Vragen van het lid Teeven aan de staatssecretaris van Justitie over het levenslang toezicht houden op vrijgelaten pedofielen.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Zaterdagavond jongstleden maakte EénVandaag bekend dat wij in Nederland het toezicht op pedoseksuelen en pedofielen die kinderen hebben misbruikt, daarvoor zijn veroordeeld en op enig moment terugkeren in de maatschappij, nog steeds niet goed hebben geregeld. De VVD is net als vele andere partijen in de Kamer steeds opnieuw verontrust over berichten dat burgemeesters en politiechefs in woonwijken niet worden geïnformeerd over een op handen zijnde vrijlating van deze criminelen.

In het bericht wordt gemeld dat de reclassering pas dit najaar gaat starten met een proef van intensieve begeleiding van vrijgekomen pedofielen door zogenaamde buddy's. De stroperigheid van voorbereidingen om dit probleem te tackelen, stoort onze fractie buitengewoon. Het is naar ons oordeel absoluut noodzakelijk dat kindermisbruikers van wie sommigen bij herhaling niet willen inzien wat zij bij hun jonge slachtoffers aanrichten, blijvend worden gecontroleerd door de overheid. Deze veroordeelden moeten niet weer ongecontroleerd in de samenleving worden losgelaten. Ik heb daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris.

Ten eerste. Worden de burgemeesters en de politiechefs in de woonwijken door het ministerie van Justitie op dit moment, vandaag, al geïnformeerd over de vrijlating van dit soort veroordeelde personen, en in welke mate wordt toezicht gehouden op deze kindermisbruikers? Zo nee, wat is de reden dat dit op dit moment nog steeds niet gebeurt, na anderhalf jaar praten in de Kamer?

Ten tweede. Is de regering bereid te denken over een wettelijk verbod op terugkeer naar de omgeving waar het delict met het jonge slachtoffer in het verleden heeft plaatsgehad? Wat verzet zich tegen zo'n regeling?

Ten derde. Waarom wordt pas dit najaar door de reclassering gestart met een proef van begeleiding? Verwacht de staatssecretaris nog problemen met de wet om dit in te voeren?

Ten vierde. Is de staatssecretaris alsnog bereid, wettelijk te gaan regelen dat de voorwaardelijke tbs, waarbij de reclassering ook meer maatregelen kan nemen, te laten gelden voor onbepaalde duur en niet voor negen jaar, zoals thans in de wet staat?

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Daar waar de heer Teeven "stroperigheid" bemerkt in de aanpak van omgang met pedofielen die vrijkomen, is het kabinet eigenlijk al twee jaar redelijk voortvarend geweest met het nemen van concrete maatregelen. Ik vind een langer en beter toezicht op pedoseksuelen die vrijkomen, ontzettend belangrijk. Ik vind ook dat wij in de praktijk nog heel veel winst boeken bij het leveren van een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door middel van dat toezicht.

Langer toezicht hebben wij geregeld door de voorwaardelijke beëindiging van tbs te verlengen van drie naar negen jaar. Ook tbs met voorwaarden, waarbij mensen niet meteen een kliniek in gaan maar ambulant geholpen worden, wordt verlengd en wel van vier naar negen jaar. Het wetsvoorstel daarvoor ligt nog bij de Tweede Kamer. Ik ga ervan uit dat wij dat snel kunnen behandelen. In het kader van de voorwaardelijke veroordeling kan sinds 1 juli 2000 de proeftijd maximaal tien jaar duren. Ook hierbij dus een uitbreiding van de termijn waarbinnen toezicht gehouden kan worden.

Waarom die termijnen? Recidiveonderzoek toont aan dat binnen acht à negen jaar de kans op recidive serieus afneemt. Dat betekent niet dat je na die periode niets meer kunt. Alleen de titel van jusititie houdt dan op. Wij hebben de perioden van toezicht dus aanzienlijk verruimd van drie naar gemiddeld negen tot tien jaar. Dat moet nog wel opgepakt en ingevuld worden. Je kunt het in de wet regelen, maar je zult vooral ook in de praktijk met de reclasseringsorganisaties moeten regelen dat toezicht gehouden wordt en dat het effectief is. Als de justitiële titel ophoudt, kan het toezicht dus voortgezet worden op basis van een civiele machtiging. Als er een Bopz-machtiging wordt afgegeven, gaat het toezicht gewoon door. Wij zijn nu, in samenwerking met het ministerie van VWS, bezig met twee wetsvoorstellen die een en ander nog meer in elkaar moeten schuiven en overgangen nog beter moeten regelen. Dat zijn de wetsvoorstellen voor de Wet op de verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet forensische zorg. Die wetsvoorstellen zullen het toezicht op pedoseksuelen die uit de gevangenis komen in grote mate verbeteren.

Mijn volgende punt betreft beter toezicht. Waarop houd je toezicht? Het is ontzettend belangrijk dat de reclasseringsorganisaties invulling geven aan een aantal voornemens die het kabinet al met de Kamer heeft gedeeld. De organisaties hebben niet stilgezeten. Er zijn al afspraken gemaakt met achttien politieregio's. De bedoeling is om het landelijk dekkend te maken. Dat gaat over de informatievoorziening. De politie en de reclassering moeten informatie over vrijgekomen pedoseksuelen met elkaar gaan delen. Dat loopt goed.

Met de pilot wordt pas eind dit jaar begonnen, omdat wij alleen nog maar werken met wetenschappelijk erkende interventies. Ik vind dat belangrijk. Er is een erkenningscommissie die bekijkt of wat wij doen, werkt. Deze pilot gaat ons heel veel informatie geven over de vraag of je beter toezicht kunt houden en betere effecten kunt bereiken door het betrekken van de familie en de sociale omgeving van een pedoseksueel bij de resocialisatie.

De heer Teeven vroeg ook naar een locatieverbod. De rechter kan op het moment dat hij dat passend vindt, een verdachte of veroordeelde bijzondere voorwaarden opleggen. Ook dat is een nieuwe benadering van dit kabinet. De bijzondere voorwaarden zijn op de persoon toegesneden. Zij zijn op maat gemaakt voor het individuele geval. Zo'n bijzondere voorwaarde, opgelegd door de rechter, kan inderdaad een locatieverbod zijn. De reclassering zal er toezicht op moeten houden dat het locatieverbod wordt nageleefd. Wij maken hierbij ook gebruik van elektronisch toezicht.

Ook vroeg de heer Teeven naar het informeren van burgemeesters. De minister van Justitie heeft de Kamer op 4 november 2008 een brief gestuurd. De maatregelen die daarin worden aangekondigd om de informatievoorziening aan het lokaal bestuur te verbeteren, worden nu in een plan van aanpak gezet. Bij de uitwerking zijn de VNG en de gemeenten nauw betrokken. Dat heeft in ieder geval geresulteerd in een reactie van de VNG op de plannen, waarmee het plan van aanpak van 12 januari 2009 is gevoed. Het plan van aanpak komt dus vanuit de praktijk tot stand. De heer Teeven had een heel concrete vraag: vindt de informatievoorziening aan alle politiechefs in de wijken op dit moment optimaal en correct plaats? Ik weet niet of het overal gebeurt, maar de heer Teeven kent de plannen. Er ligt een plan van aanpak om een en ander samen met de gemeenten vorm te geven langs de lijn die de Kamer met de minister heeft besproken. Ik ga ervan uit dat dit in de behoefte van de gemeenten zal voorzien.

Verder gaat het debat nog door over verklaringen omtrent gedrag. Het staat organisaties vrij om zo'n verklaring te vragen opdat ze mogelijk veroordeelde zedendelinquenten kunnen weghouden bij kinderen. Er liggen nog heel recente Kamervragen van de heer Teeven en mevrouw Arib die nog schriftelijk zullen worden beantwoord. Deze vragen gaan over een beroepsverbod voor veroordeelde pedoseksuelen.

De heer Teeven (VVD):

De staatssecretaris heeft een heleboel vragen beantwoord die ik niet heb gesteld en een aantal vragen die ik wel heb gesteld. Ik constateer dat nog steeds lang niet alle burgemeesters en ook niet de politiechefs in de woonwijken worden geïnformeerd over vrijgelaten kindermisbruikers. De staatssecretaris spreekt over een plan van aanpak, het gaat allemaal gebeuren, misschien wel snel en misschien wordt goed samengewerkt tussen reclassering en politie. Maar zij kan de Kamer vandaag niet garanderen dát het gebeurt.

Ik heb gevraagd of de regering bereid is te denken over een wettelijk terugkeerverbod. Voor een aantal misdrijven zou in de wet moeten worden vastgelegd dat er een wettelijk terugkeerverbod is naar de plaats waar een jong slachtoffertje is misbruikt. Daar heb ik ook nog geen antwoord op gekregen. Ten slotte heb ik ook nog gevraagd hoe het met de voorwaardelijke tbs zit. De staatssecretaris heeft de termijn daarvoor op negen jaar gezet, maar wij zien steeds meer dat juist dit soort kindermisbruikers hun hele leven toezicht nodig heeft. Burgemeesters in het land zien dat ook. Als ook burgemeesters van de partij van de staatssecretaris dat zien, waarom is de regering dan doof voor die wens?

De voorzitter:

Wil de staatssecretaris beknopt antwoorden? Ik heb nog een Kamervraag te gaan.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik ben daarnet al redelijk uitgebreid geweest, en daarbij heb ik inderdaad antwoord gegeven op vragen die de heer Teeven niet heeft gesteld. Met de vragen die hij wel heeft gesteld, heeft hij de suggestie gewekt dat de aanpak onvoldoende is. Wij hebben twee jaar lang hard gewerkt aan termijnuitbreidingen en andere maatregelen waarlangs het net wordt aangespannen. Ik denk dat dat op korte termijn effecten heeft. Wat hij nu benoemt, waarmee wij ook bezig zijn, heeft daarin een rol. Ik snap het ongeduld van de heer Teeven, maar dat ongeduld is ook mijn ongeduld en dat van de minister van Justitie. Recent hebben wij hierover nog gesproken. Kamer en bewindslieden zitten op die resultaten te wachten. Zoals gezegd kunnen wij het in de wet zetten, maar in de praktijk zal het moeten gebeuren. Er wordt hard aan getrokken om samen met het lokaal bestuur daarvoor maatwerk te leveren. Ik heb al aangegeven dat na negen jaar de justitietitel ophoudt, maar niet het toezicht. Als er nog steeds een risico is voor de samenleving, is dat het moment om het toezicht met een civiele titel voort te zetten. Wij zijn ermee bezig dat goed op elkaar aan te laten sluiten.

De heer De Wit (SP):

De directeur van Reclassering Nederland heeft juist aangeboden dat zijn organisatie veroordeelde pedoseksuelen levenslang gaat begeleiden, of zo u wilt onder toezicht houdt. U maakt een splitsing tussen strafrecht en civiel recht, maar wat is erop tegen om met de reclassering te zien of dat kan worden geregeld? Als iemand vrijkomt kan er een voorwaarde worden opgelegd. Maar hoe doet de rechter dat? Zou het niet verstandig zijn als de rechter zich voordat hij die beslissing neemt laat voorlichten door deskundigen, zoals dat ook bij de tbs'ers gebeurt? Voordat zij op verlof gaan, wordt door deskundigen beoordeeld of het verantwoord is om op verlof te gaan, en zo ja onder welke voorwaarden.

Staatssecretaris Albayrak:

Waar u met de laatste vraag naar toe wilt, begrijp ik niet. Verder vroeg u waarom onderscheid wordt gemaakt. Het antwoord is eigenlijk vrij simpel. Als je een straf hebt uitgezeten, houdt het ergens op, tenzij je nog een risico blijft vormen. Dan is de enige vraag of wij dat risico goed kunnen inschatten, waar nog een wereld valt te winnen. Zo ja, wat kan er dan aan worden gedaan om dat toezicht maximaal vorm te geven? Daarvoor heb je niet altijd een justitietitel nodig, maar door de samenwerking tussen de ggz en Justitie, en door de warme overdracht moet ervoor worden gezorgd dat personen niet alleen onder toezicht staan, maar ook worden geholpen. Wij kunnen daaraan met de expertise van de ggz een belangrijke bijdrage leveren. Onderzoek toont aan dat na ongeveer acht of negen jaar het recidiverisico afneemt. Mensen worden daarmee niet ongevaarlijk verklaard. Je zult hen soms heel lang of zelfs levenslang met een civiele titel in beeld kunnen houden.

De heer De Wit (SP):

Ik zal mijn tweede vraag nogmaals in het kort stellen. Wanneer iemand wordt vrijgelaten, moet worden ingeschat wat er gebeurt als iemand terugkeert naar zijn eigen omgeving of de omgeving van het slachtoffer. Die beslissing moet door deskundigen worden onderbouwd. De rechter of het OM zal zich moeten laten voorlichten door deskundigen om te kunnen inschatten welke risico's er zijn. Is de staatssecretaris dat met mij eens?

Staatssecretaris Albayrak:

Ja, zeker. De reclassering werkt in haar advies met inschattingsschalen. Als iemand voorwaardelijk vrijkomt, wordt op basis van die analyse het type toezicht vormgegeven. Ook bij het bepalen van de bijzondere voorwaarden speelt die analyse een belangrijke rol. Dat is staande praktijk.

Het RISc-instrument, de Recidive Inschattingsschalen, gaat voor zedendelinquenten nog met enige twijfel gepaard. Wij bekijken nu of wij met een aanpassing die inschatting ook voor zedendelinquenten beter kunnen maken.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik heb op 9 februari schriftelijke vragen gesteld over dit onderwerp. Mijn zesde vraag ging vooral over de voorwaarden waaronder zedendelinquenten terug zouden moeten keren. Ik heb toen verwezen naar het voorbeeld van Canada en Groot-Brittannië. Daar wordt een buddy aan een zedendelinquent gekoppeld. Ik wil op die vraag graag een duidelijk antwoord.

Ik heb al eerder vragen gesteld over de VOG en over het vrijlopen van pedofielen. Ik wil van het kabinet graag een plan zien waarin structurele oplossingen worden geboden voor terugkeer van zedendelinquenten. Wij vragen nu steeds naar aanleiding van incidenten naar bepaalde aspecten. Die aspecten moeten door het kabinet uitgewerkt worden en in concrete maatregelen worden omgezet. Elke keer zie ik enorme onrust bij ouders en bewoners als zij geconfronteerd worden met de dader die zich aan hun kinderen heeft vergrepen. Een gevoel van urgentie moet er wel zijn. Ik verwacht dus een toezegging van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te luisteren naar de antwoorden en de vragen.

Staatssecretaris Albayrak:

Het voorbeeld uit Canada en Groot-Brittannië waarop mevrouw Arib wijst, is een pilot waarmee de reclassering eind dit jaar gaat starten. Het is inderdaad een buddysysteem waarbij de sociale omgeving wordt gebruikt om bij de resocialisatie van zedendelinquenten te helpen. Dit heet Circles of Support and Accountability (CoSA). Die training wordt eind dit jaar gestart als toezichtmodaliteit.Albayrak

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Arib om een overzicht waaruit blijkt wat het kabinet doet op dit gebied. Zij wil urgentie voelen, maar ik ga ervan uit dat zij die urgentie al op verschillende momenten heeft gezien en gevoeld. De minister van Justitie en ik hebben hierover recentelijk een aantal debatten met de Kamer gevoerd. Ik heb opgesomd wat het kabinet al doet. Ik hoop dat dit bij elkaar opgeteld de Kamer ervan overtuigt dat het probleem wordt onderkend, dat er een visie is op hoe wij hiermee omgaan en dat wij concrete maatregelen nemen om dit in de praktijk tot resultaat te laten leiden. Ik wil dit met veel plezier op een rijtje zetten en aan de Kamer aanbieden.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik wil naar een ander aspect van dit thema. Het gaat om bescherming van kwetsbare kinderen wanneer pedofielen na het uitzitten van hun straf weer vrijkomen. De directeur van Reclassering Nederland heeft aangeboden om al deze mensen levenslang te begeleiden. Ik hoop dat de staatssecretaris hiervan een uitgewerkt plan heeft gezien. Wat is ter bescherming van die kwetsbare groepen effectiever: levenslang onder toezicht stellen of een adequate, desnoods gedwongen, behandeling van deze delinquenten, als er risico op recidive is?

Staatssecretaris Albayrak:

Het klinkt erg mooi als je zegt dat vrijgelaten pedoseksuelen levenslang onder toezicht moeten staan, maar daarmee zeg je bijna ook dat de aandacht op enig moment zal verzwakken. De reclasseringsorganisaties kunnen niet alle vrijgekomen pedoseksuelen blijven volgen met de intensiteit die je zou willen. Het geld dat je daarvoor vrijmaakt, wordt naar mijn mening dan niet gericht ingezet voor het voorkomen van recidive door mensen die mogelijk de fout ingaan. Ik heb liever dat bekend is wat de persoonsgerichte aanpak moet zijn, zodat op maat maatregelen kunnen worden genomen. Blijkt uit risico-inschattingen en adequaat toezicht dat mensen een risico blijven vormen, dan is het nodig om voor hen levenslang maatregelen te nemen. Dat zal een x-aantal jaren op justitiële titel gebeuren, maar voor de mensen voor wie dat nodig is zal dat nog veel langer gebeuren op basis van een civiele titel.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Kinderen zijn zeer kwetsbaar en daarom is onze verantwoordelijkheid voor hen groter. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat wij niet alles kunnen aftikken; het blijft mogelijk dat in de praktijk een probleem ontstaat. Dat neemt niet weg dat wij moeten proberen om dat voor te blijven. Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat zij de Kamer zal meedelen wat er de komende tijd gaat gebeuren.

Twee dingen zijn mij niet helder. De begeleiding duurt negen jaar. Vindt daarna weer een risicoanalyse plaats om te beoordelen of de begeleiding moet worden verlengd? Welke maatregelen wij ook nemen, in de praktijk blijkt dat heel veel maatregelen niet bekend zijn en dus ook niet adequaat worden ingezet. Heeft de staatssecretaris daar zicht op en hoe kan zij dat aanpakken?

Staatssecretaris Albayrak:

In de periode van negen jaar vindt tussentijds een toetsing plaats. De rechter oordeelt of verlenging geïndiceerd is. Nadert het einde van de negen jaren, dan wordt het risico dat de betrokken persoon nog vormt, ingeschat. De civiele rechter kan met een civiele machtiging de straftitel soepel laten overgaan in een civiele titel. Er is dus een afwegingsmoment ingebouwd.

De voorzitter:

Mevrouw Albayrak, wij moeten nog één vraag behandelen en het is al over drieën. De leden en de bewindslieden moeten dus kort antwoorden.

De heer De Roon (PVV):

De Partij voor de Vrijheid is van oordeel dat de beste bescherming tegen gevaarlijke pedofielen is hen veel langer opsluiten dan nu wordt gedaan. Als zij na een heel lange tijd vrijkomen, moet een adequaat toezicht door ons allemaal plaatsvinden. De regering zou veroordeelde pedofielen gewoon op het internet moeten zetten, met foto, naam en woonplaats, zodat de hele bevolking toezicht kan houden op hen nadat zij vrij zijn gekomen. Voor het zover is, moet ik constateren dat het toezicht door de reclassering niet veel voorstelt. Ik lees dat van de 1000 pedofielen die per jaar voor de rechter komen, er maar 250 een toezicht krijgen opgelegd. Hoe kan het dat de andere 750 geen toezicht krijgen? Waarom adviseert de reclassering dat niet in die gevallen?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik denk dat deze aantallen zullen verschuiven naarmate de rechters gebruikmaken van de bijzondere voorwaarden waarover ik net sprak. Ik noem het locatieverbod. Op de naleving daarvan moet toezicht worden gehouden. Ik denk echter ook aan het toezicht zelf. Alles wat ik net heb opgesomd aan nieuw beleid, nieuwe maatregelen en wetten die voor een deel nog bij de Kamer voorliggen ter behandeling, zal een effectiever toezicht met zich brengen.

In Nederland legt de rechter een straf op, niet de staatssecretaris. De staatssecretaris gaat over de executie van straffen, maar de rechter bepaalt in een individueel geval wat de hoogte van de straf moet zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wij spreken hierbij over kleine kinderen die misbruikt worden door volwassen mannen. Het zal je maar overkomen. Het zal je kind maar zijn. Het is een tragische gebeurtenis die in de rest van een leven blijft doorwerken. Maar wat doet deze staatssecretaris? Die zegt dat er een wetenschappelijk onderzoek komt. Waarom nu geen gevoel van urgentie, waarom nu niet zeggen dat zo snel mogelijk wordt begonnen met het buddyproject van de reclassering, zodat pedofielen voortdurend onder toezicht staan? Dat zou een mooi gebaar zijn dat de staatssecretaris vandaag zou kunnen maken naar al die kinderen die dreigen het slachtoffer te worden van pedofielen!

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Het invoerings- en implementatietraject voor de Kosa is aangegeven door de reclasseringsorganisaties zelf, in dit geval Reclassering Nederland. Ik neem aan dat daarbij wordt uitgegaan van de mogelijkheden om het in praktijk te brengen en dit is het tijdpad dat zij daarvoor erbij heeft gezet. Natuurlijk wil ik dat het zo snel mogelijk in de praktijk tot effecten gaat leiden, maar het zijn de uitvoeringsorganisaties zelf die met hun mogelijkheden moeten aangeven wat realistisch is.

De voorzitter:

Eigenlijk valt de volgende set vragen buiten de tijd van het vragenuur, maar de staatssecretaris is er al en deze vragen werden breed ondersteund in de Kamer. Vandaar dat ik ze nu dan ook nog maar aan de orde stel, maar ik verzoek u allen wel om kort en bondig te zijn.

Naar boven