Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet, de Elektriciteitswet 1998 en enige andere wetten tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten, tot aanbrenging van wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en tot intrekking van diverse wetten die uitgewerkt zijn (31120).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. De Kamer spreekt vanavond met de minister over een zogenaamde veegwet. De CDA-fractie vindt dan toch wel weer wat puntjes om met haar te bespreken. Allereerst wil ik de minister bedanken voor haar antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag op vragen van de CDA-fractie. Enkele punten heeft zij via de nota van wijziging aangepast, waarvoor de meeste dank. Op enkele andere vragen heeft zij een tevredenstellend antwoord gegeven. Ook dat is mooi.

Wij moeten hier nog wel wat meer duidelijkheid krijgen over de door het Europees Hof van Justitie opgelegde wijziging van artikel 13 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, destijds zeer terecht de OEPS genoemd. Daarbij ging het om regelgeving over de capaciteitsreservering. In juni 2005 heeft het Europees Hof bepaald dat artikel 13 OEPS in strijd was en is met de Europese regelgeving. Deze minister wist dat, maar haar ambtsvoorganger niet; daarom moeten wij haar nu aanspreken. Destijds is de OEPS-wet aangenomen. Toenmalig CDA-fractielid Van den Akker had daarbij een amendement ingediend dat nu juist op dezelfde manier was onderbouwd als de uitspraak van Europees Hof. Ik zou kunnen zeggen "zie je wel", maar dat doe ik niet.

Kernvraag is met welke ingangsdatum dit artikel uit de wet geschrapt moet worden. De minister geeft aan dat TenneT na de uitspraak van het Europees Hof het bewuste artikel niet meer heeft toegepast en dat dit voor haar afdoende is. De CDA-fractie is het met de minister eens dat grote terughoudendheid geboden is bij het met terugwerkende kracht aanpassen van een wet. Wij hebben overwogen om een amendement op dit punt in te dienen, maar hebben besloten dat niet te doen vanwege die terughoudendheid. Ik hoor wel graag van de minister welke consequenties het al dan niet met terugwerkende kracht laten vervallen van artikel 13 OEPS heeft. Daarbij doel ik op de financiële consequenties, maar ook op eventueel te verwachten procedures. Is wat nu gebeurt voldoende? Wordt Nederland niet bedolven onder allerlei nieuwe procedures omdat het wellicht de uitspraak van het Europees Hof niet naar de letter naleeft?

Een volgend punt is het volledig uitgewerkt zijn van alle bepalingen in de Aanwijzingswet Staatsgasbedrijf. De CDA-fractie is met name verbaasd over de uitspraak van de minister in de nota naar aanleiding van het verslag dat Gasterra noch Gasunie een overheidsbedrijf is. Het kan een definitiekwestie zijn. Wat Gasterra betreft heeft de minister gelijk, want het aandeel van de Staat in dat bedrijf is nu immers nog slechts 50%. Gasunie is echter voor 100% eigendom van de Nederlandse Staat. Waar komt dan die genoemde uitspraak vandaan? Het gaat de CDA-fractie niet om definities. Als er in Nederland echter nog een gasbedrijf zou zijn dat zou kunnen vallen onder die Aanwijzingswet – in die wet zijn allerlei zaken geregeld hoe daarmee om te gaan – wat is dan het gevolg van het totaal laten vervallen van die wet voor eventueel de Gasunie?

Collega Zijlstra en ik hebben een amendement ingediend op stuk nr. 11 over de ontheffing voor de aanwijzing van de netbeheerder van elektriciteits- en gasnetten. Ook daar komen wij bij een oud punt, waarbij een nog eerdere voorganger in deze Kamer, toenmalig energiewoordvoerder van de CDA-fractie Lansink een amendement heeft ingediend bij de eerste behandeling van de Elektriciteitswet. Daar werd de ontheffing om bij een particulier net een eigen netbeheerder te moeten oprichten, verruimd naar particuliere netten met een beperkt aantal aansluitingen, bedoeld om het centrale bedrijfsproces te ondersteunen. Een bekend voorbeeld hiervan is de NS. Ook andere bedrijven die op eigen terrein een elektriciteits- of gasnetwerk beheren, vallen hieronder.

Bij de Implementatiewet is dit lid plotseling geschrapt. De CDA-fractie zag en ziet daar de reden niet voor. Bij de behandeling van de Implementatiewet is dit even aan onze aandacht ontsnapt. Wij hebben het toen niet opnieuw opgevoerd, in de vorm van een amendement. Omwille van het verminderen van onnodige administratievelastendruk heb ik samen met collega Zijlstra het betreffende onderwerp alsnog in een amendement vervat. Wij kunnen daarmee veel onnodige rompslomp voorkomen voor bedrijven die op een beperkte locatie gevestigd zijn.

Door middel van een tweede amendement wordt de vrijstelling uitgebreid voor bedrijven die als gevolg van de specifieke, technische aard van hun werkzaamheden beschikken over grote aantallen kleine aansluitingen die onderdeel uitmaken van een fysiek geïntegreerde bedrijfsvoering, zoals het wetsartikel het noemt. Die lijst van activiteiten is echter limitatief. Het gaat bijvoorbeeld over mijnbouwkundige activiteiten of openbare verlichting. Het ingediende amendement strekt ertoe deze lijst uit te breiden met telecommunicatiebedrijven en exploitanten van kabelnetten. Het gaat om bedrijven die door het hele land op heel veel plaatsen langs de weg kleine kastjes hebben staan. De lantaarnpaal is een mooi voorbeeld, maar dit geldt ook voor de kabelkastjes of de KPN-kastjes. Deze worden nu allemaal apart als aansluiting behandeld. Zij krijgen een eigen rekening en moeten een adres hebben. Zij hebben dit adres niet. Elk KPN-kastje moet dus van een huisnummer en een postcode voorzien worden. Wij stellen in dit amendement voor om deze groepen van aansluitingen gezamenlijk, als één aansluiting te behandelen. Hierdoor perken wij ook voor deze bedrijven de administratieve lasten fors in.

Een laatste amendement betreft een technische verbetering met betrekking tot de omschrijving van aansluitwerkzaamheden die ook door derden verricht kunnen worden. Ten tijde van de Implementatiewet heeft de CDA-fractie hierover een amendement ingediend, dat vervolgens is aangenomen. Wij hebben echter verzuimd om naast lid 5 van artikel 16 ook lid 3 aan te passen. Wij brengen hiermee dus de terminologie in beide leden in overeenstemming. Zodoende kunnen zij in de jurisprudentie als een geheel worden aangemerkt.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ik vroeg mij zojuist met de heer Samsom af waar wij zouden zijn zonder de middenpartijen.

De VVD gaat akkoord met het voorliggende voorstel. Ik spits mij toe op de amendementen hierop. Ik zal zo meteen ook nog een ander puntje aan de orde stellen.

Het amendement-Hessels op stuk nr. 12 betreft de aansluitwerkzaamheden. Wij hebben de indruk dat over deze kwestie een bezwaarprocedure loopt tegen de NMa. Deze bezwaarprocedure gaat over de wettelijke taken van een netbeheerder. Wij vinden dit een heel belangrijke discussie. Klopt het dat er een bezwaarprocedure loopt? Zo ja, dan wachten wij deze graag af.

De heer Hessels (CDA):

Is het de heer Zijlstra bekend dat een van de bezwaarprocedures die op dit moment bij de NMa lopen, betrekking heeft op het aansluiten als zodanig, en niet op de term aansluitwerkzaamheden? Weet hij dat in lid 5 van artikel 16 al gesproken wordt van werkzaamheden om lid 3 uit te voeren? Dit staat dus bij de NMa absoluut niet ter discussie. De NMa heeft zelf aangegeven dat het goed zou zijn om de terminologie in overeenstemming te brengen.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat weet ik niet. Ik raak altijd een beetje verontrust op het moment dat een amendement wordt ingediend tijdens de behandeling van een veegwet dat over een compleet andere situatie gaat. Als dat amendement oorspronkelijk ook nog in elkaar blijkt te zijn gedraaid door het advocatenbureau dat in de bezwaarprocedure een rol speelt, gaat bij mij het sein op rood en vraag ik eerst aan de minister of dit goed zit of niet. Als het goed zit, ga ik misschien nog wel mee met de heer Hessels.

De heer Hessels (CDA):

Ik maak ernstig bezwaar tegen de insinuaties die de heer Zijlstra naar voren brengt. De CDA-fractie maakt haar eigen amendementen en is daar ook volledig verantwoordelijk voor. Wel is een veegwet bedoeld om kleine oneffenheden in de wetgeving op te heffen. Het gaat hier om een terminologische verandering. Een veegwet is daar perfect voor te gebruiken.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik heb niets geïnsinueerd. De heer Hessels is wel een beetje op de hoogte van IT. Als je kijkt bij de eigenschappen van een document, kun je precies zien waar het document oorspronkelijk is gemaakt. Het amendement is oorspronkelijk als Worddocument gemaakt door het genoemde advocatenbureau. Dat is voor ons een waarschuwingssein. Wij horen graag van de minister of wij dit goed of verkeerd zien.

Het amendement op stuk nr. 13 van de heer Hessels betreft telecommunicatie en kabelbedrijven. Mijn fractie deelt de intenties van dit amendement, zoals zij al eerder in een debat heeft laten weten. Wij leven echter ook in de veronderstelling dat de minister dit zal meenemen in het wetsvoorstel inzake het marktmodel. Klopt dat?

Het amendement-Hessels/Zijlstra gaat over de ontheffing voor de verplichting tot netbeheer. Wij kunnen een heel eind meegaan in de reactie van de minister hierop. Wij zien echter ook dat een bedrijf dat een activiteit uitbesteedt aan een contractor, al heel snel tot een netbeheersituatie moet overgaan; neem een raffinaderij in de Botlek. Dat is wat ons betreft niet de bedoeling. Het amendement strekt ertoe dat dit wordt opgelost. Zoals de heer Hessels al zei, moet worden voorkomen dat er allerlei onnodige lasten worden aangebracht. Wij zien het gevaar dat het netbeheer wordt bemoeilijkt, maar dat bezwaar is voor ons net niet zwaarwegend genoeg, omdat de individuele invloed op het net niet dusdanig groot is dat het tot ernstige verstoringen zou kunnen leiden.

Mijn fractie krijgt al tijden heel veel mails over de hoge voorschotten op energierekeningen. Zo kreeg ik vandaag een mailtje van de heer René Vaesen, die € 700 te veel aan voorschot heeft moeten betalen. De VVD-fractie vindt dit een slechte zaak. De hoge voorschotten leveren een rentevoordeel op voor de energiebedrijven. Dit verschijnsel is met name lastig voor mensen die een laag inkomen of een uitkering hebben. Zij moeten de eindjes al aan elkaar knopen; als zij dan ook nog een soort voorfinancier van de energiebedrijven moeten zijn, is dat geen goede zaak. Ook verstoren de hoge voorschotten de fragiele marktwerking op de elektriciteits- en energiemarkt. Als je overstapt van de ene energieleverancier naar de andere, word je geconfronteerd met een hoog voorschot. Dat is niet echt een aanmoediging om over te stappen. Het energiebedrijf gaat dan aan de veilige kant zitten, wat ik ook wel snap, want je kunt er beter geld aan verdienen dan dat je het moet inleveren. Zij gaan dan hoog zitten, wat niet goed is voor de marktwerking. Ook is er een financieel voordeel door de voorschotten: hoe meer klanten je hebt, hoe meer voordeel. Dit is niet in het belang van nieuwe toetreders. Is de minister bereid om de voorschotten, maar ook de tekorten, met rente te belasten? Dat zou een stimulans zijn om ervoor te zorgen dat de voorschotten zo correct mogelijk zijn, zowel bij de energieleveranciers als bij de afnemers. Wij horen graag of de minister bereid is om bijvoorbeeld de DTe te laten onderzoeken hoe het in de markt werkt met de voorschotten, welke invloed dat heeft op de marktwerking en of ons voorstel van rentebelasting een goede oplossing zou zijn.

De heer Hessels (CDA):

Waarover wil de VVD-fractie rente laten betalen? Is dat over het totale bedrag van de voorschotten of alleen over datgene wat te veel is betaald?

De heer Zijlstra (VVD):

Over het teveel.

De heer Hessels (CDA):

Dat kan dus pas aan het einde. Zou de consument dan ook rente moeten betalen over datgene wat hij te weinig heeft betaald?

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is correct.

De heer Hessels (CDA):

De CDA-fractie heeft met andere fracties – volgens mij was het zelfs Kamerbreed – bij de behandeling van de splitsingswet heel veel zorgen uitgesproken over de facturering en de afhandeling daarvan. Wij hebben toen een amendement ingediend – ook ondertekend door de VVD-fractie – dat behelsde dat de minister met regelgeving moest komen waarin de volledige afhandeling van de facturering zou worden geregeld. Het is goed dat de heer Zijlstra dit onderwerp weer op de agenda zet. Is het echter niet beter om er nu weer bij de minister op aan te dringen om snel met die regelgeving te komen? Dat zorgt ervoor dat wij mensen in bescherming kunnen nemen die misschien in de problemen zouden komen door de extra rente.

De heer Zijlstra (VVD):

De VVD-fractie vond en vindt dit een probleem en dat werd breed gedeeld. Wij hebben een idee voor een oplossing, dus die houden wij niet achter de hand maar brengen wij naar buiten. Dit probleem heeft invloed op de consument en op de marktwerking. Wij wachten niet langer totdat er iets uit het ministerie komt en geven hierbij een voorzet. Het zou mooi zijn als het ministerie die voorzet inkopt.

De heer Samsom (PvdA):

Ik wil die voorzet dan een beetje bijsturen. Aan verkeerd berekende voorschotten zitten twee kanten. Te hoge voorschotten leveren veel ergernis op bij mensen die achteraf zien dat zij te veel hebben betaald. Te lage voorschotten zorgen echter voor echte ellende, met Wehkamp- of Neckermannachtige situaties waarin mensen zich in de schulden steken en die niet meer kunnen afbetalen. Als er een te laag voorschotbedrag is berekend, gebeurt dat dan ook nog buiten hun schuld. Het verschil tussen de VVD- en de PvdA-fractie is dat de laatste zich vooral zorgen maakt over de mensen aan de onderkant van de samenleving. Ik wil niet dat energiebedrijven lagere voorschotten gaan rekenen omdat zij denken: wij krijgen het geld toch met rente terug. Ik deel de zoektocht van de heer Zijlstra om de hoge voorschotten te voorkomen, maar ik wil absoluut niet dat de energiebedrijven worden geprikkeld om een te laag voorschot te berekenen. Mijn voorstel – dit heb ik eerder gedaan – is om energiebedrijven die notoir te hoge voorschotten berekenen en daarmee een of twee jaar doorgaan, door de NMa een boete te laten opleggen. Dat zal ze leren om beter te rekenen en de voorschotten sneller vast te stellen op grond van de echte situatie. Is dat geen beter idee?

De heer Zijlstra (VVD):

Het is ook een idee, en dat kunnen wij meenemen. Het verschil tussen onze partijen is dat de VVD wat meer vertrouwen heeft in de mensen. Het is wel een spel tussen twee partijen die beide een eigen rol hebben. Het energiebedrijf moet goed calculeren, maar de consument heeft een eigen verantwoordelijkheid. Wij hoeven de consumenten niet zodanig te beschermen dat zij geen enkele eigen verantwoordelijkheid meer hebben. Net als het energiebedrijf moeten zij kijken naar hun energierekeningen en denken: dit is te hoog of dit is te laag. Hierdoor ontstaat een wederzijdse beweging, waardoor er een goed voorschot wordt vastgesteld. Als je het slechts aan één kant regelt, is er nog steeds een imperfecte situatie. Ik vind het echter prima om ook het voorstel van de heer Samsom mee te nemen. Het probleem van de te hoge voorschotten is dusdanig dat wij er allemaal wel iets aan willen doen.

De voorzitter:

Aangezien de heer Samsom heeft aangegeven, niet het woord te willen voeren, zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 19.55 uur tot 20.01 uur geschorst.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Het is waar dat dit wetsvoorstel strekt tot het herstel van wat technische onvolkomenheden in verschillende wetten van Economische Zaken. Er wordt een enkele wet ingetrokken die is uitgewerkt. Verder worden er enkele wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikt belang aangebracht. Het is dus een reparatiewet. Ik zeg dat, omdat in een reparatiewet geen wijzigingen behoren te zitten die inhoudelijk omstreden zijn. Daar is een reparatiewet niet voor. Dat betekent dat ik de amendementen, waarop ik zo dadelijk terugkom, vanuit die invalshoek zal benaderen. Voordat ik dat doe, ga ik eerst in op enkele andere zaken.

Het eerste punt betreft artikel 13 OEPS. De heer Hessels vroeg of het niet beter zou zijn om artikel 13 met terugwerkende kracht in te trekken. Dat is niet nodig, omdat met het intrekken van artikel 13 gevolg wordt gegeven aan de uitspraak van 7 juni van het Hof van Justitie waaraan ook de heer Hessels refereerde. TenneT heeft daarop de capaciteitsreservering ten behoeve van SEP per 1 september 2005 ook niet meer toegepast. Daarmee worden de Europese regels vanaf 1 september 2005 – en dat is ook het eerste moment dat dit praktisch mogelijk was – weer correct nageleefd. Dat is het belangrijkste, want daar gaat het om. Met dit wetsvoorstel wordt artikel 13 OEPS definitief ingetrokken. Terugwerkende kracht is niet nodig, want er valt ook niets meer te veranderen aan de feitelijke situatie zoals deze eerder heeft bestaan. Zodra duidelijk was dat artikel 13 niet goed was, heeft TenneT zijn handelwijze aangepast. En zo hoort het ook. Terugwerkende kracht verandert dus niets meer aan het feitelijk handelen van TenneT in het verleden. Over het effect van procedures die worden gevoerd en de eventuele financiële gevolgen, kan ik uiteraard geen uitspraak doen. Dat moet de heer Hessels begrijpen.

Voorts vroeg de heer Hessels wat het gevolg is van het vervallen van de Aanwijzingswet Staatsgasbedrijf voor Gasunie. Ik moet toegeven dat de tekst zoals deze in de brief stond, niet helemaal scherp was, want deze was voor tweeërlei uitleg vatbaar. Het gaat erom dat het vervallen van de Aanwijzingswet Staatsgasbedrijf geen gevolgen heeft voor Gasunie. Het Staatsgasbedrijf bestaat niet meer. De belangrijkste strekking van de Aanwijzingswet Staatsgasbedrijf was het regelen van de positie van het Staatsgasbedrijf ten opzichte van de Comptabiliteitswet. Op Gasunie is de Comptabiliteitswet niet van toepassing. Datzelfde geldt uiteraard voor GasTerra. De wet heeft geen betekenis meer en kan opgeruimd worden.

Dan kom ik op de vragen van de heer Zijlstra. Hij heeft wel een punt met betrekking tot de te veel betaalde voorschotten aan de energiebedrijven. Ik denk dat hij iets aankaart waar veel mensen heel veel ergernis over hebben. Laat ik daarmee beginnen. Ik denk inderdaad dat het goed is om aan DTe te vragen of hiernaar gekeken kan worden. Het gaat dan met name om de vraag of de te veel betaalde voorschotten van rente moeten worden voorzien en of de tekorten met rente moeten worden belast als er te weinig is betaald. Ik vind echter ook dat de heer Samsom een punt heeft, want het kan natuurlijk niet zo zijn dat mensen later de rekening moeten betalen als zij te weinig hebben betaald zonder dat zij daar iets aan kunnen doen. Op dit moment kunnen mensen namelijk niet controleren of zij door het jaar heen te weinig betalen. Het voorstel van de heer Samsom om de NMa te laten controleren als er twee jaar achter elkaar een te hoog voorschot wordt berekend, wil ik daarom ook graag meenemen. Ik zal ook zeggen wanneer ik daar op terugkom. Binnenkort komt het wetsvoorstel Werking kleinverbruikersmarkt aan de orde. Ik denk dat dit het moment is waarop ik aan de Kamer moet laten weten wat de gestelde vragen aan informatie hebben opgeleverd. Ik kom daar dan graag op terug.

De heer Hessels (CDA):

In het interruptiedebatje met de heer Zijlstra wees ik erop dat bij de splitsingswet een amendement is ingediend waarin staat dat de minister het totale pakket van de facturering in een code zal regelen. Wanneer komt deze code er? Kan de minister hetgeen zij nu toezegt niet combineren met het formuleren van deze code?

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij is dit amendement afgewezen.

De heer Hessels (CDA):

Mijns inziens is dat niet het geval. Volgens mij was het een amendement van de fracties van de PvdA, het CDA en GroenLinks. Deze fracties vormden destijds een meerderheid.

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij is dat niet helemaal correct, maar ik kan mij vergissen. Ik zal het nakijken. Los daarvan is het punt helder. Ik denk dat het goed is dat wij op dit onderwerp terugkomen bij de behandeling van het wetsvoorstel. Overigens is het ook zo dat wij niet iets moeten gaan doen dat leidt tot een veel grotere administratievelastendruk dan feitelijk beoogd wordt door de vragenstellers Zijlstra en Samsom. Het probleem zal in de toekomst voor een groot deel opgelost worden met de komst van de slimme meter. Met behulp hiervan kan geconstateerd worden of het voorschot enigermate aansluit bij het verbruik. De Kamer weet net zo goed als ik dat een voorschot een gemiddelde is. In de zomer is het verbruik minder dan in de winter. Desondanks kan men in dat geval sneller signaleren dat er iets aan de hand is. Wij moeten toe naar een op de gebruiker toegesneden facturering zonder extra administratieve lasten.

De drie amendementen die zijn ingediend beogen inhoudelijke wijzigingen. Zij hebben immers alle drie te maken met uitzonderingen op het hoofdsysteem van de Elektriciteitswet en de Gaswet. Ik wil graag opmerken dat het verruimen van uitzonderingen – dat wordt met deze amendementen feitelijk gevraagd – niet iets is dat je lichtvaardig moet doen in het kader van een reparatiewet. De voor- en nadelen van een verruiming van uitzonderingen moeten goed tegen elkaar worden afgewogen.

Ik loop de afzonderlijke amendementen langs, te beginnen met het amendement op stuk nr. 13. Met dit amendement wordt beoogd om veel kleine aansluitingen van kabel- en telecombedrijven aan te merken als één grote aansluiting. In de Elektriciteitswet wordt een onderscheid gemaakt tussen grootverbruikers en kleinverbruikers. In bepaalde gevallen wordt een organisatie die veel kleine aansluitingen heeft, beschouwd als een grootverbruiker. Het gaat hierbij om straatverlichting en om openbaar vervoer. In het amendement wordt gevraagd om twee groepen organisaties met veel kleine aansluitingen, namelijk telecom- en kabelbedrijven, aan de uitzonderingen toe te voegen. Dit is een inhoudelijke wijziging. De methodiek van de wet wordt immers veranderd. Door middel van het amendement krijgen de telecom- en kabelbedrijven bovendien andere rechten. Er worden dan namelijk meer rechten gegeven ten aanzien van de wijze van bemetering. Men dient hierbij te letten op aspecten als consumentenbescherming en programmaverantwoordelijkheid. Een grootverbruiker geeft aan wat hij per dag gaat verbruiken. Dat koopt hij vervolgens in. Ik vind dan ook dat dit amendement niet past in de context van reparatiewetgeving en ontraad het aanvaarden ervan.

De heer Hessels (CDA):

Inderdaad gaat het om een wet om leemten in de wetgeving op te vullen. Toen wij de eerste categorieën toevoegden aan de wet hadden wij ook de genoemde categorieën kunnen opnemen. Het is een bekend en oud probleem. Vorig jaar was het ook zo. Wij moeten het wel regelen. Ik vraag mij af of het, zoals de minister zegt, niet mogelijk is vanwege het consumentenbelang en of het de methodiek van de wet verandert. Volgens mij is dat niet het geval. Het lijstje wordt gewoon verlengd. De hele sector zegt dat dit moet worden geregeld omdat niet elk KPN-kastje of elk kabelkastje kan worden voorzien van een eigen huisnummer en een eigen postcode. Moeten wij nu een initiatiefwetsvoorstel maken om deze twee woorden toe te voegen? De minister kan steeds met nieuwe wetten komen. De Kamer heeft dit kleine puntje, deze grote ergernis en enorme administratieve last, aangegrepen om deze bedrijven op te nemen. Daar gebruiken wij deze wet voor. Als wij hiervoor met een nieuw wetsvoorstel moeten komen, maken wij de lasten veel zwaarder dan nodig is.

Minister Van der Hoeven:

Ik zal de Kamer nooit het recht van initiatief ontzeggen. U moet zelf weten wat u doet, mijnheer Hessels. U komt met een amendement en u vraagt mijn mening daarover. Die heb ik gegeven. Ik vind dat dit amendement veel verder gaat dan in het kader van reparatiewetgeving wenselijk is. U voegt twee heel grote uitzonderingen toe aan de wet, terwijl er in een eerder stadium uitdrukkelijk voor is gekozen om dat niet te doen. Om die reden ontraad ik de aanvaarding van dit amendement.

De heer Hessels (CDA):

Ik ben het niet met u eens dat er in een vorig stadium voor is gekozen om het niet te doen. Ik beschouw het als een omissie dat het toen niet is gebeurd. Er is toen niet gesproken over de vraag of deze bedrijven er ook niet bij moeten. U hebt duidelijk gemaakt dat u vindt dat dit niet in een veegwet hoort. Kunt u ook uw mening geven over de inhoudelijke strekking van dit amendement, zodat wij een afweging kunnen maken bij de stemmingen?

Minister Van der Hoeven:

Ik heb gezegd dat ik dit geen goed amendement vind en dat er in een eerder stadium is gekozen voor het bestaande lijstje. Er is toen niet gesproken over het toevoegen van uitzonderingen daaraan en daar waren goede redenen voor. Het uitbreiden van deze uitzonderingen leidt er namelijk toe dat er meer rechten en andere rechten van toepassing worden op de telecom- en kabelbedrijven dan nu het geval is. Daarom ontraad ik het aanvaarden van dit amendement.

De heer Zijlstra (VVD):

Wij hebben vorig jaar in het kader van het debat over het capaciteitstarief ook over deze problematiek gesproken. Toen hebben wij aangegeven dat wij dit een probleem vinden. U was toen een stuk meegaander. Wij verkeerden in de veronderstelling dat u, bijvoorbeeld in het wetsvoorstel over het marktmodel of bij een andere gelegenheid, terug zou komen naar de Kamer met een voorstel om dit probleem op te lossen. Wij hebben immers met zijn allen geconstateerd dat die multisites een probleem hebben als zij voor elk individueel kastje iets moeten doen. Bij de afweging of wij voor of tegen dit amendement stemmen, is het van belang om te weten of u op redelijk korte termijn met een oplossing komt voor dit probleem of dat u het helemaal niet als een probleem beschouwt.

Minister Van der Hoeven:

Ik wil daar best op terugkomen in het kader van het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikersmarkt elektriciteit en gas. In dat kader kunnen wij een betere afweging maken op inhoudelijke gronden. Ik weet niet of de heer Hessels daar ook op doelt. Ik blijf het aanvaarden van dit amendement ontraden, maar dan hebben wij wel een opening om er op een ander moment op terug te komen.

De heer Hessels (CDA):

Ik bedoel dat wij het geregeld willen zien. Als u nu toezegt dat u in het wetsvoorstel over het marktmodel dit punt in elk geval zult meenemen zodat wij er bij de behandeling daarvan op terug kunnen komen in een bredere context, ben ik bereid om dit amendement nu in te trekken. Ik zal het dan wel in een la laten liggen voor bij de behandeling van die wet. Ik moet dan niet weer als antwoord krijgen dat het daar niet thuishoort.

Minister Van der Hoeven:

Dat antwoord zal ik niet geven, dat kan ik niet maken. Ik heb een compromis voorgesteld en dan moet u ervan op aankunnen dat ik dat doe.

De heer Hessels (CDA):

Dan lijkt het mij beter om dit amendement in te trekken en nog even af te wachten.

De voorzitter:

Het amendement-Hessels (stuk nr. 13) is ingetrokken.

Minister Van der Hoeven:

Ik kom nu op het amendement op stuk nr. 12. Ik zal uitzoeken hoe het zit met de rechtszaak en ik zal de Kamer daar voor de stemming over informeren. Als de heer Zijlstra gelijk heeft, is dat amendement geen goed idee. Als de heer Zijlstra geen gelijk heeft, is er sprake van een terminologische verduidelijking. U merkt hoe ik erin zit: op het moment dat de heer Zijlstra gelijk heeft, zal ik aanvaarding van het amendement ontraden en zal ik dat voor de stemming schriftelijk laten weten.

De heer Hessels (CDA):

Ik kan mij helemaal vinden in deze gedachtegang van de minister. Ik ben het er dus mee eens. Als dit amendement invloed zal hebben op de rechtszaak, zal ik het nog voor de stemming intrekken. Ik stel het wel op prijs, als de minister nagaat of het amendement invloed heeft op de rechtszaak. Zo nee, dan is het amendement een verduidelijking en zo ja, dan moeten wij dit amendement nu niet ter sprake brengen.

Minister Van der Hoeven:

Akkoord. Ik denk ook dat wij het zo moeten doen.

Voorzitter. Dit brengt mij bij het amendement op stuk nr. 11 over de verruiming van de mogelijkheden voor ontheffing van de verplichting om de netbeheerder aan te wijzen. Daar wil ik nog enkele woorden aan wijden. De Elektriciteitswet en de Gaswet hebben als uitgangspunt dat voor elk net een netbeheerder moet worden aangewezen. Die beheerder moet netten beheren en onderhouden. Hij moet ook zorgen voor non-discriminatie bij de toegang tot het net; en daar gaat het hier om. Bij de Elektriciteitswet en de Gaswet gelden natuurlijk enkele uitzonderingen. Zo is in bepaalde situaties, als aan de netten afwijkende kwaliteitseisen gesteld worden, een ontheffing mogelijk van de verplichting om een netbeheerder aan te wijzen.

Het amendement beoogt, de mogelijkheden substantieel te verruimen om ontheffing te verlenen. Daar ben ik geen voorstander van, want het aanwijzen van een netbeheerder is een hoeksteen van de Elektriciteitswet en de Gaswet. Ik moet ook heel eerlijk zeggen dat ik de effecten van dit amendement absoluut niet kan overzien. Ik vraag mij ook echt af welk probleem daarmee opgelost wordt en welk nieuw probleem ermee gecreëerd wordt. Immers, je moet wel afspraken maken met de officieel aangewezen netbeheerder, als het gaat om de derdentoegang.

Ik vind dit dus geen technische wijziging; het is een zeer inhoudelijk amendement. Om die reden ontraad ik aanvaarding ervan.

De heer Hessels (CDA):

Zie je wel, zou ik bijna zeggen, ik had het al voorvoeld. Laat ik proberen, de minister te helpen. Allereerst zijn de effecten van dit amendement heel eenvoudig in te schatten. De tekst van het amendement stond namelijk al in de Elektriciteitswet 1998, maar bij de implementatiewet, anderhalf jaar geleden, is dat zonder dat daaraan een zin in de toelichting was gewijd, door de vorige minister van Economische Zaken uit de wet verwijderd. Als u wilt weten hoe het doorwerkt, zeg ik: vergeet de laatste anderhalf jaar en kijk hoe goed het daarvoor werkte. Dat is dus de doorwerking van dit systeem.

Waar gaat het over? Dat is heel eenvoudig. Ik noem een voorbeeld. Er is een universiteitsgebouw met een universiteitsterrein. Daar zijn allemaal afdelinkjes van die universiteit gehuisvest. Ineens ontstaat er een spin off, door deze minister terecht bepleit. Prompt moet er een netbeheerder aangewezen worden, want het betreft niet meer dezelfde afnemer. Het gaat dus om een particulier, intern, klein netwerk. Het zou te gek zijn, als je daarvoor met alle rompslomp van dien een netbeheerder moet aanwijzen. Bovendien gaat het dan niet automatisch. In dit geval zou de minister via DTe bevoegd zijn om vrijstelling te verlenen. Daar gaat dit amendement dus over. Nogmaals, wij hebben al jaren op die manier heel goed gewerkt.

Minister Van der Hoeven:

Hiermee bagatelliseert de heer Hessels eigenlijk de reikwijdte van zijn amendement. Het amendement voorziet namelijk ook in allerlei andere situaties. Dat is ook precies de reden waarom ik zeg dat ik het effect van dit amendement niet kan overzien. Ik vind het niet terecht dat ik een amendement waarvan ik het effect niet kan overzien, voorzie van een positief advies. Dat gaat ook niet. Het voorbeeld dat de heer Hessels geeft betreft iets heel kleins, zodat een logische reactie zou zijn dat zoiets mogelijk zou moeten zijn. Dat staat echter niet in het amendement. Het is dus een amendement met een brede uitwerking; dat blijft niet beperkt tot het voorbeeld dat de heer Hessels zojuist heeft gegeven.

De heer Hessels (CDA):

Het staat er wel. Nogmaals, het heeft ook altijd zo gegolden. Ik zal de laatste zijn om mijn eigen amendementen te bagatelliseren. De wereld wordt er wel degelijk door veranderd, maar wel op een goede manier, voor de kleine netwerkjes, waarvoor dat noodzakelijk is. Voor de kleine multi utilities wordt het geen vanzelfsprekendheid, maar er kan een vrijstelling worden gegeven. Daar gelden alle voorwaarden en alle voorbehouden die er zijn. Laten wij nu eens een beetje moed tonen, zeker omdat het al zo lang in de wet heeft gestaan. Laten wij van één amendement uit de Kamer zeggen dat het een goed herstel is van een foutje dat door het ministerie is gemaakt in de implementatiewet. Wij hebben in die implementatiewet heel veel moeten herstellen, want het was een heel slechte wet. Zij is beter geworden door de amendementen van de Kamer, die allemaal Kamerbreed zijn aangenomen. Ik herinner de minister die er toen nog zat er nog even aan. Dit is een laatste verbetering van die slechte wet.

Minister Van der Hoeven:

Ik ben het er niet mee eens. Ik heb geen woord toe te voegen aan hetgeen ik zojuist heb gezegd.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen zullen over twee weken plaatsvinden.

Hierna volgt het spoeddebat over de visumliberalisatie Servië, dat niet eerder kan beginnen dan om kwart over tien.

De vergadering wordt van 20.22 uur tot 22.15 uur geschorst.

Naar boven