Vragen van het lid Arib aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over overvolle opvanghuizen voor slachtoffers van eerwraak.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Vorige week luidden twee opvanghuizen voor slachtoffers van eergerelateerd geweld de noodklok, het project Eva in Brabant en het project Zahir in Friesland. Die huizen zijn overvol en kunnen geen slachtoffers meer opvangen. Meisjes en vrouwen die met eergerelateerd geweld worden geconfronteerd, krijgen soms van de politie en hulpverlenende instanties het advies dat zij maar beter naar hun familie kunnen teruggaan omdat er geen plek is. De twee opvanghuizen voor slachtoffers van eerwraak, Eva en Zahir, hebben tientallen meisjes moeten weigeren vanwege gebrek aan plaatsen. In de periode januari 2007 tot nu konden in totaal 70 meisjes en jonge vrouwen niet worden geplaatst. Dat zijn heel veel slachtoffers die eindelijk de stap hebben durven nemen om te vluchten. Ik wil graag van de staatssecretaris horen wat zij hiervan vindt, met name in relatie tot haar beleid tot het bieden van hulp en opvang aan slachtoffers van geweld.

Geen opvang heeft grote psychische en fysieke gevolgen voor de slachtoffers van eergerelateerd geweld. Het duurt soms jaren voordat slachtoffers de stap durven te zetten om met dit probleem naar buiten te treden. Dan komen zij helaas soms voor een dichte deur te staan. En wat zullen de slachtoffers doen die nog niet de stap hebben gezet om weg te lopen? Zij zullen zich nog wel tien keer bedenken voordat zij de stap zetten om te vluchten voor geweld. De kans dat zij teruggestuurd worden, is vrij reëel en dat is onacceptabel.

De aanpak van eergerelateerd geweld valt of staat met het bieden van veiligheid en bescherming aan de slachtoffers. Alleen dan kan een einde komen aan deze mensonterende praktijken en kunnen de degenen die zich hieraan schuldig maken, de daders, ook worden gestraft. De Kamer heeft verschillende debatten over dit onderwerp gevoerd, er zijn schriftelijke vragen over gesteld en er zijn moties over ingediend. Dankzij de publieke en maatschappelijke aandacht voor dit probleem wordt het zichtbaar en dat heeft consequenties. Slachtoffers zullen met hun problemen naar buiten treden en dan moet de overheid ze niet in de steek laten. Ik ken de staatssecretaris als iemand die zich inzet voor het bestrijden van geweld tegen vrouwen. Ik hoor graag van haar hoe zij de opvang van en hulp aan slachtoffers van eergerelateerd geweld zal regelen en binnen welke termijn zij dit zal doen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Laat ik vooropstellen dat ik het geheel met mevrouw Arib erover eens ben dat de aanpak van eergerelateerd geweld een absolute prioriteit moet zijn. Ik ben ook van mening dat opvang daar een heel belangrijk onderdeel van is en dat die dus ook moet worden gerealiseerd. Daarom mag het niet gebeuren dat meisjes die nu wellicht niet kunnen worden opgevangen bij de twee pilots, worden teruggestuurd naar familie, want daar kwamen zij vandaan en daar lag de oorzaak van hun vlucht.

Wij weten over eergerelateerd geweld nog maar weinig. Er zijn nu twee opvangplekken, die onder mijn verantwoordelijkheid tot stand zijn gekomen: Zahir bij Fier Fryslân en EVA bij De Bocht. Die zijn in 2007 gestart als twee pilots om opvang te bieden, want ik vind dat slachtoffers van eergerelateerd geweld direct en onmiddellijk opvang moeten hebben. Die pilots zijn echter ook gestart om van te leren. Dan gaat het om vragen als: wat hebben wij nodig voor deze meiden en hoe kunnen wij adequate hulp bieden?

In die tijd, vanaf 2007, zijn ruim 100 meisjes opgevangen in de leeftijd van 14 tot 24 jaar. Bij beide pilots ben ik zelf op werkbezoek geweest. Ik ben zeer, zeer onder de indruk van wat daar gebeurt, maar ook van de problemen die daarachter schuilgaan. Mevrouw Arib zegt dat er bij opvangplekken meisjes worden teruggestuurd. Dat kan ik niet bevestigen. Wel zijn er het afgelopen jaar helaas meer meiden geweest dan opvangplekken. De twee opvangplekken bieden samen opvang voor zestien meiden. Bij Zahir zijn negentien meiden aangemeld waar geen plek voor was. Bij De Bocht ging het om 34 meiden. Tegelijkertijd is de bezettingsgraad in de loop van de jaren toegenomen. Bij Fier Fryslân was de bezettingsgraad in 2007 bijvoorbeeld 73%. In 2008 was die 82% en tot en met 31 augustus in 2009 was die 96%. Aan de ene kant leert dit ons dat er een golfbeweging in zit; er zijn periodes met meer en minder behoefte aan opvang. Aan de andere kant lijkt het erop dat de behoefte aan opvang groter wordt. Het is raar om in dit verband over succesvol beleid te spreken, want daarvan kun je pas spreken als er geen eergerelateerd geweld meer is, maar het gesprek daarover aangaan, waar mevrouw Arib en vele andere in de Kamer en daarbuiten een belangrijke bijdrage aan hebben geleverd, leidt er ook toe dat het probleem zichtbaarder wordt. Dat zou er dus ook toe kunnen leiden dat er meer opvangplekken nodig zijn.

Ik heb bij beide pilots nagevraagd wat er gebeurt met de meiden die daar niet kunnen worden opgevangen. Er is mij nogmaals expliciet bevestigd – ik heb het nog een keer nagevraagd – dat die meisjes op een andere manier worden opgevangen. Soms gebeurt dat via de crisisopvang en soms worden zij via de Bureaus Jeugdzorg geplaatst in gezinsvervangende tehuizen of gesloten jeugdzorginstellingen. Zeker meisjes met meervoudige problematiek worden doorverwezen naar gespecialiseerde instellingen. Daarnaast kan er een verwijzing plaatsvinden naar vrouwenopvanginstellingen, waar overigens 500 plaatsen bijkomen.

Er zijn trouwens nog zeventien meisjes die niet bij de twee pilots wilden worden geplaatst, omdat zij het regime te streng vonden. Dat kan dus ook nog. Voor mij staat echter buiten kijf dat de opvang moet zijn geregeld. Ik ben blij dat de meisjes die niet bij de pilots kwamen, wel zijn opgevangen. Ik zeg toe dat ik ga praten met de opvanginstellingen, maar ook met de aanpalende instellingen die medeverantwoordelijkheid dragen, zoals die van de jeugdzorg en de gemeenten, om ervoor te zorgen dat wij de opvang op korte termijn regelen. Zoals ik al zei, gaat het om twee pilots. De resultaten daarvan, ook op andere terreinen – wat hebben wij nodig voor deze groep? – krijgt de Kamer begin volgend jaar. Dan zullen wij de balans opmaken en zal ik bezien of binnen het totale budget voor opvang een herprioritering nodig is. Dat geldt overigens ook voor vrouwenopvang en nieuwe groepen zoals mensenhandelslachtoffers en mannenopvang. Ik zeg toe dat ik er alles aan zal doen wat binnen mijn macht ligt, om ervoor te zorgen dat deze meiden de opvang krijgen die zij nodig hebben, direct en onmiddellijk.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik vertrouw erop dat zij met een oplossing komt. Het gaat er namelijk niet alleen om dat deze meisjes opvang krijgen. Wij hebben niet voor niets jaren erop aangedrongen dat juist voor meisjes die psychisch en fysiek bedreigd worden specifieke opvang nodig is. Zij moeten het immers soms met hun leven bekopen. Daarvoor waren die pilots met name bedoeld. Als nu al 70 meisjes niet kunnen worden opgevangen, vind ik dat de staatssecretaris niet helemaal de urgentie van een en ander inziet. Ik ken een geval van een meisje dat in een duur hotel moest worden opgenomen omdat er in opvang geen plaats was.

Ook met het oog op de begrotingsbehandeling wil ik van de staatssecretaris horen of zij bereid is om juist voor deze specifieke categorie opvang te regelen en zich niet alleen te richten op een brede opvang voor alle vrouwen en meisjes die met geweld te maken hebben.

Staatssecretaris Bussemaker:

Mevrouw de voorzitter. Ik zeg nogmaals dat deze opvang nodig is, dat mevrouw Arib en vele anderen daarvoor terecht aandacht gevraagd hebben en dat ik alles zal doen om die opvang ook in de toekomst mogelijk te maken.

Uit mijn cijfers blijkt dat met name de afgelopen maanden niet aan 70 meisjes maar aan 53 meisjes niet direct opvang geleverd kon worden. De pilot is bedoeld om na te gaan of er meer plaatsen nodig zijn, of andere professionele begeleiding gewenst is en wat er moet gebeuren met meisjes die zelf niet in een specifieke opvang voor eerwraak willen. Als het nodig is, zullen wij eerder dan volgend jaar maatregelen nemen, maar ik wil wel dat onderzoek afwachten. Ik wil namelijk niet te snel met geld gaan schuiven en vervolgens kritiek van de Kamer krijgen dat de opvang voor slachtoffers van mensenhandel niet goed geregeld is. Ik wil afspraken maken met de reguliere vrouwenopvang. Sommige slachtoffers van eerwraak kunnen daar wel terecht en andere slachtoffers niet. Ik wil afspraken maken met de jeugdzorg die daarin ook een verantwoordelijkheid hebben. Ik zeg u toe dat ik de komende weken en maanden de vinger aan de pols zal houden.

Ik heb de Kamer al geïnformeerd dat er voor het onderdeel opvang slachtoffers huiselijk geweld bij de begroting meer middelen beschikbaar gesteld zijn, oplopend tot 32 mln. Ik zal begin volgend jaar bekijken of een herschikking nodig is. Het is een enorme extra impuls juist in het belang van deze meiden. Nogmaals, ik meen dat daarover tussen de Kamer en mij geen verschil van mening bestaat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Er is natuurlijk sprake van een acuut probleem als opvanghuizen meisjes moeten wegsturen. De staatssecretaris zegt dat deze meisjes elders worden opgevangen. Kan zij garanderen dat deze meisjes daadwerkelijk worden opgevangen en dat een meisje dat voor opgang komt absoluut niet wordt afgewezen?

De staatssecretaris zegt dat zij begin volgend jaar gaat kijken wat er precies aan de hand is. Dat lijkt mij echt te lang duren. De opvanghuizen luiden immers niet voor niets de noodklok. Ik vraag haar om ons binnen nu en twee weken te informeren over de oorzaak van de stijging van het aantal meiden dat moet worden opgevangen. Is dat huiselijk geweld? Is dat eergerelateerd geweld? Worden deze vrouwen en meiden elders opgevangen, of is er behoefte aan een derde opvanghuis?

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Ik heb mevrouw Arib al geantwoord dat ik nogmaals ben nagegaan voor wie geen directe plek beschikbaar was bij de twee pilots. Mij is gemeld dat alle meiden op een of andere manier worden opgevangen. Afhankelijk van hun situatie wordt de plek gekozen waar zij het beste kunnen worden opgevangen. Dat kan via crisisopvang, via gezinsvervangende tehuizen of gesloten jeugdzorginstellingen. Dat kan ook in reguliere instellingen voor vrouwenopvang. Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen omdat het hier gaat om extra beveiligde opvangplekken. Ik heb zeer veel vertrouwen in de professionals die bij deze pilots werken. Zij zullen elke keer moeten beoordelen waar iemand het beste terecht kan.

De gegevens waarover ik beschik, heb ik zojuist al genoemd. Ik kan binnen twee weken niet méér melden dan nu het geval is. Ik herinner u eraan dat wij op 19 november een debat hebben over eergerelateerd geweld. Mocht ik dan meer gegevens hebben dan nu, dan ben ik graag bereid u daarvan voor 19 november in kennis te stellen. Ik heb al aangegeven dat er een onderzoek loopt, omdat ik de opvang van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties, voor specifieke doelgroepen structureel wil regelen en niet via pilots; ook niet voor deze groep. Dit is het begin. Wij zijn er nog lang niet. Dat geldt ook voor de opvang van mannen die slachtoffer van eergerelateerd geweld kunnen zijn en ook voor slachtoffers van mensenhandel. Om die afweging in één keer te kunnen maken, wordt nu onderzocht hoe wij dat het beste kunnen doen. Wij hebben die opvang nodig, maar niet in alle gemeenten en gelukkig ook niet in alle centrumgemeenten. Het onderzoek moet uitwijzen hoeveel plekken en hoeveel instellingen er voor welke vorm van opvang nodig zijn. Nogmaals, ik houd de vinger aan de pols. Wij moeten alles eraan doen om de opvang voor deze groep te regelen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Uit de antwoorden van de staatssecretaris blijkt duidelijk dat de noodzaak voor een goede opvang bij haar helder op het netvlies staat. Wij waarderen en steunen dat. Bij huiselijk geweld wordt soms de keuze gemaakt om niet de vrouw uit het huis te plaatsen maar de gewelddadige man. Ik ben benieuwd of preventie en het aanpakken van de man bij eergerelateerd geweld voldoende worden meegenomen in de discussie. En hoe zit het met de opvang en met de mogelijke noodzaak om die opvang uit te breiden?

Staatssecretaris Bussemaker:

Het lijkt mij dat wij deze discussie vooral moeten voeren bij het algemeen overleg van 19 november. Ik deel de aanpak van eergerelateerd geweld met andere collega's, onder anderen de minister van Justitie en de minister voor WWI. Het gaat daarbij om preventie, om bewustwording binnen bevolkingsgroepen waar eergerelateerd geweld plaatsvindt, om hulpverlening, etc. Preventie zit in een programma onder de regie van de minister van Justitie.

Mevrouw Wiegman maakt een vergelijking met situaties van huiselijk geweld waarbij de dader het huis uit moet. Ik vind die vergelijking interessant, maar dat is hier wel ingewikkeld omdat het vaak gaat over complexe familiestructuren. Voor mij staat de veiligheid van het slachtoffer voorop.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Het is natuurlijk gruwelijk dat eerwraak zo'n groot probleem is in Nederland. Het is een rechtstreeks gevolg van de voortgaande massa-immigratie uit landen als Turkije en Afghanistan; een massa-immigratie die volop gefaciliteerd is door de PvdA van mevrouw Arib.

Het gaat hier om slachtoffers. Die slachtoffers zijn in de eerste plaats geholpen met een keiharde aanpak van de daders. Veel daders hebben een dubbele nationaliteit. Waarom zet het kabinet die mensen niet gewoon het land uit? Als deze staatssecretaris zich daar hard voor maakt, heeft deze staatssecretaris geen opvanghuizen meer nodig omdat de mensen dan niet meer hoeven vluchten voor de daders. Die moeten immers uit Nederland weg!

Staatssecretaris Bussemaker:

Voor mij staat voorop directe en onmiddellijke opvang voor het slachtoffer; ik zei dat net al. De veiligheid en de opvang van het slachtoffer staan voorop en vervolgens komt de vervolging van de dader of daders. Dat doen wij ook samen, want u weet dat dit een taak is van de minister van Justitie. Mensen zomaar de grens overzetten, even los van de principiële wenselijkheid daarvan, lost het probleem van de veiligheid van de slachtoffers niet op. Nogmaals, daar zouden wij moeten beginnen en daar begin ik mee. Daarom heet mijn programma "Beschermd en weerbaar": zorg voor onmiddellijke opvang en voor weerbaarheid zodat zij zich in een situatie kunnen bevinden waarin zij niet meer te maken zullen krijgen met eergerelateerd geweld.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden, maar ik heb toch nog twee specifieke vragen. Kijken wij naar het onderzoek dat nu gaande is. Wij hebben de afgelopen jaren al gezien dat er meisjes weggestuurd zijn van de opvang die zij eigenlijk nodig hadden. Hoe lang zal het duren voordat die opvang geregeld wordt? Ik ben een beetje bang dat wij twee jaar later weer kunnen constateren dat er nog steeds meisjes worden teruggestuurd.

Kan de staatssecretaris specifiek aangeven – dat hoeft niet vandaag, maar liefst in een brief voor 19 november – wat er is gebeurd met de meisjes die weggestuurd zijn? Zij zegt dat de opvang gegarandeerd is, maar bijvoorbeeld crisisopvang heeft een maximale termijn. Ik ben een beetje bang dat deze meisjes tijdelijk wel goed opgevangen zijn, maar vervolgens toch in een situatie terecht zijn gekomen waarin zij misschien besloten hebben om terug te keren naar een onveilige situatie.

Staatssecretaris Bussemaker:

Moeten wij dan weer twee jaar wachten, vraagt u. Nee, want ik heb onmiddellijk werk gemaakt van de opvang voor slachtoffers van eergerelateerd geweld, van de pilots. Dat hebben wij in heel hoog tempo kunnen doen, gelukkig, dankzij de initiatieven die al bij instellingen zoals Fier Fryslân ontwikkeld waren. Als blijkt dat er meer plekken nodig zijn, kan dat zeker aansluitend bij de bestaande pilots vrij snel, zo verwacht ik. Wij hebben ondertussen een hele infrastructuur opgebouwd rondom de vrouwenopvang met de extra impulsen die daaraan zijn gegeven voor het aantal opvangplekken, professionalisering en kwaliteitsverbetering. Dat kan er allemaal toe bijdragen dat wij niet langer hoeven te wachten dan strikt noodzakelijk is. Ik zal er ook absoluut op inzetten, omdat ik het ongewenst zou vinden als wij langer moesten wachten.

Ik wil best nog een keer op papier zetten, voor zover ik dat nog preciezer kan doen dan ik nu al heb gedaan, waar meiden naartoe zijn gegaan. Het gaat om tijdelijke opvang. Als zij langdurige opvang nodig hebben, kunnen zij alsnog naar een van die twee pilots. Ik heb u net decijfers gegeven over de bezettingsgraad. Die kan fluctueren; dat is het probleem. Als iemand met eerwraak of het risico van eerwraak te maken heeft, moet er op dat moment onmiddellijke opvang zijn en is eigenlijk geen enkel uitstel acceptabel. Dat kan betekenen dat iemand tijdelijk naar een andere plek moet, maar als men langer in een bedreigde situatie zit alsnog naar een van de twee pilots kan op het moment dat daar plek is.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ook ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Het is eigenlijk jammer dat deze pilots blijkbaar zo'n succes zijn, want dat betekent toch dat het helaas vaker voorkomt dan wij dachten. Zeker het feit dat men niet iedereen onmiddellijk kan opvangen, geeft aan dat de behoefte echt groot is. Ik ben gerustgesteld nu de staatssecretaris aangeeft dat die meisjes in ieder geval niet zijn teruggestuurd naar de thuissituatie, want dat zou echt de allerslechtste oplossing zijn.

Jeugdzorg staat er nog niet om bekend dat men heel veel kennis heeft op het gebied van eerwraak. Het is toch relatief nieuw; dat was nu juist het bijzondere aan die pilots. De staatssecretaris kondigt aan: er komt een evaluatie en daar kom ik volgend voorjaar mee. Ik ga ervan uit dat er dan meteen ook een plan van aanpak is: hoe kunnen wij die situatie verbeteren, hopelijk inclusief meer opvangplaatsen voor deze kinderen en hoe kunnen wij de kennis inzetten die is opgedaan bij deze pilots?

Staatssecretaris Bussemaker:

Dat is wel de bedoeling. Dat onderzoek wordt begin volgend jaar, maart 2010, afgerond. U krijgt in ieder geval voor de zomer een reactie daarop van mij. Bij die reactie zal ook zitten wat wij met de aanbevelingen doen. Dat onderzoek betreft niet alleen het aantal plekken, maar ook de begeleiding van deze slachtoffers en dus ook de kennis. Daar wordt Jeugdzorg sowieso bij betrokken. Mogelijk blijkt uit het onderzoek dat er hiaten zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de afstemming tussen professionals. Dat speelt ook een rol bij genitale verminking. Hoe zorg je ervoor dat het risico snel herkend wordt? Hoe zorg je ervoor dat men de juiste professionals inschakelt? Ik denk dat daar nog het een en ander aan te verbeteren is. Mochten uit het onderzoek concrete aanwijzingen hiervoor blijken, dan zullen wij die zeker oppikken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Het is verschrikkelijk als mensen te maken krijgen met geweld. Het is ook verschrikkelijk als vrouwen te maken krijgen met huiselijk geweld of eerwraakgeweld. Waarom zitten allochtone en autochtone vrouwen niet gewoon bij elkaar? Beide groepen hebben behoefte aan opvang vanwege hetzelfde feit, zij het vanuit een andere achtergrond. Waarom zit men niet bij elkaar?

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Allochtone en autochtone vrouwen zitten bij elkaar als zij dezelfde behoefte hebben aan opvang. Eerwraakslachtoffers hebben echter vaak behoefte aan een nog beter beveiligde plek dan reguliere slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties, waaronder overigens allochtone en autochtone vrouwen. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt naar afkomst. Er wordt onderscheid gemaakt naar de noodzaak van een soort opvang en adequate hulpverlening.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden.

Naar boven