Vragen van het lid Jansen aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over de brandveiligheid van woningen.

De heer Jansen (SP):

Mevrouw de voorzitter. Het bouwen van brandveilige laagbouwwoningen is een fluitje van een cent. Het is gewoon een kwestie van een stenen scheidingsmuur bouwen en eventueel een houten dakconstructie onderbreken ter hoogte van die bouwmuur. Toch brandden er op zondag jongstleden tien rijtjeshuizen af in Zaandam. Nog geen twee maanden geleden zijn in Hoofddorp acht woningen afgebrand. Enkele jaren geleden gebeurde hetzelfde in Heerlen. De overeenkomst: alle woningen hadden een doorlopende dakconstructie waardoor het vuur zich razendsnel via het dak kon verspreiden. Dit is dus geen incident meer, zeker niet als deskundigen zeggen dat zeker een paar honderdduizend woningen niet aan de veiligheidseisen voldoen. Er staat al jarenlang in de wet bij bouwaanvragen dat de brandwerendheid tussen woningen minstens zestig minuten moet zijn. Vroeger stond dit in de gemeentelijke bouwverordening en sinds 1992 in het Bouwbesluit. Als er dan toch tien woningen op een rij afbranden, kun je er vergif op innemen dat die constructie niet voldeed aan de wettelijke eisen. Dat is ernstig, ook al gaat het om woningen die al dertig of veertig jaar oud zijn. Daarom de volgende vragen aan de minister.

Is de minister met de SP van mening dat de oplossing van dit probleem niet alleen aan de gemeenten moet worden overgelaten, maar dat zij zelf ook iets moet doen?

Zal de minister ervoor zorgen dat er snel een inventarisatie wordt gemaakt van de omvang van het probleem, gevolgd door een sluitende aanpak om de brandveiligheid van de woningen in Nederland te herstellen?

Is zij bereid om de Onderzoeksraad voor veiligheid te vragen om de branden in Zaandam en Hoofddorp te onderzoeken met inbegrip van de vraag hoe het mogelijk is dat deze levensgevaarlijke constructies zijn gebouwd ondanks wettelijke voorschriften en ondanks het gemeentelijk toezicht?

Minister Vogelaar:

Mevrouw de voorzitter. Ik maak mij net als de afgevaardigde van de SP grote zorgen over het rijtje incidenten in de afgelopen periode en twee jaar geleden in Heerlen, waaraan hij refereerde. Ik deel zijn analyse dat zich waarschijnlijk bij honderdduizenden vergelijkbare woningen structureel dit probleem voordoet.

Naar de twee concrete gevallen wordt op dit moment lokaal onderzoek gedaan door de gemeente en de brandweer. De VROM-inspectie is daarbij betrokken. Ik wil de uitkomst van dit onderzoek afwachten voordat ik een antwoord geef op de derde vraag van de heer Jansen over het inschakelen van de Onderzoeksraad voor veiligheid. Het lijkt mij niet wenselijk om dubbel onderzoek te doen. Daarom stel ik voor eerst de uitkomst van het onderzoek af te wachten. Dan kan ik beoordelen of inschakeling van de Onderzoeksraad voor veiligheid al dan niet nodig is. Ik zeg toe dat er een inventarisatie komt en ben voornemens om de Kamer voor het eind van dit jaar te rapporteren over de uitkomst. Ik wil er dus niet een langdurig proces van maken. Voor de korte termijn zal ik mij in verbinding stellen met de VNG en de woningbouwcorporatiesector. Naar mijn idee is namelijk een groot aantal van dat type woningen eigendom van die sector. Ik zal nagaan of het mogelijk is om op korte termijn een campagne te houden voor het plaatsen van rookmelders in dat soort woningen. Het is eenvoudig om die rookmelders te plaatsen en daarmee is in ieder geval te voorkomen dat brand snel overslaat naar andere woningen.

Ondanks dat de eigenaar en de gemeente verantwoordelijk zijn en ik daar niet in treed, reken ik het tot mijn verantwoordelijkheid om snel tot actie over te gaan. Ik doel dan op die inventarisatie en de campagne voor rookmelders.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van mijn vragen. Twee maanden geleden heb ik schriftelijke vragen gesteld over de brand in Hoofddorp. Het is goed dat de minister nu meer dan toen uitstraalt dat er sprake is van urgentie. Het lijkt mij inderdaad nodig dat zij zelf actie onderneemt.

Er staat nog één vraag open, namelijk die van de Onderzoeksraad voor veiligheid. Uiteraard wachten wij dat onderzoek af, maar ik wijs erop dat die raad op dit punt wel degelijk veel expertise heeft. Hij heeft ook onderzoek gedaan naar de Schipholbrand. In dat geval was er eveneens sprake van overslaande brand. Bovendien is de Onderzoeksraad voor veiligheid een onafhankelijke waakhond die het functioneren van de overheid in dit soort zaken onderzoekt. Ik vraag mij af hoe het met de handhaving is verlopen en kan mij voorstellen dat de minister de Onderzoeksraad voor veiligheid verzoekt om alvast daarnaar te kijken en gebruik te maken van informatie die daarover op gemeentelijk niveau wordt verzameld. Ga in ieder geval ook zelf aan de slag.

Minister Vogelaar:

Voorzitter. De heer Jansen vindt mijn antwoord op twee van zijn vragen goed in vergelijking met de schriftelijke antwoorden van twee maanden geleden. Hij kan daaruit afleiden dat mijn lerend vermogen heel goed is.

Ik zal mij beraden op het inschakelen van de Onderzoeksraad voor veiligheid en de Kamer vervolgens schriftelijk informeren over de uitkomst.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben er een beetje verbaasd over dat de minister snel toezeggingen heeft gedaan. Volgens mij is het een bekend probleem. De bouwvoorschriften zijn in de loop der jaren immers aangescherpt. Wij moeten ook constateren dat veel van deze woningen gebouwd zijn voordat dit gebeurde. Ik vraag de minister daarom of het probleem wel snel is op te lossen.

Ik steun het voorstel van de minister voor het snel plaatsen van rookmelders. Ik vind overigens wel dat er een campagne moet komen om ervoor te zorgen dat niet alleen woningbouwcorporaties die melders plaatsen, maar iedereen.

De minister zegt een inventarisatie toe. Ik kan mij herinneren dat wij een aantal jaren geleden een inventarisatie hebben gedaan van platte daken. Dat deden wij toen er twee daken waren ingestort. Volgens mij zijn de gemeenten toen met een geweldige last opgezadeld. De minister wil er geen langdurig proces van maken, maar het is niet zo eenvoudig om een en ander snel te bekijken. Ik vraag mij dan ook af of de minister die toezegging niet te snel heeft gedaan. Het probleem is immers niet "even snel" op te lossen.

Minister Vogelaar:

De heer Cramer zei dat deze woningen zijn gebouwd in de periode dat die bouwvoorschriften nog niet golden. Dat is niet juist. Die woningen zijn gebouwd in de periode 1950-1970. Het betrof portiekwoningen en eengezinswoningen met platte daken. Toen gold geen landelijk bouwvoorschrift. Er waren lokale bouwverordeningen. Vanaf 1965 was er een modelbouwverordening die door ongeveer 95% van de gemeenten werd gevolgd. Dit voorschrift maakte daarvan wel degelijk onderdeel uit. Ik denk dat het beeld dat die regelgeving niet bestond in elk geval genuanceerd moet worden. Er was inderdaad nog geen nationaal voorschrift, maar een groot deel van de gemeenten had wel een lokale bouwverordening. Ik denk dat in deze gevallen bij het verlenen van de bouwvergunning de bouwvoorschriften onvoldoende zijn nageleefd of bij het realiseren van de bouw niet zijn opgevolgd, maar dat zullen wij nader bekijken.

Ik ben het ermee eens dat iedereen brandmelders moet hebben. Daar is ook zeer recent een brede campagne over gevoerd. Het leek mij in elk geval goed om nu de focus op de specifieke problematiek van dit type woningen te leggen. Ik heb niet gezegd dat ik tot een snelle oplossing van het probleem zou komen. Ik heb gezegd dat ik een snelle inventarisatie zou laten uitvoeren naar waar het probleem zit en naar wat de oorzaak ervan is. Als het om enkele honderdduizenden woningen gaat, is het niet realistisch om te veronderstellen dat wij op 31 december al die woningen hebben aangepast als dat nodig zou blijken te zijn.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. Mijn fractie maakt zich ook ongerust over woningen die zomaar in brand kunnen gaan. Rookmelders zijn leuk. Als echter drie huizen verder brand uitbreekt, word je wel gewaarschuwd, maar waarschijnlijk ook wel door het alarm van de brandweer. Die rookmelders zijn volgens mij niet de oplossing. Volgens mij is de oplossing dat de eigenaar van de huizen verantwoordelijk is. Onderkent de minister dat? Betekent dit dat de woningcorporaties actie moeten ondernemen op dit punt? Kan de minister hen op hun verantwoordelijkheid wijzen? Daarbij kan zij hen er wellicht ook op wijzen dat dit gezien hun verzekeringspolissen voor de wederopbouw van die woningen ook van belang is en dat zij aansprakelijk zijn? Wat is de visie van de minister daarop?

Minister Vogelaar:

Ik ga ervan uit dat woningen niet zomaar in brand vliegen. Er zal concreet iets gebeuren. Het gaat volgens mij om het probleem van de snelle verspreiding van de brand over meerdere complexen. Ik heb al gezegd dat het grootste bezit van dit type woningen bij de corporaties zit. Ik zal dus, zoals gezegd, de gemeenten en de corporaties aanspreken op hun verantwoordelijkheden op dit terrein. De laatste opmerking over de relatie met de polissen voor de brandverzekering begrijp ik niet helemaal, dus daar kan ik niet op reageren.

De voorzitter:

Wij gaan dat niet nu doen, mevrouw Vietsch. Dat moet u maar op een ander moment even uitleggen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ook de VVD-fractie maakt zich uiteraard bezorgd over de brandveiligheid. Het is een heel belangrijk punt. Ik wil echter wel graag duidelijkheid. Gaat het nu over honderdduizenden woningen, zoals de minister zei? In de uitzending werd immers gesproken over duizenden en misschien honderdduizenden. Om welk aantal gaat het? Ik heb gezien dat een inspecteur voor bouw- en woningtoezicht zei dat de gemeente dit nooit bij alle huizen kan controleren. Is het dan niet extra belangrijk om die verantwoordelijkheid bij de eigenaar te leggen en daar de campagne op te richten?

Minister Vogelaar:

Ik ken niet het exacte aantal. Dat is een van de dingen die wij in die inventarisatie scherper in beeld moeten proberen te brengen. Als mijn departement even een snelle inventarisatie maakt van het type woningen dat in die periode in portiekflats is gebouwd, komen wij uit op ten minste 100.000 woningen. Wij weten echter nog niet of die allemaal met deze tekortkoming gebouwd zijn, dus daar zullen wij nader naar moeten kijken. Ik ben het ermee eens dat de eigenaar verantwoordelijk is. Die moet er in eerste instantie op worden aangesproken. Gemeenten hebben echter ook een verantwoordelijkheid, namelijk wat betreft het verstrekken van de bouwvergunning en het toezicht op de realisatie van de bouw. Daar wil ik ook gemeenten op aanspreken.

Naar boven