Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van de begroting Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) voor het jaar 2008 (31200 XVIII)

, en van:

- de motie-Jansen c.s. over het regeringsstandpunt over het advies "Tijd voor keuzes" (31200 XVIII, nr. 15);

- de motie-Jansen over financiële ondersteuning van goede projecten buiten de krachtwijken (31200 XVIII, nr. 16);

- de motie-Jansen over het ongedaan maken van de korting op de huurtoeslag (31200 XVIII, nr. 17);

- de motie-Jansen over de bezoldiging van corporatiebestuurders (31200 XVIII, nr. 18);

- de motie-Van Heugten c.s. over een plan van aanpak om verpaupering bij krimpende woningmarkten tegen te gaan (31200 XVIII, nr. 19);

- de motie-Van Heugten/Depla over het gebruik van actuele gegevens voor het monitoren van de krachtwijken (31200 XVIII, nr. 20);

- de motie-Van Toorenburg c.s. over het verplicht aanvaarden van een door de gemeente gefinancierd aanbod (31200 XVIII, nr. 21);

- de motie-Van der Burg c.s. over doorrekening van de effecten van het woonbeleid op de woningbouwproductie (31200 XVIII, nr. 22);

- de motie-Van der Burg over ontkoppeling van luchtkwaliteitsnormen en ruimtelijke planvorming (31200 XVIII, nr. 23);

- de motie-Kamp c.s. over een nulmeting betreffende de maatschappelijke positie van grote minderheidsgroepen (31200 XVIII, nr. 24);

- de motie-Kamp/Van der Ham over wijziging van het socialezekerheidsstelsel (31200 XVIII, nr. 25);

- de motie-Depla c.s. over dekking voor initiatieven van bewoners van krachtwijken (31200 XVIII, nr. 26);

- de motie-Depla c.s. over de afspraak in het onderhandelingsakkoord over het investeringsfonds (31200 XVIII, nr. 27);

- de motie-Depla c.s. over modernisering van het toezicht op de corporaties (31200 XVIII, nr. 28);

- de motie-Madlener over betaalbaarheid en beschikbaarheid van kavels en woningen (31200 XVIII, nr. 29);

- de motie-Ortega-Martijn c.s. over verbreding van het overleg met de G31, het IPO en de VNG (31200 XVIII, nr. 30);

- de motie-Ortega-Martijn/Depla over aanpassing van de bekostigingsstelsels voor voorzieningen (31200 XVIII, nr. 31);

- de motie-Dibi/Depla over verruiming van de taken van de arbeidsinspectie (31200 XVIII, nr. 32);

- de motie-Dibi over de aanpak van rechtsradicalisering (31200 XVIII, nr. 33);

- de motie-Van Gent c.s. over voorstellen om bewoners van krachtwijken meer te laten sporten (31200 XVIII, nr. 34);

- de motie-Van der Ham c.s. over extra geld voor het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in etnische kring (31200 XVIII, nr. 35);

- de motie-Van der Ham c.s. over een begin met het aanpakken van de hypotheekrenteaftrek (31200 XVIII, nr. 36);Voorzitter

- de motie-Van der Staaij/Van der Burg over aandacht voor mogelijke ongewenste effecten van de wijkaanpak (31200 XVIII, nr. 37);

- de motie-Van der Staaij/Depla over het onverkort invulling geven aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (31200 XVIII, nr. 38);

- de motie-Jansen over een financiële compensatie voor roc's (31143, nr. 8).

(Zie vergadering van 28 november 2007.)

De voorzitter:

Tegen de avond is de brief bij u aangekomen waar de Kamer om had gevraagd. De minister licht daarin een aantal zaken toe met betrekking tot de ingediende amendementen en moties en zij voorziet deze ook van een oordeel.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Vogelaar:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdrage in tweede termijn. Ik meen op grond van hun bijdragen te mogen constateren dat wij het in ieder geval over de hoofdlijnen en prioriteiten van mijn begroting eens zijn op het gebied van de woningbouwproductie, de voortvarende aanpak van de veertig wijken, het verbeteren van de inburgering en het uitbreiden van het aantal mensen dat daaraan deelneemt. Dat is prettig om van mijn kant vast te kunnen stellen.

Er is in tweede termijn een aantal vragen gesteld waar ik nu graag op zou willen reageren. In de eerste plaats betreft dat vragen van de heer Jansen van de SP-fractie over de fusieproblematiek van corporaties en de raden van commissarissen die alleen uit eigenwoningbezitters zouden bestaan. Misschien is het goed om eerst op te merken dat ik uit de vraagstelling enigszins de indruk kreeg dat fuserende corporaties toch een beetje in het verdachtenbankje worden geplaatst, gelet op de vraagstelling. Ik ben van mening dat dit onterecht is, als ik het al terecht heb beluisterd in de vraagstelling. Uit onderzoek dat in 2006 door mijn voorganger naar uw Kamer is gestuurd, blijkt dat fusies in de meeste gevallen leiden tot een grotere investeringspotentie van de gefuseerde corporaties; bovendien zijn in de meeste gevallen huurdersorganisaties ook na de fusie tevreden over de dienstverlening door de gefuseerde corporaties.

Wat de concrete vraag van de heer Jansen betreft, een van de dingen die ik met Aedes in het onderhandelaarsakkoord ben overeengekomen, is dat wij over de governancestructuur van de corporatiesector met elkaar nadere afspraken gaan maken. Daarover komen wij, wat mij betreft, voor de zomer 2008 met concrete voorstellen naar deze Kamer. Een van de onderdelen daarvan is de fusieproblematiek binnen de corporatiesector. Ik zeg uw Kamer dus graag toe dat ik op dat moment met voorstellen zal komen. Dan kunt u beoordelen of de strepen die ik al dan niet trek, u wel of niet bevallen. Ik zie beweging.

De voorzitter:

Dat hoeft nog niet te betekenen dat u uw betoog afbreekt? Maar nu u dat toch al doet: de heer Depla.

De heer Depla (PvdA):

Ik heb twee vragen. Ik hoop dat u bij de invulling en vormgeving van die nadere afspraken en regelgeving rondom fusies niet alleen naar dat ene onderzoek kijkt dat u nu aanhaalt. Er is namelijk heel wat aan te merken op de betrouwbaarheid en de kwaliteit van dat onderzoek. Dat hebben wij al eerder besproken met uw voorganger. Ten tweede hoop ik dat u de motie die in de Kamer is aangenomen, als vertrekpunt neemt. Daarin wordt toch een wat kritischere toon gekozen tegenover de schaalvergroting in woningbouwcorporatieland. In de praktijk hebben zich immers de beloofde verbeteringen heel vaak niet voorgedaan.

Minister Vogelaar:

Het is goed dat u mij herinnert aan de gedachtewisseling die over dit rapport heeft plaatsgevonden. Dank daarvoor. Ik zal dat zeker terughalen in mijn voorbereidingen op het gesprek daarover met Aedes. Uiteraard betrek ik hierbij de motie die door de Kamer is aangenomen; daarover is geen twijfel mogelijk.

De heer Jansen vroeg mij ook om in te gaan op zijn suggestie om een bonus te introduceren bij de inschrijvingsduur als dit tot spiegeling leidt van mensen met een betere inkomenspositie in wijken waar voornamelijk mensen met een zwakkere inkomenspositie wonen, en andersom. Naar aanleiding van de brief over de aanpassingen die ik wil gaan aanbrengen in de Huisvestingswet, heb ik al gezegd dat mijns inziens de woonruimteverdeling een lokale aangelegenheid is. Met de Huisvestingswet wil ik een aantal kaders vaststellen. Ik heb ook al geschetst hoe ik dit denk te doen. Ik ga ervan uit dat de kaders in de Huisvestingswet ruimte zullen bieden om op lokaal niveau aan de slag te gaan met suggesties als die van de heer Jansen. Als men lokaal vindt dat zo'n vorm van matching of spiegeling belangrijk is, zou een bonus op de inschrijfduur mogelijk moeten zijn. Ik vind echter niet dat wij zoiets landelijk moeten voorschrijven. De wet moet wel de ruimte bieden om op lokaal niveau deze keuzes en afwegingen te maken.

In feite kan ik hetzelfde antwoorden op de vraag van de heer Van Heugten over de ruimte die gemeenten hebben om bijzondere doelgroepen bij woonruimtetoedeling een voorrangspositie te geven. Hij denkt hierbij aan starters, mantelzorgers en verzorgenden. De kaders van de wet moeten hiervoor ruimte bieden. Vragen zoals welke groepen voor zo'n positie in aanmerking komen, zijn mijns inziens een lokale aangelegenheid.

Naar aanleiding van mijn schriftelijk antwoord heeft de heer Depla vragen gesteld over de boeteproblematiek bij de inburgering. De mogelijkheden daarbij zijn niet mals. Ik heb een en ander inmiddels wat op mij laten inwerken en kom tot de conclusie dat hiervoor een geheel apart apparaat kan worden ingericht. De boetes kunnen inderdaad bij herhaling worden opgelegd, niet alleen bij aanvang, maar ook gedurende het traject. Als iemand dus onvoldoende deelneemt aan de inburgeringscursus door bijvoorbeeld veel te verzuimen, kan er een boete van maximaal € 500 worden opgelegd. Dit kan steeds worden herhaald als de gemeente daartoe aanleiding ziet. Hetzelfde geldt voor het behalen van het examen. Er staat nu een termijn van drie of vijf jaar in de wet. Binnen deze termijn moeten mensen het examen behalen. Als dit niet binnen de geldende termijn lukt, kunnen gemeenten ook boetes van maximaal € 500 opleggen. Bij zo'n boete moet de gemeente een nieuwe termijn stellen van bijvoorbeeld een of twee jaar. Binnen die termijn krijgt men dus een soort herkansing. Als het examen dan weer niet is gehaald, kan opnieuw een boete worden opgelegd. Zo kan deze carrousel tot het 65ste levensjaar doordraaien. Als je dit tot je door laat dringen, denk je: dit zouden wij elkaar niet moeten willen aandoen, maar dat terzijde.

Ik zie dat mevrouw Verdonk niet aanwezig is in de zaal. Ik hoop dat zij in het verslag leest wat mijn antwoord is op haar vragen. Zij vroeg of de Rotterdamwet is overgenomen door andere steden. Dit is niet gebeurd. Dat is niet het geval. Dat kunnen zij ook niet zo maar doen. Als zij dat willen, moeten zij toestemming aan de minister vragen. Tot op heden heeft geen enkele gemeente zich tot mij gewend met een dergelijk verzoek. Bij de invoering van de Rotterdamwet is afgesproken dat er in 2010 een evaluatie zal plaatsvinden. Misschien zijn er gemeenten die eerst die evaluatie afwachten. Er vindt een monitoring plaats. In 2008 komen de eerste resultaten beschikbaar over de effecten die zich door de toepassing van de Rotterdamwet voordoen. Zodra die er zijn zal ik ze met de Kamer delen.

Mevrouw Verdonk stelde een vraag over de grote groepen statushouders die door de uitvoering van het generaal pardon naar de verschillende steden zouden komen. Ik heb toen al opgemerkt dat ik mij in de aantallen die in dit verband door mevrouw Verdonk werden genoemd niet herken. Ik zeg het voor alle duidelijkheid nog maar een keer. Los daarvan wordt de groep statushouders die onder de afwikkeling van de oude Vreemdelingenwet valt net zo behandeld als de groep reguliere statushouders. Er wordt geen onderscheid gemaakt. Elke gemeente krijgt ieder halfjaar een taakstelling naar rato van het aantal inwoners. Ik heb inmiddels begrepen dat een aantal organisaties, Vluchtelingenwerk Nederland, MKB Nederland en het CWI, afgezien van de huisvesting aandacht geven aan werk en opleiding, zodat de integratie van die mensen zo snel mogelijk vorm krijgt.

In eerste termijn heb ik al aangegeven dat de staatssecretaris van Justitie en ik voor het aspect huisvesting verantwoordelijk zijn en ik ook voor het aspect inburgering verantwoordelijk ben. Wij hebben een taskforce ingesteld onder leiding van de heer Nijpels, die zich specifiek met de huisvestingsproblematiek bezighoudt. Vanmiddag heb ik een regulier bestuurlijk overleg met de VNG gehad, maar indachtig deze tweede termijn heb ik de vertegenwoordigers van de VNG gevraagd naar hun beeld van het verloop van de huisvesting van de statushouders tot op dit moment. Zij hebben geen signalen gekregen dat zich problemen voordoen. Wel is de huisvesting wat trager op gang gekomen dan in eerste instantie voorzien, maar dat is ook niet zo vreemd, omdat eerst moet worden beoordeeld of iemand een status krijgt. In november zijn 800 mensen geplaatst in reguliere huisvesting in de gemeenten.

De heer Kamp (VVD):

Krijgen de generaal pardonners eenzelfde behandeling wat de huisvesting betreft als alle andere statushouders? Kan de minister eens inzichtelijk maken wat de optelsom van reguliere statushouders en generaal pardonners betekent voor een stad als Utrecht? Hoe lang staan mensen daar extra op de wachtlijst doordat degenen die een status krijgen of onder het generaal pardon vallen met voorrang een woning toegewezen krijgen?

Minister Vogelaar:

Ik zeg graag toe dat ik daarnaar zal kijken. Ik heb nu alleen de systematiek aangegeven, de taakstelling naar rato van het aantal inwoners. Dat is dezelfde systematiek als wordt gebruikt voor de reguliere statushouders. Ik kan even niet kwantificeren wat dat betekent voor bijvoorbeeld de gemeente Utrecht, maar ik wil dat inzicht graag geven.

De heer Kamp (VVD):

Misschien ben ik niet erg duidelijk geweest. Mensen die onder het generaal pardon vallen, krijgen met voorrang een woning toegewezen. Zij worden behandeld alsof zij al een aantal jaren op de wachtlijst staan. Wordt die systematiek ook voor de reguliere statushouders gehanteerd?

Minister Vogelaar:

Wij hebben het nu over twee verschillende zaken. Ik sprak over het toedelingsmechanisme aan de hand waarvan wordt bepaald voor hoeveel statushouders en generaal pardonners een gemeente huisvesting moet verzorgen. Dat is iets anders dan waarover u spreekt. U vraagt wat het effect is van de toewijzing van de huizen voor die mensen op de wachttijd voor andere mensen die op een wachtlijst staan om gehuisvest te worden. Ik weet niet precies welke systematiek daarvoor wordt gehanteerd. Gelet op de verschillende signalen die ik in de afgelopen tijd heb gekregen, meen ik dat die verdeling onderwerp is van gemeentelijk beleid. Ik zeg u toe, dit te laten onderzoek en u daarover nader te informeren.

De heer Jansen (SP):

Het aantal woningen dat voor statushouders beschikbaar moet zijn, is gelijkmatig verdeeld over alle gemeenten. Het effect van de grote belangstelling van statushouders voor een woning in de grote steden is dat er weinig woningen worden betrokken die in landelijke gebieden voor hen beschikbaar zijn. Dat betekent dat in de landelijke gebieden woningen een tijd worden vastgehouden om ze aan statushouders te kunnen geven. Daarna worden ze alsnog aan andere mensen toegewezen. Op deze manier wordt niet efficiënt met de beschikbare woningen omgegaan, omdat ze eerst een tijd leeg staan. Het is zonde dat zo met de sociale huisvesting wordt omgegaan. Bent u bereid om dit aspect te betrekken bij uw onderzoek?

Minister Vogelaar:

Dat wil ik graag toezeggen. Het lijkt mij dat hier de taskforce naar moet kijken. Die moet nagaan op welke manier wij de toedeling enigszins kunnen sturen.

Voorzitter. Dan ben ik toe aan een reactie op de vragen die nog niet beantwoord zijn. U refereerde er al aan het begin van het debat aan dat ik schriftelijk heb gereageerd op de ingediende amendementen en moties. Dat heb ik overigens op uw verzoek gedaan. Het lijkt mij niet zo handig dat ik alle amendementen en moties nog eens behandel. Wat is uw idee?

De voorzitter:

U hebt inderdaad conform het verzoek van de voorzitter een brief naar de Kamer gestuurd, waarvoor onze dank. Ik stel de Kamer nog in de gelegenheid om op sommige punten opheldering te vragen.

De heer Jansen (SP):

Ik wil eerst een vraag stellen over mijn amendement betreffende de subsidie van € 170.000 aan de Stichting Steun Remigranten van € 170.000. De minister ontraadt aanneming van dat amendement met het argument dat de regering structureel geen subsidie dan dergelijke stichtingen geeft. Zij gaat echter niet in op de argumentatie dat de Kamer al twee keer een financiële dekking voor subsidie aan deze stichting heeft geregeld. Zij heeft de minister ook verzocht om zelf een structurele dekking aan te geven. Daarop krijg ik graag een reactie van de minister.

De financiële dekking die wij voorstellen, wordt gevonden met een kleine vermindering van de uitgave voor het onderhoud van paleizen. Volgens de minister is de post voor het onderhoud van paleizen vrijwel geheel belegd met verplichtingen. Met € 170.000 is 0,2% van de post Onderhoud paleizen gemoeid. Op pagina 62 van de begroting staat dat 65% van de uitgaven van die post juridisch verplicht is. Dat betekent dat voor 35% nog geen juridische verplichting geldt. Gelet op die 35% is het aanwenden van die 0,2% een vrij klein probleem. Ook hierop krijg ik graag een reactie. Ik neem overigens ook aan dat mijn verzoek niet onredelijk is, omdat de Kamer het budgetrecht heeft.

Dan heb ik nog op stuk nr. 18 een motie ingediend over de salarissen van de topbestuurders van corporaties. De minister ontraadt aanneming van deze motie, omdat zij het advies van de commissie-Dijkstal wil afwachten. Wij willen voorkomen dat voorafgaande aan de behandeling van het advies van de commissie-Dijkstal een aantal corporaties de salarissen van de topbestuurders zal verhogen. Ik kan mij voorstellen dat ik de motie in die zin aanpas dat de minister wordt gevraagd om de corporaties een aanwijzing te geven dat zij zich tot de behandeling van het advies van de commissie-Dijkstal dienen te onthouden van verhogingen waarmee de Balkenendenorm wordt overschreden.

Minister Vogelaar:

In reactie op uw vraag over uw amendement over het sociaal-juridisch steunpunt voor remigranten in Marokko het volgende. De discussie gaat er vooral over of dit een aanvullende voorziening is die echt nodig is, naast de dienstverlening die al vanuit de reguliere organisaties wordt gegeven. Voor zover ik heb begrepen, is daar wel het een en ander aanwezig. Er is een bureau sociale zaken van de Nederlandse ambassade in Marokko. Daarnaast doet de SVB het een en ander op dit gebied. Tegen die achtergrond is de vraag aan de orde of het nodig is om nog zo'n aparte voorziening aan te houden. Wij hebben die vraag ontkennend beantwoord. Ik kan mij voorstellen dat je dat doet als zo'n regeling net draait, maar nu er de nodige ervaring mee is opgedaan, lijkt mij dat niet meer nodig.

Het tweede amendement blijf ik, ook na de voorgestelde aanpassing, ontraden. Ik vind dat wij hier zorgvuldig mee om moeten gaan. De brancheorganisatie heeft zelf per 1 januari 2007 een code opgesteld met een maximumsalaris, dat overigens boven de Balkenendenorm ligt. Ik wil dat niet gaan doorkruisen met een aanwijzing dat die code niet meer geldt. In het kader van de voorstellen van de commissie-Dijkstal moeten wij overigens ook nog een discussie voeren of het wenselijk is om voor deze sector uit te gaan van de Balkenendenorm.

De heer Jansen (SP):

U hebt nog niet gereageerd op mijn argument dat de Kamer tot twee keer toe heeft gezegd: dit gaan wij zelf regelen en wij vragen om structurele dekking. Verder bent u niet ingegaan op mijn dekkingsvoorstel: onderhoud paleizen.

Wat de motie betreft: in de corporate governance code, van kracht geworden op 1 januari, wordt uitgegaan van het principe "pas toe of leg uit". Een corporatie die een hoog salaris kan uitleggen, voldoet dus aan die code. Vindt u dat acceptabel?

Minister Vogelaar:

De Kamer heeft vorige keer gevraagd om een structurele dekking voor dat steunpunt voor remigranten. Ik probeer inhoudelijk te beargumenteren waarom ik het niet wenselijk en nodig vind om tot zo'n structurele dekking te komen. Anders had ik immers een andere reactie op uw amendement gegeven. Ik kan nu niet in alle details overzien hoeveel ruimte er eventueel zit in de dekking voor het onderhoud van de paleizen. De heer Jansen maakte een rekensom waaruit zou blijken dat die ruimte er was. Als de heer Jansen dat wenst, kan ik daarop schriftelijk reageren voordat de stemming plaatsvindt.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u daarop schriftelijk reageert voor aanstaande dinsdag.

Minister Vogelaar:

Dat zeg ik toe.

Ik ben bereid om een verzoek te doen – dat is iets anders dan een aanwijzing te geven – aan de corporatiesector om het "pas toe en leg uitprincipe" op te schorten, hangende de besluitvorming over het rapport van de commissie-Dijkstal, en een maximumsalaris te hanteren voor nieuwe beslissingen. In het kader van de salarisproblematiek zullen wij aan de ene kant discussies voeren over wat wij wenselijk vinden, maar aan de andere kant is er een situatie waarbij een aantal mensen een salaris heeft dat arbeidsvoorwaardelijk is vastgesteld, met afspraken en verplichtingen die je niet zomaar eenzijdig kunt verbreken.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb twee moties ingediend, en nog een met de heer Kamp, maar daarover zal hijzelf zo meteen iets zeggen. De eerste motie gaat over ondersteuning van projecten rond integratie en homoseksualiteit. De minister raadt de aanneming van die motie af. Als die motie wordt afgestemd, kom ik alsnog met een amendement.

Mijn tweede motie gaat over de hypotheekrenteaftrek. De minister heeft de aanneming van die motie ontraden, terwijl die motie niet aan de minister is gericht. Het is een uitspraak van de Kamer, overigens wel naar aanleiding van een uitspraak van de minister in de media: zij heeft gezegd dat zij misschien bij een volgende kabinetsperiode wel eraan wil denken. Wellicht is er een meerderheid om de minister in die gedachte te steunen en kunnen wij die alvast in de Kamer vastleggen of uitspreken. De regering heeft niets te maken met wat wij hier uitspreken, maar toch doet de minister die uitspraak. Zij mag dat officieel doen, maar ik wil haar toch verzoeken om dat advies terug te trekken. Het legt namelijk een enorme hypotheek op coalitiefracties, wellicht zelfs de stroming waartoe de minister zelf behoort, om er straks tegen te stemmen. Dat wil zij toch haar partijgenoten niet aandoen? Ik verzoek haar dan ook om die reactie op de motie terug te nemen.

Minister Vogelaar:

Laat ik zeggen dat ik als was in uw handen ben. Ik stel mij neutraal op tegenover deze motie.

De heer Van der Ham (D66):

Dank u wel.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ook ik heb twee moties ingediend. De eerste, die ik samen met de heer Depla heb ingediend, zal ik aanhouden, omdat de minister aangeeft dat minister Donner volgende week wellicht al met een voorstel komt.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Depla en de heer Dibi stel ik voor, hun motie (31200-XVIII, nr. 32) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Dibi (GroenLinks):

De minister acht de motie over rechtse radicalisering overbodig, omdat het al staand beleid is. Daarmee ben ik het niet eens. De minister heeft in stadsdeel Slotervaart met veel bombarie het Actieplan polarisatie en radicalisering gepresenteerd als aanpak tegen islamitisch radicalisme. Diezelfde aandacht mis ik bij rechtse radicalisering. Belangrijker nog is dat de Nederlandse gemeenten na lancering van het actieplan hebben aangegeven dat zij hulp nodig hebben bij de aanpak bij rechtse radicalisering, en daarom heb ik deze motie ingediend.

Minister Vogelaar:

Misschien kunnen wij het volgende doen: ik zeg toe om over dat punt met mijn collega Ter Horst van BZK nog eens van gedachten te wisselen. Het wordt in het actieplan benoemd, maar ik begrijp uit de bijdrage van de heer Dibi dat hij vindt dat de aandacht in eerste instantie is gevestigd op één vorm van radicalisme en dat het goed zou zijn als de aandacht ook op die andere vorm werd gevestigd. Gemeenten is gevraagd om met voorstellen te komen. Dus volgens mij hebben gemeenten die met rechts-radicalisme te maken hebben de mogelijkheid, met voorstellen te komen om in het kader van het actieplan aan de slag te gaan. Ik zeg toe dat ik met mijn collega Ter Horst zal nagaan of dit het geval is. Mocht dit niet het geval zijn, dan zullen wij ervoor zorgen dat wij daarover met een aantal gemeenten in gesprek gaan.

De heer Dibi (GroenLinks):

Informeert de minister de Kamer daarover?

Minister Vogelaar:

Vanzelfsprekend.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter. Ik heb een motie ingediend samen met mijn links-liberale vriend Van der Ham over het socialezekerheidsstelsel. Dat is motie nr. 25. De minister ontraadt aanvaarding ervan. Naar aanleiding van wat zij in haar brief naar voren brengt, vraag ik mij af of de minister en ik wel in hetzelfde land wonen. Zij zegt dat het goed gaat met de sociale zekerheid. Zij wijst op het Deltaplan Inburgering. Volgens haar is de arbeidsdeelname geen probleem. Wij leven toch beiden in het land waarin één op de twee niet-Westerse allochtonen geen werk heeft, twee op de drie Marokkanen in Amsterdam geen werk hebben en negen op de tien statushouders de eerste vier jaar geen werk hebben. Tegen die achtergrond kun je toch moeilijk beweren dat het allemaal goed gaat en dat wij gewoon door kunnen gaan? Wij willen toch tot een evenredige arbeidsdeelname van die immigranten komen? Dan zullen wij ons sociale zekerheidsstelsel moeten aanpassen en werk voor iedereen noodzakelijk maken.

Minister Vogelaar:

Wij verschillen niet van mening over de vraag of er sprake is van een grote werkloosheidsproblematiek onder verschillende migrantengemeenschappen in dit land. Ik heb zowel in mijn beantwoording als in de Integratienota heel helder aangegeven dat dit één van de kernproblemen is waar wij naast onderwijsproblematiek in het kader van integratie mee te maken hebben. Dus ik denk dat wij echt in hetzelfde land wonen. Wellicht verschillen wij van mening over de vraag of wij nog verder moeten ingrijpen in het socialezekerheidsstelsel om dit probleem op te lossen. Ik wijs op wat wij de afgelopen jaren hebben gedaan om het socialezekerheidsstelsel te activeren. Ik meen dat vandaag een brief aan de Kamer is uitgegaan over een aantal maatregelen die mijn collega Donner voorstelt om tot verdere arbeidsparticipatie te komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Die hebben wij gekregen.

Minister Vogelaar:

Kijk eens aan. Dan ziet u dat wij daar zeer serieus werk van maken. Daar zitten zelfs aanpassingen van het socialezekerheidsstelsel in. Ik denk aan het criterium van passende arbeid voor de WW. Het lijkt mij niet nodig om nog zo'n exercitie op dat punt uit te voeren.

De heer Kamp (VVD):

Ik geef nog eens de cijfers die ik net noemde. Van alle niet-Westerse immigranten werkt de helft niet. Van de Marokkanen in Amsterdam werkt tweederde niet. Negen van de tien statushouders werken niet. Tot welke verbetering wil de minister in deze kabinetsperiode komen? In welk tempo?

Minister Vogelaar:

Wij hebben aangegeven in de begroting voor Sociale Zaken dat het streven van dit kabinet erop is gericht om 80% arbeidsparticipatie te realiseren. Daar is een concrete doelstelling op geformuleerd. In de Integratienota heb ik aangegeven dat de sprong vooruit die gemaakt moet worden ten aanzien van de totale arbeidsparticipatie ook voor deze groepen moet gelden. Wij zullen forse stappen moeten zetten om deze werkloosheidsproblematiek terug te dringen. Dit is niet in concrete cijfers gedefinieerd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb een vraag naar aanleiding van de motie-Depla c.s., nr. 27, waarover ik ook in tweede termijn een vraag heb gesteld. Ik heb in tweede termijn gevraagd of de minister al een aantal dingen voorbereidt. Als het misloopt, is het wel handig dat je een wettelijke regeling op de plank hebt liggen, zodat snel kan worden ingegrepen.

Dan heb ik nog een korte vraag over de motie-Van Gent op stuk nr. 34, pagina 7 onderaan. Deze motie gaat over sporten. In mijn bijdrage heb ik gezegd dat het beter is om trapveldjes te hebben dan dat in de aanwaswijken rotzooi wordt getrapt. De minister ziet deze motie als een ondersteuning van haar beleid. Ik neem aan dat dit een positief stemadvies is.

Minister Vogelaar:

Om met dat laatste te beginnen: ik dacht het wel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Oké, bedankt.

Minister Vogelaar:

Er gaat echt veel gebeuren. Dat meen ik serieus. Ik heb al een aantal voorbeelden gegeven van afspraken die wij hebben gemaakt met de Johan Cruyff Foundation en de Richard Krajicek foundation. Gisteren was ik in Enschede en Hengelo, waar men een fantastisch project is gestart onder de naam "scoren in de wijk". Ik heb met FC Twente besproken hoe wij ervoor kunnen zorgen dat alle betaaldvoetbalclubs een vergelijkbaar initiatief nemen. Zij willen daar echt een rol in spelen. Ik heb echt het idee dat op dit terrein binnen de wijkaanpak het nodige gaat gebeuren. Ik ben daar heel enthousiast en positief over.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Volgende week vindt de behandeling plaats van de begroting van Sociale Zaken. Ik heb inmiddels een amendement ingediend, ook met het oog op de armoedebestrijding, om 10 mln. extra uit te trekken voor sportvoorzieningen in de wijken. Dat sluit dan geweldig op elkaar aan.

Ik krijg ook nog een antwoord op mijn vraag over de motie-Depla.

Minister Vogelaar:

Mevrouw Van Gent wil niet weten hoe voortvarend ik bezig ben.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat wil ik wel weten. Dat is ook goed voor de onderhandelingen.

Minister Vogelaar:

Ik heb een kluis thuis. Men kan er echt van uitgaan dat de voorbereidingen zodanig zijn dat ik zeer snel in staat ben om te handelen als zich deze situatie onverhoopt voordoet.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik wil een vraag stellen aan mevrouw Van Gent. Haar motie leverde bij ons toch wel wat discussie op. Zij heeft gezegd dat zij mensen in de gelegenheid wil stellen om meer te gaan sporten. Volgens mij bedoelt de minister dat zij mensen wil stimuleren tot meer sporten. Wij kunnen instemmen met stimuleren tot meer sporten. De voorstellen die mevrouw Van Gent voor de toekomst heeft, hebben niet alleen een investeringslast, maar ook een beheerslast van voorzieningen tot gevolg. Dan kun je niet volstaan met een eenmalige dekking via een amendement. Als het de bedoeling is om te stimuleren tot meer sporten, kan ik de motie steunen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Stimuleren. De volgende stap zetten wij bij Sociale Zaken.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb de motie op stuk nr. 22 ingediend over een doorrekening van het beleid dat de minister tot dusver heeft ingezet: het inflatievolgend huurbeleid, Vpb et cetera. De minister ontraadt het aannemen van deze motie omdat het EIB voor 2009 op zoek gaat naar efficiënte en positieve zaken. Ik wil daar graag een toelichting op. In mijn motie vraag ik om een doorrekening van het beleid van de minister waaruit blijkt wat dit per regio betekent voor de woningbouwproductie, maar de minister verwijst naar een ander onderzoek.

Minister Vogelaar:

Naar mijn idee komt dit onderzoek tegemoet aan het verzoek van mevrouw Van der Burg. Of ik moet haar niet goed begrepen hebben.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Worden de effecten van het inflatievolgend huurbeleid, bijvoorbeeld van de Vpb-heffing, daarbij betrokken?

Minister Vogelaar:

De details van dat onderzoek ken ik niet. Daar zou ik nog even naar moeten kijken. Ik zeg toe dat ik er voor dinsdag op terugkom.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

U ontraadt het amendement om geld naar kennisadviesfuncties te laten gaan, met als reden dat u niet kunt terugkomen op de subsidie aan Cordaid. Ik vind het verbazingwekkend dat er geld van het budget voor WWI naar projecten op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking gaat. Kunt u toelichten waarom deze niet uit het budget voor Ontwikkelingssamenwerking worden betaald?

Minister Vogelaar:

Het is niet ongebruikelijk dat de vakdepartementen activiteiten ondernemen die specifiek zijn voor hun sector. Wij hebben de organisatie van Habitat gehad en als uitvloeisel daarvan zijn er relaties met Zuid-Afrika, waar woningcorporaties actief zijn om knowhow over sociale woningbouw over te dragen. Dit project van Cordaid is gericht op kennisontwikkeling op het gebied van grootstedelijke problematiek. Ik kan verzekeren dat andere departementen vergelijkbare budgetten hebben om relaties met ontwikkelingslanden te onderhouden als het gaat om hun sector. Volgens mij is dit niets bijzonders. Daarnaast zijn wij al verplichtingen aangegaan die niet terug te draaien zijn, of er zouden schadeclaims aan vastzitten.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb een motie ingediend over een onderzoek naar de steeds maar dalende prijs-kwaliteitverhouding van woningen in Nederland, zeker in relatie tot Duitsland en België, waardoor steeds meer Nederlanders de grens over gaan. U zegt dat u de aanneming van deze motie ontraadt, maar dat u eigenlijk te weinig inzicht hebt in wat er nu precies gebeurt op de woningmarkt. Ik las vorige week nog in een artikel in de krant dat de bouwkwaliteit van woningen omlaag gaat.

De voorzitter:

Het gaat om een verduidelijking van de motie.

De heer Madlener (PVV):

Ik snap niet waarom de minister de aanneming mijn motie ontraadt. Het is toch goed voor een minister die over woonkwaliteit gaat, om de prijs/kwaliteit in de gaten te houden?

Minister Vogelaar:

Natuurlijk is het belangrijk om de prijs en kwaliteit van woningen in de gaten te houden en dat zal ik zeker doen. Ik denk dat heel veel factoren een rol spelen bij de prijs en kwaliteit van woningen. Maar je zou echt naar het totale functioneren van de woningmarkt moeten kijken om er zinnige uitspraken over te doen. Er zijn grote verschillen tussen woningmarkten, dus ik vraag mij af of het nodig is om daar onderzoek naar te doen. In die zin geef ik aan dat ik er geen behoefte aan heb.

De heer Madlener (PVV):

U houdt de woningmarkt wel in de gaten, maar hoe kan ik dan in de gaten houden wat u in de gaten houdt? Ik wil dan ook weten wat u weet. Ik heb er geen onderzoeken naar en ik vind dit onderwerp echt onderschat. De prijs-kwaliteitverhouding van woningen wordt steeds slechter. Het aandeel van grond en procedurekosten wordt steeds hoger. Dat is jammer, want anders zouden wij voor hetzelfde geld in een mooier huis kunnen wonen.

Minister Vogelaar:

In eerste termijn heb ik al geantwoord dat de grondkosten alles te maken hebben met het feit dat wij een klein land zijn met een fors bevolkingsaantal. De ruimte waarop wij kunnen bouwen is schaars. Dat is een groot verschil met een land als Duitsland. Dat is eenvoudig vast te stellen. Ik ben het eens met de opmerking over de procedurekosten, maar in de brief over de woningbouwproductie kom ik met een aantal voorstellen om verbeteringen in de procedure teweeg te brengen. Daarmee ga ik heel gericht aan de slag.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik heb nog een vraag over mijn amendement op stuk nr. 12 over volkstuinen. De minister heeft gezegd dat volkstuinen een ruimtelijke opgave in de steden kunnen betekenen, maar zij heeft ook onderstreept dat volkstuinen van maatschappelijk belang kunnen zijn, dat zij belangrijk kunnen zijn voor de leefbaarheid van woonwijken. Heeft de minister bij haar beoordeling van het amendement betrokken dat in de afgelopen jaren het aantal volkstuinen en volkstuincomplexen in de steden met 16% is afgenomen, ondanks het feit dat wij ISV-gelden, GSB-gelden en wijkaanpak hebben? Juist vanwege het stimulerende rijksbeleid om meer in te breiden„ is er een hevige concurrentiestrijd om de ruimte in de stad. Is het om die reden dan toch niet een goed initiatief om een stimuleringsfonds in het leven te roepen? Daarmee ga je niet op de stoel van de lagere overheden zitten. Dan ga je geen specifieke doeluitkeringen toewijzen, maar is het puur een stimuleringsfonds om de concurrentieslag het hoofd te kunnen bieden?

Minister Vogelaar:

Er bestaat geen verschil van mening over de wenselijkheid ervan, maar dat kunnen wat mij betreft volkstuinen zijn in de traditionele variant of andere vormen. Ik wil er niet toe overgaan om hiervoor een apart fonds voor in het leven te roepen. Ik zeg graag toe dat de kwestie "aandacht voor het groen" in de 40-wijkenaanpak de nodige aandacht krijgt. Dat hangt ook samen met het thema van gezondheid in de wijk en de vraag hoe wij die gezondheid kunnen bevorderen. Dat heeft ook te maken met het gegeven dat de buitenruimte uitnodigend moet zijn en dat er voldoende groen moet zijn. Maar om nu voor dit soort specifieke regelingen fondsen in het leven te gaan roepen, dat lijkt mij echt op gespannen voet staan met de besturingsafspraken die er tussen Rijk en gemeenten zijn gemaakt.

De heer Van Heugten (CDA):

Ik kan mij de redenering van de minister wel voorstellen, maar ik wil er toch op wijzen dat deze Kamer zich in de afgelopen vijf jaar al drie keer positief over volkstuinen in steden heeft uitgesproken. Men is niet verder gekomen dan mooie folders en mooie woorden. Dit is nu net een keer boter bij de vis om het echt aan te zetten. Ik dacht dat deze minister wel van die methode van werken hield. Ik doe dus toch een laatste poging om de minister over te halen om zich positief uit te spreken over dit amendement.

Minister Vogelaar:

Voorzitter. Ook al is het verleidelijk, ik laat mij er niet toe verleiden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Dibi stel ik voor, zijn motie (31200-XVIII, nr. 33) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag zal worden gestemd over de ingediende moties. In de week daarna zal worden gestemd over alle ingediende amendementen en de begroting zelf.

De vergadering wordt van 20.20 uur tot 20.30 uur geschorst.

Naar boven