Vragen van het lid Teeven aan de minister van Justitie over de explosieve stijging van winkelroof in Nederland, vooral door jonge daders.

De heer Teeven (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Vaste klanten van supermarkten en winkels zijn mooi, maar het is niet zo mooi als die vaste klanten, vaste rovende klanten worden. Het Algemeen Dagblad meldde gisteren dat het aantal overvallen op winkels explosief is gestegen. Dit baart mijn fractie alle lange tijd zorgen.

Veel belangrijker is de vraag wat wij hier nu eindelijk eens aan doen. De minister beleidt het lik-op-stukbeleid wel met de mond, maar kan hij laten zien welke maatregelen het kabinet in het afgelopen jaar heeft genomen en welke maatregelen het zal nemen? Vaak jonge overvallers, al vanaf 15 jaar, die steeds opnieuw recidiveren, terroriseren ondernemers en winkelpersoneel. Deze jonge overvallers mogen geen vaste rovende klanten worden. Preventieprojecten voor jonge criminelen in de grote steden blijken keer op keer te mislukken. Het is tijd dat het roer omgaat, om deze gluiperige en geniepige criminaliteit te bestrijden. Daarom de volgende vragen.

Herkent de minister van Justitie de tendens van stijgende overvallen met geweld op winkels in 2007? Herkent hij ook de tendens van het geringe succes dat met het jeugdstrafrecht en de jeugdzorg op dit moment wordt behaald? Past dit wel in de doelstellingen van dit kabinet? Is de minister van Justitie van mening dat de aanpak van geweldscriminaliteit en roofovervallen op winkels absolute prioriteit moet hebben, zeker gezien de gevaarzetting voor ondernemers, voor personeel en voor klanten? Is het Openbaar Ministerie dienaangaande geïnstrueerd dat dit soort geweldscriminaliteit prioriteit heeft? Is de minister van Justitie van mening dat ten aanzien van recidiverende daders vanaf vijftien jaar, die zich consequent bezighouden met geweldscriminaliteit en overvallen en die al eerder zijn veroordeeld, consequent en wettelijk verplicht het volwassenenstrafrecht zou moeten worden toegepast, onder het motto "wie zijn leven niet betert en zich steeds als volwassene bezighoudt met deze vorm van criminaliteit, moet ook als volwassene worden bestraft"?

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik dank de heer Teeven voor wat hij net heeft verwoord aan zorgen over de stijging van het aantal overvallen. In de detailhandel en de horeca hebben wij inderdaad te maken met een stijging, die mij evenzeer als de heer Teeven verontrust en waarin wij niet mogen berusten. Niet alleen omdat het een breuk is met de tendens van minder overvallen op detailhandel en horeca van de voorgaande jaren – ik kom dadelijk terug op mogelijke verklaringen daarvoor – maar ook omdat het een buitengewoon confronterende, akelige ervaring is voor de winkeliers, de caféhouders, de klanten en de gasten. Wij mogen dit niet zo laten voortgaan.

Degenen die bij politie en justitie werken, zijn zich daarvan evenzeer bewust. In een aantal politieregio's zijn al concrete maatregelen genomen naar aanleiding van de recente stijging, die dus afwijkt van het beeld dat wij tot voor kort zagen. In Amsterdam en Rotterdam hebben zowel de lokale overheid en het bedrijfsleven als de politie al maatregelen genomen om het tij te keren. Dat zit voor een deel in preventie, maar natuurlijk ook in het snel reageren. Ik doe dus ook niets af aan het belang van een straf die snel op het feit volgt, en zeker ook niet aan de aanpak die wij aan de Kamer hebben geschetst, met de Kamer hebben besproken en waarvoor wij de instemming van de Kamer hebben gekregen in het kader van het project Veiligheid begint bij voorkomen. De aanpak in deze regio's zal hopelijk ook navolging krijgen in andere regio's waar het aantal overvallen is gestegen. Ik wijs op de constatering van de landelijk overvalcoördinator dat het aantal overvallen absoluut het hoogste is in Amsterdam, maar ook in Twente, Flevoland en Brabant-Noord zien wij aanleiding voor zeer gerichte extra aandacht.

Dat betekent dat wij moeten intensiveren en dat wij goed moeten kijken wat de verklaring hiervan is. Dat vergt een nadere analyse. Ik heb opdracht gegeven om die uit te voeren. Het betekent ook het bestuderen van concrete zaken waarin het zich heeft voorgedaan. Het is denkbaar dat het gaat om een verplaatsing naar overvallen van datgene wat zich voorheen als straatroof manifesteerde. De straatroof is gelukkig verder gedaald in dezelfde periode, maar dat betekent niet dat wij daarmee ook maar enigszins gerustgesteld zijn. Integendeel, hier moet zeer actief op worden gereageerd. Dat heb ik in onze organisatie ook zo uitgezet.

De heer Teeven vroeg naar het inzetten van het volwassenenstrafrecht ten aanzien van jeugdigen tussen de, als ik het goed begrijp, 12 en 15 jaar. Was dat zijn gedachtegang?

De heer Teeven (VVD):

Neen, mijn gedachtegang was om dat voor verdachten vanaf vijftien jaar te doen, dus voor de 15-, 16- en 17-jarigen.

Minister Hirsch Ballin:

Dan blijven wij dus binnen de kaders van de wet, prima. Voor hen geldt dat er per geval moet worden bekeken wat de meest effectieve strafrechtelijke reactie is. Dat is het systeem van ons Wetboek van Strafrecht. Daarin moeten ook de mogelijkheden een plaats krijgen om alsnog iets te doen in de sfeer van opvoeding, ook in striktere kaders. Zeer onlangs is in de Eerste Kamer aanvaard de Wet gedragsbeïnvloedende maatregelen jeugdigen, ook met steun hier in de Kamer van de heer Teeven en zijn fractie. Die maatregelen moeten wij blijven inzetten, vooral ook omdat in onze aanpak geen enkele van de probleemveroorzakende jeugdige overvallers buiten de netten van politie en justitie mag blijven.

De heer Teeven (VVD):

Ik hoor dit nu al een jaar of anderhalf. De essentie van de vraag die ik aan de minister heb gesteld is volgens mij niet beantwoord. Projecten om jeugdige criminelen op het rechte spoor te krijgen mislukken in de grote steden. Er zijn meer recidiverende jonge verdachten in de leeftijd van 15, 16 en 17 jaar die zich aan geweldpleging schuldig maken. De concrete vraag luidt: is de minister het eens met de VVD-fractie dat het wettelijk verplicht moet zijn om dergelijke mensen gewoon als volwassenen te berechten? Dan krijgt de rechter de mogelijkheid om meer dan twee jaar gevangenisstraf op te leggen aan dit soort mensen van 15, 16 en 17 jaar, die als volstrekt volwassenen criminele feiten plegen, waar veel geweld bij wordt gebruikt en waarbij de slachtoffers bijzonder worden geïntimideerd.

Minister Hirsch Ballin:

Ik vind dat de vragen van de heer Teeven nu een beetje buiten de realiteit van de straftoemeting gaan. In het volwassenenstrafrecht komen wij voor feiten die voor de eerste keer worden gepleegd helemaal niet over de grens heen die voor het jeugdstrafrecht geldt. Voor jeugdige recidivisten is inderdaad een straffere aanpak nodig, maar daarvoor hebben wij nu juist nieuwe wettelijke mogelijkheden gecreëerd. Je kunt van een wet die nog maar net tot stand is gekomen en die pas op 1 februari van dit jaar in werking is getreden, niet zeggen dat die niet aan het doel heeft beantwoord. Daar is geen sprake van. De inzet van ons beleid voor de komende jaren is dat wij een straffe en krachtige aanpak op dit terrein voorstaan. Er mag absoluut geen twijfel over bestaan dat wij die ook in praktijk zullen brengen.

De heer Kamp (VVD):

De minister zegt dat een straffe, krachtige aanpak in praktijk wordt gebracht. Ik was onlangs nog op een school in Amsterdam, waar iemand rondloopt die een gewapende roofoverval heeft gepleegd. Hij krijgt een proces-verbaal en gaat de volgende dag weer gewoon naar school. Hoe kunt u nu zeggen dat er een straffe, krachtige aanpak is, wanneer gewapende roofovervallers gewoon op een vmbo rondlopen?

Minister Hirsch Ballin:

Ik meen dat de heer Kamp onlangs een school in Slotervaart heeft bezocht; ik heb hem daarvan ook elders verslag horen doen. Hij heeft heel veel nuance in zijn verslaglegging aangebracht. Ik stel het op prijs als hij mij gevallen wil aanreiken die absoluut niet kunnen. Die kan ik dan gebruiken in komende gesprekken. Zoals hij het hier vertelt, is dat zo'n geval, maar ik ken de details niet. De heer Kamp misschien wel, en dus houd ik mij zeer aanbevolen voor de bijzonderheden en dan ga ik er achteraan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De CDA-fractie maakt zich ook grote zorgen over de snelle toename van de winkelcriminaliteit, en met name over de jeugdigheid van de daders. In hoeverre is de minister het met de CDA-fractie eens dat de ouders moeten worden aangesproken, bijvoorbeeld ook civielrechtelijk? Ik heb het dan over de schade die aan de winkel wordt toegebracht. Vaker gaat het om meer dan het strafrecht alleen. Er is een landelijke overvalcoördinator, maar in hoeverre wordt zijn werk gevolgd door daadwerkelijke opsporing? Wordt er bovenregionaal goed samengewerkt?

Minister Hirsch Ballin:

De bovenregionale aanpak was gebaseerd op de veronderstelling dat het zou gaan om overvallers die zich van de ene naar de andere regio verplaatsen. Wij hebben nu aanwijzingen dat het eerder gaat om impulsieve ernstige criminaliteit. Dat vergt een andere aanpak. Daarin houdt de landelijke overvalcoördinator een rol, maar op die manier dat hij goede praktijken uit de ene regio ingang doet vinden in de andere. In Amsterdam is het probleem in absolute cijfers het grootste. De aanpak daar moet bijvoorbeeld ook worden toegepast in Twente en andere regio's waar zich gelijksoortige problemen voordoen.

Ik ben er zeer voor dat de ouders worden aangesproken. Onlangs is er bij de behandeling van de voorstellen die ik heb gedaan op het punt van de positie van de slachtoffers in het strafproces een amendement aangenomen op grond waarvan de ouders rechtstreeks worden aangesproken in deze procedure. Wij hebben bovendien andere plannen in voorbereiding, die zeer binnenkort de Kamer zullen bereiken, om ouders rechtstreeks aan te spreken op de manier die de heer Van Haersma Buma schetst. Op dit punt ligt er inderdaad een rol voor ouders. Wanneer de opvoedingssituatie tekortschiet, moet de confrontatie met de ouders worden aangegaan.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Problemen moet worden aangepakt waar ze zijn. Dan kun je een gerichte aanpak voorstaan. Een gerichte aanpak heeft het meeste resultaat. Ik heb langs een aantal mensen in de uitvoering even een rondje gemaakt. Wat blijkt? Zeg maar 98% van de jongeren waar het om gaat, is van Marokkaanse herkomst. Wist de minister dat? Dat is vraag een. Vraag twee is: wat te doen? Hier hebben wij eerder over gesproken. Jongeren van straat halen? Een verplichte heropvoeding geven en die betalen door de kinderbijslag van de ouders in te houden en de ouders op opvoedcursus te sturen? Volgens mij werkt een dergelijk totaalpakket.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw Verdonk verwijst naar het aanspreken van de ouders, waarbij inderdaad ook opvoedingsondersteuning op een of andere manier een rol kan spelen. Ik herhaal naar aanleiding daarvan wat ik net tegen de heer Van Haersma Buma zei. Wij willen de ouders ook rechtstreeks aanspreken. Eerder is voorgesteld om kinderbijslag in te houden. Ik weet niet meer of mevrouw Verdonk of haar vroegere fractie dat heeft gedaan. In ieder geval geldt daarvoor dat wij de problemen uiteraard willen verminderen en niet verergeren door problematische gezinnen ook in financiële problemen te brengen. Het financiële punt waar mevrouw Verdonk op doelt, komt wellicht in beeld bij wat wij wel kunnen doen: de schade in rekening brengen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Mijn vragen waren helder. Die gingen niet over de schade. Weet de minister over welke doelgroep wij praten?

Minister Hirsch Ballin:

Ja, zeker, dat weet ik heel goed. De schade rekenen wij financieel af, dus voor het daar om gaat, kan wat er via de kinderbijslag binnenkomt natuurlijk best een rol spelen, maar niet door een problematisch gezin verder in de problemen te brengen.

Mevrouw Verdonk heeft een rondje gemaakt om informatie over de oorzaken en achtergronden te vergaren. Wij weten dankzij onze algemene gegevens over criminaliteit dat Marokkaans- en Antilliaans-Nederlandse jongemannen in de criminele statistieken zwaar oververtegenwoordigd zijn. Daarop heeft bijvoorbeeld ook het beleid betrekking dat ik onlangs samen met mijn collega voor Wonen, Wijken en Integratie aan uw Kamer heb voorgelegd. Iets dergelijks geldt uiteraard ook voor de oververtegenwoordiging van jongemannen met een Marokkaans-Nederlandse achtergrond. Het rondje waar mevrouw Verdonk melding van maakte, zal trouwens toch wel iets meer moeten omvatten dan alleen dit gegeven. Vandaar dat ik heb gevraagd om dit aan de hand van concrete zaken na te trekken, toen deze cijfers beschikbaar kwamen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik heb de winkeliers gisteren over dit drama gehoord. Duidelijk is dat zij bijna wanhopig zijn over de toename van de overvallen, met name omdat zij zelf naar hun mening na zo veel jaar alles hebben gedaan om die zo veel mogelijk te voorkomen. De sanctie moet dus komen uit de straf die wordt toegepast. Ik heb de indruk dat degenen die van dit soort overvallen worden verdacht, heel snel terugkeren in de samenleving. De heer Kamp duidt daar ook op. Zijn voorbeeld bedoel ik alleen niet. Wel bedoel ik dat de straf vrij kort is. Ik heb de indruk dat niet altijd wordt gekeken naar de opeenstapeling van misdragingen die bepaalde verdachten aan de dag hebben gelegd. Alle deskundigen zeggen op dit moment dat opsluiting van vooral jongeren niet helpt. Nu de minister bijzondere maatregelen kan treffen, vraag ik hem wat hij gaat doen om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk iets met deze jongeren gebeurt als zij vastzitten.

Minister Hirsch Ballin:

Ik ben het er zeer met de heer De Wit over eens dat opsluiting alleen niet voldoende is. Opsluiting kan in de strafrechtelijke reactie wel een rol spelen. Zij moet helder, straf en krachtig zijn, zoals ik eerder zei. Het komt echter niet op opsluiten alleen aan. Daarom kennen wij ook de mogelijkheid van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, de PIJ-maatregel. Die kan twee jaar duren. In geval van geweldsgebruik kan die duur worden overschreden. Daarom bestaat de mogelijkheid van de gedragsmaatregel. Eerder verwees ik naar de zojuist in werking getreden wetgeving. Het type aanpak dat de heer De Wit net heeft geschetst, is ook het onze. Langs die lijnen werken wij verder. Wij hebben deze maand trouwens nog een overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven over de problemen in de horeca en de winkelcriminaliteit, de winkelovervallen. Dat beeld wijkt namelijk af van het over het geheel genomen afnemen van de overvallen. Zoals ik zei, nemen straatovervallen af. Wij moeten daar dus heel gericht naar kijken.

De heer De Roon (PVV):

Ik heb vorig jaar deze minister vijf keer met vragen geattendeerd op de criminaliteitsproblemen waarmee de middenstand te maken heeft: overvallen, ramkraken, georganiseerde bendes, enzovoorts. De antwoorden van deze minister getuigden niet van veel visie op dit probleem en al evenmin van veel daadkracht. Als de minister een veenbrand laat voortduren, wordt die vanzelf een uitslaande brand. Daarmee zitten wij nu.

Wij zitten verder in een omgekeerde wereld. Criminelen lopen in groten getale vrij rond, veel cellen staan leeg en winkeliers die zich nog durven verzetten, worden doodgewoon door de politie opgepakt. Minister, zet die zaken weer recht. Zorg ervoor dat zware criminelen die zich tegen de middenstand richten worden vastgezet tot hun berechting en niet meer tussentijds vrijkomen. Zorg er verder voor dat winkeliers die zich op een goede manier verdedigen niet worden gearresteerd. Laat hen desnoods uitnodigen voor een verhoor op het bureau, maar voer hen niet meer als boeven af.

Minister Hirsch Ballin:

Winkeliers die zich op een goede manier verdedigen, die dus binnen de grenzen blijven van wat wij mogen beschouwen als noodweer, worden niet lastiggevallen. Dit merk ik op in reactie op de laatste opmerking van de heer De Roon.

In zijn eerste reeks algemene kwalificaties herken ik mij absoluut niet. Ik neem aan dat de heer De Roon ook kennis heeft genomen van de manier waarop wij criminaliteit, waaronder dit soort criminaliteit, aanpakken. Dat is werk in uitvoering. Daarmee zijn wij bezig. Daar wordt hard aan gewerkt, niet alleen in het kabinet, maar ook door de mensen bij justitie, de politie, op de werkvloer bij de jeugdbescherming, door mensen die tijdig signaleren wanneer het met het leven van een jeugdige jongeman de verkeerde kant op gaat. Wij hebben daarvoor de veiligheidshuizen. Wij zijn bezig om ons land te voorzien van een landelijk dekkend netwerk daarvan. In de kwalificaties die de heer De Roon zojuist gaf, kan ik mij absoluut niet herkennen.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Roland Kortenhorst;

Gesthuizen, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven