De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Jan de Vries tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.

De heer Jan de Vries:

voorzitter der commissie

Voorzitter. Er zijn 26 geloofsbrieven in handen van de commissie gesteld. Voorts heeft de commissie het proces-verbaal van de zitting van het Centraal Stembureau op 11 juni 2009 ontvangen. In dat proces-verbaal is de uitslag vastgesteld van de verkiezing van de leden van het Europees Parlement ingevolge de stemming die is gehouden op donderdag 4 juni 2009.

De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven van de Tweede Kamer heeft in de afgelopen dagen de taken verricht die haar wettelijk zijn opgedragen. Daartoe heeft de commissie allereerst onderzocht of de personen die door het Centraal Stembureau verkozen zijn verklaard, ook daadwerkelijk als lid van het Europees Parlement kunnen worden toegelaten. Zij heeft dat gedaan aan de hand van de vraag of deze leden in spe de Nederlandse nationaliteit bezitten, de wettelijk vereiste leeftijd hebben bereikt, niet uit het kiesrecht zijn ontzet en geen onverenigbare functies bezitten zoals genoemd in de Grondwet en de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement. De leden van deze Kamer die nu door het Centraal Stembureau verkozen zijn verklaard voor het Europees Parlement, zullen tijdig uit onze Kamer ontslag nemen.

De commissie heeft daarnaast het proces-verbaal onderzocht dat op de dag van de verkiezingen in elk van de circa 10.000 stembureaus die Nederland telt, is opgesteld over het ordelijk en rechtmatig verloop van de verkiezingen. Daarmee vervult de commissie een essentiële taak bij de bescherming van het vertrouwen dat alle burgers in onze democratie moeten kunnen stellen. Ik zal eerst nader ingaan op het verloop van de verkiezingen zoals dat uit de processen-verbaal is gebleken en daarna op de toelating van de gekozen verklaarde personen.

De commissie dankt alle medewerkers van de Kamer die de feitelijke controle van de 10.000 processen-verbaal hebben uitgevoerd. Daar zijn een dertigtal Kamerambtenaren ruim een dag druk mee bezig geweest. Nu bij deze verkiezingen de kiezers in het gehele land voor het eerst weer met potlood en papier hebben gestemd, is de controle gedetailleerder uitgevoerd. De medewerkers van de Kamer zijn daarbij zeer geholpen door de hoofdstembureaus die alle bescheiden na hun wettelijke verplichte zitting prompt en overzichtelijk hebben aangeleverd. Daarvoor komt ook hen zeer veel dank toe. Zonder deze medewerking van velen zou de commissie haar controletaak niet goed en snel kunnen verrichten.

Uit de controle is de commissie gebleken dat de verkiezingen volgens de regels zijn verlopen en dat er geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde uitslag. Dit neemt niet weg dat er ook ditmaal weer een aantal grotere en kleinere onvolkomenheden is geconstateerd die onze en ieders alertheid vragen teneinde ze in de toekomst zo veel mogelijk te vermijden. De commissie heeft overigens de overtuiging dat de nu geconstateerde onvolkomenheden de juistheid van de uitslag niet hebben kunnen aantasten.

Welke problemen en onvolkomenheden heeft de commissie genoteerd? Als alle opmerkingen van de circa 10.000 processen-verbaal bijeen worden geplaatst, is er toch een lijstje van problemen. Er zijn weer opmerkingen gemaakt over de afstand, de vindbaarheid en de toegankelijkheid van de stembureaus. Ook de inrichting van het stemlokaal gaf aanleiding tot opmerkingen. De privacy in het stemhokje zou onvoldoende gewaarborgd zijn bij het ontbreken van gordijntjes, doordat een bewakingscamera op het stemhokje stond gericht, zoals in stembureau 143 in Utrecht, of doordat groepen schoolkinderen door het stemlokaal liepen op weg naar hun gymles, zoals in Zoetermeer in stembureau 57. Van stembureau 304 in Breda bleek op donderdagochtend om half acht de sleutel onvindbaar zodat de leden van het stembureau en vervolgens ook de kiezers zich via een belendend pand toegang tot het stemlokaal moesten verschaffen. In Nieuwegein ontbraken bij aanvang van de stemming op verscheidene stembureaus de stembussen zodat er geïmproviseerd moest worden.

Voorzitter. Dit tast de betrouwbaarheid van de stemmingen aan en opent de mogelijkheid van fraude. Sommige kiezers hebben hierop gereageerd door niet te stemmen en onverrichter zake huiswaarts te gaan. De stembussen gaven op zichzelf overigens ook al veel aanleiding tot opmerkingen. Veel gemeenten hebben van klikobakken stembussen gemaakt. Dit heeft veel kiezers gestoord. Zij willen hun stem niet in een vuilnisvat gooien. Dit zijn kleinere onvolkomenheden waarvan de commissie aanneemt dat elke gemeente en elke met de organisatie van de verkiezingen belaste ambtenaar proberen deze te voorkomen.

Een serieuze zaak, die weliswaar de uitkomst van de verkiezingen niet hoeft te beroeren maar wel van invloed is op het verloop en de sfeer van de verkiezingsdag, is de legitimatieplicht die ditmaal gold voor alle kiezers die zich meldden in een zogenaamde SWS-gemeente. Tot nu toe kon de voorzitter van een stembureau verlangen dat een kiezer zich legitimeerde, maar was daartoe niet verplicht. Veel kiezers hebben toen daarover hun verbazing laten blijken. Ieder die een stempas vindt en naar geslacht en leeftijd met de geadresseerde overeen zou kunnen komen, kon, zonder legitimatieplicht, een stem uitbrengen. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft dit toen ook aan de Kamer gemeld. Nu legitimatie in de SWS-gemeenten verplicht is, doet zich de keerzijde van dit verschijnsel voor. Een niet onaanzienlijk deel van de kiezers beklaagt zich over het feit dat zij zich nu wel moeten legitimeren. In ruim 300 van de 10.000 processen-verbaal die de commissie heeft gecontroleerd, wordt melding gemaakt van dit beklag. Soms is er slechts een enkele kiezer die zich beklaagt, maar in andere processen-verbaal is sprake van vele kiezers die zich hierover beklagen.

In het belang van eerlijke verkiezingen schrijft de wet een legitimatieplicht voor. De commissie vraagt aandacht voor en spreekt ook haar zorg uit over de wijze waarop een aantal kiezers op deze verplichting heeft gereageerd. In verscheidene gemeenten hebben kiezers vanwege de legitimatieplicht geweigerd aan de verkiezingen deel te nemen en hun stem niet uitgebracht. In een aantal gevallen hebben zij demonstratief hun stempas in het stemlokaal verscheurd, bijvoorbeeld in Alblasserdam in stemlokaal 11, in Wijk bij Duurstede in stemlokaal 12 en in Ede in stemlokaal 24, of hebben zij op een andere wijze uiting gegeven aan hun ongenoegen. In stemlokaal 30 in Noordoostpolder schroomde een kiezer niet de leden van het stembureau van stasipraktijken te beschuldigen. In stembureau 17 in Venray werd een vergelijking met het Hitlerregime getrokken en in stembureau 31 in Almere werd de legitimatieplicht misdadig genoemd en meldden de leden van het stembureau dat zij zich door deze woorden en dit optreden geïntimideerd voelden. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven vraagt aandacht voor dit verschijnsel waarbij enerzijds de algemene eis van vrije en betrouwbare verkiezingen wordt gesteld en anderzijds individuele kiezers niet altijd bereid blijken te zijn een eigen bijdrage aan de verwerkelijking van die eis te leveren.

De commissie is niet gelukkig met het feit dat er op het punt van de legitimatieplicht verschil bestond tussen gemeenten die wel en zij die niet meededen met het experiment Stemmen in een willekeurig stemlokaal. Mogelijk heeft de onduidelijkheid die daardoor is ontstaan, ertoe bijgedragen dat enkele kiezers zulke – overigens naar de mening van de commissie ongepaste – opmerkingen hebben gemaakt. Dit onderstreept eens te meer de noodzaak van goede voorlichting van de overheid aan de burgers.

Een heel ander gevolg van de legitimatieplicht is het verschijnsel dat in een aantal stembureaus, veelal gevestigd in bejaardenhuizen, kiezers niet aan de verkiezingen konden deelnemen, omdat zij zich niet konden legitimeren. Dit was bijvoorbeeld het geval in Groesbeek in stemlokaal 3, en in stembureau 12 in Lansingerland. Dit lijkt de commissie een naar zijn aard voorzienbaar en beperkt probleem waarvoor, binnen de grenzen der wet, elke gemeente in staat zou moeten worden gesteld een coulanceregeling te treffen.

Mevrouw de voorzitter. Ik kom nu bij een aantal gebreken dat een grotere invloed kan hebben op de betrouwbaarheid en de uitkomst van de verkiezingen. Ik noem eerst enkele incidentele en vervolgens enkele structurele gebreken.

Als belangrijk incident heeft de commissie kennisgenomen van het feit dat in een enkele gemeente, Dronten en Sevenum, voor de verkiezingsdag abusievelijk stembiljetten zijn verspreid in plaats van kiezerslijsten. Voorts heeft ook nu weer een aantal kiezers niet tijdig de stempas ontvangen door foutieve bezorging of door andere fouten. In dat geval of bij verlies van de stempas was kennelijk niet iedere gemeente in staat, tijdig een vervangende stempas te verstrekken. Een flink aantal kiezers heeft hierover een klacht geuit. Dit zijn telkens incidentele gevallen, maar over het niet nader te bepalen aantal maakt de commissie zich toch zorgen.

Een meer structureel karakter heeft het functioneren van briefstembureaus ten behoeve van Nederlanders in het buitenland, de mate waarin onze controle van de verkiezingen sluitend kan zijn en de vormgeving van het proces-verbaal dat elk stembureau moet opstellen. Allereerst de briefstembureaus. Deze vormen een punt van aanhoudende zorg dat ditmaal in belang is toegenomen. In Uruzgan zijn jonge Nederlanders van kiesgerechtigde leeftijd actief die een meer dan gemiddeld belang hebben bij de politieke besluitvorming in Nederland en in Europa. Het zou cynisch zijn, hun kiesrecht door procedurele beslommeringen in te perken. Toch gebeurt dat kennelijk, want in Leidschendam-Voorburg, stembureau 15, meldde zich een ouder met de stempas van zijn zoon die in Afghanistan verblijft.

Het belang van briefstembureaus is voorts toegenomen doordat bij deze verkiezingen voor het eerst ook inwoners van de Nederlandse Antillen en van Aruba met een Nederlands paspoort hun stem konden uitbrengen voor het Europees Parlement. Het aantal geregistreerde kiezers dat van het stemrecht gebruik heeft gemaakt via een briefstembureau is daardoor toegenomen van circa 15.000 in 1999 tot circa 40.000 dit jaar. Het hadden er echter veel meer kunnen zijn, gezien het aantal kiesgerechtigde Nederlanders in het buitenland. De gecompliceerde registratieprocedure en het versturen van de stembescheiden vormen naar de mening van de commissie ook dit jaar opnieuw een groot obstakel. Het aantal ongeldige stemmen van hen die ondanks alle hindernissen toch de moeite hebben genomen een poging te wagen om hun stem op deze wijze uit te brengen, ligt hoog, veel hoger dan bij de kiezers die hier aan de gewone procedure kunnen deelnemen. Het Centraal Stembureau meldt in het proces-verbaal dat het aantal ongeldige stemmen bij briefstemmers ongeveer het twintigvoudige is van het aantal bij de gewone kiezers. Dit hoge aantal wordt voor een deel veroorzaakt door de verplichting voor de kiezers een rood en geen andere kleur potlood voor hun stem te gebruiken.

De commissie is van mening dat de overheid een verkeerd signaal afgeeft doordat zij kennelijk te weinig aandacht geeft aan een goed verloop van het kiesproces via briefstembureaus. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven wil deze aangelegenheid via dit verslag graag nog eens duidelijk onder de aandacht brengen van de verantwoordelijke bewindslieden en de in deze Kamer bevoegde commissie.

Een ander punt dat de commissie zorgen baart, is de sluitendheid van haar controle. Ditmaal is zij daarop attent gemaakt door wat voorviel in de gemeente Goes. Nadat het proces-verbaal van het hoofdstembureau te Middelburg al was vastgesteld, heeft het gemeentebestuur van Goes geconstateerd dat de telling daar niet correct was, terwijl alle bescheiden wel correct te Middelburg en bij de Tweede Kamer waren afgeleverd. Terwijl in de Kamer de controle van de processen-verbaal gaande was, heeft de gemeente Goes onmiddellijk een correcte telling aangeleverd en het hoofdstembureau een gecorrigeerd proces-verbaal. De commissie is blij met de alertheid die in Goes is betoond, maar blijft wel met de vraag zitten of ook zonder dit signaal uit Goes deze onvolkomenheid hier zou zijn gesignaleerd. Zoals ik al heb opgemerkt, hebben de gemeenten en de hoofdstembureaus hun materiaal netjes geordend aangeleverd bij de Kamer. Naar aanleiding van dit voorval beraadt de commissie zich toch op de vraag of nog enige aanscherping van de procedures op dit punt noodzakelijk is.

Tot slot wil de commissie aandacht vragen voor een structurele bron van fouten: het proces-verbaal dat de stembureaus aan het eind van de verkiezingsdag moeten invullen. Het is een schoolvoorbeeld van een overheidsformulier dat nodeloos gecompliceerd is en waarin een taal wordt gebruikt die zelfs ambtenaar Dorknoper het schaamrood naar de kaken zou jagen. Daarmee is het formulier een zelfstandige bron van fouten en roept het ergernis op bij de leden van het stembureau die rond elf uur 's avonds, na een werkdag van zo'n achttien uur, het formulier nog moeten invullen. De commissie heeft vele processen-verbaal gezien die foutief of onvolledig waren ingevuld. Tellingen moeten daardoor vaak worden gecorrigeerd en vertonen dan ook nog afwijkingen die eigenlijk niet aanvaardbaar zijn. De grootste afwijking met mogelijk zelfs 70 stemmen zag de commissie bij stembureau 11 in Amsterdam. Maar ook bij andere stembureaus waren er afwijkingen in de telling: stembureau 512 in Den Haag 41 stemmen, stembureau 21 in Spijkenisse mogelijk 39 stemmen, stembureau 2 in Wervershoofd mogelijk 23 stemmen, stembureau 20 in Dordrecht mogelijk 20 stemmen. Bij ruim een tiental bureaus heeft de commissie een afwijking van deze orde van grootte moeten constateren, waarbij in totaal circa 250 stemmen in het geding waren. Bij een groot aantal stembureaus toonde het proces-verbaal afwijkingen in de telling van een of twee stemmen. Door een begrijpelijk en helder proces-verbaal en een goede, of betere instructie aan de leden van de stembureaus moet dit aantal fors kunnen worden gereduceerd. Dan komt het hopelijk ook niet meer voor dat de leden van het stembureau kennelijk geen verantwoordelijkheid durven dragen voor de uitslag die zij noteren en het proces-verbaal in het geheel niet ondertekenen.

De aantallen die ik zojuist heb genoemd, zijn te hoog. Men moet er alles aan doen om het aantal afwijkingen sterk te verminderen. Hierbij passen wel twee opmerkingen. In de eerste plaats is de commissie niet gebleken dat deze aantallen afwijkingen in totaal belangrijk hoger zijn door het gebruik van potlood en papier en het handmatig tellen van de stemmen bij deze verkiezingen. De enkele grotere afwijking die ik noemde, geven de commissie echter alle reden om op dit punt alert te blijven. Voorts is het belangrijk om op te merken dat deze aantallen geen grond bieden om de door het Centraal Stembureau vastgestelde uitslag in enigerlei richting ter discussie te kunnen stellen; daarvoor is het aantal op het totaalaantal uitgebrachte stemmen verwaarloosbaar.

Resumerend, pleit onze commissie voor een extra inspanning van de overheid in haar voorlichting aan de burgers en de leden van de stembureaus over het kiesproces: in de richting van de burger om misverstanden, zoals over de legitimatieplicht, te voorkomen, en in de richting van de stembureauleden om fouten bij de tellingen en bij de invulling van het proces-verbaal zo klein mogelijk te maken. Wij pleiten ook voor een heldere en eenvoudiger vormgeving van het proces-verbaal voor de stembureaus. Ten slotte pleiten wij voor een nadere bezinning op de procedure voor de uitoefening van het kiesrecht door Nederlanders in het buitenland via het briefstemmen. De commissie voor de Geloofsbrieven blijft in ieder geval alert ten aanzien van haar eigen controlewerkzaamheden en zet zo nodig, als de Kamer dat wil, de puntjes op de i.

Ik begrijp dat wij veel van het geduld van alle aanwezigen vragen, maar wij komen nu tot onze conclusies. De commissie is niet gebleken van omstandigheden, welke aanleiding zouden geven om te twijfelen aan de juistheid van de stembusuitslag zoals deze door het Centraal Stembureau is vastgesteld. De nalezing van het proces-verbaal van de zitting van het Centraal Stembureau geeft de commissie ook geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, anders dan ik zojuist heb gemaakt. De commissie heeft kennisgenomen van het bezwaar dat is ingediend tijdens de zitting van het Centraal Stembureau op 11 juni jongstleden, waarin op grond van vermeende onverbindendheid van de besluiten van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot aanwijzing van de gemeenten die aan het SWS-experiment deelnemen, werd gevraagd om een ongeldigverklaring van de verkiezingen in betreffende gemeenten en het uitschrijven van een herstemming aldaar. De commissie heeft geen aanleiding gezien om dit bezwaar nader te onderzoeken, omdat de betreffende besluiten rechtmatig zijn genomen en op de juiste wijze bekend zijn gemaakt.

Het is de commissie gebleken dat voor allen die door het Centraal Stembureau tot lid van het Europees Parlement benoemd zijn verklaard, die verklaring terecht is geschied. Eén benoemde, de heer G. Wilders, heeft binnen de daartoe gestelde termijn medegedeeld dat hij zijn benoeming niet aanneemt. Inmiddels hebben 19 benoemden binnen de daartoe gestelde termijn medegedeeld dat zij hun benoeming aannemen. Uit de omstandigheid dat een aantal benoemden al lid van het Europees Parlement is of is geweest, blijkt dat zij de vereiste leeftijd hebben bereikt. Dat blijkt ook uit de stukken, gevoegd bij de geloofsbrieven, van de overige benoemden. Voorts blijkt uit een verklaring van deze benoemden dat zij geen betrekkingen bekleden welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het Europees Parlement. Verder is aan de commissie ten aanzien van geen van hen gebleken van enige omstandigheid die hun Nederlanderschap of nationaliteit van een van de andere lidstaten van de Europese Unie in twijfel zou doen trekken. Ook heeft de commissie geen omstandigheid aangetroffen ten gevolge waarvan zij van het kiesrecht uitgesloten zouden zijn op grond van artikel 54 van de Grondwet, of een vergelijkbare regeling in een van de andere lidstaten van de Europese Unie.

De commissie stelt daarom vast dat op grond van de nationaal-wettelijke bepalingen de volgende tot lid van het Europees Parlement benoemden als zodanig kunnen worden toegelaten. Ik lees de namen voor in alfabetische volgorde:

  • J.C. van Baalen te Den Haag;

  • (geroffel op de bankjes)

  • B. Belder te Apeldoorn;

  • L. Bontes te Hellevoetsluis;

  • E. Bozkurt te Zaandam;

  • W.G.J.M. van de Camp te Den Haag;

  • (geroffel op de bankjes)

  • P. van Dalen te Houten;

  • G.M. Gerbrandij te Den Haag;

  • J.A. Hennis-Plasschaert te Nederhorst den Berg;

  • E.M.R. de Lange te Waddinxveen;

  • K.T. Liotard te Borculo;

  • B. Madlener te Rockanje;

  • (geroffel op de bankjes)

  • J.A. Merkies te Brussel;

  • L.J.J. van Nistelrooy te Diessen;

  • M.G.H.C. Oomen-Ruijten te Maasbracht;

  • M.R. Schaake te Amsterdam;

  • L.J.A.J. Stassen te Echt;

  • D.T. van der Stoep te Den Haag;

  • S.H. in 't Veld te Brussel;

  • C.M. Wortman-Kool te Zeist.

Naar verwachting zullen de overige zes door het Centraal Stembureau benoemd verklaarden voor 25 juni hun geloofsbrieven voor onderzoek hebben overhandigd. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven zal uiterlijk die dag aan de Kamer daarover verslag uitbrengen. Dat kan wat korter, kan ik de Kamer geruststellen.

Voor de benoemd verklaarden die ik zojuist met name heb genoemd, stelt de commissie de Kamer voor, bericht van hun benoeming te zenden aan de voorzitter van het Europees Parlement en aan de benoemden. Zoals gebruikelijk, stelt de commissie voor, een afdruk van haar rapport aan de minister en aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toe te zenden ter kennisname.

De voorzitter:

Ik dank de commissie namens de Kamer voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik heb de Kamer al horen roffelen toen de eerste naam werd genoemd van iemand die is benoemd en dat brengt mij op het afscheid van de heer Van Baalen. Ik heb de brief ontvangen waarin hij om zijn afscheid verzoekt en die zal ik voorlezen.

Waarde mevrouw de voorzitter,

Vandaag ben ik 3300 dagen lid van de Kamer. Op deze dag deel ik u mede dat ik met ingang van 14 juli aanstaande de Kamer verlaat. Dat valt mij zwaar omdat het mij elke dag een voorrecht is geweest dit hoge ambt uit te oefenen.

Als voorzitter van de vaste commissie voor Defensie heb ik met u als Voorzitter van de Kamer een groot aantal brieven moeten tekenen, waarin wij de nabestaanden van gevallen soldaten condoleerden. Met deze droeve taak hebben wij uitdrukking gegeven aan de verantwoordelijkheid die de Kamer heeft bij het uitzenden van Nederlandse militairen. In dit kader mocht ik de werkgroep NRF leiden, die in 2006 unaniem de aanbeveling heeft gedaan om de positie van de Kamer bij het instemmen met een besluit van de regering tot uitzending grondwettelijk te verankeren. Ik spreek de hoop uit dat de Kamer de breed gedragen aanbevelingen van deze werkgroep uiteindelijk zal overnemen. De band met de krijgsmacht mag de Kamer nooit en te nimmer veronachtzamen. Onze mannen en vrouwen in uniform verdienen niet alleen onze waardering, maar vooral onze directe betrokkenheid bij hun uitzending. Daartoe dient het officieuze instemmingsrecht van de Kamer geformaliseerd te worden.

Als rapporteur heb ik in 2002 in het rapport "Op tijd is te laat" de Kamer voorstellen mogen doen om haar invloed op de Europese besluitvorming te versterken. In de Europese Conventie heb ik met mijn collega's van beide Kamers der Staten-Generaal en van de zijde van de regering een bijdrage mogen leveren aan de Europese rol van nationale parlementen, waaronder de Staten-Generaal. Voor mij vormt de nationale politiek de basis van de Europese besluitvorming, zowel op het niveau van de regering als van de volksvertegenwoordiging.

Nu neem ik afscheid om mijn plaats in te nemen in het Europees Parlement te Straatsburg en Brussel en daarmee vertrek ik uit een parlement dat heeft gevochten voor diens bevoegdheden en dat is ingesloten in de harten van de Nederlandse burgers, naar een parlement dat bij verdrag steeds meer bevoegdheden heeft ontvangen en dat zich moet beraden hoe de harten van de burgers te raken. Ik ben ervan overtuigd dat dit slechts mogelijk is door ook in Straatsburg en Brussel op te komen voor de Nederlandse belangen en daartoe een directe band met de kiezers in Nederland en met de beide Kamers der Staten-Generaal te onderhouden. Het ware daarbij te verkiezen dat de nationale parlementen, al dan niet uit hun midden, de leden van het Europees Parlement zouden aanwijzen. Wie Europa sterker wil maken, moet de Europese instituties verbinden met de nationale instellingen anders bevinden zij zich in het politieke luchtledige.

Toen ik op 29 juni 2000 mijn maidenspeech in deze Kamer over het thema Europa mocht houden, was mijn toenmalige collega Frans Timmermans de eerste die mij daarmee gelukwenste. Hij plaatste mij toen in de Europese VVD-traditie van Willem van Eekelen, inmiddels oud-lid van beide Kamers der Staten-Generaal, oud-staatssecretaris en oud-minister van Defensie en oud-staatssecretaris voor Europese Zaken. Ik heb deze vergelijking zeer gewaardeerd want Nederland moet de vensters niet sluiten, maar juist openen. Een handelsland als Nederland heeft in Europa en in de wereld veel te winnen. Voor een liberaal gaat het daarbij om vrijheid en veiligheid.

Toen ik mij destijds met mijn toenmalige collega's Frans Timmermans van de Partij van de Arbeid en Mat Herben van de Lijst Pim Fortuyn mocht inspannen voor de erkenning en onderscheiding voor onze Poolse bevrijders in de Tweede Wereldoorlog, kwam alles samen. De bevrijding van Nederland, de val van het IJzeren Gordijn en daarmee de hereniging van Europa en het feit dat volksvertegenwoordigers van verschillende politieke stromingen elkaar kunnen vinden wanneer een nationale ereschuld moet worden ingelost. Dit blijft voor mij een hoogtepunt uit mijn Kamerlidmaatschap.

Ik vertrek nu uit de Kamer met de ambitie om er op een gegeven moment in terug te keren want aan het Binnenhof klopt het hart van de democratie. Ik zal mij in de tussentijd met overtuiging en energie in Straatsburg en Brussel voor Nederland en het liberalisme in Europa inzetten. Ik dank mijn collega's en alle medewerkers voor de samenwerking, die bij mij reeds bij mijn afscheid gevoelens van heimwee doet oproepen.

Met gevoelens van de meeste hoogachting en collegialiteit, tekent,

Hans van Baalen

Van dit ontslag is mededeling gedaan aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de voorzitter van het Centraal Stembureau.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Geachte heer Van Baalen, beste Hans. Het is voor mij vandaag een dag van gemengde gevoelens. Enerzijds nemen we vandaag afscheid van een out­spoken, aimabel, gedreven Kamerlid, altijd in voor een scherp en vooral helder debat. We zullen u erg missen! Anderzijds is er een goede kans dat we u niet voor altijd kwijt zijn. Tenminste, zo meen ik toch de kop in een landelijk ochtendblad uit begin juli vorig jaar te mogen interpreteren: "Liberale 'come-back kid' Hans van Baalen naar Brussel". Nu naar Brussel, maar straks misschien weer terug naar Den Haag?

U hebt een lange en vruchtbare loopbaan in de Kamer achter de rug. Van 28 september 1999 tot en met 22 mei 2002 en vanaf 30 januari 2003 bent u lid van deze Kamer. Op 29 juni 2000 hield u uw maidenspeech die, hoe toepasselijk, ging over de Europese Raad. In de afgelopen jaren hebt u zich geprofileerd op vele terreinen. Ik noem er drie: Defensie, Buitenlandse Zaken en Europese Zaken.

U hebt een sterke binding met Defensie. Zelfs na aanvang van uw Kamertijd hebt u een aantal maanden als vrijwillig dienend militair in Bosnië gewerkt. Maar laat ik mij toch vooral beperken tot uw defensiewerk hier in de Kamer: voor ons bent u dan vooral de voorzitter van de vaste commissie voor Defensie. In die hoedanigheid hebt u allerlei overleggen van de commissie voorgezeten, vele werkbezoeken aan "onze mannen en vrouwen" in binnen- en buitenland gebracht, talloze procedurevergaderingen tot een goed einde gebracht.

Uw betrokkenheid bij het militaire personeel vormde daarin een rode draad. Die betrokkenheid droegen wij beiden meer dan eens met elkaar, wanneer wij namens de Kamer gezamenlijk een condoleance moesten sturen aan de nabestaanden van een tijdens een missie omgekomen militair. Die betrokkenheid toonde u zeker ook tijdens de al eerder genoemde troepenbezoeken. Altijd had u oog en oor voor de individuele militair. Dat niet alle, soms lange, briefings u tot het einde toe konden boeien, zij u dan ook van harte vergeven. Wij wensen u veel sterkte toe in Brussel, waar, naar ik heb begrepen, de vergaderingen soms erg lang kunnen duren.

Op het snijvlak van de commissie voor Defensie en de commissie voor Buitenlandse Zaken wordt gedebatteerd en besloten over de uitzendingen van Nederlandse militairen, een serieuze zaak, waarbij u zich altijd zeer betrokken hebt getoond. Uw inbreng in de vele debatten die hierover de laatste jaren zijn gevoerd, getuigt daarvan. Hierbij hebt u overigens uiteindelijk altijd de steun van uw fractie betuigd voor uitzendingen, op de uitzending van troepen in het kader van EUFOR Tsjaad in 2008 na.

Uw betrokkenheid op dit thema kreeg verder vorm tijdens uw voorzitterschap van de Werkgroep NRF – in de wandelgangen de Werkgroep-Van Baalen – waarin u zich hebt gebogen over parlementaire betrokkenheid bij uitzendingen van Nederlandse militairen. Helaas is uw rapport en de regeringsreactie daarop nog steeds niet behandeld en dat lag zeker niet aan de Voorzitter!

Voor de fractie van de VVD was u woordvoerder Buitenlandse Zaken. Dat deed u vaak puntig en met verve. U ging stevige debatten met uw collega's nooit uit de weg en zocht ze zelfs op. Vooral de geanimeerde debatten met het lid Van Bommel wil ik niet onvermeld laten. Dit viel ook anderen op, want u vormde een graag gezien koppel in radio- en tv-programma's.

Ook met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebt u menig werkbezoek in het buitenland afgelegd. Uw inzet was groot en u was, zoals gezegd, bijna altijd onvermoeibaar. U hebt niet alleen deelgenomen aan deze werkbezoeken, u hebt ook een tweetal werkbezoeken van deze commissie geleid: het bezoek aan Afghanistan en Pakistan in 2007 – als waarnemend voorzitter van de commissie – en, eveneens in 2007, aan de Verenigde Staten waar u onder andere Guantánamo Bay bezocht. U had tijdens deze bezoeken niet alleen aandacht voor de inhoudelijke en diplomatieke aspecten, maar ook had u altijd oog voor de sfeer in de delegatie.

Ten slotte de vaste commissie voor Europese Zaken. Ook die commissie had uw volle aandacht en betrokkenheid. Niet onvermeld mag blijven het rapport van uw hand "Op tijd is te laat", waarin u pleitte voor versterking van de positie van de Kamer op Europees gebied. Uw rapport heeft aan de wieg gestaan van de versterking die de laatste jaren daadwerkelijk is doorgevoerd en waarvan de Kamer nu de vruchten plukt. Daar zijn we u dankbaar voor!

Nu gaat u vanuit een ander perspectief voluit de Europese kaart spelen. Namens ons allen wens ik u daarbij alle goeds toe en dank ik u nogmaals en van ganser harte voor uw waardevolle bijdragen aan het Kamerwerk de afgelopen jaren. Het ga u goed!

(geroffel op de bankjes)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven