Vragen van het lid Jansen aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over het artikel "Torenhoge nota waterschap".

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. In december vorig jaar bracht de SP dit rapport uit, de staatssecretaris zou het nog moeten weten, over de schandalige stijging van de waterschapslasten bij veel waterschappen. Wij stelden toen voor om dit soort uitwassen aan te pakken via een wijziging van de Waterschapswet die de Kamer op dat moment behandelde. De staatssecretaris had daar geen zin in en kreeg daarbij rugdekking van de coalitie en de VVD. Zij vond het SP-rapport broddelwerk. Toen ook andere partijen wel een beetje ongerust werden, moest de staatssecretaris uiteindelijk toch toezeggen om de tarieven medio 2009 nog eens te evalueren. Gisteren verscheen een onderzoek van de Vereniging Eigen Huis dat de SP-conclusies van medio december voor 100% – 100%, voorzitter! – bevestigt. Daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris.

Vindt zij nu zelf ook niet dat zij in actie moet komen? Is zij bereid om de evaluatie te vervroegen, zodat de Kamer zich op korte termijn kan uitspreken over noodzakelijke maatregelen? Klopt het dat de aangekondigde evaluatie van de waterschapstarieven wordt uitgevoerd door de Unie van Waterschappen, de waterschappen zelf dus? Zo ja, kan de staatssecretaris ons uitleggen waarom zij het klaarblijkelijk normaal vindt dat de slager in dit geval zijn eigen vlees keurt? Is de staatssecretaris ten slotte bereid om dit terug te draaien en een echt onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren met de Consumentenbond, de Woonbond en de Vereniging Eigen Huis in de begeleidingscommissie?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Zoals u weet, hebben wij toen de Veegwet van de Waterschapswet werd behandeld, ook met elkaar gesproken over de tarieven van de waterschappen. Ik heb de Kamer toen meegedeeld dat de waterschappen een onafhankelijk onderzoek gingen uitvoeren naar de hoogte van de tarieven. Tot dat onderzoek was al besloten en was ook al met de waterschappen besproken, maar de bespreking van de Veegwet was een goed moment om er ook nog eens met de Kamer over van gedachten te wisselen.

Het onderzoek van de waterschappen wordt onafhankelijk uitgevoerd, dus niet door de waterschappen zelf, maar in hun opdracht door een onafhankelijke organisatie. Ja, door alle verhalen over de tarieven die wij horen, lijkt het moeilijk om te bezien of het doel van de Waterschapswet, namelijk het anders verdelen van de tarieven, wel gehaald wordt, of de nieuwe verdeling van de tarieven zodanig uitwerkt als was verwacht. Om dat te bekijken, is dat onderzoek van de waterschappen nodig. Dat zal dit voorjaar bekend worden. Dan gaan wij kijken of aan het doel van de wet is voldaan of dat het nodig is om die wet alsnog aan te passen.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris zegt dat er een onafhankelijk onderzoek van de waterschappen naar hun eigen tarieven komt. Hoezo onafhankelijk? Dat is toch gewoon die slager die zijn eigen vlees keurt? Een onafhankelijk onderzoek is een onderzoek van de staatssecretaris waarbij consumentenorganisaties in de begeleidingscommissie zitten. Ik heb er drie genoemd, maar de staatssecretaris heeft daar niet op gereageerd. Die consumentenorganisaties zijn daar scherp op en zullen ervoor zorgen dat de onderste steen boven komt van deze veel te hoge tarieven. Ik zou daar graag nog een reactie op krijgen.

Overigens heeft de staatssecretaris ook mijn andere vragen nog niet beantwoord.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

De waterschappen geven opdracht tot een onafhankelijk onderzoek, omdat zij de tarieven vaststellen, daarvoor verantwoordelijk zijn en daarop democratisch worden gecontroleerd. De tariefverordening die door de waterschappen wordt opgesteld, moet voor goedkeuring aan de provincies worden voorgelegd. Zo is het geregeld. De waterschappen geven dus opdracht aan een onafhankelijke organisatie – zij hebben dat al gedaan, want het onderzoek loopt al – om een onderzoek te doen naar de tarieven, de veranderde toedeling van de kosten en de stijging van de tarieven

De heer Van der Ham (D66):

Een onderdeel van de stijgende lasten is dat alleenstaanden veel meer – 17% – moeten betalen dan meerpersoonshuishoudens. Lokale overheden, waaronder de waterschappen, mogen geen inkomensbeleid voeren. Dit valt daar toch onder? Dit onderdeel van de verhoging van de waterschapslasten moet de staatssecretaris toch nu al kunnen aanpakken, los van de algemene evaluatie die zij nu aankondigt? Er mag op die manier geen inkomensbeleid worden gevoerd. Daarom zou zij moeten proberen om dit onderscheid tussen een- en meerpersoonshuishoudens zo snel mogelijk weg te nemen.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Met de invoering van de nieuwe Waterschapswet is ook besloten tot een andere toedeling van de kosten. In de oude wet was een bepaalde verdeling opgenomen tussen burgers, bedrijven en boeren. Die verdeling van de kosten is met de nieuwe Waterschapswet veranderd. In de memorie van toelichting is aangegeven hoe die nieuwe verdeling naar verwachting zal uitwerken. Hierover is ook in de Kamer gesproken. De waterschappen doen nu een onderzoek om na te gaan of de toedeling van de kosten zo uitpakt als werd verwacht bij de vaststelling van de wet. Zij kunnen dus niet naar eigen inzicht besluiten om een categorie eens wat zwaarder aan te slaan en een andere categorie eens wat minder. De waterschappen voeren de nieuwe Waterschapswet uit die tijdens de vorige kabinetsperiode is aangenomen. Een onafhankelijke organisatie gaat in opdracht van de waterschappen na of de nieuwe lastenverdeling ook zo uitpakt als werd verondersteld toen de nieuwe Waterschapswet werd aangenomen.

De heer Koppejan (CDA):

Ik stel vast dat de fractie van de SP zich vandaag zorgen maakt over de stijging van de waterschapslasten. Nog geen maand geleden hebben wij in dit huis gesproken over de Kaderrichtlijn Water. Toen drong juist de fractie van de SP aan op extra milieumaatregelen met alle lasten van dien. Daarom vraag ik aan de staatssecretaris of zij er nog iets van begrijpt. Ik doe dat in ieder geval niet. Is het niet veel belangrijker dat zij inzet op de uitvoering van de motie van de CDA-fractie, die breed werd gesteund in de Kamer, waarin de regering wordt gevraagd om een prestatievergelijking te maken tussen alle waterschappen? Op die manier worden de kosten transparant en krijgen de gekozen bestuurders in de waterschappen handvatten om hun controlerende taak uit te voeren. Overigens zijn daar geen vertegenwoordigers van de SP bij, want de SP heeft er bewust voor gekozen om niet mee te doen aan de verkiezingen.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik wil hier graag op reageren.

De voorzitter:

Dat begrijp ik, maar het woord is eerst aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Om te beginnen met het laatste deel van de vraag van de heer Koppejan, het is inderdaad van groot belang dat de benchmark waartoe de CDA-fractie met steun van de Kamer heeft opgeroepen, wordt uitgevoerd. Het is plezierig dat ik de Kamer kan melden dat alle waterschappen meedoen aan die vrijwillige benchmark en dat zij daarover met elkaar in gesprek zijn. Ik heb goede hoop dat de benchmark in april kan worden afgerond. Dan kunnen de nieuwe tarieven en de prestaties van de waterschappen volgend jaar goed met elkaar worden vergeleken en ontstaat er helderheid en transparantie.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik vind het op het schandalige af dat de heer Koppejan dit namens de CDA-fractie hier durft te debiteren. De fractie van de SP heeft tijdens de behandeling van de Kaderrichtlijn Water duidelijk gemaakt dat haar voorstellen binnen de bestaande tarieven kunnen worden uitgevoerd. Met een betere samenwerking tussen de waterschappen en de gemeenten waardoor de bureaucratie wordt verminderd of het opnemen van de waterschappen in de provincies, kan zo veel geld worden verdiend dat er geen cent belastinggeld of lastenverhoging nodig is om die veranderingen te financieren. De heer Koppejan weet dat ook. Hij praat dus uit zijn nek.

De voorzitter:

Dit soort dingen moet u hier niet zeggen. Het is bijna nooit goed als je lichaamsdelen noemt.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik noem geen lichaamsdelen maar maak wel twee opmerkingen. Ten eerste zou bij de evaluatie aan de orde komen welke taken extra op de waterschappen zijn afgekomen, bijvoorbeeld vanuit Europa. Hoe staat het daarmee? De evaluatie zou klaar zijn in maart of april. Ik heb de Handelingen erop nagelezen en was blij om dat te lezen. Wij kunnen vandaag of morgen dus wat verwachten. Wanneer komt het? Ten tweede vraag ik de staatssecretaris of zij het uit te leggen vindt dat terwijl wij tegen iedereen zeggen "let op de kleintjes, ga minder uitgeven", de tarieven omhoog gaan?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Er is een verschil tussen de evaluatie van de Waterschapswet, waarvan de resultaten inderdaad in maart of april beschikbaar komen, en het onafhankelijk onderzoek dat de waterschappen instellen naar het specifieke punt van de tarieven. Het onderzoek naar het specifieke punt van de tarieven waarover wij tijdens de Veegwet hebben gesproken, is in april klaar. De evaluatie van de Waterschapswet is hopelijk in maart of april gereed. Op het tweede punt van mevrouw Neppérus het volgende. Door de enorme stijging van tarieven voor bepaalde groepen kan men denken: worden die waterschappen in totaal zoveel duurder? Een eerste snelle blik leert dat in de afgelopen drie jaar de totale lasten van de waterschappen 7% bedroegen. Dat is zo ongeveer in lijn met de inflatie. De gemeentelijke lasten zijn in drie jaar tijd 17% gestegen. De waterschappen steken daar met 7% gunstig bij af.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. De waterschapslasten stijgen fors en de regering doet niets. De burger wil lastenverlichting in plaats van lastenverzwaring. De provinciale lasten stijgen fors, maar de overheid doet niets. Zojuist, vers van de pers, kwam het bericht dat ook de gemeentelijke lasten dit jaar weer fors stijgen, met 5%. Het kabinet doet echter weer niets. Wanneer gaat de staatssecretaris wat doen aan die lokale lasten, ook van de waterschappen?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Net is al gezegd dat de waterschappen democratisch worden gekozen. De heer Madlener weet dat, want wij hebben daar ook uitgebreid over gesproken in het kader van de verkiezingen van de waterschappen. Zij hebben een bestuur dat de tarieven vaststelt. Vervolgens wordt de tariefverordening gestuurd naar de provincie die deze moet goedkeuren. Dat is met al deze tarieven gebeurd. Wij kijken nu naar hoe de onderlinge lastenverschuiving als gevolg van de nieuwe Waterschapswet heeft uitgewerkt. Dat is de vraag waar het om gaat. De totale verzwaring van de waterschapslasten beslaat over drie jaar tijd in totaal 7%. Dat is absoluut niet veel.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe voor een korte vraag. Als u mij belooft om een korte vraag te stellen, dan geef ik u nu geluid.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Ik heb een korte vraag maar ik maak nog even een opmerking voor ik de vraag stel. Wij hebben te maken met een nauwelijks democratisch gelegitimeerde vierde bestuurslaag. Die komt nu met meer dan een verdubbeling van de tarieven voor de ingezetenen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij dat normaal vindt in deze tijd en überhaupt? Waarom laat de staatssecretaris de slager zijn eigen vlees keuren? Waarom stelt zij niet zelf, als zij zich hierover ongerust maakt, een onafhankelijk onderzoek in? Waarom staat zij hier anders?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. De waterschappen hebben een onafhankelijk onderzoek ingesteld. De waterschappen stellen dat onderzoek in omdat zij de tarieven vaststellen. Zij doen dat democratisch gelegitimeerd. Daarbij moeten de waterschappen hun tariefverordening ook nog eens ter goedkeuring toesturen aan de provincie. De provincies hebben deze tariefverordening goedgekeurd. Twee provincies hebben dat niet zonder slag of stoot gedaan. Zij hebben eerst veranderingen geëist van de waterschappen voordat zij het goedkeurden. Dat is de manier waarop de tarieven gecontroleerd worden. Ik sta hier omdat de Kamer naar aanleiding van berichten in de krant hierover met mij wil spreken. Ik heb al eerder gezegd dat de waterschappen dit onafhankelijk tot op de bodem laten uitzoeken. Het probleem lijkt niet de algemene stijging van de lasten te zijn, maar de verdeling van de lasten over de verschillende categorieën mensen die waterschapslasten betalen. U weet dat die verdeling door de nieuwe Waterschapswet is veranderd. Wat de waterschappen nu gaan uitzoeken, is of de nieuwe wet inderdaad uitpakt zoals wij dat dachten. Dat is wat uitgezocht wordt.

De heer Poppe (SP):

Dat is geen antwoord. Ik vroeg wat de staatssecretaris ervan vindt.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Boelhouwer.

De heer Boelhouwer (PvdA):

De vraag is of de staatssecretaris het met mij eens is dat de discussie die wij hier weer hebben, aanleiding moet zijn om nog eens na te denken over de transparantie van die gegevens. Daar is toch eigenlijk het grootste gebrek aan. Op basis waarvan worden die tarieven nu vastgesteld? Hoe zit dat precies? Hoe zit het tussen de verschillende waterschappen? Zou de staatssecretaris erop kunnen aandringen dat ook die duidelijkheid door de waterschappen wat meer in beeld wordt gebracht?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Ja. U weet dat wij daar ook al mee bezig zijn. U weet dat er gesprekken zijn geweest met de waterschappen en dat zij zich allemaal verplicht hebben tot een benchmark. Die zal in april klaar zijn en dan wordt het mogelijk om de waterschappen onderling te vergelijken, om inzicht te krijgen in hun effectiviteit en in de prestaties van de verschillende waterschappen. Ik ben buitengewoon blij dat wij daar nu voortgang mee maken en dat de benchmark in april klaar zal zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Als je zo veel onderzoek en zo veel woorden nodig hebt om het bestaansrecht van de waterschappen steeds maar weer voor het voetlicht te brengen, wordt het dan niet tijd om ze gewoon af te schaffen?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Ik was mij niet bewust dat dit vragenuurtje ging over het bestaansrecht van de waterschappen. Ik dacht dat dit vragenuurtje ging over de tarieven van de waterschappen. Mevrouw Verdonk zei enkele weken geleden nog voor dezelfde interruptiemicrofoon – geen kwaad woord daarover – dat zij niet aan het bestaansrecht van de waterschappen wilde komen en daar slechts een aantal vragen over had. Ik hoor haar nu zeggen dat wij de waterschappen maar moeten afschaffen. Dat is een interessante observatie en ik zal die zeker meenemen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Volgens mij had de staatssecretaris toen – ik moet toch een lichaamsdeel noemen – bananen in haar oren. Trots op Nederland is er altijd voor geweest om de waterschappen af te schaffen, alleen moet het waterbeheer dan ergens anders worden gedaan, in een andere, bestaande organisatie. Dat is altijd onze consequente redenering geweest.

De voorzitter:

Dank u wel, maar volgens mij heeft de staatssecretaris bedoeld dat dit niet helemaal binnen de orde van deze vraag ligt.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Ik laat dit voor het lid Verdonk.

De voorzitter:

Dan zijn wij toch nog gekomen aan het einde van het vragenuur. Ik had er even een hard hoofd in, ook een lichaamsdeel, maar het is dan toch gelukt.

Dan gaan wij over tot een heugelijk deel van de agenda, namelijk de beëdiging van een nieuw lid van deze Kamer. Het gaat om de heer Matthieu Heemelaar, die mevrouw Naïma Azough zal vervangen voor de duur van haar zwangerschapsverlof.

Ik geef het woord aan de heer Van Beek tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.

De heer Van Beek:

voorzitter der commissie

De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer M.L. Heemelaar te Amsterdam. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat hij terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de verklaringen en de beloften af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer Heemelaar is in het gebouw der Kamer aanwezig.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Heemelaar door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.

De voorzitter:

Het is mij een genoegen, u als eerste te mogen feliciteren met uw benoeming. Ik verzoek u, de presentielijst te tekenen en in ons midden plaats te nemen.

Na de regeling van werkzaamheden en de stemmingen krijgt de Kamer de gelegenheid de heer Heemelaar te feliciteren.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Gerkens, Spekman en Van Baalen.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven