Vragen van het lid Van Toorenburg aan de minister van Justitie, bij diens afwezigheid gesteld aan de minister voor Jeugd en Gezin, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat in 40% van de gemeenten in Nederland bedreigde vrouwen geen gebruik kunnen maken van het alarmsysteem Aware.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Met één druk op de knop de politie alarmeren bij dreiging van geweld: het kan dankzij het alarmsysteem Aware. Als een ex-partner zijn voormalige vrouw of vriendin bedreigt of ernstig lastigvalt in de omgeving van haar huis, dan kan die vrouw door één druk op de knop direct verbinding maken met de meldkamer van de politie. Die gaat daar dan met voorrang op af om ervoor te zorgen dat die bedreiging wordt gestopt en dat de man wordt aangehouden. Een prachtig systeem, een uitkomst voor vrouwen die ernstig worden bedreigd door hun ex-partner. En het werkt. Het schrikt belagers af en geeft vrouwen hun vrijheid terug. Hoe is het dan mogelijk dat vrouwen in 40% van onze gemeenten hiervan nog geen gebruik kunnen maken? Dat is toch niet acceptabel? De Raad van Hoofdcommissarissen noemt het een gemiste kans. Me dunkt, er kunnen levens mee worden gered.

De CDA-fractie wil daarom graag van het kabinet horen hoe het komt dat nog niet alle gemeenten over dergelijke kastjes beschikken. Het is al even geleden dat de minister van Justitie heeft besloten dat het systeem landelijk moet worden ingevoerd. Ook willen wij weten hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat alle vrouwen in alle gemeenten van Nederland dezelfde bescherming kunnen genieten. Het is goed dat de VNG haar leden oproept om door te pakken, maar wat mogen wij van het kabinet verwachten? Welke middelen heeft de minister nog om de gemeenten ertoe te bewegen dit systeem in te voeren?

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Van Toorenburg voor haar vragen. Nu de minister van Justitie afwezig is, zal ik haar vragen naar vermogen proberen te beantwoorden.

Ik heb kennisgenomen van het item waarnaar werd verwezen in het NOS-journaal van 10 september jongstleden. Ook de stelling van de Raad van Hoofdcommissarissen, waarnaar Van Toorenburg verwijst, is mij niet ontgaan. Ik denk dat terecht nog eens wordt gewezen op het belang van het systeem Aware. Mevrouw Van Toorenburg heeft zojuist terecht het belang daarvan omschreven. Het is niet voor niets dat de Raad van Hoofdcommissarissen zegt dat met dit systeem levens kunnen worden gered en dat het goed zou zijn als gemeenten meer haast zouden maken met de aanschaf van de Aware-kastjes.

Mevrouw Van Toorenburg zei dat de minister eerder besloten zou hebben dat het systeem landelijk moet worden ingevoerd. Voor de precisie verwijs ik naar het spoeddebat met deze Kamer op 10 maart. Toen is door mijn collega van Justitie gemeld dat de aanschaf van dit systeem valt onder de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van gemeenten. Desalniettemin heeft de regering de oproep om dit systeem landelijk in te voeren opdat een landelijk dekkend systeem ontstaat, van ganser harte ondersteund. Dat heeft de minister in dat spoeddebat, over de kwestie in Zierikzee, ook gedaan.

Zoals door de minister van Justitie in dat debat aan de Kamer is beloofd, is vervolgens aan de voorzitter van de VNG gevraagd om het belang van de landelijke introductie van dat systeem opnieuw en met klem onder de aandacht van de gemeenten te brengen. Naar ik meen was het desbetreffende draaiboek al in 2003 door de VNG uitgebracht. Die toezegging is nagekomen. Op 15 april is een brief uitgegaan naar de voorzitter van VNG. De VNG heeft vervolgens op 27 april zoals gevraagd het belang van het invoeren van het systeem opnieuw en met klem onder de aandacht van gemeenten gebracht.

Ik kan bevestigen dat inmiddels 60% van de gemeenten gebruikmaakt van Aware. Ik vind het niet onbelangrijk om erop te wijzen dat het positief is dat 60% van de gemeenten daarvan gebruikmaakt en dat de vrouwen in die gemeenten van Aware gebruik kunnen maken in de gevallen waarin dat noodzakelijk is. Uit de gegevens van de VNG waarop ik mij baseer, blijkt dat het overgrote deel van de 40% van de gemeenten die het systeem nog niet officieel heeft ingevoerd, aangeeft serieus bezig te zijn met de voorbereiding van de invoering. Er zijn pilots gaande bij een aantal van die gemeenten, zoals Leiden en Gouda. In zes centrumgemeenten weten wij nog niet of het daar is ingevoerd. Met centrumgemeenten bedoelen wij de gemeenten in dat gebied die een regionale functie hebben. Mij is gemeld dat men daar druk doende is met de voorbereiding op verschillende manieren en met verschillende stadia van invoering.

Ik zie dat positief. Het toont aan dat het belang van Aware bij de gemeenten wordt onderkend en daar goed op het netvlies staat. Ik ben ervan overtuigd dat het percentage 60 in de nabije toekomst verder zal worden uitgebreid, maar ik hecht eraan om te onderstrepen dat het uiteindelijk aan de gemeenten zelf is om dat te beslissen. Gegeven de manier waarop men bezig is en de stand van zaken ben ik ervan overtuigd dat dit een positief vervolg zal krijgen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Wij horen dat de minister er een positieve blik op werpt; 60% wel. Wij blijven worstelen met die 40% niet. Het is een systeem dat levens kan redden. Wij hebben het niet zomaar over een belletje. Ik denk dat het belangrijk is dat die 40% van de gemeenten er zo spoedig mogelijk mee aan de slag gaat. Wij vinden het goed dat de minister aangeeft dat die gemeenten ermee bezig zijn. Wij willen graag van het kabinet voor het eind van het jaar een beeld hebben of alle gemeenten daarbij zijn aangesloten, zodat we de vinger aan de pols kunnen houden. Als het niet gebeurt, moeten wij er als Kamer misschien toch anders naar gaan kijken. Het draaiboek dateert uit 2003. Daarin staan ook allerlei voorbeeldmodelletjes van werkinstructies. Is ook een hobbel die maakt dat het zo lang duurt, dat gemeenten allemaal hun eigen werkinstructies willen maken en afwijken van de voorbeelden? Wij willen gewoon weten waarom het zolang duurt.

Minister Rouvoet:

Op de laatste vraag kan ik geen ander antwoord geven dan ik zojuist heb gegeven, namelijk dat het uiteindelijk een beslissing van gemeenten is om die stap daadwerkelijk te zetten. Nogmaals, ik deel de zorg over die 40%, geen onduidelijkheid daarover. Juist het feit dat men bij het overgrote deel van die gemeenten druk doende is met het voorbereiden van de invoering geeft mij het vertrouwen dat het wel gaat gebeuren. Over het hoofd van mevrouw Van Toorenburg zeg ik op deze plek tegen de gemeenten die nog niet zo ver zijn: hoe eerder, hoe liever, in het belang van de vrouwen die daar gebruik van kunnen maken. Ik kan niet achter de precieze beweegredenen kijken waarom het bij die individuele gemeenten nog niet zo ver is als bij die 60%. Laat duidelijk zijn dat wij ook op dat punt in de contacten die het kabinet regelmatig met de VNG heeft, de vinger aan de pols zullen houden. Iets royaler dan mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd zeg ik graag toe dat wij uiterlijk aan het eind van het jaar de stand van zaken zullen geven van de verdere invoering van het belangrijke systeem Aware, en als wij er zicht op hebben, kan het eerder.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Het valt mij op dat de maatschappelijke verontwaardiging over geweld op straat vaak heel groot is, maar dat men zich bij geweld tegen vrouwen, zeker als het te maken heeft met huiselijk geweld, verschuilt achter bestuurlijke verantwoordelijkheden en dat de gemeenten erover moeten gaan. Je zult als bedreigde vrouw maar in een van de gemeenten wonen waar geen alarmsysteem is en waar een gewelddadige ex-partner op straat rondloopt. Zegt de minister tegen zo'n vrouw dat zij maar bij de gemeente moet aankloppen dat zij een alarmsysteem moet hebben? Ik vind dit wel een verantwoordelijkheid van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, omdat zij degenen zijn die over veiligheid gaan. Veiligheid van vrouwen is evenzeer een prioriteit als andere vormen van veiligheid. Ik hoor hierop graag een reactie en ook een concrete toezegging, want ik vind het eigenlijk veel te laat om er pas in het najaar een reactie op te horen. Ik heb een motie ingediend die door de Kamer is aangenomen over het aantal vrouwen dat jaarlijks komt te overlijden als gevolg van huiselijk geweld. Wij weten nog steeds niet om hoeveel vrouwen het gaat en we lezen elke week in de krant dat een vrouw wordt vermoord. Ik wil graag dat die motie wordt uitgevoerd en dat de Kamer daarover wordt geïnformeerd.

Minister Rouvoet:

Wat het eerste punt betreft herken ik mij niet in de argumentatie van mevrouw Arib dat er sprake is van zich verschuilen. Dat is mij ook iets te makkelijk. Er is hier niemand die de ernst van de situatie ontkent. Ik ben daarmee begonnen. Daarom is het belangrijk dat dit systeem wordt ingevoerd. Tegelijkertijd is het zo dat er verantwoordelijkheden belegd zijn bij de gemeenten. Dat is de afgelopen drieënhalf jaar ook zo geweest. Ook toen kon men de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet naar de Kamer roepen om te vragen wanneer zij eens wat deed. In mijn herinnering heeft mevrouw Arib dat niet gedaan, en terecht. Als de verantwoordelijkheden bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of van Justitie liggen, kan men hen daarop aanspreken, maar als de verantwoordelijkheden bij de gemeenten liggen, mag van het kabinet worden gevraagd, zoals in het debat van 10 maart is gebeurd, om alles op alles te zetten en gemeenten op te roepen om daarmee voortvarend aan de slag te gaan. Die toezegging is gedaan en is nagekomen. Het mag duidelijk zijn dat er geen sprake is van verschuilen.

Mevrouw Arib zal het mij niet euvel duiden dat ik de motie, in de hoedanigheid waarin ik vanmiddag voor haar mag staan, niet direct paraat heb. Ik zal die vraag over de slachtoffers van huiselijk geweld echter uiteraard graag doorgeleiden naar de desbetreffende collega. Daar zal de Kamer over geïnformeerd worden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

We hebben het niet over een nieuw probleem, want in 2008 werd al gesproken over capaciteitsproblemen bij de politie. De politie kan niet overal snel aanwezig zijn. Mede daarom zouden gemeenten terughoudend zijn met het inzetten van dit kastje bij vrouwen met een agressieve ex-partner. Is de minister zich daarvan voldoende bewust en is hij het met mij eens dat bezuinigingen bij de politie direct een verslechtering betekenen voor vrouwen en voor hun recht op hulp en bescherming?

Minister Rouvoet:

Het is mij bekend dat de Kamer morgen een debat heeft gepland over bezuinigingen bij de politie. Het lijkt mij goed dat de Kamer het debat over die bezuinigingen en over de vraag of die bezuinigingen wel of niet wenselijk zijn, dan in de brede zin met de desbetreffende collega voert. Formeel gaat het overigens om twee collega's, maar de Kamer zal één collega tegenover haar vinden. Het lijkt mij goed dat ik mij nu richt op de vragen die zijn ingediend door mevrouw Van Toorenburg en dat ik het onderwerp niet verbreed naar een terrein waarvoor de primaire verantwoordelijkheid elders ligt.

Mevrouw Gesthuizen verwijst naar de opvatting van de politie. Ik heb niet geaarzeld om de stelling van de Raad van Hoofdcommissarissen over het belang van dit systeem nog eens te onderstrepen in het kader van dit vragenuurtje, want daarover bestaat geen verschil van mening.

De heer Çörüz (CDA):

Deze minister is ook verantwoordelijk voor jeugd en gezin. We hebben het zojuist over vrouwen gehad, maar kunnen kinderen er in dit systeem aanspraak op maken dat zij worden meegenomen, zodat dit niet alleen voor vrouwen geldt maar ook voor kinderen?

Ik heb ook een vraag over iets waarop mijn collega Van Toorenburg al nader inging. Wij merken nogal eens dat het wiel in den lande lokaal opnieuw wordt uitgevonden. Hoe zorgen wij ervoor dat wij voorkomen dat lokaal allerlei dingen dubbel worden gedaan, zodat er aan het eind van het jaar een aardige landelijke uitrol is?

Minister Rouvoet:

Voor het antwoord op de eerste vraag kijk ik even met een schuin oog naar de medewerkers, maar alleen al de naamgeving – Aware ofwel Abused women's active response emergency – geeft aan dat dit gericht is op de bescherming van vrouwen tegen bedreiging met geweld door met name hun partner. Bij mijn weten is dit niet ingericht op gebruik door kinderen. Ik wil dat best nog eens nagaan, maar het moet hoe dan ook voor de desbetreffende doelgroep zo snel mogelijk in heel Nederland worden ingevoerd. Daarop is mijn oproep gericht. Ik wil dit dus nog wel eens nagaan, maar ik meen te kunnen zeggen dat dit primair is gericht op vrouwen. Ik ben echter natuurlijk erg beducht om de Kamer verkeerd te informeren op dit terrein, waarop ik mij niet dagelijks beweeg.

Uw tweede vraag is mij ontschoten, waarvoor mijn excuus.

De heer Çörüz (CDA):

We hebben het over de landelijke uitrol. Bij dit soort zaken doet zich heel vaak het probleem voor dat gemeenten hun eigen wiel uitvinden. We hebben uniforme regels. Waarom kunnen die niet gewoon geïmplementeerd worden?

Minister Rouvoet:

Het gaat hierbij niet om uniforme regels, maar wel om een systeem waarvan het belang door de VNG wordt onderkend. Het is inderdaad zaak om dat systeem nu zo snel mogelijk in alle gemeenten op dezelfde wijze in te voeren. Daar zijn in de inspanningen op gericht.

Naar boven