Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 19 mei 2009 over de Landbouw- en Visserijraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het Europese visserijbeleid heeft na 25 jaar opgeleverd dat 88% van de Europese visbestanden is overbevist en dat zelfs de Europese Commissie heeft moeten toegeven dat het beleid redelijk gefaald heeft. Nu wordt er een hervormingstraject ingezet. De onderhandelingen starten aanstaande dinsdag en de minister heeft aangegeven wat in grote lijnen de uitgangspunten van de Nederlandse inzet zullen zijn. Ik denk dat dit een klein tandje scherper moet, zodat wij niet achteraf achter de doelstellingen aanlopen. Vandaar dat ik twee moties indien.

De Kamer,Ouwehand

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 88% van de Europese visbestanden is overbevist en dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat het Gemeenschappelijk Visserijbeleid fundamentele hervormingen behoeft;

constaterende dat borging van de ecologische belangen een noodzakelijke voorwaarde vormt voor een duurzaam visserijbeleid, zowel in ecologisch als in economisch opzicht, zoals ook bleek uit het Algemene Rekenkamerrapport Duurzame Visserij;

overwegende dat deze voorwaarde alleen kan worden ingevuld door te kiezen voor de ecosysteembenadering als uitgangspunt voor het te voeren beleid, zoals de regering reeds heeft gedaan in het ontwerp-Nationaal Waterplan;

verzoekt de regering, de ecosysteembenadering centraal te stellen in de te ontwikkelen visie op de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 333(21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het welzijn van vissen in het geding is bij vangst, kweek en doding in visserij;

constaterende dat het welzijn van vissen tot nu toe structureel buiten beschouwing is gebleven in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, ook als het gaat over duurzame visserij;

overwegende dat de regering dierenwelzijn als een van de elementen heeft benoemd van integrale duurzaamheid;

van mening dat integrale duurzaamheid ook het uitgangspunt zou moeten zijn van het beleid ten aanzien van visserij;

verzoekt de regering, dierenwelzijn op te nemen in de te ontwikkelen Nederlandse visie op de hervormingen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 334(21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Mijn derde en laatste motie betreft de export van huisvestingssystemen die niet meer voldoen aan onze eisen, maar wel kunnen worden verkocht aan het buitenland. Dat lijkt ons ongewenst. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het ongewenst is, huisvestingssystemen die niet voldoen aan de Nederlandse dierenwelzijnsnormen, zoals verschillende vormen van kooihuisvesting voor kippen, te exporteren naar het buitenland;

verzoekt de regering, een exportverbod in te stellen op huisvestingssystemen die in Nederland niet langer zijn toegestaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 335(21501-32).

De heer Atsma (CDA):

Ik heb een vraag over de laatste motie. Hoe zou mevrouw Ouwehand dit in de praktijk willen realiseren? Als er een pakketje stalen buizen de deur uitgaat, kan iedereen ervan maken wat hij wil.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat klopt. Maar er zit wel een verschil tussen het leveren van onderdelen en het te koop aanbieden via een Nederlands platform op een beurs van huisvestingsystemen die wij hier al lang niet meer willen. De bedoeling van de motie is de minister nadrukkelijk uit te dagen te reageren op deze problematiek. Ik mag aannemen dat wij deze huisvestingsystemen allemaal ongewenst vinden. Ik ben benieuwd met welke oplossingen de minister komt.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank voor de drie moties die zijn ingediend tijdens het verslag van het algemeen overleg dat wij gisteren hebben gehad naar aanleiding van de voorbereiding van de vergadering van de Landbouw- en Visserijraad, die volgende week in Brussel wordt gehouden. Kortheidshalve reageer ik onmiddellijk op de ingediende moties.

De eerste motie verzoekt de regering de ecosysteembenadering centraal te stellen in de te ontwikkelen visie op de hervorming van het Gemeenschappelijke visserijbeleid. Ik heb inmiddels tweemaal met de Kamer van gedachten gewisseld over de visie die wij aan het ontwikkelen zijn. Die visie komt in september naar de Kamer en dan heeft men alle mogelijkheden om daarop invloed uit te oefenen. Ik vind deze motie veel te voorbarig en ik ontraad haar om die reden. Bovendien wil ik haar ook nog inhoudelijk ontraden, omdat ik niet kies voor het centraal stellen van de ecosysteembenadering. Ik heb al eerder gezegd dat duurzaamheid de leidraad moet zijn. Duurzaam beheer van zeeën, oceanen en andere viswateren, het duurzaam vissen en een duurzaam visserijbeleid moeten centraal staan.

De tweede motie verzoekt de regering om dierenwelzijn op te nemen in de te ontwikkelen Nederlandse visie op de hervormingen van het Gemeenschappelijke visserijbeleid. Ook die motie is voorbarig en om procedurele redenen ontraad ik haar eveneens.

Ten slotte kom ik bij de motie over de huisvestingssystemen, waarin de regering wordt verzocht, een exportverbod in te stellen op huisvestingssystemen die in Nederland niet langer zijn toegestaan. Deze vraag heeft mevrouw Ouwehand gisteren ook gesteld, overigens in navolging van de heer Dibi, die de vragen al eerder schriftelijk aan mij had gesteld. Zij vraagt naar de bekende weg. Ik heb al eerder aangegeven, ook in antwoorden op schriftelijke vragen die zij nog eens zou kunnen nalezen, dat een dergelijk exportverbod niet verenigbaar is met de Europese geharmoniseerde gemeenschappelijke handelspolitiek en dat dit ook niet kan in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Dat betekent dat ik deze motie eveneens ontraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb twee vragen, ten eerste over de moties die het visserijbeleid betreffen. De minister begint al aanstaande dinsdag in Brussel met gesprekken over de hervormingen en over wat in grote lijnen de Nederlandse inzet zal zijn. Daarin zijn al wat keuzes gemaakt. Nu noemt de minister keurig duurzaamheid, maar wij hebben in het debat gewisseld hoe je dat invult. Waarom wil de minister niet alvast aangeven dat bijvoorbeeld dierenwelzijn een belangrijk aandachtspunt is wat de Nederlandse regering betreft? Waarom zou de ecosysteembenadering, of zij die nu afwijst of niet, niet kunnen?

Mijn tweede vraag betreft het exportverbod. In een interruptiedebatje met de heer Atsma heb ik aangegeven dat ik de minister eigenlijk wil uitdagen om aan te geven welke mogelijkheden er liggen. Is de minister niet ten minste bereid om te onderzoeken hoe wij die export kunnen voorkomen? Dan houd ik mijn motie aan en kan ik die nog even wijzigen.

Minister Verburg:

Ten aanzien van de laatste motie heb ik het antwoord gegeven dat ik heb gegeven. Mevrouw Ouwehand dient een motie in. Zij heeft hier gisteren ook naar gevraagd. De heer Dibi heeft ernaar gevraagd. Dit kan gewoon niet op grond van verdragen die er liggen. Als mevrouw Ouwehand mij een uitspraak wil ontlokken of mijn visie ergens op wil hebben, moet zij daarover een debat organiseren. Dat doe ik niet naar aanleiding van zo'n motie.

Waarom ontraad ik beide moties? Omdat wij bezig zijn die visie op te bouwen. Gisteren heeft de Kamer gevraagd op welke wijze ik daarmee bezig ben. Toen heb ik gezegd: wat ik doe, is aan Nederlandse burgers vragen wat hun opvatting is en wat zij ervan zouden vinden. Dat leggen wij heel zorgvuldig voor. Dat doen wij ook met betrekking tot de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij houden kajuitgesprekken en ik houd nog rondetafelgesprekken. Dan is het een beetje onzorgvuldig om wanneer je de planning hebt om in september met een afgewogen visie naar uw Kamer te komen, dan half mei te zeggen: maar u moet dat en dit, zonder de samenhang der dingen ook mee te wegen. Die samenhang der dingen heb ik gisteren ook in het algemeen overleg geschetst: waar denken wij aan, dit zijn ongeveer de randvoorwaarden, daarbinnen gaan wij dat invullen. Wat mevrouw Ouwehand nu doet, is selectief winkelen daarin. Daar ben ik het niet mee eens, dat vind ik onverstandig. Dat is de reden waarom ik deze beide moties ontraad.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Ouwehand, want u hebt hierover gisteren al uitgebreid van gedachten gewisseld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat valt nogal tegen, voorzitter, want de minister verwijst steeds naar antwoorden op Kamervragen die zij zou hebben gegeven. Maar daarin hebben wij niet gevraagd naar een exportverbod, dus het stelt mij gewoon teleur dat de minister niet inhoudelijk wil reageren op de mogelijkheden die er wel zitten in zo'n motie. Ik houd de motie aan en ik zal die vermoedelijk wijzigen in de vraag om een onderzoek, want ik denk dat de Kamer zich daarin wel kan vinden.

Wat de discussie betreft over de vraag met welke inzet wij nu naar Europa gaan, terwijl er nog een visie moet worden opgebouwd, de minister heeft daar een punt. Die ecologische benadering is wel een verdere uitwerking van duurzaamheid. Daar wil ik nog wel even verder over nadenken, maar waarom zou de minister dierenwelzijn niet vast nu in de groep gooien in Europa? Dan weet iedereen toch dat het eraan zit te komen? Dat wil de minister toch?

Minister Verburg:

Ik heb mij gisteren uitgesproken over het opstellen van een zorgvuldige, samenhangende visie, waarin duurzaamheid centraal zal staan, en innovatie om die duurzaamheid verder te bevorderen. Ik heb nog een aantal randvoorwaarden genoemd, maar wat mevrouw Ouwehand nu doet, is selectief shoppen. Ik vind dat niet zorgvuldig, maar mevrouw Ouwehand gaat daar zelf over. Ik ga over mijn oordeel over deze motie.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 335) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Verburg:

Mevrouw Ouwehand krijgt in september alle gelegenheid om de totale, samenhangende visie te beoordelen. Ik vraag de Kamer om die timing aan te houden. Dan kunnen wij alles in samenhang beoordelen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over vijf minuten zullen wij stemmen over de moties.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

In stemming komt de motie-Ouwehand (21501-32, nr. 333).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van fracties van de SP, GroenLinks, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (21501-32, nr. 334).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van fracties van de SP, GroenLinks, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De vergadering wordt van 14.05 uur tot 14.30 uur geschorst.

Naar boven