Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn markten voor financiële instrumenten (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten) (31086).

(Zie wetgevingsoverleg van 8 oktober 2007.)

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Blanksma-van den Heuvel, die haar maidenspeech zal houden.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Voorzitter. Vandaag spreken wij in tweede termijn over de implementatie van een Europese richtlijn, de MiFID. Met die richtlijn heeft men een meer eerlijke en meer transparante financiële wereld voor ogen. De huidige tijd kenmerkt zich vooral door een stormachtige, vaak niet altijd controleerbare financiële wereld. De richtlijn past dan ook bij de geest van deze tijd.

Bij de behandeling van dit wetsvoorstel mag ik mijn maidenspeech houden. Het onderwerp behoort tot de wereld waarin ik ben opgegroeid. Mijn overleden vader zou vandaag 83 jaar zijn geworden. In gedachten draag ik deze speech aan hem op. Als dochter van een bankdirecteur heb ik de mores van de financiële wereld met de paplepel ingegeven gekregen. De afgelopen 25 jaar heb ik in die wereld gewerkt. Hier, als volksvertegenwoordiger, besef ik des temeer dat de kenmerken van die wereld een onderdeel van mijn werk zijn gaan uitmaken, dat ik ze meeneem en dat ze mij maken tot wie ik ben. Hoekstenen van de financiële wereld zijn: transparantie, integriteit en vertrouwen. Voor mij zijn deze hoekstenen één op één verbonden met mijn politiek functioneren hier. Als lid van de Tweede Kamer, als volksvertegenwoordiger, wil ik transparantie bieden. In mijn functioneren en in mijn doen en laten wil ik integer zijn: dé basis voor respect voor je omgeving en de kiezer in het bijzonder. Ik wil vertrouwen verdienen van die omgeving en van de kiezer. Ik wil vertrouwen voor elkaar en voor de politiek. Die opdracht heb ik bij mijn opvoeding meegekregen: open, integer en betrouwbaar zijn. Hier, in mijn functioneren, wil ik daarop als mens aangesproken kunnen worden.

Afgelopen maandag hebben wij een constructief wetgevingsoverleg gehad: een open debat met respect voor elkaars standpunten. Ik dank de minister voor de zeer uitgebreide beantwoording van de vragen, zowel mondeling als schriftelijk. Ik wil hier nogmaals zeggen dat de korte voorbereidingstijd voor de behandeling van deze richtlijn vandaag in het parlement absoluut thuishoort in de categorie "eens maar nooit meer". De complexiteit en de impact van de richtlijn vragen om een gedegen voorbereidingstijd. Die was ons echter niet gegeven. De reden waarom ik hier toch sta, heeft te maken met het uitdrukkelijke verzoek van marktpartijen om de datum van 1 november aanstaande te respecteren. Bij het niet invoeren per 1 november zou internationaal twijfel kunnen ontstaan aan de kwaliteit van onze Nederlandse effectendienstverlening met de grote kans dat marktpartijen problemen krijgen met de grensoverschrijdende activiteiten. Dat zou risico's met zich meebrengen en daarom is dat niet wenselijk. De fractie van het CDA wil vandaag dan ook graag tot een afronding van de implementatie van deze richtlijn komen.

Alle beleggingsondernemingen, banken, beurzen en handelsplatformen vallen onder de nieuwe MiFID-richtlijn. De MiFID is toegesneden op middelgrote en grote beleggingsondernemingen in Nederland en Europa. Anders dan in andere lidstaten spelen tussenpersonen in Nederland een belangrijke rol bij de financiële dienstverlening. Het is voor kleine tussenpersonen onmogelijk om aan alle MiFID-eisen te voldoen. De plicht om daaraan te voldoen zou wel eens het einde van de tussenpersonen in Nederland kunnen betekenen. Het CDA wil dat voorkomen. Wij maken voor de 8500 tussenpersonen die effectenhypotheken verkopen een uitzondering. Zij worden vrijgesteld voor de MiFID en zij vallen onder een nog nader uit te werken nationaal regime. Over dit regime komen wij nog te praten. Mijn fractie wil dit debat gezien de implementatiedatum graag voor 1 november; graag een toezegging van de minister op dit punt. Als de vrijstelling niet per 1 november is afgerond, treedt een tijdelijke overgangsmaatregel in. Onduidelijk is wat deze maatregel inhoudt. Kan de minister hier een toelichting op geven?

Wat betreft het nationaal regime voor de tussenpersonen, slaat het CDA vandaag graag enkele piketpaaltjes. Het moet absoluut duidelijk zijn wie wel en wie niet onder het nationaal regime zullen vallen. De deskundigheid van de tussenpersonen mag niet ter discussie staan. Een opleidingseis op minimaal BSI-niveau is dan ook een vereiste. Wij vragen volledige transparantie van provisieopbrengsten per 1 januari 2008. De organisatorische eisen mogen wat onze fractie betreft een lichter regime hebben, maar het moet wel voldoende zijn wat betreft continuïteit en betrouwbaarheid zodat het voor de belegger safe is.

Als laatste stellen wij de eis dat er een contract wordt opgesteld tussen de belegger en de adviseur, de zogenaamde "cliëntovereenkomst". Transparantie en deskundigheid bieden de belegger maximale bescherming. Ik haal in dezen het maatschappelijk debat over de woekerpolissen aan. Miljoenen beleggers hebben daar geen goed gevoel bij en tussenpersonen hebben daar niet altijd een positieve rol in gespeeld. Een herhaling van zetten moet wat het CDA betreft worden voorkomen. Naar aanleiding van de woekerpolisaffaire heeft de sector de transparantie-eisen voor provisies ook zelf opgepakt. Een compliment! Naar verluidt zijn er per 1 januari aanstaande drie verschillende provisietransparantie-eisen: de MiFID-eis, de De Ruitereis en de adviesmatcheis. Wij begrijpen dit amper, laat staan dat de belegger hier nog iets van begrijpt. De CDA-fractie pleit voor harmonisering van de regelgeving. Wij vragen de minister helderheid te geven.

De Nederlandse kapitaalmarkt heeft een uniek karakter wat betreft de handel in derivaten, warrants en opties. Daar zijn wij trots op en dat willen wij behouden. Voor deze financiële instrumenten gelden minder transparantieverplichtingen in vergelijking met de aandelen. Op nationaal niveau aanpassen van deze eisen zou betekenen dat de handel zich gaat verplaatsen naar landen die geen verscherpte eisen hanteren. Dit heeft dus geen zin en betekent uiteindelijk geen level playing field op Europees niveau. Aanvullende regels voor transparantie moeten wat het CDA betreft Europees worden geregeld. Wij vragen de minister met klem dit op Europees niveau te regelen – graag een toezegging – en voor de tijd dat dit niet Europees geregeld is scherp toezicht te houden op de betrouwbaarheid van deze handel.

Het succes van de MiFID staat of valt met goed toezicht. De rol van de AFM, vooral de manier waarop zij die invult, is cruciaal. De CDA-fractie vraagt de minister erop toe te zien dat de AFM geen extra eisen zal stellen die volgens de Europese regels niet worden verplicht. Minimale invulling van de richtlijn is van groot belang voor de positie van Nederland als vestigingsland. Extra eisen leiden tot een slechtere concurrentiepositie. Wij vragen de minister hier expliciet op toe te zien.

Dit geldt ook voor de coulanceperiode die zal worden ingesteld. Van de AFM wordt tijdens die periode vooral verlangd duidelijkheid te geven aan ondernemingen. Naar onze mening mag deze opdracht door de AFM in alle bescheidenheid worden uitgevoerd: alleen het noodzakelijke hoeft. De coulanceperiode is onder andere van toepassing op de "best executionbepaling". Het realiseren van de beste deal voor de belegger is de kern van de richtlijn. Over deze bepaling is veel onduidelijkheid. Ook marktpartijen weten niet waar zij aan toe zijn. Is het voor de toezichthouder eigenlijk wel duidelijk? Kan de minister aangeven waarom zo veel onduidelijkheid zo lang blijft bestaan? En kan de minister garanderen dat in ieder geval per 1 april 2008 ondernemingen weten waar zij aan toe zijn?

De administratieve lasten ten slotte zijn voor het CDA een belangrijk punt. De implementatie van één wet betekent 100 mln. aan incidentele extra lasten en 50 mln. aan structurele lastenverzwaring; voor de financiële sector gigantische bedragen. Al in eerste termijn hebben wij gevraagd of de minister maatregelen kan nemen om deze lastenverzwaring in de sector te compenseren. Uiteraard moet dat in breder verband worden aangepakt. De vaak terechte verzwaring van wet- en regelgeving voor de financiële sector kost de sector veel aan administratieve lasten en nalevingskosten. De laatste jaren is dit bedrag opgelopen tot maar liefst 3 mld. per jaar. Eens zijn de grenzen bereikt. Ik wil de minister uitdagen om niet alleen op nationaal niveau maar zeker ook op Europees niveau te pleiten voor vereenvoudiging van regelgeving voor de financiële sector. Graag een toezegging op dit punt.

De voorzitter:

Mevrouw Blanksma, ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech. De opdracht aan uw vader ontroerde mij. U geeft aan dat u vooral transparantie wilt bieden, zowel aan de kiezer als hier in de Kamer. Ik wens u toe dat dit een zichtbare en blijvende leidraad van uw politieke handwerk mag blijven.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Sommige collega's lopen al zo lang en zodanig mee dat zij absoluut niet meer als nieuweling te boek staan, in ieder geval niet bij mij. Dan ben je verbaasd dat zij nog een maidenspeech moeten houden. Mevrouw Blanksma deed dat overigens op een heel goede manier; ik denk dat haar vader trots op haar zou zijn geweest, als hij hier vandaag was geweest.

Wij spreken vandaag over de MiFID, na een wetgevingsoverleg van afgelopen maandag. Dat was een uitgebreid overleg waarbij wij daarna schriftelijke antwoorden hebben gekregen op nog openstaande vragen. Ik dank de minister daarvoor. Wij kunnen nu tot een korte afronding van dat debat komen. De SP-fractie vindt dat nog twee hoofdpunten openstaan: het nationaal regime voor tussenpersonen en de transparantie voor andere financiële instrumenten.

Wij zullen waarschijnlijk kort na het herfstreces terugkomen op het nationaal regime. Maar evenals de CDA-fractie hecht de SP-fractie eraan dat de kostentransparantie er nu echt per 1 januari aanstaande komt. Wij gaan ervan uit dat de minister daarmee rekening houdt in de nog op te stellen ministeriële regeling.

De minister heeft in het wetgevingsoverleg al min of meer gezegd dat hij voelt voor het in opwaartse richting aanpassen van de deskundigheidseisen. De SP-fractie wacht wel af waar hij mee komt.

Bij de cliëntovereenkomst is van belang dat de precieze verantwoordelijkheid van de adviseur duidelijker vastligt en dat die niet ophoudt op het moment dat het advies gegeven wordt. Dit speelt zeker bij beleggingshypotheken, ook zonder dat er een beleggingsverzekering aan gekoppeld is. Als je voor een beleggingshypotheek in een beleggingsfonds stapt, dan kan het wellicht toch verstandig zijn dat na een aantal jaren iemand het advies geeft om te veranderen van fonds. Wat op enig moment wijsheid is, hoeft na een aantal jaren niet langer het geval te zijn. Die cliëntovereenkomst moet ook langer dan één jaar worden bewaard. Gemiddeld wordt bij hypotheken na vijf tot zeven jaar van huis veranderd en dan verandert vaak de hypotheek mee. Een hypotheek loopt in ieder geval zo'n 30 jaar.

Het andere belangrijke punt is de transparantie van andere financiële instrumenten. Mijn fractie heeft een amendement ingediend over obligaties en opties, omdat dat bij uitstek instrumenten zijn waarbij sprake is van een retail markt. Wij vinden dat de consument daar evenzeer recht heeft op die transparantie. Het verbaast mij dat de minister in het wetgevingsoverleg met de inschatting is gekomen dat dan de business uit Nederland verdwijnt. Van een aantal partijen hebben wij de inschatting gekregen dat het anders ligt. Wij handhaven het amendement dat wij op dit punt hebben ingediend.

Vervolgens wil ik nog iets zeggen over de gang van zaken met betrekking tot Dubai. Wij hebben nu twee voorbeelden gehad waaruit blijkt dat er soms geprofiteerd wordt van een vrijstelling voor professionele beleggers ten aanzien van bedragen boven de € 50.000. De SP-fractie is er voorstander van om die grens van € 50.000 te verhogen.

Dan blijft nog over het punt van de systematische internalisatie. Ik zou graag van de minister willen weten of hij kan bevestigen dat als een beleggingsonderneming voor of met een particulier handelt en internaliseert, deze voor en na de handel nog transparantie moet bieden over de prijs.

De heer Tang (PvdA):

Is het nu zo dat de SP opkomt voor de rijken in Nederland? Ik hoor u namelijk zeggen dat de grens van € 50.000 omhoog moet. U pleit ook voor transparantie bij optiemarkten. Daaruit spreekt bezorgdheid over degenen die op die markten beleggen. Bij optiemarkten denk ik altijd aan "toys for boys" of misschien moet ik "toys for nerds" zeggen. U wilt mensen die op de optiebeurs een gokje wagen in bescherming nemen. Ik zou eerder zeggen dat zij onder de kansspelbelasting moeten vallen.

De heer Irrgang (SP):

Ik vraag mij af of u ook zo over de aandelenmarkt denkt. Wij zijn inderdaad voorstander van bescherming van de consument, ook als het om meer dan € 50.000 gaat. In de wet wordt ervan uitgegaan dat er boven een bepaalde grens sprake is van een professionele belegger. RTL7 zendt met een vrij hoge frequentie reclamespotjes hiervoor uit. Daaruit blijkt dat men zich ook op niet-professionele belegger richt. Ik zou zeker niet willen beweren dat de mensen die naar de programma's van die zender kijken allemaal professionele beleggers zijn. Dus inderdaad, de SP komt ook op voor de rijken, maar niet alleen voor de rijken. Dat laatste is een verschil met sommige andere partijen.

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister en zijn ambtenaren voor de uitgebreide beantwoording. Ik denk dat de ambtenaren hard hebben moeten werken. Met de implementatie van deze richtlijn zien wij dat Europa ook een positieve rol kan spelen. De heterogene regelgeving in lidstaten staat de eenwording van financiële markten in de weg. Het is erg onhandig om met 27 verschillende regels te werken en daarom is het goed te begrijpen dat er voor harmonisatie is gekozen. Daardoor worden barrières geslecht en kunnen de financiële markten in Europa zich beter ontwikkelen.

Ik heb drie opmerkingen over de implementatie van de richtlijn. In de eerste plaats ga ik in op de administratieve lasten. Na de schriftelijke beantwoording is het mijn fractie nog steeds niet duidelijk hoe de minister de administratieve lasten in die sector denkt te beperken. Ik wijs erop dat tegenover een toename van de administratieve lasten ook voordelen voor bedrijven staan. Soms moet je een markt reguleren om haar goed te laten functioneren.

In de tweede plaats noem ik transparantie in verband met opties en obligaties. Mijn fractie sluit zich aan bij het verzoek van mevrouw Blanksma om dit Europees te regelen. Het valt mij overigens op dat de redeneringen in dit verband nogal speculatief zijn. Dat is mij trouwens al eerder opgevallen bij dit voorstel. Het voelt wat ongemakkelijk dat de minister, maar ook de Kamer, afwegingen moeten maken op basis van dit soort speculatieve argumenten. Ik druk de minister op het hart om, zeker bij het nationale regime, beter in beeld te brengen welke verschuivingen mogelijk zijn zolang er nog verschillen zijn in de regels voor producten en aanbieders van diensten.

In de schriftelijke antwoorden las ik dat er een positieve grondhouding is ten aanzien van het KiFID. Dat gaf mij niet meteen een warm gevoel. Wij zien graag dat buitenlandse aanbieders zich aansluiten bij deze geschilleninstantie, juist om de niet-professionele belegger te beschermen. Ik begrijp dat geschillen kunnen worden doorgeleid via FIN-NET. Volgens ons zijn echter niet alle buitenlandse beleggingsondernemingen verplicht aangesloten bij een geschilleninstantie. Hoe zit dat? Dit was namelijk een nationale kop die wij in Nederland erop zetten maar die niet in alle landen erop gezet zal worden. Het zijn immers maar liefst 27 landen.

Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om te zeggen waarom wij nadruk leggen op de bescherming van consumenten. Wij zien de financiële dienstverlener als een dokter. De patiënt weet niet wat hem of haar mankeert en wil dat eigenlijk ook niet weten, zeker niet als hij een hypochonder is. Hij wenst alleen maar een medicijn. Daarmee vergelijken wij financiële dienstverlening. Ik weet dat de minister de doelstelling heeft om het financieel bewustzijn te verhogen. Ik wens hem daarmee zeer veel succes maar ik heb er geen grote verwachtingen van. Daarom volgt de PvdA meer de lijn van een betere bescherming van de consument, soms ook tegen zichzelf. De heer Irrgang haalde de voorbeelden al aan: deze week de investeringen in Dubai, twee weken geleden de investeringen in Turkije. Die malafide praktijken komen voort uit onwetendheid en uit gebrek aan kennis en inzicht bij de belegger. Consumenten kun je daartegen in eerste instantie beschermen door hen te helpen. Dit kan op twee manieren. De ene manier is om de grens van € 50.000 naar boven te tillen. Dat is voor de PvdA zeker bespreekbaar. De andere manier is om het principe van "voorkomen is beter dan genezen" door te voeren. De PvdA zou graag zien dat er een telefonische vraagbaak komt waar mensen snel een vraag kunnen stellen en snel een antwoord kunnen krijgen. Dan worden al veel fouten voorkomen, ook voor beleggingen waarvoor er geen formele instellingen, geen bedrijven zijn. Het geval van Dubai had gemakkelijk voorkomen kunnen worden. Eén telefoontje was voldoende geweest om vast te stellen dat de investeerder niet ingeschreven was bij de Kamer van Koophandel. De Partij van de Arbeid verzoekt om deze opties te betrekken bij het komende algemeen overleg over de AFM. Wij zouden ze in ieder geval graag binnenkort op de agenda in de Kamer hebben.

De heer Irrgang (SP):

Nu begrijp ik het even niet meer, want ik dacht dat u mij verweet dat wij de rijken aan het helpen waren. Nu vindt u dat zelf bespreekbaar, geloof ik. U hebt ook nog een alternatief: men moet een telefoontje plegen. Maar u zegt zelf eigenlijk al dat men dat telefoontje ook niet naar de Kamer van Koophandel heeft gepleegd. Denkt u dat men dan wel die nieuwe telefoonlijn van u gaat bellen? Dat is toch geen realistische verwachting?

De heer Tang (PvdA):

Ik licht dit graag even toe. Wij kunnen de AFM er natuurlijk op af sturen. Daarvoor valt iets te zeggen, als blijkt dat ook niet-professionele beleggers boven die grens van € 50.000 acteren. Dat is inderdaad een zorg. Ik denk dat u en ik die zorg delen. Zo'n hulplijn moet snel toegang geven en dus laagdrempelig zijn. Bovendien moet zo'n lijn snel antwoord geven. Dat kan vrij eenvoudig. Er kan een netwerk achter zitten, een publiek-private samenwerking, waarin bijvoorbeeld fraudespecialisten meedoen. Dat soort mensen is heel goed in staat om aan de hand van een lijst van kenmerken te controleren of dit een malafide of bonafide investeringsobject is. Dat is eigenlijk het idee. Het gaat niet alleen om dit soort investeringsprojecten waarvoor inderdaad op RTL-Z wordt geadverteerd – wij moeten er eens over nadenken of wij daar niet iets aan moeten doen – maar ook om tante Truus die iets hoort van twee nichten die een goed idee hebben. Dat is iets wat wij met het ophogen van die grens niet aanpakken. Nogmaals, mijn centrale punt is dat dit voortkomt uit een gebrek aan kennis en inzicht. Dat kunnen wij misschien deels ondervangen door de grens op te hogen. Natuurlijk moeten wij daarover spreken, zeker als niet-professionele beleggers daardoor getroffen worden. De PvdA-fractie is echter ook op zoek naar andere snelle manieren om deze problemen tegen te gaan en de consument dus te helpen.

De heer Irrgang (SP):

De heer Tang zei dat verhogen zeker moet gebeuren als het om niet-professionele beleggers blijkt te gaan. Kan uit deze reclames niet al worden afgeleid dat het gaat om een bedrijf dat zich richt op niet-professionele beleggers en zou je niet moeten concluderen dat die grens blijkbaar omhoog moet?

De heer Tang (PvdA):

Het is geen toeval dat bedrijven die grens van € 50.000 opzoeken. Maar hoe hoog moet die grens dan wel zijn? Die vraag vind ik nog wat lastiger te beantwoorden. Daarover voeren wij graag het debat met de minister van Financiën. Wij moeten ons afvragen of dit het geschikte instrument is.

De heer Irrgang (SP):

Dat is een heel goede vraag. De heer Tang beantwoordt de vraag eigenlijk al: die grens moet omhoog.

De heer Tang (PvdA):

Dat is bespreekbaar. De PvdA heeft een voorkeur om eens te kijken naar alternatieven in plaats van weer de AFM in te schakelen. Ik heb altijd de woorden van de heer De Nerée tot Babberich in mijn hoofd. Volgens hem is de AFM zelfrijzend bakmeel dat zich maar blijft uitbreiden. Die overweging speelt ook mee in het debat. Maar het belangrijkste is misschien wel dat ik graag het debat wil voeren over meer dan een optie.

De heer Weekers (VVD):

Ik wilde het net hebben over het zelfrijzend bakmeel.

Is de heer Tang met mij van mening dat je moet oppassen om alles AFM-plichtig te maken en dat je ook moet bekijken waar de AFM zich vooral op moet concentreren? Er zijn mensen die meer dan € 50.000 te besteden hebben en dat bedrag kennelijk in een fonds willen stoppen dat gouden bergen belooft. Vindt de heer Tang niet dat deze mensen zelf moeten nadenken en zich beter moeten laten adviseren over wat zij met hun centen doen? Moeten wij niet met name de kleine beleggers beschermen?

De voorzitter:

Voordat u antwoord geef, wil ik eraan herinneren dat dit een afgeleide discussie is van het eigenlijke wetsontwerp. Ik sta nog een opmerking van de heer Tang toe, maar wil dit niet te ver laten uitdijen, ook gezien de tijd.

De heer Tang (PvdA):

De heer Weekers veronderstelt dat door betere informatie de niet-professionele belegger wel in staat zou zijn om de juiste overwegingen te maken.

De heer Weekers (VVD):

Nee, mijn stelling is dat zeker degenen die wat meer te besteden hebben zichzelf heel goed moeten informeren over waar zijn hun centen aan besteden, zodat zij niet op elke gouden berg afgaan. Dat is gewoon dom beleid.

De heer Tang (PvdA):

Wat de heer Weekers zegt, geldt zowel voor grote als voor kleine niet-professionele beleggers. Eigenlijk geldt voor iedereen dat hij moet oppassen. Daarin is dus geen onderscheid.

Ik begon met het financiële bewustzijn, omdat dit alleen niet genoeg is. Ik weet ook dat roken gevaarlijk is, maar toch rook ik nog steeds. Het betekent toch niet dat mensen geen fouten maken?

Wij zijn blij met de toezegging van de minister om het voorstel voor het nationaal regime in de Kamer te bespreken. Daarbij vraag ik mij wel af of de Kamer de overgangsregeling krijgt te zien en of duidelijk wordt gemaakt waarin die overgangsregeling verschilt van het nationaal regime.

Mevrouw Blanksma sloeg piketpaaltjes. Laat ik zeggen dat het kabinet nog wat huiswerk te doen heeft. Ik formuleer nog wat huiswerk voor de minister van Financiën. Dat geeft mij een fijn gevoel. Het gaat om een aantal punten. Er wordt met het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening gesproken. Ik ben blij dat ook de minister vindt dat de eisen strenger moeten. Ik noem ook de cliëntenovereenkomsten, waarbij het gaat om het vastleggen van rechten en plichten. Voor de PvdA geldt dit voor een langere periode. Mensen maken immers op dat ene moment beslissingen voor het leven. In de tussentijd verandert het leven echter. Eens in de zoveel tijd moeten die overeenkomsten dan ook worden herzien. Het gaat dus om meer dan de bewaartermijn. De overeenkomst moet zich uitstrekken over meerdere jaren. Het gaat ook over de beloning van adviseurs en bemiddelaars. Ons is nog steeds niet duidelijk waarom de eisen die aan MiFID's worden gesteld zo onredelijk zijn. Hopelijk kan de minister snel duidelijkheid geven over transparantie bij de bemiddelaars en over de vraag op welke termijn die transparantie er is.

Mevrouw Blanksma roerde al aan dat er een rare situatie ontstaat: het MiFID-regime, het beleggingsregime volgens de commissie-De Ruiter en het nationaal regime. Met deze verschillende eisen aan verschillende producten is de consument zeker niet gebaat. Hopelijk kan de minister deze verschillen in kaart brengen bij het overleg over het nationaal regime. Kan hij aangeven welke aanpak ertoe leidt dat deze verschillen op termijn verdwijnen? Dat moet in goed overleg met de branche en de bedrijven.

De fractie van de PvdA zal het wetsvoorstel steunen. Wij zijn blij met de discussie over het nationaal regime.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Ik heb afgelopen maandag tijdens het uitgebreide wetgevingsoverleg al gezegd dat de VVD-fractie de MiFID een belangrijke stap vindt naar een volwaardige Europese markt en financiële diensten. Zij onderschrijft de doelstelling dat de MiFID de transparantie en efficiency van de financiële markten bevordert, de concurrentie verbetert en dat belangrijke maatregelen worden genomen ter bescherming van de consument. Zij heeft aangegeven dat zij hecht aan een goede en tijdige implementatie van de MiFID en ik sluit mij wat dat betreft aan bij de woorden van mevrouw Blanksma in haar maidenspeech. Ik feliciteer haar overigens nog met haar maidenspeech. Zij heeft gezegd dat er uiteindelijk een zeer groot beroep van de markt op de Kamer is gedaan om ervoor te zorgen dat de vaart erin wordt gehouden. De markt wordt anders voor een fait accompli geplaatst en krijgt dan een enorme achterstand ten opzichte van de Europese concurrenten. Dan vervalt namelijk de mogelijkheid om grensoverschrijdende diensten te verlenen.

Het is zeer belangrijk dat het Europese paspoort per 1 november 2007 behouden blijft, wordt verleend. De onvolkomenheden die mogelijkerwijs nog in deze wet zitten, komen werkende weg wel naar voren via het meldpunt. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat dat meldpunt er inderdaad komt. Hij heeft schriftelijk nader verduidelijkt hoe dat meldpunt er uitziet. Wij zijn blij met zijn toezegging dat er onmiddellijk een noodverband wordt aangelegd, gevolgd door een ordentelijke wettelijke reparatie, op het moment dat er signalen binnenkomen dat er iets in de wet- en regelgeving belemmerend is en niet deugt. Dat neemt voor mijn fractie in ieder geval zeer veel zorgen weg.

Wij hebben afgelopen maandag ook gesproken over de nationale koppen. Ik heb daarbij aangegeven dat ik in principe geen nationale koppen wil bovenop de MiFID. Wanneer je de zaak echter verder onder de loep neemt, zie je dat er twee nationale koppen bovenop de MiFID-richtlijn zijn geplaatst. Ze sluiten aan bij het KiFID: het klachtenmeldpunt, de geschillencommissie, of hoe je die zou willen noemen. De minister heeft mij voor een dilemma geplaatst. Als deze twee maatregelen echt nodig zijn ter bescherming van de consument, waarom zitten ze dan niet gewoon in de MiFID-richtlijn? Waarom hebben de minister of zijn ambtsvoorganger in Brussel niet bepleit dat dit soort elementen in de richtlijn zelf zitten? Als het argument is dat de Nederlandse financiële instellingen daarmee een comparatief concurrentievoordeel ten opzichte van buitenlandse aanbieders krijgen, dan zullen instellingen zich daarvan bewust zijn. Zij zien dan zelf dat het van belang is om bij het KiFID te zijn aangesloten en daartoe overgaan op basis van vrijwilligheid.

De vraag is of je dit wetsvoorstel amendeert om de nationale koppen eruit te slopen. Consumentenbescherming is echter ook voor de VVD een hoog goed. Ik laat mij niet in de hoek zetten met de opmerking dat de VVD de consument niet wil beschermen. Tegelijkertijd constateer ik dat Nederlandse financiële instellingen kennelijk geen problemen hebben met deze nationale koppen. Dus waarom zou ik die er uitslopen? Als dit een wenselijke Nederlandse praktijk is, laten wij die dan ook maar wettelijk vastleggen. Ik volg daarmee dus de lijn van de minister. Ik meen wel dat de minister deze elementen in Europees verband dient in te brengen.

De minister heeft ook in reactie op vragen van onder meer de VVD-fractie gezegd dat hij op Europees niveau zou pleiten voor transparantieverplichtingen op andere financiële instrumenten, zoals de derivatenhandel, de optiebeurs en obligatieproducten. Ik heb een amendement gezien van de heer Irrgang waarmee wordt beoogd om dat punt nu al onder de MiFID te brengen. Ik heb in de schriftelijke voorbereiding en afgelopen maandag ook betoogd dat dat wenselijk zou zijn. Het antwoord van de minister plaatste mij echter voor een tweede dilemma: moet dit punt er nu wel of niet onder vallen? Nederland heeft een heel specifieke positie op het punt van de optiehandel. In tegenstelling tot andere landen wordt er veelvuldig door particulieren, door kleine beleggers, gebruik gemaakt van dit soort financiële instrumenten. Dat is in andere landen niet het geval. Wij vinden het wenselijk om de kleine belegger in dit soort producten te beschermen. Ik vraag de minister daarom waarom de particuliere belegger geen bescherming behoeft op dit soort producten.

Ik heb begrip voor het argument van de minister dat orderstromen zich mogelijk verplaatsen. Daarmee zou het paard achter de wagen worden gespannen. In Nederland functioneert de markt goed. Als die markt nadere verplichtingen wordt opgelegd en de markt zich vervolgens verplaatst naar andere Europese landen, dan zijn wij een stuk verder van huis. Ik ben dan ook geneigd om de minister te volgen in zijn belofte om zich in Europees verband in te spannen voor een regeling op dit punt.

Ik ben geschrokken van een mailtje dat ik tussen maandag en vandaag heb gekregen van de Nederlandse vereniging van banken. Deze onderschrijft enerzijds dat het onverstandig is om unilateraal, dus alleen in Nederland, transparantieverplichtingen op te nemen voor de optie- en obligatiehandel. Vervolgens geeft de vereniging echter aan zich in de afgelopen jaren met hand en tand te hebben verzet tegen het vastleggen van een en ander in een richtlijn. Het is van tweeën een. Als transparantieverplichtingen de handel verstoren waardoor deze zich gaat verplaatsen, dan moet niet alleen in Nederland zo'n kop erop worden gezet. De Nederlandse vereniging van banken moet echter wel het verzet staken als er een breed verzoek wordt gedaan voor betere transparantie voor dit soort producten. Via de minister roep ik de Nederlandse vereniging daarom op om zich in Europees verband sterk te maken voor een level playing field op dit terrein.

De heer Irrgang (SP):

De heer Weekers zegt dat hij wel begrip heeft voor het argument dat orderstromen zich kunnen verplaatsen. Nu doet zich echter het merkwaardige feit voor dat de partij die de optiehandel in Nederland voor een groot deel beheerst juist pleit voor unilaterale transparantie. Hoe beoordeelt u dat?

De heer Weekers (VVD):

Het punt is dat dat één marktpartij is. Ik heb het gevoel dat één marktpartij vraagt om nationaal een level playing field te organiseren. Andere marktpartijen vragen echter juist om niet uit de pas te gaan lopen met andere Europese landen omdat zij bang zijn dat de hele handel uiteindelijk verdwijnt. Ik wil hier niet scheidsrechter gaan spelen tussen de marktpartijen. Gelet op zijn opstelling is de minister uitermate constructief. Hij zorgt ervoor dat de Nederlandse positie in het algemeen goed is, dat de consumentenbescherming voorop staat en dat het paard niet achter de wagen wordt gespannen. Ik ben geneigd om de minister daarin te volgen. Ik vind het argument van de Nederlandse vereniging niet sterk omdat die enerzijds tegen een unilaterale regeling is en zich anderzijds steeds heeft verzet tegen een Europese regeling. Ik zie graag dat de minister de Nederlandse vereniging van banken verzoekt om hem te steunen in Europa in het kader van bescherming van de consument.

De heer Irrgang (SP):

Dat is ook de reden dat bijvoorbeeld de Consumentenbond daarvan voorstander is. Het argument van de minister is dat de handel dan wegloopt. Is de heer Weekers het met mij eens dat dit ook voor de optiebeurs zou moeten gelden op het moment dat de transparantieverplichtingen van toepassing zijn?

De heer Weekers (VVD):

In andere landen is er op dit moment nog geen optiebeurs. Ik kan mij voorstellen dat Euronext, dat in verschillende landen is gevestigd, vrij gemakkelijk in een ander land een platform opricht. Het gaat mij erom dat wij tegenstrijdige signalen uit de markt krijgen. De ene partij wil graag dat wij het nationaal regelen; de andere partij zegt dat het Europees moet worden geregeld. Ik ben geneigd, de minister te volgen om het Europees te regelen. Ik verzoek hem wel om daar wat kracht bij te zetten. Wij weten allemaal dat de molens in Brussel erg langzaam malen. Dat wordt nog eens versterkt wanneer wensen van de Kamer en de minister worden tegengewerkt vanuit belangenorganisaties die in Nederland opereren. Daarom zeg ik: minister, ik steun u, maar zorg dat u ook de Nederlandse brancheorganisaties meekrijgt om het in Europa te regelen. Volgens mij is dat de beste optie. Laten wij geen verdere nationale koppen erop zetten.

Voorzitter. Afgelopen maandag is uitvoerig gesproken over het nationale regime. Alles afwegende heb ik het volste begrip voor datgene wat de minister zegt. De groep van tussenpersonen bestaat uit 8500 mensen, waaronder assurantieadviseurs en hypotheekbemiddelaars, die wel wat in advisering doen inzake MiFID-producten, maar dat is maar een heel klein aandeel van het totaal aan MiFID-producten. Tegelijkertijd werken zij niet grensoverschrijdend, beheren zij geen geld van cliënten noch houden zij financiële instrumenten onder zich en ontvangen en geven zij alleen maar orders door. In wezen doen zij met name aan advisering. De minister wil daar de vrijstellingsregeling op loslaten. De VVD-fractie volgt dat, maar wel onder de voorwaarden dat de essentiële consumentenbescherming van kracht blijft. De minister heeft daarover een aantal behartigenswaardige opmerkingen gemaakt als het gaat over deskundigheid en over de toekomstbestendigheid van het advies. Ik ben wel benieuwd wie er straks ook echt onder gaan vallen. Wat dat betreft, sluit ik mij aan bij de vragen van collega Blanksma.

In dit kader heb ik een concrete vraag. Stel dat een financieel adviseur, een tussenpersoon, adviseert over een MiFID-product. Deze adviseur valt onder de vrijstelling, maar is wel AFM-plichtig. Vervolgens adviseert hij buitengewoon slecht over een van de producten die de heer Irrgang zojuist noemde, bijvoorbeeld dat Dubaigedoe, een teakplantage of een of andere fata morgana in Turkije. Hij heeft deze adviezen verstrekt; kennelijk heeft hij zich onvoldoende geïnformeerd over de vraag of het product überhaupt is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en wat voor substantie er achter die mooie beelden zit. Kan zijn AFM-vergunning worden ingetrokken? Wordt dat ook gedaan? Als de markt op een dergelijke manier zou kunnen worden geregeld, kunnen de uitwassen worden weggenomen waarover eerder in het debat is gesproken.

De minister heeft schriftelijk laten weten dat het nationale regime verder wordt uitgewerkt bij ministeriële regeling en niet via een algemene maatregel van bestuur. Daarom kan het ook niet worden voorgehangen in de Kamer. Ik vind dat een wat flauwe opmerking, want de minister zou zelf de grondslag kunnen creëren voor een AMvB door nu nog met een nota van wijziging te komen. Voor mij is dat niet echt nodig wanneer de minister mij toezegt dat hij een paar dingen doet. In de eerste plaatst is dit dat hij het zo snel mogelijk deugdelijk regelt. Op zich sta ik wel open voor een tijdelijke regeling, maar die wil ik wel zien. Ik vraag de minister dat toe te zeggen. Die tijdelijke regeling wil ik dan ook vóór 1 november zien. In de tweede plaats zou ik graag de toezegging hebben dat de definitieve regeling er toch zo snel mogelijk op volgt en dat deze ook van tevoren met de Kamer wordt besproken.

Met betrekking tot de transparantie en de provisieregels ben ik het eens met voorgaande sprekers. Mevrouw Blanksma heeft dit ook treffend verwoord. Ik vind ook dat op een gegeven moment door de bomen van verschillende transparantieregels het zicht op het bos wordt ontnomen. Ik vraag de minister om de Kamer te informeren over de hele transparantie en provisie, het liefst voor 1 november en anders zo snel mogelijk na die datum. Wat valt er precies onder het MiFID? Wat valt er precies te zeggen over de verzekeringsproducten of een beleggingsverzekering? Wij weten dat daarvoor per 1 januari de modellen van De Ruiter van toepassing worden verklaard. Op 1 oktober 2009 krijgen wij nog de adviesmatchafspraken. De minister gaat binnenkort met de branche spreken. Ik moet zeggen dat er heel wat sprongen voorwaarts zijn gemaakt. Ik wil niet nu aan de minister vragen om die transparantieregels die in oktober 2008 geïmplementeerd zullen worden, naar voren te halen. Het zou namelijk best zo kunnen zijn dat wij ook op dat punt het paard achter de wagen spannen. De De Ruiterregels ten aanzien van transparantie op een beperkt aantal producten, zijn namelijk veel beter en veel scherper. Ik heb wel behoefte aan dat complete overzicht.

Mijn excuses voor het feit dat ik wat over de opgegeven tijd ben gegaan, maar het gaat om wetgeving.

De voorzitter:

Daarom heb ik er ook niets van gezegd.

De heer Weekers (VVD):

Sta mij toe om nog een paar opmerkingen te maken. Ten aanzien van administratieve lasten sluit ik mij aan bij mevrouw Blanksma. Als ik haar goed heb begrepen, zegt zij dat het kabinet met de MiFID zorgt voor een aantal extra administratieve lasten. Deze zijn onvermijdelijk, want deze volgen uit Europese wetgeving, en zijn van belang in het kader van de consumentenbescherming. Het kabinet heeft toch het voornemen om ook in Europese verband een nadere administratievelastenverlichtingsslag te plegen. Ik vraag de minister van Financiën er dan ook voor te zorgen dat vooral de financiële sector daarvan profiteert. Daarmee wil ik andere sectoren niet op achterstand plaatsen, want het mag niet ten koste gaan van de bakker of de slager op de hoek. Het kan niet zo zijn dat de ene sector een hele bulk aan administratieve lastenverzwaring krijgt te verwerken, terwijl van administratievelastenverlichting uiteindelijk niets neerslaat in deze sector. Ik ondersteun daarom het pleidooi van mevrouw Blanksma.

Dan is er nog het punt van de twee vergunning van de MTF. Je kunt verder discussiëren over de manier waarop het in Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk is geregeld. Ik begrijp dat Euronext ook een andere lezing geeft van wat de minister schrijft over de Europese Commissie. Ik begrijp dat Euronext het als volgt vertaalt: het is duidelijk dat het hebben van een vergunning als beleggingsonderneming geen voorwaarde is voor een gereglementeerde markt die een MTF wil exporteren. Vrij vertaalt, zeg ik dat een dubbele vergunning kennelijk niet nodig is, terwijl de minister zegt dat dit wel nodig is. Ik vind het heel lastig om mij er zelf een oordeel over te vormen. Het gaat mij erom dat het netto-effect van toezichtlasten beperkt blijft en dat er geen doublure plaatsvindt van info-uitvraag en toetsing, ook niet ten aanzien van het doorlopend toezicht op de gereglementeerde markt die tevens een MTF onderhoudt. Er mag ook geen sprake zijn van dubbele kosten. Als de minister dat klip en klaar toezegt, dan ga ik met hem niet het gevecht aan over hoe dat precies in de kleine lettertjes moet staan, want dat is een veel te technische discussie voor dit moment. Overigens heeft hij dat maandag en in de brief al voor een deel toegezegd, maar niet voor het doorlopende toezicht.

Het is belangrijk dat wij de deadline van 1 november halen. Ik heb dit ook al doorgegeven aan mijn collega's van de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel moet immers ook nog met een noodgang door de Eerste Kamer. Ik herhaal de toezegging van de minister dat hij in een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling vast te leggen zaken die tot hogere administratieve lasten leiden, bijvoorbeeld de introductie van het Unique Client ID, eerst met de Kamer bespreekt. Dit hoeft van mij niet in het wetsvoorstel vastgelegd worden; een toezegging van de minister is voldoende.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Blanksma met haar maidenspeech. Daarnaast bedank ik de minister van Financiën en zijn medewerkers voor de snelle beantwoording en het vele werk dat is verzet om in een korte tijdsspanne dit wetsvoorstel voor te bereiden; petje af.

Het is noodzakelijk dat de MiFID snel wordt geïmplementeerd. De MiFID heeft als belangrijkste doel het bevorderen van een eerlijke, transparante, efficiënte en geïntegreerde financiële markt in Europa, met behoud van optimale beleggersbescherming. Beleggersondernemingen kunnen met een Europees paspoort hun diensten aanbieden in iedere lidstaat en hebben bovendien een keuze in het handelsplatform voor hun financiële instrumenten. Voor tussenpersonen die beleggingsadvies verlenen, zal een vrijstelling van de MiFID gelden. Voor hen zal per 1 november een overgangsregeling gelden. Net als de vorige sprekers zou de PVV-fractie graag zien wat deze overgangsregeling inhoudt om niet voor verrassingen komen te staan. Het is namelijk al heel snel 1 november.

Er geldt ook een nationaal regime. De minister geeft daar als argumentatie voor dat de organisatorische MiFID-verplichting te belastend is voor de meeste tussenpersonen vanwege hun kleinschaligheid. Daarnaast opereren de meeste tussenpersonen enkel op nationaal niveau. Geldt dat niet ook voor een aantal kleine beleggingsondernemingen dat niet grensoverschrijdend opereert? Zouden die ook gebruik kunnen maken van deze vrijstelling? Hoe ziet de toekomst met MiFID eruit voor kleine beleggingsondernemingen voor wie ook die organisatorische MiFID-verplichting een erg zware last is?

De MiFID-gedragsregels zijn wel volledig van toepassing op de tussenpersonen. Wat betekent dit voor de best executionregel? Hoe kunnen wij controleren dat tussenpersonen een integer beleggingsadvies verstrekken aan hun cliënt en dat dit niet is gebaseerd op een maximalisatie van provisie? De best executionregel is boterzacht. De minister schrijft dat er stringente eisen worden gesteld aan provisietransparantie en deskundigheid. Deze transparantie en deskundigheid vormen echter geen garantie voor integriteit. Hoe kunnen wij consumenten beschermen tegen bad practices?

De sector krijgt te maken met een aanzienlijke lastenverzwaring als gevolg van de MiFID. Geschat wordt dat de structurele lasten met 25 mln. zullen stijgen en dat de eenmalige kosten 106 mln. bedragen. Dat is nogal wat. In hoeverre verandert de kostenstructuur van de Nederlandse beleggingsondernemingen door de introductie van de MiFID? Wat betekent dit voor onze concurrentiepositie? Dat zal misschien in mindere mate gelden voor Europa omdat alle lidstaten te maken krijgen met deze lastenverzwaring, maar hoe het zit het internationaal? Wat betekent dit voor onze consumenten? In hoeverre stijgen de transactiekosten voor consumenten door deze hoge lastenverzwaring? Zijn de effecten op termijn bekend van de invoering van MiFID in Europa? De minister stapte daar gisteren in zijn beantwoording vrij gemakkelijk overheen door de stellen dat deze lastenverzwaring zal worden gecompenseerd door een merkbare reductie in administratieve lasten. Hij laat hierbij in het midden of deze reductie ook merkbaar zal zijn voor de financiële sector. Met andere woorden: het is duidelijk dat deze sector een gigantische lastenverzwaring voor haar kiezen krijgt. Het valt echter nog te bezien of dit wordt meegenomen in het reductieprogramma algemene lasten van dit kabinet. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de implementatie van MiFID een aanzienlijke verzwaring in administratieve lasten voor de financiële dienstverlenende sector met zich zal brengen;

overwegende dat deze financiële sector voor Nederland van groot belang is;

overwegende dat de regering zich tot doel heeft gesteld, de administratieve lasten voor burgers en ondernemers in de komende kabinetsperiode met 25% te reduceren;

verzoekt de regering om de administratievelastenverzwaring waar de financiële dienstverlenende sector mee wordt geconfronteerd als gevolg van MiFID, zo veel mogelijk te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31086).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik vertrouw erop dat, zoals de minister in de brief van gisteren schrijft, de toezichtskosten voor Nederland vergelijkbaar zullen zijn met die in andere lidstaten. Met andere woorden: dat wij daardoor in de toekomst geen concurrentienadeel ondervinden. Ik hoop niet dat wij over een paar jaar met spijt terugkijken naar deze snelle, overhaaste actie. Ik hoop dat dan ook niet blijkt dat wij weer het braafste jongetje van de klas in Europa waren.

De vergadering wordt van 19.18 uur tot 19.30 uur geschorst.

Minister Bos:

Voorzitter. Ik zal mijn best doen om op alle resterende vragen een afdoende antwoord te geven. Ik kan niet garanderen dat het er ook allemaal in één vloeiende lijn en goed gestructureerd uitkomt, maar als wij aan het einde van het debat kunnen concluderen dat alles op enig moment de revue gepasseerd is, hebben wij gezamenlijk heel wat voor elkaar gekregen. Ik zeg dit ook aan het adres van uw Kamer. Er is al vele malen gewezen op de snelheid van behandeling en de korte voorbereidingstijd. In de laatste etmalen hebben wij ons allen weer over nieuwe informatie moeten buigen. Ik dank de sprekers voor de dankwoorden die zij aan ons adres hebben uitgesproken. Ik retourneer die dankwoorden nadrukkelijk aan de Kamer, die zich ook zeer constructief in dit proces heeft opgesteld.

Ik begin met enkele vragen over transparantie op andere markten dan die door deze richtlijn worden bestreken. De heer Weekers heeft ten principale de vraag gesteld waarom consumentenbescherming niet een zwaarwegend argument is – ongeacht wat zich in andere landen voordoet – voor een zwaarder regime van consumentenbescherming in bijvoorbeeld optie- en obligatiemarkten. Ik ben het eens met zijn woorden over de vraag of er een goede casus is om in Europees verband actief consumentenbescherming te bepleiten en ook Nederlandse belanghebbende partijen ervan te overtuigen dat dat een goede zaak is. Ik zeg toe dat ik dat pleidooi in Europa zal voeren. De reden dat wij van mening zijn dat wij dit niet in één land moeten doen, is dat wij ervan overtuigd zijn dat de consument daarmee niets opschiet. Als men in één land de consumentenbescherming vergroot maar de business gaat naar een ander land, is de consument aan het einde van de dag nog net zo onbeschermd, omdat de aanbieders gewoon vanuit een ander land, met een ander toezichtregime, het product aanbieden, maar dan is de business wel bij ons weg. Daardoor verbeter je de bescherming van de consument dus niet, terwijl je wel interessante economische activiteiten kwijtraakt. Daarom hebben wij ervoor gekozen om dit punt liefst Europabreed te regelen. Ik zeg nogmaals toe dat ik mij daarvoor ook in Europees verband zal inzetten. Ik heb afgelopen maandag al toegezegd dat ik in december aanstaande een eerste update zal geven hoe ver wij op dit punt zijn in Europa.

Enkele leden hebben gevraagd of het dan helemaal niet gereguleerd is wat er in de markten plaatsvindt. Dat is natuurlijk niet zo. Daarover hebben wij maandag ook al enigszins gesproken. Verschillende zaken zijn vanuit de algemene zorgplicht aan de orde die ook bij deze markten gelden. Wij hebben ook gesproken over het best execution principle, waarover mevrouw Blanksma heeft gevraagd of dit nu zacht is, dan wel of het consumenten enig houvast biedt. Ik houd overeind – wij zullen de praktijk op dit punt natuurlijk nadrukkelijk volgen – dat dit in de praktijk wel degelijk een aantal handhaafbare normen biedt, waarvoor de AFM het beschikbare sanctie-instrumentarium zou kunnen inzetten als men dat verstandig acht.

In het kader van de discussie over transparantie is ook gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de provisies. Ik kan toezeggen dat wij toe willen naar een volstrekte transparantie van provisies voor zover het MiFID-producten aangaat, waarop ik in mijn brief al min of meer heb gepreludeerd. Vervolgens gaat vanaf 1 januari aanstaande alles wat ik nu maar kortheidshalve aanduid als "De Ruiter" in. Daarnaast blijft nog een categorie complexe producten over die niet onder de eerste twee categorieën valt en waarbij in principe de datum van 1 oktober 2009 aan de orde is. Ik ben gaarne bereid om het overleg met de sector te hervatten en te bezien of die datum kan worden vervroegd. Ik stel mij voor dat ik de Kamer in december aanstaande zal berichten wat dat overleg oplevert en wat op dat moment het totale overzicht is voor de verschillende provisies bij verschillende producten en welke mate van transparantie wanneer aan de orde is. Dat lijkt mij geen enkel probleem.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Wij hebben de minister duidelijk verzocht om naar aanleiding van de discussie over het nationale regime ook duidelijk te spreken over de drie verschillende methoden van transparantie – MiFID, De Ruiter en de adviesmatch – omdat dit anders toch boven de markt blijft hangen. Als wij tot december zouden moeten wachten, lijkt mij dat rijkelijk laat, ook voor de markt.

Minister Bos:

Jazeker. Op het nationale regime kom ik straks terug.

De heer Irrgang (SP):

Ik dank de minister voor zijn toezegging dat hij wil proberen tot overeenstemming te komen om de adviesmatchafspraken met betrekking tot transparantie te vervroegen. Per 1 januari aanstaande treden als het goed is de modellen van De Ruiter in werking, met name voor de beleggingsverzekering. Is dit nu een harde deal? Kunnen wij erop rekenen dat dit ook gewoon gaat gebeuren per 1 januari aanstaande?

Minister Bos:

Bij mijn weten is 1 januari voor die categorie producten een harde deal. Mocht dat niet zo zijn, dan zal ik de Kamer daarover zo snel mogelijk informeren. Ik ga ervan uit dat dit een harde deal is.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Kent elk product een unieke transparantieconstructie, of krijgt een tussenpersoon een bepaalde commissie voor het ene product en een andere commissie voor het andere product? Kan dat niet variëren per tussenpersoon bij verschillende producten?

Minister Bos:

Ik zal graag de gelegenheid gebruiken om de systematiek nog eens uit de doeken te doen op het moment dat wij de Kamer bijlichten over de stand van zaken met betrekking tot transparantie rond provisies. Wanneer ik die heel snel probeer te formuleren, bestaat de systematiek niet primair uit het standaardiseren van de provisie, maar wel uit het standaardiseren van de manier waarop daarover informatie wordt verschaft. Dan kan het dus nog steeds bij verschillende aanbieders of voor verschillende producten op andere manieren worden geregeld. De consument kan op basis daarvan in ieder geval mede zijn oordeel vormen of hij een bepaald product of bepaalde dienst al of niet van iemand wil betrekken.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wat zegt de hoogte van de provisie nu eigenlijk over het product? Ik begrijp niet goed wat de minister met de transparantie van provisies wil bereiken.

Minister Bos:

In zekere zin is deze discussie al heel lang geleden gevoerd en afgesloten. Wij menen dat de consument er recht op heeft om te weten wat de dienst die hij betrekt, kost en wat de dienst van de bemiddeling kost. Op het moment dat geen onderscheid kan worden gemaakt tussen deze beide diensten wordt het voor de consument moeilijk om af te wegen wat precies de kosten en baten zijn op het moment dat hij besluit om een dienst al dan niet van een bepaalde bemiddelaar te betrekken. Als men twee hypotheken met elkaar vergelijkt en daarin een prijsverschil constateert, maar niet weet of het prijsverschil wordt veroorzaakt door een provisie die er tussen zit dan wel dat wordt uitgegaan van andere rendementen of rentestanden, wordt de consument niet goed genoeg geïnformeerd om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Wij willen dat de consument de keuze weloverwogen kan maken. Daarom trekken wij het uit elkaar.

De heer Weekers (VVD):

Ik ben het met de minister eens dat het er uiteindelijk om gaat dat de consument een weloverwogen keuze kan maken. Daarom moet hij niet alleen inzicht hebben in de provisie maar ook in de kosten die met het product samenhangen. Straks gaat een drietal regimes gelden. Per 1 november zullen wij het MiFID-regime kennen, per 1 januari de afspraken op grond van het rapport van de commissie-De Ruiter en op 1 oktober 2009 zullen wij het regime kennen dat ik maar kortheidshalve aanduid met het regime met de adviesmatch. U zegt in december meer helderheid te zullen verschaffen en dan te kunnen zeggen of het regime met de adviesmatch eerder dan op 1 oktober 2009 kan worden ingevoerd. Wilt u nagaan of het mogelijk is deze regimes veel meer inhoudelijk op elkaar af te stemmen en daarbij het hoogste niveau van transparantie in aanmerking te nemen? De meeste transparantie wordt naar mijn mening verkregen met het De Ruiterregime. Daarmee worden de kosten en de provisie transparant gemaakt, terwijl het regime met de adviesmatch maar gedeeltelijk kostentransparantie kent. Daarom vraag ik u het aspect van de transparantie van de verschillende regimes in aanmerking te nemen en om vervolgens in overleg met de marktpartijen tot de meest sophisticated vorm van transparantie komen. Daarover zouden dan zodanige afspraken moeten worden gemaakt dat de consument de beste keus kan maken.

Minister Bos:

Ik wil graag serieus op deze vraag ingaan. Ik zeg er wel bij dat de verschillende regimes om een bepaalde reden tot stand zijn gekomen. De specifieke afspraken die in het kader van de commissie-De Ruiter zijn gemaakt, hebben hun eigen geschiedenis. Ook de MiFID heeft een eigen geschiedenis. Alles wat daarbuiten valt, heeft ook een eigen geschiedenis. Met een geforceerde gelijkschakeling loop je het risico dat je de reden die er ooit was om de aspecten verschillend te behandelen, uit het oog verliest. Bovendien geldt nog iets anders. De afgelopen dagen hebben wij gezegd dat wij moeten oppassen en niet meer moeten doen dan met de MiFID van ons wordt gevraagd. Ik noem in dat verband: nationale "koppen", administratieve lasten, level playing field enzovoorts. Ik wijs op een mogelijke consequentie van de benadering van de heer Weekers. Je zou qua transparantie aan MiFID-producten hogere eisen kunnen stellen, omdat bij andere systemen en bij een andere categorie producten die hogere eisen ook gelden. De vraag is dan wel of de kosten en de baten uiteindelijk nog wel in verhouding tot elkaar staan. Ik reken erop dat wij de komende tijd nog wel een paar keer met elkaar praten over transparantie en provisie. Gebeurt dat niet in december, dan wel op een ander moment. Ik zou graag zien dat op het moment waarop dat goed kan, het systeem enige stabiliteit kent en wij datgene gedaan hebben wat gedaan moet worden. Dan kunnen wij echter het hele veld overzien en nagaan wat wij allemaal geregeld hebben. Dan kunnen wij ook bepalen of er nog mogelijkheden zijn voor verbetering van de doelmatigheid.

De heer Weekers (VVD):

Dat wil ik graag met u afspreken. Uiteraard zul je dan alle aspecten bij de beschouwing moeten betrekken, ook het aspect van de administratieve lasten. Ik was blij dat u aan het eind van uw brief schreef dat u binnenkort met de branche overleg pleegt. Wat ik dus eigenlijk vraag is: betrek het meest recente inzicht bij uw overwegingen om te komen tot verbetering. Ik meen dat wij deze afspraak nu hebben gemaakt.

Minister Bos:

Ja. Er is nog een aantal andere aspecten die te maken hebben met consumentenbescherming dan enkel en alleen de transparantie. Die betreffen bijvoorbeeld de geschillenbeslechting. Ik bevestig dat Nederland door het vasthouden aan de nationale "koppen", dus aan datgene wat komt boven op hetgeen de MiFID van ons vraagt, voorloopt op een aantal andere Europese lidstaten. Wij vinden dat goed voor de consumenten. De betrokken marktpartijen zijn daar in een groot aantal gevallen al lang aan gewend. Daarom vonden wij het ook alleszins verantwoord om uiteindelijk de keuzes in regelgeving vast te leggen. Ik ben nog wel bereid om in te gaan op datgene wat de heer Weekers naar voren bracht. Hij wilde consistentie. Hij wees erop dat ik consumentenbescherming belangrijk vind. Daarom zou er een cliëntenovereenkomst moeten zijn en de mogelijkheid van geschillenbeslechting. Zou het dan niet consequent zijn om daarvoor ook in Europees verband te pleiten? Volgens mij klopt die redenering. Ik zal die inzet graag meenemen richting Europa.

Er is gevraagd hoe wij in deze sferen omgaan met beleggingsondernemingen uit andere lidstaten. KiFiD heeft ons vandaag toegezegd dat ondernemingen uit een andere lidstaat met een Europees paspoort zich kunnen aansluiten bij KiFiD. De vraag van de heer Tang was nog een slag scherper: kunnen wij bevorderen dat dat gebeurt? Ik weet niet precies wat ik eraan kan doen, maar ik ben bereid met KiFiD en anderen in overleg te treden hoe wij concreet kunnen bevorderen dat buitenlandse ondernemingen die hier als aanbieder actief zijn zich aansluiten bij KiFiD, mede omdat die aansluiting voor Nederlandse ondernemingen verplicht is. Wij hebben er maandag al bij stilgestaan dat het niet louter nadelen met zich brengt, maar wellicht ook voordelen. Aanbieders kunnen dan tegenover hun cliënten volhouden dat, als de cliënt met die aanbieder in zee gaat, een eventueel geschil op fatsoenlijke wijze wordt beslecht. Om dezelfde redenen is dat wellicht ook interessant voor buitenlandse instanties. Niettemin zal ik kijken hoe dat actief kan worden bevorderd. Op dit moment hebben wij via FIN-NET al een internationaal netwerk waarlangs ook al het een en ander kan worden gedaan. Dat werkt echter alleen indien de desbetreffende buitenlandse onderneming in het land van herkomst is aangesloten bij een geschilleninstantie. Dan kan het netwerk van geschilleninstanties worden geactiveerd. Nederland loopt met zijn binnenlandse verplichtingen voorop in vergelijking met andere Europese lidstaten. Als een buitenlandse aanbieder ook in het land van herkomst niet is aangesloten, zal FIN-NET niet functioneren. Dit zijn al met al redenen om uw suggestie actief en welwillend op te pakken om te kijken of er manieren zijn om actief te bevorderen dat ook buitenlandse aanbieders zich in Nederland aansluiten bij KiFiD.

De heer Tang (PvdA):

Ik dank de minister zijn welwillende houding. Wil hij de Kamer rapporteren over de resultaten van het overleg met KiFID?

Minister Bos:

Zeker.

Er zijn vragen gesteld over het nationaal regime. Ik krijg de indruk dat er sprake is van een misverstand, wat ik misschien mijzelf moet verwijten. Een aantal leden heeft gevraagd om een specifiekere duiding van het overgangsregime. Het overgangsregime is de huidige regelgeving. Regelgeving die thans van toepassing is uit hoofde van de Wet financieel toezicht, een mooie wet die wij hier hebben gemaakt, blijft van toepassing op de groep die anders onder het nationaal regime zou vallen zolang die specifiekere vrijstellingsregeling niet daarop van toepassing is. Ik ben het ermee eens dat wij de periode waarin onduidelijkheid bestaat over de precieze uitwerking – wie valt er wel onder en wie niet, welke eisen worden wel gesteld en welke niet? – zo kort mogelijk moeten houden. Ik vraag u er begrip voor dat ik tot het eind van deze maand, op 31 oktober nog in de Eerste Kamer, bezig ben met het implementeren van deze wet. Daarna zullen al degenen die hier heel actief mee bezig zijn geweest al hun energie kunnen richten op het verder specificeren van het nationaal regime. Ik heb maandag gezegd: als u mazzel heeft, heeft u voor kerst duiding wat er onder dat nationaal regime valt. Ik ben bereid al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat u zo snel mogelijk na 1 november een brief van mij krijgt over de wijze waarop wij dat nationaal regime willen inrichten. Wij zijn dan in staat om er inhoudelijk over van gedachten te wisselen, zodat u mij kunt vertellen wat u er al dan niet goed aan vindt. Ook krijgt de markt dan zo vroeg mogelijk een indruk van wat men op dit punt kan verwachten. Vervolgens is het juridisch-technische werk nodig om het in de juiste regeling te gieten. Onze verwachting blijft dat die helemaal uitgewerkte regeling hopelijk voor het eind van het jaar zal kunnen gelden. Dat betekent dat wij een periode van twee maanden hebben, november en december, waarin het oude, puike regime van de Wet op het financieel toezicht geldt. Vroeg in november zullen wij, als het enigszins mogelijk is, met de Kamer over de inhoud van het nationale regime van gedachten proberen te wisselen. Zo snel mogelijk daarna zullen wij de regeling uitwerken en ervoor zorgen dat zij vóór het eind van het jaar picobello in orde is.

De heer Irrgang (SP):

Wij hebben een aantal organisatorische eisen genoemd die de consumentenbescherming ten goede komen. Deze eisen zitten in de MiFID, maar mogelijk niet in de huidige Wft. Wil de minister begin november vooraf aangeven waarom hij ze wel of niet wil overnemen?

Minister Bos:

Ik neem aan dat wij een debat zullen voeren over de brief die ik hierover ga sturen. Het hart van dat debat zal worden gevormd door de keuzes die wij maken over de MiFID-eisen die wij wel en niet overnemen in het nationale regime. De ratio van die keuze ligt in de vragen wat nodig is voor de consumentenbescherming en wat zich in andere sferen afspeelt. Het debat zal gaan over de vraag hoe wij de lijnen trekken. De Kamer kan vanuit dat perspectief opmerkingen maken in de trant van "u zegt nu wel dat dit bedrijfsorganisatorisch is, maar eigenlijk vind ik het een zaak van consumentenbescherming". Ik zal mij daarover dan graag verantwoorden.

Mevrouw Blanksma heeft zes eisen gesteld waaraan wij in redelijke mate tegemoet kunnen komen. De brief met een inhoudelijke duiding van de inrichting zal ik, zoals gezegd, zo snel mogelijk na 1 november sturen. Er zal absoluut duidelijkheid zijn over wie er onder valt. Wij gaan die deskundigheid naar DSI-niveau tillen. Wij willen volledige transparantie voor provisies van de MiFID-producten per 1 januari 2008 regelen. Voor die producten waar het niet kan, zullen wij het gesprek met de sector aangaan. Het stellen van lichtere organisatorische eisen is mogelijk, mits de continuïteit geborgd wordt. Over een verplichting van de cliëntenovereenkomst moeten wij met elkaar nog eens goed spreken. Orders moeten vastgelegd worden, dus in die zin is er altijd wel een noodzaak tot enigerlei vorm van vastleggen van wat een cliënt precies met een aanbieder contracteert. Over de mate van detail valt te discussiëren. Bij het nationale regime zullen wij erop terugkomen. Wat mij betreft wordt ook daar de discussie beslecht door antwoord te geven op de vraag in hoeverre de consumentenbescherming er wel of niet mee gediend is.

De heer Weekers kwam met een uitgebreide casus over de mogelijkheid dat de AFM overgaat tot het intrekken van een vergunning. Het antwoord op zijn vraag is: ja. In die specifieke casus kan bij een slecht advies de vergunning worden ingetrokken.

De heer Van Dijck vroeg of de redenering die wij gebruiken om bepaalde bedrijfsorganisatorische eisen aan tussenpersonen niet op te leggen vanwege de lasten waarmee zij geconfronteerd zouden worden, niet betekent dat kleine beleggingsondernemingen om dezelfde reden moeten worden uitgezonderd van de MiFID. Het grote verschil tussen tussenpersonen en kleine beleggingsondernemingen is dat tussenpersonen per definitie niet werken met geld van cliënten. Zij hebben dat niet in beheer. De bedrijfsorganisatorische eisen aan de kleine beleggingsondernemingen mogen wat ons betreft dus strenger zijn dan die aan de tussenpersonen. Dat nationale regime geldt dus wel voor de tussenpersoon, die niet werkt met cliëntengeld, maar niet voor de kleine beleggingsonderneming.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik weet niet om hoeveel kleine beleggingsondernemingen het gaat, maar dit kan natuurlijk wel gevolgen hebben. Moeten wij fusies tegemoet zien, omdat ze die tweehoofdige leiding en de compliance officer niet kunnen verhapstukken?

Minister Bos:

Wij hebben geen enkele indicatie dat dat het geval zou zijn. Dat is niet uit onze consultatie met marktpartijen naar voren gekomen.

De heer Irrgang stelde de heel specifieke vraag of een beleggingsonderneming die voor een cliënt handelt, transparant moet zijn over de prijs. De MiFID schrijft voor dat een beleggingsonderneming die buiten de gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit een transactie verricht in aandelen die ook op de gereguleerde markt of de multilaterale handelsfaciliteit worden verhandeld, dan transparant moet zijn. Dat betekent dan transparantie over de prijs, de omvang en het tijdstip van de uitgevoerde transactie, maar dat is dus wel allemaal transparantie achteraf.

Een aantal leden heeft gevraagd naar de problematiek van de administratieve lasten. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld de administratieve lasten te verminderen en dat betekent dat als er ergens iets bij gaat, het er op een of andere manier van afgehaald moet worden. Dat hoeft niet per se in dezelfde sector. Er wordt uiteindelijk gekeken naar wat er per saldo kabinetsbreed gerealiseerd wordt aan reductie van de administratieve lasten. Niettemin is het kabinet om een heleboel redenen bereid de komende tijd te kijken of een verdere reductie van administratieve lasten ook specifiek binnen de financiële sector, bijvoorbeeld gerelateerd aan de vraagstukken zoals wij die vandaag met elkaar hebben besproken, gevonden kan worden. Dat heeft niet alleen te maken met dit wetsvoorstel, dat leidt tot een toename van administratieve lasten, maar bijvoorbeeld ook met de activiteiten die wij ondernemen in de context van Holland Financial Centre en waar vraagstukken aan de orde zijn over versimpeling van regelgeving en over complexiteitsreductie. Ik zeg graag toe, met name in de richting van mevrouw Blanksma, dat dat gewoon een vast onderdeel van onze inzet hoort te zijn bij onderhandelingen in Europa. Wij toetsen hetgeen wij in Europa aan richtlijnen en anderszins over ons heen krijgen actief op wat dat met zich meebrengt in termen van adminis­tratieve lasten.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb misschien nog wel een suggestie daarvoor. Klopt het verhaal van die 185.000 bladzijden en dat je dan dertien uur op romansnelheid moest lezen om dat allemaal te kunnen verwerken? Als dat werkelijk waar is, dan leest natuurlijk geen hond dat meer. Daar lijkt mij nog wel wat administratievelastenverlichting mogelijk.

Minister Bos:

Wij kennen helaas nog een paar voorbeelden. Ik heb al eerder gezegd dat de Europese Commissie Nederland als voorbeeld neemt ,dat een aanpak van administratieve lasten mogelijk is en resultaten met zich mee kan brengen. In Nederland vinden wij het niet genoeg en wij gaan nog weer een stap verder en maken het nog verfijnder. Europa staat aan het begin van dat traject, maar beschouwt Nederland wel als modelland, mede door een aantal zaken die door mijn voorganger in gang zijn gezet. Wij blijven de Europese aanpak inzake reductie van administratieve lasten stimuleren. Wij weten allemaal dat een heleboel van de lasten die wij hier creëren, een afgeleide zijn van wat Brussel van ons vraagt. Als je dat probleem bij de wortel wil aanpakken, moeten wij echt in Brussel beginnen. En dat zullen wij doen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Zou het niet normaal zijn dat als je een sector extra belast met 25 mln., je ter compensatie diezelfde sector als speerpunt neemt om daarvoor juist specifiek iets te doen in het kader van lastenverlichting?

Minister Bos:

Ik begrijp uw redenering, maar dat zou in de praktijk echt onwerkbaar zijn. Je moet administratieve lasten reduceren waar dit het beste kan en waar de meeste ruimte ervoor aanwezig is. Uw redenering zou impliceren dat je ten aanzien van een sector in de Nederlandse economie waar een geweldig grote reductie van administratieve lasten kan worden bereikt, die reductie niet laat plaatsvinden, tenzij je op een andere manier de lasten weer verhoogt. Wij voeren regels in omdat wij vinden dat het goede regels zijn. Wij kijken per saldo wat het effect is op de lasten. Daarnaast pakken wij de onnodige, ondoelmatige en onnodig kostbare regels aan. Dat hoeft niet in dezelfde sector van de economie te zijn. Deze benadering lijkt mij voor onze gehele economie de meest verstandige. Los daarvan kan ik een aantal redenen noemen om de komende jaren te streven naar verdere reductie van de administratieve lasten, juist in deze sector.

De heer Tony van Dijck (PVV):

U wilt de administratieve lasten aanpakken op de plaatsen waar zij het meest merkbaar zijn. Daarmee loopt u het risico, uit te komen op goedkope succesjes. U zou ook moeten nagaan welke sector het meest last heeft van administratieve lasten.

Minister Bos:

Het is relevant om in ogenschouw te nemen of wij ergens extra administratieve lasten veroorzaken, maar daarbij spelen meer factoren een rol. Wij moeten bekijken waar het wegnemen ervan het gemakkelijkst is en waar dit het meeste effect heeft. Dat is niet noodzakelijkerwijs de plek waar je net een regel hebt ingevoerd die wat meer administratieve lasten tot gevolg heeft. De heer Tang wees er terecht op dat tegenover een regel die administratieve lasten veroorzaakt, vaak ook voordelen voor de betrokken bedrijven staan. Dat is zeker ook bij de implementatie van deze richtlijn het geval. Er komen administratieve lasten bij, maar tegelijkertijd wordt het voor ondernemers interessant om zich op een bepaalde markt te begeven omdat de transparantie en het level playing field worden verbeterd. Daarom maak ik graag een wat bredere afweging dan alleen per sector.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Ook bij mijn fractie staat de reductie van de administratieve lasten hoog op de agenda. Wij hebben een plan voor vermindering van de regeldruk voor bedrijven. Daarin is de input van de sector maatgevend. Bent u bereid om in samenspraak met de sector na te gaan waar de mogelijkheden tot vermindering van de regeldruk liggen?

Minister Bos:

Ja. Dat doen wij trouwens ook al. Ik zeg dit zeker niet om flauw te doen. Dit is een van de speerpunten van Holland Financial Centre. Wij realiseren ons dat er in deze sector de afgelopen jaren heel veel is gebeurd, zoals de invoering van de Wft. Dan is het goed om even bij elkaar te gaan zitten om te zien wat er is aangericht. Vervolgens kunnen wij nagaan of reductie van regels mogelijk is. Wij doen dit uiteraard mede op basis van de inbreng van de sector zelf. Hiermee kom ik trouwens heel dicht in de buurt van hetgeen de heer Van Dijck vroeg.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Kunt u ons rapporteren over de uitkomst van dit overleg?

Minister Bos:

Zeker.

In reactie op een vraag van mevrouw Blanksma kan ik toezeggen dat de AFM in het kader van het toezicht geen extra eisen zal stellen dan waartoe men op grond van de MiFID verplicht is. In mijn contacten met de AFM zal ik daarop toezien.

De heer Weekers heeft vraagtekens geplaatst bij de dubbele vergunningplicht. Ik meen dat hij uiteindelijk bereid is om onze interpretatie te steunen als wij kunnen aantonen dat er geen sprake is van dubbele kosten of dubbele toetsing. Het is op geen enkele wijze de bedoeling om instanties op te dragen twee keer hetzelfde werk te doen.

De heer Weekers (VVD):

Geldt dit ook voor het zogenoemde doorlopende toezicht van DNB en de AFM?

Minister Bos:

Ja.

De heer Weekers (VVD):

Dan ben ik tevreden.

Minister Bos:

Regels die alleen gelden voor de MTF, zullen uiteraard moeten worden nageleefd. Daarop zal toezicht worden gehouden. Die kosten zullen worden doorberekend. Er is geen doublure van toetsing en er zijn geen dubbele kosten, ook niet in het lopende toezicht.

Daarmee heb ik alles besproken wat strikt genomen over de MiFID ging. Ik wil heel kort iets over Dubai zeggen. De stelling die wij naar voren hebben gebracht, onder meer in persberichten, is niet dat iedereen die meer dan € 50.000 te beleggen heeft, geacht wordt een professionele belegger te zijn. Wel stellen wij dat iedereen die zo'n bedrag ter beschikking heeft, in principe ook de middelen heeft om professioneel advies in te winnen. Ik geloof niet dat gebrek aan kennis het grote probleem is. Ik voelde wel iets voor de argumentatie van de heer Tang op dit punt. In psychologisch opzicht is het interessante dat mensen eerder geneigd zijn om zich voor het aanschaffen van een auto van € 20.000 of€ 30.000 te verdiepen in wat daarbij komt kijken dan om een aanbieder van een complex financieel product voor een veel groter bedrag te checken. Daarover heeft de vorige voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten in een slotinterview in de Volkskrant gezegd – en hem citeer ik, zeg ik maar even nadrukkelijk – dat"tegen domheid uiteindelijk niets bestand is, ook geen goed toezicht".

Ten slotte wijs ik erop dat de grens van € 50.000 die hiervoor geldt, nadrukkelijk verband houdt met een Europese richtlijn, waarin dat bedrag voorkomt. Er komt dus een heleboel meer bij kijken om dat te veranderen. Daarop zal ik graag ingaan in antwoord op de schriftelijke vragen zoals die vanochtend over deze specifieke materie gesteld zijn door de heer Tang. Ik kan mij voorstellen dat wij slinks gebruikmaken van die beantwoording om in te gaan op het specifieke punt van de telefonische vraagbaak. Dan heeft de Kamer alle informatie waarmee wij in een later stadium met elkaar het debat verder kunnen voeren.

De heer Irrgang (SP):

Ik weet niet of u die woorden van de oud-voorzitter van de AFM voor uw rekening neemt...

Minister Bos:

Nou probeerde ik het zo tactisch te doen.

De heer Irrgang (SP):

U noemde het wel en daarvan gaat de suggestie uit dat u het ermee eens bent. Wij beschermen mensen wel tegen domheid onder € 50.000. In de praktijk wordt slinks ingespeeld op die grens van € 50.000 via reclames die gericht zijn op niet-professionele beleggers. Ligt het dan niet voor de hand om die grens toch te verhogen, zodat je meer in de categorie van de professionele beleggers terechtkomt?

Minister Bos:

Dat impliceert het nodige in termen van Europese richtlijnen. Daarop kom ik in de beantwoording terug. Er zijn twee redenen waarom wij zo'n grens relevant achten. Ten eerste kun je in zijn algemeenheid zeggen dat de kleinere sommen geld aan de orde zijn bij mensen met een lagere opleiding en een lager inkomen en de grotere sommen geld bij mensen met een hogere opleiding en een hoger inkomen. Dit is niet een-op-een waar, maar als je over grote aantallen vergelijkt, gaat het op. Die eerste categorie komt eerder in aanmerking voor consumentenbescherming. De tweede categorie heeft die bescherming iets minder nodig. Naarmate de desbetreffende geldsom kleiner is, kun je van de consument bovendien minder makkelijk verlangen dat hij zich professioneel laat adviseren, omdat aan dat professionele advies een prijskaartje hangt. Als de geldsom groter is, is het voor de wetgever legitiemer om te zeggen dat men ook een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat men zich kan veroorloven om professioneel advies in te winnen; dat hoeven wij dan dus niet te regelen.

Zo is die discussie gegaan. Zoals gezegd hangt dit samen met de Europese regelgeving. Over alle ins en outs daarvan zal ik in antwoord op de vragen van de heer Tang graag nadere informatie verschaffen. Ik zeg daar met een glimlach bij dat dit niet de eerste keer is dat deze kwestie hier aan de orde komt. Dan moet de Kamer maar even bekijken of dat aanleiding geeft tot verder debat.

De voorzitter:

Minister, mag ik u, voordat u afrondt, vragen om expliciet in te gaan op het amendement en de motie?

Minister Bos:

Dat was ik nu van plan. Dat was het enige wat ik nog over had.

De voorzitter:

Sorry.

Minister Bos:

Ik ontraad de aanneming van het amendement van de heer Irrgang. De inhoudelijke argumenten daarvoor zijn gewisseld. Ik geloof eerder in een Europese inzet; die heb ik ook toegezegd, met name in antwoord op vragen van mevrouw Blanksma, de heer Tang en de heer Weekers. De transparantie-eis gaat overigens ook in dit amendement uiteindelijk alleen op voor Nederlandse partijen. Je moet je afvragen of dat verstandig is en of dat de belangen van Nederlandse partijen dient.

De motie van de heer Van Dijck spreekt uit om de administratieve lastenverzwaring ten gevolge van MiFID zo veel mogelijk te beperken. Met die motie heb ik geen enkele moeite. Zij is een welkome aansporing om te doen wat wij geacht worden te doen.

Ik dank alle leden voor de snelle behandeling en mevrouw Blanksma voor haar indrukwekkende maidenspeech.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nu ik dit gehoord heb, zie ik geen reden om de motie aan te houden. Ik trek haar dus in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Tony van Dijck (31086, nr. 13) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

In tegenstelling tot wat te doen gebruikelijk is, zullen er morgen, donderdag, stemmingen plaatsvinden. Bij het begin van de middagvergadering zal er over dit wetsvoorstel, inclusief het amendement, gestemd worden.

Minister Bos:

Het is een goede gewoonte dat de indiener van het voorstel bij de stemmingen aanwezig is. Ik moet u helaas zeggen dat ik niet zeker weet of ik dat morgen red.

De voorzitter:

Wilt u dan uitstel van de stemmingen hebben?

Minister Bos:

Nee!

De voorzitter:

Ik dank de minister van Financiën voor zijn uitgebreide beantwoording en de leden van de Kamer voor hun bijdrage aan dit debat.

De vergadering wordt van 20.11 uur tot 21.15 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

Naar boven