Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 19, pagina 1373-1415 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 19, pagina 1373-1415 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2009 (31700-VI).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik heb van bijna geen van de woordvoerders de wensen vernomen over de verdeling van de spreektijd over de eerste en de tweede termijn. Daarom verzoek ik hun, mij deze wensen te laten weten.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. Als het in de buurt niet goed gaat, gaat het met veel bewoners van de buurt vaak ook niet goed. De buurt is belangrijk. Daar komen mensen elkaar tegen en daar ontstaan goede verhoudingen tussen mensen. Volgens de SP-fractie is de buurt daarom de juiste schaal om publieke voorzieningen op te baseren. Veiligheid in de buurt staat daarbij voorop. Onveiligheid en overlast in de directe woonomgeving verpesten het leefgenot van grote groepen mensen. Het gaat daarbij om jongeren die mensen bespugen, beledigen en intimideren en die de boel vernielen, maar ook om rondhangende dealers die het gezicht van de wijk bepalen. In te veel buurten is echt iets aan de hand. Een fors aantal mensen voelt zich niet veilig op straat. Problemen in de buurt vergroten ook de kans dat een kind het criminele pad opgaat. Opgroeien in een criminele buurt is niet gezond. Hier ligt niet alleen een belangrijke rol voor de mensen die in de buurt wonen, met name de ouders van kinderen en jongvolwassenen, maar ook een taak voor de politie. Het is belangrijk dat de politie weer zichtbaar aanwezig is in de buurt en in alle buurten de baas is.
Buurten en hun bewoners hebben recht op rust en veiligheid. De probleemmaker moet op de huid gezeten worden en worden aangepakt. De overlast moet stoppen. Een van de mogelijkheden waaraan de SP veel waarde hecht, is de veroordeling met bijzondere voorwaarden. De rechter die iemand veroordeelt en een pakket voorwaarden op maat opstelt, kan het gedrag van de desbetreffende persoon beïnvloeden en zelfs de overlast beëindigen. Als de rechter bijvoorbeeld een dealer veroordeelt die al maanden voor overlast zorgt in de buurt, kan de rechter als bijzondere voorwaarde vaststellen dat hij zich gedurende een bepaalde periode, tijdens de proeftijd, niet ophoudt in de oude buurt of buurten waar hij actief is geweest, een soort hangverbod dus. Als de dealer dan toch doorgaat met zijn praktijken en weer op straat gaat staan dealen, kan eerder worden opgetreden en kan hij van de straat worden geplukt. Hij overtreedt dan namelijk de voorwaarden. Graag verneem ik het oordeel van de bewindslieden hierover.
Veiligheid in de buurt betekent ook: veilig ondernemen in de buurt. De winkeliers hebben de afgelopen jaren miljoenen geïnvesteerd in preventieve maatregelen, maar de jaarlijkse schade is nog steeds enorm. Winkeliers die zijn gevestigd in onveilige buurten, voelen zich in de steek gelaten. Sommige winkeliers zien de daders een paar dagen later weer rondlopen of kunnen maanden hengelen naar de door de rechter vastgestelde schadevergoeding. De winkelier die van de gemeente geen antirampalen voor zijn deur mag plaatsen en voor de vierde keer in twee maanden wordt geramkraakt, is het zat. Ik begrijp dat, maar als de winkeliers uit de buurt verdwijnen, vermindert daardoor de leefbaarheid in de hele buurt.
Voor mijn fractie is het dan ook tijd voor een offensief tegen de winkelcriminaliteit. Ik heb daartoe zes suggesties voor de minister.
1. Het plaatsen van antirampalen door de winkeliers moet worden toegestaan.
2. Rooftassen en roofjassen worden landelijk verboden.
3. De standaardbewaartermijn van beveiligingsbeelden wordt verlengd tot zes maanden.
4. Aangiften worden serieus genomen en worden serieus onderzocht. Waar mogelijk wordt sporenonderzoek gedaan.
5. Winkelcriminelen worden met snelrecht berecht.
6. Ten slotte: er dient een apart fonds te komen waaruit de overheid de schadevergoeding voorschiet die door de rechter aan de dader is opgelegd en die deze op dat moment niet betaalt.
Een ander onderwerp is de gefinancierde rechtshulp. De staatssecretaris wil een grote groep burgers uitsluiten van hulp van een toegevoegde advocaat. Zij moeten een rechtsbijstandsverzekering afsluiten bij een commerciële verzekeraar.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik kom terug op de zes punten. Ik wilde de heer De Wit niet uit zijn verhaal halen. Bij de hoeveelheid categorieën die wij voor snelrecht in aanmerking willen laten komen, raak ik langzamerhand de tel wat kwijt. Mijn vraag gaat echter over de palen; misschien een heel erg praktisch punt. Waarin zit nu precies het probleem? Moeten de gemeenten deze mogelijk maken, of moet de landelijke overheid daarin een rol spelen?
De heer De Wit (SP):
Het probleem bij de antirampalen is dat de ene gemeente deze toestaat en de andere niet. Waar ze niet toegestaan worden, gebeurt dat op grond van de welstandscommissie, die vindt dat deze palen niet passen in het straatbeeld. Het gaat hierbij om veiligheidsmaatregelen die worden getroffen en die effectief zijn. Waar zulke palen aanwezig zijn, vermindert namelijk de ramkraak. In dit opzicht vind ik dat wij als landelijke overheid dienen te zeggen: dit soort zaken moet verboden worden.
Ik was bezig met de gefinancierde rechtshulp en de ingrijpende plannen van de staatssecretaris om een groot gedeelte van de mensen die daarvoor nu nog in aanmerking komen, te verwijzen naar de rechtsbijstandsverzekeraar. Het percentage burgers dat recht heeft op gefinancierde rechtshulp, is in 25 jaar al gedaald van 82 in de jaren tachtig naar 40 in 2007. De plannen van de staatssecretaris leiden tot een verdere daling van 25%. Daarmee wordt de bijl gelegd aan de wortel van de rechtsstaat. Artikel 18 van de Grondwet en artikel 16 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn duidelijk. Hierin wordt gesteld dat de overheid ervoor moet zorgen dat ook mensen die het niet kunnen betalen, toegang tot de rechter dienen te hebben. De redenering van de staatssecretaris dat deze grondwettelijke en verdragsrechtelijke verplichtingen om budgettaire redenen beperkt kunnen worden, wijst mijn fractie af. Wij vragen de staatssecretaris om een nadere motivering.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Vindt de heer De Wit het niet goed om eens te kijken naar de fundamentele uitgangspunten van het rechtsbijstandssysteem te kijken en daarover een plan te maken met alle organisaties? Ik snap eigenlijk niet waarom de heer De Wit de negatieve elementen als enige aspect eruit haalt.
De heer De Wit (SP):
In december zullen wij nog praten over dit heel ingrijpende plan van de staatssecretaris, maar dit is het fundamentele. Dit is het principiële punt uit het plan van de staatssecretaris, omdat wij afgelopen jaren hebben gediscussieerd over de gefinancierde rechtshulp. Daarin kwam naar voren dat het principieel onjuist en in tegenspraak met de Grondwet zou zijn om iemand te verwijzen naar een particuliere verzekeraar. Dat zeiden eerdere bewindslieden ook. Laat ik meteen zeggen waarom wij hiervoor niet moeten kiezen. Wij weten allemaal hoe slecht de praktijken zijn met de particuliere verzekeraars. Wij weten allemaal dat een particuliere verzekering een beperkte dekking geeft. Deze biedt dus geen oplossing voor iemand die nu aangewezen is op gefinancierde rechtshulp. Verder is het principe van no cure no pay uiteindelijk niet door het kabinet doorgevoerd. Het kabinet redeneerde dat je als advocaat geen belang mag hebben bij een zaak. Bij no cure no pay is dit wel het geval. Hetzelfde principe zouden wij nu, bij particuliere verzekeraars, opeens niet meer bezwaarlijk vinden. Particuliere verzekeraars opereren als commerciële partijen op de markt en hebben slechts één doel: kosten beperken en winst maken. Daardoor bieden zij geen adequate rechtshulpvoorziening aan mensen die daarop zijn aangewezen.
De voorzitter:
Kan de heer De Wit, met het oog op de toekomst, korter antwoorden?
De heer De Wit (SP):
Ik heb hiermee driekwart van de tekst daarmee behandeld. Ik dacht de voorzitter van dienst te zijn.
De voorzitter:
Dat wist ik natuurlijk niet, maar o, ik vind het geweldig!
Mevrouw Joldersma (CDA):
Over de inhoudelijke merites komen wij nog te spreken. Mij gaat het om het uitgangspunt. Toegang tot het recht zou niet alleen toegang tot de rechter kunnen beteken, maar kan een breder vertrekpunt zijn. Er kan toch niet zo veel op tegen zijn om onder financiële druk weer eens grondig naar een systeem te kijken?
De heer De Wit (SP):
Ik heb niets tegen fundamentele debatten. Ik vind het ook geen probleem om naar het stelsel van gefinancierde rechtshulp te kijken. Nu wordt echter het stelsel in essentie om zeep geholpen. Tot voor kort gingen wij er prat op dat de helft van Nederland toegang had op gefinancierde rechtshulp. Als de staatssecretaris haar zin krijgt, is dit aantal teruggebracht tot 25%. Daarmee leg je de bijl aan de wortel van het stelsel. Daarmee wordt het een onderwerp dat gerelateerd is aan inkomensverhoudingen. Mensen die een advocaat kunnen betalen, hebben dan geen enkel probleem. Mensen die tot voor kort gefinancierde rechtshulp hadden, moeten bij een verzekeraar aansluiten en worden daardoor niet goed geholpen.
De staatssecretaris heeft het over een ingreep die op termijn 12 mln. dient op te brengen. Dit is 3% van het budget. Dit zijn maar heel kleine bedragen, voor een heel essentiële zaak, het gefinancierde stelsel. Ik vind dan ook dat dit plan niet mag doorgaan. Wij zullen het hierover hebben tijdens het debat dat daarover wordt gehouden. In het kader van de begrotingsbehandeling heb ik in een amendement ingediend, dat juist beoogt de gefinancierde rechtshulp uit te breiden. Door verhoging van de laatste inkomenscategorie komen ook de middeninkomens voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking.
Ik zou ten slotte, wat dit onderwerp betreft, de staatssecretaris willen wijzen op de enquête die de SP vorig jaar samen met de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland heeft gehouden. De uitkomst van deze enquête was dat bij de toen aan de orde zijnde bezuinigingen 60% van de sociale advocatuur zei minder merk te zullen doen in de gefinancierde rechtshulp, dan wel helemaal te stoppen. De ingreep die nu op de agenda staat, zal desastreus zijn voor de mensen die nu nog zijn aangewezen op gefinancierde rechtshulp.
De aanpak van fraude is voor mijn fractie een belangrijk punt. De witte boorden mogen niet wegkomen met strafbare feiten. Een werkgroep van de Kamer heeft het afgelopen jaar onderzoek gedaan naar de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld. Mijn fractie is blij met de uitkomsten daarvan. De werkgroep beveelt aan dat er een coördinator fraudebestrijding komt die de prioriteiten kan bepalen en met de vuist op tafel kan slaan om aan te geven hoe het verder moet. Dat noemen wij hier netjes: doorzettingsmacht.
Een andere belangrijke conclusie is dat de liberaliseringsgolf die onder paars is doorgevoerd vooral de criminelen heeft geholpen. Dat is overigens een conclusie van mijzelf en niet van de werkgroep. Nog een conclusie die ik daaruit trek, is dat de invoering van de liberalisering ten aanzien van de tarieven van de notaris, de marktwerking en het wegnemen van de bescherming die gold ten aanzien van de functie makelaar en taxateur, ertoe hebben geleid dat criminelen wel heel veel ruimte krijgen op het gebied van vastgoed. Het is dan ook goed dat er nu op de valreep een standpunt van het kabinet over de aanpak van de vastgoedfraude is gekomen. Dit is een zeer dikke brief. Samen met die andere dikke brief heeft het kabinet dus heel wat voornemens. Ik roep de bewindslieden op om nu eindelijk aan het werk te gaan. Wat mijn fractie betreft, komen wij daar nog over te spreken, maar in grote lijnen roep ik de bewindslieden op om spijkers met koppen te slaan. Mijn fractie staat achter de voornemens van het kabinet. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik al gezegd dat het van groot belang is dat de "pluk ze"-maatregelen tot betere resultaten leiden. Voor is ons is het nog steeds onvermijdelijk dat er meer capaciteit komt zowel bij de politie als bij de rechterlijke macht.
Onlangs werd de enquête bekend die Vrij Nederland onder rechters heeft gehouden. Daaruit kwam een aantal interessante punten naar voren. De meerderheid van de aanklagers en de rechters is voorstander van continuering van de commissie-Buruma, dus van de commissie Evaluatie Afgedane Strafzaken. De uitkomst van de zaak-Lucia de B. onderstreept het belang van de CEAS. Ik blijf voorstander van een onafhankelijke revisieraad die buiten de rechterlijke macht om naar de gang van zaken in een strafzaak kan kijken. Het strafrecht kan zich geen wantrouwen permitteren en daarom moet iedere schijn van belangenverstrengeling worden uitgesloten.
Ook andere uitkomsten van die enquête zijn van belang. Zo vindt driekwart van de rechters dat de kwaliteit van de vonnissen lijdt onder de opgelegde maatregelen om efficiënter te werken, terwijl de werkdruk structureel te hoog is. De combinatie van afnemende kwaliteit met een te hoge werkdruk is alarmerend en vraagt om actie. Graag hoor ik wat de minister daarvan vindt. De helft van de rechters vindt verder dat de Raad van State in vreemdelingenzaken het belang van de overheid laat prevaleren. Ik maak mij daar ernstig zorgen over. De minister heeft in antwoord op mijn vragen naar aanleiding van een wetenschappelijk onderzoek dit punt afgedaan met de mededeling: er is niets aan de hand. De enquête geeft nu toch een ander beeld. Graag opnieuw een reactie van de minister.
Minder dan de helft van de rechters geeft in de enquête aan, over voldoende deskundigheid te beschikken in een zaak waarin men is aangewezen op de inschakeling van deskundigen. De minister is dan ook van plan om de organisatie aan te passen en met gespecialiseerde rechters te gaan werken. Enige specialistische kennis kan een rechter in voorkomende gevallen natuurlijk goed van pas komen, maar de samenhang van het recht mag bij de beoordeling van een zaak natuurlijk niet verloren gaan. Ik ben dan ook van mening dat een rechter bovenal generalist dient te zijn en te blijven.
Ik sluit af met een enkel woord over kinderporno. Wij spreken binnenkort met de minister in een apart overleg over de aanpak seksueel misbruik van kinderen. Wij werden onaangenaam verrast door een recente uitzending van Zembla waarin werd gesteld dat wij na tien jaar nog steeds niet verder zijn. Eén van de knelpunt is mankracht, met name in de regio's. Straks komt er een nieuw plan van aanpak. Is er bij de begroting rekening gehouden met de extra inspanningen die op dit gebied noodzakelijk zijn?
Mevrouw Van Velzen (SP):
Voorzitter. Uit onderzoek is gebleken dat gevangenisstraf op zichzelf bijdraagt aan het opnieuw in de fout gaan. Het is een criminogene factor, en zeven op de tien ex-gedetineerden gaat na vrijlating binnen vijf jaar weer in de fout. De vraag is dan ook: wie wordt er beter van de gevangenis? Psychologen, gedragstherapeuten, andere wetenschappers zeggen het eigenlijk allemaal: niets doen met de gedetineerde in de periode van detentie leidt tot verdere ellende.
Volstrekt in strijd met dit uitgangspunt is de laatste jaren stevig bezuinigd op het dagprogramma in gevangenissen. Ook op arbeid en onderwijs is gekort, zo hoor ik in de praktijk. Aan onderwijs wordt in gevangenissen weinig gedaan. Alleen wat basisonderwijs, taal, rekenen en een cursusje Nederlands voor buitenlanders. Dat is wat ik hoor uit de praktijk. Ik heb gevangenisonderwijzers gesproken die het idee hebben dat zij bezig zijn met een soort sterfhuisconstructie; dat zij langzaam wegbezuinigd worden. Uit de statistieken die ik in bezit heb, blijkt dat in de periode tussen 2002 en heden meer dan 31% van het aantal onderwijsplaatsen is wegbezuinigd. Dat, terwijl onderwijs nu juist bij uitstek de capaciteiten en mogelijkheden van mensen vergroot en perspectief kan bieden. Ik zie dat volgend jaar het definitieve onderwijsprogramma vormgegeven zal worden. Ik vraag de staatssecretaris of dit een kentering wordt of een verdere uitholling van het onderwijs in detentie. Ik vraag ook of de staatssecretaris bereid is om het aantal onderwijsplaatsen weer op te trekken en om dat, om te beginnen, op het niveau van 2002 te brengen. Is zij bereid om mijn suggestie te volgen om het aantal contacturen onderwijs als een recht vast te leggen in de wet? Graag een reactie op deze vraag.
Wij verwachten dat gedetineerden na vrijlating weer gaan werken, en wel het liefst zo snel mogelijk. Volgens mij is het goed om hier al tijdens de detentie mee te beginnen: wennen aan een dagritme, het leren van een arbeidsdiscipline kan de kans op herhaling van strafbare feiten verkleinen. Maar in de praktijk blijkt dat er te weinig aanbod is van arbeid. Inrichtingen zijn afhankelijk van het aanbod van de commerciële sector en zij vissen allemaal in de zeer beperkte vijver waar ook tbs-klinieken en sociale werkplaatsen in vissen. Mijn voorstel is dan ook: laat gedetineerden producten maken voor de overheid, bijvoorbeeld uniformen voor defensie. Ik heb vernomen dat in het verleden het briefpapier van het ministerie van Justitie in gevangenissen werd gemaakt. Waarom is dat eigenlijk afgeschaft? De overheid kan een hoop werk creëren en in plaats van het uit te besteden aan de commerciële sector, dit werk door gedetineerden laten doen. Dat lijkt mij een win-winsituatie. Graag een reactie hierop.
Ik wacht nog steeds op een reactie van de staatssecretaris op het verhaal dat ik vorig jaar bracht over de situatie in Duitsland, in Nordrhein Westfalen. Daar is zij inmiddels toch wel geweest of zij heeft hier toch wel naar geïnformeerd? Graag een analyse daarvan.
Ook voor het jaar 2009 is weer een forse bezuiniging aangekondigd op het gevangeniswezen. Het meerpersoonscelgebruik wordt uitgebreid. De SP-fractie heeft daar bezwaren tegen, en zij bevindt zich daarbij in goed gezelschap van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en het antifoltercomité van de Raad van Europa. Het was altijd bedoeld als een noodmaatregel, maar met de gigantische hoeveelheid cellen die nu leegstaan, is die noodmaatregel helemaal niet meer nodig. Het is voor veel gedetineerden, en met name de groep kwetsbare gedetineerden, helemaal geen geschikte maatregel. Veel van de huidige cellen zijn te klein en meerpersoonscelgebruik leidt tot hogere werkdruk bij het personeel. Ik heb dan ook een amendement ingediend om die bezuinigingen weer terug te draaien en om juist extra personeel aan te trekken, want er moet meer dagprogramma geboden worden en er moet ook meer contact zijn tussen de bewaarders en de gedetineerden, omdat dit een positief effect heeft. Dat weet de staatssecretaris ook. Vandaar mijn voorstel voor extra personeel. Ik krijg graag een reactie hierop van de staatssecretaris.
Al jaren wordt ons beloofd dat nazorg een keer goed geregeld zal worden, maar de praktijk wijst uit dat dit nog steeds niet het geval is. Veel gemeenten nemen hun verantwoordelijkheid niet. Dat zegt de VNG recent in een persbericht en ook Exodus wijst erop, dat gemeenten daar geen geld voor hebben. Ik vraag de staatssecretaris of zij de regie over de nazorg ofwel gewoon terug wil nemen ofwel er voor wil zorg dragen dat er een specifieke pot met geld aan nazorg besteed gaat worden, want het is niet fair om ex-gedetineerden bij krappe budgetten te laten concurreren met mensen die huishoudelijke zorg nodig hebben of met gehandicaptenvervoer. Dat zit natuurlijk allemaal in dat potje Wmo. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.
Ik wil de aandacht van de staatssecretaris vragen voor een prachtig project, huisbewaring voor gedetineerden. Het is een van haar ambities om juist te voorkomen dat gedetineerden dakloos raken. In Amsterdam wordt daarmee gewerkt door de stichting BONJO. Dat levert goed resultaat op. Ik vraag de staatssecretaris of zij, in overleg met haar collega van VROM, wil overleggen met de koepel van woningbouwcorporaties, Aedes, om dit initiatief ruim baan te geven. Het is win-winsituatie voor mensen die kortdurend een woning zoeken, bijvoorbeeld studenten, om gedetineerden niet dakloos te laten worden. Het is dus helemaal positief.
Ik vraag aandacht voor de situatie van Gezin in Balans. Ik heb een amendement ingediend voor extra financiering. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris daarop. Er ligt een brief van ggz, waarin staat dat er te weinig geld is voor zorg voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. Men vraagt 14 mln. omdat men de gedragsbeïnvloedende maatregel die door de rechter wordt opgelegd, niet kan uitvoeren. Dat is natuurlijk heel ernstig. Ik vraag de staatssecretaris om een structurele financiering.
Is het ten slotte mogelijk om in tijden waarin met miljoenen wordt gestrooid voor banken, verzekeringsbedrijven en gedupeerde spaarders, de vergoeding voor arbeid die gedetineerden krijgen, die al sinds 1985 op € 0,64 per uur staat, wat op te trekken? Zelfs de 3,5% die de vakbonden bedongen hebben, krijgen zij er niet bij. En die 3,5% is niet meer dan een rolletje of anderhalf rolletje pepermunt in de maand. Het is een cynisch voorstel, maar laat eens uitgelegd worden waarom dit bedrag nooit wordt opgetrokken. Kan het nu een keer gebeuren?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Als ik mevrouw Van Velzen hoor, heb ik altijd een beetje het gevoel dat ik naar een benzinepomp luister: iedere seconde gaat er een belletje en loopt de geldmeter omhoog. Zij geeft heel veel geld uit aan allerlei zaken die goede doelen zijn. Kan zij aangeven waar zij in de Justitiebegroting het geld vandaan wil halen?
Mevrouw Van Velzen (SP):
U hebt mij helemaal verkeerd begrepen. In mijn amendement kunt u lezen dat er allerlei meevallers op de begroting van Justitie zijn. Die komen vooral uit het gevangeniswezen. Ik doe niets anders dan het geld uitgeven voor de doelgroep waarvoor het bestemd is. Er hoeft geen cent bij op de begroting van Justitie! En nu moet u toch een tevreden mens zijn.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dan vraag ik de minister om daarop te reageren. Dan kan ik er in tweede termijn naar kijken. Het betekent namelijk dat er minder geld is voor rechtspraak en andere dingen, want de meevallers gaan niet naar niets.
Mevrouw Van Velzen (SP):
In de beantwoording van de schriftelijke vragen heb ik inderdaad gezien dat het ministerie wel iets wil doen met het geld. Allicht, want anders gaat het terug in de algemenen pot. Er is echter op geen enkele manier gespecificeerd hoeveel geld waarvoor ingezet moet worden. Er staan wat kreten om de heer Van Haersma Buma bijvoorbeeld argumenten te geven om tegen goede voorstellen van de SP-fractie te stemmen. Ik vind het echter weinig onderbouwd. Misschien willen de beide bewindslieden erop ingaan.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Voorzitter. Tijdens het herfstreces heeft de vaste commissie voor Justitie een werkbezoek gebracht aan New York. Wij zagen daar opmerkelijke resultaten. In de Bronx is de criminaliteit in de afgelopen vijftien jaar met 70% gedaald. Manhattan is voor wie het vijftien jaar eerder bezocht onherkenbaar veranderd: schoner, heler en veiliger. De aanpak in de Verenigde Staten is, zo bleek ons na een week, niet eens zo heel anders dan in Nederland. Repressie en preventie gaan ook daar hand in hand, maar wat kapot is, wordt snel gemaakt, graffiti wordt verwijderd en in Brooklyn zagen wij bijvoorbeeld hoe de officier van justitie sterk inzet op oorzaken van criminaliteit, zoals huiselijk geweld.
De resultaten die men in New York boekt, kunnen ook Nederland tot inspiratie zijn. In vergelijking met de resultaten die wij in New York zagen, zou de doelstelling van dit kabinet binnen handbereik moeten liggen: een daling van de criminaliteit in 2011 ten opzichte van 2002 met 25%. De beide bewindslieden zijn wat dat betreft op de goede weg. De criminaliteitscijfers dalen en dat is heel belangrijk. Tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat de criminaliteit na jaren van daling op diverse terreinen ook weer dreigt te stabiliseren en dat het ophelderingspercentage niet langer stijgt. Er ligt het kabinet nog een grote opdracht te wachten. Graag hoor ik van de bewindslieden dat de 25%-doelstelling inderdaad erkend wordt als een kabinetsbreed belangrijke doelstelling, waarvan het behalen een kabinetsbreed belang is.
Bij het opleggen van straffen treedt men in de Verenigde Staten bepaald anders op dan wij. De straffen zijn in de Verenigde Staten zeer hoog. In het voorbijgaan zei tijdens het werkbezoek een Amerikaanse functionaris tegen mij dat het soms frustrerend voor opspoorders is als zij bij de samenwerking met Nederlanders merken dat de straffen hier zeer laag zijn. Ik vind wel dat wij niet zomaar voor de straffen hier de niveaus moeten hebben die in de Verenigde Staten gelden. Ieder land heeft zijn eigen systeem, maar straffen moeten wel geloofwaardig zijn. Voor Nederland moeten zij dat ook in internationaal perspectief zijn. Wat dat betreft is er de afgelopen jaren in Nederland veel veranderd. De maximale tijdelijke straf is verhoogd van 20 naar 30 jaar. De vervroegde invrijheidsstelling is een voorwaardelijke invrijheidsstelling geworden en vervroegde heenzendingen door cellentekorten komen niet meer voor. Toch heeft mijn fractie behoefte aan een betere vergelijking van de echte hoogten van de straffen. Hoe lang zit nu daadwerkelijk een gestrafte in Nederland vast en hoe lang zit hij in andere landen vast? De straffen op grond van onze wetboeken zijn vaak lager, maar dat hoeft helemaal niet te beteken dat mensen hier ook korter vastzitten. Als zij hier inderdaad korter vastzitten, zouden wij ons niet vrijblijvend moeten opstellen, maar bereid moeten zijn om de duur van onze straffen te verlengen en die op het gemiddelde Europese niveau te brengen. Daarbij zouden wij dan niet aan de onderkant moeten gaan zitten, want het grote probleem is dan dat criminelen de neiging krijgen om hier naar toe te trekken.
De heer Heerts (PvdA):
Geldt het omgekeerde ook voor de CDA-fractie? Als blijkt dat wij hier zwaarder straffen dan gemiddeld in Europa gebeurt, moeten wij dan onze straffen lichter maken?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Nee, want ik vind het prima als wij aan de bovenkant zitten.
Dat was kort, voorzitter.
De voorzitter:
Ik ga aan het eind van de dag geen stempeltjes uitdelen.
De heer De Wit (SP):
Is de heer Van Haersma Buma bekend met de meest recente cijfers? Daaruit blijkt dat Nederland, zeker vergeleken met de andere landen in Europa, op derde plaats staat van landen waar de hoogste straffen worden toegekend.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dat zou kunnen, maar ik vond het onderzoek niet helemaal duidelijkheid geven voor alle straffen op het punt van oplegging en de uiteindelijke duur ervan. Ik wil een vergelijking waarbij bijvoorbeeld de Verenigde Staten in aanmerking worden genomen. Ik hoop dat wij dan een plaatje krijgen aan de hand waarvan wij een definitieve conclusie kunnen trekken. Het zou mij evenwel goed uitkomen als wij met onze straffen aan de bovenkant zouden zitten.
De heer De Wit (SP):
Staat het voor u al vast dat er in Nederland harder gestraft moet worden en, zo ja, waarom? Wat is het doel daarvan?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik wil met het voorgestelde onderzoek een gezamenlijke basis hebben voor een discussie die ook in de Kamer gevoerd zou moeten worden over de vraag of wij met onze straffen al dan niet omhoog moeten. Zoiets kan. Dat ga ik niet uit de weg, maar ik vind niet dat nu de conclusie getrokken kan worden dat wij met onze straffen omhoog moeten. Ik gaf net al aan dat wij de afgelopen tijd de straffen in Nederland zwaarder hebben gemaakt.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Er stonden grote chocoladeletters in De Telegraaf en wat blijkt? Het CDA heeft vlak voor een begrotingsbehandeling weer een plannetje. Vaak horen wij na zoiets praten over een onderzoek en vervolgens horen wij helemaal niets meer, maar dan hebben wij weer even de achterban laten zien dat het beleid steviger moet worden. Vindt de heer Van Haersma Buma Gouda vergelijkbaar met The Bronx? Is hij niet alleen bekend met de getallen waarnaar de SP-woordvoerder verwees, maar ook met andere getallen? Ik denk aan de veroordeling tot levenslang. In de afgelopen acht jaar is in Nederland 29 keer het vonnis levenslang uitgesproken, terwijl in de 50 jaar daarvoor dat slechts 12 keer gebeurde. Hoeveel strenger moet het regime nog en hoeveel onderzoeken heeft de heer Van Haersma nog nodig? Sprak hij alleen voor de bühne of komt hij met een wetsvoorstel?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dit zijn drie vragen in één interruptie. De eerste vraag zegt meer over de heer Pechtold dan over mij, want hij verwijst naar de berichtgeving over ons land in de media. Dat is voor hem de standaard. Mij ging het om de vraag of in Nederland de straffen daadwerkelijk lager zijn. Het gevoel dat dat zo is, heeft men vaak. Of verhouden onze straffen zich in redelijke zin tot die in het buitenland? Terecht wijst u erop dat in Nederland levenslang over het algemeen nog levenslang is, terwijl in veel andere landen die straf 20 of 30 jaar duurt. Ik geef dan voorkeur aan het Nederlandse systeem, waarbij de opgelegde straf ook de straf is die wordt uitgezeten. Dit voorbeeld geeft inderdaad aan dat er in Nederland straffen zijn die qua uitvoering waarschijnlijk zwaarder zijn dan die in veel landen in Europa.
Voorzitter. Ik heb nu twee van de drie vragen beantwoord, maar dat lijkt me al mooi.
De heer Pechtold (D66):
Dat is de keus. Ik wil nog aangeven wat ik bedoelde. Ik meen dat men in uw fractie spreekt van een Atsmaatje als je nieuws maakt, maar daaraan op geen enkele manier gevolg geeft. U zei zojuist dat als Nederland bij een vergelijking van straffen in Europa op het zwaarste punt van de mediaan terecht zou komen, mensen voor een overtreding een ander land zouden uitzoeken. De woordvoerder van de SP zei zojuist dat Nederland met een dergelijke vergelijking op de derde plaats komt, maar u denkt dus dat iemand die een crime passionnel wil plegen dat tijdens zijn vakantie zal doen. U denkt dat dat zo werkt. Dat is toch te belachelijk voor woorden. U zegt zelf dat Nederland het voorbeeld geeft, omdat levenslang hier levenslang is, terwijl dat elders niet zo is. Welke extra informatie heeft u nodig om lef te kunnen tonen en om niet alleen iets toe doen met grote chocoladeletters in de krant, maar om een wetsvoorstel in te dienen? Laat dat maar zien. Zelfs de minister heeft uw politieke kleur. Kom op!
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dit soort interrupties, dat op zichzelf een inbreng is, heet in onze fractie een "Pechtoldje".
De heer Pechtold (D66):
Ik heb geen halfuur spreektijd, dus ja, ik doe het hier aan de interruptiemicrofoon.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Precies, een Pechtoldje. Toch is dat precies wat ik bedoel, maar de crime passionnel is natuurlijk erg leuk om erbij te halen. Voor internationale criminaliteit en zeker voor drugsdelicten, softdrugshandel en dergelijke, zijn de straffen in Nederland lager dan in het buitenland. Ik herhaal dat het beeld in de samenleving is dat Nederland laag straft. Er zijn zelfs veel mensen die nog steeds denken dat in Nederland levenslang gestraften na twintig jaar op vrije voeten komen. Dat is niet meer zo. Dat weten wij allebei. Het is nuttig om alles op een rijtje te zetten en om precies te weten hoe lang mensen effectief zitten. Ik zeg niet per se dat onze straffen omhoog moeten. Ik zie in landen om ons heen waar zwaarder gestraft wordt, dat mensen vaak al na een derde van de gevangenisstraf vrij komen. Als wij deze informatie helder naast elkaar zetten, dan kunnen wij het debat daarover voeren, in chocoladeletters.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Het is heel interessant wat wij allemaal van ons werkbezoek aan New York hebben geleerd. Mijn beeld is dat Nederland een heel waardevol rechtssysteem heeft en dat de Verenigde Staten in veel opzichten juist veel van Nederland kan leren. De criminaliteitscijfers daar waren bizar hoog en zijn flink gedaald. Een tendens in veel van de gesprekken die wij daar hebben gevoerd, was dat de pakkans een belangrijke factor is. U vraagt nu naar de gevangenisstraffen. Ik moedig u aan om ook te vragen in hoeverre de pakkans in Nederland te vergelijken valt met andere landen in Europa en hoe Nederland op dat punt scoort. Dat is veel effectiever dan spreken over de strafmaat. U hebt daarin een verantwoordelijkheid. Als u ziet dat het gevoel in de samenleving niet klopt met de realiteit, dan moet u de realiteit benadrukken.
De voorzitter:
Ik roep de leden er nogmaals toe op om kort en bondig te formuleren. Kijk het reglement na. Ik wil het anders best nog even rond laten gaan.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Een dergelijke interruptie heet bij mijn fractie een "Azoughje" en dat wil zeggen dat het een heel goede suggestie is die ik graag tot de mijne maak en overdraag aan de minister. Er is inderdaad wel eens onderzoek gedaan naar ons ophelderingspercentage in vergelijking met dat van Noordrijn-Westfalen en dat bleek hier veel lager te zijn. Als wij mee kunnen nemen wat het ophelderingspercentage en daarmee de pakkans is, dan levert dat een beter antwoord op dan als wij alleen maar kijken naar de hoogte van straffen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Als ik de heer Van Haersma Buma zo hoor, dan wordt het onderzoek steeds omvangrijker. Er wordt steeds meer toegevoegd aan de vraagstelling. Heeft hij een termijn voor ogen waarbinnen dat onderzoek afgerond zou moeten zijn?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik heb een beetje de indruk dat u mij deze vraag met enig cynisme stelt, terwijl wij er allemaal belang bij hebben dat wij niet alleen weten welke straffen in de wetten staan, maar ook wat men feitelijk uitzit. Het is in ons aller belang dat wij de samenleving kunnen zeggen hoe lang een gedetineerde in Nederland daadwerkelijk zit en daar conclusies uit trekken. Ik heb nog geen termijn voor ogen, maar ik denk dat zo'n onderzoek binnen een jaar afgerond moet zijn en hier moet voorliggen. Het betreft natuurlijk een internationaal onderzoek en wat mij betreft door een WODC of zoiets wordt afgerond. U weet hoe de capaciteit daar is.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Verdonk.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dat is wel erg zwak. De heer Van Haersma zegt: een doorlooptijd van een jaar. In dat geval weten wij wat er gebeurt. Dan wordt het eind 2009, begin 2010. Dan gaat dit kabinet, als het er nog zit, al denken aan het feit dat zij bijna naar huis gaan en komt er dus helemaal niets van terecht. Dan wordt het inderdaad, zoals de heer Pechtold zojuist al zei, gewoon een lege huls. Bij dat onderzoek kun je vragen stellen, er is informatie genoeg. Als er een paar WODC'ers bij elkaar gaat zitten en inderdaad gaat kijken naar wat er al aan gegevens ligt, dan hoeft er helemaal niets meer te gebeuren. Is het niet redelijker om te zeggen: het is nu november 2008, in maart 2009 ligt dat onderzoek er en dan kunnen wij erover praten?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Als dat kan, dan vind ik het prima. Ik stelde mij zelf voor dat wij het onderzoek bij de behandeling van de begroting van volgend jaar uitgebreid kunnen bespreken. Het zou schitterend zijn als het in maart klaar zou zijn, maar ik weet hoe die onderzoeken in de praktijk gaan. Daarom noem ik dit soort data. Het is natuurlijk iets anders dan de minister vragen om het even op te schrijven in een brief. Ik wil gewoon dat er een goede vergelijking komt van de verschillende delicten, van hoeveel van de straf in die landen daadwerkelijk wordt uitgezeten en van de vervroegde heenzendingen die in veel landen aan de orde zijn. Sommige landen laten mensen de straf überhaupt niet uitzitten. Ik wil alleen maar aangeven dat het diepgaander is dan alleen maar het lezen van een wetboek.
De voorzitter:
Tot heel veel slot, mevrouw Verdonk.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Als er toch een groot onderzoek plaatsvindt, is het dan niet handig om meteen te kijken of het niet beter is om minimumstraffen in te voeren in de Nederlandse wet, zodat voor iedereen duidelijk is: als ik over de schreef ga, dan weet ik ook wat ik minstens krijg?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dat is een waardeoordeel, als je jezelf afvraagt of je minimumstraffen wilt invoeren. Wij hebben er vaak over gedebatteerd in de Kamer. Zoiets blijkt als je het vergelijkt met de hoogte van de straffen die in andere landen worden uitgedeeld. Dan kun je zeggen: ik vind de straffen daar zoveel hoger dat wij in Nederland naar minima toe moeten.
De voorzitter:
Mijnheer De Roon.
De heer De Roon (PVV):
Terwijl de burgers snakken naar resultaat van de aanpak van criminaliteit, komt het CDA als hoofdpunt met een megaonderzoek naar de strafoplegging in andere landen. Ik vind het echt te gek voor woorden. Dit gaat jaren en jaren kosten. Allerlei geleerden, statistici en professoren zullen hier jarenlang hun brood aan kunnen verdienen, maar wij hebben er heel weinig aan. Waarom wil de heer Van Haersma Buma zo graag kijken naar datgene wat in die andere Europese landen gebeurt wat betreft strafoplegging? Wat doet het ertoe? Als uit dat onderzoek uiteindelijk naar voren komt dat er in Nederland veel lichter wordt gestraft dan in die andere landen, so what? Hebben wij dat onderzoek nodig om te weten dat er zwaarder gestraft moet worden? Die beslissing kunnen wij nu ook al nemen.
De voorzitter:
Uw punt is gemaakt.
De heer De Roon (PVV):
Als blijkt dat wij ongeveer even zwaar of misschien wel zwaarder straffen dan die andere landen, dan noopt dat in ieder geval niet tot aanpassingen naar beneden toe, zoals u zelf al hebt gezegd. Waarom laat u zo graag uw oren hangen naar datgene wat in het buitenland gebeurt? Beslis gewoon wat er in Nederland moet gebeuren.
De voorzitter:
Het is vervelend dat het nu bij u gebeurt, maar de strekking van mijn verzoek om korte en bondige interrupties komt niet door. Nu kunt u kiezen: geen interrupties meer en dan doe ik het ook niet, want het is geen recht zoals u allen weet. Of u gaat ze kort en bondig doen. Anders komen wij deze week niet door. Het is vervelend dat het u treft, want het heeft op alle leden betrekking. Maar ik moet het op een moment doen. Mijnheer Van Haersma Buma, u gaat nu antwoorden.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
U noemt het een hoofdpunt van de CDA-fractie. Het is het eerste punt van mijn inbreng. Het is alleen maar meegenomen dat dit onderdeel in de kranten staat, zoals de heer Pechtold signaleert. Maar het is niet de reden waarom het een belangrijk punt is. Nogmaals, ik vind het naar de Nederlandse samenleving niet meer dan zinnig dat wij ook als politiek kunnen aangeven hoe het nu daadwerkelijk staat met uitgezeten straffen in gevangenissen. Als u het antwoord op die vraag al aan mij kunt geven, graag. Doe het in uw inbreng, maar volgens mij kunt u het niet. Ik vind het nodig, want de wetboekteksten zeggen in de praktijk niet zoveel.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik kom bij de pluk-zewetgeving. De voorzitter van de CDA-fractie heeft bij de algemene beschouwingen gevraagd de bewijslast in de pluk-zewetgeving om te draaien. Kan de minister aangeven hoe hij deze toezegging van de minister-president gaat uitwerken?
Dan kom ik verder op de zware en de georganiseerde criminaliteit. Inmiddels heeft de minister aangegeven aan de slag te gaan met de aanbevelingen van de werkgroep onderwereld/bovenwereld. Mijn fractie heeft grote waardering voor de snelheid waarmee de minister heeft gereageerd. De minister noemde in dit verband de taxateurs, maar ik wil toch ook de positie van makelaars nog even onder de aandacht brengen. Kan de minister nader aangeven hoe hij die in relatie tot dit probleem en in relatie tot de taxateurs ziet en welke maatregelen hij op dat punt zal nemen?
Ik kom bij criminaliteit en overlast. Diverse gemeenten in Nederland, zoals Gouda en Ede, zijn dagenlang voorpaginanieuws geweest door grote problemen met overwegend Marokkaanse jongeren. Teruggebracht tot de kern, zo merkten wij na werkbezoeken aan die gemeenten, gaat het om een hardnekkig probleem van per gemeente vaak niet meer dan enkele tientallen echte raddraaiers. Mijn fractie vindt het onacceptabel dat onze rechtsstaat de burgers niet voldoende kan beschermen tegen de criminaliteit van deze uiteindelijk beperkte groep jongeren. Die gemeenten willen graag de mogelijkheid hebben om die harde kern langere tijd uit de wijk te halen, om hen te heropvoeden. Maar het lukt die gemeenten niet, anders dan door veel overleg, om het juiste instrumentarium te vinden. Is de minister bereid om met deze gemeenten concreet te werken aan een plan dat met name de harde kern treft en dat het bij voorkeur mogelijk maakt om die harde kern uit die wijk te halen en pas hen terug te brengen op het moment dat zij niet meer crimineel zijn? Graag krijg ik een reactie hierop.
Ik kom op enkele opmerkingen over het gevangeniswezen. Nederlandse gevangenissen zijn allang geen hotels meer, maar mijn fractie maakt zich er nog wel zorgen over dat sommige gedetineerden toch menen hun criminele zaken te kunnen voortzetten en soms zelfs – wij hebben dat vorig jaar gezien – persinterviews te kunnen geven. Kan de minister aangeven hoe hij deze twee problemen aanpakt? Kan hij in het verlengde hiervan een andere vraag beantwoorden, namelijk hoeveel klachten er jaarlijks worden ingediend? Het gaat om klachten over soms zeer kleine dingen. Hoeveel klachten worden er ingediend en wat is de aard daarvan?
Een ander punt is de privacywetgeving. Deze zomer waren mijn collega Çörüz en ik op bezoek bij een politieregio die op dit moment experimenteert met nummerbordherkenning boven de snelweg. Ook uw en mijn nummer wordt daar gelezen, als wij er onderdoor rijden. Dat lijkt mij prima, want het dient een goed doel. Het College bescherming persoonsgegevens heeft echter weer eens grote moeite met dit systeem. Dat heeft het overigens ook met andere systemen in Nederland. Wat mijn fractie betreft is nummerbordherkenning een grote bijdrage aan het voorkomen en opsporen van criminaliteit. Het kan niet zo zijn dat de regels dat onmogelijk maken. Graag een reactie van de minister.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik bespeur enig cynisme bij de heer Van Haersma Buma over het College bescherming persoonsgegevens. Is het niet vreemd dat het experiment met nummerbordherkenning in Zwolle is ingevoerd zonder dat het CBP is geraadpleegd? Dat stelt nu achteraf een enorme inbreuk op de privacy vast.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik heb begrepen dat er wel contact is geweest met het College bescherming persoonsgegevens. Dat bleef echter eisen stellen. Het is niet meer dan logisch dat het experiment op een gegeven moment is gestart. Het kan niet dat een systeem dat niet veel anders is dan al bestaande systemen, bijvoorbeeld dat in Amsterdam, opnieuw tegen het licht wordt gehouden. Bij de term "enig cynisme" mag de heer Anker het woord "enig" overigens weglaten.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik deel de mening van de heer Van Haersma Buma niet. Ik vind dat juist bij dit soort zaken zorgvuldigheid is geboden. Ik vind ook dat de heer Van Haersma Buma zuinig moet zijn op de tegenmacht die wij organiseren. Wij willen ver gaan in de opsporing en veel zaken regelen, bekijken en onderzoeken. Wij moeten echter ook de privacy in de gaten houden. Dat geldt ook voor de heer Van Haersma Buma.
De heer Heerts (PvdA):
Het is vrij schokkend wat de heer Van Haersma Buma zegt over het College bescherming persoonsgegevens. Dat is immers een gerespecteerd orgaan dat gewoonweg vooraf geraadpleegd moet worden. Ik begrijp dus niet dat de heer Van Haersma Buma nu zo aanslaat op het experiment in Zwolle. Laten wij gewoon de resultaten afwachten. Er zijn hierover ook Kamervragen gesteld. De heer Van Haersma Buma hoeft dit nu toch niet te vragen?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik kan die vraag nu stellen. Ik maak mij dan ook zorgen. Dit is een systeem dat in Nederland bijdraagt aan het voorkomen van criminaliteit en het opsporen daarvan. Ik heb al de voorbeelden genoemd waarvan ik onder de indruk ben. Ik vind het niet kunnen dat er nog steeds geen antwoord is. Wij zijn al weer maanden verder.
De heer Heerts (PvdA):
U bent toch wel blij met het college? Of maken wij nog mee dat de privacybescherming wel weg kan?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Blij? Het is er. Het doet ook goed werk. Op een aantal terreinen draagt het college zeer bij aan het beschermen van burgers, bijvoorbeeld tegen opdringerige marketing en dergelijke. Ik vind echter ook dat het college niet moet optreden als een soort advocaat van de privacy. Dat is het feitelijk ook niet. Het moet alle belangen wegen. Als ik dat terugzie, ben ik daar heel blij mee.
Ik heb nog meer dingen over het college te zeggen. Na deze interrupties ga ik echter vlug verder, naar de eenheid in de rechtshandhaving.
Mijn bezoek aan de politie bracht ook aan het licht dat behalve in Zwolle nog op drie andere plekken in Nederland door de politieregio's op verschillende manieren wordt gewerkt aan nummerbordherkenning. Kan zoiets niet efficiënter? Is het huidige politiemodel efficiënt genoeg om systemen als deze in Nederland in een keer in te voeren? In hoeverre is het huidige bestel, gezien vanuit de rechtshandhaving, voldoende opgewassen tegen dit soort nationale vraagstukken? Kan de minister ook in het verlengde hiervan aangeven hoeveel capaciteit van de politie is gemoeid met rechtshandhaving, een nationaal doel, en de handhaving van de openbare orde, een lokaal doel?
Die versnippering komt ook aan de orde bij de aanpak van transportcriminaliteit en zaken zoals winkeldiefstal door rondtrekkende bendes. Verzekeraars en transportsector vragen om een landelijk projectteam ladingdiefstal bij de politie en om een speciaal hiervoor aangestelde officier van justitie. Het probleem is immers landelijk. Gaarne een reactie van de minister op dit verzoek.
De heer Teeven (VVD):
Het is niet voor de eerste keer dat wij spreken over een landelijk team transportcriminaliteit. Bij de begrotingsbehandeling vorig jaar is daarover zelfs een motie ingediend. Die is niet gesteund door de CDA-fractie. Moet er nu wel zo'n team komen?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Het gaat er mij om dat het landelijk wordt opgepakt. Volgens mij is het best een landelijk team als het jaarlijks gebeurt. Toen was het antwoord dat het binnen het huidige systeem kon, maar wij hebben op dit moment niet voldoende resultaat gezien. Dan vraag je inderdaad of er niet een landelijk team moet komen.
Ik kom nu bij het onderwerp "prostitutie en mensenhandel". In 2000 is het bordeelverbod opgeheven. De prostitutiesector zou gedecriminaliseerd worden, maar hoe anders is de werkelijkheid? Eigenlijk is de prostitutiesector de donkerste kant van Nederland: mensenhandel, mishandeling en uitbuiting. Er zijn in ons land zelfs – zo lazen wij recent in het rapport Schone schijn – artsen die meewerken aan lichaamsverandering en daarvoor kwantumkorting geven aan pooiers. Is de minister met dit soort vreselijke praktijken bekend en zo ja, hoe wordt daartegen opgetreden?
Pooiers hebben intussen hun wervingsterrein verlegd naar minderjarige meisjes met een laag IQ en/of met een borderlinestoornis. Dat zijn vreselijke dingen. Nederland wijst vaak met het vingertje naar andere landen vanwege misstanden, maar deze misstanden vinden in Nederland plaats. Het is tijd om het tij te keren. Het liefst zou de CDA-fractie nu een voorstel doen dat vorig jaar door anderen is ingediend, volgens mij bij de behandeling van de begroting van Jeugd en Gezin. Dat voorstel was om de leeftijdsgrens voor prostitutie te verhogen naar 21 jaar, maar tot nu toe is er daarvoor tot mijn grote spijt geen meerderheid in de Kamer. Ik roep de fracties die daar tot nu toe niet aan wilden, er toch toe op om te kijken naar de feiten en om te zien dat 18 jaar geen leeftijd is waarop meisjes in de prostitutie moeten belanden.
Een stad als Amsterdam pakt de zaken serieus aan met het project Emergo in het Wallengebied.
Mevrouw Arib (PvdA):
Wij hebben inderdaad een aantal keren gediscussieerd over het verhogen van de leeftijd voor prostitutie. Het kabinet komt, als het goed is, dit jaar met een Kaderwet prostitutie. Ik vind het dus een beetje raar om het debat dunnetjes over te doen. Ik heb de neiging om daar inhoudelijk op in te gaan, maar dat is op dit moment eigenlijk een beetje onzin. Waarom wacht u de Kaderwet niet af? In dat kader kunt u dit aspect opnieuw aan de orde stellen.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
In alle eerlijkheid: omdat ik het te erg vind, omdat ik het te triest vind wat er gebeurt en omdat ik er werkelijk met mijn hoofd niet bij kan dat het in dit land blijkbaar als iets moderns wordt beschouwd dat je je op 18-jarige leeftijd in de prostitutie mag begeven, terwijl wij tegelijkertijd met zijn allen bezig zijn met projecten om mensen uit de prostitutie te halen. Ik kan dat niet rijmen en ik wil dit liever vandaag oplossen dan morgen. Als het alsnog kan via een uitspraak van deze Kamer in dit debat, zou ik dat dus heel graag willen.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik kom graag als eerste naar voren om de steun van mijn fractie daarvoor aan te bieden, maar ik heb ook een vraag. U noemde zojuist het Wallengebied. Als wij een voorstel indienen om de uitstapprogramma's voor prostituees concreet en structureel te maken, zou u zo'n voorstel dan steunen?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Als het om financiële dingen gaat, weet ik dat ik altijd bij mijn financiële woordvoerder langs moet voor dekkingen en dergelijke. Als het echter kan en als het ons lukt om programma's die in wezen door u al bij de voorjaarsnota gestart zijn, structureel te maken – dat is niet meer dan logisch – doe ik heel graag mee.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Arib, niet twee keer op hetzelfde punt.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik noemde Emergo in de gemeente Amsterdam. Die gemeente kan dit, hoe groot zij ook is, echter niet alleen. De wethouder van Amsterdam heeft een brief gestuurd. Ik vraag de minister of hij bereid is om dit project verder te steunen, ook financieel, bijvoorbeeld met steun aan de organisaties die de prostituees helpen.
Amsterdam past ook het BIBOB-instrument veelvuldig toe. Dat is een effectief middel, maar tegelijkertijd lopen wij tegen de grenzen van de rechtspraak aan. Ik vraag de minister wat hij doet om de BIBOB-wetgeving daadwerkelijk binnen de grenzen van het EVRM te houden, zodat hij daar duurzaam mee verder kan. Tegelijkertijd vraag ik in hoeverre de achterstanden bij het BIBOB-bureau kunnen worden aangepakt.
Ik kom bij het vreemdelingen- en asielbeleid. Dit kabinet zet het strikte immigratiebeleid van het vorige kabinet voort. Minder immigratie van kansarmen nu betekent minder integratieproblemen later. Hierin opereert de staatssecretaris trefzeker. Zij heeft de afgelopen twee jaar laten zien dat "streng" en "humaan" geen tegengestelde grootheden zijn. De CDA-fractie meent dat Nederland nu en in de toekomst open moet blijven staan voor vluchtelingen. Mensensmokkelaars kiezen Nederland echter veel te vaak uit. Recent bleek weer dat een wijziging van het beleid in Zweden meteen leidt tot een grotere toestroom naar Nederland. Mijn fractie wil niet terug naar de jaren negentig en is daarom geschrokken van het feit dat ook voor volgend jaar het aantal aanvragen van dit jaar als uitgangspunt geldt. Daarbij gaat het om 16.000 aanvragen. Waarom is het lagere aantal aanvragen vanuit Irak niet verwerkt en worden zij niet verwerkt? Ik vraag de staatssecretaris waarom die prognose niet is bijgesteld.
Echt vluchtelingenbeleid kan alleen maar door Europa worden gemaakt. Wij zien dan ook met waardering dat het kabinet zich sterk inspant om in Europa iets van de grond te krijgen. Wat zijn de meest recente inspanningen van Nederland om opvang in de regio door Europa van de grond te krijgen?
Een groot knelpunt in de asielketen is de beperkte uitstroom. Per 1 juli 2008 bevonden zich meer dan 5000 personen langer dan vijf jaar in de opvang. Een deel ervan wacht op huisvesting en een deel op uitzetting. Als de asielzoekers die zijn uitgeprocedeerd, niet worden teruggestuurd, ontstaat hier een nieuwe groep van toekomstlozen. Terugkeer in de opvang heeft geen zin en er zal niet opnieuw een generaal pardon komen. Ik krijg op dit punt graag een bevestiging van de staatssecretaris. Wil de staatssecretaris ook bevestigen dat alle gemeentelijke noodopvangvoorzieningen echt op 1 januari 2010 zijn gesloten?
Mijn fractie wil een grotere focus op de terugkeer. Daarom heb ik een amendement ingediend waarin wordt gevraagd om hiervoor 2 mln. ter beschikking te stellen. Tegelijkertijd is mijn fractie van mening dat ook het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking een belangrijke rol speelt. Het is toch merkwaardig dat het ministerie van Justitie betaalt voor projecten die hun weerslag vinden in een land als Irak. In hoeverre heeft de staatssecretaris contact met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking om in Irak, maar ook in de landen die door een aantal samenwerkende organisaties worden genoemd, projecten van de grond te krijgen? Ik ben benieuwd naar haar antwoord en naar de reactie op het amendement.
Het kabinet heeft de juiste weg gevonden in deze twee jaar. De resultaten zijn bemoedigend. 70% daling van criminaliteit is nog een droom, maar op deze dag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen mogen wij ons wel laten inspireren door de daar behaalde successen.
De heer De Wit (SP):
De heer Van Haersma Buma heeft een amendement ingediend over de terugkeer. Is hij van mening dat de inspanningen van IOM, de Internationale Organisatie voor Migratie die juist mensen bijstaat, ook financieel, onvoldoende is en dat er daarnaast nog een aparte kabinetspot moet komen?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dit is een terechte vraag. IOM begeleidt de terugkeer uit Nederland. Nederland verleent veel steun aan landen van herkomst. Wat is nu logischer dan steun te verlenen als de mensen eenmaal in hun land van herkomst zijn, wat wij in wezen al doen? Zij moeten daar een goed middel van bestaan krijgen zodat zij een perspectief hebben. Dit kan niet alleen van Justitie komen. Dit is een eerste aanzet.
De heer Fritsma (PVV):
De heer Van Haersma Buma spreekt over een restrictief toelatingsbeleid. Hoe rijmt de CDA-fractie dit met de enorme aantallen gezinsmigranten die nog elk jaar Nederland binnenkomen? De teller voor 2008 komt bijvoorbeeld op 20.000 te staan. Wil de CDA-fractie daaraan iets doen?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ook de CDA-fractie is van mening dat gezinsmigratie een vorm van migratie is die in het verleden vaak heeft geleid tot mensen zonder toekomst in Nederland. Daarom zijn er maatregelen genomen die hebben geleid tot een enorme daling van de gezinsmigratie, gezinsvorming en gezinshereniging. Dit weet de heer Fritsma ook. Ik sta voor die maatregelen en ik ben van mening dat de staatssecretaris dit beleid op een heel zuivere manier uitvoert.
De heer Fritsma (PVV):
Desalniettemin komen er 20.000 gezinsmigranten binnen. Er was inderdaad een daling, maar die is niet stevig genoeg. Het gaat nog steeds om enorme aantallen. Is de heer Van Haersma Buma dan niet van mening dat er nog meer moet gebeuren om ervoor te zorgen dat wij de komende vijf jaar niet 100.000 nieuwe, eerste generatie allochtonen in Nederland krijgen die natuurlijk de vicieuze cirkel van alle migratieproblemen in stand houden?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Wij hebben een regeerakkoord gesloten waarin een aantal maatregelen is opgenomen dat nu wordt uitgewerkt. Natuurlijk heeft de CDA-fractie een aantal voorstellen gedaan voordat dit akkoord werd gesloten bijvoorbeeld voor een iets hogere inkomensgrens en een hogere leeftijd voor mensen die een gezin vormen en dergelijke, maar ik sta voor dit akkoord. Dus ja, de CDA-fractie zou zeker wel een aantal andere maatregelen willen nemen, maar wat wij nu doen is solide en ik vind dat dit moet worden uitgevoerd.
De heer Pechtold (D66):
Aan het begin en aan het einde van de inbreng van de heer Van Haersma Buma is Amerika op deze dag een soort voorbeeld. Ik kan mij van alles voorstellen waarom wij de Amerikanen als voorbeeld zou nemen, maar niet hun justitiesysteem met de doodstraf, met wapenbezit, met een percentage van de bevolking dat in de gevangenis zit dat zijn weerga niet kent. De CDA-fractie spreekt nu spierballentaal die zij in de rest van het beleid niet waarmaakt, want zij wil hier toch geen doodstraf. Ik wil proberen of ik de heer Van Haersma Buma in dit debat tot een wat socialer gezicht kan verlokken.
Een aantal prominente advocaten heeft voorgesteld om bij levenslang, wat in Nederland ook levenslang is, een moment van heroverweging te kunnen nemen. Zou dat ook bij zo'n onderzoek moeten horen? Het verlenen van gratie is uit de tijd, maar je kunt de mogelijkheid creëren om bij levenslang na een bepaalde periode te kijken of de straf nog wel zijn effect heeft.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
In dit "Pechtoldje" zitten vier stellingen die ik eigenlijk moet weerleggen om ze niet onweersproken te laten, maar het eindigt met een vraag die ik moet beantwoorden. De beweringen over spierballentaal en de doodstraf in Amerika zijn natuurlijk allemaal onzin, en dat weet de heer Pechtold ook. Ik laat ze nu echter maar even liggen. Het enige wat ik aan het eind over Amerika heb gezegd, is dat in de Bronx de criminaliteit met 70% is gedaald. Ik mag dan toch wel zeggen dat dit een droom is, of wil de heer Pechtold geen daling met 70%?
Ook ik heb met dat forum gesproken over de levenslange gevangenisstraf. Het forum zou echter ook met slachtoffers moeten spreken; dat is nog niet gebeurd. Als straffen na vijftien jaar worden heroverwogen, worden slachtoffers iedere keer opnieuw met de daad geconfronteerd. Het huidige Nederlandse systeem is juist.
De heer Pechtold (D66):
Ik verlang terug naar de heer Van Aartsen, die hier stond te dromen over New York en het Central Park. Als de CDA-fractie aan New York denkt, denkt zij aan de Bronx. Dat is onvergelijkbaar. Ik vroeg echter naar levenslang en daarop kwam geen duidelijk antwoord.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Daarop heb ik antwoord gegeven.
De heer Pechtold (D66):
Nee. Vindt u dat heroverweging bij levenslang onderdeel kan zijn van dat onderzoek naar straffen in Nederland?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Het is absoluut niet goed als, zoals dat forum voorstelt, iemand met levenslang periodiek wordt herbeoordeeld op de vraag of de levenslange gevangenisstraf moet worden uitgezeten.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik heb twee vragen. U haalt twee keer Amerika als voorbeeld aan. Wat vindt u ervan dat de Nederlandse ambassade in Washington een potje heeft om pro-Deoadvocaten in Amerika te helpen met hun rechtsbijstand?
Het amendement is vooral gericht op de terugkeer naar Irak. Ik neem aan dat het ook gericht is op andere landen?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Het eerste punt van mevrouw Azough is terecht. Wij zijn in één gevangenis geweest die er goed uitzag. Na doorvragen bleek dat echter zo'n beetje de beste gevangenis van Amerika te zijn. Er zijn inderdaad gevangenissen die te smerig zijn voor woorden; daarover hebben wij daar iemand gesproken. Wij moeten dus niet bij alles, zoals bij rechtshulp, de Amerikaanse kant uit. Het Nederlandse systeem is vele malen beter dan wat daar gebeurt. Waarom noem ik Amerika dan toch als voorbeeld? Omdat daar een aantal resultaten worden geboekt. Wij moeten niet het Amerikaanse beleid letterlijk overnemen; een aantal dingen wel maar heel veel niet. Ook bij de samenwerking tussen diensten – dit zeg ik tegen de bewindslieden – kunnen de Amerikanen meer van ons leren dan wij van hen.
De terugkeer naar Irak is een acuut vraagstuk, maar het gaat inderdaad ook om andere landen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
De heer Van Haersma Buma heeft mijn vraag verkeerd begrepen. Op de eerste dag van ons werkbezoek, op maandag, hebben wij daar gehoord dat de Nederlandse ambassade geld beschikbaar heeft voor pro-Deoadvocaten om rechtsbijstand te verlenen. Dit is iets heel anders dan de gevangenissen; dat punt is duidelijk. Wat vindt de heer Van Haersma Buma ervan dat wij op dit vlak een soort ontwikkelingshulp geven aan Amerika?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dat vind ik een mooie typering. Misschien kan Ontwikkelingssamenwerking daaraan bijdragen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik hoor de heer Van Haersma Buma de staatssecretaris prijzen om haar beleid. Een van de belangrijkste onderdelen van dat beleid is het generaal pardon. Ik citeer de heer Van Haersma Buma: "Een generaal pardon zal er niet nogmaals komen." Waarom niet?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Omdat ik één generaal pardon al buitengewoon moeilijk te slikken vond. Bij voorkeur moeten alle aanvragen individueel worden behandeld; dat is het juiste systeem. Er is een afspraak over gemaakt in het regeerakkoord door drie partijen, die er dan ook voor staan dat dit generaal pardon wordt uitgevoerd. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat je na een generaal pardon uiteindelijk weer een generaal pardon krijgt omdat een aantal mensen denkt: als ik maar lang genoeg blijf, kan ik in Nederland uiteindelijk wel een status verwachten. Dat is mijn belangrijkste punt.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
U kent alle neveneffecten van een generaal pardon. U weet dat onze woningmarkt wordt overspoeld en dat geen jongere meer aan een woning komt. U weet dat er een ontzettend aanzuigende werking van uitgaat. Dat weet u allemaal, en toch prijst u de staatssecretaris om haar beleid. U doet bij dit generaal pardon uw ogen dicht en zegt dat het goed is, en beweert tegelijkertijd: een volgend generaal-pardon is zo slecht dat het er nooit mag komen. Dat is toch gewoon dubbel, dat is toch gewoon draaien?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dit heet bij ons "een Verdonkje", iedere keer – waar het ook over gaat – weer terugkomen op het generaal pardon.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter, kunnen wij dit niet stoppen, al die "jes"? Het werkbezoek aan Amerika is geweest en wij hebben al zes keer zo'n voorbeeld gehoord. Zullen wij daar nu mee stoppen?
De voorzitter:
Ik kan dat niet stoppen, dat licht ik graag toe. U kunt hier iets van zeggen, dat hebt u nu gedaan en daarmee is het klaar.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Het generaal pardon is niet iets wat wij verzonnen hebben, maar wat wij hebben afgesproken in het regeerakkoord. U weet dat regeerakkoorden worden gemaakt. Daar sta ik dus voor. Als de staatssecretaris dat op zuivere wijze uitvoert, ga ik haar niet verwijten dat zij een afspraak nakomt. Verder zie ik dat deze staatssecretaris meer doet aan terugkeer dan in het verleden is gebeurd, ik noem geen periodes, maar dat is gewoon een feit. Dat zie ik gebeuren en dat vind ik zeer waardevol. Daarvoor kan ik haar slechts prijzen. Als u zegt dat jongeren geen woning meer krijgen en zo, vind ik dat wel heel vergezocht. Ik ben ervan overtuigd dat de enorme woningmarkt in Nederland door dit generaal pardon niet in moeilijkheden is gekomen. Daar zijn andere oorzaken voor, die bij de commissie voor Financiën worden besproken.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
De heer Van Haersma Buma haalt hier een punt bij. Hij begint ineens zelf over terugkeer. Hij maakt net een kritische opmerking over de staatssecretaris.
De voorzitter:
Mevrouw Verdonk...
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Wij staan hier in een heel belangrijk debat. Wat is nu weer de reden dat wij niet mogen interrumperen?
De voorzitter:
De heer Van Haersma Buma kan u tegenvragen stellen in uw termijn, maar ik probeer de voortgang te bewaken.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter, wij hebben hier een belangrijk debat.
De voorzitter:
Dat hoeft u mij niet uit te leggen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Wederom krijgen wij weer restricties in de interrupties!
De voorzitter:
Ja, zo lang u hier in de Kamer bent, zult u dat meemaken, van iedere voorzitter die hier zit.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter, u bent er toch wel van overtuigd dat wij hier onze controlerende taak moeten uitoefenen?
De voorzitter:
Wij doen niets anders dan u daarbij helpen. Daarom geef ik nu het woord aan de heer Fritsma.
De heer Fritsma (PVV):
De heer Van Haersma Buma sprak zichzelf net tegen, want hij zei dat wij niet na het ene generaal pardon weer een ander generaal pardon kunnen krijgen. Maar dat is toch precies wat er is gebeurd? Het CDA weet toch ook dat wij in de jaren negentig maar liefst twee pardonregelingen voor illegalen hebben gekend? Waarom heeft hij dan dit jaar niet gezegd: omdat wij die pardonregelingen in de jaren negentig hebben gehad, kunnen wij nu niet nog een keer een pardonregeling op een pardonregeling zetten?
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dit heeft iets van vragen naar de bekende weg. Omdat ik ook al aangegeven heb dat het CDA van zichzelf niet voorstander was van een generaal pardon. Dat zeg ik nog een keer. Als een partij serieus met andere partijen overeenkomsten wil sluiten, zitten daar elementen in die in het ene geval afkomstig zijn van de ene partij en in het andere geval van de andere. Hier hebben de andere partijen om hun moverende redenen zeer aan gehecht. Dus vind ik het niet meer dan juist dat wij deze overeenkomst hebben gesloten. Dit is het en niet meer. Het laatste herhaal ik nu.
De heer Fritsma (PVV):
Dan vind ik het niet terecht dat het CDA nu zegt dat wij geen situatie kunnen hebben waarin het ene generaal pardon het andere opvolgt, terwijl het CDA die situatie juist zelf in stand houdt.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dit is een stelling. Dan moet ik ingaan op de verschillen tussen de regelingen voor enkele illegalen – voor zover dat een pardonregeling was – en de regelingen die wij nu maken voor 20.000 uitgeprocedeerde asielzoekers. Men kan mij bij de volgende begrotingsbehandeling weer deze vraag stellen, dan zal ik hetzelfde antwoord geven.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Voorzitter. Het klinkt het CDA als muziek in de oren dat de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom alle coffeeshops willen gaan sluiten. Het is toch te gek voor woorden dat in deze grensregio 90% van alle bezoekers en kopers buitenlandse drugstoeristen zijn? Om maar niet te spreken van alle ellende en overlast die daarmee gepaard gaan. Wij hebben al eerder aangegeven dat wij willen dat in de komende drugsnota de grensregio een van de speerpunten wordt. Daar moet het aantal buitenlandse drugstoeristen zo veel mogelijk worden ontmoedigd. Er zijn al heel goede suggesties aangedragen, ook door gemeenten uit de grensregio, zoals het koppelen van bezoekersbestanden en het verminderen van de hoeveelheid drugs die je kunt kopen. Ik vraag het kabinet of het mogelijkheden kan aangeven waarvan het denkt dat je daarmee buitenlandse drugstoeristen kunt weren. Wij hebben hier vaak over pasjessystemen gesproken. Dat lijkt allemaal vreselijk moeilijk, maar zijn er gemeenschappelijke opsporingsacties mogelijk? Is het mogelijk dat wij mensen aanhouden die in hun eigen land worden berecht? Graag krijg ik suggesties op dit punt van het kabinet.
De heer Heerts (PvdA):
U zet het zo hard aan over de trots van die twee burgemeesters, maar u bent toch ook nog wel trots op de 399 andere burgemeesters die ook heel goed beleid voeren?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Ik geef gewoon aan dat dit ons als muziek in de oren klinkt. Wij spreken al erg lang over onze coffeeshops. Er is zelfs voorgesteld om de coffeeshops van nu te vergelijken met die van 30 jaar geleden. In de grensregio's zijn het de drugstoeristen die voor alle overlast zorgen. Roosendaal en Bergen op Zoom werken al langer met het project Courage. Blijkbaar lukt het niet om met dit project de overlast aan te pakken. Die wordt veroorzaakt door drugstoeristen. Eigenlijk is het te gek voor woorden dat wij deze drugstoeristen allemaal bedienen met ons gedoogbeleid.
De heer Heerts (PvdA):
Ook de fractie van de PvdA is niet voor drugsgebruik. Staat mevrouw Joldersma nog wel volmondig achter het coalitieakkoord?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Wij hebben in de Kamer al vaak discussies gevoerd over drugs. Ik heb gesteld dat het te gek voor woorden is dat wij de buitenlandse drugstoeristen zo goed bedienen. Ik hoop dat de heer Heerts dit met mij eens is.
De heer Teeven (VVD):
Ik zal niet ingaan op de mooie ruzie die hier dreigt te ontstaan. Ik wil mevrouw Joldersma een duidelijke vraag stellen. Als zij zo achter het coalitieakkoord staat, waarom spreekt zij de regering dan niet aan op de totstandkoming van een drugsnota? Zo'n nota ontberen wij. Er is geen visie van de regering op de vraag hoe wij een en ander rond drugs op landelijke schaal moeten organiseren. Waarom spreekt mevrouw Joldersma haar eigen minister daarop niet eens aan?
Mevrouw Joldersma (CDA):
In maart hebben wij in de Kamer het drugsdebat gevoerd. Toen is duidelijk gezegd dat de drugsnota van de regering begin 2009 zal verschijnen. Sommigen hebben gevraagd om daarvoor uitgebreid onderzoek te doen. Mijn fractie heeft er echter voor gepleit om het beperkt te houden en bepaalde dingen te onderzoeken. Een van de punten die volgens mijn fractie in de drugsnota centraal moet staan, is het drugstoerisme en de problematiek in de grensstreek. De drugsnota zal dus binnenkort verschijnen. Daarin wordt de visie geschetst waarnaar de heer Teeven vraagt.
De heer Teeven (VVD):
Gaat de CDA-fractie voor het sluiten van de coffeeshops? Waar staat mevrouw Joldersma op dit punt?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Ik heb gesteld dat het mijn fractie als muziek in de oren klinkt dat de discussie over coffeeshops weer eens helder voor het voetlicht is gebracht. In de grensstreek worden problemen vooral veroorzaakt door drugstoeristen. Door ons gedoogbeleid trekken wij drugstoeristen aan. Dat vindt mijn fractie een probleem. Wij willen de komst van deze drugstoeristen ontmoedigen en deze problematiek aanpakken. De vraag of alle coffeeshops dicht moeten, is een andere. Het gaat ons nu om de drugstoeristen in de grensstreek die wij met ons gedoogbeleid aantrekken.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
De maatregelen van Roosendaal en Bergen op Zoom bieden helaas geen oplossing voor het probleem van de overlast. De problemen komen op deze manier in andere gemeenten terecht. Kan mevrouw Joldersma daarop nader ingaan? In Terneuzen is bijvoorbeeld het aantal meldingen van overlast de afgelopen maand gestegen van 38 naar 173 per maand. Dit is gebeurd nadat Roosendaal en Bergen op Zoom de maatregelen hebben doorgevoerd.
Mevrouw Joldersma (CDA):
In Terneuzen zijn twee coffeeshops gesloten. Men heeft het ook gehad over verplaatsing van de coffeeshops naar de grens. Op dit moment bespreekt men de optie om bestanden te koppelen. De drugstoeristen vormen een groot probleem voor alle grensregio's. Dat moet mevrouw Azough toch met mij eens zijn? Zij vindt het wellicht goed dat de coffeeshops in de grensregio's zijn. Mijn fractie vindt dit niet goed. Roosendaal en Bergen op Zoom hebben de knuppel in het hoenderhok gegooid en hebben besloten om het op een bepaalde manier op te lossen. Er zal zeker sprake zijn van verschuiving van effecten, maar ik vraag mij af hoe groot het waterbedeffect werkelijk is. Wat let bovendien andere gemeenten om het voorbeeld van Bergen op Zoom en Roosendaal te volgen?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Er wordt juist voor gepleit om tot een landelijke aanpak te komen. Daarom heeft burgemeester Leers, een eigen CDA-burgemeester, een landelijke top aangekondigd. Minister Klink schrijft echter in zijn brief van hedenochtend dat de nota waarover de heer Teeven het had, niet in 2009 zal verschijnen, maar pas in 2010. Dat betekent dat wij een groot probleem hebben op het punt van het drugsbeleid.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Wij hebben inderdaad op het laatste moment veel brieven ontvangen. De brief waarnaar mevrouw Azough nu verwijst, heb ik helaas nog niet onder ogen gehad. Daarom stel ik de regering direct de vraag waarom er een jaar uitstel nodig is. Ik vind dat heel jammer. Mijn fractie heeft juist benadrukt dat er kort onderzoek moet worden gedaan, zodat de drugsnota snel kan verschijnen.
Mevrouw Azough sprak ook over een landelijke aanpak. Wij hebben geen enkel bezwaar tegen enig overleg dat hierover wordt gevoerd. Wij weten echter ook dat burgemeesters hierover verschillend denken en dat hierbij verschillende belangen in het spel zijn. Soms komen burgemeesters er gezamenlijk niet uit. Topoverleg lijkt mij dus prima, maar ik verwacht niet dat dit zal leiden tot een eenduidige aanpak. Zo'n eenduidige aanpak verwacht ik wel van de regering. Als de regering een jaar extra nodig heeft voor de drugsnota, vraag ik haar om in ieder geval iets sneller te komen met voorstellen voor de aanpak van de problemen in de grensregio's.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Ook de SP-fractie is tegen overlast door drugsgebruik. Eigenlijk is mijn fractie tegen elke vorm van overlast. Dat zou elke rechtgeaarde politicus moeten zijn. Het is echter de vraag of de maatregelen die nu in Roosendaal en Bergen op Zoom worden genomen de overlast daadwerkelijk opheffen. De vraag naar softdrugs blijft toch gewoon bestaan? Waar denkt u dat de toeristen die de grens overgaan, dan naartoe gaan? Denkt u dat zij weer terug naar huis gaan om daar hun eigen plantjes te kweken of zo?
Mevrouw Joldersma (CDA):
U zegt: doe maar niks. Laten wij in Nederland maar al die drugstoeristen bedienen en laten wij de overlast in Roosendaal, Bergen op Zoom en dergelijke grensgemeenten, puur door de drugstoeristen, maar laten voortbestaan. Mijn antwoord daarop is: laten wij er alsjeblieft voor zorgen dat wij de drugstoeristen ontmoedigen om naar Nederland te komen. Ik verwacht daarvoor maatregelen van de regering. Ik heb ook zelf een paar suggesties genoemd die ik uit de gemeenten heb gekregen. Ik vind het niet zo gek dat de gemeenten zeggen: wij hebben er genoeg van en wij gaan onze coffeeshops sluiten.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Uiteraard, wij zijn allemaal tegen overlast. De maatregel die nu getroffen wordt, neemt die overlast alleen niet weg. Daarom is het gewoon geen slimme maatregel. Die moeten wij met elkaar niet willen steunen. Bent u er niet voor om de coffeeshops gewoon buiten de bebouwde kom neer te zetten? De vraag blijft immers. Haal je de coffeeshops weg, dan gaan mensen in het illegale circuit op zoek naar softdrugs, en daar komen wij met elkaar geen steek verder mee. Bent u dat met mij eens?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Mijn antwoord is: wij moeten ervoor zorgen dat wij niet de buitenlandse drugstoeristen naar Nederland trekken. Als je de coffeeshops verplaatst, komen zij nog steeds en dan houd je nog steeds die overlast. Ik wil straks wel eens zien wat al die waterbedeffecten zijn waarover wij het steeds hebben. Als je coffeeshops hebt, trek je daarmee de buitenlandse drugstoeristen aan. Die buitenlandse drugstoeristen willen gewoon graag drugs kopen in de coffeeshop. Als die coffeeshops er niet zijn, dan is het maar de vraag waar zij vervolgens naartoe gaan. Dan kunnen zij ook weer in hun eigen land terecht.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik heb een paar korte vragen en ik neem genoegen met korte antwoorden. Begrijp ik mevrouw Joldersma goed en zegt zij: wij zijn voor het sluiten van de coffeeshops in de grensstreek?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Dat klinkt ons als muziek in de oren, heb ik gezegd.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dus ja. Die grensstreek zal gaan verschuiven. Die gaat twintig kilometer verder het binnenland in, en daarna weer twintig kilometer verder. Uiteindelijk is ons hele land een virtuele grensstreek. Bent u dus voor een verbod op coffeeshops in heel Nederland?
Mevrouw Joldersma (CDA):
U wilt nu een hele discussie over drugsbeleid voeren, teruggebracht tot een paar simpele vragen. Dat is te simpel en te kort door de bocht. Wij krijgen nog een soort evaluatie over 30 jaar gedoogbeleid. Wij hebben gezegd: houd dat simpel, en kijk ook of de coffeeshops die wij nu hebben, nog de functie vervullen die wij daaraan 30 jaar geleden wilden toeschrijven. Wij denken dat die functie verschoven is, en dat het doel zeker niet moet zijn om allemaal buitenlandse drugstoeristen aan te trekken.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dus afschaffen?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Ik heb u gezegd wat ik heb gezegd.
De heer Pechtold (D66):
U zit een beetje klem, hè?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Nee hoor, ik voel mij absoluut niet klem zitten. Ik dacht: mijnheer Pechtold komt nog met zijn voorspelbare reactie over legalisering van de coffeeshops.
De voorzitter:
Nu moet ik eigenlijk zeggen: tot slot, mijnheer Pechtold.
De heer Pechtold (D66):
Och, voorzitter. Ik was nog niet klaar, ik hapte naar adem. De woordvoerder van het CDA oppert iets, en vervolgens zit zij meteen al een beetje vast, want de coalitiepartij komt straks gelijk vragen of zij zich toch wel aan het coalitieakkoord houdt. Geef helderheid, mevrouw Joldersma. Het was toch de burgemeester van Maastricht die zei: ze helpen ons niet verder? Nu zeggen andere burgemeesters dat zij aan de grens zitten. Denkt u werkelijk dat iemand die uit Lyon komt rijden om hier zijn softdrugs te halen – ook wij zijn tegen overlast, daar hebt u echt het primaat niet op – niet doorrijdt naar Dordrecht? Denkt u dat die afstand van een paar kilometer het hele probleem oplost? Wij wachten op een brief van het kabinet die in 2010 moet komen. Er ligt al een evaluatierapport achter ons. Het CDA neemt gewoon geen positie in. Wees dan stevig, en zeg: de grensstreek, dat is tot en met Amsterdam; kappen met die boel! Dan vindt u mij tegenover u, maar geef althans die helderheid.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Het zou mooi zijn als de D66-fractie eens wilde constateren dat al haar voorstellen om naar legalisering te gaan, de problemen door het aantrekken van drugstoeristen alleen maar groter maken. U moet het met ons eens zijn dat het niet alleen gaat om de drugsoverlast, maar ook om al die drugstoeristen die wij constant naar Nederland trekken. Dat valt ons elke keer op. Wij hebben met elkaar afgesproken wanneer wij daarover gaan praten. Ik begrijp nu dat de regering pas een jaar later met de drugsnota komt. Ik vind dat rijkelijk laat. Tegelijkertijd hebben wij gezegd: in de drugsnota komt de evaluatie van de coffeeshops; daar lopen wij heus niet op vooruit, en dat hoeven wij ook niet te doen. Ik voel mij daar absoluut niet klem in zitten. Wij hebben niet gezegd dat wij alle coffeeshops morgen direct willen sluiten – wij snappen ook dat dat overlast met zich meebrengt – maar ik vind de move van deze gemeenten verfrissend. U misschien niet, maar ik vind het verfrissend.
De heer Pechtold (D66):
Het is een noodkreet, een noodkreet omdat het CDA al jarenlang op nota's wacht, evaluaties gebruikt, maar zelf geen standpunt heeft. U zou gewoon steviger moeten zijn. Ja, inderdaad, mijn fractie is ervoor dat het gelegaliseerd wordt. Weet u waarom? Omdat in Nederland – ik bedoel niet de toeristen – het softdrugsgebruik stukken lager ligt en stukken gezonder is dan in de ons omringende landen. U zou dus niet de grensstreek in de problemen moeten brengen, maar gewoon tegen de minister moeten zeggen: daar hebben wij Europa voor. Wij zijn gidsland geweest op andere punten. Laten zij hun softdrugs daar op een legale manier gaan verhandelen, dan zijn wij ervan af. Als u dat nu eens durfde!
Mevrouw Joldersma (CDA):
Nu doet de heer Pechtold weer precies wat wij jaren in de Kamer hebben gedaan. De discussie gaat volgens hem tussen alles sluiten of legaliseren. Wij komen er niet uit in die discussie. De praktijkproblemen gaan namelijk verder. De heer Pechtold wil daar omheenlopen. Hij wil legaliseren en wil dat wij zeggen dat wij alles willen sluiten. Ik constateer dat er problemen zijn met drugstoeristen en dat gemeenten daar meer dan genoeg van hebben. Ik vind deze aanpak verfrissend. Wij zullen wel zien wat dit straks, in het vervolg van de drugsdiscussie, gaat opleveren. Dan zetten wij een stap vooruit. De heer Pechtold zet geen stap vooruit. Hij blijft steeds bij hetzelfde standpunt.
De heer De Roon (PVV):
In- en uitvoer van softdrugs worden veel zwaarder gestraft dan het gebruik of het voorhanden hebben ervan. De drugstoeristen die uit het buitenland naar Nederland komen, voeren voor een deel waarschijnlijk in naar hun eigen land. Misschien consumeren zij ook in ons land, maar wat zij doen ligt in ieder geval heel dicht aan tegen het begrip in- en uitvoer. Met name als je kijkt naar de maatschappelijke effecten, moet je constateren dat er enorm veel overlast is. Ik neem aan dat mevrouw Joldersma dit met mij eens is. Zou zij zich erin kunnen vinden als wij het gedrag van mensen die vanuit het buitenland komen om in Nederland softdrugs te kopen – het mag ook gaan om harddrugs – in de wet qua strafbedreiging gelijkstellen met in- en uitvoer? Dan heb je namelijk een veel effectiever middel om die lui buiten ons land te houden.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Ik kan niet helemaal overzien wat de impact van dit voorstel is. Het lijkt mij een nogal ingewikkelde constructie. Wij hebben het wat simpeler gemaakt en de regering gevraagd of het niet mogelijk is om verder te komen via gezamenlijke opsporingsacties. Dan kunnen wij de drugstoeristen in Nederland berechten met de wetgeving die geldt in de landen waar zij vandaan komen. Wij sturen mensen dan met een proces-verbaal terug naar hun eigen land, waar zij gestraft worden volgens de rechtsnormen van dat land. Dit is een andere manier om hetzelfde te bereiken als de heer Van Roon wil bereiken.
De heer De Roon (PVV):
Ik vind het jammer dat mevrouw Joldersma de boeven wel eerst naar ons land wil laten komen, terwijl je hen met een effectieve strafbedreiging gewoon buiten de deur kunt houden.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Ik vraag mij af of dit gaat lukken. Ook nu blijven drugstoeristen Nederland zien als een drugsparadijs, waar zij hun drugs kunnen krijgen. Of zij zich laten tegenhouden door de maatregelen die de heer De Roon voorstelt, vraag ik mij ten zeerste af.
De heer De Roon (PVV):
Zij laten zich op dit moment niet tegenhouden omdat er gewoon niets gebeurt. Daarover is mevrouw Joldersma het toch met mij eens?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Daarom stel ik voor om te bekijken hoe wij de drugstoeristen kunnen weren, bijvoorbeeld door de gezamenlijke opsporingsacties en bijvoorbeeld door te bekijken of je Nederlandse politiemannen kunt inzetten om de processen-verbaal naar het buitenland te sturen, zodat drugstoeristen kunnen worden bestraft met hun eigen wetgeving.
Over de growshops heeft de heer Van Haersma Buma vorige jaar een motie ingediend. De minister heeft gelukkig aangegeven dat hij met een wetsvoorstel komt waarmee de growshops worden verboden. Toch blijven de growshops maar doorgaan. Wij vragen de minister ook om deze reden om snel te komen met het wetsvoorstel. Zijn er toch geen mogelijkheden om direct in te grijpen bij de growshops, zeker als zij medeplichtig zijn aan strafbare feiten doordat zij stroom aftappen?
Wij lazen in de krant een schrijnend voorbeeld van een slachtoffer die een tip had gegeven over een hennepplantage. Ik heb die man ook persoonlijk gesproken. Het eind van het verhaal is dat de hennepkweker nog in zijn flat zit. Hij was toevallig achter de naam van het slachtoffer gekomen dat de tip had gegeven. Hij terroriseerde die man en viel hem op alle manieren lastig. Uiteindelijk heeft deze man zijn flat verlaten. Hij is verhuisd en is zijn baan kwijt, alleen omdat hij tipgever was. De hennepkweker is niet aangepakt en kan op zijn plek blijven zitten.
Dit is toch de omgekeerde wereld? Het slachtoffer laten wij in de kou staan, terwijl de dader alle mogelijkheden krijgt. Hij kan iemand net zo lang terroriseren totdat deze aan de grond zit. Ik zou hierop graag een reactie van de minister horen. Welke handreiking kunnen wij aan zo iemand doen? Hij klopt overal aan en krijgt keurige brieven terug met de mededeling dat instanties als de politie, de brandweer, de ombudsman en de burgemeester niets voor hem kunnen doen. Op die manier draaien wij onze rechtsstaat eigenlijk een beetje om.
Zo'n voorbeeld sterkt ons in ons oordeel dat je niet kunt bezuinigen op slachtofferhulp en tegelijkertijd allemaal dure voorzieningen voor de daders in stand houden. Wij willen de bezuiniging op slachtofferhulp daarom terugdraaien en zullen daartoe een amendement indienen. Slachtofferhulp Nederland doet heel goede dingen en werkt heel efficiënt en effectief, maar wij merken dat dit soort mensen zich niet thuis voelt bij Slachtofferhulp Nederland. Hun wordt namelijk gezegd dat zij emotionele ondersteuning nodig hebben. Zij voelen dat niet zo. Zij vinden dat zij de formulieren zelf wel kunnen invullen en dat zij daarvoor de hulp van slachtofferhulp niet nodig hebben. Slachtofferhulp zou ook voor bedreigde tipgevers open moeten staan.
De regering heeft ons recent een aantal voorstellen over drugs in gevangenissen en tbs-instellingen doen toekomen. Steeds weer blijken drugs een belangrijke criminogene factor te zijn. Drugs zorgen voor onrust, houden verslavingen in stand en werken de behandeling tegen. Er moet een eenduidig drugsvrij beleid komen in gevangenissen. In penitentiaire inrichtingen kan het niet anders geregeld zijn dan in tbs-instellingen.
Er zijn goede voorbeelden van werkelijk drugsvrije afdelingen. Wij waren laatst bij de ggz in Heerlen waar men de verslaafden bijna in quarantaine had geplaatst. Dergelijke voorbeelden verdienen navolging. Wij vinden het bijzonder jammer dat de drugsvrije afdelingen in de gevangenissen zijn afgeschaft. Die afdelingen zouden eigenlijk terug moeten komen.
De voorstellen van de regering om drugshonden in te zetten en met slangopstellingen te werken, steunen wij van harte. Wij krijgen echter de indruk dat in de nieuwe voorstellen het personeel en de advocaten worden ontzien. Wil de staatssecretaris daarop reageren?
Het is heel goed dat wordt ontleed wat het reclasseringstoezicht inhoudt, waar het ophoudt en waar forensische zorg nodig is. Wij zijn blij dat wordt voldaan aan onze vraag om experimenten te doen met forensisch psychiatrisch toezicht. Voor wie wordt dit toezicht ingezet? Nu gaat het om de voorwaardelijke beëindiging van de tbs, maar straks hopelijk ook om psychiatrisch gestoorde gedetineerden in gewone gevangenissen. Het is ons ook niet duidelijk waar de grens straks komt te liggen tussen de reclassering en de nazorg. De regering wil de nazorg beter aanpakken. Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen welke stap vooruit in de nazorg wordt gezet? Wij krijgen de indruk dat het eigenlijk betekent dat gemeenten de gevangenis in worden gehaald.
De heer Heerts (PvdA):
Dat laatste lijkt mij prima. Ik zat nog even te kauwen op de opmerking die u zo-even maakte dat verslaafden in quarantaine moeten. Zij moeten toch ook behandeld worden?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Vrijwel alle ggz-instellingen vinden het moeilijk om de drugsoverlast aan te pakken. Zij stellen dat drugs overal in de samenleving aanwezig zijn en dat zij die niet kunnen tegenhouden in de eigen instelling. Nu wordt er in ieder geval nagedacht over een beheersvisie om de veiligheid op het terrein te verbeteren. In Heerlen zegt men: wij accepteren geen drugs. Daar is een afdeling voor verslaafden waar geen drugs binnen kunnen komen. Bezoekers worden heel goed gecontroleerd. Het lukt ons nog niet eens om de gevangenissen drugsvrij te houden, maar op die ggz-afdeling lukt het wel. Wij hebben daar grote waardering voor.
Wij waarderen het dat de regering veel aandacht besteedt aan veiligheidshuizen. Daar komen juist preventie, repressie en nazorg goed bij elkaar. Toch krijgen wij de indruk de coördinatie erg lastig wordt als veiligheidshuizen, nazorg en samenhang met zorginstellingen gecombineerd moeten worden. Kan worden aangegeven dat dit efficiënter is?
Mevrouw Van Velzen heeft al iets gezegd over de gedragsbeïnvloedende maatregel in relatie tot de jeugdzorg. Wij hechten veel waarde aan de gedragsbeïnvloedende maatregel. Zij biedt veel mogelijkheden om jeugdige criminelen buiten de justitiële jeugdinrichtingen om te behandelen. Wij horen echter van GGZ Nederland dat men daar de kennis en de forensische zorg in huis heeft, maar dat men de exploitatie niet rond kan krijgen. Dat heeft mede te maken met de verhouding tussen VWS, Justitie en Jeugd en Gezin. Wij verzoeken de bewindslieden van Justitie om op dit punt een doorbraak te forceren. Geld voor 2009 zal er niet direct komen, maar er moet toch voor gezorgd worden dat de gedragsbeïnvloedende maatregel een succes wordt, zodat de forensische zorg voor jeugdigen weer goed op de kaart komt.
Mevrouw Van Velzen (SP):
U zegt: geld voor 2009 zal er niet direct komen. GGZ Nederland wijst erop dat men de expertise heeft en dat men die ook wil inzetten. Rechters leggen de maatregel op, maar er is geen financiële capaciteit om een en ander te realiseren. Waarom zegt u nu al dat er geen geld voor 2009 bij komt?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Wij zullen geen amendement daartoe indienen. Geld is altijd belangrijk, maar eerst moet men er maar eens mee beginnen. Ik heb van GGZ Nederland begrepen dat het ook te maken heeft met de coördinatielasten van de verschillende ministeries. Het ministerie van Justitie heeft al extra geld uitgetrokken voor de gedragsbeïnvloedende maatregel. Ik wil wel eens weten waar dat geld precies heen gaat. De forensische zorg voor volwassenen koopt Justitie zelf in. Voor de jeugdigen doet zij dat blijkbaar niet. Ik wil eerst het plaatje compleet hebben. Ik heb van GGZ Nederland begrepen dat zij eerst maar eens goed in gesprek moeten komen, want de bottleneck zit bij het ministerie van VWS.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Nu klinkt de loftrompet van het CDA toch wel een beetje vals. In eerste instantie zegt mevrouw Joldersma dat het zo belangrijk is. Ik ben het met haar eens dat de gedragsbeïnvloedende maatregel een goede stap is. GGZ Nederland geeft een structureel tekort aan van 14 mln. per jaar. Zij klopt aan bij de Kamer, maar mevrouw Joldersma zegt: weet u wat, gaat u lekker met elkaar praten en kom dan nog maar een keer terug. Ik denk niet dat dit de oplossing is.
Mevrouw Joldersma (CDA):
U vraagt altijd eerst om geld. Wij vragen eerst om het goed te organiseren, want daar begint alles mee. Het geld komt erna.
Over de rechtsbijstand komen wij inhoudelijk nog te spreken. Ik moet zeggen dat wij een zwaar hoofd hadden in de wijze waarop de staatssecretaris de bezuinigingen op de rechtsbijstand wilde binnenhalen. Het voorliggende plan is een stevig, inhoudelijk goed plan. Wij hebben de staatssecretaris alle tijd gegeven om het plan uit te werken. Zij had toch al kunnen voorzien dat de opbrengst het komende jaar niet 50 mln. zou zijn. Waarom heeft zij ons daarover niet eerder kunnen informeren? De opbrengst voor het volgend jaar zou 9,7 mln. moeten zijn. Kunnen wij er dan wel op rekenen dat die 9,7 mln. in ieder geval wordt binnengehaald?
De heer Pechtold (D66):
De staatssecretaris komt uiteindelijk op een bezuiniging van 34 mln. Dat is 10% van het totale budget van 400 mln. Wil het CDA uiteindelijk vasthouden aan de bezuiniging van totaal 50 mln.?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Ik heb aangegeven dat wij in ieder geval willen dat de geplande 10 mln. voor 2009, binnenkomt. Wij stellen hierover vragen. De financiële planning voor de rechtsbijstand is breder getrokken over een aantal jaren. Daarbij is ook de instroom van het recht betrokken. De staatssecretaris gaat ervan uit dat ook dat extra opbrengsten met zich zal brengen. Ik vind dat nogal optimistisch. Het plan ligt er. Het is pal voor de begroting verschenen, dus wij kunnen nu niet opeens de gehele begroting omgooien en stellen dat de 50 mln. volgend jaar zullen en moeten binnenkomen. Als de staatssecretaris dat heeft zien aankomen, had zij ons daar wel eerder over kunnen informeren.
De voorzitter:
Over dit onderwerp is een algemeen overleg gepland.
De heer Pechtold (D66):
Dit is wel een van de belangrijkste punten. Heel kort: de doelstelling was 50 mln. Ik heb begrepen dat de minister van Financiën het wil beperken tot 34 mln. Is de CDA-fractie het met mij eens dat de 50 mln. volstrekt onhaalbaar is? Mevrouw Joldersma noemt het eerst een goed plan. Houdt zij vast aan het uiteindelijke plaatje met een bezuiniging van 50 mln.? Of zegt zij: 34 mln., nou ja, dat is al veel, daar houden wij het bij.
Mevrouw Joldersma (CDA):
In de bijlage bij het stuk komt de staatssecretaris niet tot 34 mln., maar ik dacht zelfs tot 72 mln. Wij vragen niet om 72 mln., maar 50 mln. Die afspraak hebben wij gemaakt. Voor het komend jaar komt de staatssecretaris tot 10 mln. Wij willen dan ook zien dat die 10 mln. volgend jaar binnenkomt.
De heer De Wit (SP):
Wat zegt het mevrouw Joldersma dat degenen die bij de voorbereiding van het plan van de staatssecretaris zijn betrokken, allen ten stelligste hebben ontraden om überhaupt maar te denken aan een stelsel van verzekering?
Mevrouw Joldersma (CDA):
Ik vind dat heel bijzonder, want het plan van de staatssecretaris was er nog niet. Ik heb met een aantal partijen gesproken. Zij waren allemaal zeer enthousiast over het gelopen traject. Mij leek dat een heel circus, maar ik heb begrepen dat zij zeer enthousiast daarover waren en dat er goede plannen uit zijn gekomen. Ik heb vervolgens het rapport van de regiegroep gelezen. Ook daarin staan goede voorstellen. In het regeerakkoord stond al iets over een rechtsbijstandsverzekering. Het geheel van voorstellen van de staatssecretaris overziende, kan ik haar een compliment daarvoor geven. Ik vind dat creatief is nagedacht over de vraag op welke wijze naar de basis van het rechtsbijstandstelsel kan worden gekeken. Over de inhoudelijke zaken zullen wij nog uitgebreid spreken. Gezien het plan, de wijze van totstandkoming en de wijze waarop alle partijen erbij zijn betrokken en de goede voorstellen die er uit zijn gekomen, zijn wij in eerste instantie daar redelijk tevreden over.
De heer De Wit (SP):
Ook als u denkt aan de Nederlandse Grondwet? Ik heb het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens genoemd, waarin wordt voorgeschreven dat er toegang tot de rechter moet zijn. Vindt u dat deze in de Grondwet vastgelegde taak voor de overheid op deze manier door een particulier verzekeringsstelsel wordt gegarandeerd, gewaarborgd?
Mevrouw Joldersma (CDA):
U gaat nu heel specifiek op de zaken in die voor u wezenlijk zijn in een rechtsbijstandsverzekering. U vindt ook dat 40% van de Nederlanders – ik ken niet alle percentages uit mijn hoofd – een beroep op de rechtsbijstandsverzekering moet kunnen doen. Mijn fractie is in het verleden al eens nagegaan of er op dit punt mogelijkheden zijn die benut kunnen worden. Ik heb de indruk dat dit in het voorstel van de staatssecretaris wordt gedaan. Er zullen vast en zeker nog allerlei effecten optreden, ook dingen waarmee wij het niet eens zijn. Dit zijn tenslotte nog maar de contouren van een voorstel dat nog concreet uitgewerkt moet worden. Ik kan mij herinneren dat wij indertijd, toen wij de juridische loketten invoerden, dachten dat het aantal toevoegingen zou afnemen. Dat is niet gebeurd. Dan kun je het natuurlijk laten doorgroeien en uitdijen, maar soms is er blijkbaar financiële druk nodig om tot goede voorstellen te komen. Ik zie een aantal creatieve suggesties in het voorstel en in hetgeen de regiegroep op papier heeft gezet. Ik vind dat die een bespreking waard zijn. Als de heer De Wit al van tevoren zegt dat hij zijn handen ervan aftrekt, moet hij dat weten. Wij zien er echter positieve elementen in.
De voorzitter:
Niet meer, mijnheer De Wit. Mevrouw Joldersma rondt haar betoog af.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Tot slot wil ik ingaan op een aantal zaken rond loterijen. Misschien heb ik mijn postbus niet goed bekeken, maar ik dacht dat de brief met de voorstellen voor wetgeving inzake het kansspelbeleid nog niet binnen is. Wij zouden daarover een hoofdlijnenbrief krijgen.
Minister Hirsch Ballin:
Vanmiddag.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Ik heb die brief in elk geval nog niet gezien, wij wachten er met smart op. Ik wil de minister wel een aantal zaken voorleggen.
Wij vinden het heel belangrijk dat in de nieuwe wet een preventiebeleid wordt opgenomen, zowel voor Holland Casino als bijvoorbeeld de automatenhallen. Een verslaafde die bij Holland Casino eruit is gegooid, moet namelijk niet vrolijk verder kunnen gokken in automatenhallen.
Een belangrijke vraag is hoe straks wordt omgegaan met de verschillende loterijen. Wij hebben ernaar gekeken. Er zitten allerlei organisaties tussen, zoals commerciële organisaties of Ren- en Drafsport, wat een buitenlands bedrijf is. Er zijn heel verschillende rechtsvormen. Ook de vergunningverlening is ondoorzichtig. Wat doet de minister om dat te verbeteren? Wat is erop tegen om met een soort van openbare aanbesteding te werken?
De regering wil graag iets doen met het concept maatschappelijk ondernemen. Wij vinden dat ook een heel goed concept. Tegelijkertijd hebben wij de indruk dat de discussie niet heel veel verder komt. Leent niet juist de loterijsector, met al die verschillende rechtsvormen, met de discussie die wij op het terrein van bij Economische Zaken hebben gehad en met de voorwaarden die aan een loterij of in een vergunning worden gesteld, zich niet heel goed om met het concept maatschappelijk ondernemen een experiment of pilotproject te doen, om scherp te krijgen welke voorwaarden aan maatschappelijk ondernemen gesteld moeten worden? Juist bij de loterijen geldt dat het gaat om economische activiteiten met maatschappelijke doelen.
Ten slotte nog een vraag over internet, maar misschien staat het antwoord in de brief die wij nog krijgen. De proef komt er niet. Ik heb begrepen dat de minister er wel mee verder wil. Wij vragen ons af of voor iedereen in Nederland niet gewoon heel duidelijk moet worden dat je gewoon niet moet gokken op internet. Moeten wij niet af van het gokken op internet? Dan is het niet logisch om alsnog te zeggen dat het niet geldt voor gokken op internet, maar wel als het van Holland Casino is. Graag een reactie daarop. Wij denken dat het met de kansspelbelasting mogelijk wordt om de verschillende illegale aanbieders op te sporen en aan te pakken.
De heer Teeven (VVD):
Ik heb de brief erbij gezocht die wij vandaag, te elfder ure van het kabinet, van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben gekregen. Daarin staat: "Het kabinet streeft ernaar om de interdepartementale drugsnota in het voorjaar 2010 naar de Tweede Kamer te sturen." Als de Kamer morgen zou uitspreken dat de drugsnota uiterlijk eerste helft 2009 in de Kamer moet zijn, steunt de fractie van mevrouw Joldersma dat dan? Ik heb zojuist begrepen dat zij dat drugsbeleid in de grensstreek heel belangrijk vindt.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Absoluut. Ik wil wel eerst van de regering horen wat de reden voor de vertraging is. Ik kan mij voorstellen dat het iets te maken heeft met het gevraagde evaluatieonderzoek. Wij waren niet dol op een uitgebreid evaluatieonderzoek. Ik weet niet in welk stadium dat onderzoek verkeert, maar ik kan mij voorstellen dat het een van de redenen is. Ik vind het prima om zaken te versnellen, maar tegelijkertijd moet je zaken ook weer zorgvuldig laten landen. Ik hoor dat graag van de regering.
De heer Teeven (VVD):
Voorzitter. Ik heb het eens nagegaan, maar vandaag duurt het welgeteld nog één maand en één dag voordat wij weer worden verblijd met de cadeautjes van sinterklaas. Deze week hebben wij weer moeten horen dat het bijna tijd is voor de nummer één van de volkstradities: het sinterklaasfeest. Als de sint de bewindslieden door zijn pieten goed in de gaten heeft laten houden, dan weet hij dat zijn hulpsinterklazen Hirsch Ballin en Albayrak hebben gewerkt, dat zij hard hebben gewerkt, soms met enige vertraging en soms op andermans initiatief, maar dat zij in het afgelopen jaar een aantal goede maatregelen hebben genomen. Onze fractie waardeert het dat er nu eindelijk een wetsvoorstel inzake de taakstraffen komt. Wij zijn het nog niet eens over de precieze uitwerking, maar het is goed dat er een halt aan dat soort mogelijkheden wordt toegeroepen.
Gelet op het aantal verblijfsvergunningen dat zij gaf met het inzetten van haar discretionaire bevoegdheid en vooral met het generaal pardon, probeerde de staatssecretaris de sint te overtreffen met het uitdelen van cadeautjes. De VVD-fractie prijst zich echter wel gelukkig met het weliswaar vertraagd overnemen van goede ideeën. Tegen het kabinet zeggen wij: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Nederland snakt naar een effectief en doelgericht lik-op-stukbeleid. Slachtoffers willen erkenning met de straffen die de rechters uitspreken. Als er aan daders niet veel valt te verbeteren, moet de samenleving in ieder geval enige tijd geen last van ze hebben. Daarbij wordt wel eens vergeten dat nazorg meer kans van slagen heeft als de betrokken instanties de tijd krijgen om een en ander goed voor te bereiden. Veel fracties in de Kamer spreken hier vaak over. Over ongeveer twee maanden zullen wij precies weten of de minister de uitvoering van het snelrecht in Nederland op orde heeft gekregen. De jaarwisseling komt eraan en onze fractie meent dat dat voor een goede testcase zorgt. Wij kunnen bij deze gelegenheid nagaan hoe de uitvoering gestalte heeft gekregen. De vele plaatsen waar snelrecht in de praktijk nog niet functioneert, doet ons echter het ergste vrezen.
De VVD wacht ook met smart op het wetsvoorstel voor taakstraffen. Dat voorstel zal er hopelijk toe leiden dat ook rechters in Nederland aan plegers van geweld en zedendelicten weer straffen uitdelen die er echt toe doen en die er ten minste voor zorgen dat er voor slachtoffers enige genoegdoening is.
De heer Anker (ChristenUnie):
Voorzitter. De heer Teeven riep eerst allerlei vragen op en sprak vervolgens over iets anders. Zegt hij nu dat een langere straf nodig is om de nazorg goed te kunnen voorbereiden en om die nazorg effectief te laten zijn? Hoe verhoudt zich deze veronderstelling tot de analyse dat mensen vaak slechter uit de gevangenis komen dan zij erin gaan?
De heer Teeven (VVD):
Voorzitter. Hierop zeg ik twee keer ja. Je kunt in Nederland de nazorg beter organiseren als de gevangenisstraffen er langer zijn. Als je iemand namelijk te kort op sluit, kun je niets regelen. Met dat probleem hebben allerlei instanties te maken. Dit probleem doet zich voor bij het hanteren van het jeugdstrafrecht en het volwassenenstrafrecht. Dus als iemand iets langer ter beschikking van de overheid is, kan men ervoor zorgen dat hij zich beter gedraagt als hij terugkomt in de samenleving. Ik kan daarvan duizend voorbeelden geven, maar dat zal ik nu niet doen.
Wat uw tweede vraag betreft: inderdaad, mensen komen niet altijd beter uit de gevangenis dan zij erin gaan. Bij behandeling van dit punt komen wij echter te spreken over de vraag waarvoor het strafrecht bedoeld is. Het strafrecht is bedoeld om mensen te verbeteren, om mensen te weerhouden van het plegen van strafbare feiten, maar het is ook bedoeld als vergelding en als genoegdoening voor slachtoffers.
De heer Anker (ChristenUnie):
Maar daarmee wordt het beeld scheef. U zegt eigenlijk: voor de gevangene is het beter als hij langer in de gevangenis zit, maar dan loopt hij wel het risico dat hij verder afdrijft van de wereld waarin hij moet terugkeren. Volgens mij is uw redenering verkeerd. Ik begrijp u echt niet. Als het strafrecht bedoeld is als vergelding, moet men met die vergelding binnen het kader van de wettelijke termen blijven. Wij moeten de discussie niet vervuilen en zeggen: voor de vergelding zou die termijn moeten staan, maar om de nazorg goed op poten te kunnen zetten, moeten wij de gevangene maar een paar maanden langer vasthouden.
De heer Teeven (VVD):
Voorzitter. Ik begrijp dat de heer Anker mij niet wil begrijpen. Ik wil het nog wel twee keer uitleggen, maar dat is zonde van de tijd.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Voorzitter. Ik meen de heer Teeven heel goed te begrijpen. Hij wil langer straffen en in de tussentijd de nazorg op orde brengen. Dat kan, maar wij kiezen daar niet voor. Ik wil echter een vraag stellen over de invulling van de detentie. Ik heb in mijn termijn al aangegeven dat er een aardige uitkleding is geweest. Daarbij denk ik aan de voorzieningen arbeid en onderwijs. Is de heer Teeven het met mij eens dat in de periode waarin de mensen vastzitten, wij niet alleen met nazorg bezig moeten zijn, maar dat wij in die periode de mensen ook therapie, arbeid, onderwijs et cetera moeten bieden?
De heer Teeven (VVD):
Ja, en dat weet u al een tijdje, want de VVD heeft de motie die u enige tijd geleden hierover heeft ingediend en die een experiment betreft, meeondertekend. U vraagt dus naar de bekende weg. U weet dat ik het op dit punt met u eens ben.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Nou ja, de bekende weg, uiteindelijk gaat het wel om de uitslag van de stemming. Ik heb een amendement ingediend met als doel het onderwijs tijdens de detentie weer terug te brengen op het niveau van 2002. Ik vraag u of u bereid bent om aanneming van dat amendement te steunen.
De heer Teeven (VVD):
Wij wachten af of er voldoende dekking voor is en wat de regering erover zegt, maar wij zullen zelf ook beoordelen of er voldoende dekking voor is. Ik ben het echter met u eens dat het op zichzelf nooit slecht is om onderwijs te geven aan mensen.
Het aanzien van de rechtspleging is een onderwerp waar een oud gezegde als geen ander op van toepassing is: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Niet iedereen die actief betrokken is bij de rechtspleging, lijkt dat goed tussen de oren te hebben. Hoe een land omgaat met slachtoffers van geweld, onder wie ouderen en hulpbehoevenden, hoe het het bezit van en de handel in vuurwapens bestrijdt en hoe het zich hardmaakt voor het bestrijden van kinderporno, is daarbij van groot belang, zeker afgezet tegen de 100% nauwkeurigheid die wordt betracht bij het in de brievenbus laten belanden van zeer kleine boetes voor soms zeer geringe snelheidsovertredingen.
Mijn fractie zou willen dat wij die accuratesse van het rechterlijk bedrijf en het overheidsbedrijf ook altijd zouden terugzien bij het afdoen van strafzaken, de snelheid van het afdoen van rechterlijke procedures en de communicatie met de rechtzoekende. Als schokkend voorbeeld en, hopelijk, tweemalig incident wijs ik op de vrijlating van twee overvallers van een discotheek in Amsterdam na een veroordeling in eerste aanleg, omdat het dossier ergens in de justitiële burelen is zoekgeraakt. En deze week is opnieuw een dossier zoekgeraakt bij het Openbaar Ministerie in Amsterdam, aldus De Telegraaf. Onze fractie hoort graag van de minister wat hij daarvan vindt, want zij heeft begrepen dat hij zelf ook not amused is. Er is direct een onderzoek ingesteld.
Toch blijft de vraag of het niet anders had gekund. Is er geen kopie of archiefstuk bewaard? Was er nu echt geen digitaal stuk in de archieven van het Openbaar Ministerie dat had kunnen worden gebruikt voor het afdoen van deze strafzaak? Let wel, dit ene incident is ernstig, maar kan het niet simpel worden voorkomen door in het archief altijd een kopie te bewaren? Is überhaupt overwogen om de zaak op basis van een kopie af te doen? De minister acht het in zijn brief van heden niet uitgesloten "dat een strafproces op basis van een kopie wordt afgedaan". Is dat niet te vaag geformuleerd en laat het niet te veel aan het toeval over? Kan de minister ten spoedigste bevorderen dat dit niet meer voorkomt? Wetgeving acht hij niet nodig, maar laat hij dan in ieder geval toezien op de uitvoering van de bestaande wetgeving. Ik wil daarmee niets afdoen aan het vele goede werk dat wordt verricht binnen de rechterlijke macht, waarop wij trots mogen zijn, maar zoals ik eerder heb gezegd: dit zijn niet de presentjes waarop slachtoffers in de samenleving zitten te wachten.
Ouderen en hulpbehoevenden zijn steeds vaker het slachtoffer van geweldscriminaliteit. Een snelle rondgang langs tien politiekorpsen, drie verzekeringsmaatschappijen en de thuiszorg leerde mijn fractie dat laffe onverlaten mensen die zichzelf slecht en onvoldoende kunnen verdedigen, bij voorkeur uitkiezen als prooi. Ik vraag het kabinet om daar op korte termijn iets aan te doen. Laten wij de maximumstraffen op criminaliteit tegen deze groepen sowieso met een derde verhogen. Wat denkt het kabinet van deze suggestie en hebben de politiekorpsen inmiddels de instructie gekregen om meldingen van hulpbehoevenden in het geval van criminaliteit altijd serieus te nemen? Een ongelooflijk voorbeeld was het vorige week totaal in elkaar slaan van een 78-jarige vrouw. Juist deze zwakkeren in de samenleving hebben recht op bescherming. Mijnheer de minister, creëer inzicht in de problematiek van ouderen en hulpbehoevenden die niet voor zichzelf kunnen opkomen als het gaat om hun veiligheid.
De heer De Roon (PVV):
Denkt de heer Teeven nu echt dat het tuig dat overweegt om een bejaarde met geweld te beroven, daarvan afziet als het zich realiseert dat de maximumstraf met een derde is verhoogd?
De heer Teeven (VVD):
De heer De Roon heeft net als ik heel lang met deze materie gewerkt. Hij weet dus dat bepaalde mensen hier zelfs niet van afzien als er levenslang op staat. De wetgever moet de samenleving echter wel duidelijk maken dat hij niet tolereert dat oudere slachtoffers, die zichzelf bovendien niet goed kunnen verdedigen, totaal in elkaar worden geslagen. De wetgever moet daarom aangeven dat hij dit een strafverzwarende omstandigheid vindt. Ik ben het met de heer De Roon eens dat de rechter uiteindelijk in het individuele geval die straf moet opleggen.
De heer De Roon (PVV):
Op dat punt schiet het nu juist tekort in Nederland. Die rechters leggen veel te lage straffen op en die vrijheid hebben zij. Moeten wij niet gewoon naar minimumstraffen, al was het alleen maar ter bescherming van onze ouderen?
De heer Teeven (VVD):
Ik hoor de heer De Roon deze plaat nu al een maandje of achttien afdraaien. Ik had eigenlijk verwacht dat de Partij voor de Vrijheid bij de behandeling van deze begroting met een initiatiefwetsvoorstel zou komen om minimumstraffen in te voeren. Dan hadden wij daarop kunnen reageren. Dan hadden wij daarover in debat kunnen gaan en dan had u onze mening op dat punt uitgebreid gehoord. Ik vind het jammer dat u iedere keer die plaat afdraait, want wat mij betreft is die plaat van de minimumstraffen een beetje grijsgedraaid.
De voorzitter:
Mijnheer De Roon, u mag heel kort reageren.
De heer De Roon (PVV):
De heer Teeven daagt mij uit. Ik ga straks in mijn eigen betoog nader in op dat wetsvoorstel. Maar op de vraag die ik hem nu heb gesteld, heb ik nog steeds geen antwoord van hem gekregen.
De heer Teeven (VVD):
Als dat het voorstel van de PVV is: je kunt niet op elk delict in Nederland een levenslange gevangenisstraf zetten. Dat gaat nu eenmaal niet; sommige delicten zijn er niet zwaar genoeg voor. Je kunt wel als samenleving duidelijk maken aan de buitenwereld wat hier gebeurt en dat je het absoluut ontoelaatbaar vindt dat oudere mensen en hulpbehoevenden in elkaar worden geslagen.
De heer De Roon (PVV):
...
De voorzitter:
Nee, nu niet meer. U vervolgt uw betoog.
De heer Teeven (VVD):
Twee jaar geleden was er nog bij ieder politiekorps een aanspreekpunt senioren en veiligheid. Dat bestaat nu alleen nog in de politieregio Amsterdam-Amstelland. De politie heeft op dit moment geen overzicht van gegevens inzake het slachtofferschap van ouderen en er is geen centraal aanspreekpunt. Daarom vraag ik de minister of de aandacht binnen de Raad van Hoofdcommissarissen voor dit onderwerp is verslapt en of er nog wel uitwisseling van best practices tussen de verschillende korpsen op dit punt plaatsvindt.
Vuurwapens zijn een steeds grotere plaag voor de persoonlijke veiligheid in Nederland. Het bezit en gebruik van vuurwapens in Nederland neemt de laatste jaren weer schrikbarend toe. Zelfs minderjarigen deinzen er niet voor terug, pistolen en revolvers te gebruiken om hun slachtoffers te bedreigen en te beroven. Naar schatting zijn er in Nederland zo'n 55.000 illegale vuurwapens in omloop. Klopt die schatting? Dan zijn het er naar de mening van de VVD 55.000 te veel. De minister heeft naar het oordeel van de VVD-fractie het laatste jaar veel aandacht besteed aan het tegengaan van incidenten met slag-, steek- en stootwapens. Dat is terecht, maar wellicht moet de focus nu weer op die vuurwapens worden gericht. Ik vraag de minister dringend te komen tot een gericht opsporings- en vervolgingsbeleid dat erop gericht is om zo veel mogelijk illegale vuurwapens in beslag te nemen en te vernietigen. Geef het landelijk vuurwapenteam de menskracht en de juridische ruimte, veel meer dan nu het geval is, om onder meer via pseudokoop en infiltratie zicht te krijgen op de georganiseerde handel in vuurwapens. Kan de Kamer in de eerste helft van 2009 op dit punt een uitgewerkt plan verwachten om de wildgroei van en de uitspattingen met vuurwapens een halt toe te roepen? Is de minister van plan de straffen op het bezit van vuurwapens te verhogen?
Inderdaad hebben wij vandaag nog een brief van de minister ontvangen waarin hij zegt: het valt allemaal wel mee, de ontwikkeling met betrekking tot vuurwapens is niet heel zorgwekkend. Hebben wij daar wel zicht op? Kan de minister dat wel zeggen? Heeft het landelijk vuurwapenteam wel enig zicht op het bezit van vuurwapens?
De voorzitter:
Mijnheer Heerts.
De heer Heerts (PvdA):
Over repeterende platen gesproken: ik hoor de heer Teeven in verband met vuurwapens weer spreken over strafverhoging, over het aanpassen van de strafmaat. Dat vraagt hij aan het kabinet, maar wat vindt hij zelf? Zo langzamerhand kunnen wij ook bij de heer Teeven zeggen: doe het strafrecht maar keer twee, dan hebben wij al die straffen verhoogd. Of is dat zijn bedoeling niet?
De heer Teeven (VVD):
Nee, ik doe hetzelfde wat de PvdA-fractie in vroegere jaren ook deed: zich sterk keren tegen het bezit van vuurwapens en de voorstellen overnemen die in het verleden ook door de PvdA-fractie zijn gedaan om de straffen op het bezit van en de handel in vuurwapens te verhogen. Wij zijn er niet voor om het hele Wetboek van Strafrecht maal twee te verhogen, maar wij zijn er wel voor om heel concrete strafbare feiten te benoemen, problemen aan te geven in dit land en te zeggen: hier zou je moeten komen met een hogere straf, omdat dat in ieder geval aangeeft dat wij dat serieuze problemen vinden en omdat wij vinden dat de handel in vuurwapens strak moet worden bestreden.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Heerts.
De heer Heerts (PvdA):
Daarin trekken wij gelijk op, maar waaraan denkt u bij die verhoging? Ik wil er graag een beeld van krijgen.
De heer Teeven (VVD):
Wij staan op dit moment nog recht tegenover het kabinet, omdat de minister in zijn brief van vandaag – weer een brief van vandaag; over repeterend gesproken – aangeeft dat er geen probleem is met vuurwapens, dat hij voldoende zicht heeft op de handel in illegale vuurwapens en dat er helemaal niets aan de hand is.
Kinderporno vervult onze samenleving met walging. De toekomst van jonge kinderen moet worden geborgd, zeker in een zichzelf respecterend land dat de veiligheid hoog in het vaandel draagt. Daarin past niet dat kinderen worden beschadigd en vervolgens hun hele leven ernstige hinder ondervinden van afbeeldingen op internet die onder de meest verschrikkelijke omstandigheden tot stand zijn gekomen. Daarover zijn wij het Kamerbreed, van links tot rechts, eens. De VVD-fractie vraagt de minister om – daar komt het weer, mijnheer Heerts – zo spoedig mogelijk te komen met een wetsvoorstel dat de maximumstraf op kinderpornografie verdubbelt van vier naar acht jaar en, als de kinderpornografie in georganiseerd verband plaatsvindt, naar twaalf jaar. Wij vinden dat de straf een zeer afschrikkwekkende werking moet hebben op dergelijke viespeuken die de toekomst van kinderen dreigen te vernietigen.
Mede naar aanleiding van de uitlatingen van de landelijk coördinator kinderporno vraagt de VVD-fractie zich tevens af of bij de beleidsmakers op de departementen het besef wel voldoende aanwezig is dat deze vorm van geweld tegen kinderen niet hard genoeg kan worden aangepakt. Moeten er op dat punt nog richtlijnen komen voor het Openbaar Ministerie en politie?
Mijn fractie heeft met tevredenheid kunnen vaststellen dat op Schiphol inmiddels verscherpte controles door de douane plaatsvinden op kinderporno. Ik vraag de minister wel wanneer de opzet voor de proeftuin inzake de aanpak van kinderporno gereed is. Hoe staat het overigens met de uitkomst van de gesprekken die vanuit het ministerie met de KLM gaande zijn over het vertonen van voorlichtingsmateriaal inzake het tegengaan van het misbruik van kinderen? Wij hebben daar niets meer van gehoord.
Beleidsartikel 13 vermeldt een bedrag van € 2.480.000 aan subsidieverplichtingen. Daarvan is € 122.000 gereserveerd voor het meldpunt kinderporno op internet. Gelet op de Kamerbrede prioriteit die aan dit onderwerp wordt gegeven en het vele werk dat op dit punt moet worden verricht, vraagt de VVD-fractie de minister of dit bedrag wel voldoende is.
De heer De Roon (PVV):
Verdubbeling van de strafmaat voor het bezit van kinderporno klinkt mij sympathiek in de oren, maar het gaat ook hier weer om wat de rechters in werkelijkheid doen. U weet net zo goed als ik wat zij in werkelijkheid doen: zij leggen voor dit soort feiten superlage straffen op, zelfs werkstraffen. Ik blijf het plaatje draaien: moeten wij toch niet toe naar minimumstraffen voor zware misdrijven?
De heer Teeven (VVD):
Wij hebben in de samenleving afgesproken dat je drie kolommen hebt: de uitvoerende macht, de wetgevende macht en de rechterlijke macht. U draait de rechterlijke macht telkens de duimschroeven aan, maar u realiseert zich blijkbaar niet – ik kan het mij bijna niet voorstellen, maar ik ga het toch maar zeggen – dat de rechterlijke macht, als u de duimschroeven op die manier aandraait met minimumstraffen, altijd zal moeten kijken naar de omstandigheden in het individuele geval. Dat betekent dat u er niet bent met het opstellen van minimumstraffen per delict, want dan bereikt u niet wat u wilt. U zult ook allerlei verzachtende omstandigheden moeten opnemen in de wet. Als iemand zich bijvoorbeeld verdedigt en daarbij een ander doodt en als u voor doodslag zes jaar hebt staan, zal de rechter zeggen dat hij het niet zo'n goed idee vindt om iemand die zichzelf heeft verdedigt maar zich dan niet kan beroepen op noodweer, zes jaar te geven. Dan zal de rechter toch naar een weg gaan zoeken om onder uw minimumstraffen uit te komen. Daarom ben ik zo vreselijk benieuwd naar het voorstel waarmee u gaat komen. U praat namelijk al achttien maanden over minimumstraffen. De VVD-fractie moet al achttien maanden tegen uw ideeën over minimumstraffen stemmen. Waarom doen wij dat? Omdat wij er geen concrete uitwerking van zien. Dat is het probleem.
De voorzitter:
Ik vind het prettig als we in de sfeer van de Amerikaanse verkiezingen ook de retoriek van de heer Obama hier steeds volgen, maar als wij onszelf blijven herhalen, helpt dat niet voor de voortgang.
De heer De Roon (PVV):
Ik begon alleen over minimumstraffen voor kinderporno. De heer Teeven breidt dat uit tot ongeveer de hele wereld van het strafrecht. Ik beperk het nu in mijn reactie echt tot minimumstraffen voor kinderporno. De heer Teeven zegt dat de rechter in concrete gevallen rekening moet kunnen houden met concrete omstandigheden. Dat kan toch nog steeds als wij een minimumstraf hebben ingevoerd waar de rechter dus niet onder mag blijven? Hij kan dan toch nog steeds variëren tussen de minimumstraf en de maximumstraf en daarbij rekening houden met de concrete omstandigheden van de dader? De heer Teeven gaat mij toch niet vertellen dat iemand die kinderporno heeft, een beroep op noodweer zou kunnen doen?
De heer Teeven (VVD):
Daar hebt u gelijk in: de rechter kan variëren tussen de minimumstraf en de maximumstraf, maar het gaat ook om de vraag of het iemand persoonlijk verwijtbaar is en of zijn geestelijke vermogens in orde zijn. Bij dit soort daders zou ik zeggen dat het laatste niet op het eerste gezicht het geval is. Ik denk echter dat u dit aan de rechter moet laten. Onze fractie denkt echt dat u dit aan de rechter moet laten. Wij hebben een aantal verbeteringen voorgesteld. Wij hebben ook gezegd dat wij misschien tegen de rechter moeten zeggen dat voor kinderporno geen taakstraffen mogen worden opgelegd. Daarin is de regering ten langen leste meegegaan. U gaat een stap verder in uw interruptie. Ik had echter graag gezien dat u in de achttien maanden dat u in het parlement zit met concrete voorstellen was gekomen.
De VVD-fractie stuit het door de minister enthousiast afserveren van alles wat met deelbemiddeling bij adoptie in de Verenigde Staten te maken heeft tegen de borst. De VVD-fractie is ronduit ontstemd over de brief van de minister en het weinige onderzoek dat daaraan vooraf is gegaan. Dat de minister uit ideologische motieven niet voelt voor deelbemiddeling is zijn goed recht. Zeg dat dan ook tegen de Kamer! Dan kunnen wij op grond daarvan de discussie aangaan. Een kleine studie door een van de vele ambtenaren en deskundigen die de minister tot zijn beschikking heeft, had hem kunnen leren dat artikel 22 van het Haags Adoptieverdrag niet het einde betekent voor het zelf doen van een adoptie in de Verenigde Staten, de zogenaamde deelbemiddeling. Het neerleggen van een verklaring bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag, de depositaris van het verdrag, waarbij door de Verenigde Staten de contacten worden opgegeven van daarvoor goedgekeurde personen en instellingen die zich bezig zouden kunnen houden met deelbemiddeling, lijkt deelbemiddeling nog mogelijk te maken.
De justitiecommissie heeft begin oktober een werkbezoek aan de Verenigde Staten gebracht, waarbij wij kennis hebben gemaakt met een aantal vertegenwoordigers van adoptie-instellingen. Ik denk voor de gehele commissie te spreken als ik zeg dat de indruk bestaat dat daar zeer zorgvuldig wordt gehandeld door de mensen die zich met deelbemiddeling bezig houden. In mijn optiek zouden dat heel goed mensen kunnen zijn die volledig voldoen aan de vereisten van artikel 22, lid 2, onder a. en b. van het Haags Adoptieverdrag. Ik nodig de ambtenaren van de minister uit om daar nog eens goed naar te kijken. Was de brief van eind oktober niet wat te snel, ietwat voorbarig en wellicht zelfs feitelijk onjuist? Die snelle brief heeft bij heel veel mensen in het land teleurstelling veroorzaakt. Daar heeft de minister natuurlijk wel vaker mee van doen. Hij moet echter wel zorgvuldig handelen. Mijn fractie vraagt zich werkelijk af of niet uitgesproken ideologische overwegingen de doorslag hebben gegeven om de deelbemiddelingsprocedure die in de Verenigde Staten wordt gevoerd af te serveren.
Ik zeg het maar eerlijk: het is te hopen dat de PvdA-fractie zich op dit punt niet met een kluitje in het riet laat sturen door de minister. De VVD-fractie vreest dat het kabinet op dit punt principiële zaken uitruilt. Het lijkt te gaan om betutteling in plaats van om principes.
Mevrouw Arib (PvdA):
Er komt een hoorzitting over alles wat met adoptie te maken heeft. Op 14 november is er een debat over adoptie. Vanwaar dan de grote woorden over het standpunt van de PvdA? Dat standpunt hoort de heer Teeven te zijner tijd wel. Er moet wel sprake zijn van zorgvuldigheid.
De heer Teeven (VVD):
De woorden over zorgvuldigheid moet mevrouw Arib niet aan mijn adres richten, maar aan het adres van de regering. Ik heb geen brief aan de Kamer geschreven waarin de deelbemiddeling wordt afgeserveerd. Ik ken de PvdA-fractie als een fractie die ook naar de werkelijkheid kijkt. Als het gaat om adoptie en deelbemiddeling in de Verenigde Staten heeft de PvdA-fractie de ogen niet gesloten tijdens het werkbezoek. Vandaar dat ik zeg dat die fractie zich niet met een kluitje in het riet moet laten sturen door de minister.
Mevrouw Arib (PvdA):
De heer Teeven richt het woord tot de PvdA-fractie. Hij moet eerst de hoorzitting en het debat afwachten alvorens een oordeel te geven over het standpunt van de PvdA-fractie. Ik vind het onzorgvuldig en ook goedkoop om ons in een bepaalde hoek te duwen. De heer Teeven kent ons standpunt niet.
De heer Teeven (VVD):
Ik ben niet van mening dat ik mevrouw Arib in een bepaalde hoek heb geduwd. Ik heb wel te maken met al die mensen die denken dat deelbemiddeling in de VS binnenkort onmogelijk wordt. Daarmee zou mevrouw Arib als volksvertegenwoordiger ook te maken moeten hebben. Ik ben van mening dat wij in dit huis de verantwoordelijkheid hebben om tegen die mensen te zeggen dat er nog een hoorzitting komt en dat wij, ondanks het feit dat de minister heeft geschreven dat hij hiermee wil stoppen, er toch nog serieus naar zullen kijken. Ik ben heel blij met de opmerking dat ook haar fractie hier nog serieus naar zal kijken. Dat waardeer ik bijzonder.
De VVD-fractie is blij dat bij de fracties van het CDA en de Partij van de Arbeid het inzicht is gegroeid dat transportcriminaliteit landelijk moet worden aangepakt, landelijk op politieniveau, landelijk door het Openbaar Ministerie en de heer Heerts heeft in de media gepleit voor een uitspraak van een landelijk rechter. Ik wacht zijn inbreng op dit punt met belangstelling af.
Ik wil vervolgens nog wat opmerkingen maken over de kernportefeuille van de staatssecretaris, het immigratiebeleid. De VVD staat voor een kleine en krachtige Staat en juist bij het immigratiebeleid komt het erop aan om duidelijk te zijn, dat wil zeggen afdwingen, doorpakken, volhouden en niet het uitdelen van individuele presentjes met de rekening bij de samenleving van de toekomst. De burgers zijn niet in staat het immigratieproces te beheersen en de instroom van kansarme immigranten te laten stoppen. Dat kan en moet de Staat doen. Nederland was wat dat betreft goed op weg. De instroom van asielzoekers was spectaculair teruggedrongen en die van kansarme immigranten in totaliteit gehalveerd. Na anderhalf jaar Balkenende IV is het duidelijk dat deze beperking van de immigratie van kansarmen toch geen prioriteit is van deze regering. Op immigratiegebied is het beleid van dit kabinet zelfs in een woord dramatisch te noemen. Wij zien met lede ogen aan hoe de instroom van kansarme immigranten en de ernstige integratieproblematiek die daarvan het directe gevolg is, weer sterk toenemen. Ik hoor graag van de staatssecretaris of zij onze observaties deelt.
Ik zie ook met lede ogen aan hoe dit kabinet de moeizame bevochten resultaten van de afgelopen jaren weer laat wegglippen, de bocht naar links heeft gemaakt en een volgend kabinet met problemen opzadelt.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik complimenteer de heer Teeven dat hij over het algemeen zijn woorden heel zorgvuldig kiest, maar nu even niet. Hij spreekt de hele tijd over kansarme immigranten. Volgens mij moeten wij zuiver hebben waarover wij spreken, over politieke vluchtelingen of over mensen die – in zijn retoriek – gelukszoekers zijn of willen meeprofiteren van onze samenleving. Volgens mij is ons asielbeleid in de eerste plaats gericht op de bescherming van politieke vluchtelingen.
De heer Teeven (VVD):
Een kort antwoord. Ik doel dan op langdurig werklozen, inclusief de asielzoekers en huwelijksmigranten. Dit verstaan wij onder kansarme immigranten.
De heer Anker (ChristenUnie):
Als wij spreken over instroom, hebben wij het in eerste instantie over ons asielbeleid. De heer Teeven moet zijn woorden dan wel zorgvuldig kiezen.
De heer Teeven (VVD):
Daarom heb ik ook verduidelijkt wat ik onder kansarme immigranten versta. Als hier over kansarme immigranten wordt gesproken, hebben wij het over mensen die langdurig werkloos zijn als zij hier eenmaal zijn, inclusief de asielzoekers en huwelijksmigranten.
Ik geef nog enkele voorbeelden. Het was al schandalig dat illegaal in Nederland verblijvende personen, afgewezen asielzoekers die het land hadden moeten verlaten, alsnog en masse een verblijfsvergunning kregen. Nog schandaliger was dat dit wanbesluit werd genomen zonder dat er ook maar een poging werd ondernomen om de financiële gevolgen van dit besluit in beeld te krijgen. Pas nadat het generaal pardon onomkeerbaar was, kwam het kabinet met versplinterde, onvolledige en verhullende non-informatie naar de Kamer. Ondanks onophoudelijk aandringen van meerdere fracties is er nu nog steeds geen duidelijkheid, niet voorafgaand aan het generaal pardon, niet tijdens de debatten over het generaal pardon en niet tijdens het uitdelen van de verblijfsvergunningen in de maanden daarna. Een jaar geleden rekende de VVD-fractie het kabinet al voor dat het generaal pardon Nederland over een periode van twintig jaar tenminste 6 mld. zou kosten. Het kabinet lijkt echter blind te zijn voor de kosten van dit besluit en de belastingbetalers moeten maar afwachten wanneer, in welke vorm en tot welke hoogte hun de rekening wordt gepresenteerd.
Ik denk dat het kabinet die duidelijkheid ook helemaal niet wil verschaffen. Ik denk dat het kabinet niet wil dat de Nederlandse bevolking te weten komt hoeveel miljarden het generaal pardon de belastingbetalers uiteindelijk zal kosten. Ik denk dat het kabinet niet wil dat de Nederlandse bevolking te weten komt wat het echte antwoord is op de vraag: Wouter waar is ons geld en dan heb ik het dit keer niet over Icesave.
De heer Heerts (PvdA):
Soms maakt u het te gek; nu is zo'n moment aangebroken. U was ook bij het wetgevingsoverleg. Dan kunt u toch niet zeggen dat het kabinet allerlei cijfers verdoezelt of niet de waarheid spreekt? Er is toch een duidelijk antwoord gekomen? Het is misschien niet het door u gewenste antwoord, maar u kunt niet zeggen dat het kabinet die cijfers niet wil geven.
De heer Teeven (VVD):
Ik zeg dat het kabinet ten langen leste de cijfers heeft gegeven, zoals informatie soms ten langen leste de Kamer bereikt. Ook vandaag hebben wij heel veel brieven ontvangen met andersoortige informatie die ons ten langen leste heeft bereikt. Uiteindelijk hebben collega Kamp namens de VVD-fractie en ook de PVV-fractie meerdere malen gevraagd: hoe zit het met die kosten? De vraag is natuurlijk of wij nu alles hebben gehoord over de kosten. Dat zal de tijd leren.
De heer Heerts (PvdA):
Nu suggereert u dat het kabinet nog iets heeft achtergehouden. U bent het toch met de PvdA-fractie eens dat het kabinet de cijfers tot nu toe naar eer en geweten heeft medegedeeld? Daar zit toch geen verbloeming in?
De heer Teeven (VVD):
U hebt mij niet horen zeggen dat de staatssecretaris de Kamer onjuiste informatie heeft verstrekt. Die suggestie heb ik niet willen doen en die heb ik niet gedaan. Als u dat zo hebt begrepen, neem ik dat bij dezen terug. De vraag is echter wel of wij alle informatie hebben gekregen, of wij straks toch niet opnieuw voor verrassingen komen te staan.
Voorzitter. Een krachtiger beleid aangaande illegaliteit is onontbeerlijk om de overlast en criminaliteit in vooral de grote steden tegen te gaan; om te voorkomen dat mensen de illegaliteit in gaan, waar zij per definitie kwetsbaar zijn. Ronduit pijnlijk is dan ook de weigering van het kabinet om op te treden tegen personen die illegaal in ons land verblijven. Zelfs toen 700 illegale Chinezen zich vrijwillig meldden, wist het kabinet niet beter te doen dan ze voor het overgrote deel weer te laten terugstromen naar een bestaan in de illegaliteit. Illegalen trekken zich niets van het kabinetsbeleid aan omdat zij er niets van merken. In onze rechtsstaat heeft de overheid alle recht om personen die er zonder vergunning verblijven, op te sporen en uit te zetten. Wie niet vrijwillig vertrekt en evenmin meewerkt aan zijn uitzetting, moet net zolang worden vastgehouden totdat hij wel meewerkt. Illegaal verblijf kan alleen effectief worden tegengegaan met een krachtige, consequente aanpak; het kabinet laat daarvan veel te weinig zien. Wij vragen de staatssecretaris opnieuw of zij er werk van heeft gemaakt dat mensen meer dan thans ongewenst vreemdeling worden verklaard. Collega Kamp en ik hebben een bezoek gebracht aan de politie in Rotterdam. Wij krijgen toch de indruk dat de instructie bij de politie totaal niet leeft. Wanneer mensen ongewenst vreemdeling kunnen worden verklaard, gebeurt dat vaak niet. Is daarvan werk gemaakt? Is die instructie, meer sturen op ongewenste vreemdelingen, afgegeven? Als dat zo is, heeft de staatssecretaris er dan werk van gemaakt dat die ongewenste vreemdelingen worden vervolgd? Zij heeft dat de Kamer toegezegd, maar is dat gebeurd? Wij zitten hier niet alleen voor wetgeving en beleid, maar ook een beetje voor de uitvoering. Vandaar deze vragen.
Tot slot. Het blijkt dat internationale en Europese verdragen soms barrières vormen voor het opzetten van een effectief immigratie- en asielbeleid. Nederland zou ervoor moeten ijveren dat deze barrières worden geslecht. Internationale en Europese verdragen kunnen niet worden gebruuskeerd, maar wel worden gewijzigd. Daarvoor moet er een meerderheid van lidstaten zijn. Te vaak zien wij de laatste tijd dat goed immigratiebeleid van lidstaten wordt getorpedeerd door uitspraken van de Europese rechter of door interpretaties van bepalingen in Europese richtlijnen. De uitspraak deze zomer van het Europese Hof van Justitie in de zaak-Metock over het vrije verkeer van personen maakt het lidstaten moeilijker om eisen aan huwelijksmigranten te stellen, maakt schijnhuwelijken gemakkelijker en zet de deur naar de "Belgiëroute" open. Die uitspraak leidde terecht tot verontwaardigde reacties in Europa. De Deense premier Rasmussen en de voormalige Duitse president uitten felle kritiek, maar de Nederlandse regering bleef stil. Er was geen staatssecretaris die een duidelijk statement maakte. Ik zie aan het non-verbale gedrag van de staatssecretaris dat zij het absoluut met mij oneens is. Graag krijg ik een reactie op dit punt, want het kan zo niet langer. Artikel 2 van onze Grondwet zegt duidelijk: de wet regelt de toelating en uitzetting van vreemdelingen. Nederland dient ervoor te ijveren dat verdragen en uitspraken van de Europese rechter niet leiden tot een onwenselijk verruiming van de toelatingsgronden en de versoepeling van te handhaven regels. Onze fractie roept de regering dan ook met kracht op om op korte termijn middels coalitievorming met gelijkgestemde landen binnen de EU ernaar te streven dat Europese verdragen worden aangepast, zodat beletselen om immigratie streng te reguleren en de gestelde regels strikt te handhaven snel worden weggenomen.
De VVD zal dit kabinet steunen waar het met zinvolle plannen en zinvolle wetgeving komt, maar zal het blijven kritiseren waar het vasthoudend de verkeerde weg inslaat; naar ons oordeel soms ook een doodlopende weg, als wij bijvoorbeeld spreken over de adoptie. Regeren doe je niet alleen door mooie plannen te maken en goede voornemens te hebben, maar vooral ook door ervoor te zorgen dat het in de uitvoering van alledag goed is geregeld. De voorbeelden hebben wij vandaag als fractie genoemd. Geen woorden maar daden, zorg voor een hoge klassering. Bij cadeautjes – ik kijk weer naar 5 december – gaat het niet om de verpakking, maar om de inhoud.
De heer De Wit (SP):
Ik heb tot het eind gewacht omdat er misschien nog een voorstel van u zou komen om deze of gene straf te verhogen. Ik heb in uw betoog nu drie voorstellen gehoord om de straffen te verhogen. Ik kan mij goed voorstellen dat u heel fel bent op kinderporno – dat is de SP-fractie ook – omdat het buitengewoon ernstig is wat daar gebeurt. U weet toch dat er in het Wetboek van Strafrecht een bepaalde samenhang bestaat tussen de straffen? Als ik nu kijk naar de verdubbeling die u voorstelt van de maximumstraf op kinderporno – hoeveel ik mij daarbij ook kan voorstellen – komt u in de buurt van de straf voor doodslag of moord. Daarmee verstoort u toch de straffen die voor een aantal delicten gelden? U gaat daar doorheen fietsen en u zou dus eigenlijk het hele systeem ondersteboven halen.
De heer Teeven (VVD):
Vandaag zijn de Amerikanen heel veel ter sprake geweest. In Amerika kregen wij als commissie vaak te horen dat iets een heel goede vraag was. U krijgt van mij een goed antwoord, hoop ik. Als ik voorstel om de straf op kinderporno van vier jaar naar acht jaar – en in georganiseerd verband van zes jaar naar twaalf jaar – te brengen, wordt het systeem van de wet niet verstoord. Voor een delict als zware mishandeling met blijvend letsel ten gevolge hebbend, staan ook hoge gevangenisstraffen, die in de richting komen van en soms ook gelijk zijn aan de twaalf jaar die ik hier heb genoemd. Ik zie dus geen verstoring. Als wij hier als wetgever van dit delict zeggen dat deze kinderen zwaar worden mishandeld en soms voor het leven worden getekend, verstoort dat niet het systeem van de wet.
Er is nog een bijkomend voordeel. Daarom hoop ik echt dat de Kamer dat ook vindt. Hiermee brengen wij tot uitdrukking dat er sprake is van een geschokte rechtsorde. Bij een straf van twaalf jaar is daar sprake van, dat is echt heel erg. Dat brengen wij hiermee tot uitdrukking.
De heer De Wit (SP):
Collega Van Velzen stelde de vraag over nazorg en daaraan gekoppeld onderwijs en arbeid in de gevangenis. Vindt u dan ook dat er bij verhoging van de straffen, bijvoorbeeld voor kinderporno, ook iets moet gebeuren met die mensen, in die zin dat er ook gekeken moet worden naar hun afwijking, aandoening of hoe je dat ook noemt? Vindt u niet dat daaraan gewerkt moet worden in de gevangenis tijdens die langdurige straf?
De heer Teeven (VVD):
Ja, dat vind ik zeker. Het is om die reden dat de VVD-fractie ook ongeveer een jaar geleden een amendement heeft ingediend, samen met uw collega Van Velzen, om bijvoorbeeld voorwaardelijke tbs – als iemand zijn straf heeft uitgezeten en als onvoorwaardelijke tbs wordt omgezet in voorwaardelijke tbs – onbepaalde tijd te laten duren en niet negen jaar, zoals het voorstel van het kabinet was.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
U hebt verder geen aandacht kunnen besteden aan het prostitutiebeleid. U moet ook uit uw vorige baan weten hoe triest de situatie is van jonge meisjes in de prostitutie. Ik zie in Amsterdam hoe men daar probeert de boel te beteugelen. Valt er met u te praten over een verhoging van de minimumleeftijd voor prostitutie naar 21 jaar om met name de 18- of 19-jarige meisjes die tegen hun zin uit het buitenland komen daaruit te halen?
De heer Teeven (VVD):
Als het gaat om mensenhandel of vrouwenhandel, valt er met onze fractie over alles te praten. Met onze fractie valt veel slechter te praten – zeg ik ook meteen tegen mevrouw Azough – als het gaat om ideologische redenen waarom die leeftijd van 18 naar 21 zou moeten. Als het dus werkelijk gaat om vrouwenhandel, kunnen wij met elkaar in gesprek zijn. Ik zeg niet dat mijn fractie dit sowieso zal steunen, maar wij sluiten daarbij niets bij voorbaat uit. Als de heer Van Haersma Buma echter uit ideologische motieven de leeftijd omhoog wil brengen, dan vindt hij mijn fractie niet aan zijn zijde.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
De heer Teeven gebruikt terecht deze kwalificatie. Mijn voorstel is bijvoorbeeld gebaseerd op het onderzoeksrapport Schone schijn. Daarin staat te lezen dat jonge meisjes rechtstreeks uit het buitenland in Nederland worden neergezet. Daarvan wordt iedereen slechter. Dat is niet een kwestie van ideologie, maar van kijken naar wat er aan de hand is. Ik hoor dus graag van de heer Teeven dat het mogelijk is om hierover met hem verder te spreken.
De heer Teeven (VVD):
Ik ben bereid om daarover met de heer Van Haersma Buma te spreken. Hij verbaast zich er van tijd tot tijd over dat de VVD-fractie een fractie is waar men over maatschappelijke problemen heel relationeel kan nadenken. Wij zullen dat op dit punt ook zeker doen. Tegelijkertijd hoop ik dat de CDA-fractie aandringt op de snelle komst van een drugsnota, want daarop zitten wij ook echt te wachten.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dit is een deal, mijnheer Teeven.
De heer Heerts (PvdA):
Voorzitter. De jaarlijkse behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie is een goed moment om van enige afstand de ontwikkeling van de rechtsstaat te bezien. In de loop van een jaar behandelen wij uiteraard verscheidene deelonderwerpen. Dergelijke overleggen en behandelingen van wetsvoorstellen verlopen over het algemeen goed. Ook in de recent aan de Kamer gestuurde voortgangsrapportage van de pijler Veiligheid begint bij voorkomen, wordt een goed hoofdlijnenoverzicht gegeven van de verscheidene acties en activiteiten van het kabinet op dit punt. Dit is een compliment aan de twee bewindspersonen van Justitie dat ik bij dezen van harte aan hen geef.
Het vertrouwen in de rechtsstaat wordt met enige regelmaat ter discussie gesteld. Ook dat is in zekere zin goed. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak, maar ook de politiek hun werk goed en naar eer en geweten doen. Daarbij komt dat de burgers het gevoel moeten behouden dat de straffen in overeenstemming zijn met het aangedane en veroorzaakte leed en met de maatregelen die herhaling moeten voorkomen. Evenzo moeten burgers erop kunnen vertrouwen dat vrijheid van meningsuiting in veilige handen is in Nederland en inbreuken op iemands privacy afgewogen tot stand komen. Doel en middel dienen daarbij in evenwicht te zijn.
Ook bij de behandeling van de begroting van Justitie spelen voor mijn fractie houvast en vooruitgang een rol. Onze fractievoorzitter, mevrouw Hamer, heeft hierover het nodige gezegd tijdens de algemene politieke beschouwingen. Uiteraard kunnen wij vandaag niet alles behandelen. Ik richt mij op een aantal thema's. Het tweede deel zal worden ingebracht door mijn collega, mevrouw Arib.
Het vertrouwen in de rechtsstaat is een belangrijk thema. Dit vertrouwen is er niet vanzelfsprekend. Hoe goed wij het justitiële apparaat ook inrichten, dit vertrouwen zal altijd onder druk staan. Fouten bij de zaak van de Schiedammer parkmoord en het niet kunnen vervolgen van misdadigers omdat het dossier is kwijtgeraakt, brengen dit vertrouwen al snel aan het wankelen. Dergelijke incidenten zullen nooit helemaal kunnen worden voorkomen, maar wij moeten er wel alles aan doen om de kans op dergelijke potentiële aantastingen van dit vertrouwen zo klein mogelijk te maken. Daarbij kan het gaan om wet- en regelgeving. Dit doen wij bijvoorbeeld door voortaan beter om te gaan met reeds afgedane strafzaken waarover achteraf door nieuwe aanwijzingen toch weer twijfel ontstaat. De Commissie Evaluatie Afgedane Strafzaken heeft hiervoor een goede aanzet gegeven. Deze aanzet zal wat de fractie van de PvdA betreft een vervolg krijgen, hetgeen zal leiden tot een herzieningsorgaan met duidelijke taken en bevoegdheden en een onafhankelijke positie.
Bij het vertrouwen in de rechtsstaat spelen uiteraard ook rechters een belangrijke rol. De rechter moet én onafhankelijk blijven, én midden in de samenleving staan. Rechters moeten weten wat er speelt en moeten ingebed zijn in het lokale netwerk. Wij moeten geen rechters hebben die niets weten van de wijken en zelf nooit komen in de wijken waar de mensen wonen die hun grootste klantenkring vormen.
Een ander punt dat in dit kader aandacht verdient, is de verhouding tussen maatregelen in enerzijds het strafrecht en anderzijds het bestuursrecht en het civiel recht. Mijn fractie zal de ontwikkelingen van de Wet OM-afdoening en de bestuurlijke strafbeschikking nauwlettend volgen. Wij willen geen systeem waarbij de burgemeester ook als rechter optreedt, of andersom. Ondanks overlappingen tussen systemen moet helder blijven hoe de verschillende rechtssystemen zijn geordend en wie welke bevoegdheden daarbinnen heeft. Het is onmiskenbaar waar dat het lokale bestuur daarin een belangrijke rol heeft en nog veel meer zal krijgen. De lijn die de bewindspersonen van Justitie, maar zeker ook de minister en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken hebben gekozen, verdient op veel onderdelen lof.
Verschillende aspecten van wat ik heb genoemd, komen samen bij de buurtrechter. Een voorstel voor buurtrechters hebben wij een tijdje geleden aangekondigd. Daarop hebben wij vele positieve reacties mogen ontvangen. Onder de buurtrechter verstaan wij een rechter die in de buurt schotten doorbreekt, zowel in het belang van het slachtoffer als in het belang van de dader. In het geval dat iemand voor de rechter moet komen, moet niet alleen naar die ene, geïsoleerde zaak worden gekeken, maar ook, meer dan nu het geval is, naar andere problemen die mogelijk spelen. Er bestaan nog te veel schotten binnen de rechtspraak tussen straf-, bestuurs- en civielrecht om goed naar de persoon en zijn problemen te kunnen kijken. Het doorbreken van die kolommen kan het beste op een laagdrempelige manier gebeuren, bijvoorbeeld door middel van combizittingen waarbij een rechter verschillende zaken, zowel straf- als bestuurs- als civielrechtelijk, tegelijk behandelt, misschien wel in familieverband; een soort "superkantonrechter", wat ons betreft. Hiermee zou kunnen worden begonnen in de buurten waar al deze problemen zich op dit moment voordoen. De rechter moet in die buurten komen en bekend zijn met de lokale omstandigheden. Daarmee zit de hele keten van politie, buurtwerk, Openbaar Ministerie, gemeente en rechter in de buurt. Hoe kijkt de minister hier tegenaan? Past dat in het verlengde van de aanpak zoals wij die hebben afgesproken rond de Veiligheidshuizen?
Ook krijg ik graag een oordeel van het kabinet over de maatregelen die moeten worden opgelegd. Ik noem er een paar, onder andere het "effe-kappen"-verhaal.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik hoor de heer Heerts over de buurtrechter. Het voorstel daartoe hebben wij eerder gedaan en wij zijn daarmee als fractie bezig. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat de heer Heerts zelf met concrete voorstellen zou komen. Hij heeft deze vragen immers al aan het kabinet voorgelegd. Dit heeft al gereageerd, en niet positief.
De heer Heerts (PvdA):
Dat was vooral via de media. In dit begrotingsdebat, waar het thuishoort, vragen wij het officieel. De vraag is tevens of dit past in de aanpak voor de Veiligheidshuizen. Bij de PvdA-fractie staat het denken nooit stil. Het klopt dat de GroenLinksfractie dit voorstel al eerder heeft gedaan.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Mocht de reactie aan de Kamer dezelfde zijn als de reactie die via de media is gegeven, wat is dan het standpunt van de PvdA-fractie?
De heer Heerts (PvdA):
Dan moeten wij daar goed over nadenken, en zal ik in tweede termijn een antwoord geven.
Voorzitter. Bij het voorkomen van onaanvaardbaar gedrag en het opleggen van maatregelen, zijn er verschillende aspecten. Ik ga ervan uit dat de collega van de ChristenUnie hierover ook nog het nodige zal zeggen. Wij hebben "doe normaal!", "effe kappen", en uit het buitenland de ASBO- en ABC-constructies. Ik vraag de minister hoe hij daar tegenaan kijkt en of er thans zowel in het straf- als in het bestuursrecht voldoende mogelijkheden zijn.
Ik kom op de persoonsgerichte aanpak bij een strafeis. Ook als iemand voor de strafrechter moet komen, is een op de persoon gerichte aanpak nodig. Dat begint bij de strafeis. De officier moet zich aan de hand van onderzoek een beeld kunnen vormen van de persoon van de verdachte en diens achtergrond. Binnen de grenzen van het strafrecht kan een officier van justitie een scala van maatregelen, boetes of vrijheidsstraffen eisen. De zogenoemde Polarisrichtlijnen op grond waarvan strafeisen nu worden geformuleerd, zijn weliswaar uniform en objectief, maar mogelijk ook te star. Wij zouden verder willen pleiten voor een persoonsgerichte aanpak. Op maat gesneden straffen leiden wellicht ook tot effectievere straffen, effectief in de zin van leedtoevoeging en effectiever in de zin van voorkoming van herhaling. Nu weten wij natuurlijk dat de bewindspersonen in hun beleidsbrief van 29 augustus daartoe een aanzet hebben gegeven, maar zijn zij ook bereid om de door mij hiervoor geschetste systematiek daarin mee te nemen? Hoe zit het verder met het stimuleren van de persoonsgerichte aanpak en wat kunnen wij wanneer verwachten? Mijn vraag aan het kabinet is ook hoe het aankijkt tegen uitbreiding van de zogenoemde RISc, die op dit moment met name door de reclassering worden uitgevoerd, als het OM en de rechtspraak dat zouden willen.
Ik kom op een aantal kleinere maar niet onbelangrijke punten. Het eerste is de toegang tot het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en de aangekondigde bezuinigingen. De PvdA-fractie steunt van harte de staatssecretaris in haar opvatting dat wij alles op alles moeten zetten om de gang naar de rechter te voorkomen en dat wij geschilbeslechting zouden moeten bevorderen. De PvdA-fractie staat echter ook voor een waardige toegang tot het recht van mensen die het niet zo breed hebben. Wij praten daarover binnenkort nog verder, maar het mag duidelijk zijn: het verzekeringsstelsel zoals dat door de staatssecretaris is genoemd in de brief, een vermenging van publiek en deels privaat, hebben wij een gruwel genoemd, en dat herhaal ik hier. Wij komen daarover natuurlijk uitvoerig te spreken op 17 december, naar ik meen.
De heer Pechtold (D66):
Dit is een heel kwetsbaar punt voor de PvdA-fractie. Ik ben blij dat de heer Heerts het voorgestelde verzekeringsstelsel een gruwelstelsel noemt en dat het niet kan. Het is het omverhalen van het hele systeem. Van de mensen die de staatssecretaris naar de rechter wil sturen, heeft 60% een zaak tegen de overheid. Wat is daarop de reactie van de heer Heerts?
De heer Heerts (PvdA):
Ik vind het fijn om te constateren dat wij zelf erkennen waarop wij kwetsbaar zijn en dat wij hier gewoon durven zeggen waarvoor wij staan. De overheid zelf is de grote veroorzaker, ook door haar repressieve karakter. Dit blijkt in het strafrecht en bij het nemen van bestuursbesluiten. Daarin worden niet elke dag de beste motiveringen aangebracht. Daarom zeggen wij dat deze race nog niet gelopen is.
De heer Pechtold (D66):
Dit wekt verwachting. Ik hoop dat de heer Heerts zich hiervoor hardmaakt. Private personen kunnen onderling nog eens schikken, maar in de zaken tegen de overheid wordt niet geschikt. Zij lokken uit tot verder procederen. Ik zou daarom graag horen dat de heer Heerts zich scherp blijft verzetten tegen het verzekeringsstelsel, waarmee het recht gewoon de markt wordt opgegooid. Ook zou de heer Heerts de kanttekening moeten blijven plaatsen dat deze bezuinigingen misschien helemaal niet haalbaar zijn, zolang zo veel zaken tegen de overheid gericht zijn.
De heer Heerts (PvdA):
Het knappe van het beleidsaspect van de staatssecretaris is dat zij en wij de gang naar de rechter niet voorop plaatsen. Wij plaatsen voorop dat moet worden voorkomen dat onnodige zaken bij de rechter belanden. Daarvan zijn vele voorbeelden te noemen. Een tijdje terug was ik op stage bij een sociaal advocaat. Ik krijg daar een beschikking van een zaak die allang bij de advocaat lag. In de beschikking stond dat een ambtenaar had verzonnen dat iemand iets aan zijn knie had, terwijl hij dit niet had. Er lag geen enkel medisch dossier aan ten grondslag. Die zaak zat al in de rechtsgang. Dat is een onnodige belasting van de rechtsgang. Eigenlijk moet het bestuursorgaan, in dit geval de gemeente die het besluit heeft genomen, bellen en vragen welke...
De heer Pechtold (D66):
... sufferd...
De heer Heerts (PvdA):
... welke sufferd, welke ambtenaar dit heeft verzonnen en of dit niet op een betere manier kan worden opgelost. Dit betekent dat synergie tussen Sociaal Raadsliedenwerk en Het Juridisch Loket vele malen beter kan. Ik denk dat de staatssecretaris de ontwikkeling in die richting goed in gang heeft gezet.
De heer De Wit (SP):
Ik heb een vraag over de gefinancierde rechtshulp. Is het juist dat de heer Heerts in de media heeft gezegd dat hij ofwel helemaal wil verzekeren ofwel geen verzekering wil en dat hij een mengvorm een gruwel vindt. Daarnet heeft de heer Heerts de verzekering een gruwel genoemd. Heeft hij dit ook aan de media gezegd?
De heer Heerts (PvdA):
De mengvorm is een gruwel. Die willen wij niet, omdat je daarmee doet voorkomen dat er iets in het publieke en in het private domein te halen is. Je hebt een rechtsbijstandsverzekering. Daarvoor betaal je net als voor een autoverzekering. Ook heb je de publiek gefinancierde rechtsbijstand. Een gemengd stelsel willen wij niet. Zo gaan wij op 17 december het debat in. Ik heb de staatssecretaris niet horen zeggen dat er een gemengd stelsel komt. Dit staat ook niet in de brief.
De heer De Wit (SP):
Waarvoor kiest de heer Heerts dan? Wil hij naar een geheel georganiseerd verzekeringsstelsel of wil hij buiten de verzekering blijven en het huidige systeem van de gefinancierde rechtshulp handhaven?
De heer Heerts (PvdA):
Wij moeten grondig kijken naar het huidige systeem. Als alles via advocaten naar de rechters gaat, is dit ook niet het beste voor de mensen. Wij moeten niet naar een volksverzekeringsstelsel. Daarnaar hebben wij genoeg onderzoek gedaan. Dat stelsel komt er dus ook niet. Er blijft dus een fatsoenlijk gefinancierde rechtsbijstand over voor burgers die dat nodig hebben.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
De heer Heerts zegt dat de overheid veel onnodige rechtszaken inleidt. Ook de sociale advocatuur heeft daar veel last van. Vindt de heer Heerts het terecht dat de staatssecretaris dit bij wijze van spreken incasseert zonder er eerst iets aan te hebben gedaan dat die zaken bij de rechter komen?
De heer Heerts (PvdA):
Dat laatste klopt niet. Dit kabinet doet er alles aan om te stimuleren dat de overheid, met name de eerste overheid, haar besluiten beter motiveert. Volgens mij zitten wij wat dat betreft op het goede spoor. Ik heb dus geen enkele reden om te twijfelen aan de inzet die allang wordt gepleegd. Wij moeten zaken die bij de rechter niet thuishoren, bij de rechter zien weg te houden, geschilbeslechting voorop. Het kabinet doet dit ook.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik ben dit met de heer Heerts eens, maar dit is nog niet heel duidelijk in de cijfers terug te vinden. Er wordt alvast een bezuiniging geïncasseerd, terwijl de resultaten van het ingezette beleid nog niet heel duidelijk terug te vinden zijn.
De heer Heerts (PvdA):
Er was voor de begroting aanvankelijk een groot bedrag ingeboekt. Dat wordt volgend jaar sec niet ingeboekt. Er wordt zeer zorgvuldig gehandeld. Op termijn is er misschien wel veel meer te winnen. Wie daar het meeste belang bij hebben, zijn de burgers en de bedrijven in dit land.
Ik kom te spreken over de georganiseerde criminaliteit en dan met name over ladingdiefstallen en zeer slim georganiseerde maar wel heftige winkelcriminaliteit. Wij hebben daar de laatste dagen brandbrieven over gehad van de verladersorganisatie EVO, Transport en Logistiek Nederland, het Verbond van Verzekeraars en de Raad Nederlandse detailhandel. Deze criminaliteit leidt tot grote schade voor ondernemers en veel ellende voor vrachtwagenchauffeurs,die bedreigd en overvallen worden. Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan? Hoe denkt het over een landelijk projectteam bij de politie en een speciale officier?De heer Teeven refereerde daar al aan. Het gaat om honderden miljoenen schade. Wij pleiten voor een speciale rechter bij een speciale rechtbank die zich met dergelijke zaken bezighoudt. Het moet gaan om een integrale benadering van ondernemers en slachtoffers. Uiteindelijk moeten daders zich nog wel een keer bedenken voordat zij ervan uitgaan dat misdaad loont. Dit raakt aan de discussie over de gerechtelijke kaart. Dat is maar goed ook, want mijn fractie wil daar graag met de minister over in debat. Wil de minister reageren op de voorstellen van de verzekeraars en op het vervolg van het debat over de toekomst van de gerechtelijke kaart?
In het algemeen moeten wij zeggen dat dit kabinet en dus deze minister ten aanzien van de georganiseerde criminaliteit waar ondernemers veel last van hebben,een te lakse houding heeft. Wij overwegen,op dit punt een motie in te dienen.
Mijn collega van het CDA heeft al het nodige gezegd over de slachtofferhulp. Er wordt veel geïnvesteerd in daders, maar dat moet ook worden gedaan in slachtoffers.
Ik wil nog een ding zeggen over de brief over godslastering die wij recent hebben ontvangen. Het doet ons natuurlijk goed dat artikel 147 uit het Wetboek van Strafrecht wordt geschrapt. Kan de minister echter nog eens zeer duidelijk aangeven dat er geen strenger regime komt, maar dat het vooral gaat om verduidelijking van het huidige artikel 137c?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
In de marge van dit debat gaat de heer Heerts hierop in. Hoe ziet hij die verduidelijking? Uit de brief kan ik alleen maar opmaken dat sprake is van een aanscherping.
De heer Heerts (PvdA):
Dit punt komt niet zomaar even langs. Deze minister heeft namens het kabinet hier een zeer goede brief over geschreven. Het probleem is van tafel. Ik wil op één punt nog een verduidelijking voordat een en ander straks in wetten neerdaalt. Zien wij het goed dat die verduidelijking van artikel 137c echt nodig is en geen aanscherping van de vrijheid van meningsuiting betekent? Ik heb in de brief gelezen dat dit allemaal de goede kan opgaat, maar ik wil op dit ene punt nog even helderheid.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Wij zitten hier niet in de "spin room" van de PvdA. Ik wil graag een antwoord op mijn vraag. Waar ziet u die verduidelijking? Nu bij belediging ook eigenschappen van groepen strafbaar kunnen worden gesteld, is er toch zeker sprake van een aanscherping.
De heer Heerts (PvdA):
Ik zie die verduidelijking wel degelijk. Het is mijn fractie zeer welkom dat bijvoorbeeld via de aanscherping van artikel 137c sneller kan worden opgetreden als homo's worden aangevallen en beledigd. Dat heeft niets met spinnen te maken.
De heer Teeven (VVD):
Wij hebben een heel debat gehad over artikel 137c in verband met een zekere cartoonist. Toen heb ik de PvdA-fractie horen zeggen dat 137c een goed artikel is. Blijft u bij die mening of moet de werking ervan uitgebreid worden?
De heer Heerts (PvdA):
Het was al een goed artikel, maar als het verbeterd kan worden om de handhaafbaarheid te bevorderen, dan zijn wij het daar zeker mee eens. Ik denk dat het debat over Nekschot ons nog verder gescherpt heeft in het niet aantasten van de vrijheid van meningsuiting. Op instigatie van uw fractievoorzitter hebben wij nog eens duidelijk gehoord dat deze minister de richtlijnen voor het OM niet heeft aangescherpt. Ik denk dat dit kabinet met een rechte rug staat voor het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Het is heel fijn om in een kabinet te zitten dat die vrijheid op deze plaats en in deze tijd zo verdedigt.
De heer Teeven (VVD):
Ik begrijp dat u dat fijn vindt. Ik maak uit uw woorden op dat u de minister van Justitie goed in de gaten houdt om te voorkomen dat hij niet via een omweg binnenhaalt wat hij met artikel 147 heeft prijsgegeven.
De heer Heerts (PvdA):
Goed in de gaten houden? Als hij daar overheen gaat, heeft hij een groot probleem met de PvdA-fractie.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het is mij niet geheel duidelijk of de heer Heerts het nu wel of niet als een aanzienlijke verruiming van het werkingsbereik van artikel 137c ziet, als de aanvulling van "middellijk" of "onmiddellijk" wordt aangebracht.
De heer Heerts (PvdA):
Ik zie dat als een verduidelijking en zeker geen aanscherping.
De heer Van der Staaij (SGP):
Bedoelt u met "verduidelijking" dat het eigenlijk nu al in de wetsgeschiedenis en jurisprudentie besloten ligt?
De heer Heerts (PvdA):
Zeker, maar als het kabinet dat, op grond van allerlei debatten die daarover hier en in het maatschappelijk verkeer zijn gevoerd, wil verduidelijken, is het heel goed dat het de handhaafbaarheid beter vormgeeft voor alle groepen neutraal, dus ongeacht ras, geloof of geaardheid.
De heer De Wit (SP):
Kan de heer Heerts voorbeelden geven van wat in het nieuwe wetsartikel wordt bedoeld met het woord "middellijk"? De uitbreiding is namelijk het woord "middellijk"; middellijk beledigen van groepen mensen.
De heer Heerts (PvdA):
Ik heb zo geen voorbeeld.
De heer De Wit (SP):
Is het dan wel nodig, als u geen voorbeelden kunt geven die door dit artikel gedekt zouden worden, die kennelijk in de samenleving leven?
De heer Heerts (PvdA):
Ik heb geen voorbeelden, maar over de handhaafbaarheid en de scherpte van de verduidelijking heb ik nog enkele vragen gesteld aan de minister. Hij gaat daar straks op in. Ik hoop van hem het antwoord te krijgen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Een aantal onderwerpen dat in de begroting aan de orde wordt gesteld, wordt in een apart algemeen overleg behandeld, zoals huiselijk geweld, aanpak kinderporno, mensenhandel en prostitutie. Ik zal hier niet inhoudelijk en uitgebreid bij stilstaan, maar wel aandacht voor een aantal specifieke problemen vragen, te beginnen met de aanpak van kinderporno.
Vorige week, ik dacht op 26 oktober, hebben wij in een uitzending van Zembla helaas kunnen zien dat ondanks de debatten die wij daarover hebben gehouden, de aanpak van kinderporno in Nederland tekort schiet. Honderden kinderpornozaken blijven helaas nog steeds bij de politie op de plank liggen. Pedofielen die misbruik maken van kinderen in landen waar armoede heerst, kunnen ondanks hun misdrijven in Nederland vrij rondlopen. Dat honderden zaken op de plank blijven liggen, vind ik respectloos. Achter deze dossiers schuilt een hoop ellende. Kinderen worden seksueel misbruikt, verkracht en moeten de meest afschuwelijke handelingen voor de camera verrichten, waarna de beelden vervolgens wereldwijd worden verspreid. Mijn vraag is om hoeveel zaken het gaat. In de Zembla-uitzending vertelde een projectleider van de politie dat 1000 tot 10.000 zaken niet worden opgepakt. Klopt dit? Hoe komt het dat deze zaken, ondanks het feit dat wij daar verschillende keren naar gevraagd hebben, niet worden opgepakt? Wat zijn de redenen hiervoor? Is het een kwestie van geld, prioriteitstelling of zijn er andere oorzaken? Klopt het dat wij niet weten wat de aard en de omvang van dit probleem is? Graag een antwoord van de minister.
Dan het sekstoerisme. Ik ga niet in op de Braziliaanse kinderpornozaak, want die komt 12 december aanstaande bij de rechter. Maar hoeveel pedofielen die zich in arme landen aan kinderen hebben vergrepen, zijn in Nederland vervolgd? Ik zou graag een overzicht daarvan willen hebben. In dit verband vraag ik aandacht voor het verplicht melden van seksueel misbruik van kinderen binnen de instellingen waar de kinderen verblijven. Onlangs kwam via NOC*NSF het bericht naar buiten dat binnen een aantal sportverenigingen begeleiders zich vergrijpen aan kinderen. NOC*NSF wil er intern aandacht voor vragen, maar hoe zit het met andere sectoren waar ouders hun kinderen aan toevertrouwen zoals instellingen voor gehandicapte kinderen, de jeugdzorg en justitiële jeugdinrichtingen? Ik heb in november 2007 met collega Teeven een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd om seksueel misbruik binnen instellingen verplicht te melden. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?
Hetzelfde geldt voor de motie die ik heb ingediend over een onderzoek naar seksueel misbruik van Marokkaanse kinderen. Deze motie heb ik in mei 2006 ingediend. Nog steeds heb ik geen onderzoek gezien. Ook daarop graag een antwoord van de minister.
Dan een vraag die betrekking heeft op de Wet tijdelijk huisverbod, die per 1 januari 2009 ingaat.
De heer Teeven (VVD):
Ik ken mevrouw Arib als een voorvechtster van de strijd tegen het misbruik van kinderen. Zij zet zich daar zeer voor in. Hoe denkt de PvdA-fractie over het voorstel van de VVD-fractie om duidelijker tot uitdrukking te brengen dat dit echt de rechtsorde schokt in Nederland en om om die reden de straf te verhogen?
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik heb uw opvattingen hierover al eerder gehoord. Ik deel ook uw zorg dat niet uit te leggen is dat iemand die zich aan kinderen vergrijpt, een taakstraf krijgt. Wij hebben dat ook gezien in de Braziliaanse kinderpornozaak. Mijn probleem is echter dat de huidige straffen niet eens worden opgelegd. Rechters zijn onafhankelijk en ik wil mij er niet te veel mee bemoeien, maar wij zien in de praktijk dat de straffen niet worden opgelegd. Het gaat erom dat wat wij hebben afgesproken, ook in de praktijk wordt uitgevoerd. Ik deel uw zorgen dat de straffen te vrijblijvend lijken, maar ik betwijfel of hogere straffen de oplossing vormen.
De heer Teeven (VVD):
Het voorstel om de straf tot twaalf jaar te verhogen, kan ertoe leiden dat mensen toch vast blijven zitten, al hebben ze bekend, al is het onderzoek afgerond en al zijn ze niet eerder veroordeeld, omdat de rechtsorde is geschokt. Zo heet dat in het wetboek. Uw partij vindt toch ook dat dit zou moeten gebeuren? Als de wetgever dat tot uitdrukking brengt, geeft hij aan de rechter wel iets aan.
Mevrouw Arib (PvdA):
Het is nu al strafbaar. Het is nu al mogelijk om gevangenisstraffen op te leggen. Wij zien helaas dat het in de praktijk weinig gebeurt. Ik spreek daar ook de minister op aan. Ik vraag mij af of met die hogere straffen het probleem van kinderporno daadwerkelijk wordt opgelost. Het is belangrijk om te bekijken wat de meest effectieve straf is. Uiteindelijk is het doel dat degenen die zich schuldig maken aan kinderporno, dat niet meer doen. Het is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen wat een adequate straf is. Maar goed, ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop.
Bij de behandeling van de Wet tijdelijk huisverbod ging de minister ervan uit dat ongeveer 1000 keer een huisverbod zou worden opgelegd. Daarmee is in de begroting rekening gehouden. De wet moet nog worden ingevoerd. Twee steden, Rotterdam en Amsterdam, verwachten dat zij het aantal van 1000 zullen overstijgen. Het huisverbod zal wel landelijk worden ingevoerd. Is hiermee rekening gehouden in de begroting voor volgend jaar?
Ik heb al eerder in verschillende schriftelijke vragen aandacht gevraagd voor islamitische huwelijken die in Nederland worden gesloten. De minister houdt het een beetje af. Wat de precieze reden daarvan is, weet ik niet. Islamitische huwelijken worden gesloten in allerlei moskeeën. Het sluiten van een religieus huwelijk door een bedienaar van een godsdienst voordat een burgerlijk huwelijk is gesloten, is in Nederland verboden op basis van het burgerlijk recht en het strafrecht. Degene die het huwelijk voltrekt, is strafbaar. Desalniettemin worden in een aantal steden, met name in salafistische moskeeën, islamitische huwelijken gesloten. Vrouwen, vaak jonge meisjes, waaronder veel Nederlandse bekeerlingen, wordt voorgehouden dat zij alleen door op deze manier te trouwen, hun plicht als moslim kunnen volbrengen. De gevolgen van dit huwelijk zijn vaak voor de vrouw schrijnend. Zo hebben vrouwen geen enkel recht op alimentatie of een erfenis. Bovendien houdt het islamitisch huwelijk polygamie in stand. Veel mannen blijken met meer vrouwen getrouwd te zijn. Marokkaanse consulaten klagen over een toenemend verschijnsel. Steeds meer vrouwen komen bij het consulaat langs om een kind in te schrijven, maar in Marokko is het islamitisch huwelijk ook verboden. Het wordt niet binnen de Marokkaanse wetgeving erkend en het kind dus ook niet. Is de minister bereid een strafrechtelijk onderzoek te doen verrichten in de moskeeën? Het gaat om vier moskeeën, die ook bekend zijn; één in Den Haag, één in Amsterdam, één in Tilburg en één in Eindhoven. Is de minister bereid een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar dit probleem en daadwerkelijk maatregelen tegen islamitische huwelijken te nemen?
Voorzitter. Ik wil nog een paar punten op het terrein van het asielbeleid aan de orde stellen. In december zal aan de hand van de asielbrief van de staatssecretaris over een effectieve asielprocedure en een effectiever terugkeerbeleid in de Kamer een debat worden gevoerd. Een wezenlijk onderdeel van de brief betreft het medisch onderzoek in de beginfase van de voorgestelde asielprocedure. Met de nota naar aanleiding van het verslag over de asielbrief geeft de staatssecretaris aan dat een precieze uitwerking van het uitgebreidere, medische onderzoek tijdens de asielprocedure in 2009 volgt. Graag zien wij dat de uitwerking van het punt van het medisch onderzoek de Kamer voor aanvang van het debat over de asielbrief kenbaar wordt gemaakt. Hierop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.
Mijn laatste vraag betreft het amendement van collega Van Haersma Buma. Dat amendement hebben wij meeondertekend. Wat ons betreft zou dit amendement niet alleen moeten gaan over uitgeprocedeerde asielzoekers, maar een bredere doelgroep moeten betreffen. Het zou ook moeten gaan over illegalen en slachtoffers van mensenhandel. Ik neem aan dat het amendement zo ook is bedoeld.
De voorzitter:
Ik vind het een beetje vreemd om iemand een vraag te stellen over een amendement dat je samen met hem hebt ingediend. Ik stel voor dat wij het hierbij laten. Ik geef het woord aan de heer De Roon van de PVV
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Sinds het aantreden van dit kabinet stokt de daling van de geregistreerde misdaad. Het cijfer voor het totaal aantal geregistreerde misdrijven in 2007 is vrijwel gelijk gebleven aan het cijfer daarvoor voor 2006. In 2008 doet zich zelfs een spectaculaire stijging voor van de overvallen op winkels. In de eerste helft van 2008 is het aantal overvallen bijna 50% hoger dan in de eerste helft van 2007. Voor de ophelderingspercentages is het beeld al even slecht. Voor het eerst sinds jaren vertoont het ophelderingspercentage in 2007 een lichte daling. Bekijken wij de cijfers over de afgelopen tien jaar, dan moeten wij constateren dat het totaal aantal geregistreerde misdrijven in 2007 nagenoeg gelijk is aan het aantal in 1998. Het aantal gewelds-, vernielings- en openbareordemisdrijven is in 2007 zelfs 31% hoger dan in 1998. Dat dit kabinet flink afrekent met criminelen, gelooft dan ook vrijwel geen mens.
Hoe anders is dat in New York City. Andere woordvoerders hebben het hierover al gehad. Ik wil dit punt ook memoreren. Wij hebben daar vorige maand mogen constateren dat in tien jaar de crime-index met 38% omlaag is gebracht. Dus die is niet gelijk gebleven, zoals in Nederland, maar met 38% naar beneden gegaan. Voor inbraken is die zelfs met 55% naar beneden gegaan, voor autodiefstallen met 70%: dat zijn resultaten, minister, waarmee je kunt thuiskomen, resultaten die vooral bereikt zijn door recidivisten langdurig op te sluiten.
Voorzitter. Ook voor ons land zijn dergelijke successen mogelijk. 5% van de daders in ons land is verantwoordelijk voor 30% van het totale aantal veroordelingen voor misdrijven. Het is dus evident dat als je alleen maar die 5% gedurende langere tijd opsluit, je het aantal misdrijven meer kunt terugbrengen dan met de povere ambities van dit kabinet. Die povere ambities worden nog niet eens waargemaakt. Zij zitten naar mijn mening het behalen van echte resultaten bij de aanpak van misdrijven in de weg. Het beleid van dit kabinet is misschien wel de grootste belemmering voor een effectieve criminaliteitsbestrijding. Deze minister van Justitie komt liever met voorstellen om de vrijheid van meningsuiting verder te beknotten. De dode letter van het verbod op godslastering wil hij omzetten in het strafbaar stellen van uitingen over een godsdienst zodra een groep zich daardoor beledigd voelt. Ik kom daar nog uitgebreid op terug.
Het enige dat echt helpt om de misdaadcijfers snel en effectief naar beneden te brengen, is boeven langdurig opsluiten en ze bij recidive vooral veel langer vasthouden. Dat vereist de invoering van minimumstraffen, minimumstraffen die bij recidive fors zwaarder moeten worden, want het zijn de recidivisten die voor een flink deel van de misdaadellende zorgen. Daarom pleit ik ervoor om geen genade aan de dag te leggen voor misdadigers en al helemaal niet voor recidivisten. Zet ze buiten spel. Met mijn initiatiefwet minimumstraffen worden daarvoor spijkerharde en heldere voorstellen gedaan. Het recente bezoek van de vaste commissie voor Justitie aan de stad New York heeft mij geïnspireerd, mijn wetsvoorstel nog verder aan te scherpen. Mijn initiatiefwetsvoorstel komt daardoor niet, zoals ik graag had gewild, voor de behandeling van deze begroting, maar erna. Die kleine prijs heb ik er echter graag voor over.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik ben erg benieuwd naar het wetsvoorstel "levenslang als minimumstraf" van de heer De Roon, maar dat zullen wij wel zien. Hij gebruikt allemaal grote woorden in de richting van het kabinet, maar hoe zit dat nu staatsrechtelijk? Hij heeft deze minister en staatssecretaris allang naar huis gestuurd, want hij heeft tijdens de algemene politieke beschouwingen het hele kabinet naar huis gestuurd. Waarom heeft de heer De Roon überhaupt nog een inbreng bij een kabinet waarvoor hij de vertrouwenskwestie al negatief heeft beantwoord en waarvan hij dus ook niets meer verwacht?
De heer De Roon (PVV):
Ik kan mij voorstellen dat het de heer Van Haersma Buma wel goed zou uitkomen als de PVV-fractie niet meer zou meedoen in deze zaal, maar dat is zij niet van plan. Zij blijft strijden tegen het slechte beleid van dit kabinet en tegen de slappe houding van een aantal partijen in deze zaal als het gaat om de aanpak van criminaliteit. Daar zal mijn fractie altijd mee doorgaan, ongeacht hoe de heer Van Haersma Buma of de regering zich gedraagt.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Maar los van de uitkomst van het debat moet de minister al weg?
De heer De Roon (PVV):
Ik heb aangegeven dat de minister met het hele kabinet weg moet en op dit moment heb ik nog geen reden om daar anders over te denken.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik wil even een correctie aanbrengen in de geschiedschrijving door de PVV-fractie. Tijdens het werkbezoek aan New York viel het de meerderheid van de commissie juist op hoe sterk de kritiek van de gevangenisdirecteur en de officier van justitie was op het gebrek aan nazorg, recidivevermindering en reclassering. Dat noemt de heer De Roon hier niet. Dat is wel erg gemakkelijk.
De heer De Roon (PVV):
Als zulke gedachten, waarvan uw partij een groot pleitbezorger is, effectief zijn, dan voeg ik die graag toe aan datgene waarvan wij in ieder geval zeker weten dat het effectief is, namelijk het langdurig opsluiten van misdadigers. Als eenmaal aangetoond is dat wat u wilt ook effect kan hebben, dan kunnen wij tijdens de langdurige opsluiting ook meer doen aan de dingen die u zo graag wilt.
De heer Heerts (PvdA):
Ik zou bijna tegen de heer De Roon zeggen: maak een wetboek waarin je in beginsel levenslang krijgt, maar toch weer mag meedoen als je je goed gedraagt. Behoort de PvdA in zijn ogen tot de slappe partijen? Ik laat mij dat toch zomaar niet aanmeten.
De heer De Roon (PVV):
Sarcasme is een stijl die de heer Heerts graag hanteert. Hij vraagt mij of de PVV-fractie zijn partij slap vindt als het gaat om de aanpak van criminaliteit. Ik moet zeggen dat ik nog niet veel stevige dingen van hem heb gehoord. Ik heb nog niet veel stevige dingen gezien die ertoe leiden dat boeven daadwerkelijk langer worden opgesloten.
Het voorstel van de heer Teeven om strafmaten op een aantal onderdelen te verhogen is goed bedoeld, maar zet geen zoden aan de dijk, omdat rechters vrij zijn om te doen wat zij willen. Wij schieten natuurlijk niets op met het verhogen van de werkstraf van 90 uur tot ten hoogste 120 uur. Uit de VN-enquête die vandaag genoemd is, blijkt dat rechters in groten getale links stemmen. 60% stemt links, mijnheer Teeven, realiseert u zich dat nu alstublieft eens. U zegt eigenlijk: ik wil wel de strafmaat verhogen, maar wat de rechters feitelijk doen, laat ik volledig aan hen over. U zegt dus eigenlijk dat u de strafmaat in de praktijk volledig in handen van rechters legt. 24% van de rechters stemt D66. Dat zijn dus watjes als het gaat om een harde aanpak van criminaliteit. U verschuilt zich achter watjes en daarmee gedraagt u zich ook als een watje. Wees nu eens flink en kom nu eens echt op voor de bestrijding van de criminaliteit!
De vrijheid van meningsuiting, het hoogste goed in een democratisch land, blijkt onder dit kabinet toch gevaar te lopen. Terroristen in islamitische landen hebben geprobeerd om ons land onder druk te zetten toen er een hen onwelgevallige film dreigde aan te komen. Onze regering heeft zich daar niet krachtig tegen uitgesproken, maar is als een soort dummy meegegaan in redenaties die maar een uitkomst kenden: stop alsjeblieft met die film. Nu komt de regering weer met een plan om de vrijheid van meningsuiting langs een nieuwe en andere route in te perken. Ik doel op het voornemen van de regering om het strafrechtelijk verbod op godslastering te vervangen door iets wat veel erger is. De strafbepalingen van artikel 137c en volgende zijn allemaal, stuk voor stuk, beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. Het akelige van die bepalingen is dat ze volstrekt vaag zijn geformuleerd. Wie deze bepalingen leest, weet in concreto nog helemaal niet wat hij nu wel of niet mag zeggen. Die strafbepalingen helpen je daarbij totaal niet. Het gevolg daarvan is dat die bepalingen dus dwingen tot zelfcensuur. Omdat je niet weet wat als een onder deze bepalingen strafbare uiting wordt aangemerkt, doe je er maar beter aan om zelfcensuur toe te passen. Alleen zo weet je zeker dat je niet wordt vervolgd. Dat is een heel slechte situatie, want daardoor is de vrijheid van meningsuiting in de praktijk voortdurend in het gedrang.
De vrijheid van meningsuiting wordt door de onduidelijkheid over eventuele vervolging en bestraffing al van tevoren ingeperkt. De regering wil dat weer uitbreiden door de werkingssfeer van artikel 137c nog verder op te rekken. De regering beoogt nu namelijk om iedere uitlating die een groep niet rechtstreeks beledigt, maar die iets zegt over een bepaalde eigenschap ook strafbaar te laten worden. De minister van Justitie spreekt in zijn brief over opzettelijke belediging van een eigenschap waaraan mensen hun identiteit ontlenen. Wat is dat, "belediging van een eigenschap"? Kan een eigenschap zich beledigd weten? Is dat mogelijk? Het lijkt mij niet. Over een eigenschap kun je naar mijn mening helemaal geen beledigende uitlatingen doen. Je kunt er een negatieve uitlating over doen, maar geen beledigende uitlatingen. Dit is niet een kwestie van semantiek. De minister beoogt hiermee overschrijding van een grens. De minister probeert het in zijn brief voor te stellen als een geringe wijziging – "verbetering van de delictsomschrijving" heet het – maar dat is het natuurlijk niet. Het is een grote wijziging en een grote verslechtering voor de vrijheid van meningsuiting. Dit idee moet zo snel mogelijk van tafel.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
De heer De Roon heeft behartigenswaardige woorden gesproken over het belang van het beschermen van de vrijheid van meningsuiting: ook niet-welgevallige uitingen moeten kunnen. Hoe valt dit te rijmen met het door hem bepleite verbod op de koran, zelfs in de vertaling van Kader Abdolah, die een literaire vertaling is?
De heer De Roon (PVV):
De heer Van Haersma Buma doet er goed aan om het debat dat hier vorig jaar op 6 september over deze materie is gevoerd door onder anderen de fractievoorzitter van de PPV nog eens goed na te lezen. Het is in onze ogen evident dat de koran onder het Wetboek van Strafrecht valt. Het is een opruiend boek en het verspreiden van een opruiend boek is op grond van artikel 132 van ons Wetboek van Strafrecht verboden. De koran zet verder aan tot haat jegens bepaalde groepen en roept op tot moord en doodslag. Verspreiding van dergelijke teksten valt naar onze mening onder artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht. Het is daarin gewoon strafbaar gesteld. Bij dit soort teksten zien wij niet hoe daarover discussie zou kunnen zijn.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Van Haersma Buma.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dan wordt de discussie anders dan die eerder was. De heer De Roon pleit niet opnieuw voor een verbod op de koran, maar hij pleit voor vervolging. Hij kan bijvoorbeeld aangifte doen wegens overtreding van artikel 137e en de rechter laten kijken of er inderdaad sprake is van opruiing. Dan kunnen wij het antwoord daarop krijgen. Gaat hij dat doen en zo ja, wat doet hij als blijkt dat het niet in strijd is met de wet?
De heer De Roon heeft het over de koran, maar waarom wil hij dan ook de literaire niet-religieuze vertaling van Kader Abdolah verbieden? Ik zie daarin werkelijk niet de bedoeling tot opruiing.
De heer De Roon (PVV):
Die literaire niet-religieuze vertaling ken ik niet, dus ik zal mij er nu niet over uitlaten. Ik heb dat boek nooit gelezen, dus ik zeg er nu niets over. Wat het verbieden van de koran betreft, moet ik zelfs constateren dat, als de minister met het voorstel komt om artikel 137c op te rekken, hij ons daarmee weer een groot cadeau geeft. Dan kan ik u alvast voorspellen.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Mag ik nog een vraag stellen?
De voorzitter:
Nee, eigenlijk niet. Daar hebt u een tweede termijn voor. Ik sta het de anderen ook niet toe.
De heer Van der Staaij (SGP):
Begrijp ik de heer De Roon goed? Vindt hij in feite het hele artikel 137c zoals het nu luidt al te ver gaan?
De heer De Roon (PVV):
Het is een grote inperking van de vrijheid van meningsuiting. Het is met name onwenselijk dat het artikel, zoals het nu geredigeerd is, mensen die iets willen zeggen, voortdurend dwingt tot zelfcensuur. Daar ben ik op tegen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Vindt u dat artikel 137c helemaal moet worden afgeschaft? Moet het niet verboden zijn om groepen te beledigen?
De heer De Roon (PVV):
Ik vind het slecht dat het artikel zoals het nu functioneert, dwingt tot zelfcensuur. Als je al iets wilt handhaven van de bedoelingen van artikel 137c, zul je een veel duidelijkere formulering moeten creëren van dat artikel, en van alle artikelen die daarachter zitten.
Ik zal een voorbeeld geven. Er is door heel veel mensen op basis van deze artikelen aangifte gedaan tegen de heer Wilders. Het Openbaar Ministerie heeft er werkelijk maanden, bijna een jaar, over gedaan om te kunnen beoordelen of het strafbare uitingen waren. Waar zijn wij mee bezig? Als zelfs de deskundigen en specialisten niet binnen een redelijke termijn kunnen beslissen of de heer Wilders wel of niet vervolgbaar is, is het toch evident dat dit totaal onheldere strafbepalingen zijn? Het is verschrikkelijk dat mensen die zich, in tegenstelling tot de heer Wilders, wel laten intimideren, afzien van het doen van hun uitingen bij wijze van zelfcensuur.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Uw kritiek op de toevoeging van de minister wordt er niet sterker op, moet ik eerlijk zeggen. Wij delen die kritiek, maar wij delen absoluut niet de opvatting dat het artikel zoals het nu bestaat, afgeschaft moet worden. In welke zin heeft u, uw fractie of uw fractievoorzitter Wilders zich de afgelopen tijd laten censureren door artikel 137? Ik zou daar graag enkele concrete voorbeelden van willen horen.
De heer De Roon (PVV):
Dat probeer ik u duidelijk te maken. Wij laten ons in ieder geval niet dwingen tot die zelfcensuur. Andere mensen die ook wel wat willen zeggen, doen dat niet omdat er onduidelijkheid is over het feit of zij de kans lopen daarvoor vervolgd te worden. Ik ben blij dat u en wij aan dezelfde kant staan in ons eindoordeel over de verruiming van artikel 137c. Misschien komen wij er via een andere redenering, maar het gaat om het resultaat. Ik hoop dat wij daar samen voor kunnen gaan.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
U hebt er blijkbaar vooral problemen mee dat het zou kunnen leiden tot nog eens nadenken over wat je zegt. Het artikel als zodanig gaat over beledigen en het aanzetten tot haat en geweld. U kunt toch nauwelijks tegen die strekking zijn?
De heer De Roon (PVV):
Je kunt op basis van de artikelen zoals ze nu luiden en zoals de minister ze wil uitbreiden, nadenken tot je een ons weegt. Je komt er als gewone burger echter niet achter of iets vervolgbaar is.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Het is triest om te constateren dat onder dit kabinet alle remmen los zijn wat betreft immigratie. De asielinstroom neemt toe en hetzelfde geldt voor de massa-immigratie van gezinsmigranten uit landen als Marokko. Met het generaal pardon heeft het kabinet 7500 nepvluchtelingen toegelaten, criminelen incluis, die na vaak herhaalde afwijzingen botweg weigerden om uit Nederland te vertrekken. En het generaal pardon gaat door. De staatssecretaris van Justitie is namelijk bezig met het legaliseren van vele vreemdelingen die ook niet aan de gestelde toelatingsvoorwaarden voldoen. IND-medewerkers hebben daarom de noodklok geluid. Zij hebben een interne notitie en een brief naar de PVV gestuurd waarin wordt uitgelegd hoe schandalig de staatssecretaris te werk gaat. Met haar discretionaire bevoegdheid, waarmee zij naar eigen inzicht verblijfsvergunningen kan geven aan vreemdelingen die niet aan de gestelde toelatingsvoorwaarden voldoen, strooit zij veelvuldig met verblijfsvergunningen. Dit doet zij volstrekt willekeurig, volkomen ten onrechte en ook nog eens tegen het advies van IND-medewerkers in.
De heer Heerts (PvdA):
Hoe beoordeelt de heer Fritsma het handelen van de ambtenaren van de IND die zich rechtstreeks tot de PVV-fractie hebben gewend? In ons bestel horen ambtenaren zich toch tot de politiek verantwoordelijken te richten?
De heer Fritsma (PVV):
Ik juich de handelwijze van deze IND-klokkenluiders toe. Het is nodig om dit soort misstanden aan de kaak te stellen. Het is ook nodig dat Kamerleden daarmee wat doen.
De IND-notitie illustreert dat de staatssecretaris volstrekt willekeurig, ten onrechte en tegen het advies van haar ambtenaren in met verblijfsvergunningen strooit. Een voormalig alleenstaande minderjarige vreemdeling raakte uitgeprocedeerd, moest ook van de rechter Nederland verlaten, deed dat echter niet en kreeg onlangs van de staatssecretaris een verblijfsvergunning cadeau. Er was duidelijk geen sprake van bijzondere omstandigheden die gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid rechtvaardigden. De burgemeester van Den Bosch vroeg er echter om, nadat de betrokken vreemdeling wat media-aandacht had gekregen. De staatssecretaris ging vervolgens meteen door de knieën.
De IND-klokkenluiders hebben gelijk. Deze handelswijze is verbijsterend en ook nog eens heel gevaarlijk. De vreemdeling uit het voorbeeld kreeg enkel een verblijfsvergunning omdat hij al een tijd in Nederland was en hier naar school ging. Dus zullen andere vreemdelingen, die hier zonder verblijfsstatus zijn en naar school gaan, ook een verblijfsvergunning eisen. Op deze manier is er door de cadeautjes van de staatssecretaris natuurlijk geen vreemdeling meer uit Nederland weg te krijgen. Er zullen er velen bij komen. De vreemdelingenindustrie heeft dus alle aanleiding om uitgeprocedeerde vreemdelingen eindeloos in de proceduremolens te houden.
Mevrouw Arib (PvdA):
De heer Fritsma zegt nogal wat. Zijn hele betoog is echter gebaseerd op anonieme brieven aan de PVV gericht. Ik wil die brieven graag openbaar hebben, zodat de Kamer daarmee iets kan doen. Als klopt wat de heer Fritsma beweert, moet de Kamer daarmee immers serieus omgaan. Is de heer Fritsma in staat of bereid om die brieven openbaar te maken? Hoe weet ik of de heer Fritsma de waarheid spreekt?
De heer Fritsma (PVV):
Ik heb de stukken al openbaar gemaakt. Ik heb die in de Kamer laten verspreiden. Zij hadden dus ook in het bezit van de PvdA-fractie kunnen zijn.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dat heb ik helaas gemist. Ik vind het nogal ver gaan dat de heer Fritsma zijn uitspraken doet op basis van dergelijke brieven. Hij moet zijn uitspraken echt hard maken en niet spreken op basis van brieven van zijn vriendjes. Daarmee heeft de heer Fritsma waarschijnlijk vroeger gewerkt en die verschaffen hem nu deze informatie. Ik vind het schandalig.
De heer Fritsma (PVV):
Ik verwerp de suggestie dat het om vriendjes van mij gaat. Het is een anonieme groep IND-medewerkers. Mevrouw Arib zegt dat de PVV iets beweert. Wij beweren niets. Het zijn IND-medewerkers die het zeggen. De handelwijze van de staatssecretaris wordt binnen de IND dus niet gedragen. Dat is nogal wat.
Mevrouw Arib (PvdA):
U hebt toch bij de IND gewerkt?
De heer Fritsma (PVV):
Ja.
Mevrouw Arib (PvdA):
Het is dus niet toevallig dat u die informatie krijgt, van uw vriendjes. Ik ben blij dat de staatssecretaris dit tot de bodem uitzoekt. Het gaat hier immers om dossiers over mensen. Voor de betrokken mensen is het emotioneel en psychisch belastend dat deze informatie naar buiten wordt gebracht en dat wordt geoordeeld dat zij misbruik maken van de asielprocedures. Het is toch niet voor niets dat de heer Fritsma dit naar buiten brengt? Hij moet als Kamerlid en als volksvertegenwoordiger zuiver handelen. Ik vind het een volksvertegenwoordiger onwaardig dat hij met dit soort informatie, gekregen van zijn vriendjes, een debat voert.
De heer Fritsma (PVV):
Ik vind het een partij onwaardig om steeds maar weer misstanden die met immigratie te maken hebben onder het tapijt te schuiven en die daar te houden. Het is goed dat er mensen aan de bel trekken. Het is goed dat mensen misstanden aankaarten. Ook mevrouw Arib zou er wat mee moeten doen.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
In de door de heer Fritsma aan de Kamer gegeven brief staat dat de staatssecretaris 3500 keer gebruik heeft gemaakt van haar discretionaire bevoegdheid. Wat vindt de heer Fritsma van dit cijfer?
De heer Fritsma (PVV):
Dat cijfer is niet relevant. Hier is aangetoond dat willekeurig en zonder aanleiding gebruik is gemaakt van de discretionaire bevoegdheid. Of dat nu 30 keer, 300 keer of 3000 keer gebeurt, is van secundair belang.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Die kan de staatssecretaris inkoppen. De PVV vindt het dus niet meer interessant als de staatssecretaris 3000 keer gebruik maakt van de discretionaire bevoegdheid. De CDA-fractie zou dat niet steunen.
De heer Fritsma (PVV):
Dat heeft de heer Van Haersma Buma verkeerd begrepen. Als er geen misbruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid, krijg je natuurlijk ook geen grote aantallen. Hier is een concrete zaak naar voren gebracht...
De voorzitter:
Ik kreeg de indruk dat de heer Van Haersma Buma zijn vraag nog niet had gesteld.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik ben in ieder geval blij met dit antwoord, maar mijn vraag zou zijn: als de staatssecretaris iemand zou terugsturen naar het land van herkomst en de heer Fritsma zou een brief krijgen van een ander die daar boos over is, die schrijft dat het een schande is en dat deze persoon had moeten blijven, had hij dit punt dan aan de orde gesteld? Als de ambtenaar zou zeggen: hij had moeten blijven. Had de heer Fritsma dit dan aan de orde gesteld als hij zo'n brief zou hebben gekregen?
De heer Fritsma (PVV):
Als ik een brief had gekregen waarin staat dat er dergelijke fouten zijn gemaakt, ja. Fouten moeten aan de orde worden gesteld.
Iedereen kan in de prijzen vallen in de grote loterij van verblijfsvergunningen. Wat doet de staatssecretaris met de zware kritiek van de IND-medewerkers op haar functioneren? Ik heb al begrepen dat er een onderzoek komt naar het uitlekken van de informatie, maar met het aanpakken van klokkenluiders los je de onvrede binnen de IND natuurlijk niet op. Dit kan alleen met het verbeteren van het eigen functioneren. Stop dus met het willekeurig en zonder serieuze aanleiding weggeven van verblijfsvergunningen, is mijn oproep. Hou op met het geven van die generaal pardonnetjes. Waarom heeft de staatssecretaris het advies van IND-medewerkers om geen verblijfsvergunning te geven in de zaak waarover wij zojuist spraken, schaamteloos naast zich neergelegd?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik wil een informatieve vraag stellen. Ik heb de brieven gelezen die vorige week zijn verstuurd en duidelijk zijn gericht aan de partij van de heer Fritsma, gezien de oproep van zijn fractievoorzitter die daarin wordt verwoord. Waarop baseert hij de veronderstelling dat het om een groep klokkenluiders gaat? Ik heb de brieven gelezen en die kunnen geschreven zijn door een enkel individu.
De heer Fritsma (PVV):
In de brief wordt gesproken over een groep IND-medewerkers. In de brief staat ook dat het verzet tegen het functioneren van de staatssecretaris breed wordt gedragen binnen de IND. Dit is niet verwonderlijk als je naar de bijgevoegde praktijkzaak kijkt.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
De heer Fritsma baseert zich dus op wat er in die brief staat, maar hij heeft geen concrete bewijzen dat het inderdaad een groep betreft of veel individuen?
De heer Fritsma (PVV):
Het is een groep klokkenluiders en ik twijfel daar niet aan. Om bepaalde vragen en opmerkingen te beantwoorden, bijvoorbeeld dat deze mensen zich tot leidinggevenden kunnen wenden en dergelijke, wil ik nog dit opmerken. De minister van Binnenlandse Zaken...
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik wil alleen maar weten waarop de heer Fritsma zich baseert. Mijn fractie vindt dit ook van belang. Als het gaat om het draagvlak voor het beleid van de staatssecretaris en het instituut IND, is het ook voor mijn fractie belangrijk dat wij weten waarover wij spreken. Dus waarop baseert de heer Fritsma de constatering dat het om een groep gaat?
De heer Fritsma (PVV):
Op die brief. In die brief staat dat het om een groep klokkenluiders gaat. Er is geen reden om daaraan te twijfelen. Er is ook geen reden om te twijfelen aan de authenticiteit van de stukken. Nogmaals het is heel plausibel dat het functioneren van de staatssecretaris niet breed wordt gedragen binnen de IND, dat er in ieder geval veel verzet tegen is, als je naar de aard van die zaak kijkt.
De voorzitter:
Mijnheer Heerts, u heeft al op dit punt gesproken.
De heer Teeven (VVD):
Ik heb eigenlijk een heel andere vraag aan de heer Fritsma. Is hij zelf eigenlijk betrokken geweest bij de totstandkoming van die brief? Heeft hij daarbij zelf een rol gespeeld? Heeft hij zelf mensen benaderd met de vraag: schrijf eens een brief over wat jij zoal vergaart onder je ambtgenoten?
De heer Fritsma (PVV):
Natuurlijk niet, ik vind dit een rare suggestie,
De heer Teeven (VVD):
Nou goed, de heer Fritsma krijgt die brieven. Ik krijg ze niet.
De voorzitter:
Mijnheer Heerts, naar mijn indruk had u al geïnterrumpeerd over de IND.
De heer Heerts (PvdA):
Ja, maar de heer Fritsma brengt nu een nieuw punt op. Ik heb een heel concrete vraag en ik weet dat die kort en bondig moet zijn. Wat moet er gebeuren met ambtenaren die het niet eens zijn met het beleid van het kabinet dat op democratische wijze tot stand is gekomen? Ambtenaren die zich niet met dat beleid kunnen verenigen, moeten stoppen. Wat vindt de heer Fritsma daarvan?
De voorzitter:
Mijnheer Heerts, dit geeft echt problemen. U bent met twee woordvoerders, u kunt hier met zijn zessen gaan zitten en dan allemaal om de beurt een vraag stellen. Dat is geen werkwijze, echt niet.
De heer Fritsma (PVV):
Ik wil nog kort antwoord geven op die vraag omdat de minister van Binnenlandse Zaken zelf de bestaande regelingen heeft geanalyseerd en tot de conclusie is gekomen dat de klokkenluidersregelingen tekortschieten. Zij heeft letterlijk gezegd dat de evaluatie zorgwekkende resultaten naar voren heeft gebracht, bijvoorbeeld op het gebied van de waarborging van de anonimiteit van ambtenaren. Dat nog even in antwoord op de heer Heerts.
De heer Anker (ChristenUnie):
Er zijn bijna geen woordvoerders meer over, maar ik doe nog wel even een poging. De minister van Binnenlandse Zaken heeft dat inderdaad geconstateerd. Zij heeft echter ook geconstateerd dat er wat moest gebeuren. Zij trekt in het kabinet de kar om te proberen op al die verschillende departementen, te beginnen op dat van haar zelf, de klokkenluidersregelingen aan te passen. Ook u moet met twee woorden spreken. Waarop baseert u dat die ene brief representatief is voor wat al die medewerkers van de IND, al die honderden ambtenaren vinden? Dat is nogal wat. U zegt: kijk nou, die hele dienst heeft het helemaal gehad met de staatssecretaris. Dat is erg makkelijk gezegd, maar u verbindt er enorme conclusies aan.
De heer Fritsma (PVV):
Nogmaals, het is niet niks als een groep IND-klokkenluiders deze misstanden naar buiten brengt.
De heer Anker (ChristenUnie):
Hoeveel zijn het er dan?
De heer Fritsma (PVV):
Ik heb hierop al vijf keer antwoord gegeven. Deze mensen presenteren zich als een groep klokkenluiders en kaarten terecht misstanden aan. Het is jammer dat zo veel mensen dat niet serieus nemen.
Voorzitter. Het is jammer dat de staatssecretaris in plaats van naar IND-medewerkers luistert naar burgemeesters. De staatssecretaris heeft vorige week over de honderden cadeau gegeven verblijfsvergunningen ook nog gezegd: "Zijn het er zo weinig? Toen ik het cijfer zag, dacht ik: ik moet beter mijn best gaan doen." Ik wil een uitleg over deze opmerking. Kennelijk begrijpt de staatssecretaris niet dat de Nederlandse samenleving niet zit te wachten op dit sinterklaasgedrag met verblijfsvergunningen. De intentie die de staatssecretaris met haar opmerking uitspreekt om nog meer cadeautjes weg te geven, is ronduit stuitend. Ten slotte op dit onderwerp, vraag ik de staatssecretaris of zij bereid is, bij toekomstig gebruik van de discretionaire bevoegdheid de Kamer in te lichten. Voor controle op gebruik van deze bevoegdheid is alle aanleiding.
Zoals gezegd, zijn de immigratiecijfers zeer verontrustend. Terwijl onze samenleving de gevolgen van de massa-immigratie allang niet meer aankan, gaat die gewoon door. Het gaat daarbij vooral om gezinsmigranten uit landen als Turkije en Marokko. Ook dit jaar zitten wij op een koers van maar liefst 20.000 eerstegeneratieallochtonen die in het kader van gezinsvorming of -hereniging een verblijfsvergunning krijgen. Dat zijn er natuurlijk veel te veel. Nu wil het geval dat de werkelijke instroom van gezinsmigranten nog groter is. Dat komt door het enorme immigratielek dat "Europaroute" heet. Daar waarschuwt de PVV-fractie al heel lang voor. Die Europaroute is zorgwekkend simpel en valt terug te voeren op het EU-recht op vrij verkeer van personen. Dat recht geldt niet alleen voor EU-onderdanen maar ongelooflijk genoeg ook voor hun partners en familieleden, zelfs als die partners en familieleden zelf geen EU-nationaliteit hebben. Dit principe komt terug in de welbekende Belgiëroute. Als bijvoorbeeld een Nederlandse Marokkaan een partner wil laten komen maar niet aan de voorwaarden voldoet, kan die zich in België vestigen en krijgt hij de verblijfsstatus van EU-onderdaan. Die status geldt dan ook gelijk voor partner of familielid. Makkelijker kan het niet. Alle Nederlandse toelatingseisen voor gezinsmigranten worden zo omzeild. Van inburgeringseis tot samenwoningseis, van mvv-vereiste tot de eis om mee te werken aan een TBC-onderzoek. Geen wonder dat op internetsites als www.buitenlandsepartner.nl en www.marokko.nl lyrische berichten staan van lezers die de Europaroute toepassen en er anderen over adviseren.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik vind dat ook u, misschien zelfs u, moet proberen om zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid en de feiten te blijven en daarvan weergave te doen. De 20.000 waarover u spreekt, zijn ook gewoon Europese onderdanen die naar Nederland komen en misschien na een aantal jaar weer teruggaan. Die manier van samenwerking in Europa is toch volstrekt logisch? Nederlanders willen ook wel eens naar Frankrijk.
De heer Fritsma (PVV):
Het aantal van 20.000 heb ik uit de laatste IND-cijfers gedestilleerd. In het kader van gezinshereniging of -vorming zijn er tot en met september ruim 16.000 beslissingen genomen, waarvan 92% is ingewilligd. Als je die lijn doortrekt, kom je inderdaad op 20.000 nieuwe eerstegeneratiegezinsmigranten die een verblijfsvergunning krijgen. Dat zijn de feiten. De cijfers van mensen die gebruikmaken van de Europaroute, ken ik niet precies. Ik vraag de staatssecretaris daar straks nog naar.
Voorzitter. Natuurlijk werkt de Europaroute ook zonder naar België te gaan. Het principe kan in de gehele EU worden toegepast. Indien je hier als vreemdeling zonder verblijfsrecht een partner vindt met bijvoorbeeld een Duitse, Belgische of Franse nationaliteit, is het al bingo met de verblijfsstatus. In dat geval heb je al helemaal niets meer met de gangbare toelatingsvoorwaarden te maken. Twee voorbeelden uit de praktijk. Een Turkse man heeft vanaf 1994 verschillende kansloze verblijfsaanvragen ingediend voordat hij uiteindelijk is uitgezet. Hij heeft nu echter een verblijfsstatus omdat hij zich bij de gemeente meldde met een Turkse partner die de Duitse nationaliteit heeft. Een ander voorbeeld. Een Marokkaanse vrouw die lange tijd illegaal in Nederland verbleef, meldt zich met haar nieuwe Marokkaanse partner met de Franse nationaliteit bij de gemeente, en de verblijfsstatus is een feit.
Met de Europaroute is de massa-immigratie voor gezinsmigranten nauwelijks meer te stuiten. Ik roep de staatssecretaris op, dit immigratielek onmiddellijk te dichten: werk samen met de Denen en de Ieren die dat ook willen, en zorg op Europees niveau voor wijziging van het gemeenschapsrecht op dit punt. De noodzaak hiervoor is groot. Het immigratielek zet niet alle normale nationale toelatingsvoorwaarden buitenspel, het is ook een open uitnodiging voor misbruik. Hoe moet bijvoorbeeld de echtheid van relaties worden gecontroleerd als de partners niet eens op hetzelfde adres hoeven samen te wonen? Misschien heeft de staatssecretaris daar een antwoord op.
Ik heb de staatssecretaris al eerder gevraagd hoeveel niet-westerse immigranten op grond van de Europaroute verblijfsrechten in Nederland krijgen. Zij moest het antwoord toen helaas schuldig blijven. Zij heeft echter inmiddels aangegeven dat dit niet massaal gebeurt, dus kennelijk heeft zij de cijfers nu wel paraat. Graag krijg ik uitsluitsel over het aantal niet-EU'ers dat dankzij de Europaroute verblijfsrecht krijgt.
Mijn laatste punt. De PVV-fractie wil nu eindelijk eens inzicht in alle kosten voor de Nederlandse belastingbetaler die voortvloeien uit de voortgaande massa-immigratie. Dankzij het Sociaal en Cultureel Planbureau is ieder geval bekend dat wij op het astronomische bedrag van 100 mld. zitten, maar daarin zijn nog lang niet alle kostenposten meegenomen. Het is de hoogste tijd voor een onderzoek naar alle uit immigratie voortvloeiende kosten, zodat de belastingbetaler weet wat die immigratie hem kost en gekost heeft.
Mevrouw Arib (PvdA):
De heer Fritsma schetst een beeld alsof Nederland wordt overgenomen door massa-immigratie van met name niet-westerse allochtonen. Dat beeld klopt niet. Jaarlijks verlaten 30.000 tot 40.000 mensen Nederland, met name ook allochtonen. Ik begrijp dat zijn fractie het moet hebben van zo'n beeld. Als hij cijfers noemt, moet hij om een reëel beeld te schetsen ook de cijfers over vertrekkende allochtonen erbij betrekken. De wijze waarop hij spreekt over immigratie, is er volgens mij een oorzaak van dat veel mensen denken: laten wij naar een ander land gaan.
De heer Fritsma (PVV):
Nogmaals, ik spreek over feiten. Het getal van 20.000 gezinsmigranten baseer ik op IND-cijfers. Natuurlijk vertrekken er ook mensen, maar dat neemt niet weg dat er in een periode van vijf jaar tijd vanaf nu 100.000 nieuwe gezinsmigranten bij komen. Daardoor ontstaan de problemen die de PvdA jammer genoeg probeert te verdoezelen.
De heer Anker (ChristenUnie):
Voorzitter. Deze justitiebegroting lijkt heel veel op een tussenbegroting en is dat feitelijk ook. Het afgelopen jaar is er heel veel beleid in gang gezet. Deze begroting is dan ook veel meer gericht op de uitvoering. Dat is goed, want wij willen graag resultaten zien.
Maar tegelijkertijd is het ook lastig. De missie van het ministerie van Justitie is namelijk altijd actueel. Dan is het vreemd dat onderwerpen die hoog op de publieke agenda staan in deze begroting niet heel makkelijk zijn terug te vinden. Denk bijvoorbeeld aan de problemen zoals die in Gouda, of de loverboyproblemen waarmee wij afgelopen week weer werden geconfronteerd.
Voor die problemen moet een oplossing worden geboden in deze begroting. Als je daarnaar op zoek gaat, lijkt deze begroting toch heel veel op een pak hagelslag aan maatregelen. Het is werk in uitvoering, maar ook dan moet het bezielende verband doorklinken. Door alle eisen die worden gesteld aan de verantwoording mis ik dat nu jammer genoeg. Ik vraag daar aandacht voor omdat het voor onze burgers van belang is dat zij weten dat wij hun problemen echt aanpakken. Het programma Veiligheid begint bij Voorkomen en het actieplan Overlast en verloedering zijn bijvoorbeeld bij uitstek bedoeld om de wijkproblemen aan te pakken. Dat zou best wat meer mogen worden uitgedragen. De ChristenUniefractie staat achter de lijn die is ingezet met deze plannen, dat wil zeggen: een combinatie van enerzijds duidelijke grenzen stellen, maar ook inzetten op preventie en op rehabilitatie. Het past bij de tweeslag recht en gerechtigheid.
Wanneer wij zien wat criminele mensen onze samenleving aandoen, is de eerste reflex straf. Dat is prima, maar wij moeten wel met twee woorden blijven spreken. Dus absoluut bestraffing van misdaad, maar ook werken aan preventie en rehabilitatie. Die benadering past ook bij de functie van het strafrecht.
Ik sta hier zo bij stil omdat het mij opvalt – vandaag weer – dat wij in de Kamer de laatste tijd sterk gericht zijn op straffen. Hoewel daarbij zeker nog veel valt te doen, moeten wij ook verder kijken naar wat wij doen na de straf of ter voorkoming van straf. Straffen zijn niet de oplossing voor alles. De cijfers bewijzen het: 70% tot 80% recidiveert. Al te snel verwordt de gevangenisstraf tot een middel in de categorie "opgeruimd staat netjes", maar dat is de halve oplossing. Wij willen criminaliteit bestrijden, voorkomen, stoppen. Daarom geven wij ook steun voor het beleid om recidive terug te dringen met 10%.
Mevrouw Joldersma (CDA):
U legt de nadruk op straffen, terwijl mij nu juist is opgevallen in deze begroting, maar ook bij dit kabinet, dat behalve dat straffen preventie in het programma Veiligheid begint bij Voorkomen veel aandacht krijgt, net als de veiligheidshuizen, waar nazorg, preventie en repressie bij elkaar komen. In het gevangeniswezen moeten wij behalve straffen ook betere zorg kunnen leveren, zodat mensen daadwerkelijk niet meer recidiveren. Het is dus iets te eenvoudig als u zegt dat de aandacht alleen ligt op repressie.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik ben heel blij met deze interruptie, want ik leg dit niet bij het kabinet neer maar bij onszelf. Ook de afgelopen uren hebben wij heel veel gesproken over straf en over het idee dat wanneer wij straffen zwaarder maken criminaliteit wel afneemt. Dat is niet het hele verhaal. Die nuance wil ik heel graag in het justitiedebat brengen.
De voorzitter:
Ik wijs de leden erop dat vanavond ook de begroting van VWS moet worden behandeld. Als ik nu strak de spreektijden hanteer, zit ik al tot midden in de nacht. Sommigen willen dan ook nog de televisie blijven volgen, maar toch lijkt mij dat niet echt de bedoeling van onze vergadertijd.
De heer Anker (ChristenUnie):
Voorzitter, mijn collega Wiegman is u dankbaar!
In het kader van preventie wil ik stilstaan bij de problemen waarmee wij te maken hebben in bijvoorbeeld Gouda en Ede. Het wetsvoorstel ernstige overlast geeft de burgemeester de bevoegdheden die hij nodig heeft om ordeverstoringen aan te kunnen pakken. De Kamer heeft aangegeven dat wetsvoorstel snel te willen behandelen, maar het is nog wachten op de nota naar aanleiding van het verslag. Wanneer mogen wij dat verslag verwachten?
Het project Effe Kappen in Rotterdam is ook zo'n concreet instrument. Het is de vertaling van Doe Normaal, dat weer zijn oorsprong vindt in de asbo's uit Londen. De evaluatie die de Kamer vorige week heeft ontvangen geeft tal van verbeterpunten, eerlijk is eerlijk. Rotterdam wil er ondertussen wel graag mee verder. Ook andere bestuurders hebben aangegeven hiermee te willen werken. In het verslag van de bespreking met de burgemeesters over overlastgevende jongeren vorige week werd benadrukt dat vroegsignalering en tijdige interventies heel belangrijk zijn. Op werkbezoek in Ede bleek dat er gewerkt wordt op een manier die wel heel veel lijkt op Doe Normaal. Alleen de extra bevoegdheden uit Rotterdam als stok achter de deur mist men daar nog. De ChristenUnie stelt daarom voor om de pilot van Doe Normaal uit te breiden via een open inschrijving voor die gemeenten die ermee aan de slag willen.
De combinatie van handhaven en resocialisatie moet ook het uitgangspunt zijn van het prostitutiebeleid. Politie en justitie moeten mensenhandel aanpakken, die vreselijke uitbuiting van vrouwen. Zij moeten mensenhandelaren aanpakken als criminelen. De wet die nu in de maak is, moet er niet toe leiden dat justitie buiten beeld raakt en dat wij ons meer zorgen maken over de arbeidsvoorwaarden dan over de criminaliteit. Uit steeds meer onderzoek blijkt hoe hard en schaamteloos de criminaliteit in deze sector is. Daarbij worden eufemistische termen gebruikt als: de gezelligheid is er inmiddels wel af. Het vergunningenbeleid moet absoluut samengaan met een keiharde aanpak van de voortdurende criminaliteit.
Aan prostituees moet de mogelijkheid van uitstappen worden geboden. Als vrouwen er uit willen stappen, moet de overheid daarvoor alle kansen bieden. Voorgaande kabinetten hebben niets gedaan om prostituees die vast zaten in de sector, eruit te helpen. Zij deden dit vanuit een soort dogmatische idealisme dat prostitutie gewoon moest kunnen. Prostituees plukken daarvan nu de wrange vruchten. Gelukkig wil het huidige kabinet op dit punt het roer omgooien. De coördinerende minister heeft de uitvoering van ons amendement over de uitstapprogramma's voortvarend ter hand genomen. Dat is mooi. Mijn fractie vindt dat deze uitstapprogramma's een integraal onderdeel moeten worden van het prostitutiebeleid. Daartoe hebben wij een amendement ingediend.
Ook het kansspelbeleid heeft alles te maken met preventie. Mensen moeten niet in de problemen komen door gokschulden. Er is alle reden om het restrictieve kansspelbeleid in Nederland te handhaven. Daar moet de minister dan echter wel serieus werk van maken. Wij wachten al heel lang op de nieuwe Wet op de kansspelen. Die wordt een soort vergezicht waarnaar steeds meer wordt doorgeschoven. Wanneer komt dit wetsvoorstel naar de Kamer?
Wij hebben al eens gesproken over de reclame die kansspelaanbieders maken en met name over de mailings. De heer De Wit heeft dit aangeroerd. Individuele burgers kunnen via infofilters de toezending stoppen. De fractie van de ChristenUnie wil van de minister weten of maatschappelijk werkers deze infofilters ook mogen gebruiken voor bijvoorbeeld zwakbegaafden, wilsonbekwamen of mensen in de schuldsanering. Zij zijn vaak het meest gevoelig voor deze reclames. Laten wij sociaal werkers machtigen om mailings aan zwakbegaafden stop te zetten. Bij sommige bedrijven kan dit al, maar wij hebben niet de indruk dat dit overal kan.
Ik kom op het familierecht en de kinderalimentatie. De fractie van de ChristenUnie is blij met het voorstel voor de inning van partneralimentatie. Toch blijkt uit de cijfers van het LBIO dat de bereidheid om gelijk alimentatie te betalen schrikbarend laag is. Dit geldt voor zowel partner- als kinderalimentatie. Dit is onbegrijpelijk. De verantwoordelijkheid van ex-partners voor elkaar, maar zeker voor hun kinderen, moet niet ter discussie staan of onderwerp worden van onnodige juridische strijd. De fractie van de ChristenUnie constateert twee belangrijke knelpunten, namelijk ten eerste de transparantie van het tot stand komen van het alimentatiebedrag en ten tweede het feit dat alimentatie geen preferente vordering is. Op dit moment moeten in op het eerste gezicht gelijkwaardige situaties totaal verschillende bedragen worden betaald. Dit maakt het draagvlak voor alimentatie niet groot. Bovendien is het op dit moment voor alimentatieplichtigen mogelijk om de draagkracht te verkleinen door bijvoorbeeld op de pof allerlei consumptiegoederen te kopen of door minder te gaan werken. Deze schulden gaan allemaal voor op de alimentatie. In de praktijk levert dit heel wrange situaties op. De fractie van de ChristenUnie wil daarom dat de normstelling voor kinderalimentatie wordt vereenvoudigd en de mate waarin rekening wordt gehouden met draagkracht wordt gerelativeerd. Verder pleit de fractie van de ChristenUnie ervoor dat kinderalimentatie een preferente vordering wordt, zeker op consumptieve schulden. Wij hebben dit in een motie vervat en vragen de minister om met een voorstel te komen.
Ik zal nu niet al te veel zeggen over het vreemdelingenbeleid. Wij zijn op dit moment in de commissie nog druk bezig met een aantal grote onderwerpen. Het met twee woorden spreken geldt ook op dit gebied. Door het generaal pardon hebben wij veel oude dossiers kunnen afronden. Nu moet de oude asielprocedure worden verbeterd, opdat sneller duidelijk wordt wie wel en wie niet kan blijven. Ook de terugkeer moet prioriteit krijgen.
Wij wachten met spanning op de nieuwe drugsnota van het kabinet. Ook wij hebben zojuist begrepen dat het verschijnen van deze nota weer langer moet duren. Waarom is dit het geval? Kan het niet sneller? Ik vraag het kabinet ook om te reageren op de groeiende verwevenheid van de onder- en de bovenwereld in de softdrugsector, zoals door politiecommissaris Daniel is benadrukt.
In het justitiebeleid dat de fractie van de ChristenUnie voorstaat, horen ook voldoende mogelijkheden te zijn voor slachtofferhulp. Slachtofferhulp Nederland krijgt veel meer taken, omdat de rol van het slachtoffer wordt versterkt. Tegelijkertijd krijgt Slachtofferhulp Nederland wel te maken met een taakstelling. Voor deze organisatie acht de fractie van de ChristenUnie dit niet wenselijk. Wij zeggen daarom bij dezen toe dat wij het amendement zullen steunen dat de CDA-fractie op dit punt heeft ingediend.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. Het is goed om te zien dat de portefeuille van Justitie, in vorige kabinetten goed voor wekelijkse spoeddebatten, in een iets rustiger vaarwater is terechtgekomen. Mijn complimenten! De vraag is wel in hoeverre deze relatieve rust in de Kamer rust in de samenleving reflecteert. Er is namelijk ook veel discussie: over jeugdcriminaliteit, over toename van geweld, over het vertrouwen in onze rechtsstaat en over strafdossiers die zoekraken. Ik concentreer mij op een viertal onderwerpen: privacy, godslastering, drugsbeleid en de rechtsstaat. Over veel onderwerpen, zoals het vreemdelingenbeleid, fraude en mensenhandel, komen wij immers binnenkort apart te spreken.
GroenLinks is zeker niet per definitie tegen privacyinperkingen, zolang er maar een balans bestaat tussen veiligheid en privacy. Die balans lijkt in Nederland soms zoek te zijn. Voortdurend zijn er nieuwe maatregelen, zoals chips in paspoorten en nationale databanken, waarbij onduidelijk is wat de effectiviteit, de foutmarge en het nut zullen zijn. Een protest lijkt zinloos. Wie niets te verbergen heeft, heeft immers niets te vrezen, zo luidt het adagium.
Persoonlijk wil ik tot op bepaalde hoogte echter een vrije keuze hebben over de mate waarin mijn leven transparant is voor de overheid. Deze discussie is een fundamentele discussie, niet alleen over veiligheid en privacy maar ook over de reikwijdte van lichamelijke integriteit. Een mooi voorbeeld hiervan is de zogenaamde "bodyscan". De burger wordt op Schiphol namelijk wel heel erg transparant. Medio 2010 moet op elke Europese luchthaven een bodyscan zijn waarmee dwars door de kleding van passagiers gekeken kan worden. Op Schiphol wordt daarmee al geëxperimenteerd. Volgens de minister van Justitie is er niets aan de hand: de beelden zullen in menige kiosk geen enkele omzet genereren. Dat is misschien ergens wel jammer, maar het gaat voorbij aan het feit dat bijvoorbeeld de genitaliën wel degelijk zichtbaar zijn. Wat GroenLinks betreft, moet er een aantal voorwaarden zijn aan invoering van de bodyscan. Wie heeft toegang tot de beelden? Worden mannen door mannen gecontroleerd en vrouwen door vrouwen? Wat zijn de beklagmogelijkheden voor passagiers? Hoe wordt voorkomen dat een "verkeerd type", om het zo maar te zeggen, de "vieze man" van Van Kooten en De Bie, achter het scherm komt te zitten? Te allen tijde dient, wat GroenLinks betreft, deze bodyscan een vrijwillige optie te zijn. Kan de minister op deze voorwaarden ingaan? Wat is het directe gevolg van de beslissing van het Europees Parlement om invoering van de bodyscan te blokkeren voor het experiment op Schiphol? Ik neem aan dat deze tijdelijk is stopgezet in afwachting van nadere besluitvorming.
De heer Teeven (VVD):
Hebt u wel eens gekeken als er bij de bodyscan – ik bedoel dus niet zelf in de bodyscan staan – zo'n beeld wordt gemaakt, mevrouw Azough? Ik heb dat gistermorgen gedaan en ik moet de minister gelijk geven. Er is gewoon niets te zien. Hebt u het al gedaan?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik wilde de minister uitnodigen om daar samen naartoe te gaan, en samen... Ik zal er geen gebruik van maken, kan ik meteen al zeggen, dat zou mijn moeder niet fijn vinden, maar ik wil de minister wel graag uitnodigen om daarvan gebruik te maken.
De heer Teeven (VVD):
Als de minister erdoorheen loopt en u gaat kijken, dan ziet u niets! Dat is nu net het probleem.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik ben heel benieuwd, want ik heb begrepen dat je wel degelijk dingen ziet. Ik heb plaatjes gezien die wel degelijk tamelijk onthullend zijn. Mijn uitnodiging is overigens heel breed. Wat mij betreft gaat u ook mee, mijnheer Teeven.
De heer Teeven (VVD):
U hoort mij nu juist zeggen dat ik gistermorgen al geweest ben. Ik had uw motie gezien en dacht toen: ik ga eens kijken of je iets kunt zien. Maar je kunt niets zien. Trek dus alstublieft die motie in, want het stelt echt niets voor.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik trek die motie zeker niet in, want wat mij betreft moet er wel degelijk een aantal voorwaarden zijn voordat deze bodyscan wordt ingevoerd. Ik vind het verbazingwekkend om weer te zien dat bij de VVD de fractie in het Europees Parlement en de fractie in de Kamer diametraal tegenover elkaar staan. Uw eigen collega, mevrouw Plasschaert, heeft immers aangegeven dat zij hiertegen wel bezwaren ziet.
De heer Van der Staaij (SGP):
Als het echt zo erg is als mevrouw Azough zegt, en er van alles en nog wat te zien is, is het dan niet bijna een oneerbaar verzoek om allerlei mensen uit te nodigen om samen te gaan kijken?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik zou het zelf ook niet doen, zoals ik al zei. Ik ga er niet achter of voor staan.
De voorzitter:
Volgens mij moet u gewoon geen antwoord geven, is mijn advies. Dit helpt niet.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Misschien staat de SGP-fractie hierin aan mijn zijde. Daarom nodig ik ook de heer Van der Staaij uit om mee te gaan op werkbezoek.
De voorzitter:
Ik wist dat het niet zou helpen. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Het gaat natuurlijk om een serieus punt. Mijn verzoek om een werkbezoek is serieus. Ik heb wel degelijk begrepen dat het niet zo verhullend is en dat er wel meer te zien is. Dat zou mijn fractie zorgen baren. Het gaat uiteindelijk om lichamelijke integriteit. Ik heb begrepen dat een aantal wetenschappers een oproep heeft gedaan om het recht op lichamelijke integriteit en de bescherming daarvan uit te breiden. Ik vraag de minister om hierop serieus te reageren.
Godslastering verdwijnt terecht opnieuw uit de strafwet. Minister Modderman stelde in 1886: "Ik meende, dat het sedert lang vaststond, dat God Zijn regten zelf wel weet te handhaven; daartoe zijn geen menschelijke wetten noodig." Dit verstandige uitgangspunt is wat GroenLinks betreft nog steeds geldig. Als God almachtig is, heeft hij of zij ons echt niet nodig. Minister Hirsch Ballin lijkt ons blij te hebben gemaakt met een dode mus. Weliswaar schaft hij artikel 147 af, maar hij voegt ergens anders, namelijk bij artikel 137, met een veel hogere strafmaat iets toe. Daarom heb ik een aantal vragen. Waarom vindt de minister het nodig de woorden "onmiddellijk of middellijk" toe te voegen? Wat verstaat hij precies onder indirecte of middellijke belediging? Noch de brief, noch het interview van de minister in Buitenhof maakt dit helder. Hoezo is dit geen uitbreiding? In de brief spreekt de minister over een verduidelijking, maar dit valt niet te rijmen met de strafbaarheid die nu ook geldt voor het beledigen van eigenschappen van een groep. Dat is kortweg een uitbreiding. Wordt hiermee de scheidslijn tussen de vrijheid van opiniemakers, cabaretiers, politici en gewone burgers niet des te groter?
In Buitenhof stelde de minister dat het gaat om diegenen die hun actie richten op geweld tegen bevolkingsgroepen. Dit is iets wezenlijk anders. Oproepen tot geweld is altijd al strafbaar geweest. Daarom is het onbegrijpelijk dat de PvdA hiermee akkoord lijkt te zijn gegaan. Deze toevoeging kan misschien een veel grotere invloed hebben dan het artikel op godslastering ooit heeft gehad. De vraag is dus in hoeverre de PvdA zich in de luren heeft laten leggen.
Een ander onderwerp dat om aandacht schreeuwt is het drugsbeleid. Vanmorgen kregen wij een brief van minister Klink. De toegezegde interdepartementale beleidsbrief zou pas in 2010 komen. Dit kan echt niet wat mijn fractie betreft. De problemen zijn urgent. Gemeenten als Roosendaal en Bergen op Zoom hebben aangekondigd alle coffeeshops te sluiten. In Terneuzen zijn ze al een maand gesloten. Het effect in Terneuzen is helaas direct zichtbaar. Het aantal gevallen van drugsoverlast op straat is enorm toegenomen. Deze maand kreeg de politie 173 meldingen, tegen een gemiddeld aantal van 38 per maand in de vorige maanden. Gerd Leers, de burgemeester van Maastricht, heeft een eigen top aangekondigd, omdat wachten op Den Haag geen zin heeft. Dat is inderdaad duidelijk. Zelfs een nota over drugsbeleid moet twee jaar op zich laten wachten. Dan is er niet enige actie te verwachten. De beleidsbrief bevat geen evaluatie. Dit blijkt helaas ook uit de brief van vanochtend. De reactie van de minister, dat hij het prima vindt dat de gemeenten uit nood alle coffeeshops sluiten, doet geen recht aan zijn verantwoordelijkheid om deze gemeenten echt bij te staan. Deze verantwoordelijkheid heeft hij niet alleen voor deze gemeenten, maar voor alle gemeenten.
De fractie van GroenLinks is positief over de persoonsgerichte aanpak tegen recidive. Onder minister Donner was dit wel anders. Het komt aan op de uitvoering. Daarmee sluit ik aan bij alle collega's die hun zorgen hierover hebben gedeeld. Zijn er wel voldoende middelen? Kunnen alle gemeenten wel nazorg bieden? Worden organisaties als Exodus en Gezin in Balans buitenspel gezet? Is er voldoende geld beschikbaar voor ggz en voor onderwijs en arbeid in detentie? Overwegen sommige inrichtingen inderdaad om contacten tussen gedetineerden en kinderen te beperken? Dat belemmert de resocialisatie en is onacceptabel. Daarom hebben wij onze steun gegeven aan de vele amendementen van mevrouw Van Velzen, in de hoop dat dit duidelijk wordt.
In New York besefte ik de waarde van onze rechtsstaat. Juist daar hoorde ik pleidooien voor meer nazorg en reclassering en geen enkele voor hogere straffen, ook niet van de FBI. In New York hoorde ik ook dat de Nederlandse ambassade Amerikaanse advocaten subsidieert. Rechtsbijstand in de VS heeft blijkbaar Nederlandse ontwikkelingshulp nodig.
Ik ben trots op veel aspecten van ons rechtssysteem, maar ik ben er vooral trots op dat iedere burger zijn recht kan halen. Recht op toegang tot de rechter is een fundamenteel principe, juist in een steeds verder juridiserende samenleving. Juist daarom zijn de plannen van staatssecretaris Albayrak voor de rechtsbijstand op vele fronten onaanvaardbaar en onverantwoord. Wij zullen daarover in de komende maand stevig debatteren.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. D66 staat voor een open en vrije samenleving. Veiligheid en de individuele vrijheid en rechten van burgers zijn daarin beide belangrijke voorwaarden. Deze kunnen botsen. De balans dreigt door te slaan naar het afwenden van onveiligheid. Deze maatregelen hollen onze vrijheden uit en kunnen contraproductief zijn. Wij lijken steeds minder te willen accepteren dat sommige risico's nu eenmaal bij het leven horen. Dat is geen aangename boodschap, maar wel de werkelijkheid.
Iedereen verplichten om op zoek te gaan naar potentiële risico's en deze weg te nemen zoals de WRR voorstelt, gaat mij dan ook te ver. Ik bespeur een terugkeer van de maakbaarheidsgedachte. De trend is om te geloven dat criminaliteit te sturen is door middel van harder, langer straffen en repressiever te worden. Afgelopen weekend kondigden PvdA, VVD en CDA hun plannetjes – op verschillende toonhoogtes, dat wel – aan voor zwaardere straffen. Waar baseren zij zich op en wat zijn de consequenties? Uit de meeste onderzoeken die ik ken – afgelopen zomer kwam er nog een inventariserend rapport uit van het Sociaal en Cultureel Planbureau – blijkt dat harder straffen recidive niet verlaagt. Het blijkt zelfs een misdaadbevorderend – dat heet zo mooi "criminogeen" – effect te hebben. Hoe beoordeelt de minister dit rapport?
Harder straffen lijkt weinig effectief, maar het heeft wel negatieve bijeffecten. Het aantal gedetineerden in Nederland is sinds het midden van de jaren tachtig verviervoudigd. Wij zijn daarmee de snelste stijger van Europa. De overheid heeft het afgelopen jaar 12% meer uitgegeven aan gevangenissen dan het jaar daarvoor. In welke mate komt dit door hogere straffen? Graag een reactie.
Ook wordt de straf "levenslang" steeds vaker opgelegd: de afgelopen 8 jaar 29 keer ten opzichte van 12 keer in de 50 jaar daarvoor. Levenslange gevangenisstraf kan in sommige gevallen de meest aangewezen straf zijn. Maar het is een onderdeel van beschaving om mensen niet af te schrijven. Of, zoals de Raad voor de Sanctietoepassing het in zijn advies van 2006 om de levenslange gevangenisstraf zoals wij die kennen te herzien, noemde: perspectief op verandering. Een groep vooraanstaande advocaten en wetenschappers herhaalde dit pleidooi onlangs. Zij stelden ook de relatie met het EVRM ter discussie. Het systeem van levenslange straffen zonder tussentijdse toetsing verdient kritisch te worden bekeken.
De nadruk leggen op nazorg en meer plaatsen creëren voor gedetineerden met psychische klachten juich ik van harte toe. Wel vraag ik mij af of de maatregelen voldoende zijn. Ik mis toch het oog voor resocialisatie. De gedetineerde met psychische problemen is inmiddels geen uitzondering meer. Ik lees aantallen van 70% tot 80%. De begeleiding van gedetineerden en van ex-gedetineerden kent nog veel haken en ogen. Zo bleek ook dat door de bureaucratie reclasseringsmedewerkers te veel tijd moeten besteden aan administratieve taken. Hier meer op focussen, lijkt mij veel effectiever.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik kom nog even terug op uw verhaal over de straffen. U neemt een trend waar in de afgelopen periode van hogere straffen. U heeft het ook over levenslange gevangenisstraffen. Vindt u dat die trend weer omgebogen moet worden? Moeten wij terug naar de situatie van een aantal jaren geleden? Moeten de straffen weer omlaag?
De heer Pechtold (D66):
Ik wil niet mee in uw kreet – tot nu toe vooral in de krant en verder vraagt u naar onderzoeken – om over te gaan tot het Amerikaanse model. U heeft in Amerika helemaal het licht gezien, maar ik heb daar juist rampen gezien. Ik heb gevangenissen gezien van mensonwaardig niveau. Ik heb dingen gezien waarvan ik denk: dat nooit. U ziet dat als ideaalbeeld. De PVV wil gedetineerden in hesjes of overalls laten lopen. Ik gruw daarvan. Ik wil veel meer vanuit de beschaving werken. Kunnen wij levenslang ook herzien, zoals die advocaten vragen? Zijn er omstandigheden waarin wij dat moeten nagaan? Dat hoort voor mij bij beschaving en niet het schreeuwen om meer, meer, meer. Met 70 tot 80% van de gedetineerden is psychisch iets mis. Dat zijn toch cijfers waar je rekening mee moet houden!
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Op de van u bekende wijze kopt u de vraag meteen weer terug. Nu kop ik de vraag weer terug.
De heer Pechtold (D66):
Dat is een "Bumaatje".
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Een "Bumaatje" is Pechtold interrumperen tot hij erbij neervalt, maar ik interrumpeer u op dit punt slechts één keer. U loopt weg voor mijn vraag of u pleit voor lagere straffen. U zegt alleen maar: nee, ik ben tegen het CDA. Dat wist ik al. Uiteindelijk bent u het, na dat hele verhaal van u, eens met het niveau van straffen dat wij na alle verhogingen nu hebben. Als dat niet het geval is, wil ik andere voorstellen van u horen.
De heer Pechtold (D66):
Laat ik eens prikkelen. Ik ben misschien hier en daar voor lagere straffen. Ik ben al erg blij dat wij vanmiddag moties met de strekking van één keer taakstraf en daarna niet meer, van de hand hebben gewezen. Ik ben heel erg blij dat de rechterlijke macht met ons meedenkt over de vraag – deze essentiële discussie moeten wij eens voeren – of straffen de meest geëigende manier is om uiteindelijk het effect, namelijk dat iemand weer op het rechte pad komt, te bereiken. Ik ben voor zo'n discussie. Als dat leidt tot lagere straffen, maar ook alternatieve zaken eromheen, valt daar met mij over te praten. Eerst wil ik de heer Van Haersma Buma afkrijgen van het harder, harder, harder.
Voorzitter. Een van de manieren waarop de roep om repressie zich manifesteert, is het criminaliseren van overlast en daarmee het vergroten van het beroep op de rechtsbijstand. Het op straat gooien van een blikje is een strafbaar feit. En iemand die zich schuldig maakt aan een strafbaar feit kan een advocaat van de rechtsbijstand krijgen, met alle kosten van dien. Kan de staatssecretaris aangeven in welke mate het verhogen van strafmaten en het strafbaar stellen van overlast bijdragen aan het duurder worden van de rechtsbijstand? Het kabinet wil wederom bezuinigen op de gesubsidieerde rechtsbijstand. De staatssecretaris heeft als verdediging de vlucht naar voren gekozen. Mensen stappen te snel naar de rechter, stelde zij. Waar is dit op gebaseerd? Van de mensen met een civiel geschil stapt 4% naar de rechter. 60% van alle procedures wordt tegen de overheid gevoerd. Burgers onderling komen meestal tot een schikking, maar met de overheid gaat het juist fout. Natuurlijk, mediation is mooi, maar is niet voor alle geschillen geschikt. Is de oplossing dan echt om hulp van een advocaat duurder te maken? Welke andere mogelijkheden ziet de staatssecretaris, bijvoorbeeld het serieuzer nemen van de heroverweging bij bezwaar tegen overheidsbesluiten?
De voorgestelde bezuinigingen op de rechtsbijstand zullen de toegang tot het recht beperken. Wij moeten uitkijken dat de waarde van onze democratische rechtsstaat daarbij niet in het geding komt. Ruim twee miljoen mensen zullen door de bezuinigingen worden getroffen. Deze mensen kunnen volgens de staatssecretaris een rechtsbijstandsverzekering afsluiten. Zij wil onderzoek doen naar een verzekeringsstelsel, maar daar kleven veel nadelen aan. Zo zijn echtscheidingen, strafzaken en vreemdelingenzaken in principe onverzekerbaar. De sociale advocatuur dreigt onder druk te komen door uitstroom en faillissementen, een zorgelijke ontwikkeling.
Nog een aantal korte punten. In reactie op een tekort aan advocaten en magistraten heeft het kabinet voorgesteld, hbo'ers toegang te geven tot de togaberoepen. Het lijkt erop dat er in reactie op kwantitatieve tekorten kwalitatief concessies worden gedaan. Het verlagen van de eisen lijkt mij geen goed antwoord. Wij moeten juist investeren in de kwaliteit van de rechterlijke macht. Graag een reactie.
Dit voorjaar werden wij opgeschrikt door de komst van 800 Chinezen. De opvang voor asielzoekers raakte al snel overvol. Terugkijkend, is mijn vraag: welke lessen heeft de staatssecretaris hier nu uit getrokken? Hebben wij genoeg buffers voor de opvang van asielzoekers?
De afgelopen jaren leidde het generaal pardon tot veel commotie. De 26.000 kregen een gezicht. Maar wat gebeurt er nu met hen? Zorgen wij ervoor dat zij een gezicht gehouden, zodat wij weten wat er de komende jaren met hen gebeurt? En kunnen wij van hun ervaringen leren? Graag zou ik hier wat meer inzicht in krijgen.
Bij de vorige begroting van Justitie wees ik al op het gevaar van een onbalans tussen veiligheid en privacy. Er bestaat nog veel onduidelijkheid over alle mogelijke datasystemen. Het burgerservicenummer, de DNA-databanken, het Schengeninformatiesysteem hebben te maken met bestandsvervuiling, identiteitsdiefstal en slordig beheer. Graag zou ik meer duidelijkheid krijgen over de architectuur van deze datasystemen. De manier waarop de evaluatie van de uitgebreide evaluatieplicht wordt vertraagd, vind ik treurig en, eerlijk gezegd, niet zo netjes.
Bij de voorgaande begrotingen van Justitie pleitte ik voor gedegen evaluatie van onze antiterrorismemaatregelen. Ik ben zeer benieuwd hoe het nu gaat met de voortgang van de commissie-Suyver. De minister zal ons daar zeker over kunnen bijpraten.
Tot slot het punt kinderporno. Bijna iedere fractie heeft dit vandaag wel besproken. Ik zoek ook naar een manier, bijvoorbeeld tussen de strafbare en niet-strafbare grens. Is het een idee om de producent van porno verplicht te stellen om aan te tonen hoe oud de afgebeelde is? Nu is vaak de bewijslast aan onze kant. Kunnen wij die bewijslast niet omdraaien? Graag een reactie hierop.
De heer Heerts (PvdA):
U hebt het over straffen en de nuance gehad. U bent het dus eens met de voorstellen die ik heb gedaan over de persoonsgerichte aanpak, waarbij juist goed naar het profiel en de achtergrond van die mensen gekeken moet worden, dus ook van de 60%, 70% waar u het over had?
De heer Pechtold (D66):
Ja, dat vind ik een mooi voorstel.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Over kinderporno is door mevrouw Arda Gerkens van de SP een motie ingediend. Deze motie is aangenomen. Uw wens wordt in principe dus al uitgevoerd door de minister.
De heer Pechtold (D66):
Hoe gaat de minister dat uitvoeren en wanneer?
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. De nota Vertrouwen in wetgeving die de regering vorige maand aan de Kamer stuurde, spreekt treffende woorden over de waarde van wetgeving: "De wet is, naast beleidsinstrument, drager van het recht en van morele waarden..." Dat is helemaal waar en het heeft gevolgen voor het handhavingsbeleid. Een wetgever die het recht vastlegt in wetten, mag niet uitgaan van gedogen. Hulde daarom voor de burgemeesters van enkele grenssteden die het gedoogbeleid en het drugstoerisme zat zijn. De verhouding tussen beleid, recht en moraal komt ook terug in allerlei andere discussies. Ik denk in het bijzonder aan het verbod op godslastering, waarover wij onlangs een brief van het kabinet kregen.
Als het aan het kabinet ligt, wordt het verbod op smalende godslastering uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt. Dat kabinetsbesluit heeft ons verbaasd en teleurgesteld. Het is een bittere pil en een dieptepunt in het optreden van dit kabinet, dat hiermee de actie van D66'er Van der Laan van enkele jaren terug alsnog wordt beloond. Twee van de drie huidige coalitiepartijen, CDA en ChristenUnie, hebben steeds aangegeven belang te hechten aan handhaving van deze bepaling, terwijl de derde coalitiepartij, de PvdA, destijds als oppositiepartij geen enkele reden zag voor spoedige afschaffing. Intussen ligt er een diepgaand onderzoek dat helemaal niet tot afschaffing concludeert. Op basis daarvan heeft het kabinet eerder dit jaar zelf nog het standpunt verdedigd dat artikel 147 wel degelijk een meerwaarde heeft. Het is zeer teleurstellend dat nu toch de paarse draai naar afschaffing wordt gemaakt. Het schrappen van het artikel ervaren wij als een gevoelig verlies. Het artikel is een wettelijke uitdrukking voor de overtuiging dat de heilige naam van God niet gelasterd mag worden. Ook al laat de handhaving van dit artikel te wensen over, het is en blijft een belangrijke morele ankerplaats. Daarom gaat het wegsnoeien van juist deze bepaling ons zeer aan het hart.
Het kabinet heeft het besluit vriendelijk verpakt. Veel nadruk wordt gelegd op een alternatieve bescherming, die wordt geboden door artikel 137c. Met een minieme aanpassing, namelijk het opnemen van de zinsnede "onmiddellijk of middellijk", zou deze bepaling ineens een aanmerkelijk groter bereik krijgen. In dit wonder geloven wij niet. Ik heb de wetgeschiedenis er nog eens op nagelezen. Daaruit blijkt dat ook bijvoorbeeld het belachelijk maken van bepaalde godsdienstige rituelen, middellijk dus, als een belediging van een groep kan worden gezien. Die benadering volgt ook de Hoge Raad. Dan ligt de conclusie toch voor de hand dat het hier louter om een cosmetische aanpassing gaat, om een pleister op de wond voor de afschaffing van artikel 147? Als het wel echt om een ingrijpende uitbreiding van het beschermingsbereik van dit artikel zou gaan, roept dat trouwens weer heel andere vragen op. Dit artikel 137c, en dus ook de aanpassing daarvan, gaat niet alleen over godsdienst. Het gaat ook over ras en homoseksuele gerichtheid. Het artikel is de laatste jaren vooral bekend geworden van vervolgingen naar aanleiding van kritische uitlatingen over homoseksualiteit. Denk bijvoorbeeld aan de zaak tegen de vroegere RPF-voorman. Als het kabinet echt beoogt dit artikel een veel ruimer bereik te geven, wat betekent dit dan voor dit soort zaken? Zullen kritische uitlatingen over homoseksuele gedragingen dan eerder tot veroordelingen kunnen leiden?
Wetgeving geldt voor iedereen, voor overheid en burgers. Dat raakt de kern van de rechtsstaat. Vanuit dat, nogal voor de hand liggende, perspectief leidt een open deur tot een aantal vragen over wat wij om ons heen zien gebeuren. In de eerste plaats mag ook van de wetgever worden verwacht dat wetten worden gemaakt die ook in tijden van nood duidelijke waarborgen bieden. Onlangs ging de minister van Financiën echter tijdelijk buiten de Comptabiliteitswet om, om maatregelen te treffen inzake de kredietcrisis. Ik heb alle begrip van de achtergronden daarvan, maar het mag toch nooit normaal worden gevonden dat bepaalde bepalingen maar even niet gelden? Daar mogen wij toch niet aan wennen? De wet moet ook in onvoorziene situaties toereikend zijn, flexibiliteit daarvoor bevatten. Anders moet de wet daar zo spoedig mogelijk op aangepast worden.
De wet geldt voor overheid en burgers. Voor alle burgers, ook voor journalisten. Undercover wordt soms door journalisten op allerlei manieren geprobeerd om misstanden aan het licht te brengen. Dat is nuttig, maar hierbij mogen de grenzen van het strafrecht niet worden overschreden. Ook journalisten staan niet boven de wet. Dat gebeurt zo hier en daar wel: onbevoegd betreden van plaatsen, met legervoertuigen rijden et cetera. Hoe wordt daarmee concreet omgegaan? Wat is het vervolgingsbeleid op dit punt?
De kwaliteit van de rechtsstaat betreft ook de snelheid van het rechtspreken en de beslissingen die daarop betrekking hebben. Het hanteren van extreem lange termijnen, bijvoorbeeld bij beslissingen over al dan niet vervolging, maar ook bij beklag tegen niet-vervolging, is ons een doorn in het oog. Zouden in de wet richtlijnen voor de afhandeling van beklag tegen niet-vervolging kunnen of moeten worden opgenomen?
Ik wil nog een aantal andere opmerkingen op het terrein van het strafrecht maken. Sinds 2000 is het aantal sepots voor winkeldiefstallen gehalveerd. Dat is positief, maar het blijft opmerkelijk dat bij zulke ingrijpende zaken voor ondernemers nog steeds met een sepot wordt gereageerd en dat in een toenemend aantal gevallen wordt gewerkt met een transactie. Wordt deze problematiek wel serieus genomen?
Serieus straffen en het realiseren van een goede pakkans zijn ook van belang bij het bestrijden van kinderporno. Het opleggen van een taakstraf als enige straf is bij kinderporno onaanvaardbaar. Gelukkig wordt daartoe wetwijziging voorbereid. Ook wij vinden dat in de praktijk de straffen nog veel te laag uitpakken. Wij zijn dan ook benieuwd naar het antwoord op de pleidooien voor verhoging van de strafmaat. Die verhoging zou wat ons betreft niet alleen aan de orde moeten zijn bij kinderporno, maar ook bij kindersekstoerisme. De Nederlandse aanpak om dat tegen te gaan, is nog niet erg intensief. Hoe groot is het budget voor onderzoek in het buitenland? Speelt het feit dat de strafmaat vaak te laag is om bij kindersekszaken in het buitenland voluit in te zetten op de vervolging niet een negatieve rol?
Van harte onderstreep ik de woorden die vanmiddag door ander anderen de woordvoerders van het CDA en de ChristenUnie zijn gesproken over de mensonwaardige omstandigheden bij prostitutie. Daarmee hebben wij ook in ons land te maken. Hiervoor is bijzondere aandacht op haar plaats. Ik sluit mij aan bij de vragen die hierover zijn gesteld, evenals bij het pleidooi om de uitstapprogramma's structureel te maken.
Eerder is bij discussies over zedelijkheidswetgeving de enorme hoeveelheden pornografie die vaak bij benzinepompen langs de weg beschikbaar zijn, aan de orde gesteld. Jongeren worden daarmee geconfronteerd. Er lijken nu meer mogelijkheden te zijn voor vervolging dan tot nu toe werd aangenomen. Zeker om te voorkomen dat jeugdigen hiermee worden geconfronteerd, zou die rommel uit de schappen moeten worden gehaald. Wanneer wordt daar werk van gemaakt?
Voorzitter. De bestrijding van de toenemende invloed van gewelddadige beeldcultuur moet wat ons betreft voortvarend ter hand worden genomen. Denk aan de discussie die wij vorig jaar hebben gevoerd over extreem gewelddadige spelletjes naar aanleiding van Manhunt 2. De trend brengt met zich mee dat dit soort spelletjes gruwelijker en levensechter worden. De schadelijke effecten ervan worden stevig onderschat. Hoe staat het met de resultaten van het toegezegde onderzoek naar aanleiding van onze motie hierover? Graag zien wij dat snel actie wordt ondernomen.
Ik wil nog een paar opmerkingen maken over de nazorg. Ik heb gesproken over de pakkans en de strafmaat. Voor het voorkomen van recidive is een goede nazorg van ex-gedetineerden van groot belang. Er zijn goede stappen gezet, maar de praktijk is weerbarstig. Nog lang niet staat in alle gemeenten alles op het goede spoor. Hoe staat het met budgetten voor nazorgprojecten, ook bij gemeenten? Graag zien wij meer stimulering richting gemeenten om de opvang goed gestalte te geven. Bovendien is een beter beleidskader nodig voor de inzet van vrijwilligers en particuliere organisaties voor recidivevermindering. Krijgt die inzet ook een meer structurele inbedding in het beleid?
Mijn laatste puntje betreft het personen- en familierecht. Onlangs werden wij geattendeerd op de mogelijkheden van snelle echtscheiding via internet. Wervend wordt erbij vermeld: er is geen mondelinge behandeling nodig; de rechtbank zal het convenant nauwelijks nakijken. Wij vinden het ongewenst dat dat soort mogelijkheden er zijn. Wat kan hiertegen ondernomen worden?
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. De uitvoering van het door Justitie gevoerde beleid is grotendeels verwoord met het kabinetsbrede project "Veiligheid begint bij voorkomen". De minister zegt te willen komen tot een integere en goed functionerende rechtspleging, waarmee iedereen recht wordt gedaan. Hij wil zo het vertrouwen van de burgers in justitie en in de rechtsgang behouden. Een nobel streven! Thans ontbreekt dat vertrouwen bij veel burgers. Zij voelen zich vaak onveilig, ondanks het feit dat de minister stelt dat de gevoelens van onveiligheid zijn afgenomen en dat de veiligheid is toegenomen. Het beeld dat de minister probeert op te roepen, is volstrekt strijdig met aanvallen op burgers en hulpverleners, met de straatterreur, met mishandelingen in het openbaar vervoer en met het plunderen van winkels. Onderschrijft de minister werkelijk de stelling op bladzijde 9 van de voortgangsrapportage, waar staat: er mogelijk sprake is van een veiligheidsparadox waardoor de burger door de toegenomen veiligheid ook bij kleine incidenten een gevoelsmatig grote inbreuk ervaart? Met andere woorden: burger, u zeurt. Het zijn echter dit soort uitspraken van bestuurders die het vertrouwen bij de burgers ondermijnen. Men ziet dit soort uitspraken als ambtelijke en bestuurlijke arrogantie die niets te maken hebben met de realiteit van het dagelijks leven, de realiteit die de mensen ervaren. De burgers voelen zich hierdoor niet serieus genomen en in de kou gezet.
Voorzitter. Ook ik ben een burger die zich vaak onveilig voelt en die dus precies weet wat deze mensen ervaren. Daarbij komt dat ik in het land heel veel mensen spreek die zich ook echt onveilig voelen, die zich door de overheid in de steek gelaten voelen. Dit soort uitspraken gaat dus lijnrecht in tegen wat de minister over toegenomen veiligheidsgevoelens stelt. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
Op bladzijde 12 van zijn voortgangsrapportage stelt de minister met veel mooie woorden dat hij pleit voor meer weerbaarheid bij de burgers en voor het doorbreken van de cultuur van afzijdigheid. Maar iedere vorm van eigen optreden of zelfverdediging wordt door Justitie zelf in de kiem gesmoord door burgers die lijf en goed proberen te verdedigen, te arresteren en voor de rechter te slepen. Daarom kijken veel burgers bij misdrijven liever de andere kant op, hoewel hun handen soms jeuken om bijvoorbeeld het terroriserende straattuig, of inbrekers, eens flink aan te pakken.
Het recht op zelfverdediging zou een onaantastbaar recht moeten zijn, dat niet langer door Justitie en de rechterlijke macht tot op het bot uitgehold wordt. Met het aanpakken van de misstanden en de rechtsongelijkheid rond het legitieme recht op zelfverdediging bereikt de minister meer dan met een serie mooie en goedbedoelde kreten. Dat zou de burger ook de instrumenten geven om echt weerbaar te zijn.
De burgers willen zich veilig voelen en verwachten van de minister dat hij die terechte wens op alle mogelijke manieren en terreinen ondersteunt. Echte preventie ligt in een daadkrachtige overheid die door middel van hard optreden, niets gedogen en vooral een veel hogere pakkans dan tot nu toe zorgt voor orde, veiligheid en rust. Die zo belangrijk hogere pakkans wordt niet gerealiseerd met het magere aanbod van 500 extra wijkagenten voor 1 januari 2012. Die verhoogde pakkans wordt pas bereikt als Justitie ervoor zorgt dat de politie ingezet wordt voor criminaliteitsbestrijding en niet wordt gebruikt als belastingambtenaar en geldmachine, door hoofdzakelijk boetes uit te schrijven. Bijna dertien miljoen boetes is rijkelijk veel voor een klein land als Nederland.
Het landelijk project "Campussen" voor jongeren die zonder zicht op arbeid en opleiding dreigen af te glijden tot ongewenst gedrag, zou uitgebreid moeten worden met zodanige regelgeving dat jongeren die zonder diploma of vakopleiding de school verlaten, geen recht meer hebben op een uitkering. Ook zou in dit pakket de kinderbijslag omgevormd moeten worden tot een opvoedingsbijdrage voor kinderen binnen Nederland, waardoor deze bijdrage bij een slechte opvoeding gewoon ingehouden kan worden. Ik heb al maanden geleden voorgesteld om de kinderbijslag van ouders die hun kinderen niet opvoeden in te trekken en dat bedrag over te hevelen naar een instantie die dat wel doet. Ik begrijp nu dus dat het kabinet dat plan uiteindelijk toch heeft overgenomen. Hoever is het met de uitvoering? En hoe staat het eigenlijk met die doe-normaalcontracten? Ik wil graag een actueel beeld van de resultaten.
Trots op Nederland waardeert de brede en de meer samenhangende aanpak waarvoor de minister van Justitie namens het kabinet heeft gekozen, maar zet vraagtekens bij de cijfermatige uitgangspunten en daardoor de haalbaarheid van de beleidsdoelstellingen.
Voorzitter. Wat zouden de bewindspersonen moeten zonder hun Blackberry? Zij zijn er steeds mee bezig.
De minister stelt dat er jaarlijks 750.000 fietsen gestolen worden en dat slechts in 120.000 gevallen aangifte wordt gedaan.
Voorzitter. Ik maakte geen grapje over de bewindslieden en hun Blackberry.
De voorzitter:
Mevrouw Verdonk, ik ben het met u eens dat het niet beleefd is, maar wij gaan daar niet over. Gaat u verder.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik doe ook alleen maar een vriendelijk verzoek en ik ben blij dat dat gehonoreerd is.
De minister stelt dat er jaarlijks 750.000 fietsen gestolen worden en dat slechts in 120.000 gevallen aangifte wordt gedaan. Dat is een aangiftebereidheid van niet meer dan ongeveer 15%. De erkenning van dit feit geeft aan dat het vertrouwen in politie en justitie erg veel te wensen overlaat en dat veel criminaliteit niet eens meer gemeld wordt en dus ook niet bekend kan zijn bij justitie. Dat maakt het cijferwerk van justitie en de percentages waarmee de verschillende delictgroepen moeten worden teruggebracht volgens de minister, niet erg geloofwaardig. De criminaliteit terugbrengen met 25% in het jaar 2010 klinkt heel mooi, maar als de werkelijke omvang van de criminaliteit niet echt bekend is, dan lijkt het meer een slag in de lucht dan een feitelijk gegeven, hoewel natuurlijk elke vermindering een verbetering is.
De extra 24,5 mln. die is uitgetrokken voor de aanpak van jeugdcriminaliteit lijkt een aardig bedrag, maar als alleen Gouda voor de aanpak van criminaliteit al 10 mln. nodig denkt te hebben, dan is die 24,5 mln. natuurlijk een druppel op een gloeiende plaat.
De overheid moet opkomen voor de belangen van hulpverleners, leraren, politiemensen en buschauffeurs. Ik noem even een paar cijfers. In 2007 zijn bij het OM 7748 zaken ingeschreven waarin sprake was van geweld tegen politieambtenaren en andere beroepsbeoefenaren. Daarbij ging het om 9217 strafbare feiten. Hoever is de minister met de invoering van de dubbele strafmaat?
Ik ben verheugd met het plan van de heer Nordholt om bij de politie een ov-coördinator in het leven te roepen, met daarnaast bij ieder politiekorps een projectleider. Prachtig, dat kan eindelijk een daadkrachtige aanpak worden. Wat is de betrokkenheid van de minister van Justitie hierbij?
De staatssecretaris wil een deel van die 24,5 mln. financieren door het ophogen van de inkomensdrempel voor rechtsbijstand. Dat is eerder een vergroting van de rechteloosheid van de burgers dan een redelijke maatregel. Het is ongelofelijk dat een PvdA-staatssecretaris de mensen die financieel al bijna niet kunnen rondkomen de mogelijkheid gaat ontnemen om te procederen, om hun recht te halen. Waarom is er niet voor gekozen om eens flink te snijden in het aantal procedures bij het aanvragen van een verblijfsvergunning?
De onbalans in het beleid van Justitie wordt ook schrijnend geïllustreerd door het verschil in de posten jeugd en vreemdelingen. Voor de jeugd, wanneer effectieve maatregelen vereist zijn om hen weer op het rechte pad te krijgen – het gaat om hun toekomst – of om hen te beschermen, wordt door Justitie 571 mln. begroot terwijl de post vreemdelingen voor 850 mln. te boek staat. Kennelijk heeft de jeugd in Nederland niet de toekomst, de vreemdeling wel.
Nu wij toch bij de verantwoording van staatssecretaris Albayrak zijn aangekomen, wil ik er ook nog een paar woorden aan wijden. Het is triest te moeten constateren dat het generaal pardon van deze staatssecretaris net zo veel geld kost als de hele begroting van Justitie voor het jaar 2009, zoals ik al heb aangetoond in het begrotingsdebat in september. Ik heb nog steeds geen concrete reactie van het kabinet. Ik begrijp dat er allerlei onderzoek zal moeten plaatsvinden. Het is toch raar dat je zo'n heel groot project start zonder van tevoren te weten wat het gaat kosten, maar misschien krijg ik morgen eindelijk antwoord van de staatssecretaris.
Zeer vreemd is het dat er na de toelating van de 27.500 uitgeprocedeerde asielzoekers middels een generaal pardon nog steeds verblijfsvergunningen uitgedeeld worden aan onder anderen asielzoekers die zelfs voor dat generaal pardon afgewezen zijn. De staatssecretaris stelt dat zij 342 extra verblijfsvergunningen heeft afgegeven, maar ambtenaren van haar eigen IND stellen kennelijk anoniem dat het om 3500 verblijfsvergunningen zou gaan die op grond van de zogenaamde discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris zijn afgegeven. Dat er op die manier verblijfsvergun- ningen voor schrijnende gevallen worden uitgereikt, is niet nieuw. Het is helemaal niet nieuw en kan ook nodig zijn, maar niet in deze aantallen, niet naast een generaal pardon voor 27.500 mensen. Dat getuigt van minachting voor de gevoelens van de Nederlandse bevolking.
De voorzitter:
Mijnheer Van Haersma Buma.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Het is geen uitlokking, maar zo voelt het een beetje. Weet u nog in hoeveel individuele gevallen de vorige minister van haar discretionaire bevoegdheid gebruik heeft gemaakt?
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ja, dat weet ik zeker: ongeveer 1100 keer. Maar die vorige minister had geen generaal pardon voor 27.500 mensen die zomaar een asielvergunning hebben gekregen, die hier al jaren in het land zijn, die al onze regels met voeten hebben getreden en die nu toch mogen blijven.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Dat klopt, want die vorige minister had zichzelf de opdracht gesteld die mensen naar het buitenland uit te zetten.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Volgens mij is het heel gewoon dat, als je hoort van een rechter dat je niet mag blijven, je teruggaat naar het land van herkomst. Dat heeft de vorige minister gedaan. Die heeft een restrictief toelatingsbeleid gevoerd.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Van Haersma Buma.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik wil u voorhouden dat, als u deze verwijten maakt aan de huidige staatssecretaris van Justitie, u zich er rekenschap van moet geven dat u uzelf en ook het kabinet ten doel had gesteld de terugkeer van 27.000 tot 33.000 mensen, van wie er uiteindelijk 10.000 een verblijfsvergunning hebben gekregen. Voor 1100 mensen hebt u de hand over het hart gestreken. Dat was prima beleid; ik sta volledig achter het beleid van toen. Maar wees wel voorzichtig met de kritiek op uw opvolger.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik kijk niet zozeer naar deze staatssecretaris als mijn opvolger als wel naar een staatssecretaris die gewoon haar werk moet doen. Ik vind dat de staatssecretaris dat werk slecht doet. Ik vind het generaal pardon een heel slecht idee; een idee dat in de uitwerking totaal niet is doordacht, maar dat zo even een politiek nummertje werd in de Tweede Kamer. Dat vind ik heel slecht. De terugkeer staat sinds 1 januari 2007 heel duidelijk op de rails. Daarvoor zijn er al allerlei mensen teruggegaan. Maar dan kijk ik naar de voortgang. Ik geloof dat de Directie Terugkeer en Vertrek alweer bijna gehalveerd is.
De voorzitter:
De heer De Wit.
De heer De Wit (SP):
Had de vorige minister ook niet een apart project naast de discretionaire bevoegdheid, bijvoorbeeld de 14/1-brieven?
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Nu wij het toch over voorgangers van de voorgangers hebben: er was een voorganger van deze staatssecretaris...
De heer De Wit (SP):
Dat is flauw, want de heer Nawijn is ermee begonnen en u hebt het voortgezet.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Nee, de heer Nawijn heeft op 14 januari een toezegging gedaan, daarom heten het 14/1-brieven. Dat was in die 87 dagen dat hij minister voor Vreemdelingenzaken was. Hij heeft toegezegd dat iedereen die vond dat hij misschien niet helemaal terecht was behandeld bij de aanvraag van zijn verblijfsvergunning, hem een brief kon schrijven. Toen ik aantrad, lagen er grote stapels brieven en had ik niets anders te doen dan dat op een fatsoenlijke manier afhandelen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik heb hier eerlijk gezegd een beetje moeite mee. Iemand die minister is geweest, bekritiseert haar opvolgster en loopt haar daarmee in zekere zin voor de voeten. Het is haar goed recht, maar zij gaat voorbij aan alle kritiek die er op haar beleid was, ook intern, van de IND en van ambtenaren.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Soms verbaast mevrouw Azough mij toch. Ze verrast me ook. Zij staat hier net een betoog te houden over IND'ers die niet te vertrouwen zijn. Nu zijn het de IND'ers die kritiek hadden op mij. Ik loop niemand voor de voeten. Deze staatssecretaris zit er al bijna twee jaar, als het beleid dan nog niet staat, gaat het niet meer gebeuren.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Mevrouw Verdonk maakt een karikatuur van mijn interruptiedebat met de heer Fritsma, waarin ik juist aangaf dat wij die kritiek serieus moeten nemen. Alle kritiek moet serieus genomen worden. Dat geldt ook voor de kritiek op de kabinetsperiode waarin mevrouw Verdonk minister was. Zij gaat blijkbaar niet in op de fatsoenlijkheid van haar aanvallen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
U gebruikte toch het woord "vriendjes"?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Niet alle Marokkanen zijn hetzelfde. Dat zei mevrouw Arib.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Trots op Nederland ziet graag dat de staatssecretaris afziet van gebruikmaking van haar discretionaire bevoegdheid. Het is het een of het ander. Het is of een generaal pardon of gebruikmaken van je discretionaire bevoegdheid.
Vrijdag stellen wij voor dat er een onafhankelijk en grondig onderzoek komt naar de bewering dat het hier om 3500 verblijfsvergunningen zou gaan, in plaats van om 342 zoals de staatssecretaris stelt. Dit zou inhouden dat de Kamer onjuist is ingelicht. Een dergelijk onderzoek komt ons gepaster voor dan het als een rookgordijn gebruiken van een onderzoek naar het lekken van de brief van de staatssecretaris.
Het wordt tijd dat deze minister en staatssecretaris vaart maken. Zij zijn nu bijna twee jaar in functie. Het land is er niet veiliger op geworden. Veel burgers durven 's avonds hun huis niet uit. Mensen draaien zich om wanneer zij zien dat er weer iemand wordt aangevallen of beledigd, vooral door Marokkaanse jongens. Burgers en ondernemers mogen hun lijf en goed niet verdedigen. Politieagenten worden uitgelachen en bespuwd. Ambulancemedewerkers en andere hulpverleners worden belaagd. Nederland is veel voller geworden. De asielzoekerscentra puilen uit. De cijfers van gezinsvorming en gezinshereniging rijzen de pan uit. Illegaliteit wordt niet aangepakt. Het kabinet geeft hier miljarden aan uit. Dat geld zou beter besteed zijn als daarmee de misstanden in de zorg zouden worden aangepakt, het onderwijs zou worden verbeterd en de veiligheid van de burgers echt gewaarborgd zou worden. Wanneer kunnen wij weer trots zijn op Nederland?
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De schorsing, met inbegrip van de dinerpauze, is te kort, maar ik vraag daarvoor op voorhand uw vergiffenis. Morgen hervatten wij dit debat met het antwoord van de regering in eerste termijn.
De vergadering wordt van 19.42 uur tot 20.30 uur geschorst.
Voorzitter: Cramer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-1373-1415.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.