dit moment belemmerend. Hoe kunnen wij dat oppakken? Daarop heb ik nog geen antwoord gehad van de staatssecretaris. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de zorg een zorg van ons allemaal is;

constaterende dat veel vrijwilligers deze gedachte in de praktijk brengen;

constaterende dat deze vrijwilligers worden belemmerd door de regelgeving die hen bijvoorbeeld niet toestaat, dezelfde handelingen te verrichten in de instelling zoals uitgevoerd in de thuissituatie;

van mening dat vrijwilligers ook bijdragen aan het thuisgevoel in een instelling;

verzoekt de regering, te kijken waar regelgeving de vrijwilliger belemmert en waar deze kan worden weggenomen, zodat professionele en vrijwillige zorg op een natuurlijke wijze in elkaar overvloeien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Uitslag, Venrooy-van Ark en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(32500 XVI).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De ChristenUnie deelt de liefde van het CDA voor vrijwilligers. Vrijwilligers en mantelzorgers zijn van belang. Het idee om te zwaluwstaarten, zoals mevrouw Uitslag dat zo mooi zegt, delen wij. Ik verwacht dan ook dat al die onderwerpen waarvoor het CDA zich in het verleden heeft ingezet, en waar vrijwilligers actief zijn, netjes worden afgehecht. Ik doel op onderwerpen zoals 113Online, de mentorschappen en de familie- en patiënten- en gehandicaptenorganisaties. Anders is het ontzettend aardig om elk jaar een motie over vrijwilligers in te dienen, maar sterft vervolgens het bedoelde project een zachte en soms een harde dood. Het wordt immers niet geborgd. Graag een reactie.

Mevrouw Uitslag (CDA):

In de praktijk is te zien dat zich heel veel vrijwilligers inzetten, los van allerlei instituties die wij bedenken om hen in te vangen. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is om de inzet van vrijwilligers zoals die nu op een natuurlijke wijze plaatsvindt, niet te belemmeren door allerlei regelgeving en instituties, maar die juist te ondersteunen. Wij zijn er heel goed in om mensen in instituties te vangen en hen aan allerlei voorwaarden te laten voldoen. Ik zou met deze motie graag bereiken dat wij bekijken hoe wij de vrijwilligers op een natuurlijke wijze kunnen inzetten in de professionele zorg.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik begrijp het niet. Is de familievertrouwenspersoon waar de oud-collega van mevrouw Uitslag, Cisca Joldersma, voor gepleit heeft, een institutie? Is het mentorschap een institutie? Is 113Online een institutie? Het zijn allemaal zaken waarbij vrijwilligers actief zijn. Die worden nu echter belemmerd omdat er geen voortgang plaatsvindt van hun werkzaamheden omdat de zaken niet goed verankerd en geregeld zijn. Wie moet er van het veld verdwijnen?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Mevrouw Wiegman stipt terecht twee dingen aan. Ik wil kijken naar het totale veld van de gezondheidszorg en naar waar vrijwilligers nu graag zorg willen verlenen. Die vrijwilligers willen hun moeder of hun buurvrouw graag ook in de instelling eten geven of op het toilet zetten. Dat kan nu niet, omdat allerlei regelgeving dat belemmert. Dat punt snijd ik nu aan. Ik wil dat heel graag opgelost zien. Het punt van mevrouw Wiegman heeft te maken met de vrijwillige inzet. Daarover hebben wij gezegd dat men maar met een projectplan moest komen. Daarvoor is ook geld gereserveerd. De mensen hebben een tijdpad gekregen om hun initiatieven te borgen. Dat is heel belangrijk. Het moet niet van ons worden, maar het moet geborgd worden in de samenleving. Als blijkt dat die borging om welke reden dan ook niet kan plaatsvinden, houdt de ondersteuning door de staat op. Ik sluit graag aan bij de woorden van onze nieuwe minister. Die zegt dat wij moeten oppassen om iets structureel te stutten. Het is belangrijk om een steun in de rug te geven. Als het daarna opkomt, moet het zich in de praktijk kunnen bewijzen en moet het geborgd worden. Zo niet, dan sterft het een zachte dood. Dan moeten wij bekijken of het op een andere manier kan. Wij kunnen echter dit soort zaken niet structureel steunen. Daarmee ben ik van het van harte eens.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voor alle duidelijkheid: ik vraag niet om structurele ondersteuning. Maar als het CDA zich hardmaakt voor Familievertrouwenspersonen, krijgt het de steun van de hele Kamer. Deze organisatie krijgt vier maanden startsubsidie en krijgt nu alweer te horen: er is geen geld, bekijk het maar. En dat terwijl wij ons werk hier in de Kamer nog niet hebben afgerond, want er ligt nog geen wet zorg en dwang, waarin dit ook zijn wettelijke plek kan krijgen. Volgens mij bent u niet consistent bezig.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dat ben ik wel, maar ik denk dat u nog even moet wennen aan de beleidsinsteek van het nieuwe kabinet. Wij hebben heel duidelijk gezegd dat wij niet overal subsidie-infusen aan gaan hangen. Wij vinden het belangrijk dat goede initiatieven worden ondersteund, dus een steuntje in de rug krijgen. Die moeten zich kunnen borgen in de samenleving. Ik ben het er van harte mee eens dat we heel veel initiatieven gaan steunen, maar daarin ook keuzes kunnen gaan maken, en dat deze daadwerkelijk kunnen worden geborgd in de samenleving.

De voorzitter:

Dames, ik zie dat er grote belangstelling voor dit onderwerp is. Dat begrijp ik, maar het is al half twaalf. Iedereen mag nog best een vraag stellen, maar niet allemaal dezelfde. Graag een beetje tempo maken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Van een subsidie-infuus is hier geen sprake. Het gaat erom, deze organisaties nog één jaar de kans te geven om door te gaan. Wij moeten in de tussentijd zorgen voor de wettelijke verankering. Dat hebben mevrouw Wiegman en de anderen willen benadrukken.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik wil ook graag een opmerking maken; ik vind het namelijk heel goed dat mevrouw Wiegman hierop wijst. Zo'n motie is mooi, iedereen zal voorstemmen, want niemand is ertegen. Maar het gaat juist om het versterken en ondersteunen van vrijwilligers. Uit een initiatief van het CDA zelf – toen was het kennelijk nog geen subsidie-infuus – wordt nu vakkundig de stekker getrokken. Dat is zonde.

De voorzitter:

Mevrouw Uitslag vervolgt haar betoog.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dank u, Voorzitter. Tijdschrijven in de zorg moet echt worden afgeschaft. Er is een motie over ingediend, die Kamerbreed is ondersteund. De staatssecretaris zei dat het een sympathieke gedachte was en dat we ervan af moeten, maar we wachten nog even de pilot af. We houden de staatssecretaris wel in de gaten: zodra de uitkomst van die pilot duidelijk is, moeten we echt stappen kunnen maken, zodat ik mijn achterban van verpleegkundigen en verzorgenden kan vertellen dat tijdschrijven echt tot het verleden behoort.

Nog twee korte punten over toezeggingen. De staatssecretaris heeft in de schriftelijke beantwoording een mooie toezegging gedaan over de Integrale Vroeghulp; dank daarvoor. Ook is een mooie toezegging gedaan over de eenpersoonskamers: er komt een brief over de stand van zaken naar de Kamer. Ik zie daarnaar uit.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik heb nog een vraag voor mevrouw Uitslag. Eergisteren gaf zij aan dat zij het, met de SP, niet zo verstandig vond om de eigen bijdrage in te voeren. Ik heb zojuist een motie ingediend over alternatieven voor die eigen bijdrage. Gaat zij deze motie steunen?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik zal deze motie meenemen naar mijn fractie. Wij zullen er goed naar kijken. Dinsdag zullen we zien of we de motie steunen of niet.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister en staatssecretaris voor hun antwoorden in eerste termijn, maar verwacht ook nog een paar antwoorden in tweede termijn. Een ervan gaat over het CBO; ik sprak daar gisteren over toen het ging over het Kwaliteitsinstituut. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen en heb daarom een motie voorbereid, waarop ik zo meteen zal terugkomen.

Verder heb ik aandacht gevraagd voor de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de Wtcg, en schriftelijk antwoord gekregen op mijn vraag daarover. Mij hebben veel verhalen bereikt van mensen die aangeven dat zij geld krijgen voor iets waarvan zij vinden dat ze er helemaal geen recht op hebben. Dat geld hebben ze ook helemaal niet nodig en ze vinden het helemaal niet prettig dat hun gegevens worden doorgespeeld. Ik heb schriftelijk antwoord gekregen, maar vind het onbevredigend om van de minister te moeten vernemen dat er 2 mln. aan beschikkingen in het kader van de Wtcg zijn verzonden en dat het nog niet inzichtelijk is om welk type tegemoetkomingen het gaat, dus voor wat voor problemen men die vergoeding nu eigenlijk krijgt, en dat er pas in januari nadere informatie volgt. Ik zou dus graag willen weten wat de minister op korte termijn gaat doen aan de criteria in de Wtcg.

Voorzitter. Ik heb eerder al gezegd dat D66 het kabinet zal beoordelen aan de hand van een heldere lijn: Pakken wij de problemen toekomstgericht aan? Schuiven wij de rekening niet door? Spreken wij mensen aan op hun eigen kracht? Blijven wij solidair met elkaar in de curatieve zorg? Ik kan mij al met al in heel veel vinden van wat in het regeerakkoord staat.

Over twee zaken maakt de D66-fractie zich nog wel veel zorgen. Dat is de aandacht van het kabinet voor preventie of, liever gezegd, het gebrek aan aandacht, en de medische ethiek. Het uitblijven van initiatieven en ambitie op beide terreinen stelt mij nogal teleur.

Voorzitter. Ik begin met het indienen van mijn moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat drie ivf-behandelingen nodig zijn om bij vruchtbaarheidsproblemen een reële kans te hebben zwanger te raken;

overwegende dat bij het terugdringen van het aantal ivf-behandelingen in het basispakket de druk om meer embryo's terug te plaatsen toeneemt en daarmee het aantal meerlingen dat wordt geboren;

verzoekt de regering, alternatieven te ontwikkelen voor de bezuiniging op het aantal ivf-behandelingen in het basispakket en deze voor de begrotingsbehandeling 2012 aan de Kamer aan te bieden;

verzoekt de regering, het College voor zorgverzekeringen opdracht te geven, te onderzoeken of er op doelmatiger en patiëntvriendelijker wijze te besparen is op de kosten van ivf-behandelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkstra en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat AWBZ-middelen ten goede moeten komen aan patiënten die langdurig zorg nodig hebben;

overwegende dat het draagvlak voor het gezamenlijk dragen van de zorgkosten voor onverzekerbare langdurige zorg mede afhankelijk is van heldere verantwoording over de besteding van deze middelen;

overwegende dat inzicht in de besteding van AWBZ-middelen van belang is voor een weloverwogen besluit over de toekomst van de AWBZ;

verzoekt de regering, aan de Algemene Rekenkamer te verzoeken, te onderzoeken of AWBZ-middelen doelmatig worden besteed opdat deze optimaal ten goede komen aan de patiënt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het belangrijk is om de werking van preventieactiviteiten wetenschappelijk te onderbouwen;

verzoekt de regering, in de preventienota 2010 aan te geven naar welke preventieactiviteiten zij wetenschappelijk onderzoek zal starten en verzoekt in ieder geval daarbij te betrekken het onderzoek naar preventie met betrekking tot de leefstijl en de sociale leefomgeving van mensen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor een klein aantal transgenders in Nederland de laatste medische handelingen in een zwaar medisch traject niet worden vergoed;

constaterende dat in het regeerakkoord wordt aangegeven dat de introductie van een btw-compensatiefonds wordt onderzocht en de eventuele opbrengst hiervan nog niet is bestemd;

verzoekt de regering om, wanneer een btw-compensatiefonds wordt ingevoerd, een deel van de opbrengsten aan te wenden voor het opnemen van de behandeling van secundaire geslachtskenmerken bij transgenders, zoals epilatie en borstconstructie, in het basispakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(32500 XVI).

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik zal proberen de heer Van der Veen te overtreffen in de snelheid van het voorlezen van een motie, maar dat blijft natuurlijk moeilijk.

De Kamer,Dijkstra

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouderen die zorg nodig hebben zich soms gedwongen voelen om hun seksuele geaardheid voor hulpverleners te verbergen;

constaterende dat in veel zorginstellingen niet of nauwelijks aandacht is voor "roze" ouderen;

constaterende dat het Consortium Roze 50+ de Roze Lopertolerantiescan heeft ontwikkeld voor LHBT-vriendelijke instellingen;

constaterende dat de Kamer de regering met de motie-Van Miltenburg heeft verzocht om de tolerantiescan krachtig te steunen en met de motie-Pechtold/Van der Ham om ook andere maatregelen ten bate van roze ouderen uit het Masterplan Roze 50+ te steunen;

verzoekt de regering, deze moties volledig uit te voeren en dus zowel de implementatie van de tolerantiescan de komende jaren te ondersteunen als de overige maatregelen uit het Masterplan Roze 50+, en daarvoor voldoende middelen ter beschikking te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(32500 XVI).

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter, een vraagje, omdat ik nog een beetje onbekend ben met het systeem. Ik heb de minister vragen gesteld over het CBO. Ik heb ook al een motie voorbereid. Afhankelijk van haar antwoord wilde ik die motie wel of niet indienen. Moet ik die motie nu wel of niet op dit moment indienen?

De voorzitter:

Gewoon indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de kennis en kunde van het CBO een uitstekende basis vormt voor het verder ontwikkelen van een nieuw kennis- en kwaliteitsinstituut voor de zorgsector;

overwegende dat het faillissement van het CBO op 5 oktober 2010 is uitgesproken;

overwegende dat daarmee veel kennis en kunde met betrekking tot kwaliteitszorg verloren dreigt te gaan voor de zorgsector;

verzoekt de regering om per direct in contact te treden met het CBO en de curatoren en met hen te bespreken hoe onomkeerbare besluitvorming kan worden voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(32500 XVI).

Mevrouw Dijkstra, u kunt de motie altijd intrekken, als het antwoord daar aanleiding toe geeft.

Is de volgende spreker van de PVV mevrouw Dille of mevrouw Agema? Zullen wij het weer in dezelfde volgorde doen?

Mevrouw Dille (PVV):

Voorzitter. Zoals in de eerste termijn reeds aangegeven, is de aanpak van kindermishandeling voor de PVV een heel belangrijke zaak. Per week overlijdt namelijk één kind aan de gevolgen hiervan. Dit is een walgelijke waarheid. Naar verwachting treedt de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling begin 2011 in werking. De vrijblijvendheid van deze meldcode baart ons grote zorgen. In de praktijk komt het immers vaak voor dat instellingen uit angst- c.q. lijfsbehoud niet melden.

Ik heb lang getwijfeld of ik het volgende praktijkgeval aan de Kamer zou voorleggen. Het is vreselijk weerzinwekkend en – dat mag men gerust weten – ik heb er wakker van gelegen. Het is echter ook exemplarisch voor hoe het in de praktijk soms gaat. Bij een baby van vier maanden waren er twijfels gerezen. De baby bezocht een kinderdagverblijf en de leidster daar zag rare plekjes bij de mond en de genitaliën. Na bespreking in het team werd besloten om een gesprek met de ouders aan te gaan, geheel volgens de code. Deze ouders, hoogopgeleid en welbespraakt, reageerden furieus en afwijzend en dreigden stappen te ondernemen. Er werd toen besloten om niet te melden. Toen het meisje op een ochtend niet meer wakker werd, dacht men aanvankelijk aan wiegendood. Tijdens de autopsie bleek echter dat het meisje gestikt was in het sperma van de vader.

Laat de werkelijkheid van deze casus eens inwerken. Zijn de leden van de Kamer het dan niet met de PVV eens dat wij dit soort toestanden moeten voorkomen? Zijn wij dat niet aan alle kinderen van Nederland verplicht? Wij doen daarom een zeer dringend verzoek om een meldplicht. De staatssecretaris was hierover toch nog wat onduidelijk. Wij zijn in dit verband graag behulpzaam en dienen daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Dille

overwegende dat de huidige meldcode kindermishandeling onvoldoende effectief is gebleken, slechts een zeer beperkt deel van de meldingen afkomstig is van professionals uit de jeugdzorg, het AMK aangeeft dat de bestaande protocollen met betrekking tot de meldcode te veel ruimte geven voor eigen interpretatie door niet deskundige derden, veel organisaties terughoudend zijn met melden om de eigen goede naam niet te schaden, regelmatig professionals (bijvoorbeeld huisartsen) aangeven niet te melden en zich beroepen op geheimhoudingsplicht;

constaterende dat hierdoor een substantieel aantal gevallen van kindermishandeling niet bij het AMK terechtkomt, waardoor noodzakelijk ingrijpen in het belang van het kind onvoldoende kan worden gewaarborgd;

verzoekt de regering, de huidige meldcode om te zetten in een wettelijke meldplicht voor beroepskrachten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dille. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(32500 XVI).

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik deel de zorgen van de PVV over kindermishandeling. Wij moeten die inderdaad aanpakken. Wij hebben echter niet eens de wettelijke meldcode goed ingevoerd. Die is er immers nog niet. Laten wij die eerst goed invoeren. De SP heeft ooit een motie ingediend om ervoor te zorgen dat hulpverleners goed geschoold worden. Zij moeten het herkennen en weten hoe zij dit moeten bespreken. Mevrouw Dille, u wantrouwt de hulpverlener; u vraagt zich af of die dit wel goed doet. Bovendien zorgt u ervoor dat mensen uit angst melden. Straks worden hele klassen aangemeld bij het AMK dat dan de toestroom van al die meldingen, die mogelijk loos zijn, niet aankan.

Mevrouw Dille (PVV):

Ik vind dit bijna een raar verhaal. De meldcode is inderdaad nog niet wettelijk geregeld, hoewel die wel in heel veel instellingen al gehanteerd wordt. Wij zien een enorme terughoudendheid in dat kader. Ik wantrouw juist niet de professionals die met kinderen werken. Het is echter gewoon feit dat in veel instellingen een bepaalde cultuur heerst van: zullen we dit wel doen, is het niet te risicovol, gaan de ouders niet vol tegen ons in in de pers of waar dan ook? Wij moeten gewoon af van de onduidelijkheid. Het onderwerp is te belangrijk om niet die drastische maatregel te nemen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik deel met de PVV-fractie dat het een zorgelijk onderwerp is. Daarin vinden wij elkaar. Laten wij ervoor zorgen dat die meldcode goed werkt. Ik ben het met u eens dat dat verbeterd kan worden. Laten wij echter niet hulpverleners strafbaar stellen voor het niet melden van kindermishandeling. Zij kunnen anders net als bij Bureau Jeugdzorg of in het onderwijs bijna de helft van de kinderen wel aanmelden bij het AMK. Dat gaat echt te ver.

Mevrouw Dille (PVV):

Daarmee ben ik het absoluut niet eens. Ik denk dat er heel kostbare tijd verloren gaat als wij geen meldplicht invoeren. Ik kan met die feitelijke constatering geen nacht slapen.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. Het voorbeeld van mevrouw Dille is heel indrukwekkend. Het is ook logisch dat wij allemaal vinden dat dat absoluut mag voorkomen. Als je een meldplicht hebt, dan is het maar de vraag of dit ermee wordt voorkomen. Ik kan mij vinden in een verplichte meldcode. Ik heb zelf deel uitgemaakt van de Stuurgroep Aanpak Kindermishandeling en ik weet dus heel goed waarover het gaat. Ik maak mij met de SP-fractie een beetje zorgen over een averechts effect.

Mevrouw Dille (PVV):

Naar mijn inschatting is hiermee een aantal gevallen daadwerkelijk te voorkomen. Als een medewerker geen keuze heeft maar gewoon de plicht heeft om te melden, dan bestaat daarover ook geen enkele discussie met ouders. Iemand kan zeggen: misschien hebben wij het verkeerd, maar wij hebben dit vermoeden en wij hebben de wettelijke plicht om dat te melden. Daarmee is veel te ondervangen. Het voorbeeld dat ik noemde, is te walgelijk voor woorden. Ook in mijn eigen werkervaring heb ik evenwel geregeld meegemaakt dat een totaal verkeerde inschatting werd gemaakt, met dramatische gevolgen. Wij moeten dat gewoon niet meer willen. Ik snap werkelijk die terughoudendheid voor een meldplicht. Ik heb begrepen dat de minister daar niet afwijzend tegenover staat, noch de staatssecretaris. Ik ben dan ook gedeeltelijk gerustgesteld.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Dan laat ik het hierbij. Ik spreek hier graag nog eens met u over door.

Mevrouw Dille (PVV):

Dat wil ik ook altijd.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik stel graag een vraag over de efficiencykorting die oploopt tot 300 mln. Mevrouw Dille heeft mevrouw Wolbert daarop geïnterrumpeerd in eerste termijn. Ik maak graag de afspraak dat het echt een efficiencykorting is en dat het niet ten koste gaat van de werkdruk van professionals, van de wachtlijsten en van de kwaliteit van het aanbod in jeugdzorg. Ik dien daar samen met mevrouw Kooiman een motie over in. Kan die op steun van de PVV-fractie rekenen?

Mevrouw Dille (PVV):

Dat gaan wij bekijken. Het is natuurlijk logisch dat de efficiencykorting die is voorgesteld, voortvloeit uit wat wij met zijn allen als parlementaire werkgroep graag willen. Die 300 mln. efficiencykorting – het is geen 300 mln. bezuiniging – is een logisch gevolg daarvan. Van beter en structureel anders werken, valt 300 mln. te verwachten. Ik kijk dus graag naar die motie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het gaat erom dat wij met zijn allen zeggen dat het echt belangrijk is dat de kwaliteit van de zorg er niet op achteruit gaat. Dat is een heel belangrijk aspect. Ik hoor graag of de PVV-fractie die mening deelt.

Mevrouw Dille (PVV):

Zoals bekend, is de PVV-fractie altijd van mening dat de kwaliteit van de zorg er niet op achteruit mag gaan. Dat is helemaal geen twistpunt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mooi, dan reken ik op steun van de PVV-fractie.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Rollators, krukken en looprekken zijn essentiële hulpmiddelen voor ouderen en mensen met beperkingen. Jaarlijks vinden 15.000 valincidenten per jaar plaats; in een kwart van de gevallen overlijdt de oudere binnen een jaar erna en in een kwart van de gevallen houdt de betrokkene blijvend letsel. Wij vinden het daarom van het grootste belang dat de rollator en de andere loophulpmiddelen vergoed blijven worden vanuit het basispakket, ook omdat veel ouderen gêne hebben en, als zij de hulpmiddelen eenmaal in huis hebben, na een poosje denken: dat looprek of die rollator is toch wel prettig. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat rollators en andere loophulpmiddelen ouderen mobiel houden en valincidenten voorkomen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de rollator en andere loophulpmiddelen in het basispakket blijven en de dekking hiervoor te vinden in de 20 mln. uit het regeerakkoord onder "Intensiveringen A Zorg" (pagina 21) taakstellende nader in te vullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agema, Gerbrands, Smilde, Leijten, Ouwehand, Voortman, Dille en Mulder.

Zij krijgt nr. 53(32500 XVI).

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Deze motie wordt gesteund door een ruimte Kamermeerderheid. Ik ben de Kamer daarvoor enorm dankbaar.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik om de bewindslieden te danken voor de beantwoording van de vragen. Met al dat gejakker rond de motie ben ik dat vergeten; het zit niet elke dag mee. Ik stel mevrouw Agema graag een vraag over de rollator. In juni is uitvoerig gesproken over de samenstelling van het basispakket. Daarbij zijn afwegingen gemaakt; naast de rollator is bijvoorbeeld fysiotherapie eruit gehaald. Wij deden dat omdat dit soort zaken in de polis en de premie van de verzekerde verwerkt moet worden. Mijn vraag is: wat betekent dit voor de polissen van zorgverzekeraars en voor de premieheffing volgend jaar? De 20 mln. moet uit de premies van de zorgverzekering gehaald worden.

Mevrouw Agema (PVV):

Die 20 mln. moesten wij nog taakstellend invullen. Dit is de enige motie met een deugdelijke dekking.

De heer Van der Veen (PvdA):

Alles wat in het basispakket komt, wordt vertaald naar de premie. Die premie wordt opgebracht door verzekerden. Als er iets wordt toegevoegd aan het basispakket, dan leidt dat tot een verhoging van de premie. Die dekking betekent dat de zorgverzekeraars die premie mogen verhogen. Ik probeer mij voor te stellen hoe dat volgend jaar gaat met die premieverhoging. Krijgen de verzekerden een aanvullende rekening voor een premie?

Mevrouw Agema (PVV):

Ik ken de systematiek die de heer Van der Veen schetst, maar we hebben 20 mln. Het kost ook 20 mln. Er is geld. Dat kan ik van de moties van de heer Van der Veen niet zeggen.

De heer Van der Veen (PvdA):

Het enige wat ik vraag, is hoe dit nu neerslaat in de premie. Alle Nederlanders gaan nu bijbetalen voor het feit dat u de rollator in het pakket wilt. Mijn enige vraag is: hoe gaan die Nederlanders dat doen? Hoe moet ik mij dat technisch voorstellen? Krijgen zij allemaal een naheffing? Ik vraag dit via de voorzitter aan mevrouw Agema en via haar aan de minister.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik ben niet degene die de motie gaat uitvoeren, dus ik denk dat wij er een nader bericht over krijgen hoe de uitvoering zal zijn. Maar ik ben in ieder geval reuze blij dat een grote Kamermeerderheid wil dat de rollator in het pakket blijft. Ik vind het ook heel teleurstellend dat de PvdA dat niet wil. Tenminste, dat is wat ik uit uw woorden moet opmaken. Ik zou dat heel teleurstellend vinden, maar ik ga ervan uit dat dit door de bewindspersonen netjes wordt geregeld.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik heb nog helemaal niet wel of niet gezegd. Ik heb gewoon gevraagd hoe dit zal worden uitgevoerd. Wij houden niet van dode mussen, dus wij willen graag weten wat dit betekent, hoe het in de premieheffing neerslaat en wat dat de Nederlanders extra gaat kosten.

De voorzitter:

Punt gemaakt. Mevrouw Wiegman.

Mevrouw Agema (PVV):

Alle voorstellen van de heer Van der Veen zijn dode mussen, want hij heeft bij niet één motie überhaupt een dekking ingevuld. Ja, dat zijn de feiten, voorzitter.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Mijn naam staat ook niet onder deze motie. Ik ben ook heel benieuwd naar de reactie van de minister daarop. Ik kan mij eigenlijk wel heel goed vinden in het betoog van deze minister, die zei: wij hebben een visie op de gezondheidszorg, wij moeten goed kijken waar wij collectief voor instaan en waarvan wij kunnen zeggen dat wij het ook wel van mensen zelf kunnen verwachten. Neem de rollator, mensen die hun leven lang een fiets kopen en die als zij oud worden en niet meer kunnen fietsen andere hulpmiddelen gebruiken om zich te kunnen voortbewegen. Daar ben ik benieuwd naar. Dan denk ik ook: wat zegt dit dan over de visie van de PVV, als ik kijk waaraan de PVV zich verbonden heeft in het gedoogakkoord, maar ook als het gaat om de financiële onderbouwing van het totale coalitieakkoord?

Mevrouw Agema (PVV):

En uw vraag is?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wat uw visie is. Als u zegt: wij steunen ook de financiële onderbouwing als het gaat om de keuzes in de zorg, ook als het gaat om de keuzes voor het basispakket, de zorg dat premies niet te hoog moeten oplopen, en dan toch deze motie. Ik kan dat niet goed met elkaar rijmen.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik weet nog dat in het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie per saldo 3 mld. werd bezuinigd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter.

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, ik ben nog aan het woord!

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter!

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, u bent niet aan het woord!

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik vraag de voorzitter of ik misschien het woord zou kunnen krijgen. Ik stel namelijk een vraag aan mevrouw Agema. Ik vraag naar haar visie en het eerste wat ik te horen krijg, is het programma van de ChristenUnie. Dat ken ik. Daarop mag mevrouw Agema mij bevragen, maar ik vraag om de visie van de PVV in relatie tot de financiële onderbouwing van het gehele coalitieakkoord.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik ga zelf over mijn eigen antwoord. Ik zou graag de ChristenUnie nog eens willen inwrijven dat er in het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie per saldo 3 mld. vanaf ging en dat er met dit gedoogakkoord 0,75 mld. per saldo bijkomt voor de zorg. Ik zal niet beloven dat dat een vetpot wordt, maar ik ben er enorm trots op dat wij dat hebben kunnen bereiken in een tijd dat er 18 mld. moet worden bezuinigd. Als de ChristenUnie hier een loophulpmiddel vergelijkt met een fiets en als mevrouw Wiegman mij vraagt om een visie, kan ik haar beter vragen waar die van haar is. Want gisteren gaf ik hier het voorbeeld van mijn opa, toen hij nog leefde. Die rollator parkeerde hij in eerste instantie meteen in het zijkamertje. Maar als hij een fiets had kunnen kopen, ondanks dat hij slecht ter been geworden was, had hij die met trots voor de deur gezet. Het is een hulpmiddel, dat moet voorkomen dat mensen vallen. Een kwart van de mensen overlijdt binnen een jaar nadat zij hun heup breken als gevolg van een val. Het is een hulpmiddel.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman, tot slot.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter, iets van die visie wordt mij dan wel duidelijk, in ieder geval de visie van de PVV. Maar dan ben ik wel verbaasd dat ook het CDA hieronder staat, juist vanwege de visie die in het coalitieakkoord staat en de financiële onderbouwing daarvan, en ook de maatregelen die nodig zijn rondom het basispakket om de premies betaalbaar te houden voor al die mensen hier in Nederland.

Mevrouw Agema (PVV):

De ChristenUnie ging nog veel verder met bezuinigen. Zo is het toch? Daarop zullen wij de komende jaren nog vaak terugkomen.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Het was ook de wens van de SP om de hulpmiddelen in het pakket te houden. Wij hebben hierover voor de zomer een motie ingediend, die ook werd gesteund door de PVV. Dus ik ben eigenlijk wel heel blij met deze motie. Ik heb er twee vragen over. Waarom hebt u hierover niet een amendement gemaakt, zodat het echt een wijziging van de begroting is en de bestemming gewoon via de wet is geregeld? Volgens mij is dat sterker. Bent u dat wellicht nog van plan met de ondertekenaars?

Mevrouw Agema (PVV):

Dit gaat om de uitvoering. De heer Van der Veen stelde hierover ook een vraag. Dit geeft de meeste ruimte aan de bewindspersonen om de motie uit te voeren.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het goed dat die motie wordt ingediend. Ik vind het ook goed dat de motie een meerderheid heeft. Een motie kun je echter ook niet uitvoeren. Als je een amendement indient, wijzig je de begrotingswet en bestem je dat geld echt daarvoor. Als erop overgehouden wordt, is dat nooit een probleem. Er is dan echter wel gezegd wat er met de 20 mln. moet gebeuren.

Mevrouw Agema (PVV):

Er zit een stukje complexiteit in de wijze waarop je dit allemaal gaat regelen. Als je het met een amendement doet, beperk je de ruimte om het te regelen. Een motie geeft meer ruimte om het te regelen. Dat is de inzet. Een heel grote Kamermeerderheid staat hierachter. Ik ga er dan ook van uit dat de bewindspersonen deze motie zullen uitvoeren. Anders staan wij hier weer, natuurlijk.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind dat een goede uitleg. Ik ga er dan ook van uit dat wij dit goed in de gaten houden, want ik zou het heel erg zonde vinden als het via de achterdeur toch niet geregeld wordt, mede omdat de pakketten natuurlijk wel al klaarliggen.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat is de complicerende factor.

Mevrouw Leijten (SP):

Aan heel veel mensen is al een verzekeringspolis aangeboden waarin dit niet meer zat. Maar laten wij maar bekijken hoe de minister dit gaat uitvoeren.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik vind dat wij de bewindspersonen wat ruimte moeten geven om het uit te voeren.

Mijn volgende motie gaat over alzheimer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de toekomst door de stijgende Ievensverwachting en de vergrijzing het aantal patiënten met alzheimer en verwante ziekten dramatisch zal toenemen;

constaterende dat in onderzoeken naar alzheimer zo goed als geen aandacht besteed wordt aan mogelijk te ontwikkelen geneeswijzen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat onderzoek naar alzheimer meer geclusterd wordt en er meer nadruk komt op het vinden van een geneesmiddel dan wel behandelwijze,Agema

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(32500 XVI).

Mevrouw Agema (PVV):

Wij zijn er reuze trots op dat wij gedoogpartner zijn van dit kabinet. Wij hebben er dan ook alle plezier in om in de komende jaren volle kracht vooruit te gaan. Wij zijn er reuze trots op dat wij zo veel punten hebben kunnen bereiken. Ik zal ze tot slot nog één keer opnoemen: meer verpleegkundigen, meer bijscholing, meer rechten, meer en betere kwaliteitsnormen, sterkere inspectie, minder overhead, minder regeldruk, meer buurtzorg, kleinere instellingen, meer maatregelen tegen ouderenmishandeling. Dan zijn er nog al die punten die wij nog meer hebben weten te bereiken. Ik wens de bewindspersonen daarmee alle succes. Wij gaan er de komende jaren vol tegenaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wij zijn erg benieuwd of al die plannen ook in de praktijk gerealiseerd zullen worden. Daarvoor is het natuurlijk wel nodig dat wij weten hoe het nu zit. Als het gaat om het aantal werknemers in de zorg, is de PVV er terecht heel erg trots op dat is afgesproken dat er 12.000 werknemers in de zorg bij komen. Ik dien zo een motie in met de strekking dat wij eerst een nulmeting moeten hebben, zodat wij ook echt kunnen zien of over vier jaar die 12.000 extra verzorgenden erbij zijn gekomen. Steunt mevrouw Agema die motie?

Mevrouw Agema (PVV):

Die cijfers zijn bekend bij het CPB. Het CPB heeft een groeimodel. Het basispad ging eerst nog uit van 150.000 maar nu van 148.000 erbij. Het CPB denkt dat je er voor 892 mln. misschien zelfs 17.000 zou moeten kunnen aanstellen, als je ervan uitgaat dat een verpleegkundige niveau 2 en 3 gemiddeld € 50.000 kost. Maar goed, het is aan de instellingen om te bepalen wat zij met het geld doen. Er komen er in ieder geval een heleboel bij omdat er heel veel geld bij komt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het kabinet gaf in de schriftelijke beantwoording aan dat de nulmeting nog niet voorhanden was. Mevrouw Agema geeft aan dat wel bekend is hoeveel verzorgenden er nu zijn. Dan vraag ik aan mevrouw Agema: hoeveel zijn het er nu?

Mevrouw Agema (PVV):

Het zijn er ongeveer 1,2 miljoen in de hele zorgsector. Dat groeit enorm. Wij hebben die 500.000 extra nodig. Als u de cijfers precies wilt weten per sector, verwijs ik naar de StatLine van het CBS en de cijfers van het Centraal Planbureau. Het getal voor de langdurige zorg kan ik niet zo even noemen, maar dat zijn er in ieder geval veel minder dan dat aantal.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Met "ongeveer" neem ik geen genoegen, en daarmee zou de PVV ook geen genoegen hebben genomen in een vorige periode. Ik dien de motie dus in en ik reken op steun van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik zou nu mijn beleidsmedewerker de StatLinestatistieken tevoorschijn kunnen laten toveren. Dan zou ik het u alsnog kunnen vertellen. U kunt echter ook uw eigen medewerker even vragen om dit te doen. Een nulmeting betekent in wezen dat je weet hoeveel mensen er nu in de zorg werken. Dat weten wij. Wij weten het ook per sector; dat is bekend. Ik zou zeggen: zoek die cijfers op en kijk of het er over een aantal jaren meer zijn. Dat is uw goed recht.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Na twee dagen debatteren over de VWS-begroting spreken we nu in tweede termijn. We hebben bij tijd en wijle stevig gedebatteerd, bijvoorbeeld toen we het hadden over het aantal extra werknemers in de zorg. Mevrouw Agema daagt mij uit om met een dekking te komen om de korting op het stagefonds voor ziekenhuizen tegen te houden. Die uitdaging was ik graag aangegaan. Het kabinet bood bij voorbaat al de helpende hand door de korting terug te draaien. Nogmaals, GroenLinks is er erg blij mee dat het kabinet de 100 mln. voor het stagefonds continueert.

Mevrouw Agema heeft bijna alle partijen in de Kamer om de oren geslagen met het aantal verpleegkundigen dat zou afnemen als hun programma zou worden uitgevoerd. GroenLinks werd als een van de weinigen niet geïnterrumpeerd. Logisch ook, want de PVV weet dat ons programma het beste is als het gaat om de toename van het aantal werknemers in de zorg, niet 12.000 extra, maar 15.000.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik complimenteer mevrouw Voortman hier graag mee. Het is alleen wel zo dat bij het CPB voorrekent dat je daar 750 mln. voor moet betalen, waarmee je er 15.000 krijgt. Nu investeren we 892 mln., maar je weet niet wat er gebeurt in de praktijk. Dus is het naar beneden bijgesteld. Maar ik complimenteer GroenLinks wel met haar forse investering in meer verpleegkundig personeel.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik dank mevrouw Agema voor haar complimenten. We behouden onze twijfel over de vraag of de 12.000 extra werknemers er gaan komen, net als het CDA eerder al aangaf.

Meten is weten. Of deze verkiezingsbelofte van de PVV wordt ingelost, kunnen we alleen zien als we weten hoeveel mensen op dit moment in de zorg werken. Het kabinet had die cijfers niet paraat. Daarom dienen wij een motie in om een nulmeting van het aantal werknemers in de zorg uit te voeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat dit kabinet zich als ambitie heeft gesteld om in de komende kabinetsperiode 12.000 extra medewerkers in de zorg aan het werk te krijgen;

overwegende dat een nulmeting van het aantal medewerkers in de zorg noodzakelijk is voor het beoordelen van het behalen van de ambitie en voor het inzetten van eventuele extra maatregelen om deze ambitie te behalen;Voortman

verzoekt de regering, een nulmeting naar het huidige aantal medewerkers in de zorg uit te voeren en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55(32500 XVI).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De minister liet weten dat de bezuiniging op ivf-behandelingen pas per 2013 zou ingaan. Dat is al beter dan het regeerakkoord, dat uitgaat van 2012. Ook zei de minister dat de afname van drie naar één te vergoeden ivf-pogingen voor haar geen wet op zich is. Mevrouw Smilde zei dit ook al in haar betoog. Het gaat de minister vooral om het financiële resultaat. Met D66 hebben wij daarom een motie opgesteld, die bedoeld is als steun in de rug voor de minister. Ik reken dan ook op een positieve reactie van haar.

Over de pgb's hebben wij ook uitgebreid gesproken. De staatssecretaris ging welwillend in op alle kritische vragen hierover. Ze gaf aan zaken nader te willen bestuderen, extra te onderzoeken en te kijken naar de zaken die bijvoorbeeld door Per Saldo zijn aangedragen. Ook de suggesties van de VVD-fractie, van de GroenLinksfractie en anderen vond zij het overwegen waard. Maar tegelijkertijd wil ze met een krappe twee weken een brief naar de Kamer sturen. Dat geeft haar weinig tijd om te kijken naar alle mogelijkheden die zijn aangedragen om de tariefkorting niet door te hoeven laten gaan. Ook heeft ze dan nauwelijks tijd voor overleg met het werkveld. Vervolgens zal ze daar met de Kamer zeker over moeten debatteren. Dan volgt de besluitvorming en zitten we nog maar een dag of tien voor 1 januari 2011. Dat is niet zorgvuldig tegenover de budgethouders en ook niet tegenover de Kamer, die hier Kamerbreed kritiek op heeft. Niet in de laatste plaats is het niet goed voor de staatssecretaris om zichzelf zo klem te zetten. De kritiek die ze gisteren kreeg, zal als zij volhardt in deze aanpak verbleken bij de discussies die we dan krijgen.

De fractie van GroenLinks wil de korting op de pgb-tarieven niet en steunt daarom de motie van de Partij van de Arbeid. Als de staatssecretaris zichzelf de tijd gunt, zal zij tot dezelfde conclusie komen. Ik wil haar daarom nogmaals dringend verzoeken om de tijd te nemen voor een zorgvuldige afweging van alternatieven. Ik heb een motie klaar, maar die trek ik graag in als de staatssecretaris bevredigend antwoordt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is, voor 1 december 2010 een visiebrief te sturen, waarin besluiten staan over de te nemen maatregelen met betrekking tot het persoonsgebonden budget;

van mening dat wanneer deze maatregelen per 1 januari 2011 al moeten gaan gelden, er te weinig tijd is voor budgethouders om zich op de gevolgen hiervan voor te bereiden;

van mening dat hierdoor te weinig tijd is om met belangenorganisaties te overleggen over de door hen aangedragen alternatieven;

verzoekt de regering, de ingangsdatum van eventuele wijzigingen in de persoonsgebonden budgetten te verschuiven naar 1 juli 2011,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(32500 XVI).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb nog een motie over de wooninitiatieven. De VVD heeft daar ook een motie over ingediend. Mijn motie is een meer principiële omdat die gaat over de uitspraak die de staatssecretaris hier eerder over heeft gedaan, namelijk dat er geen wooninitiatieven in gevaar mogen komen als gevolg van de maatregelen in het persoonsgebonden budget. Ik dien daarover samen met mevrouw Leijten en mevrouw Wiegman de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de onduidelijkheid over de ophanden zijnde maatregelen met betrekking tot het persoonsgebonden budget voor veel onzekerheid zorgt bij bestaande en in oprichting zijnde wooninitiatieven;

van mening dat wooninitiatieven op een innovatieve en laagdrempelige wijze en met veel maatwerk voorzien in een noodzakelijke vorm van zorg;

spreekt uit dat er geen wooninitiatieven in gevaar mogen komen als gevolg van de maatregelen in het persoonsgebonden budget en de Kamer hierover spoedig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Leijten en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(32500 XVI).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb een aantal moties over jeugdzorg. Die gaan onder andere over de wijzigingen aan het stelsel van jeugdhulpverlening.

De Kamer,Voortman

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aangekondigde ingrijpende wijzigingen aan het stelsel van jeugdhulpverlening naar verwachting zijn doorgevoerd in 2015;

constaterende dat het vooralsnog ontbreekt aan een stappenplan met tijdpad hoe te komen tot de voorgenomen wijzigingen aan het stelsel van jeugdhulpverlening;

van mening dat het van belang is dat het veld wordt betrokken bij de totstandkoming van de wijzigingen aan het stelsel van jeugdhulpverlening;

verzoekt de regering, in samenspraak met het veld te komen tot een stappenplan met tijdpad welke inzichtelijk maakt hoe en wanneer de wijzingen aan het stelsel van jeugdhulpverlening worden gerealiseerd de komende vijf jaar, en de Kamer daarover te informeren voor de eerstvolgende Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(32500 XVI).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Daarnaast heb ik een motie over de efficiencykorting in de jeugdzorg. Die dien ik ook in samen met mevrouw Kooiman.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor 2015 een efficiencykorting in de jeugdzorg is aangekondigd van 80 mln. oplopend tot 300 mln. structureel;

van mening dat deze efficiencykorting niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van het aanbod van jeugdhulpverlening en van de werkdruk van de professionals, en dat de wachtlijsten als gevolg hiervan niet mogen oplopen;

verzoekt de regering, met een financiële onderbouwing te komen van de efficiencykorting en inzichtelijk te maken hoe dat gerealiseerd kan worden zonder verlies aan kwaliteit van het jeugdzorgaanbod, zonder verhoging van de werkdruk voor professionals in de jeugdhulpverlening en zonder dat de wachtlijsten oplopen, en de Kamer daarover te informeren voor 2011,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(32500 XVI).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb nog een motie die gaat over twee pilots voor de opvang van slachtoffers van eergerelateerd geweld. Die dien ik ook in samen met mevrouw Kooiman.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de twee pilots voor de opvang van meisjes en jonge vrouwen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld, hun noodzaak hebben bewezen;

constaterende dat de financiering van de pilots aan het eind van dit jaar afloopt en de slachtoffers van eergerelateerd geweld daardoor waarschijnlijk niet meer terecht kunnen op deze opvangplekken;

constaterende dat tot en met 2015 jaarlijks 4 mln. is gereserveerd voor een landelijke inbedding van campussen;

overwegende dat uit de evaluatie van de pilot campussen bleek dat de toegevoegde waarde van de campussen binnen het bestaande aanbod van jeugdhulpverlening niet is bewezen;

verzoekt de regering, de pilots voor de opvang van slachtoffers van eergerelateerd geweld voort te zetten en hiervoor de dekking te vinden vanuit de beschikbare middelen voor de campussen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(32500 XVI).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Tot slot had ik nog een opmerking willen maken over het punt van de abortusgrens dat de ChristenUniefractie inbracht maar daar gaan wij graag in een later stadium de discussie over aan.

En ik denk dat ik mij bij voorbaat al kan aansluiten bij wat mevrouw Ouwehand vast nog gaat zeggen over de effecten van natuurinvesteringen op gezondheidskosten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Beide bewindspersonen bedank ik voor de antwoorden. Het is goed om kennisgemaakt te hebben met de nieuwe staatssecretaris. Enig begrip voor al die onderwerpen waarbij de boodschap luidde "u hoort nog van ons", heb ik maar ik wijs wel graag op het belang van een betrouwbare overheid in de richting van pgb-houders, patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties en andere initiatieven waar wij onze steun aan hebben gegeven met als doel voor een goede verankering te zorgen. Van mij niet de klacht dat deze regering te weinig geld uitgeeft aan de gezondheidszorg. Van mij geen oproep om eindeloos te blijven subsidiëren. Echter het simpelweg een streep zetten door initiatieven met de boodschap dat er geen geld is, klopt gewoon niet. Er is wel geld, maar deze regering stelt andere prioriteiten. Daarom stel ik een indringende vraag. Is 114-red een dier belangrijker dan 113Online voor hulpverlening aan mensen met suïcideneigingen? Zijn prestigieuze sportevenementen die ruim zijn begroot, belangrijker dan sterke PGO-organisaties? Die zijn nu hard nodig gezien alle turbulente veranderingen in de gezondheidszorg van meer marktwerking en veranderingen in de AWBZ en ggz, ook met betrekking tot zorg en dwang.

Bij interruptie heb ik mevrouw Uitslag al gevraagd naar de familievertrouwenspersoon, waar oud-collega Cisca Joldersma zich hard voor maakte. Ik denk ook aan Ans Willemse die niet zou rusten voordat de PGO-organisaties een goede plek zouden hebben in ons zorgstelsel, met passende financiering. Als er geen steun komt van dit kabinet voor deze belangrijke zaken, verwacht ik op zijn minst dat het CDA de goede traditie van een sterk maatschappelijk middenveld voortzet en de daarbij behorende moties en amendementen steunt. Dat past bij vrijheid en verantwoordelijkheid. Zo ben ik dat ook gewend van het CDA. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van VWS heeft besloten om mentorschapsprojecten, die twee jaar stimuleringssubsidie ontvangen hebben, geen overbruggingssubsidie (tot de wetswijziging betreffende mentorschap) meer toe te kennen;

overwegende dat de afgelopen jaren met een subsidie is geïnvesteerd in de ontwikkeling van vrijwillig mentorschap voor mensen die wilsonbekwaam zijn;

overwegende de bijzondere betekenis van mentorschap voor de uitoefening van cliëntenrechten, met name voor cliënten in de zorg die niet zelf hun belangen ter zake kunnen waarnemen;

overwegende dat de inzet van vrijwilligers in de zorg van grote betekenis is en stimulans verdient;

overwegende dat de subsidie voor vrijwillig mentorschap wel op de begroting is weergegeven;

overwegende dat Justitie nog een wetswijziging in voorbereiding heeft die het vergoeden van de kosten door de wilsonbekwame cliënt mogelijk maakt en dat daarmee over ongeveer twee jaar een kostendekkende situatie zal ontstaan voor het vrijwillig mentorschap;

verzoekt de regering, deze bezuiniging twee jaar uit te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van der Staaij, Wolbert, Leijten en Voortman.

Zij krijgt nr. 61(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2009 de motie-Willemse-van der Ploeg werd aangenomen om platform GGz en platform VG tijdelijk extra te financieren omdat er geen gelijkwaardigheid is van koepels in het PGO-veld;

constaterende dat in 2010 uitvoering gegeven is aan deze motie en dit voor 2011 niet is gedaan;

overwegende dat deze platforms nog steeds een ongelijkwaardige positie hebben ten opzichte van overige koepels van cliënten- en familieorganisaties;

verzoekt de regering om het LPGGz en platform VG te financieren totdat de ongelijkwaardige positie is opgeheven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Wolbert, Leijten, Voortman en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 62(32500 XVI).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De staatssecretaris heeft toegezegd nog eens goed te kijken naar de zorgvoorstellen in mijn notitie over het versterken van de positie van doven, voordat zij de notitie doorstuurt naar haar collega op BZK om de Nederlandse gebarentaal in de Grondwet op te nemen. Er zijn echter twee zaken waar ik de regering via motie voor 2011 direct om wil vragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gebrek aan kennis over tinnitus (oorsuizen) in de reguliere hulpverlening kan leiden tot een verkeerde diagnose en hierdoor wordt opgevat als psychose;

constaterende dat doven of slechthorenden regelmatig in de ggz als zwakzinnig worden bestempeld;

overwegende dat verkeerd gediagnosticeerd zijn grote persoonlijke consequenties heeft;

verzoekt de regering, uit te zoeken hoe vaak deze bovenstaande zaken voorkomen en te komen met passende zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(32500 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de Rijksbegroting 2011 voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport € 300.000 is gereserveerd om initiatieven te ontplooien ten behoeve van de bekendheid van de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap;

constaterende dat met de ratificatie van dit verdrag het gebruik van gebarentaal wordt vastgelegd;

overwegende dat de ratificatie van dit verdrag belangrijk is voor de dovengemeenschap in Nederland;

verzoekt de regering om met het toekennen van € 300.000 initiatieven te ontplooien ten behoeve van de bekendheid van de ratificatie van het VN-verdrag en daarbij expliciet rekening te houden met de dovengemeenschap en media-uitingen te voorzien van een tolk gebarentaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(32500 XVI).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik kijk uit naar de uitkomst van het gesprek van de minister met deskundigen over de nieuwe richtlijn om vroeggeborenen eerder te behandelen in relatie tot de abortustermijn. Wanneer kunnen wij die reactie verwachten?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor de heldere beantwoording. Het is een debat dat in belangrijke mate een agenderend karakter heeft. Er zitten houtskoolschetsen, visiedocumenten en dergelijke aan te komen. Dat is heel begrijpelijk enkele weken na het aantreden van een nieuw kabinet. Het is goed dat de routes hiermee worden uitgezet.

Over het belangrijke medisch-ethische vlak is terecht opgemerkt dat dat een zorgvuldige bespreking vraagt. Dank voor de bereidheid om met de medische beroepsgroepen in contact te treden over het begrip "levensvatbaarheid". Ik ga ervan uit dat de Kamer over de uitkomst daarvan gerapporteerd wordt.

Inzake initiatieven als 113Online, vrijwillige mentorschappen en nog een aantal andere steun ik de filosofie van het kabinet om te stoppen met het subsidie-infuus. Ik heb echter wel steun gegeven aan een aantal moties en amendementen op dit vlak, omdat ik denk dat het gaat om het toedienen van een kortdurend financieel medicijn dat nodig is voor een financieel gezonde organisatie. Dat vind ik iets anders dan het doorgaan met een subsidie-infuus.

Ik dien twee moties in, allereerst een op het terrein van de palliatieve zorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen het liefst in hun vertrouwde thuisomgeving overlijden in plaats van in het ziekenhuis;

overwegende dat er door de wijze van financiering in de praktijk barrières zijn om palliatieve zorg thuis of dicht bij huis te ontvangen, en ook de deskundigheid in de eerste lijn verdere versterking verdient;

overwegende dat palliatieve zorg die in ziekenhuizen wordt gegeven onnodig duur is ten opzichte van settings die gespecialiseerd zijn in palliatieve zorg, zoals hospices, bijna-thuishuizen en gespecialiseerde thuiszorg;

verzoekt de regering, met inachtneming van de bestaande financiële kaders:

  • - de knelpunten van de palliatieve zorg aan te pakken;

  • - te bevorderen dat zorg thuis of dicht bij huis voor cliënten niet (financieel) ongunstiger is dan in reguliere instellingszorg;

  • - te komen tot een minder versnipperde en structurele financiering van palliatieve zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Leijten en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65(32500 XVI).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik heb nog een motie. U ziet dat ik het bescheiden heb gehouden. Ik dacht al dat ik niet de enige zou zijn die vandaag een motie indient.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de normen die gelden voor de verkoop van alcohol aan jongeren nog steeds stelselmatig overtreden worden;Van der Staaij

overwegende dat het niet naleven van de leeftijdsgrenzen niet alleen gevolgen heeft voor de volksgezondheid van jongeren zelf, maar ook overlast en hoge maatschappelijke kosten met zich meebrengt;

verzoekt de regering:

  • - snel passende maatregelen te nemen die bevorderen dat de geldende normen beter nageleefd worden, onder andere door in te zetten op aantoonbaar effectieve controlesystemen in supermarkt, horeca en sportkantines;

  • - een doelstelling vast te stellen met welk percentage (gemeten vanaf het laatste onderzoek in september 2010) de alcoholverkoop onder de leeftijdsgrens moet worden teruggedrongen;

  • - op korte termijn duidelijkheid te creëren over de toekomst van het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Bouwmeester, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Kooiman, Dijkstra, Uitslag en Ouwehand.

Zij krijgt nr. 66(32500 XVI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor hun beantwoording. Ik hoorde de VVD-fractie spreken over de trends. De heer Mulder zei: de vraag is niet of de zorgkosten gaan stijgen, maar hoe hard. De minister werkt een toekomstscenario uit en laat het een en ander doorrekenen door het Centraal Planbureau. Dat lijkt mij verstandig. Wat mij onverstandig lijkt, is om de effecten van een groene leefomgeving op onze gezondheid, die inmiddels steeds beter worden aangetoond, daarin niet mee te nemen. Ik hoor graag de toezegging van de minister dat zij deze kennis in elk geval meeneemt in de uitwerking van een toekomstscenario.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het de ambitie van het ministerie van VWS is om iedereen zo lang mogelijk gezond te houden en zieken zo snel mogelijk beter te maken;

constaterende dat de zorgkosten blijven stijgen;

constaterende dat in een aantal onderzoeken inmiddels is aangetoond dat contact met groen/natuur gezond is en effecten oplevert zoals 15% minder overgewicht bij kinderen, een vermindering van symptomen van ADHD bij kinderen en significant minder huisartsbezoek voor onder meer hartziekten, depressie, astma en diabetes;

verzoekt de regering:

  • - een overzicht te maken van de resultaten van onderzoek naar de relatie tussen groen en gezondheid;

  • - te kwantificeren hoeveel gezondheidskosten bespaard zouden kunnen worden door groen in de omgeving;

  • - de Kamer hierover in het voorjaar van 2011 te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Voortman, Van Gerven, Dijkstra en Wiegman-van Meppelen Scheppink.

Zij krijgt nr. 67(32500 XVI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We hebben gesproken over dierproeven. De minister heeft gezegd dat ze een visie wil ontwikkelen, en ze heeft nog wat antwoorden voor me klaar in tweede termijn. Ik wil hier het vertrouwen uitspreken, zeker gezien de opstelling van de VVD-fractie vorig jaar, waaruit bleek dat ook de VVD inmiddels ziet dat er voordelen te behalen zijn, niet alleen qua besparing van dierenlevens, maar zeker ook aan vermindering van administratieve lasten voor de farmaceutische industrie, en betere kennis over de gezondheid van mensen. Ik spreek het vertrouwen uit dat we op een later moment met deze minister echt werk kunnen maken van dit dossier.

Ik heb een motie, omdat ik de minister-president nadrukkelijk heb horen zeggen dat hij het op prijs stelt als de oppositie meedenkt en ideeën aandraagt. De andere ideeën laat ik voor het latere overleg, maar één motie wil ik nu vast indienen, zodat de minister haar kan meenemen in haar nog te ontwikkelen visie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet wil inzetten op alternatieven voor dierproeven;

overwegende dat het aantal dierproeven vorig jaar voor het eerst in zes jaar weer is gestegen;

overwegende dat de overheid jaarlijks verschillende onderzoeken (mede) financiert op het gebied van de biomedische wetenschap en de voedingsmiddelentechnologie waarbij dierproeven worden verricht;

van mening dat investeringen in onderzoek waarbij proefdieren worden gebruikt, gepaard zouden moeten gaan met investeringen in de ontwikkeling van proefdiervrije technieken;

verzoekt de regering, inzichtelijk te maken welk deel van het (biomedische en voedingstechnologische) onderzoeksbudget wordt besteed aan onderzoek met proefdieren;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen voor het oormerken van een deel van de onderzoeksbudgetten voor de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven en de Kamer hierover te informeren voor de zomer van 2011,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Voortman en Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.Ouwehand

Zij krijgt nr. 68(32500 XVI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Deze motie is met name bedoeld om te onderstrepen dat we op dit moment het Nederlandse onderzoekspotentieel nog onderbenutten als het gaat om proefdiervrije technieken. Dat lijkt me zonde.

Ik heb een vraag gesteld over de hygiënevoorschriften, en het gevolg dat daar soms uit voortvloeit dat voedsel dat best nog bruikbaar is wordt weggegooid. De minister heeft schriftelijk geantwoord dat daar een evaluatie naar loopt, waarvoor dank. Wij wachten daar met spanning op. Ik meende uit haar toon en de formulering van de beantwoording te kunnen opmaken dat ook zij vindt dat er te veel voedsel wordt verspild. Kan de minister dat nog bevestigen? Wij zouden daar graag op willen sturen. Ik denk dat ik dit mede namens de heer Han ten Broeke mag zeggen. Maar ik wacht de reactie in tweede termijn nog even af.

De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor de lunchpauze, die kan worden gecombineerd met de voorbereiding van het antwoord.

De vergadering wordt van 12.25 uur tot 13.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Ingekomen zijn beschikkingen van de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van de Eerste Kamerleden Kox, De Vries en Bemelmans-Videc en de Tweede Kamerleden Ten Broeke en Bontes als lid en de Eerste Kamerleden Elzinga, Franken en Strik en het Tweede Kamerlid Omtzigt als plaatsvervangend lid in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven