Noot 1 (zie blz. 1459)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Justitie op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Justitie voor het jaar 2009 (31 700-VI).

Fractie SP

Vraag:

Winkeliers hebben de afgelopen jaren miljoenen geïnvesteerd in preventieve maatregelen, maar de jaarlijkse criminaliteitscijfers zijn nog steeds enorm hoog. Voor mijn fractie is het dan ook tijd voor een offensief tegen de winkelcriminaliteit. Ik heb dan ook zes suggesties voor de Minster van Justitie:

1. Plaatsen van antirampalen door de winkelier toegestaan;

2. Rooftassen & Roofjassen worden landelijk verboden;

3. De standaard bewaartermijn van beveiligingsbeelden wordt verlengd;

4. Er wordt meer sporen onderzoek verricht na inbraak of overval;

5. Winkelcriminelen worden via snelrecht berecht;

6. Er komt een fonds waaruit de overheid de schadevergoeding voorschiet

Graag de reactie van de Minister van Justitie op bovenstaande voorstellen.

Antwoord

In het Actieplan Veilig Ondernemen deel 3 is afgesproken dat de detailhandel en de overheid een nieuw convenant Aanpak Winkelcriminaliteit (III) ondertekenen. De ondertekening hiervan is op korte termijn voorzien. In dit convenant zijn verschillende maatregelen opgenomen om de winkelcriminaliteit terug te dringen.

Antirampalen zijn een goed middel om ramkraken tegen te gaan. Het is aan de gemeenten om de antirampalen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) toe te staan of niet. Ik hecht er aan te benadrukken dat het gemeentebestuur verantwoordelijk is voor het opstellen van de APV.

Wat betreft het verbieden van rooftassen heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in het Strategisch Beraad Veiligheid met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 november 2006 aangegeven dat een verbod op het bezit van geprepareerde tassen niet effectief is. Gemeenten zullen dan ook niet worden geadviseerd om het verbod op geprepareerde tassen op te nemen in de APV. Voor een landelijk verbod is evenmin reden.

De bewaartermijn van de gegevens van camera’s in openbare ruimte is geregeld in artikel 151c van de Gemeentewet. In de Aanpassingswet van begin 2006 is opgenomen dat mijn ambtgenote van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen vijf jaren na inwerkingtreding van de wet aan de Staten-Generaal verslag uitbrengt over de doeltreffendheid en effecten van deze wet in de praktijk. Ik stel u voor dat af te wachten of, indien u dit niet wilt, een aanpassing van de bewaartermijn te bespreken met mijn ambtgenote van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit omdat zij primair verantwoordelijk is voor de Gemeentewet en het doel van de camera’s primair het handhaven van de openbare orde is.

Ook in geval van winkelcriminaliteit hoort de politie een aangifte serieus te behandelen. Om de capaciteit voor het verrichten van sporenonderzoek te vergroten heeft het kabinet met het projectVeiligheid begint bij Voorkomen besloten tot 500 extra forensische assistenten.

Zoals aangekondigd in mijn brief van 10 oktober jongstleden (TK 31 700 VI, nr. 9) om de toepassing van snelrecht en supersnelrecht, waar mogelijk en aangewezen, te verbreden, werkt het College van procureurs-generaal op dit moment aan de ontwikkeling van een menukaart snelrecht waarin bepaalde situaties, doelgroepen en type delicten worden benoemd die zich lenen voor (super)snelrecht. Ik wacht deze menukaart graag af. Op 4 december a.s. staat een Algemeen Overleg gepland over het onderwerp snelrecht.

Wat betreft een fonds voor schadevergoeding is het uitgangspunt dat de veroorzaker van de schade zelf opdraait voor het vergoeden van de schade. Daarom zijn er ook voor slachtoffers van winkelcriminaliteit mogelijkheden om tijdens het strafproces door middel van het voegen de schade op de dader te verhalen. Uiteraard is dit ook mogelijk in een civiele procedure. Aangezien de mogelijkheden om schade te verhalen op de dader en de mogelijkheden om zich tegen deze schade te verzekeren goed zijn, is een (overheids)fonds voor schadevergoeding niet nodig.

Fractie

SP

Vraag

De SP is van mening dat de CEAS moet blijven voortbestaan vanuit het oogpunt van noodzakelijke onafhankelijkheid. Wat zijn de plannen van de Minister van Justitie ten aanzien van dit punt?

Antwoord

Ik heb onlangs een conceptwetsvoorstel tot wijziging van de herzieningsregeling in consultatie gegeven, waardoor eerder een feitelijk onderzoek kan worden verricht naar mogelijke manco’s in de opsporing en vervolging. Hierop kan dan een verzoek of vordering tot herziening kan worden gebaseerd. Dergelijk onderzoek wordt thans in beperktere mate verricht door de CEAS. Met de in het conceptwetsvoorstel beoogde regeling worden de onderzoeksmogelijkheden verruimd. Als gevolg daarvan zal er geen behoefte meer bestaan aan handhaving van de CEAS. Wel zal worden verzekerd dat de ervaringen die door de CEAS zijn opgedaan, bij de uitvoering van de beoogde regeling kunnen worden benut.

Fractie

SP

Vraag

bij het opstellen van de Justitiebegroting rekening gehouden met de extra inspanningen die noodzakelijk zijn voor de aanpak van kinderporno?

Antwoord

Extra geld voor politiecapaciteit gaat via de begroting van BZK. Wel merk ik op dat van het extra geld dat in deze kabinetsperiode beschikbaar is voor de programma’s ter bestrijding van de ernstige, maar minder zichtbare, vormen van criminaliteit zoals cybercrime ook een deel ten goede komt aan de aanpak van kinderpornografie, zowel bij politie als bij OM.

Fractie

SP

Vraag

Ten aanzien van onderwijs in detentie het volgende: sinds 2002 is meer dan 31% van de onderwijs capaciteit wegbezuinigd. De Staatssecretaris van Justitie komt kennelijk op korte termijn met beleidsvoorstellen. Zien deze beleidsvoorstellen er onder meer op toe om het aantal onderwijsplaatsen uit te breiden? Is de Staatssecretaris van Justitie bereid deze capaciteit in de wet vast te leggen? Zijn de beleidsvoorstellen te zien als een kentering of een uitholling?

Antwoord

Het aantal onderwijskrachten binnen DJI is sinds 2005 stabiel: er zijn 95 FTE beschikbaar. Ik hecht groot belang aan onderwijs voor gedetineerden. Onderwijs neemt een voorname plaats in binnen Terugdringen Recidive en het programma Modernisering Gevangeniswezen. Er wordt op dit moment gewerkt aan een onderwijsbeleidsplan voor het gevangeniswezen. Per doelgroep wordt gekeken welk onderwijsaanbod wenselijk en mogelijk is. Er is een gedifferentieerd pakket nodig dat onder meer is afgestemd op de verblijfsduur. Aangezien onderwijs met name effectief is als het gedurende een langere periode aaneengesloten en met regelmaat kan worden gevolgd, bestaat het voornemen om het gevangeniswezen in samenwerking met de ROC’s te laten starten met onderwijstrajecten tijdens detentie die na detentie kunnen worden voortgezet. Ik acht het niet noodzakelijk de onderwijscapaciteit in de wet vast te leggen.

Fractie

SP

Vraag

Voorstel om vergoeding voor arbeid door gedetineerden te verhogen. Graag een reactie hierop.

Antwoord

De mogelijkheid om gedetineerden arbeid te laten verrichten, brengt kosten met zich mee. Het verhogen van het arbeidsloon van gedetineerden zal ertoe bijdragen dat deze kosten toenemen. Mijn streven is er echter op gericht de kosten van arbeid terug te dringen en arbeid waar mogelijk kostendekkend te maken. Daarom zal ik de vergoeding voor arbeid niet substantieel verhogen. Aangezien ik het in het kader van Modernisering Gevangeniswezen (MGW) van belang vind gedetineerden te stimuleren om zich in te zetten bij arbeid, ben ik wel voornemens prestatiegericht belonen (bijvoorbeeld in de vorm van een prestatietoeslag) in te voeren.

Fractie

SP

Vraag

Wil de Staatssecretaris van Justitie het initiatief BONJO ruim baan geven?

Antwoord

Ik ben op de hoogte van het project van BONJO in Amsterdam. Momenteel onderzoek ik, onder meer in samenspraak met SZW en gemeenten, in hoeverre ik ervoor kan zorgdragen dat bestaande huisvesting van gedetineerden niet komt te vervallen bij kortdurende detentie. Het huisbewaarderschap behoort tot de mogelijkheden. Een andere mogelijkheid is om op grond van artikel 108 Gemeentewet bijzondere bijstand voor vaste woonlasten toe te kennen aan degenen die een korte periode zijn gedetineerd en geen andere regeling (zoals tijdelijke bewoning) kunnen treffen.

Fractie

SP

Vraag

Komt er extra geld beschikbaar voor een betere uitvoering van de gedragsbeïnvloedende maatregel? Volgens een brief van GGZ is er te weinig geld om de maatregel uit te voeren.

Antwoord

Zowel het CDA als de SP vragen naar aanleiding van signalen van de GGZ aandacht voor de uitvoering van de gedragsmaatregel voor jeugdigen en de inzet van intensieve gedragsinterventies in dat kader. Net als de GGZ hecht ik veel belang aan het inzetten van intensieve en effectieve gezinsinterventies in het kader van de gedragsmaatregel. De capaciteit en de expertise van de (jeugd)-GGZ heeft Justitie daarvoor hard nodig.

Voor de uitvoering van de gedragsmaatregel – inclusief de gezinsinterventies – zijn in het kader van het programma Jeugdcriminaliteit extra middelen beschikbaar. Een deel van die investeringen is specifiek bestemd voor het rechtstreeks inkopen van intensieve, effectieve gezinsinterventies die onder andere door de jeugd-GGZ worden aangeboden. Voor 2009 gaat het om een bedrag van € 6,1 mio, voor 2010 om een bedrag van € 7,3 mio. Dat is afdoende in het licht van het te verwachten aantal gedragsmaatregelen in 2009 en 2010.

Ik ben in overleg met mijn collega’s van VWS en voor Jeugd & Gezin over het optimaliseren van de forensische zorg voor jeugdigen.

Fractie

SP

Vraag

De SP vraagt aandacht voor «Gezin in balans» welke zich richt op gedetineerde moeders en hun kinderen.

Antwoord

Ik heb samen met Minister Rouvoet aandacht voor de problematiek van gedetineerde moeders en de zorg voor hun kinderen. De subsidieaanvragen van vrijwilligersorganisaties – waartoe deze aanvraag behoort – worden momenteel beoordeeld. Alle vrijwilligersorganisaties ontvangen voor 1 januari 2009 bericht over honorering van hun subsidieaanvraag.

Fractie

SP

Vraag

Er is te weinig aanbod van arbeid voor gedetineerden. Waarom maken gedetineerden geen producten voor de overheid? Zo werd er bijvoorbeeld vroeger briefpapier voor Justitie in de gevangenissen gemaakt. Waarom is dit gestopt? Graag reactie hierop.

Antwoord

Arbeid in detentie vind ik van belang voor gedetineerden. DJI heeft het project «Werkt!» ingericht om de arbeid voor gedetineerden te professionaliseren. Ook de acquisitie van werk wordt verbeterd. Zo wordt vanaf volgend jaar de acquisitie centraal aangestuurd. De verwachting is dat hierdoor het aantal orders toeneemt. Gedetineerden voeren nu al opdrachten voor de rijksoverheid uit. In het Programma Modernisering Gevangeniswezen komt ook arbeid in detentie aan bod.

Fractie

SP

Vraag

Driekwart van de respondenten van de VN-enquête «rechterlijke» macht vindt dat de kwaliteit van vonnissen te lijden heeft onder de hoge werkdruk en de noodzaak tot steeds efficiënter werken bij de rechterlijke macht. Graag uw reactie hierop.

Antwoord

De rechtspraak maakt werk van de kwaliteitsverbetering van vonnissen in meervoudige kamerzaken (PROMIS). De noodzaak van die kwaliteitsverbetering is onderkend door bij gelegenheid van de kostprijsonderhandelingen 2008–2011 met de Raad voor de rechtspraak hiervoor extra geld uit te trekken. Kwaliteit en doelmatigheid hoeven niet op gespannen voet met elkaar te staan. De PROMIS werkwijze brengt namelijk met zich mee dat meer doelmatigheid en rationaliteit wordt gebracht in de manier waarop het rechterlijk onderzoek uitmondt in de rechterlijke beslissing en het vonnis.

Fractie

CDA

Vraag

Gaarne een reactie van de Minister van Justitie op de doelstelling van het kabinet om de criminaliteit met 25% te reduceren. Is dit nog steeds een kabinetsdoelstelling? De aandacht voor de reductie van criminaliteit lijkt in te zakken.

Antwoord

Ja. In pijler V van het beleidsprogramma heeft het kabinet zijn plannen op het terrein van de veiligheid gepresenteerd. Doelstelling is een reductie van criminaliteit, fysieke verloedering en ernstige overlast met 25% in 2010 ten opzicht van 2002. Om deze doelstelling te realiseren is het project Veiligheid begint bij Voorkomen ingericht. Uw Kamer wordt elk voorjaar geïnformeerd over de realisatie van de doelstelling op basis van de Veiligheidsmonitor (laatstelijk bij brief van 29 april 2008 (TK 2007–2008, 28 684, nr. 134)). Elk najaar, voorafgaand aan de behandeling van de Justitiebegroting, ontvangt uw Kamer de voortgangsrapportage van het project Veiligheid begint bij Voorkomen (laatstelijk bij brief van 24 oktober 2008 (TK 2008–2009, 28 684, nr. 178)).

Fractie

CDA

Vraag

In het kader van het project Emergo besteedt de gemeente Amsterdam onder meer veel aandacht aan uitstapprogramma’s voor prostituees, maar de gemeente kan dit niet alleen. Is de Minister van Justitie bereid om de gemeente Amsterdam hierbij te ondersteunen, bijvoorbeeld door het inzetten van mensen die prostituees helpen bij het vinden van een ander leven?

Antwoord

Het Ministerie van Justitie en de gemeente Amsterdam zijn samen opdrachtgever van het project Emergo, dat in juli 2007 formeel van start is gegaan. Het Ministerie van Justitie financiert gedurende de looptijd van het project tot en met 2010 het onderzoek naar criminele machtsconcentraties en de achterliggende gelegenheidsstructuren in het postcodegebied 1012. De informatie die dit oplevert wordt door de partners binnen het project Emergo benut door met een combinatie van preventieve, bestuurlijke en strafrechtelijke interventies deze problematiek ook daadwerkelijk aan te pakken.

Daarnaast werk ik, mede naar aanleiding van het amendement Anker (TK 2007–2008, 31 474 VI, nr. 6), op dit moment aan uitstapprogramma’s voor prostituees. In Amsterdam is een pilot gestart waarin gemeente, Scharlaken Koord (maatschappelijke hulpverlening) en Randstad HR solutions gezamenlijk werken aan het sociaal sterker maken van uitstappende prostituees en het begeleiden van deze personen naar een functie op de reguliere arbeidsmarkt.

Fractie

CDA

Vraag

In 2000 is het Bordeelverbod opgeheven. De prostitutiesector zou gedecriminaliseerd worden. Er zijn in ons land artsen die meewerken aan lichaamsverandering en hiervoor zelfs kwantumkorting geven aan pooiers. Is de Minister van Justitie hiermee bekend? Hoe wordt hier tegen opgetreden?

Antwoord

Ja, mij is een passage bekend uit het rapport Schone Schijn, de bestuurlijke rapportage van de strafzaak Sneep die op 1 juli 2008 is verschenen, waarin wordt beschreven dat een cosmetische kliniek borstvergrotingen heeft verzorgd voor een groep vrouwen en daarbij groepskorting heeft verleend. Volgens diezelfde passage heeft bij minstens één slachtoffer de pooier bij wijze van intake gesproken met de arts. In de zaak Sneep heeft geen strafvervolging plaatsgevonden tegen een of meer artsen in verband met het ontbreken van voldoende verdenking van het plegen van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 237 f eerste lid onder 6 (het mensenhandelartikel).

De rol van artsen zoals hier beschreven zal uitdrukkelijk worden meegenomen bij de aanpak van de begin dit jaar opgerichte Taskforce Mensenhandel.

Fractie

CDA

Vraag

Hoeveel klachten worden jaarlijks ingediend in het gevangeniswezen en hoeveel worden daarvan toegewezen. Wat is de aard van de klachten?

Antwoord

Van 2005 tot en met 2007 zijn de aantallen afgehandelde en gegrond verklaarde klachten als volgt:

2005: 6469, waarvan gegrond: 535

2006: 5505, waarvan gegrond: 691

2007: 5096, waarvan gegrond: 688

Het gaat bij de klachten om veel verschillende onderwerpen zoals bejegening, disciplinaire straffen, zoekraken of beschadigen van goederen, medische zaken, overplaatsingen, verlof, bezoek, post, telefoon, voeding en voorwerpen op cel. Sinds kort wordt er ook geklaagd over roken.

Fractie

CDA

Vraag

Kan de Staatssecretaris van Justitie aangeven hoe zij het feit dat gedetineerden vanuit de gevangenis hun criminele zaken voortzetten, en soms zelfs persinterviews geven, gaat aanpakken?

Antwoord

Om te voorkomen dat gedetineerden vanuit detentie criminele activiteiten ondernemen, vindt structureel controle plaats op post, invoer van goederen en bezoekers. Controle van telefoongesprekken kan plaatsvinden indien daar aanleiding toe is. Daar waar er aanwijzingen zijn dat gedetineerden ongeoorloofde activiteiten vanuit detentie ondernemen, treft de directeur van de inrichting passende maatregelen.

Op grond van het artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet kan een gedetineerde alleen perscontacten hebben indien de directeur van de inrichting daarvoor toestemming geeft. De directeur zal die toestemming geven indien die zich verdraagt met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde en goede zeden en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde.

Fractie

CDA

Vraag

Diverse gemeenten, zoals Gouda en Ede, waren dagenlang voorpagina nieuws door grote problemen met overwegend Marokkaanse jongeren. Het gaat om een hardnekkig probleem dat wordt veroorzaakt door wellicht enkele tientallen raddraaiers per gemeente. Is de Minister van Justitie bereid met deze gemeenten actief te gaan werken aan maatregelen die de harde kern treffen?

Antwoord

Momenteel wordt – naar aanleiding van onder meer de incidenten in Gouda en Ede – door de Ministers voor WWI, van BZK en voor Jeugd & Gezin en mijzelf de aanpak van Nederlands-Marokkaanse probleemjongeren nader uitgewerkt. In dit kader wordt onderscheid gemaakt tussen de harde kern-jongeren en de meelopers. Een stevige aanpak van de harde kern zal onderdeel zijn van de maatregelen. Daarom heb ik besloten tot uitbreiding van de recherchecapaciteit. Uw Kamer zal hierover nog worden bericht dit najaar.

Fractie

CDA

Vraag

Bij de aanpak van transportcriminaliteit en winkeldiefstal door rondtrekkende bendes speelt de versnipperdheid van de politie een rol. De verzekeraars en de transportsector vragen om een landelijk projectteam ladingdiefstal bij de politie en een speciaal hiervoor aangestelde officier van Justitie. Graag een reactie op dit verzoek.

Antwoord

In de criminaliteitsanalyse van ladingdiefstallen in de wegtransportsector van het KLPD wordt o.a. geconcludeerd dat het aantal diefstallen van voertuigen in de transportsector over het eerste halfjaar van 2008 een dalende lijn laat zien ten opzichte van hetzelfde halfjaar in 2007. De diefstal van opleggers met een container is zeer sterk gedaald. Echter, het KLPD concludeert ook dat ladingdiefstallen, waarbij het zeil van het voertuig wordt opengesneden waarna de lading of een gedeelte daarvan wordt ontvreemd, nog steeds veelvuldig voorkomen.

Transportcriminaliteit is één van de projecten binnen het Actieplan Veilig Ondernemen. In 2004 is een convenant voor de duur van vier jaar getekend om transportcriminaliteit tegen te gaan. De betrokken partijen, waaronder uiteraard de brancheorganisaties, hebben aangegeven dat er behoefte en bereidwilligheid is om een nieuw convenant voor opnieuw vier jaar (2008–2012) op te stellen. Dit wordt nu voorbereid. Het aanpakken van «zeilsnijden» maakt in ieder geval onderdeel uit van een nieuw convenant.

De aanpak van transportcriminaliteit vindt op dit moment door de bovenregionale recherche plaats, hiermee wordt een landelijk dekkende structuur bereikt. Daar waar de problemen het grootst zijn, functioneert een speciaal op ladingdiefstal gericht team. In Zuid-Nederland, waar ladingdiefstallen relatief veel voorkomen, richt een opsporingsteam bij de Bovenregionale Recherche Zuid zich primair op onderzoeken die voortkomen uit voorstellen van de zes zuidelijke politieregio’s. De resultaten hebben landelijke uitstraling, doordat ze ten doel hebben de samenwerkingsverbanden en/of criminele netwerken te ontmantelen, zodanig dat de totale landelijke keten van transportcriminaliteit (faciliteerders, plegers en helers van de diefstallen) gelijktijdig wordt opgerold. De eenheid wordt eveneens betrokken bij ladingdiefstallen die in andere delen van het land hebben plaatsgevonden en die verbanden vertonen met de informatie waarover het projectteam beschikt of onderzoeken die het team in portefeuille heeft.

Bij het KLPD bestaat het programma transportcriminaliteit, waarbinnen landelijk een aantal operationele zaken wordt gedaan. De verkeerspolitie heeft hiervoor mensen vrijgemaakt. De inzet van lokauto’s is hiervan een voorbeeld. Deze zijn onder andere in Zuid- en Oost Nederland ingezet.

Indien blijkt dat ladingdiefstal bovenregionaal moet worden opgepakt, wordt een onderzoeksvoorstel door de hoofdofficier van de BR parketten aan het Bovenregionaal Recherche Overleg aangeboden, conform de instructie van het college van PG’s.

Op basis van al deze bovenregionale initiatieven zie ik geen noodzaak om over te gaan tot een landelijke team of officier.

Fractie

CDA

Vraag

De Minister van Justitie heeft afgelopen weekend aangegeven aan de slag te gaan met de aanbevelingen van de Werkgroep onderwereld/bovenwereld. De Minister noemde hierbij taxateurs maar wat gaat hij ondernemen ten aanzien van makelaars?

Antwoord

Zoals aangekondigd in de brief van 3 november 2008 inzake de aanpak van misbruik en criminaliteit rond vastgoed gaan de Minister voor WWI en ik op korte termijn in gesprek met de brancheverenigingen van makelaars om de mogelijkheden te bespreken om vormen van misbruik in deze sector tegen te gaan.

Fractie

CDA

Vraag

Het CDA is van mening dat nummerbordherkenning wettelijk mogelijk moet zijn. Als dat binnen de huidige regels niet mogelijk is, dan moeten de regels worden aangepast. Graag een reactie hierop.

Antwoord

De vraag of nummerbordherkenning wettelijk mogelijk is en verenigbaar met artikel 8 EVRM hangt nauw samen met de wijze waarop deze vorm van cameratoezicht wordt uitgevoerd en de duur van de opslag van de gegevens.

In antwoord op eerdere schriftelijke vragen van het lid Anker heb ik samen met mijn ambtgenote van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer laten weten dat de Commissie veiligheid en persoonlijke levenssfeer is verzocht het onderwerp cameratoezicht, inclusief nummerbordherkenning, in haar advisering te betrekken en daarvoor een toekomstbestendig kader te formuleren. Ik verwacht tegen het einde van dit jaar de rapportage van deze Commissie, onder voorzitterschap van mevrouw Brouwer-Korff, te ontvangen.

Fractie

CDA

Vraag Is het decentrale politiebestel in zijn huidige vorm nog wel opgewassen tegen nationale vraagstukken die bijna altijd regio-overschrijdend zijn?

Antwoord

Het kabinet heeft bij de aanvang van zijn regeerperiode besloten de behandeling van het, door het vorige kabinet bij de Kamer ingediende, wetsvoorstel tot invoering van een landelijke politieorganisatie op te schorten. Indien met samenwerking onvoldoende voortgang en resultaat wordt behaald, wordt de behandeling, herijkt op basis van de dan ontstane situatie, voortgezet. Het kabinet beslist daar voor eind 2008 over.

Fractie

CDA

Vraag

De politie doet in Nederland op minimaal drie plekken hetzelfde onderzoek naar de invoering van nummerbordherkenning. Kan dit niet efficiënter worden ingericht?

Antwoord

Op dit moment wordt in verschillende korpsen geëxperimenteerd met kentekenvergelijkende camera-apparatuur, ook wel ANPR genoemd. De Raad van Hoofdcommissarissen heeft dit jaar een landelijk programmabureau ANPR ingesteld. Dit programmabureau zal de invoering, het gebruik en de doorontwikkeling van ANPR bij de korpsen ondersteunen en randvoorwaarden scheppen voor de borging in de staande organisatie en daarmee de efficiency verhogen.

Fractie

CDA

Vraag

Kan de Minister van Justitie aangeven welk deel van de capaciteit van de politie gemoeid is met rechtshandhaving en welk deel met openbare orde en handhaving?

Antwoord

Binnen de politie is grofweg 75% van de beschikbare capaciteit beschikbaar voor het primaire proces (bron: Polbis, ministerie van BZK). Hierbij moet wel aangetekend worden dat er, daar waar het gaat om het aandeel ondersteunend personeel, grote verschillen zijn tussen de korpsen. Grofweg 20% van de totale politiecapaciteit is beschikbaar voor de recherche. Ook hier bestaan er weer grote variaties tussen de korpsen. In het kader van de brede taakstelling vinden uiteraard ook opsporingsactiviteiten plaats binnen de basispolitiezorg. Het is moeilijk om hier een exact percentage voor aan te geven.

Fractie

CDA

Vraag

Ten aanzien van de grens tussen reclassering en GGZ-zorg: welke stap is gezet in de nazorg?

Antwoord

In samenwerking met de VNG en de gemeenten is ter uitwerking van het bestuursakkoord gestart met het opstellen van een samenwerkingsmodel Justitie-gemeenten, waarin de wederzijdse taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot alle (ex-)gedetineerden worden beschreven. Dit is een verruiming van de afspraken uit voorgaande jaren waarin door de G31 alleen nazorg werd geboden aan veelplegers en door de G4 aan dak- en thuislozen.

Daarnaast wordt er in het kader van de modernisering van het gevangeniswezen meer aansluiting gezocht bij maatschappelijke partners zoals gemeenten, zorginstellingen, woningbouwcorporaties. Ik streef ernaar dat er bijvoorbeeld al tijdens detentie contact kan zijn met het CWI met het oog op arbeidstoeleiding; met de gemeente voor het aanvragen van een uitkering en met woningbouwcorporaties voor het inschrijven voor een huurwoning.

Fractie

CDA

Vraag

Zal het forensisch psychiatrisch toezicht ook worden ingezet bij de voorwaardelijke beëindiging van de tbs en ook bij verslaafde en psychiatrisch gestoorde gedetineerden die geen tbs opgelegd hebben gekregen?

Antwoord

Het forensisch psychiatrisch toezicht is een vernieuwde vorm van toezicht op tbs-gestelden. De forensisch psychiatrische centra en reclasseringsorganisaties zijn vanuit hun expertise gezamenlijk betrokken bij het toezicht op en behandeling van de tbs-gestelden gedurende het gehele uitstroomtraject. Het forensisch psychiatrisch toezicht heeft dus ook betrekking op het proefverlof en de voorwaardelijke beëindiging van de tbs. Ik sluit niet uit dat elementen van deze vorm van toezicht ook gebruikt gaan worden bij andere (forensisch psychiatrische) delinquenten. Dit hangt mede af van de uitkomsten van de evaluatie van het forensisch psychiatrisch toezicht. Deze evaluatie zal volgend najaar gereed zijn.

Fractie

CDA

Vraag

Vluchtelingenbeleid kan alleen door Europa worden gemaakt en dan met name door een gezamenlijke inspanning voor opvang in de regio. Mijn fractie heeft grote waardering voor de inspanning van de regering om in Europees verband tot afstemming te komen.

Antwoord

Nederland steunt de recente voorstellen van de Europese Commissie in het beleidsplan Asiel om te komen tot regionale meerjarige actieplannen voor de versterking van de externe dimensie van het asielbeleid. Nederland is nu in afwachting van een evaluatie die momenteel wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie over de regionale beschermingsprogramma’s die thans van kracht zijn. Voor het einde van de maand zal uw Kamer nader worden geïnformeerd over de hernieuwde Nederlandse inzet op het gebied van bescherming in de regio.

Als voorbeeld noem ik ook de steun voor Irakese vluchtelingen in de regio Syrië/Jordanië, ook met het oog op ondersteuning van vrijwillige terugkeer. Dit heeft Nederland geagendeerd in Europees verband.</nofont>

Fractie

CDA

Vraag

Er komt geen proef met internetloterijen. Moeten we niet af van gokken op internet? Wat is de relatie met Holland Casino en de Kansspelbelasting? Graag een reactie hierop.

Antwoord

In een brief met de voorgenomen wijzigingen van het kansspelbeleid, die ik voornemens ben de Kamer vóór het kerstreces te sturen, zal ik ingaan op het aanbod van kansspelen via internet. Eén van de opties is daarbij het blijven verbieden van het internetaanbod. De wijziging van de Wet op de kansspelbelasting, waarbij belasting kan worden geheven op kansspelen via internet, zal bijdragen aan de handhaving van de kansspelregelgeving en de bestrijding van illegaal aanbod. Om effectiever tegen illegale kansspelen via internet te kunnen optreden, zal de Belastingdienst in overleg met Justitie een plan opstellen voor een gecoördineerde aanpak. Dat plan zal aansluiten op mijn brief van 14 april 2008 over rechtshandhaving bij cybercrime en internetmisbruik.

Fractie

CDA

Vraag

Het CDA vindt de wijze van vergunningverlening voor verschillende loterijen ondoorzichtig. Hoe kan dit worden verbeterd? Bijvoorbeeld door openbare aanbestedingen?

Antwoord

Een dezer dagen ontvangt de Kamer een tussenbericht, waarin onder andere de hoofdlijnen van het nieuwe wetsvoorstel Kansspelen zijn vermeld. Ook zal ik in dit tussenbericht aangeven dat ik, op grond van de internationale ontwikkelingen, overweeg het beleid – en het wetsvoorstel – op enkele punten bij te stellen. Een van die punten betreft de wijze waarop vergunningen worden verleend. Ik streef ernaar de Kamer vóór het Kerstreces een brief te sturen waarin de aanvullende beleidswijzigingen, en de gevolgen daarvan voor het wetsvoorstel, worden toegelicht. De voorgenomen maatregelen behoeven de instemming van de Ministerraad.

Fractie

CDA

Vraag

<span>Voor de korte termijn is het in ieder geval nodig de eisen voor het preventiebeleid aan te scherpen. Het kan ook niet zo zijn dat een verslaafde die er bij Holland Casino niet inkomt, vervolgens zijn geld gaat verspelen bij een speelautomatenhal. Daarnaast wil de CDA-fractie weten hoe het kabinet omgaat met het concept van maatschappelijk ondernemen in relatie tot casino’s en loterijen?

Antwoord

Ik acht het ongewenst dat de beschermende maatregelen van Holland Casino – entreeverboden en bezoekbeperkende maatregelen – leiden tot een verschuiving van het bezoek naar speelautomatenhallen. Ik sta daarom positief tegenover een koppeling van de bezoekverboden. Het ontwerp van de nieuwe Wet op de kansspelen bevat een wettelijke basis voor een dergelijke koppeling van lijsten.

Ik sluit niet uit dat de maatschappelijke onderneming een functie kan vervullen bij kansspelorganisaties. Ik zal de Kamer daarover nader informeren in een brief over de aanvullende wijzigingen in het kansspelbeleid.

Fractie

CDA

Vraag

De Minister van Justitie wordt verzocht om, samen met de Minister voor Jeugd en Gezin en de Minister van VWS, een doorbraak te bewerkstelligen bij de gedragsbeïnvloedende maatregelen voor jeugdigen en meer te realiseren bij forensische zorg voor jeugdigen. Wat wordt er gedaan met het geld dat hiervoor reeds is uitgetrokken?

Antwoord

Zowel het CDA als de SP vragen naar aanleiding van signalen van de GGZ aandacht voor de uitvoering van de gedragsmaatregel voor jeugdigen en de inzet van intensieve gedragsinterventies in dat kader. Net als de GGZ hecht ik veel belang aan het inzetten van intensieve en effectieve gezinsinterventies in het kader van de gedragsmaatregel. De capaciteit en de expertise van de (jeugd)-GGZ heeft Justitie daarvoor hard nodig. Voor de uitvoering van de gedragsmaatregel – inclusief de gezinsinterventies – zijn in het kader van het programma Jeugdcriminaliteit extra middelen beschikbaar. Een deel van die investeringen is specifiek bestemd voor het rechtstreeks inkopen van intensieve, effectieve gezinsinterventies die onder andere door de jeugd-GGZ worden aangeboden. Voor 2009 gaat het om een bedrag van € 6,1 mio, voor 2010 om een bedrag van € 7,3 mio. Dat is afdoende in het licht van het te verwachten aantal gedragsmaatregelen in 2009 en 2010.

Ik ben in overleg met mijn collega’s van VWS en voor Jeugd & Gezin over het optimaliseren van de forensische zorg voor jeugdigen.

Fractie

CDA

Vraag

De penitentiaire inrichtingen moeten de mogelijkheid hebben om bezoekers die drugs meebrengen voor een lange periode niet meer toe te laten in de inrichting. Het lijkt erop dat de regering personeel en de advocaten in penitentiaire inrichtingen van de strengere drugsaanpak wil uitzonderen. Klopt dat?

Antwoord

Het personeel en de advocaten worden niet uitgezonderd bij de aanpak van drugs in de penitentiaire inrichtingen.

Voor advocaten geldt een speciale regeling. De spullen die hij/zij bij zich draagt, zoals een jas en tas, gaan net als bij andere bezoekers bij binnenkomst door de bagagescan. De inhoud van de tas waarin zich de strafdossiers bevinden wordt niet inhoudelijk gecontroleerd. Indien er drugs bij een advocaat zouden worden aangetroffen, wordt aangifte gedaan en wordt de toegang tot de penitentiaire inrichting ontzegd.

Voor het personeel gelden de maatregelen die ik heb beschreven in mijn brief (Kamerstukken II, 2007/08, 31 110, nr. 8). Indien wordt aangetoond dat een personeelslid drugs invoert of handelt in drugs, is er sprake van een integriteitbreuk. Dit leidt tot aangifte en/of een disciplinaire straf. De mogelijkheden voor de inzet van drugshonden bij de controle van het personeel worden bezien.

Fractie

VVD

Vraag

Is de Tweede Kamer volledig geïnformeerd over de kosten van het pardon?

Antwoord

Bij brief van 24 april 2007 is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over de financiële aspecten van de Regeling. Daarnaast heeft de staatssecretaris van SZW de Kamer per 1 april 2008 geïnformeerd over de bijstandsramingen.

Vooruitlopend op de evaluatie van de financiële afspraken met de VNG én de bestandsvergelijking die SZW in het voorjaar van 2009 gaat uitvoeren, ziet het kabinet geen reden om de aannames die ten grondslag liggen aan eerder gedane ramingen, te herzien.

Zoals ik recent heb aangegeven tijdens het wetgevingsoverleg ga ik er vanuit dat er in het voorjaar van 2009 een actueel beeld gegeven kan worden van de financiële ontwikkelingen m.b.t. de uitvoering van de Regeling. Dit geldt ook voor de bijbehorende ontwikkelingen in de zorg en huisvesting.

Fractie

VVD

Vraag

Het bezit en gebruik van vuurwapens is gestegen. Er is sprake van 55 000 wapens, illegaal in omloop. De aandacht was specifiek gericht op slag- en steekwapens. Nu behoefte aan gerichte opsporing en vervolging van vuurwapens, de vernietiging daarvan, landelijke teams versterken en pseudokoop en infiltratie. De VVD verzoekt om een plan in de eerste helft van 2009 tegen deze wildgroei en strafverhoging voor illegaal vuurwapenbezit. Geef hierbij een landelijk vuurwapenteam meer ruimte, gericht opsporingsbericht. De brief van heden geeft weinig meer dan dat het allemaal wel meevalt maar hebben we er wel voldoende zicht op?

Antwoord

Ik onderschrijf het genoemde belang van de bestrijding van vuurwapenbezit in Nederland ten volle. Het aantal illegale vuurwapens dat in Nederland in omloop is, kan slechts worden geschat. Wel bestaan exacte cijfers over aantallen inbeslaggenomen vuurwapens, vuurwapenincidenten en verdachten door de jaren heen, evenals over de illegale handel in en smokkel van vuurwapens en explosieven voor Nederland. Uit dit concrete cijfermateriaal blijkt – zoals ik ook aangaf in mijn reactie op de vragen van de VKC Justitie van 28/10 jl. – dat de laatste jaren sprake is van een afname.

Met criminaliteitbeeldanalyses op het terrein van illegale vuurwapenhandel en het Nationaal Dreiging Beeld is zicht verkregen op de illegale vuurwapenhandel in Nederland.

Er bestaat nu geen aanleiding de bestrijding van vuurwapenbezit te intensiveren dan wel voor strafmaatverhoging en dus ook geen nieuw plan ter zake. Mijn voornemen om de Wet wapens en munitie aan te passen op het gebied van steekwapens had wel een concrete aanleiding, te weten het feit dat sprake was van een aantal ernstige incidenten met steekwapens en deze wapens in Nederland niet verboden zijn. Alle vuurwapens zijn dan wel vergunningplichtig in Nederland.

Fractie

VVD

Vraag

Heeft de Staatssecretaris van Justitie er werk van gemaakt dat meer mensen ongewenst moeten worden verklaard? Er is een instructie aan politiekorpsen toegezegd; maar is dit ook gebeurd? Wordt daarna ook overgegaan tot vervolging?

Antwoord

Overeenkomstig het in 2007 aangescherpte protocol Vreemdeling in de Strafrechtketen wordt bij veroordeelde vreemdelingen altijd bezien of tot ongewenstverklaring kan worden overgegaan. De toepassing van dit protocol wordt op dit moment geëvalueerd.

Op 10 oktober 2008 is het Convenant Uitvoering Politiële Vreemdelingentaak ondertekend. Daarin staat de aanpak van de criminele vreemdelingen en vreemdelingen die anderszins overlast veroorzaken voorop, inclusief het zo mogelijk ongewenstverklaren van deze vreemdelingen.

Om effectiever gebruik te maken van de bestaande mogelijkheden om illegaal verblijf te bestrijden, loopt er een pilot die ziet op het consequent ongewenstverklaren van vreemdelingen die meerdere malen de vreemdelingenwet hebben overtreden, bijvoorbeeld door niet te voldoen aan een meldplicht.

Door het college van procureurs-generaal is op 20 oktober 2008 aan alle arrondissementen een beleidsbrief verzonden om het opsporings- en vervolgingsbeleid van ongewenstverklaarde vreemdelingen te uniformeren.

Fractie

VVD

Vraag

Hebben ideologische redenen een zwaarwegende rol gespeeld bij het standpunt van het kabinet ten aanzien van deelbemiddeling (adoptie) ten koste van een zorgvuldige juridische analyse? Is het toch niet mogelijk om via deelbemiddeling te adopteren indien mensen voldoen aan art 22.lid 2 a en b van het Haags verdrag?

Antwoord

Ideologische redenen hebben geen zwaarwegende rol gespeeld bij het standpunt van het kabinet t.a.v. deelbemiddeling (adoptie). Slechts het belang van het buitenlandse kind bij een goede adoptieprocedure is leidend geweest. Deelbemiddeling vormt al jaren onderwerp van discussie. Onvoldoende toezicht- en controlemogelijkheden op de kwaliteit van het adoptieproces zijn hiervoor de reden. Zorgvuldig natrekken of een buitenlands contact voldoende betrouwbaar is, is vanwege beperkte tijd en middelen vaak niet mogelijk. Bij deelbemiddeling gaat het om contacten in een land dat niet is aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag.

Ik sluit mij aan bij de commissie Kalsbeek die stelt dat deelbemiddeling onder het Haags Verdrag niet mogelijk is. Ook de Haagse conferentie vindt «private adoptions» dat wil zeggen het «zelf doen» onwenselijk. Volledige bemiddeling dient de kwaliteit van de procedure het beste en daarmee is dus het belang van het kind het beste gediend.

Fractie

VVD

Vraag

Wat is de uitkomst van de gesprekken tussen het Ministerie van Justitie en KLM over voorlichtingsmateriaal inzake misbruik minderjarigen?

Antwoord

De KLM heeft mij laten weten dat zij het tot haar verantwoordelijkheid rekent om bij passagiers op een passende manier het afschuwelijke van kindersekstoerisme aan de orde te stellen. Nog dit jaar zal de KLM dat doen door hieraan in haar eigen magazine aandacht aan te geven. Dit juich ik toe omdat ik de KLM zie als een belangrijke partner voor het bestrijden van dit ernstige fenomeen. Mijn gesprekken met de KLM zal ik voortzetten om ook andere mogelijkheden op het terrein van voorlichting te verkennen.

Fractie

VVD

Vraag

Moeten er geen richtlijnen komen voor de politie en het Openbaar Ministerie ter bestrijding van kinderporno?

Antwoord

Zoals u weet bestaat er een aanwijzing én een richtlijn van het Openbaar Ministerie (OM) over de aanpak van kinderporno die in overleg met mij zijn opgesteld en vastgesteld. Daarnaast heb ik uw Kamer bij verschillende gelegenheden mondeling en recentelijk nog schriftelijk in de voortgangsrapportage van 29 april 2008 (kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 VI, nr. 146) laten weten wat ik van politie en OM verwacht bij de aanpak van kinderpornografie. Onder andere over deze brief heb ik op 10 december aanstaande een AO met uw Kamer. De in de brief geformuleerde actiepunten zie ik als een goede weergave van het beleid dat ik voorsta. In mijn contacten met politie en OM staan deze punten steeds centraal.

Fractie

VVD

Vraag

Is het beschikbare budget voor het meldpunt kinderporno wel voldoende?

Antwoord

Ja, het budget voor het meldpunt kinderporno volstaat. Zoals ik uw Kamer ook heb bericht in mijn brief van 29 april 2008 (kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 VI, nr. 146) heb ik het meldpunt tot 2012 zekerheid gegeven over mijn subsidie aan het meldpunt. Tegelijkertijd heb ik het subsidiebedrag op basis van de aanvraag voor 2008 (en volgende jaren) substantieel verhoogd.

Fractie

VVD

Vraag

Alleen het Korps Amsterdam-Amstelland heeft nog een aanspreekpunt «senioren & veiligheid». Heeft de Minister van Justitie de indruk dat de aandacht vanuit de Raad van Hoofdcommissarissen voor dit onderwerp verslapt? Vindt er een uitwisseling van «best practices» op dit gebied plaats tussen de korpsen?

Antwoord

Ik heb geen aanwijzingen dat de aandacht van de Raad van Hoofdcommissarissen ten aanzien van slachtoffers van geweld verslapt, aangezien geweld in al zijn facetten en uitingsvormen onverminderd een hoge prioriteit heeft bij de politie.

Er zijn mij geen gevallen bekend van uitwisseling van «best practices» ten aanzien van het onderwerp «senioren en veiligheid» tussen de verschillende korpsen.

Fractie

VVD

Vraag

Kan het kabinet aangeven wat het gaat doen aan geweldscriminaliteit tegen ouderen en hulpbehoevende én aangeven wat het kabinet vindt van het verhogen van de maximale strafmaat op dit soort delicten met 30%? Heeft de politie de instructie gekregen om meldingen van dit soort delicten serieus te nemen?

Antwoord

Het terugdringen van het aantal geweldsdelicten vormt een van de speerpunten van het kabinet, dat deel uitmaakt van het project Veiligheid begint bij Voorkomen. Ook slachtoffer van geweld onder senioren en hulpbehoevenden vallen hieronder. Zowel in het privédomein als in het publieke en semi-publieke domein treft het kabinet maatregelen om het geweld tegen te gaan. Over de aanpak in het privédomein heeft u het plan van aanpak «De volgende fase» ontvangen (TK 2007–2008, 28 345, nr 70 ). De hoofdlijnen van de aanpak in het publieke en semi-publieke domein zijn uiteengezet in de voortgangsrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen, die in oktober naar de Tweede Kamer is gestuurd (TK 2008–2009, 28 684, nr 178).

Het kabinet ziet geen aanleiding de maximale strafmaat met 30% te verhogen. In de strafeis wordt immers al rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het gewelddelict wordt gepleegd. Dit geldt in het bijzonder wanneer het geweld bijzonder weerloze slachtoffers treft.

Alle aangiften van geweld hebben prioriteit bij de politie en worden vanzelfsprekend serieus genomen.

Fractie

PvdA

Vraag

Bij aanvang van de wet huisverbod wordt verwacht dat het huisverbod ± 1000 per jaar keer zal worden opgelegd. Steden verwachten een grote overschrijding van dit aantal. Is met deze grote stijging rekening gehouden in de begroting?

Antwoord

In de toelichting bij het wetsvoorstel is ingegaan op het verwachte aantal uithuisplaatsingen per jaar (30 657, nr. 3). De schatting is gebaseerd op ervaringsgegevens uit Oostenrijk, op het aantal vrouwen dat zich jaarlijks meldt bij de vrouwenopvang en op de verwachte stijging van het aantal zaken dat strafrechtelijk zal worden afgedaan. Omdat het de invoering van een nieuw instrument betreft, is een exacte berekening op dit moment niet te geven. Op dit moment is ook niet duidelijk waarop de verwachte overschrijding van het aantal is gebaseerd. Er wordt uitgegaan van 1000 huisverboden per jaar. Hiervoor is ook financiële ruimte.

Fractie

PvdA

Vraag

Honderden kinderpornozaken blijven liggen. Om hoeveel zaken gaat het precies? Waarom worden bepaalde zaken niet opgepakt? Klopt het dat wij de aard en omvang van het probleem niet kennen?

Antwoord

In de brief «voortgang aanpak kinderpornografiezaken» van 29 april 2008 aan de Tweede Kamer (31 200 VI, vergaderjaar 2007–2008, nr. 146) is over het verkrijgen van cijfers over het aantal kinderpornozaken aan de Kamer bericht dat zolang er nog geen structurele monitor kinderporno is, de politie en het OM ad hoc gegevens aanleveren. Het is de bedoeling dat voor 10 december 2008 het overzicht wordt aangeleverd.

De ontwikkeling van een monitor daarvan is bedoeld om het inzicht in aard en omvang van het probleem te verdiepen en te vergroten. Hiervoor is het nodig om over een wat langere periode gegevens te verzamelen, zodat trends en ontwikkelingen kunnen worden onderkend.

Fractie

PvdA

Vraag

Is de Minister van Justitie bereid om strafrechtelijk onderzoek te verrichten naar de moskeeën die islamitische huwelijken afsluiten zonder dat er voorafgaand een burgerlijk huwelijk is afgesloten?

Antwoord

Ik heb eerder aan uw Kamer bericht dat ik overweeg een onderzoek in te stellen naar islamitische huwelijken die worden afgesloten zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd en ik zal uw Kamer daarover berichten. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek zal ik bezien welke maatregelen, inclusief strafrechtelijke optreden, zijn aangewezen.

Fractie

PvdA

Vraag

Hoeveel mensen die zich in het buitenland schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik van kinderen worden in Nederland vervolgd?

Antwoord

Het Openbaar Ministerie kan deze gegevens niet zonder meer uit haar systemen halen. Ik zal nader overleg voeren met het Openbaar Ministerie plegen over de mogelijkheid dit alsnog te doen.

Fractie

PvdA

Vraag

Hoe kijkt de Minister van Justitie aan tegen de voorgestelde maatregelen in de brief van het Verbond van Verzekeraars inzake georganiseerde winkelcriminaliteit? Hoe kijkt men aan tegen vaste aanspreekpunten bij het OM en de Politie voor deze criminaliteit en de instelling van een speciale rechter en/of rechtbank hiervoor? Graag een reactie op de voorstellen van het Verbond van Verzekeraars, ook in relatie tot het debat over de toekomst van de gerechtelijke kaart

Antwoord

In een brief van de Bond van Verzekeraars zouden diverse maatregelen zijn voorgesteld met het oog op een betere aanpak van ladingdiefstal en enkele andere vormen van financieel economische criminaliteit. Of deze brief ook daadwerkelijk is verzonden, is mij op dit moment niet bekend.

In de vraag wordt een verband gelegd tussen deze voorstellen en de beoogde herziening van de gerechtelijke kaart. Ik ben voornemens volgende maand mijn visie op de herziening van de gerechtelijke aan de Tweede Kamer te sturen.

Fractie

PvdA

Vraag

Hoe kijkt de Minister aan tegen de persoonsgerichte aanpak bij de strafeis? Hoe ziet de Minister het stimuleren van de persoonsgerichte aanpak, en wanneer kan de Kamer hier meer informatie over tegemoet zien? Hoe ziet de Minister de uitbreiding van de RISC?

Antwoord

De strafeis van het OM is een belangrijke schakel in de persoonsgerichte aanpak van recidive. Een goed reclasseringsadvies stelt de officier van justitie in staat om de strafeis zowel aan te laten sluiten op het begane delict als op de gedragskenmerken en criminogene factoren van de dader. In 2009 zetten wij daarom in op een verdere verbetering van het reclasseringsadvies.

De bedoeling is om het reclasseringsadvies beter te laten aansluiten op de wensen van OM en ZM. Een van die wensen is dat het reclasseringsadvies gebaseerd is op diagnostisch instrumentarium, zoals de RISc. De verbetering van het reclasseringsadvies is een onderdeel van het programma Justitiële voorwaarden.

Persoonsgerichte gedragsverandering is de kern van onze maatregelen ter reductie van de recidive, zo hebben wij u laten weten in de brief van 29 augustus 2008. De kracht zit in de combinatie van preventieve en repressieve maatregelen. Samenwerking is een sleutelbegrip. Uitgangspunten zijn:

– werken met erkende gedragsinterventies

– voorrang voor voorwaardelijke trajecten

– verbetering van de zorg in justitieel kader

– en nadruk op nazorg.

Binnen deze persoonsgerichte aanpak past ook het vaker opleggen van bijzondere voorwaarden en het intensiveren van het reclasseringstoezicht op de naleving daarvan. Met o.a. het OM, de reclassering en de ZM wordt op dit moment gewerkt aan het verbeteren van het stelsel van voorwaardelijke sancties. Een wetsvoorstel in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling zal naar verwachting voor het einde van het jaar in consultatie gaan, zodat het in de loop van het voorjaar bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.

Bij het werken aan recidivereductie zien wij een toename van het aantal combinatievonnissen, het opleggen van een gevangenisstraf met aansluitend een voorwaardelijke straf, als kansrijke methode. Het past geheel in het beleid om de periode die beschikbaar is om aan gedragsverandering te werken op te rekken, zoals ook de PvdA-fractie voorstaat. Op verschillende plekken zullen in 2009 al concrete maatschappelijke veranderingen zichtbaar zijn. Sinds dit jaar werken bijvoorbeeld in Zwolle, Groningen, Maastricht en Amsterdam de reclassering, het OM en de politie nauw samen om het gedrag van geweldplegers, criminele verslaafden en jong volwassenen te veranderen door een straf met bijzondere voorwaarden.

Fractie

PvdA

Vraag

De Minister van Justitie wordt verzocht om een oordeel over maatregelen die onaanvaardbaar gedrag kunnen voorkomen bij jongeren, zoals «doe-normaal», «FF kappe» – afspraak of ASBO – (Anti Sociaal Behaviour Order) instrument. Zijn er voldoende mogelijkheden in het straf- en bestuursrecht om iets tegen onaanvaardbaar gedrag te doen?

Antwoord

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik hebben u per brief van 27 oktober jongstleden geïnformeerd over de resultaten van het evaluatieonderzoek dat is uitgevoerd naar de pilot «FF Kappe» in Rotterdam. Sinds 2006 wordt binnen deze pilot, geïnspireerd door de «Anti-Social Behaviour Orders» (ASBO) in Engeland, aan overlastgevende jongeren een Doe-Normaal-contract aangeboden. Wanneer de jongere het contract niet ondertekent of de contractbepalingen overtreedt, kan de burgemeester een Doe-Normaal-bevel uitvaardigen op grond van artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet.

In genoemde brief hebben we u laten weten dat het op basis van de voorliggende evaluatie nog te vroeg is om te concluderen dat de FF-Kappe-aanpak zoals is toegepast, effectief is. In een vervolgaanpak zal rekening gehouden moeten worden met een aantal werkzame mechanismen die in de pilot onvoldoende uit de verf kwamen. De gemeente Rotterdam is bereid een vervolgpilot te starten. Ook andere gemeenten hebben belangstelling getoond voor deze aanpak. De Minister van BZK onderzoekt welke mogelijkheden er zijn voor een uitbreiding van de aanpak.

Bij de verdere uitwerking van (de) vervolgpilot(s) zal specifiek aandacht uitgaan naar het juridisch kader. Een goede selectie van de doelgroep – jongeren die lichte overlast veroorzaken – is daarbij cruciaal. Bij lichte overlast biedt de APV goede mogelijkheden om op te treden. Het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast geeft daarnaast mogelijkheden om meer ernstige overlast aan te pakken.

Fractie

PVV

Vraag

Geconfronteerd met het aantal asielzaken waarin de discretionaire bevoegdheid is toegepast, heeft de Staatssecretaris van Justitie als volgt gereageerd: «heb ik slechts in zo weinig zaken gebruik gemaakt van deze bevoegdheid?» Blijkbaar doe ik mijn werk niet goed. Gaarne een nadere toelichting van de Staatssecretaris op deze opmerking.

Antwoord

Ik heb bedoeld te zeggen dat het aantal van 340 zaken een gering aantal is ten opzichte van het genoemde aantal van 3500.

Fractie

PVV

Vraag

Is de Staatssecretaris van Justitie bereid om bij toekomstig gebruik van de discretionaire bevoegdheid de Tweede Kamer in te lichten?

Antwoord

Neen. Ik heb over dit onderwerp de Kamer reeds schriftelijk bericht. Het is mijn taak en verantwoordelijkheid om uitvoering te geven aan de Vreemdelingenwet 2000, waaronder het beslissen op individuele aanvragen.

Fractie

PVV

Vraag

De Staatssecretaris van Justitie wordt verzocht een onderzoek uit te voeren naar alle kosten van immigratie.

Antwoord

Jaarlijks worden de relevante financiële aspecten van immigratie inzichtelijk gemaakt op de begrotingsmomenten van Justitie en andere betrokken departementen. De geraamde en gerealiseerde kosten worden in de respectievelijke begrotingen en jaarverslagen weergegeven. Ik zie daarom geen toegevoegde waarde van een onderzoek naar alle kosten van immigratie, zoals de heer Fritsma voorstelt. Net zo min als ik de toegevoegde waarde van een onderzoek naar de (financiële) opbrengsten van migratie zie.

Fractie

PVV

Vraag

Wat vindt de Staatssecretaris van Justitie ervan dat, volgens de IND, twee mensen niet hoeven samen te wonen om toch een relatie te hebben op grond waarvan zij een verblijfsvergunning kunnen verkrijgen.

Antwoord

Op grond van de huidige regelgeving voor toelating van partners van EU-onderdanen is het zo dat zij een relatieverklaring moeten ondertekenen. Hierbij verklaren de EU-onderdaan en de partner dat zij hier te lande zullen samenwonen.

Ik onderzoek op dit moment of het samenwoningsvereiste voor deze groep explicieter in de regels kan worden neergelegd.

Fractie

PVV

Vraag

Waarom heeft de Staatssecretaris van Justitie het advies van de groep INDmedewerkers inzake het verlenen van vergunningen op grond van de discretionaire bevoegdheid, naast zich neergelegd?

Antwoord

Hierover heb ik Uw Kamer op 4 november jl. (kenmerk 5572569/08) een brief gezonden. Ik verwijs u dan ook naar de inhoud daarvan.

Fractie

ChristenUnie

Vraag

Knelpunten bij de kinderalimentatie zijn de transparantie van de totstandkoming van het alimentatie bedrag en het feit dat alimentatie geen preferente vordering is. In de praktijk is het moeilijk uit te leggen dat in vergelijkbare situaties totaal verschillende bedragen moeten worden betaald en dat draagkracht wordt verkleind door op de «pof te komen».

Gaarne voorstel tot vereenvoudiging van de normstelling en de mate waarin rekening wordt gehouden met draagkracht. Kinderalimentatie moet bovendien een preferente vordering worden op de consumptieve schulden.

Antwoord

Als de ouders het er zelf niet over eens kunnen worden, stelt de rechter de hoogte van kinderalimentatie vast met hulp van de zogenaamde tremanormen. Door mijn voorganger is in 2004 hierover een wetsvoorstel herziening kinderalimentatie ingediend. In dat wetsvoorstel kwamen de thans genoemde punten ook aan de orde. Uiteindelijk is in 2007 vastgesteld dat aan een wettelijke regeling te veel nadelen kleven en is het voorstel ingetrokken. Maar wel staat binnenkort in de wet dat kinderalimentatie voorrang heeft op andere onderhoudsverplichtingen. Dat staat in wetsvoorstel 30 145, dat 18 november a.s. in de Eerste Kamer wordt besproken. Bij de berekening van draagkracht is naar de tremanormen gekeken; bepaalde uitgaven worden niet meer in aanmerking genomen. Wat de preferenties betreft: ook daarover is destijds uitgebreid gesproken en de conclusie was toe dat zo’n preferentie weinig toevoegt: in een faillissement is immers vaak al nauwelijks sprake van enige mogelijkheid tot betalen. Meer in het algemeen komt zoals u weet het hele stelsel van preferenties en verhaalsvoorrang volgend jaar opnieuw aan de orde bij de bespreking van het rapport van de commissie Kortmann.

Fractie

ChristenUnie

Vraag

De nieuwe drugsnota zal later worden verzonden aan de Tweede Kamer. Wat is hiervan de reden en waarom kan dit niet sneller? Ik vraag het kabinet om daarmee ook te reageren op de groeiende verwevenheid van onder- en bovenwereld in de drugssector, zoals door politiecommissaris Daniel wordt aangegeven?

Antwoord

U bent vandaag per brief van mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geïnformeerd over de uitwerking en het tijdspad van de nieuwe interdepartementale drugsnota.

Zoals u heeft kunnen lezen in betreffende brief is door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en mij gezamenlijk besloten om, gezien het grote aantal uiteenlopende maatschappelijke en beleidsmatige aspecten die bij de evaluatie spelen, de evaluatie van het drugsbeleid door twee instituten uit te laten voeren (Trimbos en het WODC). We streven ernaar de evaluatie volgend jaar af te ronden en te verzenden naar de Tweede Kamer.

Omdat we er belang aan hechten dat het opstellen van de nieuwe drugsnota wetenschappelijk en zorgvuldig plaatsvindt, zullen we de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid binnenkort formeel verzoeken een advies uit te brengen met betrekking tot het drugsbeleid in een toekomstgericht perspectief.

Wat de verwevenheid van onderwereld en bovenwereld in de drugssector betreft waar politiecommissaris Daniel op heeft gewezen, merk ik op dat deze problematiek nadrukkelijk is onderkend. Mede daarom is in het programma versterking aanpak georganiseerde misdaad, dat op 13 december 2007 aan de Tweede Kamer is gezonden, de georganiseerde misdaad achter de hennepteelt als prioritair thema aangemerkt. In de zomer van dit jaar is een speciale Task Force Aanpak Hennepteelt ingesteld om deze aanpak verder te stimuleren. Belangrijk aandachtspunt bij de aanpak is juist het in beeld krijgen en aanpakken van gelegenheidsstructuren en facilitatoren die – bewust of onbewust – deze vorm van georganiseerde misdaad bevorderen. Dat is noodzakelijk om effectief te kunnen optreden tegen vormen van collusie of verwevenheid van onderwereld en bovenwereld. Daar waar getracht wordt criminele vermogens die zijn gegenereerd door hennepteelt, weg te sluizen of wit te wassen via vastgoedtransacties, zal dit worden aangepakt met behulp van de maatregelen die ik heb aangekondigd in de brief over misbruik en criminaliteit rond de vastgoedsector, die ik op 3 november 2008 aan uw Kamer heb gestuurd.

Fractie

ChristenUnie

Vraag

Het wetsvoorstel «Ernstige overlast» geeft de burgemeester de bevoegdheden die hij nodig heeft om ordeverstoringen aan te kunnen pakken. De Tweede Kamer wil dit wetsvoorstel snel behandelen maar wacht nog op de nota naar aanleiding van het verslag. Wanneer komt deze nota naar de Tweede Kamer?

Antwoord

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik verwachten dat de nota n.a.v. het verslag nog deze maand aan uw Kamer zal worden aangeboden.

Fractie

ChristenUnie

Vraag

Vorige week heeft de Tweede Kamer de evaluatie van het pilotproject «FF Kappe» in Rotterdam ontvangen. Andere gemeenten willen graag op dezelfde wijze gaan werken. De ChristenUnie stelt voor om de pilot uit te breiden. Graag een reactie hierop.

Antwoord

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik hebben u per brief van 27 oktober jongstleden geïnformeerd over de resultaten van het evaluatieonderzoek dat is uitgevoerd naar de pilot «FF Kappe» in Rotterdam. Sinds 2006 wordt binnen deze pilot, geïnspireerd door de «Anti-Social Behaviour Orders» (ASBO) in Engeland, aan overlastgevende jongeren een Doe-Normaal-contract aangeboden. Wanneer de jongere het contract niet ondertekent of de contractbepalingen overtreedt, kan de burgemeester een Doe-Normaal-bevel uitvaardigen op grond van artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet.

In genoemde brief hebben we u laten weten dat het op basis van de voorliggende evaluatie nog te vroeg is om te concluderen dat de FF-Kappe-aanpak zoals is toegepast, effectief is. In een vervolgaanpak zal rekening gehouden moeten worden met een aantal werkzame mechanismen die in de pilot onvoldoende uit de verf kwamen. De gemeente Rotterdam is bereid een vervolgpilot te starten. Ook andere gemeenten hebben belangstelling getoond voor deze aanpak. De Minister van BZK onderzoekt welke mogelijkheden er zijn voor een uitbreiding van de aanpak.

Bij de verdere uitwerking van (de) vervolgpilot(s) zal specifiek aandacht uitgaan naar het juridisch kader. Een goede selectie van de doelgroep – jongeren die lichte overlast veroorzaken – is daarbij cruciaal. Bij lichte overlast biedt de APV goede mogelijkheden om op te treden. Het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast geeft daarnaast mogelijkheden om meer ernstige overlast aan te pakken.

Fractie

ChristenUnie

Vraag

Wanneer zal het wetsvoorstel voor de nieuwe wet op de kansspelen worden behandeld? Zal hierin aandacht zijn voor de positie en bescherming van zwakkere partijen? Wil de Minister van Justitie meewerken aan een regeling waarbij maatschappelijk werkers bevoegdheid krijgen om in te grijpen?

Antwoord

Een dezer dagen ontvangt de Kamer een tussenbericht, waarin de hoofdlijnen van het wetsvoorstel zullen worden vermeld. In dit tussenbericht zal ik aangeven dat ik, op grond van de internationale ontwikkelingen, overweeg het beleid – en het wetsvoorstel – op enkele punten bij te stellen. Ik streef ernaar de Kamer vóór het kerstreces een brief te sturen waarin de aanvullende beleidswijzigingen, en de gevolgen daarvan voor het wetsvoorstel, worden toegelicht.

Het preventiebeleid (en de bescherming van zwakkere partijen) zal ook in de nieuwe Wet op de kansspelen een duidelijke plaats krijgen. Zo worden vergunninghouders verplicht zorg te dragen voor een evenwichtig beleid ter voorkoming van kansspelverslaving en kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het preventiebeleid.

Stichting Infofilter beschermt burgers tegen ongewenste reclame. Iedereen kan individueel de toezending van ongewenste reclame laten blokkeren door zich aan te melden bij deze Stichting. Voor speciale groepen die niet in staat worden geacht hierin zelf een keuze te maken, kan een maatschappelijk werker dit namens die persoon doen, mits dit met die persoon is afgesproken of indien van toepassing met diens curator, bewindvoerder of mentor. Een aparte regeling is dan ook niet nodig.

Fractie

GroenLinks

Vraag

Wil de Minister van Justitie ingaan op de oproep van een aantal wetenschappers om het recht op bescherming van lichamelijke integriteit uit te breiden? Dit in relatie tot het gebruikmaken van de bodyscan op Schiphol.

Antwoord

Het gebruik van de bodyscan op Schiphol geschiedt op vrijwillige basis. Het recht op lichamelijke integriteit is derhalve voldoende gewaarborgd.

Fractie

D66

Vraag

Er is een tekort aan advocaten en magistraten. Het voorstel om deze beroepsgroep open te stellen voor mensen op HBO niveau is een kwalitatieve concessie terwijl juist de kwaliteit op hoog niveau moet worden gehouden. Gaarne een reactie van de Staatssecretaris van Justitie.

Antwoord

Voor de toelating tot de gereglementeerde juridische beroepen van rechter, advocaat en notaris, zijn op grond van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, Advocatenwet en de Wet op het notarisambt beroepsvereisten met betrekking tot de opleiding opgesteld.

Voor toelating tot die beroepen is vereist dat op basis van een juridische universitaire opleiding, hetzij het recht om de meestertitel te voeren is verkregen, hetzij de graden van bachelor op het gebied van het recht (wo-bachelor recht) en master op het gebied van het recht (wo-master recht) zijn verkregen. De toegang tot deze beroepen staat derhalve niet open voor hbo-juristen. Wel kunnen deze juristen via een intensief schakeljaar, voorafgaand aan het behalen van een universitaire master recht, doorstromen naar deze beroepen. Zij hebben daarmee een universitaire opleiding afgerond en zijn geen hbo-jurist meer. Kortom, de kwaliteitseisen aan de opleiding voor de gereglementeerde juridische beroepen blijft precies dezelfde. De norm wordt niet naar beneden bijgesteld. Hbo-juristen worden wel ingezet bij het Juridisch Loket. Daarnaast worden zij op grote advocatenkantoren en rechtsbijstandverzekeraars ingezet als para-legals. Het accent ligt dan op het verrichten van meer routinematige juridische werkzaamheden onder supervisie van advocaat. Door deze vorm van functiedeling kunnen de kosten worden beheerst.

Fractie

D66

Vraag

Kunt u ons informeren over de voortgang van de commissie-Suyver?

Antwoord

Op 15 november 2007 is de motie-Pechtold door uw Kamer aangenomen. Deze motie verzoekt de regering te bezien op welke wijze een onderzoek naar het Nederlandse antiterrorismebeleid het beste kan worden vormgegeven.

Bij brief van 11 juli 2008 is aan uw Kamer bericht dat, naar aanleiding van de motie, een tijdelijke commissie wordt ingesteld, bestaande uit externe deskundigen, onder leiding van de heer mr. J.J.H. Suyver. De commissie zal verder bestaan uit mevrouw prof. mr. C.P.M. Cleiren, de heer prof. mr. M.J. Borgers en de heer P.J. van Zunderd. De commissie is op 1 oktober jl. haar werkzaamheden gestart en verwacht wordt dat de commissie uiterlijk april 2009 haar rapport zal aanbieden.

In de brief van 11 juli 2008 is daarnaast aan uw Kamer bericht dat voorts aan de motie invulling wordt gegeven door de Kamer periodiek een overzicht toe te sturen van onderzoeken en de uitkomsten van (inter)nationale evaluaties van terrorismebeleid enwetgeving. De brief van 11 juli jl. bevatte tevens een overzicht van de lopende en voorziene evaluaties.

Fractie

D66

Vraag

Hoe beoordeelt de Minister van Justitie het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau «Sociale Veiligheid Ontsleuteld»?

Antwoord

Bij brief van 9 juli jl. (Tweede Kamer, 2007–2008, 28 684, nr. 161) hebben mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik u een uitgebreide reactie gegeven op het SCP rapport.

Volgens het SCP is opsluiting effectief voor de duur van de detentie, maar is het niet plausibel dat «kale» vrijheidsbeneming (dus zonder nadere invulling met bijvoorbeeld bepaalde programma’s) bijdraagt aan het terugdringen van recidive na de vrijlating. Detentie kan volgens het SCP zelfs nadelig uitpakken voor beschermende factoren (verlies relaties, werk en huisvesting) en dus voor de recidive na detentie.

Ik onderschrijf dat deze nadelen kunnen optreden, maar deze nadelen zijn zeker bij kortdurende detentie wel beperkter dan bij langdurige opsluiting. Daarnaast kan tijdens detentie via gerichte interventies worden gewerkt aan het beïnvloeden van criminogene factoren zoals verslaving. Een gefaseerde re-integratie en nazorg door toezicht en begeleiding draagt een belangrijk mate bij aan het terugdringen van recidive. Onlangs heb ik Uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over mijn aanpak om tot vermindering van de recidive te komen (Tweede Kamer, 2007–2008, 24 587, nr. 299).

Fractie

D66

Vraag

Graag zou ik meer duidelijkheid krijgen over de architectuur van datasystemen. Bijvoorbeeld het burgerservicenummer, de DNA databank en Schengen informatie systeem hebben te maken met bestandsvervuiling, ID-diefstal en slordig beheer.

Antwoord

Het Rathenau Instituut heeft in zijn Bericht aan het Parlement van oktober van dit jaar aanbevolen de architectuur van datasystemen op de politieke agenda te plaatsen. De aanbeveling betreft met name datasystemen in het domein van veiligheid en opsporing.

Van de zijde van de regering hebben de genoemde thema’s al geruime tijd de nodige aandacht. Juist omdat de genoemde risico’s onderkend zijn en ook nimmer volledig zullen kunnen worden uitgebannen, is structureel voorzien in uiteenlopende vormen van toezicht op de kwaliteit en het beheer van dergelijke systemen. Daarnaast wijs ik op bijvoorbeeld de opname van biometrische kenmerken in het Nederlandse paspoort, die vanaf medio volgend jaar zijn beslag gaat krijgen. Dit beoogt vooral identiteitsdiefstal te voorkomen c.q. te bemoeilijken. Ook in specifieke domeinen zoals de vreemdelingenketen en de strafrechtsketen wordt de laatste jaren meer in het bijzonder aandacht geschonken aan een zorgvuldige identiteitsvaststelling. Bij wijze van voorbeeld noem ik het Wetsvoorstel identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen, dat bij Uw Kamer gereed ligt voor mondelinge behandeling en dat beoogt de betrouwbaarheid van de identiteitsvaststelling in de strafrechtsketen in de toekomst aanzienlijk te verbeteren. Verwacht mag worden dat een betere identiteitsvaststelling in de vreemdelingen- en in de strafrechtsketen op termijn een belangrijke bijdrage zal leveren aan het voorkomen en bestrijden van identiteitsdiefstal.

Fractie

D66

Vraag

Welke lessen heeft de Staatssecretaris van Justitie getrokken uit de komst van de 800 Chinezen waardoor de opvang al snel overvol raakte en we vakantiehuizen moesten huren? Welke buffers zijn er voor de opvang? Hoe gaan we hiermee om in de toekomst?

Antwoord

Ik onderzoek op dit moment welke verschillende buffervormen voor de vreemdelingenketen mogelijk zijn en of buffercapaciteit voor de organisaties in de vreemdelingenketen (IND/COA) noodzakelijk en doelmatig is. Hierbij wordt ook de vraag meegenomen of het COA voldoende kan inspelen op schommelingen in de bezetting. Zodra de uitkomsten van de verkenning duidelijk zijn en in het kabinet zijn besproken, zal ik u hierover informeren.

In de tussentijd zal bij eventuele grotere verstoringen van de instroom het COA zich onverkort inzetten om opvang te regelen voor hen die daar recht op hebben. Daarbij zal expliciete aandacht worden besteed aan het tijdig informeren van de betrokken lokale besturen.

Fractie

D66

Vraag

Het aantal gedetineerden is sinds midden jaren ’80 in Nederland verviervoudigd. De overheid heeft in het afgelopen jaar 12% meer uitgegeven aan gevangenissen dan het jaar daarvoor. In welke mate vloeit dit voort uit het opleggen van hogere straffen?

Antwoord

De stijging van het aantal gedetineerden sinds het midden van de jaren tachtig wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de zware criminaliteit, niet door het opleggen van hogere straffen. Ik herken de stijging van 12% in het afgelopen jaar aan uitgaven voor gevangenissen niet. Voorzover er sprake is van een kostentoename bij gevangenissen, is dat voornamelijk het gevolg van de loon- en prijsbijstelling en de maatregelen in het kader van de brandveiligheid.

Fractie

D66

Vraag

De sanctie levenslang wordt steeds vaker opgelegd. RST en een groep vooraanstaande advocaten en wetenschappers herhaalden onlangs een pleidooi voor perspectief voor deze gedetineerden. Zij haalden hier het spanningsveld aan dat bestaat tussen het EVRM en het systeem van levenslang straffen zonder tussentijdse toetsing. Graag een reactie van de Minister van Justitie

Antwoord

Levenslang is in beginsel levenslang. Soms is een misdrijf zo ernstig en is het risico dat de veroordeelde een blijvend gevaar vormt voor de samenleving zo groot, dat uitsluiting uit de maatschappij noodzakelijk is. Het is aan de rechter of dat een tijdelijke gevangenisstraf wordt of levenslang. Zeker met de nieuwe mogelijkheid om gevangenisstraffen tot 30 jaar op te leggen, heeft de rechter meer mogelijkheden weloverwogen beslissingen te nemen voordat het vonnis levenslang moet luiden.

Via gratie bestaat de mogelijkheid tot omzetting van de straf of kwijtschelding van levenslang. Op basis van de omstandigheden van het individuele geval wordt daarover beslist. Het advies van de rechter die de straf heeft opgelegd is hierbij het uitgangspunt. Ook het standpunt van het openbaar ministerie wordt gevraagd.

Mocht de veroordeelde de voortzetting van de levenslange straf onrechtmatig achten, dan is er de mogelijkheid om naar de civiele rechter te stappen, al dan niet in kort geding.

Er zijn voldoende toetsingsmogelijkheden en het staat niet op gespannen voet met de artikelen 3 en 5 van het EVRM. Er is geen dringende noodzaak voor een periodieke toetsing van de levenslange gevangenisstraf bijvoorbeeld na vijftien jaar zoals de RSJ en het forum «levenslang» voorstellen. Wel wordt op dit moment bezien of de huidige gratieprocedure bij levenslanggestraften voldoet en of bijvoorbeeld een advies van de penitentiaire inrichting waar een levenslanggestrafte verblijft aanvullende informatie kan opleveren.

Fractie

D66

Vraag

Het lijkt erop dat in reactie op kwantitatieve tekorten bij de rechterlijke macht, kwalitatief concessies worden gedaan. In het onderwijs hebben we deze trend ook gezien. Het verlagen van de eisen lijkt D66 niet het goede antwoord. Zeker na alle commotie rond foute beslissingen van de rechterlijke macht verbaast dit voornemen D66 ook. We moeten juist investeren in de kwaliteit van de rechterlijke macht. Graag een reactie.

Antwoord

De laatste jaren is sprake van een gematigde stijging van de instroom van zaken bij de rechtspraak. De financiering is daarop aangepast conform de door de Raad voor de rechtspraak ingediende begroting. Van grote achterstanden is bij de rechtbanken geen sprake meer.

Anders dan dat aan de te stellen kwaliteitseisen zou worden afgedaan, is juist sprake van een stevige kwaliteitsimpuls. In de huidige prijsperiode 2008–2011 wordt er circa € 62 miljoen extra geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van de rechtspraak. Meer specifiek gaat het hierbij om het invoeren van een systeem van permanente educatie, meer ruimte bieden om zaken meervoudig af te doen, het vaker laten meelezen van vonnissen in enkelvoudige zaken, het beter motiveren van strafvonnissen door invoering van de PROMIS-systematiek en het versterken van de positie en de ondersteuning van het rechtercommissariaat.

Zoals ook uit de begroting van de rechtspraak blijkt pakt de rechtspraak deze onderwerpen voortvarend op en zet zelfs in op een versnelde realisatie van de gestelde doelen door in de eerste jaren een deel van het eigen vermogen hiervoor in te zetten.

Fractie

SGP

Vraag

Hoe wordt concreet omgegaan met vervolgingsbeleid ten aanzien van vrije nieuwsgaring versus illegale activiteiten?

Antwoord

In beginsel ligt de grens van nieuwsgaring bij het plegen van strafbare feiten. Nieuwsgaring kan geen vrijbrief zijn voor het plegen van strafbare feiten. In een enkel uitzonderingsgeval kan het zo zijn dat met het plegen van strafbare feiten in het kader van nieuwsgaring een hoger doel gediend is dan de rechtshandhaving zodat strafrechtelijk optreden achterwege blijft, doch dit is uiteraard afhankelijk van alle feiten en omstandigheden. Ik verwijs in dit verband naar de uitspraak van het EHRM in de zaak «Fressoz en Roire tegen Frankrijk» (21 januari 1999–00029183/95). Die brengt met zich mee dat in die gevallen dat een journalist zorgvuldig te werk is gegaan, het om een relatief licht vergrijp gaat en de journalist een werkelijk passieve rol heeft vervuld, zijn vervolging niet snel geïndiceerd zal zijn en toepassing van dwangmiddelen evenmin. De overwegingen uit het Fressoz en Roire-arrest geven aan dat een journalist zich in beginsel aan de strafwetgeving heeft te houden en bovendien te goeder trouw dient te handelen.

Fractie

SGP

Vraag

Het is mogelijk om in Nederland via internet een echtscheiding aan te vragen. Dit beschouwt de SGP als onwenselijk. Wat zal hiertegen worden gedaan? Graag een reactie van de Minister van Justitie.

Antwoord

Het gaat hier niet om een nieuwe manier van scheiden, maar om toepassing van de bestaande regeling van echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek. Dat kan door een procedure waarbij één advocaat voor beiden partijen optreedt. Verschillende advocatenkantoren bieden cliënten die op gezamenlijk verzoek willen scheiden daarbij de mogelijkheid om de benodigde informatie elektronisch te verzenden. Men maakt dus in zoverre gebruik van moderne communicatiemiddelen, maar voor het overige wordt de gewone juridische procedure gevolgd. Van een scheiding via het het internet is dus geen sprake. Veel kantoren geven ook aan dat er na ontvangst van de stukken een gesprek op kantoor volgt. De rechter oordeelt vervolgens conform de bestaande regels over het verzoek.

Fractie

SGP

Vraag

In het kader van het buiten toepassing brengen van bepaalde wetten, zoals de Minister van Financiën deed met het niet toepassen van de comptabiliteitswet vanwege de kredietcrisis, wordt de Minister van Justitie gevraagd in hoeverre hij zijn verantwoordelijkheid neemt in de toepassing van wetgeving. Komt het vaker voor dat wettelijke bepalingen door «noodsituaties» niet worden toegepast?

Antwoord

Laat ik vooropstellen dat het optreden van de overheid op de wet moet zijn gebaseerd en aldus democratisch wordt gelegitimeerd. Dat geldt ook in noodsituaties. In algemene zin kan worden gesteld dat wetgeving voldoende mogelijkheden biedt om in te spelen op noodsituaties. Maar zo nodig passen we de wet met spoed aan, zoals tijdens de kredietcrisis is gebeurd bij de invoering van het verbod tot «naked short selling». De heer Van der Staaij refereert aan de niet-toepassing van de mededelingsplicht aan de Kamer op grond van artikel 34 van de Comptabiliteitswet in het geval van Fortis. Naar aanleiding van het verzoek van de Kamer om afspraken te maken over de informatievoorziening van de Kamer tijdens de kredietcrisis, heeft de Minister van Financiën u deze week (bij brief van 3 november) daarover bericht. Hij heeft daarin ook aangekondigd dat hij binnenkort de Kamer over de toepassing van de Comptabiliteitswet zal berichten.

Fractie

SGP

Vraag

Wat is de stand van zaken van het toegezegde onderzoek waarnaar in onze motie over schadelijke invloed van (gewelddadige) computerspellen wordt gevraagd?

Antwoord

Het onderzoek is in uitvoering. Zoals bij brief van 17 maart 2008, Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 684, nr. 131, is toegezegd, zal de Tweede Kamer uiterlijk in het vierde kwartaal van 2008 geïnformeerd worden over de wenselijkheid en mogelijkheden van een verbod op extreem gewelddadig beeldmateriaal en de consequenties voor de naleving en handhaving.

Fractie

SGP

Vraag

Er ligt porno in de schappen van benzinestations. Wanneer wordt er werk van gemaakt dit tegen te gaan?

Antwoord

Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 1 van de schriftelijke vragen bij de begroting justitie 2009. (Tweede Kamer vergaderjaar 2008–2009, 31 700 VI).

Op basis van de Nederlandse zedelijkheidswetgeving kan er langs twee lijnen worden opgetreden tegen de uitstalling of het aanbieden van pornografisch materiaal in het openbaar.

In de eerste plaats is het strafbaar om beeldmateriaal dat aanstotelijk is voor de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, openlijk ten toon te stellen of aan te bieden (artikel 240 Sr). Op dit moment bestaat geen zekerheid over de vraag of een winkel in een benzinestation als een «plaats voor het openbaar verkeer bestemd» kan worden aangemerkt. Jurisprudentie die een afdoende antwoord geeft op deze vraag, ontbreekt. In het algemeen worden winkels niet beschouwd als plaatsen voor het openbaar verkeer bestemd. Op grond van de wetsgeschiedenis kan worden aangenomen dat winkels die zijn gevestigd in een stationshal, wél als een voor het openbaar verkeer bestemde plaats kan worden aangemerkt. Ik ben over deze grensgevallen nog in overleg met het College van procureurs-generaal en zal u over de uitkomst daarvan nader inlichten.

In de tweede plaats is het strafbaar om beeldmateriaal waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen die jonger zijn dan 16 jaar, te verstrekken, aan te bieden of te vertonen aan een minderjarige van wie men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij of zij jonger dan 16 jaar is (artikel 240a Sr). Daaronder valt ook pornografie. Dit betekent dat benzinestations dergelijk schadelijk materiaal niet mogen verstrekken aan een minderjarige onder de 16 jaar.

Fractie

Verdonk

Vraag

Ten aanzien van het omzetten van kinderbijslag naar een opvoedingsbijdrage heeft TON het voorstel gedaan om de kinderbijslag in te trekken als ouders hun kinderen niet goed opvoeden. Heeft het kabinet dit plan overgenomen?

Antwoord

Op 12 september jongstleden hebben de Minister voor Jeugd & Gezin en ik u geïnformeerd over de aanpak van overlast door 12-minners. In de notitie «Overlast door 12-minners. Een stevige aanpak» (2007–2008, 28 684, nr. 130) beschrijven we welke nieuwe maatregelen wij specifiek voor (de ouders van) deze doelgroep wensen te nemen.

Een van de onderdelen van het pakket maatregelen betreft het onderzoeken van mogelijkheden om financiële sancties te treffen bij onwillende ouders. Genoemd onderzoek is momenteel gaande. Over de uitkomsten ervan wordt u vanzelfsprekend geïnformeerd.

Fractie

Verdonk

Vraag

Wat kost het Generaal Pardon?

Antwoord

Bij brief van 24 oktober 2007 en de brief van mijn collega van SZW dd. 1 april 2008 is de Kamer uitgebreid geïnformeerd over de financiële aspecten van de Regeling.

In afwachting van de evaluatie van de financiële afspraken begin 2009 en op grond van de realisatiecijfers concludeer ik vooralsnog dat de eerder gedane ramingen over de kosten van het pardon gehandhaafd kunnen worden.

Ik zie geen enkele reden om de aannames die aan de ramingen ten grondslag liggen, te herzien, ook niet op grond van de notitie die u tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen aan de Kamer heeft overhandigd.

In de notitie wordt uitgegaan van het scenario dat er 20 jaar lang onverminderd beslag zal worden gedaan op onder meer op de bijstandsvoorzieningen. Deze conclusie deel ik niet.

Het aantal personen dat als gevolg van de Regeling beroep doet op de bijstand is niet hoger dan verwacht, dat bleek uit een bestandsvergelijking die door SZW in het voorjaar van 2008 is uitgevoerd.

Fractie

Verdonk

Vraag

De Minister van Justitie wordt verzocht om een actueel beeld van de Doe Normaal-contracten.

Antwoord

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik hebben u per brief van 27 oktober jongstleden geïnformeerd over de resultaten van het evaluatieonderzoek dat is uitgevoerd naar de pilot «FF Kappe» in Rotterdam. Sinds 2006 wordt binnen deze pilot, geïnspireerd door de «Anti-Social Behaviour Orders» (ASBO) in Engeland, aan overlastgevende jongeren een Doe-Normaal-contract aangeboden. Wanneer de jongere het contract niet ondertekent of de contractbepalingen overtreedt, kan de burgemeester een Doe-Normaal-bevel uitvaardigen op grond van artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet.

In genoemde brief hebben we u laten weten dat het op basis van de voorliggende evaluatie nog te vroeg is om te concluderen dat de FF-Kappe-aanpak zoals is toegepast, effectief is. In een vervolgaanpak zal rekening gehouden moeten worden met een aantal werkzame mechanismen die in de pilot onvoldoende uit de verf kwamen. De gemeente Rotterdam is bereid een vervolgpilot te starten. Ook andere gemeenten hebben belangstelling getoond voor deze aanpak. De Minister van BZK onderzoekt welke mogelijkheden er zijn voor een uitbreiding van de aanpak.

Bij de verdere uitwerking van (de) vervolgpilot(s) zal specifiek aandacht uitgaan naar het juridisch kader. Een goede selectie van de doelgroep – jongeren die lichte overlast veroorzaken – is daarbij cruciaal. Bij lichte overlast biedt de APV goede mogelijkheden om op te treden. Het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast geeft daarnaast mogelijkheden om meer ernstige overlast aan te pakken.

Noot 2 (zie blz. 1516)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2009 (31 700-XVI).

Vraag van de heer Van Gerven (SP) over stand van zaken IGZ en St. Patiëntvertrouwenspersonen.

De stichting patiëntenvertrouwenspersonen spreekt met de IGZ naar aanleiding van het onderzoek van de stichting pvp. De resultaten van het onderzoek van de stichting pvp zijn nog voorlopig. De IGZ neemt de signalen van de stichting pvp uiteraard zeer serieus. De IGZ neemt de uitkomsten van het onderzoek van de stichting pvp mee in de afweging rond verdere stappen naar aanleiding van het thematisch toezichtonderzoek naar «separatie op de eerste dag van opname».

Vraag van de heer Van Gerven (SP) over de klacht dat de IGZ niets doet met individuele meldingen.

De IGZ is geen klachtencommissie, maar toezichthouder. De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector geeft burgers de mogelijkheid om individuele klachten voor te leggen aan de klachtencommissie van de instelling/beroepsgroep (bijv. huisartsen). Burgers denken veelal dat ze bij ook de IGZ terecht kunnen voor individuele klachten over instellingen. Dat is niet zo. Burgers moeten dergelijke klachten bij de instelling zelf indienen; een klachtencommissie behandelt die en doet uitspraak. De instelling moet vervolgens aan de burger meedelen of, en zo ja welke, maatregelen genomen worden. Burgers zijn soms ontevreden over een uitspraak van de klachtencommissie en willen dan de IGZ inschakelen. De IGZ fungeert evenwel niet als hoger beroepsinstantie. Ook al doet de IGZ niets actief met de klachten die zij ontvangt, ze leest ze wel en registreert ze als een melding. De IGZ bekijkt meldingen om te bezien of er naar het oordeel van de inspectie aanwijzing is voor een situatie die voor de veiligheid van patiënten of de gezondheidszorg een ernstige bedreiging is of anderszins noodzaakt tot onderzoek. Kort gezegd gaat de inspectie over tot nader onderzoek indien er structureel iets mis lijkt te zijn in de betrokken instelling, er in algemene zin risico’s voor veiligheid zijn en als de instelling de klachtprocedure niet volgens de regels uitvoert. Dit nader onderzoek staat los van de behandeling van de klacht door de klachtencommissie en kan tegelijkertijd worden uitgevoerd.

Indien de IGZ via een melding tot de conclusie komt dat sprake is van een misstand, dan kan ze natuurlijk wel handhaven op grond van de kwaliteitswet of op grond van de wet BIG. Zo kan ze het bestuur of de zorgverlener aanspreken of zelfs een bevel geven. Indien de IGZ constateert dat er sprake is van handelen of nalaten in strijd met de zorg die de zorgverlener hoort te betrachten, dan kan de inspectie een zaak bij de tuchtrechter of de strafrechter aanhangig maken.

Vraag van de heer Van Gerven (SP) over het meer inkomensafhankelijk maken van de zorgverzekeringspremie.

Het pleidooi van de SP is bij de algemene beschouwingen in een motie vervat en de motie is verworpen. Hetzelfde pleidooi heeft de SP ook gehouden bij de invoering van de Zvw. Toen heeft het kabinet duidelijk gemaakt te hechten aan een privaatrechtelijke grondslag voor de zorgverzekering en een bijbehorende substantiële nominale premie ter dekking van ongeveer de helft van de ziektekosten. Een substantiële nominale premie is van belang voor het kostenbewustzijn van de burger en daarmee is de houdbaarheid van het stelsel op langere termijn gediend. Het huidige kabinet ziet geen enkele aanleiding om op dit punt in de opstelling van het toenmalige kabinet een verandering aan te brengen. Ook niet vanwege de zorgtoeslag want die heeft zich bewezen als een adequate inkomenscompensatie voor de mensen die het nodig hebben.

Vraag van de heer Van Gerven (SP) over de financiële problemen wanneer een schoolgaand kind 18 jaar wordt.

Voor kinderen van 18 jaar en ouder geldt dat als zij studeren of op school zitten vanaf het 18e jaar recht op studiefinanciering bestaat. Daarnaast heeft iedereen vanaf het 18e jaar een zelfstandig recht op zorgtoeslag.

Vraag van de heer Van Gerven (SP) over het schrappen van de sta-op-stoel uit de basisverzekering.

Gebleken is dat een stoel met sta-op functie in principe niet duurder hoeft te zijn dan een normale ergonomische verantwoorde stoel. Ik ben ervan overtuigd dat mensen uit zichzelf de geboden zelfredzaamheid van een sta-op-stoel zullen verkiezen boven de afhankelijkheid van thuiszorg en dat zij een dergelijke stoel voor eigen rekening zullen aanschaffen. Om die reden verwacht ik ook geen toename in de vraag naar andere zorgvormen als gevolg van deze maatregel.

Vraag van de heer Van Gerven (SP) over vergoeding slaap- en kalmeringsmiddelen.

De maatregel is bedoeld om het ongewenste chronisch gebruik van de slaapen kalmeringsmiddelen terug te dringen.

Alle veldpartijen zijn het erover eens dat chronisch gebruik medisch onwenselijk en daarnaast niet doelmatig is en daarom teruggedrongen dient te worden. Dit is de belangrijkste reden om de vergoeding van de slaap- en kalmeringsmiddelen te beperken. Vergoeding van dit chronisch gebruik is dan ook geen goede besteding van publieke middelen. Deze vergoedingsmaatregel resulteert in een extra prikkel voor patiënt en zorgverlener om de patiënt te laten stoppen met chronisch gebruik. Dit zal gezondheidswinst opleveren.

De laatste jaren is al veel geïnvesteerd in projecten om het chronisch gebruik terug te dringen. Bij individuele patiënten zijn er natuurlijk successen, maar op landelijk niveau zien we het gebruik niet echt afnemen. Een extra nieuwe aanpak is daarom gewenst.

Meer dan 10 jaar geleden heeft de Ziekenfondsraad (de voorloper van het CVZ) al geadviseerd om de slaap- en kalmeringsmiddelen uit te sluiten van vergoeding. Mijn toenmalige ambtsvoorganger heeft ervoor gekozen om dat niet te doen, maar de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van het chronisch gebruik bij het veld neer te leggen. Ik constateer nu dat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Daarom heb ik ervoor gekozen om deze «zelf-betaal»-prikkel in te voeren om het chronisch gebruik af te remmen.

Daar waar chronisch gebruik medisch gezien noodzakelijk is heb ik op het advies van CVZ voor 4 indicaties een uitzondering gemaakt. Bij die indicaties blijft het gebruik vergoed.

Slaap- en kalmeringsmiddelen zijn bij normaal gebruik niet duur. Afhankelijk van hoelang de patiënt over het afbouwen doet zijn er wel kosten, ongeveer € 12 tot € 16 per maand (inclusief receptregel).

Vraag van de heer Van Gerven (SP) over het opnemen van fysiotherapie in het pakket voor ouderen met chronische klachten.

Overeenkomstig de toezegging eind juni jl. gedaan bij het overleg met de Kamer over het kabinetsstandpunt op het pakketadvies 2008 van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) is het CVZ gevraagd te adviseren over eventuele uitbreiding van de chronische lijst fysiotherapie. In dat overleg met de Kamer eind juni jl. ging het overigens alleen over artrose.

De advisering ter zake door het CVZ, die naar verwachting in het voorjaar van 2009 zal plaatsvinden, wordt afgewacht. Bij de besluitvorming over dat komende advies zal het kabinet ook de beschikbare financiële ruimte in acht moeten nemen.

Vraag van de heer Van Gerven (SP) over de voorkruipzorg door zorgbemiddelingsbedrijven.

De gezondheidszorg in Nederland is gelukkig zo geregeld dat het helemaal niet nodig is om zorg buiten het reguliere circuit om in te kopen. Iedereen heeft via de Zorgverzekeringswet toegang tot betaalbare, kwalitatief verantwoorde zorg. De acceptatieplicht in de Zvw garandeert dat iedereen zich bij de zorgverzekeraar van zijn keuze kan inschrijven. De zorgverzekeraar is verplicht om ervoor te zorgen dat zijn verzekerden tijdig, kwalitatief verantwoorde zorg krijgen. Daartoe maken zorgverzekeraars afspraken met zorgverleners over de zorgverlening, bijvoorbeeld over gegarandeerde toegangstijden bij ziekenhuizen. Dit is aantrekkelijk voor ziekenhuizen omdat zij, bijvoorbeeld door extra uren open te gaan, extra zorgaanbod in de markt kunnen zetten. Dit is ook aantrekkelijk voor verzekerden omdat zij sneller of op tijdstippen waarop hen dat beter uitkomt, kunnen worden geholpen.

Ook maken de zorgverzekeraars steeds vaker gebruik van kleine, gespecialiseerde behandelcentra (bijvoorbeeld op het terrein van oogheelkunde) die verzekerden snel, goed en doelmatig kunnen behandelen.

Daarnaast hebben de meeste zorgverzekeraars zorgbemiddelingsservices voor hun verzekerden in het leven geroepen waar verzekerden gebruik van kunnen maken. Als bij een zorgverlener sprake is van een lange wachttijd kan de verzekerde gebruik maken van deze service. De zorgverzekeraar zorgt er dan voor dat een verzekerde door een andere zorginstelling wordt geholpen.

Het kabinet is van mening dat dit soort initiatieven zowel zorginstellingen als zorgverzekeraars scherp houden om te zorgen voor een zorgaanbod dat beter tegemoet komt aan de wensen van alle verzekerden. Dergelijke initiatieven zie ik niet als voorkruipzorg. Partijen maken op een goede manier gebruik van de mogelijkheden in het zorgstelsel. Het kabinet wijst deze ontwikkelingen dus niet af. In tegendeel. Het is een goede zaak dat dergelijke ontwikkelingen nu een kans krijgen. Uiteindelijk profiteren verzekerden hiervan.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over nieuwe normen voor ondervoeding in verpleeg- en verzorgingshuizen zonder instemming van de stuurgroep.

In het door de sector vastgestelde Kwaliteitskader verantwoorde zorg VVT worden cliënten gescreend op «onbedoeld gewichtsverlies». De stuurgroep ondervoeding noemt dit acute ondervoeding; een andere vorm is de chronische ondervoeding (met een BMI=20). Deze vorm wordt onder andere bij de Landelijke Prevalentiemeting (LPZ) in kaart gebracht. Bij de indicatoren verantwoorde zorg hanteren we dus al gebruikte indicatoren (ook door de stuurgroep ondervoeding).

Op basis van de uitkomsten van de resultaten van de meting van de kwaliteitsindicatoren (het kwaliteitskader verantwoorde zorg) zullen de indicatoren door de Stuurgroep Verantwoorde Zorg VVT geëvalueerd gaan worden. Bij de evaluatie van de indicator over de voedingstoestand zal ook gebruik worden gemaakt van de expertise van de stuurgroep ondervoeding.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over grootschalig onderzoek naar mishandeling en ongelukken in de gehandicaptenzorg.

Ik ben het met mevrouw Leijten eens dat elke situatie van mishandeling in de gehandicaptenzorg er één te veel is.

Ik heb u van de zomer, naar aanleiding van de nare situatie bij Tragel, al bericht over de gesprekken die ik hierover met VGN en Platform VG heb gevoerd. Deze kunnen zich vinden in deze aanpak.

Ten eerste is hier Zorg voor Beter van belang, en zeker het traject «Maatregelen op Maat»: hoe ga ik om met ingrepen in iemands eigen levenssfeer, ben ik me er bewust van wanneer ik dat doe. Daarnaast zijn de inspanningen van alle partijen (en zeker ook de VGN) gericht op preventie van seksueel misbruik van belang. De VGN houdt deze in het licht van deze discussie nog eens kritisch tegen het licht. Tot slot heb ik met Movisie gekeken in hoeverre hun plan om op lokaal niveau ouderenmishandeling aan te pakken ook benut kan worden om mishandeling van mensen met een verstandelijke beperking te voorkomen. Daar lijken alle mogelijkheden toe. Komende week bespreek ik de uitwerking met Movisie en cliëntenorganisaties. Een onderzoek zoals mevrouw Leijten wenst, vind ik in dit licht niet nodig.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over waar cliënten terecht kunnen met zorgen en klachten.

Mevrouw Leijten vraagt naar wie cliënten of hun ouders in de langdurige zorg toe kunnen als zij zich zorgen maken over ontwikkelingen in hun instelling. In beginsel is dat die instelling zelf. Problemen en zorgen moeten in eerste instantie besproken worden met degene die deze direct kunnen wegnemen en beïnvloeden: de zorgverlener of het management. Om de drempel die een dergelijke stap voor veel cliënten is te verlagen, wil ik bereiken dat iedere zorgaanbieder beschikt over een klachtenfunctionaris of vertrouwenspersoon. Juist in die fase gaat het erom dat er een gesprek op gang komt tussen cliënt of vertegenwoordiger en instelling, en een klachtenfunctionaris of vertrouwenspersoon kan daar op informele wijze de rol van intermediair in vervullen. Gaat het om meer collectief gedragen zorgen in die instellingen dan speelt de cliëntenraad daar een belangrijke rol in. Met onze voorstellen over de 7 rechten van de cliënt wordt ook hun positie versterkt.

Gaat het om een feitelijke klacht dan geldt daarvoor de (onafhankelijke) klachtenprocedure. In het debat van twee weken terug met uw kamer hebben we uitgebreid van gedachte gewisseld over de (nieuwe) vormgeving van deze procedure. Uiteraard kunnen ouders of cliënten die zich zorgen maken om de kwaliteit van zorg binnen een instelling ook een melding doen bij het IGZ-loket.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over aanwijzing zorgzwaartebekostiging aan de NZa.

Het is noodzakelijk dat alle betrokken partijen zo spoedig mogelijk duidelijkheid krijgen over de invoering van de zorgzwaartebekostiging. Ook uit vragen van de Tweede Kamer heb ik afgeleid dat ook u dat van belang vindt.

Op 27 oktober jl. heb ik u mijn inbreng gestuurd op het schriftelijk overleg over diverse aspecten van de invoering van zorgzwaartebekostiging. De aard van de vragen vanuit uw kamer was zodanig dat deze vragen naar mijn mening geen bezwaren opleverden voor het uitvoeren van de voornemens zoals deze in de voorhangbrief invoering zorgzwaartebekostiging (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 631, nr. 273) waren geformuleerd. De voorhangbrief dateerde van 22 september, waarmee de aanwijzing meer dan een maand na de voorhang aan de NZa is verstuurd.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over kleinschalig wonen.

De aan u toegezegde brief, in vervolg op de motie Kant over dit onderwerp, kunt u voor het eind van het jaar verwachten. In deze brief zal ik verder ingaan op de het plan van aanpak en in dat kader op de regeling voor de stimulering van kleinschalig wonen. Er vindt de komende weken overleg plaats met de NZa over de vormgeving van een beleidsregel voor het stimuleren van kleinschalig wonen. Er vindt daarbij afstemming plaats tussen de nieuwe beleidsregel en de beleidsregels die nu al beschikbaar zijn voor de financiering van kleinschalig wonen. Het streven is erop gericht om begin 2009 een regeling operationeel te hebben.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over de reactie op de actie «Ik doe wat ik kan».

Voor zover wij hebben kunnen nagaan betreft de actie «ik doe wat ik kan» een internetactie waar mensen gevraagd wordt kenbaar te maken in hoeverre zij zich zorgen maken over de zorg. Het is aldus de website een actie van de «Zorgenmakers». Ik heb geen idee wie of wat daar achter zit. Maar op zich zelf is het goed als mensen actie ondernemen om hun betrokkenheid met de zorg te uiten. Het is gezien de onduidelijke achtergrond echter moeilijk om te duiden wat precies de betekenis is van deze actie, maar uiteraard is dit ook een signaal, dat ik zeker niet wil bagatelliseren.

Vraag van mevrouw Leijten over kosten voor wassen van kleding en maaltijden.

Er is geen sprake van een tweedeling. In het kader van de zorgzwaartepakketten zijn de pakketten in de diverse instellingen geharmoniseerd. Dat heeft ook betrekking op de kosten als de onderhavige.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over het nog steeds niet op orde zijn van het CAK.

Met de brief van 3 oktober 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 29 689, nr. 224, is de stand van zaken met betrekking tot het CAK uiteengezet. Verder is in die brief de kabinetsreactie op het onderzoek naar Berenschot B.V. weergegeven. Zoals daarin is aangegeven, is er vooruitgang geboekt, maar is er nog altijd sprake van een aantal problemen. Een deel daarvan wordt veroorzaakt door problemen in de keten. Het CAK is de laatste schakel in de keten en het prestatievermogen van de zwakste schakel bepaalt mede de administratieve kracht van het CAK. In de brief is in dat verband aangekondigd dat onder regie van VWS de ketenproblematiek wordt aangepakt. Tevens wordt uitvoering gegeven aan een verbeterplan van de interne organisatie van het CAK. Zo is inmiddels de telefonische beantwoordingscapaciteit verder versterkt en is het speciale team voor «moeilijke gevallen» aanmerkelijk uitgebreid.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over de reactie van het kabinet op het rapport van de CG-raad en NPCF.

Het onderzoek geeft een eenzijdig beeld waarin de premiedaling doordat het invoeren van een eigen betaling niet is meegenomen.

Het onderzoek vergelijkt de situatie in 2004 met 2007. Zoals ook in het onderzoek staat beschreven wordt de verdubbeling van eigen bijdragen voor een groot deel veroorzaakt door de invoering van de no-claim in 2005 (in 2008 vervangen door het verplicht eigen risico). Door invoering van een eigen betaling daalt de premie omdat een deel van de zorgkosten nu uit eigen betalingen wordt gefinancierd. Deze daling van premie is dus niet meegenomen in de berekeningen.

Daarnaast is het gemiddelde bedrag aan eigen betalingen in verband met de no-claim (en in 2008 het verplicht eigen risico) verwerkt in de vaststelling van de zorgtoeslag. Verzekerden die in aanmerking komen voor zorgtoeslag krijgen dus een compensatie voor de gemiddelde eigen betaling (no-claim of eigen risico).

Zoals hierboven beschreven is in 2008 de no-claim teruggave regeling vervangen door een verplicht eigen risico. Door deze omzetting worden de eigen betalingen in de Zvw verlaagd. Daarnaast krijgen verzekerden met meerjarige onvermijdbare zorgkosten vanaf 2008 een tegemoetkoming voor het verplicht eigen risico (van € 47).

De in het onderzoek genoemde verdubbeling heeft dus voor het grootste deel betrekking op de Zvw. De eigen betalingen in het kader van de AWBZ zijn nagenoeg gelijk gebleven (1¾ miljard).

Uit ander (internationaal) onderzoek (van SEO) blijkt dat Nederland het meest risicosolidair is in vergelijking met andere vergelijkbare landen. Door allerlei vangnetten is ervoor gezorgd dat het verschil in totale zorgkosten tussen gezonde verzekerden en thuiswonende zieken in Nederland laag is. In andere landen betalen zieken vaak veel meer.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over kwaliteitsnormen voor de zorgaanbod.

De Wet toelating zorginstellingen stelt eisen aan de bestuurlijke inrichting van een zorgaanbieder; de Kwaliteitswet zorginstellingen ziet op de kwaliteit van de zorg. Beoordeling van de kwaliteit van zorg geschiedt dan ook op basis van de Kwaliteitswet en niet op basis van de Wet toelating zorginstellingen. Een aanbieder die bedrijfsmatig zorg – bijvoorbeeld thuiszorg – verleent, moet voldoen aan de eisen van de Kwaliteitswet. Dezelfde verplichting geldt op basis van de Wet BIG (art. 40) voor een zorgverlener die in zijn eentje optreedt. Wijziging van de Wet toelating zorginstellingen is derhalve hier niet op zijn plaats.

Tussenpersonen die zelf geen zorg verlenen en evenmin een contract sluiten met een verzekeraar of zorgkantoor, maar alleen bemiddelen tussen cliënten en zelfstandige zorgverleners, vallen niet onder de Kwaliteitswet. Zij bieden immers zelf geen zorg aan. Dat neemt overigens niet weg dat de gecontracteerde zorgverlener zelf wel valt onder de werking van de Kwaliteitswet en de Wet BIG. Een uitbreiding van de reikwijdte van de WTZi of de Kwaliteitswet voegt op dat punt dus niets toe, aangezien het niet gaat om feitelijke zorgverlening.

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over fors bezuinigen op bureaucratie.

Zoals ik ook in mijn Kabinetsreactie op het SER-advies heb laten weten d.d. 13 juni jl. hecht ik eraan dat ook onnodige bureaucratie wordt voorkomen. Voorkomen moet immers worden dat professionals en cliënten zo beperkt mogelijk worden belast met administratieve vraagstukken en dat de aandacht blijft uitgaan naar het voorzien in de zorgbehoeften. In vorengenoemde Kabinetsreactie heb ik de lijnen beschreven waarlangs ik de bureaucratie wil verminderen. Zo zet ik stappen om de indicatiestelling vergaand te vereenvoudigen, waardoor de bureaucratie bij het CIZ afneemt. Voorts bevorder ik dat kwaliteitsnormen transparant worden en op termijn richtinggevend zijn bij de zorginkoop. Verzekeraars kunnen instellingen daardoor niet langer verplichten in het kader van kwaliteit méér te doen dan die kwaliteitskaders. HKZ-certificering is in de care dan ook niet verplicht meer. Daarnaast zet ik stappen om ook voor het extramurale domein op termijn te komen met clientgebonden pakketten. Voorts heb ik ook in het VWS programma vermindering Regeldruk aangegeven dat o.a. het verder stroomlijnen van indicatieprocessen voor meervoudige aanvragen en het verhelderen van de communicatie (w.o. een heldere site als Regelhulp) hierin voorzien, naast het afschaffen van het bouwregiem en het afschaffen van de kaderregeling AO/IC.

Vraag van mevrouw Smilde (CDA) over de Evaluatie Preventieprogramma’s

Er kan onderscheid gemaakt worden naar landelijke en lokale preventieprogramma’s. Op landelijk niveau kan dan gedacht worden aan het Rijksvaccinatieprogramma en screeningsprogramma’s die naar aanleiding van advies van de Gezondheidsraad tot stand gekomen zijn en evidencebased en kosteneffectief bevonden zijn. Daarnaast is er bij ZonMw een groot preventieprogramma met verschillende onderdelen, die zich veelal op onderzoek maar ook op implementatie richten. Deze programma’s worden systematisch, zowel tussentijds als na afloop, geëvalueerd. Deze worden weer gepubliceerd op www.zonmw.nl

Op lokaal niveau zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van het preventiebeleid als onderdeel van de preventiecyclus. Onderdeel van deze preventiecyclus is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) de uitvoering van dit lokale beleid toetst. Uit het inspectierapport uit 2005 bleek dat op lokaal niveau nog verbeteringen mogelijk en noodzakelijk zijn. De Inspectie concludeerde dat er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van bewezen effectieve maatregelen. In 2010 zal de Inspectie met een nieuw rapport komen over de stand van zaken over de uitvoering van het lokale gezondheidsbeleid.

Om meer duidelijkheid te creëren in het aanbod op het gebied van preventieprogramma’s heeft het ministerie van VWS het Centrum Gezond Leven (CGL) bij het RIVM opgericht in 2007. Het CGL is een samenwerkingsverband van het RIVM en gezondheidsbevorderende organisaties. Het CGL beoordeelt interventies op effectiviteit en verspreidt deze informatie.

Vraag van mevrouw Smilde (CDA) over Sta-op-stoel in Wmo.

De stoel met uitsluitend de sta-op-functie is uit het basispakket verwijderd omdat een dergelijke stoel in principe niet duurder hoeft te zijn dan een stoel die voldoet aan de normale ergonomische eisen die ook voor andere burgers voor eigen rekening komen. Nu er geen sprake is van meerkosten, zie ik eveneens geen reden voor een vergoeding uit de Wmo.

Vraag van mevrouw Smilde (CDA) over Innovatie.

Innovatie is essentieel om de toekomstige uitdagingen voor de zorg – groter beroep op zorg door vergrijzing en chronische ziekten en potentiële arbeidsmarkttekorten – aan te kunnen. Ik zet samen met de Staatssecretaris daarom fors in op innovatie. Wij hebben daartoe in het afgelopen jaar het ZorgInnovatiePlatform (ZIP) in het leven geroepen. Innoveren doen zorgaanbieders, verzekeraars, kennisinstellingen en bedrijfsleven zelf. Met het ZIP versterken we de innovatiekracht door onder meer goede innovaties actief te verspreiden, (financiële) prikkels in te voeren en belemmeringen op te sporen en aan te pakken.

In haar eerste half jaar heeft het ZIP met hulp van andere partijen belemmeringen opgespoord en zal dat blijven doen. Voorbeelden van belemmeringen zijn:

– een onvoldoende ontwikkeld ondernemerschap bij veel zorgaanbieders;

– de baten van innovaties niet (geheel) terecht komen bij de «uitvinder»;

– verkokering van de zorgsector tussen eerste en tweedelijns zorg en tussen de echelons;

– weinig doorstroom van ideeëngeneratie en onderzoek naar toepassing, valorisatie en opschaling;

– versnippering in en deling van kennis en onderzoek, weinig netwerkvorming;

– nog te weinig affiniteit met de mogelijkheden van ICT en TechnologieZoals gezegd, het ZIP gaat verder met haar inventarisatie, agendeert dit markt- en systeemfalen en pakt dat waar mogelijk actief aan.

Eén van de manieren waarop het ZIP dat gaat realiseren is het ontwikkelen van experimenten op nieuwe zorgconcepten of nieuwe manieren van organiseren van (keten)zorg. Met experimenten kunnen geschetste markt- en systeemfalen aan het licht komen, worden wet- en regelgeving mogelijk tijdelijk buiten spel gezet en getoond worden hoe de zorg ook georganiseerd kan worden. Nog dit jaar zal het ZIP starten met vier zulke experimenten. Zo zal er in Groningen gestart worden met een experiment met zorg op afstand apparatuur voor patiënten met hartfalen. Deze patiënten kunnen – in plaats van in het ziekenhuis te verblijven ofwel periodiek voor controle naar het ziekenhuis te moeten – op afstand met apparatuur gemonitord worden. Dit maakt de zorg kwalitatief een stuk aantrekkelijker: zowel voor de patiënt, die niet telkens naar het ziekenhuis hoeft voor controle – als voor de arts, die continu in de gaten kan houden of het goed met de patiënt gaat. Daarbij kan het kosten van onnodige consulten terugdringen en kunnen heropnames teruggedrongen worden.

Ook zijn we bijvoorbeeld met het NHG in gesprek over een experiment met een ICT-kennisdiseasemanagement systeem dat huisartsen goed kan ondersteunen in de dagelijkse werkzaamheden. Huisartsen kunnen met dit ICT-systeem tijdens het consult automatisch waarschuwingsberichten ontvangen op basis van de richtlijnen en protocollen. Dit om de patiëntveiligheid te verbeteren. Daarbij voorziet het systeem de huisarts ook in een mogelijkheid om via het eigen ICT-systeem een specialist te raadplegen. De schotten tussen de eerste en de tweede lijn kunnen zo door middel van ICT wellicht doorbroken worden.

Een financieel instrumentarium om innovatie een impuls te geven, naast experimenten, is ook in ontwikkeling en naar verwachting in de eerste helft van 2009 beschikbaar. VWS en het ZIP zullen niet inzetten op ouderwetse subsidiëring van initiatieven. Daartegen vertaalt ze bestaand EZ-instrumentarium naar de zorgsector. Ten eerste kan gedacht worden aan innovatievouchers: relatief kleine bedragen voor zorgondernemers waarmee bijvoorbeeld een businessplan kan worden uitgewerkt of een marktonderzoek kan worden gedaan. Daarnaast wordt de mogelijkheid van een voorinvesteringfonds onderzocht, waarmee zorgondernemers grotere financiële middelen kunnen lenen, als ze moeite hebben dat bij reguliere bancaire instellingen te bemachtigen. Dit instrumentarium kan ook een alternatief zijn voor de revalidatiegeneeskunde.

Vraag van de heer Zijlstra (VVD) over de afschaffing numerus fixus.

Met mijn ambtgenoot van OCW constateer ik dat de belangstelling voor de opleiding geneeskunde bijzonder groot is. De aanmelding voor de opleiding is ruim twee keer zo hoog als het aantal plaatsen. De numerus fixus is een besluit dat primair onder de verantwoordelijkheid van mijn collega valt. De kosten die gepaard gaan met de medische opleidingen zijn hoog. Het opheffen van de numerus fixus zou direct een enorme druk bij de belastingbetaler leggen om al deze enthousiaste studenten geneeskunde te laten studeren. Het opheffen van de numerus fixus vereist ook meer dan een verdubbeling van de capaciteit bij de medische faculteiten, waar ik, met mijn collega van OCW, op dit moment een voorbehoud voor moet maken. Ik geef daar nog de volgende beschouwing bij: Als we jaarlijks 6 400 studenten laten beginnen met de opleiding, correspondeert dat aanbod in de toekomst niet meer met de zorgvraag en zal dit leiden tot werkloze artsen en/of een te groot zorgaanbod. Artsen die deze kostbare opleiding hebben gevolgd zullen na vijf jaar hun titel verliezen en het vak niet meer mogen uitoefenen. Die kapitaalvernietiging wil ik vermijden. Mensen met een (andere) opleiding zijn hard nodig op de arbeidsmarkt, ook in andere sectoren.

In het voorstel over het afschaffen van de numerus fixus en de pilotenconstructie bij uitval klinkt de aanname door dat deze studenten later massaal de zorg verlaten. De uitval onder deze studenten en later de huisartsen en medisch specialisten is relatief gezien niet zo hoog. Ik verwacht daarom niet van een maatregel zoals u deze voorstelt, een grootscheeps corrigerend effect heeft om uitval te voorkomen en een betere kosten /baten verhouding dan nu geeft. Het zal wel direct leiden tot een enorme kostenstijging door de verdubbeling van het aantal studenten en ook de administratieve lasten zullen direct stijgen. Terugbetalen van een opleiding, waar veel meer mensen in afstuderen dan nodig, is op zich ook al weer geen perspectiefrijke start voor beginners met zo’n studie. Het regelen van voldoende stage en scholingsplaatsen in de reguliere zorg, hetgeen nu al soms moeilijk is, zal verder onder druk komen.

Vraag van de heer Zijlstra (VVD) over het van stopzetten van vaccinonderzoek NVI.

Ik heb in het AO Infectieziekten in april jl. toegezegd u te informeren over de uitkomsten van mijn herbezinning op het Nederlands Vaccin Instituut (NVI). Wanneer de resultaten hiervan bekend zijn informeer ik u daarover en zal daarbij aangeven welke rol ik zie voor het instituut in Research & Development op het gebied van vaccins.

Vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over het mogelijk achteraf herstellen van een pakketmaatregel zoals dat eerder bij de somatische patiënten uit de AWBZ is gebeurd

Los van deze opmerking acht ik het van groot belang dat de inspanningen die worden gepleegd om van de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang een succes te maken, niet negatief worden beïnvloed door de nu voorziene maatregelen in het kader van de AWBZ. Ik investeer fors in «Beschermd en Weerbaar» mijn beleid voor geweld in afhankelijkheidsrelaties, waar het verbeterplan vrouwenopvang een onderdeel van is. Ook ondersteun ik van harte de uitvoering van de Stedelijke Kompassen.

Voor het schrappen van de grondslag psychosociaal uit de AWBZ worden gemeenten volledig gecompenseerd. Daarnaast heb ik in mijn brief van gisteren over de pakketmaatregelen benadrukt dat, in het algemeen, voorkomen moet worden dat verwaarlozing optreedt of dat er geen ander alternatief is dan opname. Daarmee geef ik aan dat op deze manier de begeleiding voor de kwetsbaarste groepen vergoed blijft, omdat voor hen begeleiding het verschil kan maken tussen een geïsoleerd en menswaardig bestaan. De beleidsregels worden zo vormgegeven dat mijn beleid niet tot onbedoelde effecten leidt.

In combinatie met het monitoren van de effecten van de maatregel ga ik ervan uit dat daarmee ook mijn beleid Stedelijke Kompassen en rond Beschermd en Weerbaar blijft staan.

Vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over Innovatie.

Innovatie is essentieel om de toekomstige uitdagingen voor de zorg – groter beroep op zorg door vergrijzing en chronische ziekten en potentiële arbeidsmarkttekorten – aan te kunnen. Ik zet samen met de Minister daarom fors in op innovatie, ook in de care. Wij hebben daartoe in het afgelopen jaar het ZorgInnovatiePlatform (ZIP) in het leven geroepen. Innoveren doen zorgprofessionals, zorginstellingen, kennisinstellingen en bedrijfsleven zelf. Met het ZIP versterken we de innovatiekracht van de gehele zorg door onder meer goede innovaties en nieuwe zorgconcepten actief te verspreiden, experimenten te starten, nieuwe financiële prikkels in te voeren en markten systeemfalen op te sporen.

Tegelijkertijd is het mij en het ZIP inmiddels duidelijk geworden dat innovatie nog vaak wordt geassocieerd met technologische en medische doorbraken. Innovatie in de V&V zit vaak veel meer op kleine verbeteringen in de dagelijkse organisatie en in de zorg voor de patiënt. Denk hierbij aan betere roosters, ondersteunende arbeidsbesparende technologieën en projecten in kader van zorg op afstand, zoals u zelf noemde. Met het ZIP zal ik de komende tijd daarom inzetten op maatwerk voor de V&V. Daarbij moet worden aangetekend dat uiteraard in de langdurige zorg reeds innovatieve programma’s lopen waarbij aangesloten wordt, zoals het Transitieprogramma in de Langdurige Zorg (TPLZ). In dat kader worden reeds 26 experimenten met innovatieve zorgconcepten uitgevoerd. Het ZIP start, in aansluiting hierop, ook zelf nog dit jaar met in ieder gevaléén experiment in de care; meer zullen de komende jaren volgen.

Vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over ruimte voor medewerkers in de zorg om de cliënt centraal te zetten.

Wij geven medewerkers meer ruimte om de cliënt centraal te zetten door bureaucratie zoals rond indiceren en minutenregistratie te beperken. Er zijn pilots gestart om de indicatiestelling te vereenvoudigen. Over de resultaten daarvan heb ik u eerder geïnformeerd. Geslaagde pilots zullen breder worden ingevoerd. Een goed voorbeeld hiervan is de mogelijkheid dat de zorgverlener/professional een indicatieadvies opstellen en deze digitaal aanleveren bij het CIZ. Het CIZ zet het indicatieadvies dan – na controle – om in een indicatiebesluit. Verder stimuleren wij de dialoog op de werkvloer met cliënten en ruimte voor reflectie om juist vanuit het dagelijks werk tot verbeteringen te komen. Dat is in de brief «Zorg voor ouderen; om de kwaliteit van het bestaan» van 31 mei 2007 en onze brieven over het arbeidsmarktbeleid ook aangekondigd. Wij stimuleren die dialoog onder meer door financiering van het programma «het goede gesprek» van Vilans. Daar zijn al meer dan veertig goede voorbeelden verzameld, die begin 2009 op een website voor instellingen en verzorgenden beschikbaar komen. In de loop van 2009 volgt een aanbod aan instellingen voor hulp om dergelijke voorbeelden ook in eigen huis te realiseren.

Vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over een uitvoeringstoets voor de eigen bijdrage voor begeleiding

Voor de eigen bijdrage begeleiding heb ik al aan het CAK gevraagd naar de uitvoeringsgevolgen van deze maatregel voor de organisatie van het CAK. Daaronder valt ook dat het CAK de uitvoeringskosten in kaart brengt. Op basis van de uitkomsten daarvan kan bezien worden of de opbrengst van de maatregel hoger is dan de inningskosten.

Vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over een verplichte keuring voor medische hulpmiddelen.

Mij is niet duidelijk op welke toezegging wordt gedoeld. Ik ben ook niet voornemens met een wetsvoorstel hierover te komen. Over het toezicht op medische hulpmiddelen in instellingen kan ik het volgende zeggen:

Allereerst zijn er wettelijke eisen waaraan een medisch hulpmiddel moet voldoen voordat het op de markt wordt gebracht. De beoordeling of aan deze eisen wordt voldaan gebeurt door een zogenaamde Aangemelde Instantie (in Nederland is dit KEMA). Deze organisatie staat onder direct toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Bij toezicht op de toepassing van medische hulpmiddelen in instellingen gaat de Inspectie uit van de principes zoals verwoord in de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Deze houden in dat de Raden van Bestuur van zorginstellingen verantwoordelijk zijn voor het leveren van verantwoorde zorg en voor het scheppen van voorwaarden die het leveren van verantwoorde zorg mogelijk maken. Ook als het gaat om de functionele staat van de apparatuur en daarmee het doen uitvoeren van onderhoud ligt de verantwoordelijkheid bij de Raden van Bestuur van de zorginstellingen, die hierbij hun diensten zoals de Instrumentele Dienst inzetten. De Inspectie houdt op haar beurt toezicht op het interne kwaliteitstoezicht van de Raden van Bestuur. Zij doet dit via haar instrumentarium van reactief en proactief toezicht. Reactief via onderzoek naar aanleiding van meldingen en calamiteiten en proactief via haar indicatorenbeleid en thematisch toezicht.

Veilige toepassing van medische apparatuur in instellingen vind ik belangrijk. De Inspectie heeft vorige week haar jaarlijkse rapportage Staat van de Gezondheidszorg gewijd aan de risico’s van medische technologie. In mijn reactie op dit rapport, die ik voor 1 maart 2009 aan de Kamer zal sturen, zal ik op dit onderwerp terugkomen.

Vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over veiligheid van kwetsbare mensen in de samenleving.

Mevrouw van Miltenburg acht het nodig, dat een onderzoek naar het probleem van de veiligheid van oudere en gehandicapte mensen wordt ingesteld. Zij vraagt om een kabinetsbreed plan voor de veiligheid van kwetsbare mensen in onze samenleving. Het thema veiligheid is primair de verantwoordelijkheid van de minister van BZK. Ik zal haar vraag aan de minister van BZK overbrengen.

Vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over innovatie in de AWBZ

In alle instellingen dient de zorg, ondersteuning en bejegening voor iedereen gelijk te zijn. Er moet rekening gehouden worden met ieders persoonlijke achtergrond; of dat nu gaat om religie, culturele achtergrond of seksuele geaardheid. Alle betrokkenen rond de zorg (bijvoorbeeld zorgprofessionals) dienen cliënten op een goede en positieve manier tegemoet te treden. Het kan en mag niet zo zijn dat bijvoorbeeld homoseksuele cliënten zich niet op hun gemak voelen en zich achtergesteld voelen. Niet voor niets is daarom in de kwaliteitskaders verantwoorde zorg het aspect «bejegening» opgenomen, meer specifiek in het meetinstrumentarium cliëntervaringen. De uitkomsten van deze metingen geven een indicatie over de manier waarop met cliënten wordt omgegaan. De resultaten zal met alle betrokken partijen, waaronder beroepsbeoefenaren en ActiZ worden besproken; waar nodig worden verbeteringen getroffen.

Daarnaast heeft VWS met het ministerie van VROM middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te geven aan «Roze ouderen in Nederland», een project van ANBO, COC Nederland, Schorer en Movisie Lesbisch en Homobeleid. Dit project – dat momenteel nog loopt – is erop gericht de situatie in wonen, zorg en welzijn voor homoseksuele ouderen te verbeteren. Ik heb uw Kamer reeds toegezegd dat ik over de uitkomsten van het project met bovengenoemde partijen in gesprek ga.

Vraag van de heer Van der Veen (PvdA) over het ontbreken van beherend apothekers

De IGZ heeft in juni van dit jaar signalen ontvangen dat er in sommige apotheken geen beherend (in termen van de Geneesmiddelenwet: gevestigd) apotheker zou zijn. Naar aanleiding van die signalen heeft de IGZ een check uitgevoerd op het register waarin gevestigd apothekers staan ingeschreven. Bij die check zijn 11 gevallen aangetroffen van een apotheek zonder een ingeschreven gevestigde apotheker. Deze apotheken zijn benaderd. Hen is duidelijk gemaakt dat dit niet kan. Inmiddels is in de meeste gevallen een oplossing gevonden. In enkele gevallen is dat nog niet zo. Daaronder is één geval van een apotheek die binnenkort zijn werkzaamheden zal beëindigen en waarvoor geen nieuwe gevestigde apotheker meer kan worden gevonden. In alle nog niet geregelde gevallen is tenminste voorzien in het treffen van een waarneemregeling. Voor die gevallen heeft de IGZ tevens een handhavingsplan opgesteld. Aan de betreffende apotheken is door de IGZ een termijn gesteld waarbinnen de problemen definitief moeten zijn opgelost. De IGZ heeft aangekondigd te zullen overgaan tot sluiting van de betreffende apotheken als daaraan niet wordt voldaan.

Vraag van de heer Van der Veen (PvdA) over de beantwoording van de Kamervragen over Strattera.

De antwoorden op de vragen zult u binnenkort ontvangen.

Vraag van mevrouw Wolbert (PvdA) over onderzoek naar fraude met de pgb’s en naar de handel en wandel van pgb bemiddelingsbureaus

In juni heeft VWS het CVZ gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de activiteiten en kwaliteit van pgb-bemiddelingsbureaus. Doel van het onderzoek is meer zicht te krijgen op de rol die bemiddelingsbureaus spelen in de hele «pgb-keten», van indicatiestelling tot en met verantwoording. Uit het onderzoek moet blijken wat de intenties zijn van deze bureaus, hoe zij aan hun klanten komen, of ze een rol spelen bij het adviseren of ondersteunen bij de aanvraag van een pgb en de indicatiestelling en of ze zelf zorg verlenen aan budgethouders. Ook willen we weten of bemiddelingsbureaus ondersteunen bij het voeren van de pgb-administratie en verantwoording en/of bemiddelingsbureaus zelf het budget ontvangen en daaruit betalingen doen.

CVZ heeft het bureau Research voor Beleid opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren. Het eindrapport wordt in januari verwacht. Op basis van het rapport kan worden bezien welke acties nodig zijn om eventuele ongewenste praktijken tegen te gaan.

Gelijktijdig met het onderzoek naar pgb bemiddelingsbureaus werken budgethoudersvereniging Per Saldo en stichting de Ombudsman aan een keurmerk voor pgb-bureaus. Dit keurmerk heeft als doel de budgethouder inzicht te geven in de kwaliteit van de pgb-bureaus.

Door VWS wordt geen specifiek onderzoek uitgevoerd naar fraude met pgb’s. Dit is een taak van de zorgkantoren en de toezichthouder (NZa). Wel is onlangs overleg geweest met de NZa en het CVZ over mogelijke aanpassingen in de regelgeving voor 2009 om misbruik van het pgb tegen te gaan. Daarnaast heeft de NZa een voorstel gedaan tot aanscherping van het controleprotocol voor de controle van budgethouders door zorgkantoren.

Vraag van mevrouw Wolbert (PvdA) over de toekomst van het pgb

Zoals aangegeven in de begroting komt er een plan van aanpak dat aangeeft welke keuzes er gemaakt moeten worden en wat er concreet moet gebeuren om het pgb wettelijk te verankeren. Hiervoor is onder andere van belang dat er duidelijkheid komt of één financiële ruimte in de AWBZ voor zorg in natura en pgb’s gezamenlijk mogelijk en wenselijk is. De NZa brengt daarover een uitvoeringstoets uit. Mijn bedoeling is op deze wijze het pgb toekomstbestendig te maken en rijp voor een volgende fase waarin sprake zal zijn van een zuiver pgb, zoals mevrouw Wolbert dat noemt, waarin geen ruimte meer zal zijn voor negatieve effecten van bemiddelingsbureaus, eventuele fraude zoveel mogelijk wordt voorkomen en er geen prikkels meer zullen zijn voor aanbieders die, als zij aan hun natura-plafond zitten, klanten die daar niet voor kiezen, een pgb aan praten.

Vraag van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) over verkokering van de gezondheidszorg

Verkokering is een ongewenste ontwikkeling. Een goed voorbeeld om deze ontwikkeling om te buigen, is mijn aanpak van chronische ziekten. In mijn brief van 13 juni aan de Kamer heb ik mijn beleid uiteengezet. In hoofdlijn betekent dit het ontwikkelen, experimenteren en implementeren van zorgstandaarden voor de chronische aandoeningen: diabetes, hartfalen, cardiovasculair risico management, COPD, depressie en kanker. Deze functioneel omschreven zorgstandaarden geven aan waar goede zorg voor een specifieke aandoening tenminste aan moet voldoen, gezien vanuit patiëntenperspectief. Het bekostigingsstelsel zal daarop worden aangepast. Een zorgstandaard kan, aan de hand van de specifieke zorgvraag van de patiënt, worden vertaald in een individueel behandelplan. Zo kan ook het benodigde maatwerk worden geleverd aan patiënten met meerdere aandoeningen. Van verkokering zal geen sprake kunnen zijn omdat een multidisciplinair zorgteam samen met de patiënt het behandelplan zal uitvoeren.

Vraag van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) over arbeidsrehabilitatie en re-integratie bij verslaafden

Alle instellingen voor verslavingszorg hebben een uitgebreid aanbod voor rehabilitatie en integratie: het aanleren van woonvaardigheden, arbeidstoeleiding, scholing, budgettering e.d. vormen onderdelen van de behandeling. Na de eigenlijke behandeling van de verslaving kunnen cliënten meestal nog een periode begeleid wonen via de zorginstelling. Als zelfstandig wonen gezien de gezondheid en psychiatrische klachten geen optie (meer) is, zijn er beschermde woonvormen voor (ex)verslaafden. Veel instellingen hebben eigen mogelijkheden om werkervaring op te doen, bijvoorbeeld via (zorg)boerderij, hoveniersbedrijf, drukkerij of hebben contacten met re-integratiebedrijven. Ook werken instellingen voor verslavingszorg nauw samen met de centrumgemeenten die in het kader van de WMO verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke zorg voor verslaafden en voor huisvesting van «moeilijke» doelgroepen.

Overigens deel ik uw mening niet dat «hopeloze gevallen» worden «weggeorganiseerd» in gebruikersruimten, heroïne- en methadonprojecten. Gebruikersruimten zijn voor een zeer moeilijke groep vaak het enige contact met de hulpverlening en een opstap naar zorg. De begeleiding en medische zorg in de heroïnebehandeling is van hoog niveau en leidt ertoe dat de gezondheid van de patiënten weer vergelijkbaar wordt met die van een gemiddelde Nederlander. Om ook de medische zorg voor de methadon patiënten op een vergelijkbaar niveau te brengen investeer ik hierin dit jaar € 7,5 miljoen en vanaf 2009 € 15 miljoen structureel per jaar.

Vragen van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en de heer Van Gerven (SP) over slaap- en kalmeringsmiddelen

Er zijn de laatste jaren al meerdere interventies ontwikkeld om het chronisch gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen terug te dringen. Deze zijn soms succesvol, soms minder, maar hebben landelijk niet tot een forse daling van het chronisch gebruik geleid. Daarom kies ik er nu toch voor om de «zelf-betaal»-prikkel in te voeren.

Ik ben het wel eens met de conclusie van de ChristenUnie dat verslaving aan slaap- en kalmeringsmiddelen niet alleen op te lossen is met een vergoedingsmaatregel, er zal ook flankerend beleid nodig zijn. Daar zal ik ook een bijdrage aan leveren:

– via een voorlichtingscampagne gericht op bestaande gebruikers

– door ondersteuning van de NHG bij het verspreiden van een patiëntenboekje gericht op «goed slapen»

– het beschikbaar stellen van afbouwschema’s en materialen voor farmacotherapie overleg tussen artsen en apothekers (via DGV, het Nederlands instituut voor verantwoord medicijngebruik)

– het subsidiëren van een project van Tactus om een internetbehandeling te ontwikkelen bij medicijnverslaving.Verder hebben individuele zorgverzekeraars in het verleden, maar ook nu, (lokale) projecten opgestart om het benzodiazepinengebruik terug te dringen. Ik wil bijvoorbeeld wijzen op het recente initiatief van een verzekeraar uit het noorden van het land. Deze verzekeraar ondersteunt afbouwprogramma’s van huisartsen en apothekers en daarmee de gebruikers. Ook kunnen gebruikers bij de thuiszorg terecht voor cursussen. Deze afbouwprogramma’s helpen het gebruik terug te dringen.

Tenslotte hebben meerdere instellingen voor verslavingszorg inmiddels afspraken gemaakt met huisartsenpraktijken in de regio over o.a. deskundigheidsbevordering en doorverwijsbeleid. Daarnaast zoeken instellingen voor verslavingszorg samenwerking met de poli’s van algemene ziekenhuizen. Een aantal ziekenhuizen, bijvoorbeeld Radboud in Nijmegen, heeft al ervaring met «benzo-poli’s».

Op dit moment gebeurt er dus veel op het gebied van terugdringing van het chronisch gebruik. En ook in de toekomst zal mijn beleid rond verslavingszorg gericht blijven op geneesmiddelenverslaving.

Vraag van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) over het betrekken van milieuaspecten bij de preventie van (borst)kanker

De strijd tegen kanker staat in Nederland al jaren hoog op de agenda. De overheid zet samen met vele anderen zoals patiënten en professionals, in op preventie van kanker en het verbeteren van de kwaliteit van de oncologische zorg. Het Nationaal Programma Kankerbestrijding (www.npknet.nl) is een mooi voorbeeld van samenwerking op dit terrein. Ook hebben we in Nederland succesvolle screeningsprogramma’s als bevolkingsonderzoeken op baarmoederhals- en borstkanker en zetten we in op leefstijlbeïnvloeding op het gebied van gezond leven: minder roken, meer bewegen en gezond eten.

Het Europees Parlement vraagt aandacht voor de relatie tussen milieufactoren en kanker. Ik vind dat signaal belangrijk. Het RIVM en de WHO volgen nauwlettend de uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek op dit terrein. Kennis en inzichten op dit terrein zullen meegenomen worden bij de nationale strategie om kanker te bestrijden.

Europese lidstaten komen regelmatig bij elkaar om best practices te verzamelen en kennis respectievelijk ervaringen uit te wisselen met betrekking tot preventie, screening en de behandeling van kanker. Het onderzoek naar de effecten van milieufactoren bij het ontstaan van kanker en de mogelijke beleidsimplicaties daarvan, is hierbij een belangrijk onderwerp. Hiervoor vindt afstemming plaats met mijn collega van VROM.

Vraag van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) over ongewenste zwangerschap en abortus bij prostituees uit Zuidoost-Europa

Ik heb geen cijfers over een toename van het aantal (zwangerschappen en) abortussen onder prostituees uit Zuidoost Europa. De verplichte abortusregistratie vraagt namelijk niet naar het land van herkomst. De vrijwillige registratie maakt dit jaar pas voor het eerst aparte cijfers bekend van vrouwen die van oorsprong afkomstig zijn uit Oost Europa, maar wonen en werken in Nederland. De rapportage wordt binnenkort gepubliceerd. Omdat het gaat om de eerste aparte registratie valt hieruit uiteraard nog geen trend waar te nemen.

In de (abortus)hulpverlening in Nederland wordt waar nodig gewerkt met tolken. Deze tolken assisteren de betreffende arts bij het gesprek dat plaatsvindt als iemand zich meldt bij de abortuskliniek. Als tijdens het gesprek een vermoeden blijkt van bijvoorbeeld gedwongen prostitutie dan wordt daar uitgebreid op ingegaan. Met goedkeuring van de betreffende vrouw wordt dan gekeken naar opvangmogelijkheden. Dit kan middels de reguliere opvang of via opvang die is gespecialiseerd in ongewenste zwangerschappen zoals FIOM en VBOK. Ook samenwerking met politie is door de abortusklinieken geregeld. In die zin is er zeker sprake van zorgvuldigheid en van de mogelijkheid tot verdere hulpverlening. Onder deze mogelijkheden valt ook de optie om een zwangerschap uit te dragen. Geen van de klinieken zal een abortus uitvoeren als de vrouw dit niet echt wil.

Prostituees kunnen bovendien gebruik maken van reguliere hulpverlening waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn. Zo moeten ze terecht kunnen in het algemeen maatschappelijk werk. De hulpverlening moet toegankelijk zijn en toegesneden zijn op alle groepen in de gemeente. In sommige steden is er specifieke hulpverlening voor prostituees, bijvoorbeeld SHOP in Den Haag en Humanitas Prostitutie Maatschappelijk Werk in Rotterdam.

Vraag van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) over een jaarlijkse rapportage over de bijdrage van VWS aan het behalen van de millenniumdoelstellingen

In 2008 werd samen met Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking) opgetrokken om de millenniumdoelen op het gebied van gezondheid in 2015 te bereiken. De nadruk lag hierbij op de thema’s gezondheidszorgsystemen, infectieziekten, toegang tot essentiële medicijnen, intellectueel eigendom en sport en ontwikkelingssamenwerking. Ik zal u hierover te zijner tijd nader informeren.

Vraag van mevrouw Koşer Kaya (D66) over eerder bekend maken van gegevens die het de zorgverzekeraars mogelijk maken om premies eerder te bepalen

Het vroegste tijdstip waarop verzekeraars hun premie kunnen berekenen en bekend maken is afhankelijk van de informatie die zij van het CVZ ontvangen over de bijdrage uit het zorgverzekeringsfonds die zij in het komende premiejaar tegemoet kunnen zien. De uiterste datum waarop het CVZ deze informatie verstrekt is 1 oktober. Er is hier nauwelijks of geen ruimte voor versnelling omdat het CVZ voor zijn berekeningen mede afhankelijk is van de macro kostenramingen zoals die in de prinsjesdagstukken staan.

Wettelijk is het laatste tijdstip waarop verzekeraars hun premie bekend moeten maken 19 november; zes weken voor het verstrijken van het lopende premiejaar.

Op dit moment zie ik geen noodzaak om de bekendmakingsperiode te vervroegen. Een enkele verzekeraar is er heel vroeg na Prinsjesdag bij, de meeste maken de premie begin november bekend. Ca de helft van de vergunninghoudende zorgverzekeraars heeft nu zijn premie voor 2009 bekend gemaakt.

Vraag van mevrouw Koşer Kaya (D66) over het ZorginnovatiePlatform (ZIP)

Innovatie is essentieel om de toekomstige uitdagingen voor de zorg – groter beroep op zorg door vergrijzing en chronische ziekten en potentiële arbeidsmarkttekorten – van gepaste antwoorden te voorzien. Ik zet samen met de Staatssecretaris daarom fors in op innovatie in preventie, cure en care. Wij hebben daartoe in het afgelopen jaar aldus het ZorginnovatiePlatform (ZIP) in het leven geroepen, waarin wij zelf als respectievelijk voorzitter en vicevoorzitter zitting nemen. Hiermee laten we zien veel waarde te hechten aan de plannen en activiteiten die het ZIP ontplooit.

Innoveren is uiteraard aan de zorgprofessionals, zorginstellingen, kennisinstellingen en bedrijfsleven zelf. Met het ZIP willen wij de innovatiekracht van de gehele zorg versterken. Dit doen wij onder meer door:

– goede innovaties en nieuwe zorgconcepten actief te verspreiden en zorginnovatoren met elkaar in contact te brengen, bijvoorbeeld door het organiseren van landelijke en regionale bijeenkomsten en onze interactieve ZIP-netwerk-website;

– markt- en systeemfalen verder te intensiveren en waar mogelijk aan te pakken;

– vanuit het ZIP een lange termijn visie op de zorg te formuleren die medio 2009 zal zijn voltooid;

– het starten van een aantal experimenten in de cure en de care om belemmeringen in innovatie verder voor het voetlicht te krijgen, om belemmeringen in wet- en regelgeving mogelijk tijdelijk buiten werking te zetten en te kunnen experimenteren met bijvoorbeeld totaal nieuwe zorgconcepten en ketenzorg. Nog dit jaar zullen in ieder geval vier experimenten worden gestart in zowel cure als care en in komende jaren volgen nog vele meer;

– niet meer in te zetten op het klassiek subsidiëren van trajecten, maar de mogelijkheden om op andere wijze financiële prikkels te geven aan innovatie te onderzoeken. In dit kader kijken we naar een vertaling van bestaand EZ-instrumentarium voor het MKB naar de zorgsector, bijvoorbeeld innovatievouchers. Ook gaan we prijsvragen op specifieke thema’s ontwikkelen.Om al deze plannen te verwezenlijken is in 2009 niet de door u gestelde 10 miljoen, maar 29 miljoen euro beschikbaar.

Vraag van mevrouw Koşer Kaya (D66) en de heer Van der Vlies (SGP) over brief over het EPD

Onzorgvuldige brief, niet alle burgers zijn bereikt

Over de landelijke voorlichtingscampagne van 1 november heb ik u per brief van 5 september geïnformeerd. Bij die brief zat tevens de folder en de conceptbrief aan alle huishoudens. In het algemeen overleg over ICT in de zorg van 11 september hebben we bovendien gesproken over de start van de voorlichtingscampagne in november van dit jaar. Het versturen van de brief kan geen verrassing zijn geweest.

De brief en folder voor zorgconsumenten zijn uiteraard getest en voorgelegd aan onder andere de NPCF en de ANBO. Ze zijn herschreven door het bureau Eenvoudig communiceren.

De brief is verstuurd aan alle huishoudens in Nederland en geadresseerd aan «de bewoners van dit pand». Om de attentiewaarde van de brief en de folder te vergroten zijn rond 1 november radiospotjes uitgezonden en zijn advertenties geplaatst in huis-aan-huisbladen. De ervaring leert dat de combinatie van deze maatregelen zorgt voor het grootst mogelijke bereik.

Met de TNT zijn afspraken gemaakt over bezorging op zaterdag 1 november. Bij een mailing van een dergelijke omvang is het onvermijdelijk dat een aantal brieven te vroeg of juist te laat is bezorgd. Dit wordt geëvalueerd met de TNT.

Extra exemplaren van de brief, de folder en het bezwaarformulier zijn altijd op te vragen, via de telefoon en via de website www.infoEPD.nl.

Waarom nu voorlichting over het EPD? De wet is nog niet aanvaard.

Op dit moment zijn 87 zorgaanbieders aangesloten op het landelijk schakelpunt: dat zijn ruim 250 000 patiëntendossiers. Op basis van afspraken met zorgaanbieders en ICT-leveranciers bestaat de verwachting dat vóór 1 april 2009 nog eens 500 zorgaanbieders aansluiten op het landelijk schakelpunt. Het gaat dan om de aanmelding van ruim 2 miljoen patiëntendossiers. Als we nu niet deze mailing hadden uitgestuurd hadden we het risico gelopen dat ruim 2 miljoen mensen niet goed zouden zijn voorgelicht over het EPD.

Ik ben van mening dat álle burgers tijdig op de hoogte dienen te zijn van de komst van het EPD en dat iedereen op voorhand de mogelijkheid krijgt om bezwaar te maken tegen uitwisseling van gegevens. Daarom hebben alle huishoudens nu al een brief en een bezwaarformulier ontvangen.

Gedurende de komende periode van zes weken (tot 15 december), voordat zorgaanbieders zich op grote schaal gaan aansluiten op het landelijk schakelpunt, kunnen burgers op voorhand bezwaar maken tegen deelname aan het EPD. Ook daarna kan de burger uiteraard op ieder moment bezwaar maken of het bezwaar juist intrekken.

De NPCF heeft recentelijk benadrukt dat het een goede zaak is dat alle Nederlanders op dit moment al worden geïnformeerd over het landelijk EPD.

De wet regelt de verplichte aansluiting van zorgaanbieders op het EPD. Tot de inwerkingtreding van de wet is deelname vrijwillig. De wet is daarmee sluitstuk op de invoering van het EPD.

Omdat zorgaanbieders op dit moment al (kunnen) deelnemen aan het EPD, er zijn nu 87 aansluitingen, is er voor gekozen nu al te starten met de voorlichting.

Wie kan er bij de gegevens uit het EPD en welke gegevens komen in het dossier?

Juist veel oog voor de rechten van de patiënt bij het EPD. Zorgverleners mogen alleen medische gegevens opvragen en inzien als er sprake is van een behandelrelatie en het nodig is voor de behandeling. Bovendien moet een arts altijd eerst toestemming vragen om gegevens op te vragen.

In eerste instantie kunnen huisartsen, apotheken en specialisten gegevens over de door de apotheker verstrekte medicatie uitwisselen. Tussen huisartsen worden de waarneemgegevens uitgewisseld, dit is een samenvatting van het dossier van de huisarts. Zorgverzekeraars, werkgevers of Arbo artsen krijgen géén toegang tot het landelijk EPD en kunnen medische gegevens dus niet inzien of opvragen.

Vraag van mevrouw Koşer Kaya (D66) over embryoselectie

Over embryoselectie is destijds uitgebreid met de Kamer gesproken. Toen is al duidelijk aangegeven dat nieuwe ontwikkelingen in Nederland door een commissie op toepasbaarheid zullen worden beoordeeld. Door het inschakelen van deze commissie is de mogelijkheid tot het introduceren van nieuwe ontwikkelingen begrensd. De commissie brengt over toepasbaarheid dan advies uit aan de minister. De minister kan dan beslissen of de nieuwe ontwikkeling in het planningsbesluit kunnen worden opgenomen. In de discussie ben ik daar helder over geweest. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding stappen te ondernemen. Ook is afgesproken dat de adviezen van de commissie worden teruggekoppeld naar de Kamer. Op het moment dat de commissie met een advies komt zal ik de Kamer op de hoogte stellen van mijn besluit daarover. Binnenkort zal het aangepaste planningsbesluit worden uitgebracht.

Vraag van mevrouw Ouwehand (PvdD) over alternatieven voor dierproeven

Er lopen inderdaad verschillende projecten die te maken hebben met alternatieven voor dierproeven. De opmerkingen die vandaag door lid Ouwehand hier over gemaakt zijn, attenderen hier ook op. Deze verschillende projecten worden meegenomen in de programmeringsstudie naar de inzet en ontwikkeling van 3V (Verminderen, Verfijnen en Vervangen) alternatieven, die in de kabinetsvisie alternatieven voor dierproeven is aangekondigd. Deze programmeringsstudie (die inmiddels belegd is bij ZonMw en het Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor dierproeven (NKCA) in oprichting zal inzicht geven in de behoefte aan kennis over alternatieven voor dierproeven, de mogelijkheden voor onderzoek en op welke mogelijkheden bij voorrang zou kunnen worden ingezet.

Op basis van de programmeringsstudie zal ik nagaan of een kennisagenda en actieplan kunnen worden opgesteld voor de aansturing van het overheidsgefinancierde onderzoek naar 3V alternatieven. Dit wordt afgestemd met onderzoekers en maatschappelijke partijen via het maatschappelijke klankbord, die zal worden ingericht volgens de wensen van de aangenomen motie Van Ormel.

Het ontwikkelen van alternatieven voor dierproeven is ook een onderdeel van REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperkingen van Chemische stoffen). De bovengenoemde activiteiten sluiten hier derhalve goed bij aan.

Vraag van mevrouw Ouwehand (PvdD) over een alternatief model voor huidonderzoek

Ik stimuleer de ontwikkeling van alternatieven van dierproeven. Daar waar alternatieven alleen in het private domein worden ontwikkeld heb ik echter geen zeggenschap over de wijze waarop de ontwikkelingen kunnen worden toegepast. Bij onderzoek in het publieke domein, zoals ASAT, is onderdeel van de voorwaarden voor publieke middelen met name ook de kennisuitwisseling.

Vraag van mevrouw Ouwehand (PvdD) over de wet op de dierproeven

Het is mij niet bekend waardoor de stijging van het aantal dierproeven voor voedseladditieven voor menselijke consumptie veroorzaakt wordt, maar van een relatie met onderbouwing van gezondheidsclaims is mijns inziens geen sprake. Volgens de voedings- en gezondheidsclaimverordening (EG 1924/2006) moet een gezondheidsclaim onderbouwd worden met algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs. Dit is nodig om misleiding van de consument te voorkomen. De Europese voedselveiligheidsorganisatie EFSA, die de potentiële claims beoordeelt, heeft de consensus op dit punt onderschreven, namelijk dat studies in alleen dieren onvoldoende onderbouwing vormen voor een claim.

Het onderzoek met varkens die als «de snackbarvarkens» worden aangeduid heeft niet tot doel obesitas te bestrijden maar het bestrijden van de gezondheidsproblemen die bij diabetes en hart- en vaatziekten ontstaan. Het nuttigen van een overmaat aan ongezonde voeding is één van de risico’s voor het ontwikkelen van diabetes en hart- en vaatziekten. «Fast food» wordt door de onderzoekers niet getest; het gaat om geneesmiddelen, gezonde voeding en hulpmiddelen zoals stents (buisjes die de kransslagaderen van het hart openhouden).

Ik ben van mening dat de afweging in het kader van de Wet op de Dierproeven zorgvuldig gebeurt.

Vraag van mevrouw Ouwehand (PvdD) over dierproeven bij geneesmiddelen

In zijn algemeenheid wordt binnen de EU het doen van dieronderzoek nodig geacht vanuit het oogpunt van volksgezondheid. In welke gevallen het doen van dierproeven precies nodig is wordt bepaald door module 4 van de bijlage bij Richtlijn 2001/83. Overigens, binnen die kaders wordt in Nederland zeer terughoudend met dierproeven bij geneesmiddelen omgegaan. Zo zal, als voor de registratie van een innovatief geneesmiddel dieronderzoek heeft plaatsgevonden, dit dieronderzoek normaliter niet meer worden herhaald voor generieke varianten van dat geneesmiddel (die alle gebruik maken van dezelfde werkzame stof waarvan het patent verlopen is). Onder de huidige Europese wetgeving zijn voor nieuwe geneesmiddelen dieronderzoeken nodig, ook als het maatschappelijke belang van die geneesmiddelen minder groot lijkt te zijn. Ik kan dierproeven voor dit soort geneesmiddelen dus niet verbieden.

Vraag van mevrouw Ouwehand (PvdD) over dierenexperimentencommissies

De uitvoering van de wet op de dierproeven kan getoetst worden door de rechter.

De toetsing van het maatschappelijk belang is bij de DEC belegd. Een DEC wordt erkend door de minister van VWS op basis van de Wet op de dierproeven (Wod) en adviseert de vergunninghouder aan de hand van het ingediende onderzoeksplan. Dit advies kan negatief, positief of positief onder voorwaarden zijn. Het is duidelijk dat deze toetsing niet eenvoudig is. Daarom worden er eisen gesteld aan de samenstelling van de DEC en de expertise van de DEC leden. Er moeten een aantal onafhankelijk leden in een DEC vertegenwoordigd zijn. Overigens ben ik bezig met verdere harmonisatie en structurering van DEC’s, zoals ik de kamer in mijn brief 22 oktober 2008 gemeld heb. Ook de positie van de proefdierdeskundige wordt hierbij meegenomen.

Ik ben geen voorstander van een landelijk structuur voor DEC’s om de volgende redenen:

– De huidige DEC’s staan door de wijze waarop ze georganiseerd zijn juist dicht bij de praktijk. Er is voldoende deskundigheid en de mogelijkheid om een aanvraag voor dierexperimenteel onderzoek meer in de diepte te beoordelen.

– Eén landelijke toetsingsautoriteit kan niet zonder veel vertraging alle aanvragen in Nederland beoordelen. Tenzij er weer allerlei sub-DEC’s worden opgericht, waardoor de eventuele voordelen van één landelijke autoriteit weer teniet gedaan worden.

– Overigens zijn de ontwikkelingen van de laatste jaren juist gericht op het creëren van meer uniformiteit en uitwisseling tussen de DEC’s. Ook in de jaarverslagen komt dat straks tot uiting. Voor meer onafhankelijkheid, opbouw en bundeling van expertise is het dus niet nodig één landelijke DEC op te richten.

Vraag van mevrouw Ouwehand (PvdD) over toezicht op dierproeven

De VWA voert risicogestuurd toezicht uit, ook in deze sector. Er is geen sprake van het ontbreken van toezicht op dierproeven. Wel is de bezetting de afgelopen jaren niet optimaal geweest.

In eerdere antwoorden op Kamervragen heb ik u de volgende cijfers gegeven.

In 2004 en 2005 was er respectievelijk 6 en 5,5 fte beschikbaar voor dierproeven en biotechnologie. Sinds 2006 is er 5,3 fte voor dit terrein beschikbaar. Het betreft zowel fte’s in de aansturing (0,5 fte) en ondersteuning (1 fte) als toezichthouders (3.8 fte). Door vacatures en ziekte van medewerkers is deze formatie de afgelopen 5 jaar niet volledig inzetbaar geweest. Door de aard van de werkzaamheden is dit niet snel door verschuiving binnen de VWA op te lossen.

Vraag van mevrouw Ouwehand (PvdD) over dierproeven en primaten

Tijdens het AO van 24 september jl. heb ik toegezegd de VWA te verzoeken om informatie te verstrekken over de herkomst van de 5% tot 10% van de primaten waarvan de herkomst onbekend is, en om hiernaar onderzoek te doen als ook de VWA niet over deze informatie beschikt. De VWA is inmiddels gestart met het onderzoek naar de herkomst van deze dieren. Ik verwacht u voor 1 juni 2009 nader te kunnen informeren.

Vragen van mevrouw Ouwehand (PvdD) over eiwitconsumptie en emissie broeikassen. Waarom is dit niet opgenomen in de Voedingsnota en kan er een nulmeting komen?

De voedingsnota «Gezonde voeding, van begin tot eind» richt zich op gezonde voeding voor de gehele bevolking met daarbij speerpunten voor de groepen jeugd en ouderen. Bewust is gekozen om in deze nota een afbakening te maken voor alleen het gezonde voedingspatroon. In de inleiding van de Voedingsnota van de ministers van VWS en LNV is aangegeven hoe de Voedingsnota zich verhoudt tot de aparte nota van LNV (begin 2009) waarin de productie en consumptie van voedsel in een breder perspectief wordt behandeld. Het gaat hierbij onder andere om aspecten zoals dierenwelzijn en duurzaamheid. Hierin zal worden ingegaan op de aangedragen eiwitproblematiek.

Ik zal mijn collega van LNV de suggestie om een 0-meting uit te voeren naar het huidige eiwitbeleid doen toekomen.

Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over illegale abortus

Iedere organisatie in Nederland die een vergunning wil voor het verlenen van abortushulpverlening mag daartoe een aanvraag indienen. Deze aanvraag ben ik verplicht, op grond van geldende wetgeving, te beoordelen. Voor een zorgvuldige beoordeling staan mij een aantal middelen ter beschikking waaronder advisering door de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Na rechtelijke uitspraken en advisering van de Inspectie heb ik in 2007 uiteindelijk een vergunning verleend op grond van de wet. Deze vergunning is gekoppeld aan de mobiele kliniek van Women on Waves. Deze mobiele kliniek had Women on Waves niet bij zich in Spanje. De Inspectie heb ik verzocht mij zo spoedig mogelijk te informeren over de aard van de activiteiten van Women on Waves in Spanje.

Voor alle instellingen en hulpverleners in Nederland geldt dat zij strafbaar zijn op het moment dat zij een behandeling uitvoeren, gericht op het beëindigen van een zwangerschap, zonder vergunning zoals bedoeld in de Wet afbreking zwangerschap. In de praktijk wordt deze wet zorgvuldig nageleefd en zijn er tot nu toe geen signalen van illegale abortus.

Over de richtlijnontwikkeling kan ik u melden dat er momenteel forumbijeenkomsten worden georganiseerd. De uitkomsten hiervan worden in het eerste kwartaal van 2009 verwacht. Deze uitkomsten zullen ook worden gebruikt om de hulpverlening, waaronder de aandacht voor alternatieven, verder te verbeteren. Klinieken nemen bij de uitvoering van de overtijdbehandeling dezelfde zorgvuldigheidseisen in acht als die gelden voor een zwangerschapsafbreking. Een belangrijke doelstelling van dit kabinet is aandacht voor deze zorgvuldigheid. Dit doel is in praktische zin dus bereikt. Op dit moment vindt dan ook nog overleg plaats binnen de coalitie over hoe het best invulling kan worden gegeven aan de afspraak uit het regeerakkoord.

Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over tienermoeders

U ontvangt rond de jaarwisseling een stand van zakenbrief.

Vragen van de heer Van der Vlies (SGP) en mevrouw Koşer Kaya (D66)

In juridische zin kan de reanimatiepenning worden gezien als een schriftelijke wilsverklaring. De penning bevat een wilsverklaring, hij beschrijft de identiteit en bevat de handtekening van de persoon die de wilsverklaring uitdrukt. In de zin van de wet op de geneeskundige behandelovereenkomst is het een uitdrukking van niet instemmen met een behandeling. Dit heb ik ook getoetst bij mijn collega van Justitie. Een zorgvuldige weging van wel of niet reanimeren, heeft mijn inziens vooral betrekking op het proces voorafgaand aan een eventuele wilsverklaring. In overleg met de cliënt moeten (in geval van langdurige zorgrelaties) de voor- en nadelen zorgvuldig besproken worden. Als een cliënt vervolgens besluit om niet gereanimeerd te willen worden dan kan een niet-reanimeerpenning een van de manieren zijn om daar uitdrukking aan te geven (in de intramurale sector zal dit overigens ook vaak onderdeel van het zorgplan zijn).

Ik weet, en dat zeg ik mevrouw Koşer Kaya na, dat er bij Ambulance Zorg Nederland veel debat is over de status van de niet-reanimerenpenning. Reden waarom ik binnenkort in gesprek ga met Ambulance Zorg Nederland om misverstanden uit de weg te ruimen.

Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over raadpleging van een tweede arts bij palliatieve zorgverlening

Goede palliatieve zorg vraagt om een proactieve houding van zorgverleners, zodat mogelijke problemen in de palliatieve fase vroegtijdig (h)erkend en opgepakt worden. Van (huis)artsen en andere generalistische zorgverleners wordt verwacht dat zij basiskennis hebben over palliatieve zorgverlening. Als zij in de palliatieve fase van hun patiënten worden geconfronteerd met problemen waar zij geen antwoord op hebben, is er overal in Nederland de mogelijkheid om consultatie te vragen aan een team van deskundigen. Deze deskundigen zijn hiervoor speciaal voor opgeleid. Dit kan telefonisch en als dat nodig is komt de deskundige, samen met de behandelend zorgverlener, ook bij de patiënt aan huis.

Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over de aandacht voor palliatieve zorg in opleidingen en door stage en bijscholing

De opleidingsinstituten zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de opleidingsprofielen en stages. Professionalisering en nascholing, is de verantwoordelijkheid van de beroepsgroepen zelf. Het is van belang dat in de opleidingen studenten in aanraking komen met palliatieve zorg. Tegen deze achtergrond zal ik dit onder de aandacht brengen van de KNMG en de opleidingsinstellingen.

Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over de wijziging van de Drank- en Horecawet

Ook het kabinet vindt dat de wijziging van de Drank- en Horecawet prioriteit heeft. Dat standpunt was ook al neergelegd in de Hoofdlijnenbrief Alcoholbeleid. Inmiddels is een concept-voorontwerp Dranken Horecawet gereed. Recent hebben 12 organisaties gebruik gemaakt van de mogelijkheid in te spreken tijdens een hoorzitting over het wetsvoorstel. De komende weken verwachten wij het commentaar van de VNG en van ACTAL. De planning is om het wetsvoorstel nog vóór het einde van het jaar in de ministerraad te behandelen. De aanbieding aan uw Kamer is voorzien in het voorjaar, nadat de Raad van State advies heeft kunnen uitbrengen. Tijdens de algemene beraadslaging over het wetsvoorstel ga ik graag het debat met de Kamer aan over de visie van de SGP op het alcoholbeleid.

Naar boven