Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 58, pagina 4090-4092 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 58, pagina 4090-4092 |
Vragen van het lid Van Hijum aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat werken voor Wajongers vaak niet loont.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Jonggehandicapten met een Wajonguitkering die gaan werken of die meer uren gaan werken, gaan er financieel vaak niet of nauwelijks op vooruit. Sterker nog, zij moeten soms zelfs geld inleveren. Dit blijkt uit een onderzoek van onder meer de CNV-jongeren en de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad, waarover wij de afgelopen dagen onder andere in het dagblad Trouw hebben kunnen lezen. Aan dat onderzoek hebben duizenden jongeren met een beperking meegewerkt. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste van hen ontzettend gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan. Zij willen dolgraag echt werken. Daarbij stuiten zij echter op drie knelpunten.
Ten eerste zijn de regels zo ingewikkeld dat jongeren vooraf vaak moeilijk kunnen inschatten wat de gevolgen zullen zijn als zij gaan werken. Ten tweede gaan zij er soms financieel op achteruit door de manier waarop het loon met de uitkering wordt verrekend. Zo kan het gebeuren dat een klein deeltijdbaantje soms financieel aantrekkelijker is dan een grotere deeltijdbaan. Ten derde moeten er door fouten van en vertragingen bij het UWV achteraf soms grote bedragen worden terugbetaald.
De CDA-fractie vindt dat gehandicapte jongeren volwaardig en naar vermogen moeten kunnen meedoen in de samenleving. Mijn vraag aan de minister is dan ook of hij de conclusies van dit onderzoek herkent en erkent en welke maatregelen van hem verwacht kunnen worden zodat werken voor deze groep ook gaat lonen.
Minister Donner:
Voorzitter. Ik ben verheugd dat de aandacht voor de problematiek van de Wajong nu ook bredere aandacht krijgt. Wij moeten ons ervan bewust zijn dat er verschillende problemen door elkaar lopen. Er is het probleem dat de instroom in de Wajong snel toeneemt. Verder is er het probleem dat het grootste deel van de mensen die in die uitkering zitten geen werk heeft. Tot slot is er de problematiek van mensen die wel arbeid hebben en vooral werken buiten de WSW-systematiek. Deze laatste groep is slechts zo'n 9% van de totale populatie in de Wajong. Op dit moment ben ik bezig om mij te oriënteren op de problematiek, ter voorbereiding van de nota over de wijziging in de Wajong die ik aan de Kamer heb toegezegd. In dit kader voer ik gesprekken met Wajongers. Ik spreek ook met medebewindslieden over bijvoorbeeld de aaneensluiting van onderwijs en Wajong.
Het bezoek dat ik gisteren aan de CG-Raad bracht, vormde een onderdeel van mijn oriëntatie. Daar werd mij het rapport aangeboden waarover de heer Van Hijum mij aansprak. Ik heb toen ik dit in ontvangst nam direct geantwoord dat ik een aantal problemen herkende die in het rapport zijn beschreven. Dat zijn problemen die op dit moment worden meegenomen in de voorbereiding van en de discussies over de vraag op welke punten er gewijzigd moet worden.
Een van de hoofdconclusies van het rapport is dat het er bij mensen in de Wajong vaak niet primair om gaat dat men wil werken vanwege het inkomen dat men krijgt. Men wil werken om op die wijze aan de samenleving deel te nemen. Dat is een belangrijk uitgangsgegeven, ook voor de vraag hoe de wijzigingen binnen de Wajong moeten worden aangepakt.
Dit laat onverlet dat het rapport wijst op een aantal knelpunten waar men tegenaan loopt. Ik heb aangegeven dat ik op basis daarvan onmiddellijk het gesprek met het UWV zal openen, bijvoorbeeld over het versneld terugbetalen en over het verminderen van de mogelijkheden, zodat het probleem zich minder voordoet. De regelingen zijn ingewikkeld. Bezien moet worden op welke wijze bij informatie sneller een beeld kan ontstaan hoe veel iemand erop vooruitgaat als hij gaat werken. Dat men er bij een kleine deeltijdbaan meer op vooruitgaat dan bij een grote deeltijdbaan, is inherent aan de systematiek van de Wajong. De Kamer heeft een armoedeval of een uitkeringsval willen voorkomen door de eerste 20% vrij te laten en niet in mindering te laten komen op de uitkering. Zolang men dus onder 20% van het minimumloon blijft, krijgt men de volle uitkering. Dat zijn de kleine banen. Zodra het groter wordt, wordt het gecompenseerd met de uitkering. Onderdeel van de oriëntatie is een glijdender schaal, zodat men van iedere bijverdiende euro een deel behoudt, terwijl het andere deel in mindering op de uitkering wordt gebracht. Dat vergt een wijziging van de regelgeving, hetgeen onderdeel is van wat er voorbereid wordt.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de duidelijke antwoorden. De conclusies van het onderzoek zal hij ter harte nemen en betrekken bij de plannen die voor de zomer naar de Tweede Kamer zullen worden gestuurd. Ik snap dat een aantal vragen, bijvoorbeeld die naar het verrekenen van de uitkering met het loon, moet worden betrokken bij de discussie over de toekomst van de Wajong. Het rapport bevat echter ook een aantal conclusies en aanbevelingen die op kortere termijn kunnen worden opgepakt. Ik wijs op het scheppen van duidelijkheid en het verbeteren van de informatievoorziening over de regelgeving. Vaak wordt het zicht belemmerd op de vraag of men er al of niet op vooruitgaat als men werk aanvaardt. Ik noem ook de duidelijkheid over de vervoersvergoeding die in de ene regio wel en in de andere regio niet wordt toegekend. Verder wijs ik op het gesprek met werkgevers over het aanbieden van qua tijd en qua arbeidsomstandigheden aangepaste werkplekken. Is de minister bereid om op korte termijn met een aantal van deze zaken aan de slag te gaan en de Kamer daarover te informeren?
Minister Donner:
Voorzitter. Uit mijn antwoord in eerste termijn had de heer Van Hijum in die zin kunnen begrijpen, dat mijn antwoord op deze vraag positief is. Ik ga er niet van uit dat de wereld met nota's en wetgeving verandert. Het gaat erom hoe het in de praktijk functioneert. Ik moet ook benadrukken dat ik tijdens mijn werkbezoeken – gisteren was ik in Gouda – constateer dat op tal van punten al lang veranderingen in gang zijn gezet, ook door werkgevers die aparte werkplekken creëren. Dit is geen proces dat ik in Den Haag met één pennenstreek in het algemeen kan regelen. Dat moet primair ter plaatse gebeuren. Daarbij is het inderdaad de vraag hoe een en ander kan worden bevorderd zonder dat de hele wetgeving verandert. Kortom, daar waar dat mogelijk is, wordt parallel aan het proces van wetgeving en notavoorbereiding gewerkt om de punten die de heer Van Hijum noemt te verbeteren. De wetgeving kan dan meer de afsluiting van het proces zijn dan het begin van het proces.
De heer Ulenbelt (SP):
Vorige jaar schaarde minister zich bij degenen die van mening waren dat de problematiek inzake de uitkeringen voor de jonggehandicapten vergelijkbaar was met de problematiek bij de WAO. De minister is van plan om op dit vlak allerlei maatregelen te nemen. Het onderzoek wijst uit dat het overgrote deel van de jonggehandicapten graag wil werken. De minister sleutelt met het doel de toegang tot deze uitkeringen te beperken. Wat gaat hij nu doen om werkgevers ertoe te verleiden, te overreden of wat mij betreft zelfs te dwingen om deze jonge mensen werk te bieden?
Minister Donner:
Ik heb inderdaad aangegeven dat de problematiek van de instroom één deel van de problematiek is, ondanks het beeld dat men graag wil werken. Ik wijs erop dat dit onderzoek in die zin geen representatief onderzoek is. Dat wordt daarin ook aangegeven. Het is immers vooral een onderzoek onder degenen die werken. Op dit moment werkt 25% van hen: 15% werkt bij de WSW en 9% werkt in deeltijd op de reguliere arbeidsmarkt. De ramingen zijn inmiddels bijgesteld en komen nu uit op 450.000 Wajongers tegen 2050. In die zin wordt het beeld dat wij ook bij de WAO hadden bevestigd.
Dat laat onverlet dat de oplossing die de heer Ulenbelt aangeeft, namelijk om werkgevers te verplichten, in wezen geen antwoord is zolang de problematiek waar de heer Van Hijum op gewezen heeft er nog is: hoe krijg ik de Wajongers zelf over de drempel zodat zij werk kunnen vinden? Ik constateer in de praktijk dat tal van werkgevers daarbij intensief betrokken zijn, dat dit vaak een uitwaaierende werking heeft, dat dit afhangt van degenen die bij het UWV bezig zijn om dat te bevorderen en dat het op die wijze heel wel werkt. Ik meen dat dit proces vooral bevorderd moet worden. Dan heb ik een bredere basis om met werkgevers te praten over de vraag wat nodig is. Ondertussen moeten wij onverminderd doorwerken aan het omzetten van het Wajongsysteem omdat de bescherming die wij bieden, nu vaak een drempel vormt om aan de gang te gaan.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Wij weten allemaal dat de Wajongers dolgraag aan het werk willen. Het is al heel erg moeilijk om een arbeidsplaats te bemachtigen. En als zij deze al bemachtigd hebben, dan houden zij er ook nog vaak geen cent aan over. Als het echt tegenzit, moeten zij geld inleveren. In november heeft de Kamer hierover met de minister een overleg gehouden. Toen heb ik al indringend gevraagd om ervoor te zorgen dat het voor de Wajongers netto meer oplevert als zij aan het werk gaan. De minister neemt nu een paar kortetermijnmaatregelen. Kan ik erop rekenen dat de notitie van de minister van mei als uitgangspunt hanteert dat er voor de Wajongers één loket komt en dat zij er netto wat aan overhouden als zij gaan werken?
Minister Donner:
Ik heb net aangegeven dat één van de lijnen waarlangs wij op dit moment bezien hoe wij het systeem kunnen veranderen, inderdaad is dat men van iedere euro die men verdient, een deel overhoudt. Wat dat betreft heeft mevrouw Van Gent dus al antwoord gekregen. Op de andere punten gaat het er mij vooral om hoe ik het hele systeem meer kan richten op de ondersteuning van de opleiding en het werk. Dat zal zeker voldoen aan de verwachtingen wat betreft een ingrijpende verandering van de Wajong. Ik kom naar de Kamer met een nota over de voorstellen. Als de Kamer mij daarvoor de machtiging geeft, wil ik best alvast komen met wetsvoorstellen en de fase van discussie met de Kamer overslaan. Dan wordt het wat later, maar schiet het misschien wel op. Als de Kamer dat wil, moet zij dat laten weten. Ik heb nu te maken met een Kamermotie waarin per 1 mei een notitie van mij wordt gevraagd.
De heer Blok (VVD):
Voorzitter. Ik heb een vraag aan de CDA-fractie, die ontzettend teleurgesteld moet zijn door dit antwoord. De CDA-fractie vroeg om concrete maatregelen van deze minister. Dat was niet voor de eerste keer. Deze Kamer heeft al heel vaak om concrete maatregelen gevraagd. De Wajong is een belangrijk probleem. De minister heeft helemaal geen maatregelen toegezegd. Hij heeft nog een keer beloofd dat er een notitie komt, maar dat wisten wij al. De VVD heeft wel concrete voorstellen gedaan, die later ook zijn genoemd door het Centraal Planbureau en door de OESO. Wij hebben gezegd dat niet zoveel mensen op de leeftijd van 18 jaar voor de rest van hun leven moeten worden afgekeurd, maar alleen als echt duidelijk is dat zij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Wij hebben laten zien welke maatregelen je kunt nemen. Nu de minister geen concrete maatregelen noemt, kijk ik toch naar de CDA-fractie, die daar geen genoegen mee kan nemen. Wanneer komt het CDA met concrete voorstellen?
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Ik waardeer het natuurlijk enorm dat de heer Blok zo meedenkt. Wij hebben een motie ingediend om bij het kabinet af te dwingen dat wij voor de zomer een pakket maatregelen krijgen over het veranderen van de Wajong zodat wij zo veel mogelijk van die jongeren aan het werk krijgen. Mijn vraag aan de minister is of wij vooruitlopend daarop, op korte termijn, naar aanleiding van het onderzoek dat vandaag aan de orde is, een aantal zaken kunnen oppakken die daarop niet hoeven te wachten. De minister heeft dat volgens mij toegezegd, maar misschien kan hij dat nog een keer doen.
De voorzitter:
Als de minister dat volgens u heeft toegezegd, lijkt het mij mooi.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Het houdt allemaal niet over. Er zijn heel veel jongeren die aan het begin van hun werkzame leven met goede begeleiding aan een baan kunnen worden geholpen, maar die eigenlijk naar de Wajong worden geleid. Daardoor zitten zij helemaal vast en kunnen zij de droom om aan het werk te komen niet meer vervullen. Ik vraag de minister om ook te kijken naar het traject dat aan de Wajong voorafgaat. Jongeren die graag willen werken, maar die een arbeidshandicap hebben, moeten goed gecoacht en begeleid worden. Dat is het grote probleem met de Wajongers.
Minister Donner:
Mevrouw Koşer Kaya, dat was het onderwerp van het gesprek dat ik vanochtend heb gehad met de staatssecretaris van Onderwijs. Dat is een onderdeel van de aanpak van de problematiek. Het is niet een probleem dat begint op de leeftijd van 18 jaar, met de toepassing van de Wajongregeling, maar dat begint al eerder. De pseudoconcreetheid die de heer Blok bepleit, heb ik in de pers ook al betracht, in dezelfde mate waarin hij deze betracht. Het gaat er nu om handen en voeten te geven aan de ideeën die er tot nu toe zijn.
De heer Spekman (PvdA):
Er komt een nota naar de Kamer. Ik zou het prettig vinden als niet alleen wordt gekeken naar de rechtstreekse regelgeving die te maken heeft met de Wajong, maar ook met de indirecte regels waarmee men wordt geconfronteerd. In het onderzoek worden de toeslagen als voorbeeld genoemd. De huurtoeslag is een zeer belangrijke belemmering als het gaat om het organiseren van de armoedeval. Mijn concrete vraag aan de minister is om zich niet te beperken tot de rechtstreekse regelgeving voor Wajongers, maar ook in te gaan op de indirecte regels die wij met z'n allen hebben gemaakt.
Minister Donner:
Ik waarschuw ervoor dat wij het probleem zo gecompliceerd kunnen maken als wij willen. Het gaat nu primair om de vraag hoe wij de Wajongregeling kunnen aanpassen. Vervolgens is de vraag wat het effect van die aanpassingen is op andere regels. De toeslagenwetgeving die wij hebben opgezet, is nu juist bedoeld om de problematiek van de armoedeval tegen te gaan. Het onderzoek betreft de systematiek van de Wajongregeling die wij zelf hebben geschapen, waarbij wij de eerste 20% van de regeling vrijgeven als men gaat werken. Voor het overige zitten wij met de systematiek van huur- en ziektekostentoeslagen. Ik ben gaarne bereid om te bekijken hoe ik de verschillende regels doorzichtiger kan maken, zodat iemand informatie krijgt over wat hij erop vooruitgaat als hij meer gaat werken. Daar vroeg de heer Van Hijum ook al naar. Dat is een kwestie van transparantie, maar ik kan niet de hele wereld veranderen aan de hand van de Wajong.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20072008-4090-4092.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.