Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 14, pagina 920-942 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 14, pagina 920-942 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2007 (30800 V).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Koenders (PvdA):
Voorzitter. De historica Barbara Tuchman schreef over de periode vóór 1914 het boek "The march of follies", de dwaasheden die het voorspel voor de Eerste Wereldoorlog vormden. Vrij vertaald: alles wat de grootmachten in die tijd aan strategie ontwikkelden, verkeerde in het tegendeel en werkte averechts, doelen kwamen niet dichterbij, maar verdwenen achter de horizon, en vrede werd oorlog. Wij leven nu in een volstrekt andere tijd en de kans op een grote oorlog is gering, maar er doen zich ook onheilspellende overeenkomsten met deze tijd voor die de aandacht van elke politicus, van elke minister van Buitenlandse Zaken zouden moeten opeisen.
De successen van de oorlog tegen terreur en de strijd tegen de As van het Kwaad, verkeerde termen voor op zichzelf juiste doelstellingen, zijn in het tegendeel verkeerd. De Amerikaanse inlichtingendiensten leggen een direct verband tussen de ook door Nederland gesteunde oorlog in Irak en de groei van het internationale terrorisme, dat ook ons land bedreigt. De As van het Kwaad lijkt zich door middel van kernproeven meer dan ooit te bewapenen tegen preventieve oorlogen, waardoor juist autoritaire regimes direct dreigen te gaan beschikken over de macht om massa's mensen te vernietigen. De droom van het opleggen van democratie met militaire middelen is omgeslagen in een vasthouden aan hernieuwde steun voor autoritaire regimes, die juist het terrorisme aanwakkeren, terwijl tegelijkertijd de moeizame uitkomst van democratische verkiezingen in de Palestijnse Autoriteit en Libanon worden verworpen, en het desastreuze beleid versterkt dat je nooit met je vijand mag spreken. Zelfs president Reagan dacht daar destijds anders over!
Niet de noodzaak van de harde bestrijding van het terrorisme en radicalisme, noch de noodzaak van alle prioriteit geven aan de strijd tegen de verspreiding van kernwapens, staat hier wat mij betreft ter discussie. Ook voor de Partij van de Arbeid zijn dat, naast armoede en falende staten, belangrijke prioriteiten. Wel staan de gigantische strategische fouten die daarbij zijn gemaakt de noodzaak een nieuwe richting in te slaan en het veel te volgende, afwachtende beleid van het Nederlandse kabinet hier centraal. Nog steeds lijken de lessen niet geleerd, niet uit het humanitaire en politieke drama van het door Nederland gesteunde ingrijpen in Irak, waar inmiddels meer dan een half miljoen burgerslachtoffers zijn gevallen, en ook niet uit het totale gebrek aan politieke prioriteitsstelling voor het Midden-Oosten, met daarna in deze zomer het immense drama van de oorlogen in Israël, Libanon en Gaza, die mede daarvan een gevolg zijn. Toen minister Bot van de zomer afstand nam van nota bene Kofi Annan, die smeekte om een direct staakt-het-vuren, vielen de volgende 72 uur niet alleen de Katusharakketten op de burgers van Israël, maar kreeg Libanon een clusterbommenregen over zich heen die zijn weerga in de geschiedenis niet kent. Een scherpe politieke veroordeling van de provocatie van Hezbollah en de Israëlische overreactie kreeg geen Nederlandse steun. Nederland steunt nog steeds niet het Noorse initiatief voor een clusterbommenmoratorium. Waar Barbara Tuchman op doelde in haar Mars van de dwazen gebeurt ook hier: Iran en Nazrallah zijn niet verzwakt, maar juist populairder geworden.
De heer Van Baalen (VVD):
Ik vind het interessant dat uw woorden impliceren dat je niet van de secretaris-generaal van de VN kunt afwijken, alsof dat een soort morele godheid is. Volgens mij zijn er op onderdelen wel redenen om, zoals minister Bot heeft gedaan, het niet met de secretaris-generaal eens te zijn. Daar moet u geen morele kwalificatie aan geven, hoogstens een politieke. Bent u dat met mij eens?
De heer Koenders (PvdA):
Ik kijk naar wat ik heb gezegd, maar volgens mij was dat duidelijk een politieke uitspraak. Ik heb gezegd dat het heel onverstandig was om de secretaris-generaal op dit belangrijke punt te verlaten. Ik denk dat dat desastreus heeft uitgewerkt voor de bevolking in Libanon.
De heer Van Baalen (VVD):
Dan ben ik tevreden gesteld dat het een politieke kwalificatie is, geen morele. Maar ik beluisterde in de stem van de heer Koenders iets anders. Het zij zo.
De heer Koenders (PvdA):
Bij sommige partijen hangen politiek en moraliteit een beetje samen. Dat is bij u kennelijk iets ingewikkelder.
Het deel van de wereld dat Jeruzalem, Bagdad, Teheran en in groeiende mate ook Kabul omvat, wordt steeds meer een bloedende wond, waar vredesprocessen ontbreken. Inmiddels is de neoconservatieve droom uitgeblust in het stalinistische Pjongjang en het gewelddadige Bagdad. Onze kritiek op het kabinet is bekend, ik ga die kritiek niet herhalen, gezien de tijd. Naast Irak en de absurde onwil om dit niet te willen onderzoeken, het veel te volgende beleid en de vertraagde kritiek op onze Amerikaanse bondgenoot, en ondanks Iran en Atjeh het nog steeds te grote gebrek aan investering met gelijkgezinden in een Europees alternatief voor het gevoerde beleid, blijft minister Bot nog steeds de kundige diplomaat dan de scherpe politicus. Niemand zal beweren dat er eenvoudige oplossingen zijn, maar het Nederlandse beleid ten aanzien van het Midden-Oosten was deze zomer ronduit onevenwichtig, en de verlate kritiek op Guantánamo Bay leidt nu tot een officiële juridische advisering aan de VS, waar Amnesty zich terecht grote zorgen over maakt. Het foute beleid is namelijk net door het Congres geaccordeerd, en over de principes van het internationale recht en de Geneefse Conventies kan verder weinig worden gediscussieerd. Diplomatiek ivoor draaien is noodzakelijk, in de huidige wereldwanorde is scherper varen soms echt nodig.
Ik noem vijf punten die wij graag anders zouden willen zien, of waar wij een beleidsinitiatief verwachten. Om te beginnen zijn dat de Transatlantische betrekkingen, die ook voor ons zeer noodzakelijk blijven in een wanordelijke wereld. Maar die relatie moet evenwichtiger, en ik denk dat de NAVO-top in Riga daarvoor een kans biedt. Ik zou willen dat daar het begin van een discussie komt over een nieuwe Transatlantische deal, een meer politieke NAVO, maar ook kritiek op onze eigen Europese bondgenoten. Frankrijk en Turkije blokkeren enig overleg tussen de EU en de NAVO, wat direct van invloed is op het succes van onze operatie in Afghanistan. Ik zou willen dat de Nederlandse regering, juist ook gezien de kritiek die de Engelse stafchef had op het optreden in Irak en de consequenties die hij trok, ook voor de meer doenbare en betere missie in Afghanistan, daarvan leert. Ik zou een Nederlands initiatief willen op de volgende punten.
Ten eerste een gezamenlijke kritische verklaring over de regering-Karzai en de benoemingen en de voortdurende marginalisatie van het Zuiden. Dat wordt veel te zacht uitgesproken. Ten tweede een gezamenlijke interventie bij Pakistan over het dubbelspel van de geheime dienst daar en de noodzaak om de binnenlandse vrede, die nu afgekocht is, niet ten koste te laten gaan van de vrede daarbuiten, in het bijzonder in Afghanistan. Ten derde een scherpere interventie van Nederland bij de EU en de VN. Ik vind dat wij veel scherper moeten opereren in Brussel en New York als het gaat om de steun aan en de verbetering van de positie van hulpverlening in het Zuiden. Ik ben van plan op dit punt een motie in te dienen. De beantwoording van vragen door de regering op dit punt is veel te slap. Ten vierde wil ik een onderzoek naar contacten en overleg met de taliban, ook gezien wat er in Helmand is gebeurd. Ten vijfde wil ik een gezamenlijke verklaring en herbevestiging over het humanitair oorlogsrecht om alles op alles te zetten om het verkeerde beeld van een "shoot to killmissie" te voorkomen.
Over het vredesproces in het Midden-Oosten heb ik genoeg gezegd. Onze positie is bekend. Ik wil ervoor waarschuwen, niet terug te vallen op de roadmap. Die moet echt anders. Wel wil ik voorstellen dat er een deltaplan komt voor het bereiken van de moslimwereld: geen dubbele standaarden en veel meer contacten met de gematigde islam. Vorig jaar heb ik daarover samen met mijn collega Ormel een motie ingediend. Ik wijs erop dat op een aantal punten, ondanks de verbeteringen die ik gezien heb, meer gedaan moet worden aan contacten met de pers. Ook wat de persvrijheid betreft is verbetering noodzakelijk. Er moeten meer contacten komen met de gematigde islam. Wij zijn daar veel te voorzichtig in. Ook moet er veel meer sprake zijn van publieke diplomatie. Ik wil specifiek op Egypte ingaan. Wij geven al twintig jaar steun aan Egypte, zonder dat er enige serieuze verbetering zichtbaar is die leidt tot goed bestuur. Er zijn heel moeizame verkiezingen geweest. Toch willen wij de hulp verhogen van 7,5 mln. naar 16,3 mln. Dat vind ik geen logische consequentie van het beleid inzake het verminderen van de steun aan autoritaire regimes. Is de regering bereid om daar op een andere manier naar te kijken en ook eens te interveniëren als er iemand van een gematigde islamitische beweging in de gevangenis komt, conclusies te trekken uit de Egyptische election monitoring enzovoorts.?
Wat de non-proliferatie betreft bestaat er een groot risico. Hoe staat de Nederlandse regering tegenover de overeenkomst die de Verenigde Staten met India hebben gesloten? Die overeenkomst leidt tot grote risico's, onder andere van dubbele standaarden. Uiteraard is het risico van virtuele proliferatie, zoals ElBaradei het noemt, zeer groot. Wat wij nu eigenlijk moeten doen is aan de ene kant sancties instellen, hoewel zij vaak solidariseren en meestal tot humanitaire problemen leiden, en aan de andere kant opnieuw onderhandelen. Dat is een moeilijke combinatie, want beide lijken niet te werken. Wat zijn naar de mening van de regering succesvolle sancties?
Ik zou graag zien dat de Nederlandse regering veel meer met Duitsland optrekt, zeker als het gaat om Afrika. Dat heeft minister Bot naar voren gebracht aan het begin van zijn regeerperiode. Het laatste staatsbezoek aan Duitsland vond in 1991 plaats. Is de regering bijvoorbeeld bereid bij Duitsland te interveniëren over de missie in Congo, die eigenlijk een maand langer zou moeten duren? Wat Darfur betreft verwijs ik naar de motie over de voorbereiding van de no flyzone. Die voorbereiding moet nu beginnen. Dat betekent planning en samenwerking met Tsjaad.
Dan kom ik op het belangrijke punt van onze mensenrechtenambassadeur. Ik betreur het dat, ondanks toezeggingen, de mensenrechtenambassadeur opnieuw niet naar Ethiopië is gegaan. Daar hebben wij herhaaldelijk om gevraagd. Hoe ziet de regering in het licht van de Olympische Spelen van 2008 een bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan China? Op welke wijze wordt in de contacten met China de nadruk gelegd op Tibet of de arbeidsrechten.
Voorzitter. Dat was mijn bijdrage voor vanmiddag.
De heer Ormel (CDA):
Aan het einde van de bijdrage van de heer Koenders merk ik op dat ik zijn opsomming van de internationale situatie in grote lijnen deel. Het is een zorgelijke situatie in de wereld. Hij begon zijn betoog met Barbara Tuchman en The march of folly. Ik vind dat een mooie vergelijking. Als u die vergelijking doortrekt en het schot van Gavrilo Prinzip in Sarajevo vergelijkt met de aanslag van 11 september en als u datgene wat toen is gebeurd – de Eerste Wereldoorlog na het schot van Gavrilo Prinzip – vergelijkt met datgene waar wij nu in zitten, kunt u toch niet menen dat de reactie van de internationale gemeenschap op het wereldwijde terrorisme een verdwazing is die vergelijkbaar is met de Eerste Wereldoorlog? Dan moet u toch erkennen dat de reactie van de internationale gemeenschap en zeker ook van de Nederlandse regering een reactie is geweest van maatvoering en van optreden als het moet en praten als het kan?
De heer Koenders (PvdA):
Wij hebben inderdaad een fundamenteel andere visie op wat in de afgelopen jaren is gebeurd. Bij Barbara Tuchman ging het om het feit dat je een strategie en op zich wenselijke doelen kiest, maar dat je dat op zo'n wijze doet dat precies datgene gebeurt wat je niet wilt. Je bestrijdt het terrorisme, maar het terrorisme neemt toe. Zie Irak: 600.000 burgerdoden en toename van het terrorisme, zoals aangegeven door Amerikaanse inlichtingendiensten. Dat is een directe bedreiging voor Nederland, gesteund door het CDA. Dat is punt één.
Wij hebben er hier herhaaldelijk voor gepleit om de strijd tegen de terreur op een effectieve manier te voeren. Dat betekent: op financieel terrein, soms op militair terrein – zie Afghanistan – en soms op het terrein van de politieke ideeën. In feite is er echter sprake van een strijd die in de moslimwereld steeds meer wordt gezien als een strijd tegen hen. Dat is precies het verlies in de strijd tegen ideeën. Dat is de tweede grote strategische fout die gemaakt is.
De derde fout is om te denken dat je nooit met je tegenstander moet praten omdat je tegenstander fout is, een terrorist is en geen mens en dat je dus geen vrede met je tegenstander kunt maken. Je kunt niet met iedereen spreken. Ik heb hier bijvoorbeeld nooit gepleit voor onderhandelingen met Al-Qa'ida. Dat lijkt mij onzinnig, maar het CDA bekijkt alles met betrekking tot de dialoog en het vredesinitiatief in het Midden-Oosten eenzijdig en onevenwichtig. Ik wijs maar op de enorme discussies die wij hebben gehad over de enorm moeilijke uitslag van de Palestijnse verkiezingen en van de verkiezingen in Libanon. Vervolgens mag met niemand gesproken worden. Het resultaat daarvan is dat deze groeperingen een grotere bedreiging vormen en populairder zijn dan ooit.
Dat is Barbara Tuchman. Dat is het probleem van een strategie kiezen met doelen die zinnig zijn. Misschien moet de heer Ormel even door de heer Brinkel geïnstrueerd worden over hoe het in 1914 ging, want zo was het. Het ging mij niet om het schot. Daarom is de vergelijking met 11 september ook niet juist. Het gaat om het voorportaal. Daar ging het om een strategie die qua doelen – democratie in het Midden-Oosten – zinnig is maar dan niet met militaire middelen. De strijd tegen het terrorisme is hartstikke belangrijk, maar moet niet worden gevoerd op een manier die het probleem groter maakt. Ik vind dat de Nederlandse regering in de afgelopen periode die lijn veel te veel heeft gevolgd en geen ander geluid heeft laten horen toen dat nodig was. Het belangrijkste punt was dat in de zomer echt verkeerde keuzes zijn gemaakt ten aanzien van het Midden-Oostenconflict en bijvoorbeeld het staakt-het-vuren in Libanon. Dat betekent niet dat alles fout is gegaan, dat alle keuzes verkeerd worden en dat ook Nederland en minister Bot niet hebben geprobeerd om op een aantal punten een verandering aan te brengen. Het verbaast mij echter dat wij, als de minister ons uitlegt dat Nederland het echt belangrijk vindt dat er kritiek komt op Guantánamo Bay, vervolgens nog eens juridisch gaan adviseren wanneer het Congres de hele zaak geaccordeerd heeft. Dat is diplomatie; dat is geen politieke keuze.
De heer Samsom (PvdA):
Voorzitter. Hoe relevant zijn de woorden "honger", "ziekte", "gebrek", "geweld" en "Afrika" nog in het Nederlandse politieke debat? Ik wanhoop niet meer: zij zijn heel relevant. Dat weet ik sinds dit weekend, want het zijn allemaal zesletterwoorden en via het tv-spelletje Lingo deden zij de politiek even op haar grondvesten trillen. Het vervulde mij met trots en ik heb het heuglijke nieuws meteen dolenthousiast gemeld op de website www.ikbentrotsopNederland.nl. Ik reken op zo'n mooi blauw tegeltje, zeg ik tegen het CDA.
Nu zonder een spoor van ironie: wat doen wij nu echt aan de bestrijding van honger, ziekte, gebrek en geweld in grote delen van deze wereld? Hoeveel zijn wij bereid te ondernemen vanuit onze knusse en welvarende polder om andere mensen te laten meedelen in de welvaart? Over die vraag gaat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking onder andere. Die vraag staat vandaag centraal.
Met alle waardering voor de begroting 2007 voor deze minister, voor de beantwoording van de vraag wat Nederland in de komende jaren in petto heeft voor de armen in de wereld moeten wij vooral kijken naar de plannen van politieke partijen op de wat langere termijn. Het wordt mij dan koud om het hart.
Ik begin bij de VVD. Die partij heeft de afgelopen jaren met wisselend succes een volstrekte karikatuur gemaakt van het debat over ontwikkelingssamenwerking. Wat heeft dat opgeleverd? Niets, nakkes, nada. Er is werkelijk geen enkel substantieel voorstel van de VVD overgenomen in de afgelopen jaren. Wellicht is dat de reden dat de VVD in haar verkiezingsprogramma ook geen enkel substantieel voorstel meer doet, behalve het voorstel om 600 mln. te bezuinigen. Daarmee toont de VVD haar ware aard. Het doel was dus niet betere ontwikkelingssamenwerking maar minder ontwikkelingssamenwerking. Was alle poeha van de afgelopen jaren alleen bedoeld om dat werkelijke doel te maskeren: minder geld geven aan arme landen zodat je zelf meer overhoudt? Ik ben in ieder geval blij dat dit nu duidelijk is voor iedereen.
De heer Szabó (VVD):
Ik schat de heer Samson redelijk hoog in. Ik neem dan ook aan dat hij de stukken leest die wij schrijven. De VVD is de partij geweest die in de Tweede Kamer de knuppel in het hoenderhok heeft gegooid. Wij zijn met Duurzame armoede: 35 jaar Nederlands ontwikkelingsbeleid gekomen en met Noorse garnalen uit Bangladesh. Die stukken staan vol met commentaar over wat er niet goed is gegaan en met voorstellen hoe het beter kan. Wij hebben dat op tafel gelegd. Wij zijn ook realistisch. Tijdens een begrotingsbehandeling kunnen wij niet alles binnenhalen. Ik vind het echter winst als ik de heer Samson zijn houding zie aanpassen en als ik hem hoor zeggen handel belangrijk te vinden. Dat heb ik de PvdA vroeger niet horen zeggen. Ga zo door!
De heer Samson (PvdA):
Dank voor de aansporing. Ik heb gezegd dat de VVD een aantal voorstellen heeft gedaan. Aan knuppels in het hoenderhok was er inderdaad geen gebrek. Er was wel gebrek aan goede voorstellen die konden rekenen op steun in de Kamer. De VVD doet in haar verkiezingsprogramma alleen het voorstel om 600 mln. te bezuinigen. Ik vind dat moreel verwerpelijk.
De heer Szabó (VVD):
Wij geven duidelijk onze prioriteit aan. Dat is het afbreken van handelsbarrières. Wij hebben een kort verkiezingsprogramma. De rest is al uitgewerkt en hoeft niet nog eens gemeld te worden. De heer Samson heeft bladzijden nodig om niets te zeggen en om geen goed en nieuw beleid op tafel te krijgen. Dat is zijn probleem. De VVD is helder.
De heer Samson (PvdA):
Het korte verkiezingsprogramma van de VVD is net lang genoeg om 600 mln. aan bezuinigingen te noteren. Mijn oordeel daarover is helder.
Dan het CDA: mooie woorden, maar geen ambitie. Vooral alles bij het oude laten. Het ergste is dat de landbouwsubsidies niet hoeven te worden aangepakt tot 2013. Tot die tijd hoeven arme boeren in Afrika niet te rekenen op het CDA. De hulp hoeft ook niet effectiever en de corruptie hoeft niet bestreden te worden. Daar worden geen voorstellen voor gedaan. Vervuiling van het budget wordt door het CDA goedgekeurd en het aandeel ontwikkelingssamenwerking van de begroting hoeft niet omhoog. Dat doet bij mij de vraag rijzen of de ambitie en de naastenliefde van het CDA nog voorbij Lobith strekt.
Wat stelt de Partij van de Arbeid hier tegenover? Een realistische internationale politiek in dienst van een heel groot ideaal: een einde maken aan armoede. Onze generatie is de eerste die de middelen en de kennis tot haar beschikking heeft om dit ideaal waar te maken. Daarin falen, zou een onuitwisbare schande betekenen. Daarom kiezen wij onvoorwaardelijk en ruimhartig voor ontwikkelingshulp. Ons ideaal komt alleen dichterbij als wij bereid zijn om de hulp constant te verbeteren. Ik zeg daarom tegen het CDA dat het de zaken niet moeten laten zoals die zijn. Wij moeten continu werken aan verbeteringen. Daarbij ligt voor ons het accent op corruptiebestrijding, echt investeren in bedrijvigheid: geen exportsubsidies maar investeren in het midden- en kleinbedrijf, radicale donorharmonisatie, hulp bij de energievoorziening, afscheid van verstorende landbouwsubsidies en handelsvoorwaarden. Namens alle mensen die Nederland weer een vooraanstaande rol in de internationale samenwerking toewensen, zeg ik: ik smacht naar de verkiezingen.
De heer Szabó (VVD):
Hopelijk realiseert de heer Samson zich dat 99% van wat hij zegt VVD-beleid is.
De heer Samson (PvdA):
Dat is allemaal waar. Tot uw dienst. U hebt inmiddels afscheid genomen van al die woorden en u bent weer wat anders gaan doen: 600 mln. bezuinigen. Ook tot die tijd valt er nog het nodige te verbeteren. Dat moet in deze begroting.
Voorzitter. Ik begin bij het onderwerp energie. Voor de PvdA-fractie is een duurzame en stabiele energievoorziening een absolute prioriteit. Dat is niet alleen nodig in Nederland, maar ook elders, want onze gezamenlijke toekomst is afhankelijk van de vraag of wij erin slagen om de overgang naar een schone energievoorziening te maken voordat klimaatveranderingen en oprakende brandstoffen ons voor onoverkomelijke problemen plaatsen. Daarom investeren wij in Nederland in schone energie. Daarnaast schroeven wij onze ambities op het gebied van internationale samenwerking flink op. Onze inzet is om daaraan 150 mln. extra per jaar te besteden. Dat is een groot verschil met de inzet van dit kabinet. Tien miljoen mensen van energie voorzien klinkt aardig, maar het is erg mager, gegeven de enorme uitdaging waar wij voor staan. Nederland kan de wereld niet in zijn eentje redden. Moeten wij onze ambitie niet een tandje bijschroeven? Vindt de minister echt dat zij voldoende doet om het prangende energievraagstuk aan te pakken?
Over schuldkwijtschelding hebben wij al veel gediscussieerd, maar het wordt niet beter. Integendeel, het wordt erger. Van elke € 100 aan ontwikkelingshulp gaat er straks € 12 naar schuldkwijtschelding, terwijl de afbetalingen van die EKI-schulden gewoon terugkomen bij minister Zalm in de algemene middelen. Zo gaat het de verkeerde kant op. De minister wil aan de ODA-criteria blijven voldoen, maar niets verhindert haar om het budget voor ontwikkelingssamenwerking te verhogen, zodat er ruimte blijft voor die andere belangrijke zaken. Vindt de minister dat niet een veel elegantere oplossing?
Over de exportsubsidies, het stokpaardje van de VVD-fractie, gebonden exportsteun, perverse hulp, zeg ik: maak er nu een einde aan. De minister heeft dat vorig jaar toegezegd, maar zij heeft tot nu toe niets van zich laten horen. Sindsdien blijft het stil. Wat zijn de plannen rond het ORET-programma? Dat is die hulp waar wij zo graag van af willen. Wij willen die hulp omvormen tot echte investeringssubsidies voor het bedrijfsleven in Afrika.
De heer Szabó (VVD):
U hebt een aantal malen gezegd dat u meer geld in ontwikkelingssamenwerking wilt pompen, maar ik hoor u niets zeggen over de efficiëntie van het geld dat nu wordt uitgegeven. U weet dat wij grote problemen hebben met de tientallen miljoenen die wij ieder jaar aan seminars uitgeven.
De voorzitter:
Mijnheer Szabó, een interruptie is niet bedoeld om uw termijn alvast in te vullen. U moet niet de hele tijd met standpunten komen aanzetten, u moet gewoon vragen stellen.
De heer Szabó (VVD):
Waar blijft de heer Samsom met zijn toegevoegde waarde als het gaat om efficiënt werken? Hij weet dat er heel veel overhead is, maar daar hoor ik hem niet over. Het geld daarvoor zou naar Afrika moeten gaan.
De heer Samsom (PvdA):
Het is frappant dat u die vraag stelt aan het eind van mijn blokje exportsubsidies en gebonden hulp. Als er iets ineffectief is, dan is het gebonden exportsteun. Dat blijkt uit alle internationale onderzoeken. Daar moeten wij dus zo snel mogelijk van af. Op uw pleidooi om de hulp effectiever te maken, ben ik net ingegaan. Ik heb de minister opgeroepen om de ORET-subsidies af te schaffen en te veranderen in echte investeringssubsidies. Ik hoop dat ik deze keer wel op de steun van de VVD-fractie kan rekenen.
Voorzitter. Trafigura is inmiddels een illustere naam geworden: de giframp in Ivoorkust. Tot nu toe sprak ik vooral met de staatssecretaris van VROM over zijn betrokkenheid bij dit verhaal, maar er is meer. Wat ons betreft zetten wij alles op alles om de boeven te pakken en de slachtoffers te helpen. Daarbij is een rol voor Ontwikkelingssamenwerking weggelegd. Kunnen wij geen bijstand verlenen aan de mensen die een schadeclaim indienen tegen het bedrijf Trafigura? Dat zou een heel welkome bijdrage kunnen zijn. De mensen in Ivoorkust zijn straatarm en hebben recht op bijstand om de schade te verhalen op dit boeventuig. Volgende week doet de Verenigde Naties waarschijnlijk een klemmende oproep aan donorlanden om bij te dragen aan opruiming en nazorg. Ik ga ervan uit dat Nederland voor in de rij staat om hieraan een bijdrage te leveren. Ik hoop dat de minister dat kan toezeggen.
Dat brengt mij bij het medefinancieringsstelsel. De eerste ronde is achter de rug en de eerste slachtoffers zijn gemaakt. Uit de beschikkingen die wij hebben gezien, stijgt de lucht op van een papieren exercitie, een boekhoudkundig afvinken van puntjes en lijstjes. En puntenlijsten stroken nu eenmaal niet met de werkelijkheid. Waarom is het budget voor vernieuwende organisaties zo karig besteed? Daar sprak de minister zelf ook al haar teleurstelling over uit. Waren er echt geen goede aanvragen of zijn die vernieuwende aanvragers beoordeeld met de meetlat voor gevestigde organisaties? Zo krijgen wij nooit de innovatie die wij zo hard nodig hebben in die sector. Dat vindt de heer Szabó vast ook. Ik zou graag zien dat wij wat ruimhartiger omgaan met organisaties die echt vernieuwing willen brengen in ontwikkelingssamenwerking.
Een probleem dat wij al eerder hebben aangekaart, is dat regionaal werkende organisaties in het Zuiden tussen wal en schip vallen. Vorig jaar hadden wij het over een organisatie die had moeten kunnen profiteren van het SALIN-programma, maar de minister verwees die organisatie door naar de ambassade. Daar heeft men zich braaf gemeld, maar er kwam niets uit, terwijl de kwaliteit van het werk onomstreden is. Ik doel op de African Wildlife Foundation, die ontzettend belangrijk werk doet voor natuurbehoud in Afrika. Andere organisaties is hetzelfde overkomen, waarvoor echt een oplossing moet worden gevonden. Het verwijzen naar de ambassade zoals vorig jaar gebeurde, helpt niet.
Rwanda is een land waarin de politieke vrijheden maar zeer moeizaam worden verbeterd. Het is een belangrijke case voor het geven van ontwikkelingshulp, waarin het systeem van hulp gekoppeld aan politieke dialoog zich echt moet gaan bewijzen. Het amendement van mijzelf en de heer Koenders op dit punt lijkt totaal op de verkeerde manier te zijn uitgevoerd. Er werd gekort op een kritische organisatie in plaats van op de regering. Daarmee wordt het tegenovergestelde bereikt van wat was beoogd. Ik hoop dat de minister verbetering van het beleid voor Rwanda aankondigt, anders gaan wij er nog een keer met een motie of een amendement tegen in.
De koningin begon haar troonrede met mooie woorden over onze verantwoordelijkheid voor de rest van de wereld. Ik doe een klemmende oproep aan de minister en vooral de coalitiepartijen om het niet bij mooie woorden te laten.
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Met de behandeling van de begroting voor 2007 maakt de CDA-fractie de balans op van vier jaar buitenlands beleid van de kabinetten-Balkenende. Nederland doet het goed in het internationale verkeer. Ik noem graag enkele in het oog springende punten: een actieve Nederlandse bijdrage aan het herstel van de internationale rechtsorde in Afghanistan, Irak, Bosnië, Congo, Sudan en Libanon; de benoeming van een Nederlandse secretaris-generaal van de NAVO; het lidmaatschap van Nederland van de eerste VN-Mensenrechtenraad; betrokken Nederlandse diplomaten op internationale sleutelposten, zoals de heer Everts als senior civilian representative van de secretaris-generaal van de NAVO in Afghanistan en de heer Pronk als speciale afgezant van de secretaris-generaal van de VN; de erkenning van de Indonesische onafhankelijkheidsdatum en de daarop volgende toenadering; een zeer goed verlopen EU-voorzitterschap in 2004; hulp aan slachtoffers van de Tsunami, de aardbevingsramp in Pakistan en de orkaan Katrina in New Orleans; effectieve ontwikkelingssamenwerking, waarop mijn collega Ferrier straks zal ingaan. Nederland telt mee! Ik complimenteer deze twee ministers en de medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken, hier en overzee. Daarmee zou ik kunnen eindigen, maar er is natuurlijk het nodige aan de hand.
Collega Koenders sprak over de The March of Folly van Barbara Tuchman. Dat is interessant, maar het doet geen recht aan de periode waarin wij ons bevinden. Ik raad hem aan om The Thirty Years Crisis van Carr te lezen. Daarmee is de internationale situatie te vergelijken.
Terroristen houden zich niet aan landsgrenzen, morele waarden of Geneefse Conventies. Het afgelopen jaar hebben wij in deze Kamer diverse malen gesproken over de wijze waarop de Amerikanen omgaan met de door hen gevangen genomen personen die van terrorisme worden verdacht. Kamerbreed hebben wij de geheime detentiecentra en het oprekken van Geneefse Conventies afgekeurd.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dit is echt geschiedvervalsing. Ik heb de CDA-fractie hier nooit de behandeling van gevangenen door de Verenigde Staten duidelijk horen veroordelen. Nu de Amerikanen zelf hebben toegegeven dat zij geheime detentiecentra hebben, zegt de CDA-fractie opeens: wij vonden het altijd al erg. Kom nou!
De heer Ormel (CDA):
Mevrouw Karimi, herpak u toch. Deze minister heeft als geen ander voortdurend bij de Amerikanen aangedrongen op het toelaten van het Rode Kruis tot de gevangenen in Guantánamo, het verbeteren van de situatie daar en het aangaan van een dialoog. Deze minister heeft er mede aan bijgedragen dat de Amerikanen op een gegeven moment zijn gaan praten. Sterker nog: deze minister heeft ook hier gezegd dat hij een tijdje in de ijskast van mevrouw Condoleezza Rice heeft gezeten, juist vanwege zijn kritiek op Guantánamo Bay. Voorzitter, ik vervolg mijn betoog.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi mag nog één keer reageren.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Het is de traditie dat ik ook vragen mag stellen. Ik nodig de heer Ormel uit om vóór de tweede termijn in de Handelingen te laten zien waar hij hier ooit in de Tweede Kamer namens de CDA-fractie heeft geprotesteerd tegen de behandeling van gevangenen door de Verenigde Staten.
De heer Ormel (CDA):
Ik ga het huiswerk van mevrouw Karimi niet doen. Wij hebben dat een en andermaal gedaan, met zijn allen in de Kamer. Enige maanden geleden is dat nog gebeurd. De exacte datum weet ik niet, maar die kan mevrouw Karimi vast zelf wel vinden.
De heer Van Baalen (VVD):
Het was een mooi betoog van de heer Ormel. Kent hij het goed oud-Nederlandse spreekwoord, dat misschien ook wel eens is gebruikt bij Lingo, "goede wijn behoeft geen krans"? Het beleid spreekt toch voor zichzelf? U overschreeuwt zich een klein beetje, vindt u niet?
De heer Ormel (CDA):
"Goede wijn behoeft geen krans" is iets te lang voor Lingo. Dat gaat slechts om vijf letters in één woord. Wij kunnen nog de hele avond nadenken over die vijf letters in één woord. Het woord "respect" telt vast meer dan vijf letters. Wat deze ministers en de kabinetten-Balkenende, ook met behulp van de VVD, hebben gedaan, verdient respect.
De heer Van Baalen (VVD):
Het respect van de VVD-fractie is natuurlijk met het kabinet en deze ministers. Het is toch een beetje vreemd om het zo uit te spreken? Hebt u dan helemaal geen kritiek?
De heer Ormel (CDA):
Daar ga ik nu aan beginnen.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Ormel overschreeuwt zichzelf niet alleen, maar hij spreekt slechts halve waarheden. Het is zo dat deze minister heeft geprotesteerd tegen de behandeling op Guantánamo Bay. Het is zo dat de minister heeft bepleit dat het Rode Kruis toegang zou krijgen. Het is ook zo dat deze regering, met steun van het CDA, toestemming heeft gegeven voor het optreden van de Nederlandse militairen in Afghanistan, waarbij, niet door Nederlanders, mensen op onduidelijke wijze gevangen worden genomen. Wij weten niet wat er met die gevangenen gebeurt. Een aantal gevangenen eindigt ongetwijfeld in Guantánamo Bay. Dat mogen wij alleen niet weten. Ook dat is de waarheid. Als de heer Ormel zegt dat hij hier de balans wil opmaken, dan moet hij niet alleen de waarheden uitspreken die hem goed uitkomen. Hij moet dan ook de waarheden uitspreken waarvoor hij medeverantwoordelijk is, maar die hem niet goed uitkomen.
De heer Ormel (CDA):
Ik ben heel erg benieuwd hoe de positie van de SP als nieuwe NAVO-vriend twee jaar geleden zou zijn geweest, namelijk toen de SP dat nog niet was. Wat de heer Van Bommel mij vraagt, is gewoon nonsens en klinkklare flauwekul. Ik heb een kleine bloemlezing gegeven van een aantal zaken die deze regering goed heeft gedaan. Er zijn er ongetwijfeld nog veel meer. Ongetwijfeld horen wij die ook nog in de bijdrage van de heer Van Bommel.
De heer Van Bommel (SP):
Wij hebben het hier niet over een kleinigheid. Wij hebben het hier over Nederlandse betrokkenheid bij overtreding van internationaal recht en mensenrechtenschendingen. Dat mogen wij wel zeggen, maar wij mogen geen details weten. Daarom verbaast het mij dat u hier mooie praatjes komt verkopen, maar geen enkele vraag stelt over het optreden van Nederlandse militairen in Afghanistan waarbij ongetwijfeld gevangenen worden gemaakt. Dit gebeurt niet door Nederlandse militairen, maar door een schijnconstructie knappen de Amerikanen het vuile werk op. Vervolgens hebt u kritiek op de Amerikanen. Dat is niet in de haak.
De heer Ormel (CDA):
Ik constateer dat wij hier een debat lijken te houden over het verleden. Ik constateer ook dat het beleid van de Nederlandse regering bij voortduring door een ruime Kamermeerderheid is gesteund en dat de oppositie, inclusief de SP, nog geen deuk in een pakje boter heeft kunnen slaan.
De heer Van Bommel (SP):
Dit gaat dus niet over het verleden. Dit gaat over het optreden van Nederlandse militairen in Afghanistan vandaag, morgen en misschien nog wel de komende anderhalf jaar. Daar hebben wij het over.
De heer Ormel (CDA):
Ik ben trots op de wijze waarop Nederlandse militairen in Afghanistan optreden. Ik ben trots op onze krijgsmacht die de internationale rechtsorde mee helpt verdedigen in Afghanistan, Irak, Sudan, Congo. Daar ben ik, in tegenstelling tot u, trots op.
De stabiliteit in de wereld wordt nog steeds bedreigd door terroristische organisaties. De vrees dat terroristen in het bezit kunnen komen van biologische of nucleaire wapens blijft onverminderd groot. Uitbreiding van de nucleaire mogelijkheden, zoals onlangs in het stalinistische Noord-Korea, is niet alleen zorgelijk wegens toenemende dreiging voor Japan en Zuid-Korea, maar ook omdat dit regime met behulp van terroristen en nucleair materiaal de wereld kan chanteren. Ook de combinatie van een nucleair Iran met een terroristische organisatie, zoals Hezbollah, is een nachtmerrie.
Gisteren heeft de minister verklaard dat praten met Iran geen zin meer heeft. De CDA-fractie vraagt zich af hoe hiermee verder gegaan moet worden.
Dan kom ik nu op het punt van de vredesmissies. Ten aanzien van het uitzenden van militairen, hecht ik eraan nogmaals het standpunt van de CDA-fractie te benadrukken, zoals dat inmiddels tien jaar geleden in het amendement-Koekkoek tot uitdrukking is gebracht. Het instemmingsrecht van het parlement voor het buiten de landsgrenzen inzetten van Nederlandse militairen dient in de grondwet verankerd te worden. Het is spijtig dat de Kamer vóór de verkiezingen het rapport van de werkgroep NRF, dat hierover gaat, niet meer ordentelijk kan behandelen. De CDA-fractie is van mening, in tegenstelling tot wat de minister van Defensie hierover heeft gezegd, dat er op dit moment niet gesproken moet worden over beëindiging van de Nederlandse missie naar Bosnië. De CDA-fractie is van mening dat eerst de review hierover afgewacht moet worden. Graag ontvangen wij hierop een reactie van de minister van Buitenlandse Zaken.
Het is essentieel voor de uitgezonden militairen dat zij zich gesteund weten door de Nederlandse samenleving. Draagvlak ontstaat niet vanzelf, en blijft ook niet als vanzelf bestaan. Het is een belangrijke taak voor het kabinet om het maatschappelijke draagvlak voor uitzendingen zo groot mogelijk te laten zijn. Dit geldt voor iedere missie. De minister van Buitenlandse Zaken, die coördineert en besluit tot het uitzenden van Nederlandse militairen, heeft dus ook een taak als motor van het maatschappelijke debat over de Nederlandse betrokkenheid bij herstel van de internationale rechtsorde.
Wij vinden ook dat, als Nederland militairen uitzendt, betrokkenheid bij politieke ontwikkelingen rond zo'n missie wezenlijk is. De minister heeft in een vroeg stadium overleg gevoerd met politici in Afghanistan. Hij heeft met de stamoudsten van Uruzgan op het tapijt gezeten. Niet alleen bij de presidenten Karzai en Musharraf, maar ook ter plaatse heeft de minister zich ingezet. Wij vinden blijvende betrokkenheid van belang en vragen de minister, daaraan invulling te geven.
Wij zijn bezorgd over de politieke situatie in Pakistan. Volgend jaar vinden daar presidentsverkiezingen plaats. Wij vinden dat die verkiezingen vrij en eerlijk moeten verlopen. Op welke wijze kan Nederland daaraan bijdragen?
Het NAVO-lidmaatschap is geen vrijblijvende zaak en dat behoort voor iedere lidstaat te gelden. De bijdrage aan NAVO-vredesoperaties rust onevenredig zwaar op de schouders van enkele lidstaten, waaronder Nederland. Wij vinden het langzamerhand noodzakelijk dat alle lidstaten financieel evenredig bijdragen aan NAVO-missies. Lidstaten die, uit binnenlands-politieke overwegingen, of omdat hun defensieapparaat onvoldoende op orde is, te weinig bijdragen aan vredesoperaties moeten wel de buidel trekken. "Common funding" moet voortdurend het motto zijn van de Nederlandse regering.
Mijn fractie is van mening dat de VS met militairen en materieel behoren deel te nemen aan de NATO Response Force.
Wij maken ons zorgen over het visumbeleid van de Nederlandse regering ten aanzien van vertegenwoordigers van internationale organisaties en zakenlieden die hier willen komen. Daarin moet meer coherentie worden gebracht. Er moet langzamerhand echt maatwerk worden geleverd op de posten en hier. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft een notitie uitgebracht, maar er moet nu echt boter bij de vis komen: decentralisatie van afgifte van visa, maatwerk en een helpdesk.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Voorzitter. Nederland staat weer op nummer 1 op de lijst van de Global Development Index en op de "OESO peer review" van 12 september 2006. Nederland wordt gezien als koploper op het gebied van effectief ontwikkelingsbeleid. Dat betekent dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de zaken niet heeft gelaten zoals zij waren, maar dat zij de juiste keuzes heeft gemaakt.
De heer Samsom (PvdA):
Weet u waarom Nederland weer op één staat in die coherentie-index?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ja, dat weet ik.
De heer Samsom (PvdA):
Kunt u het antwoord op die vraag geven?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Het gaat niet alleen om de hoogte van het bedrag, maar ook om de coherentie in het beleid en de inzet op effectiviteit. Ik zal daar later meer over zeggen.
De heer Samsom (PvdA):
U gaat toch niet door voor de koelkast, want dat is niet het juiste antwoord. Het juiste antwoord is dat Denemarken, dat boven ons stond, is gezakt op de lijst. Nederland is automatisch op één gekomen doordat een ander land heeft besloten om meer te korten.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Nee, dat is niet zo.
De heer Samsom (PvdA):
Weet u of wij minder punten hadden voor het totale ontwikkelingsbeleid dan twee jaar geleden of meer?
Mevrouw Ferrier (CDA):
U bagatelliseert de zaken. Dat Nederland in de Global Development Index en bij de OESO, wat ik een zwaarder wegend instrument vindt dan de Global Development Index, op één staat, komt echt niet alleen doordat andere landen slechter presteren. Zo simpel is het niet.
De heer Samsom (PvdA):
Zo simpel is het helaas wel. Ik bagatelliseer niet, u maakt er een goednieuwsshow van.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Nee, leest u gewoon het rapport van de OESO dat afgelopen donderdag of vrijdag is verschenen. Daarin staat uitgebreid uitgemeten wat de redenen zijn en op welke punten het goed gaat en op welke niet. Op grond daarvan is Nederland weer gekwalificeerd als een leidend land waar het gaat om effectief ontwikkelingsbeleid. Het is jammer voor u, want u zegt dat er geen ambitie is. U wilt alles bagatelliseren en kennelijk alles met meer geld oplossen. Een inzet op effectiviteit heeft wel degelijk resultaat.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik had net de neiging om halleluja te roepen, maar dat zal ik niet doen.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Wat jammer.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Nederland ondersteunt projecten tegen armoede, projecten voor duurzame ontwikkeling en landbouwprojecten. De Europese Commissie onderhandelt echter tegelijkertijd, mede uit naam van Nederland, over handelsverdragen die dit soort projecten volledig ondermijnen. In de huidige onderhandelingen over het Economic Partnership Agreement (EPA) is gesteld dat de ontwikkelingslanden hun markten voor essential all trade moeten openstellen, waardoor zij geen eigen producten kunnen verhandelen. Wat is uw reactie hierop?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik reageer hier graag op. Het partijprogramma van het CDA is daar klip en klaar over. Het CDA vindt het belangrijk dat op een effectieve manier handelsbarrières en landbouwsubsidies worden afgebroken ten bate van ontwikkelingslanden. Over de EPA zijn wij nog in onderhandeling. Mijn fractie vindt het heel belangrijk dat de EPA's op geen enkele manier de WTO ondermijnen. De WTO biedt volgens ons namelijk het juiste instrument om op een globale manier tot een eerlijke verdeling van rijkdom en daarmee ook van macht te komen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dus voorlopig is er toch geen hallelujaverhaal.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Je hoeft toch maar even je ogen open te doen om te weten dat waar het gaat om armoedebestrijding niemand het lef heeft om halleluja te roepen. Ik vind dat men wel zijn zegeningen moet tellen en dat doe ik ook.
De heer Szabó (VVD):
Die zegeningen kan je alleen maar tellen als je in een competitieve omgeving aan de slag bent. Vindt u niet dat ontwikkelingssamenwerking kan worden vergeleken met kaatsen of korfbal? Daarin is Nederland ook ieder jaar wereldkampioen doordat er geen tegenstanders zijn.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik geloof dat ik nog even moet nadenken over een antwoord op die vraag.
Een van de keuzes die in het beleid zijn gemaakt, is de inzet op goed bestuur. Dat is niet alleen een voorwaarde voor hulp, maar ook een doel. Zonder goed en deugdelijk bestuur, daar en ook hier, is een effectieve inzet op ontwikkeling moeilijk. Daarom is het goed dat er kritisch wordt gekeken naar organisaties die ons belastinggeld aan armoedebestrijding mogen uitgeven. Daarom is het goed dat het ministerie zelf ieder jaar een rapport uitbrengt over de kwaliteit van het eigen functioneren. Ondertussen moet de strijd tegen corruptie onverminderd doorgaan. In dat kader hoor ik graag wat de minister vindt van het concept van de anticorruptieprincipes dat door de OESO is opgesteld.
Er is winst gemaakt door de rol van het bedrijfsleven in ontwikkeling te erkennen. De OESO is positief over het Nederlandse beleid dat productieve investeringen bevordert, gekoppeld aan een sterk milieubeleid. Mijn fractie hecht daar vanuit het perspectief van de ontwikkelingslanden zeer aan.
De rol van religie in de ontwikkeling is inmiddels een hot issue geworden. Wat mijn fractie betreft, mag dat absoluut zo blijven. Mijn fractie steunt de start van het kennisforum Religie en ontwikkeling van harte. Wij verwachten er veel van. Het moet geen ontmoetingsaangelegenheid zijn, maar concrete beleidsaanbevelingen doen. Vooralsnog beoordeelt mijn fractie de inzet op religie en ontwikkeling vooral als een zoektocht naar mogelijkheden om samenwerking met het maatschappelijk middenveld op het gebied van religie concreet en wezenlijk inhoud te geven. Wij vernemen graag van de minister wat de stand van zaken is. Op welke manier kan de rol van religie in ontwikkeling verder vorm en inhoud krijgen? Religie is hier dus een bindmiddel, maar op veel plaatsen in de wereld is religie een splijtzwam. Mijn fractie blijft aandacht vragen voor de positie van religieuze minderheden. In dit verband denk ik aan Indonesië, Assyrische Christenen in Irak en aan Eritrea. De Nederlandse regering blijft er bij de regering van Eritrea op aandringen dat de internationale mensenrechtenverdragen worden nageleefd, maar waar legt de regering een grens? Mijn fractie heeft er begrip voor dat de bilaterale relatie een kans biedt om zaken aan de orde te stellen, maar hoe lang gaan wij hier mee door als er geen resultaat noch zicht op politieke wil is?
De inzet van dit kabinet op vrede en veiligheid in relatie tot ontwikkeling is vernieuwend. Nederland zet in op wederopbouw, ook in landen die geen partnerlanden zijn, zoals Burundi, Congo en Sudan. Dat is precies de flexibiliteit die wij nodig hadden na de soms erg rigide inperking tot de landenlijst.
Het onderwerp migratie en ontwikkeling, dat de afgelopen jaren op de agenda is gezet, heeft geresulteerd in een beter zichtbare participatie van migranten in de ontwikkeling. Mijn fractie heeft waardering voor het toegenomen bewustzijn van de rol die migranten bij ontwikkeling kunnen spelen. Zij kennen de situatie in hun landen van herkomst en hebben er vaak heel directe contacten. Door migranten veel meer bij het ontwikkelingsbeleid te betrekken, valt een enorme kwaliteitsslag te maken. Toch is er op dit vlak nog sprake van een zekere mate van onwennigheid en verlegenheid. Wij willen wel, maar wij weten niet goed hoe. Graag horen wij wat de plannen op dit gebied zijn. De top in Rabat en de eerste VN high level meeting over migratie en ontwikkeling zijn belangrijke momenten voor de beleidsbepaling gebleken. De CDA-fractie acht de inzet van Nederland op het optoppen van salarissen in Zambia en het bevorderen van circulaire migratie in het kader braingain vernieuwend. Ghanese werkers in de gezondheidszorg in Nederland wordt de mogelijkheid geboden om regelmatig gedurende enige tijd in Ghana te werken om hun kennis over te dragen. Naar de mening van mijn fractie verdient dit navolging, ook in andere Europese landen. In hoeverre ziet de minister mogelijkheden om dit voorbeeld van Nederland door andere landen, zoals Frankrijk en Spanje, te doen volgen?
Voorzitter. Vanuit mijn fractie is bijzonder verheugd gereageerd op het toekennen van de Nobelprijs voor de vrede aan Muhammad Yunus en de Grameen Bank. Dat wordt niet alleen ingegeven door de vaststelling dat door deze toekenning de link tussen armoedebestrijding en vrede duidelijk wordt gelegd, maar ook omdat wij hiermee opnieuw zien dat als heel kleinschalige en lokale initiatieven de kans krijgen, dit verstrekkende gevolgen op het gebied van ontwikkeling kan hebben.
Datzelfde wil mijn fractie ook mogelijk maken op het gebied van duurzame energie, die bovendien arbeidsgenererend is. Inderdaad, mijnheer Samsom! Wij staan voor een gigantische uitdaging. Het tienmiljoeninitiatief van de minister sluit hierop aan. Juist in Nederland is de innovatieve kennis op dit terrein aanwezig. Mijn fractie wil die ruimhartig inzetten. Bij het in praktijk brengen van dergelijke projecten loopt men te vaak vast in een woud van regels en procedures. Mijn fractie is daarom van mening dat een fonds zou moeten worden opgezet waaruit kleinschalige projecten die voldoen aan de criteria voor duurzame, arbeidsgenerende energievoorziening voor armen, kunnen worden gefinancierd. Hierbij kan worden gedacht aan het kweken en verwerken van oliehoudende zaden, kleine waterkrachteenheden, windturbines en anaerobe omzetting van reststromen uit de landbouw. Wij willen dit fonds in 2007 operatief maken, maar natuurlijk moet het een meerjarig fonds zijn. Daarbij willen wij dat het gemakkelijk toegankelijk is, misschien gestationeerd bij FMO. Wij horen graag hoe de minister hier tegenaan kijkt.
De heer Samsom (PvdA):
Ik gun mevrouw Ferrier haar idylle over de waterkrachtprojecten en dergelijke, maar in welke omvang wil zij die inzetten? Zij maakt met haar amendement 4 mln. vrij. Vindt zij dat niet ongelofelijk karig, gelet op de uitdaging waarvoor wij staan? Is zij niet bereid om veel meer, bijvoorbeeld 50 mln., uit te trekken, zoals wij voorstellen in ons amendement?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik ben niet over een nacht ijs gegaan. Mijn fractie onderschrijft ten volle dat wij voor een gigantische uitdaging staan, vooral het duurzame aspect. Wij erkennen ook dat ontwikkelingslanden recht hebben op het gebruik van fossiele brandstoffen, maar wij willen juist de nadruk leggen op het duurzame aspect en op het genereren van arbeid. Ik heb mij op dit punt heel goed laten voorlichten. Natuurlijk is het bedrag van ons amendement een klein bedrag, maar ik weet zeker dat er met dit bedrag in 2007 al een goede start kan worden gemaakt. Ik heb het nu alleen nog maar over 2007. Ik heb zojuist al gezegd dat het fonds natuurlijk meerjarig moet worden, maar in 2007 kan een start worden gemaakt.
Ik kan ook uitleggen waarom. Ik vind het heel belangrijk dat het fonds heel gemakkelijk toegankelijk is. Ik wil zien hoe dit criterium wordt gehaald. Ik hoor graag van de minister hoe zij dat wil doen. Wil zij het fonds bij haar ministerie houden of onderbrengen bij FMO? Het bedrag is klein, maar de heer Yunus heeft een fantastisch voorbeeld gegeven. Het gaat ook niet altijd om geld.
De heer Samsom (PvdA):
Dat geef ik toe. Maar het gaat wel om iets echts. Mevrouw Ferrier moet niet blijven hangen in de symboliek van een prachtig klein projectje. Heeft zij de film van Al Gore gezien?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Natuurlijk.
De heer Samsom (PvdA):
Dan weet zij toch hoe groot de uitdaging echt is?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik zeg ook niet dat er niet groot ingezet moet worden, maar ik hecht ook waarde aan projecten die heel kleinschalig, met heel weinig geld, ver strekkende gevolgen kunnen hebben.
De minister heeft in haar beleid onomwonden gekozen voor een focus op Afrika. Er is veel bereikt. Er zijn minder conflicten, er is meer bedrijvigheid en meer kennisoverdracht. Wij zijn er echter nog lang niet. Dagelijks sterven er 30.000 mensen aan honger of aan behandelbare ziekten. Op tal van plaatsen in de wereld zijn er situaties waar de wereldgemeenschap zich voor moet schamen. Ik denk aan Darfur. Bij de algemene politieke beschouwingen hebben wij Kamerbreed een krachtig signaal gegeven. Toch hoor ik graag op welke onderwerpen de minister de komende jaren expliciet wil focussen. Welke aanscherpingen van haar beleid zijn nodig om de strijd tegen armoede en honger, vooral in Afrika, tot resultaat te laten komen?
Latijns Amerika is in beweging. Verkiezingen hebben tot verrassende overwinningen geleid. Bolivia heeft voor het eerst een inheemse president. In Chili is nu een vrouw president die in die hoedanigheid het martelcentrum bezoekt waar zij en haar moeder dertig jaar geleden vastzaten. Wij volgen de laatste ontwikkelingen in Cuba met bijzondere belangstelling. Het Castrotijdperk loopt ten einde. Welke visie heeft de regering op een mogelijke bijdrage aan het democratiseringsproces dat daar op gang zal komen? Welke rol ziet zij voor Europa, zeker voor Oost-Europa, daarbij weggelegd?
De fractie van het CDA heeft met instemming gezien dat er kabinetsbreed toenemende aandacht is voor Latijns Amerika. Dat is nodig. De mensenrechtensituatie laat nog veel te wensen over. Ik denk aan Colombia, Venezuela, Guatemala, Nicaragua en zeker aan Haïti. Préval is gekozen. Hij heeft draagvlak voor structurele verbeteringen, maar de situatie daar is zo uitzichtloos. Hier ligt een grote, maar voorlopig nog toekomstige taak voor de Peacebuilding Commission van de VN. Mijn fractie verzoekt de regering, de situatie voortdurend hoog op de Europese agenda te houden. Nederland zou, als land dat ervaring heeft met wederopbouw in moeilijke situaties, een analyse moeten maken van de situatie in Haïti, in Europees verband. Laat Nederland de leiding nemen om te kijken hoe in dat land aan wederopbouw kan worden gedaan.
De heer Van Bommel (SP):
Nederland staat op het punt om in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te stemmen over twee landen die mevrouw Ferrier noemde, Venezuela en Guatemala. Heeft zij ook een voorkeur? Wij kunnen steun geven aan een betere balans in de Veiligheidsraad door bijvoorbeeld te kiezen voor Venezuela.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik weet niet waarom kiezen voor Venezuela tot een betere balans zou leiden. Mijn voorkeur gaat uit naar Guatemala, ook om dit land meer op de kaart te zetten.
De heer Van Bommel (SP):
Ik kan u wel uitleggen waarom een keuze voor Venezuela tot een betere balans zou leiden. In dat grote land Venezuela wordt namelijk iets anders gedacht over bijvoorbeeld de handelspolitiek van de Amerikanen en over de buitenlandse politiek van de Amerikanen; een politiek die nogal overheerst in de veiligheid. Vandaar mijn vraag. Mevrouw Ferrier wil een land op de kaart zetten, maar in de Veiligheidsraad gaat het toch juist om zwaarwegende beslissingen met grote gevolgen voor het wereldtoneel? Denkt zij dan niet dat juist een opkomend land als Venezuela daar een plaats moet krijgen?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik vind Guatemala ook een opkomend land en een heel kritisch land. Ik ben het wat dit betreft niet met de heer Van Bommel eens.
De heer Szabó (VVD):
Mevrouw Ferrier verwees naar de heer Yunus die ik ook heel hoog acht. De VVD is ongelooflijk blij dat hij deze prijs heeft gewonnen. Hij is sinds 1976 actief. Toen begon hij met microkredieten, pensioenfondsen en telecommunicatieorganisaties. Het is alleen jammer dat in 1976 ons beleid niet dusdanig was ingericht dat er meer van dit soort mensen konden opstaan. Wat moet het Westen anders doen om de Derde Wereld de ruimte te geven om dit soort mensen tot volle wasdom te laten komen?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik denk dat mensen daarvoor zelf krachtig genoeg zijn, mijnheer Szabó. U en ik hebben het voorrecht gehad om een paar maanden geleden in de inspirerende aanwezigheid van mijnheer Yunus te mogen verkeren. Die heeft onze hulp echt niet nodig, mijnheer Szabó, hij doet het zelf!
Mijn fractie vindt het heel belangrijk dat juist op die kleinschaligheid wordt ingezet. Nogmaals, het gaat niet alleen om geld, het gaat om effectiviteit, om zaken die kans van slagen hebben en die als een olievlek werken. Dat is nu precies wat de heer Yunus laat zien. Hij heeft niet de Nobelprijs voor economie gekregen maar voor vrede en dat vindt mijn fractie nu juist zo belangrijk!
De heer Samsom (PvdA):
Ik had gehoopt dat mevrouw Ferrier na haar halleluja-uitroep nog terug zou komen op de coherentie, bijvoorbeeld die van haar eigen verkiezingsprogramma. Daarin staat dat het CDA wil dat er tot 2013 niet getornd wordt aan de landbouwsubsidies. Dat zijn die perverse subsidies die boeren in Afrika van hun bestaan beroven. Bent u daar trots op, mevrouw Ferrier? Vindt u dat een goed idee, vindt u dat coherent? Geeft u daarop nu eens antwoord.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Kijk eens, wij als Nederland hebben als eerste en als enige die landbouwsubsidies, die handelsbarrières naar beneden gebracht. Het gaat ook hier om de effectiviteit en Nederland is een klein land, hoe geweldig Nederland het ook doet, hoe zeer het op de eerste plaats staat. Alleen als het in Europees verband gebeurt en het liefst met de Verenigde Staten erbij heeft die boer in Benin er iets aan.
De heer Samsom (PvdA):
Dat is een prachtig antwoord maar dat staat niet in het verkiezingsprogramma van het CDA. Daarin staat dat het de inzet van het CDA is om Nederland in Europa te laten pleiten voor behoud van de subsidies. Vindt mevrouw Ferrier dat een coherent beleid?
Mevrouw Ferrier (CDA):
In ons programma staat dat wij hierin het Europese traject volgen op basis van de afspraken die op Europees niveau gemaakt zijn. Wij hebben namelijk de bescheidenheid om te weten dat Nederland alleen niet het gewenste resultaat bereikt op dit gebied. Wij willen ons volledig inzetten voor het traject tot 2013 om op Europees niveau tot de noodzakelijke veranderingen te komen.
De heer Samsom (PvdA):
Wij kunnen dus niet op het CDA rekenen als wij een ander traject willen volgen dat beter is voor de boeren in Afrika, namelijk het sneller afschaffen van die verschrikkelijke exportsubsidies?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Het gaat ons om de effectiviteit. Als u met een voorstel komt dat wij veel effectiever zouden vinden, is dat uiteraard bespreekbaar, maar ik heb zeer grote twijfels.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
U zegt dat deze kwestie op Europees niveau moet worden aangepakt. Dan wil ik heel graag weten of volgens u de regering zich op Europees niveau moet inspannen voor het afschaffen van deze subsidies.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Dat staat klip en klaar in ons partijprogramma. Leest u ook de Handelingen van de debatten er maar op na. Dan weet u wat de inzet van het CDA is.
De heer Van Bommel (SP):
Mevrouw de voorzitter. Als je als regering zoveel lof krijgt toegezwaaid als door de vorige twee sprekers, dan kan het niet anders dan dat de bewindslieden in vak K zich af en toe klein willen maken vanwege gevoelens van plaatsvervangende schaamte. De bijdrage van de fractie van het CDA is volgens mij alleen maar samen te vatten met de woorden: de wereld staat in brand, maar Nederland telt weer mee, wij zijn zichtbaar, wij zijn nummer 1 op alle lijstjes die er toe doen. Voorzitter. Laten wij eens zien of wij bij deze ministers een ander gevoel van schaamte kunnen losmaken.
Het verloop van de oorlog tegen het terrorisme veroorzaakt tot in de hoogste kringen grote opschudding. De commandant van het Britse leger waarschuwde vrijdag via de krant dat de invasielegers in Irak ten onder gaan en dat het om twee redenen beter is om ze terug te trekken. Wat is het oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken over die analyse?
De hoogste militair wil de Britse strijdkrachten uit Irak terugtrekken, omdat hij de oorlog in Irak als verloren beschouwt en om de druk in Afghanistan nog langer te kunnen weerstaan voordat het ook daar te laat is. Met andere woorden: tot op het hoogste niveau van oorlogvoering is er twijfel aan de zin van deze eindeloze oorlog, die kennelijk niet te winnen valt. Hoe kan het toch dat er in Nederland geen spoor van twijfel lijkt te zijn over de oorlog in Irak en de strijd in Afghanistan?
Inmiddels worden Nederlandse soldaten louter en alleen ten bate van de Amerikaanse buitenlandse politiek in oorlog gebracht met Afghanen of meer bepaald met de Pataanse bevolkingsgroep. De grenzen van het conflict overschrijden de staatsgrenzen van Afghanistan. Pakistan is erbij betrokken, omdat ook daar veel Patanen leven. Pakistan heeft een deal gesloten met de Pataanse organisaties in de grensgebieden. Zijn de berichten in onder andere de Australische pers juist dat de NAVO van deze overeenkomst vooraf op de hoogte was en er ook mee heeft ingestemd? De regering noemt de taliban of the Opposing Militant Forces de vijand. De vijand spreekt zelf van Mujahedin. Minister, u noemt ze terroristen. Zij zeggen dat ze hun land willen verdedigen tegen buitenlandse indringers. U zegt aan wederopbouw te willen doen, maar uit niets blijkt dat daarvoor een reële basis is en van successen bij de wederopbouw horen wij ook weinig. Het concept van de Nederlandse aanpak van het winnen van de hearts and the minds schiet grotelijks tekort om een onwillig volk te paaien, ook over twee jaar. U zegt aan een wederopbouwmissie te zijn begonnen, minister, maar u bent in drijfzand terechtgekomen. De Nederlandse soldaten maken geen gevangenen, geen gewonden, alleen, als dat noodzakelijk is, doden, veel doden zelfs. De geloofwaardigheid van deze missie in Afghanistan is tot een nulpunt gedaald, zelfs met de beperkte kennis die u ons ervan gunt.
Natuurlijk zijn Nederland en de betrokken andere landen met behulp van de luchtmacht tot bijna alles in staat zonder al te veel doden aan eigen zijde, maar op de grond sterven ook onschuldige Afghanen. Een half uur geleden werd bekend dat NAVO-bommen in Kandahar een einde maakten aan ten minste acht burgers, waaronder vrouwen en kinderen. Is het volgens de minister nodig dat extra troepen naar Afghanistan worden gestuurd om de opstand van de Pataanse bevolking te kunnen weerstaan? Zo ja, is ook op Nederland een beroep gedaan of is het overplaatsen van Engelse militairen naar Zuid-Afghanistan genoeg?
Er is nog geen antwoord gegeven op Kamervragen van twee weken geleden waarmee ik vroeg om welke redenen Nederlandse ISAF-militairen meegaan op een Amerikaanse Enduring Freedompatrouille. In antwoord op Kamervragen van de leden Koenders en Karimi heeft de minister al aangegeven dat het omgekeerde wel mogelijk is. Kortom, het heeft er alle schijn van dat Nederland gewoon structureel meeknokt. Dat was noch in februari noch in april de officiële opzet van deze missie. Is de regering nog steeds van mening dat, zoals minister Kamp in Buitenhof zei, omstandigheden denkbaar zijn die het mogelijk maken om ons terug te trekken. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.
Een tweede belangwekkend aspect van deze permanente oorlog is de aanhoudende ondermijning door de VS van het oorlogsrecht. In feite hebben de VS de vorige week met een nieuwe wet, de Detaine Bill, het martelen gelegitimeerd. Noemde ik twee weken geleden in het debat over de CIA-vluchten Amerika een schurkenstaat, dan zouden wij nu de Amerikaanse president met het aannemen van deze wet gewoon een schurk moeten noemen. Is de minister bereid openlijk afstand te nemen van deze praktijken? Heeft Nederland ook geadviseerd bij het opstellen van deze wet?
Voorzitter. Ik sluit af met enkele opmerkingen over het onderdeel Ontwikkelingssamenwerking. Het moet gezegd: de minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft lef. Vlak voor de verkiezingen hakt zij met een botte bijl in het land van organisaties voor ontwikkelingssamenwerking. De regering heeft besloten bij NiZA en Plan Nederland de stekker eruit te trekken en deze organisaties geen subsidie meer toe te kennen. Andere organisaties, waaronder het Wereld Natuurfonds, Cordaid en Solidaridad, worden gekort op hun subsidie. Wij vinden dat een slechte zaak. Natuurlijk is het goed om kritisch te kijken naar de prestaties van organisaties, maar met één pennenstreek subsidies intrekken of daarop fors korten, dat moet de minister niet doen. Doelmatigheid zou het belangrijkste criterium moeten zijn. Stapsgewijs schopt deze regering de ontwikkelingssector de vrije markt op. Een kwart van de inkomsten moet nu al zelf worden vergaard. Ontwikkelingssamenwerking is wat ons betreft een publieke zaak. En dat moet vooral zo blijven.
De heer Ormel (CDA):
Als ik deze oplopende tirade hoor die tot een enorme nestbevuiling leidt, vraag ik mij af wat de SP te zoeken heeft in de NAVO.
De heer Van Bommel (SP):
De term nestbevuiling in dit verband begrijp ik niet. Het lidmaatschap van een militaire organisatie betekent namelijk niet dat je blij zou moeten zijn met die organisatie of haar activiteiten. Het is een politiek feit dat Nederland lid is van de NAVO, maar vrijwel alle activiteiten van de afgelopen jaren van deze organisatie, zeker datgene wat er nu in Irak en Afghanistan gebeurt, wijzen wij faliekant af en veroordelen wij op grond van het internationaal humanitair oorlogsrecht. En dat zou u eigenlijk ook moeten doen, omdat wij dat volgens onze eigen Grondwet verplicht zijn.
De heer Van Baalen (VVD):
Mevrouw de voorzitter. De strijd tegen het internationaal terrorisme is van vitaal belang voor de democratische wereld en voor die delen van de wereld die nog democratisch moeten worden. Naar de stellige mening van de VVD kan die strijd gevoerd worden binnen de kaders van het internationaal recht. In zoverre is de VVD blij dat de Chief Legal Council van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken afgelopen week in Den Haag was. Dat is de heer John Bellinger en hij heeft bij die gelegenheid gesproken met parlementariërs en met vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Mijn vraag aan de regering is of die gesprekken op Buitenlandse Zaken de indruk wettigen dat de Verenigde Staten zich meer gelegen laten liggen aan het internationaal recht en bereid zijn met onder andere Nederland als bondgenoot te kijken op welke wijze binnen de internationale juridische kaders geopereerd kan worden.
De heer Koenders (PvdA):
Volgens mij heeft de Amerikaanse regering via het Amerikaanse Congres onlangs vastgelegd op welke manier zij om wil gaan met gevangenen, militaire commissies, Guantánomo Bay et cetera. Er is een lange discussie over geweest in de Verenigde Staten en daar is uitgekomen wat iedereen nu bekend is. Dat is dus geaccordeerd door de Amerikaanse regering. Het is echter ook beleid dat strijdig is met het internationaal recht. De vraag is welke mogelijkheden u zelf dan nog ziet voor discussie en advisering. Je kunt het op een gegeven ogenblik gewoon oneens zijn. Ik denk dat het belangrijk is om dat te constateren. Of heeft u de indruk dat, nu die wet er is, er meer mogelijkheden zijn?
De heer Van Baalen (VVD):
Deze wet die bijvoorbeeld de positie van militaire commissies vastlegt, is enerzijds een slechte wet omdat wij vinden dat niet dit soort commissies, maar reguliere rechtbanken over de rechtmatigheid van detentie moeten oordelen. Anderzijds is het goed dat de Amerikanen hun procedures hebben neergelegd, aangezien dat ons de mogelijkheid geeft om met kritiek en advies daarop te reageren. Dus ik heb het liever in de wet neergelegd en ik heb het liever ter discussie – het bezoek van Bellinger zie ik in dit kader als belangrijk – maar het betekent niet dat wij deze Amerikaanse wetgeving steunen. Zeker niet, dat hebben wij nooit gedaan op dit gebied en dat zullen wij ook nu niet doen. De VVD-fractie is van mening dat er overlegd moet worden om oplossingen te vinden.
De heer Koenders (PvdA):
U bent blij dat die wet er is omdat er dan over gediscussieerd kan worden. Minister Bot heeft geprobeerd om de gang van zaken te beïnvloeden, maar dat is kennelijk mislukt. De Amerikanen hebben zich niets van zijn woorden aangetrokken, want de wet is vervolgens ongewijzigd aangenomen. De tragedie is dat er een nu wet is waar niets meer aan te veranderen is. Het heeft dus weinig zin dat de Nederlandse regering alsnog de dialoog aangaat om juridische adviezen te geven.
De heer Van Baalen (VVD):
Ik ben duidelijk geweest. Ik heb een groot probleem met de militaire commissies, maar ik ben wel blij dat de Amerikaanse regering nu helder heeft vastgelegd hoe zij erover denkt. De Amerikaanse regering is bereid om in Den Haag, via de heer Bellinger en ook op politiek niveau, over de nadere invulling van het internationaal recht te praten. Ik ga ervan uit dat ook wetten die door het Amerikaanse Congres zijn aangenomen niet voor de eeuwigheid gelden. Ik denk dat de Amerikanen bereid zijn om te accepteren dat de strijd tegen het terrorisme gemeenschappelijk en binnen juridische kaders moet worden gevoerd. Over de kaders zijn wij het nog niet eens. Ik wil er alles aan doen – ik roep onze regering op om dat ook te doen – om het wel eens te worden over de juridische onderbouwing.
De heer Van Bommel (SP):
De heer John B. Bellinger III...
De heer Van Baalen (VVD):
Ik wist niet dat het de derde was, maar ik heb inderdaad met hem gesproken.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Bellinger heeft een stuk geschreven in de Volkskrant van 16 oktober van dit jaar. Daarin stelt hij dat de VS de gevangenen wettig behandelen. Deelt u die opvatting?
De heer Van Baalen (VVD):
Nee, die opvatting deel ik niet. Ik heb al gezegd dat wij bezwaren hebben tegen de rol van de militaire commissies. De VVD-fractie vindt al geruime tijd dat Guantánamo Bay gesloten moet worden en dat er geen geheime detentiecentra mogen zijn. Iedere gevangene heeft het recht om met het Rode Kruis te praten. Deze organisatie moet doorlopend toegang hebben tot gevangenissen. Wij menen dat de wetten die zijn aangenomen niet garanderen dat aan deze punten wordt voldaan. Wij zijn het daar dus niet mee eens.
Er is een probleem dat moet worden opgelost. Wie de Derde Geneefse Conventie goed gelezen heeft, weet dat niet-reguliere troepen zoals Al-Qa'ída en de taliban daar niet onder vallen. Mijn fractie geeft er de voorkeur aan om deze groepen wel onder deze conventie te brengen, maar dan moet het ook mogelijk zijn om de gevangenen te verhoren. Dat kan nu niet en dat is een groot probleem. De Nederlandse en Amerikaanse regering moeten – om te beginnen op ambtelijk niveau – bezien of de Geneefse Conventies op dit punt kunnen worden aangepast. Ons doel is dus om de taliban en vergelijkbare groepen onder de Derde Conventie te brengen en het mogelijk te maken dat de leden van die groepen die krijgsgevangen worden gemaakt, kunnen worden verhoord.
De heer Ormel (CDA):
U zegt eerst dat u het niet eens bent met de opstelling van de Amerikaanse regering. Vervolgens zegt u dat de Geneefse Conventies niet meer voldoen en dat daarover gesproken moet worden. Daarmee toont u begrip. U wijst erop dat terroristen die in Afghanistan gevangen zijn genomen, niet onder de Geneefse Conventies vallen en dat voor dit probleem een oplossing moet worden gevonden. U zult het echter met mij eens zijn dat terroristen die in Afghanistan gevangen worden genomen onder de Afghaanse wet- en regelgeving vallen.
De heer Van Baalen (VVD):
Ook in Afghanistan heerst het internationaal recht. Dus niet alleen het Afghaanse recht is van toepassing. Ook de Afghaanse grondwet erkent dat internationaal recht boven nationaal recht gaat. Dat betekent dat Genève ook daar van toepassing is. Gevangenen moeten dan ook worden behandeld overeenkomstig Genève. Ik zie daar een probleem, omdat het zeer de vraag is of de taliban en vergelijkbare groeperingen onder de Derde Geneefse Conventie vallen. Ik vind het beter als zij daaronder vallen, maar dan moet er een goede regeling komen ten aanzien van verhoren. Dan kunt u wel verwijzen naar de Amerikaanse positie, maar daar ben ik het niet mee eens. De Amerikaanse positie is dat je met nationaal recht – de wetten die in het congres zijn aangenomen – een lacune in het internationale recht kunt opvullen. Daar ben ik het niet mee eens. Het is zaak om dat keurig internationaal te regelen. Daarin verschilt mijn fractie van mening met de Amerikanen.
De heer Ormel (CDA):
De heer Van Baalen zegt dat er een lacune zit in de Geneefse Conventies. Daarmee erkent hij dat de Amerikanen in feite in die lacune springen en dat daar iets aan moet gebeuren, terwijl hij eerst zei dat de Amerikanen de Geneefse Conventies overtreden. Daar zie ik een paradox.
De heer Van Baalen (VVD):
Nee, dat is niet zo. Ik kan na lezing van de Geneefse Conventies en het antimartelverdrag van de VN niet concluderen dat de Amerikaanse behandeling van gevangenen daarmee spoort. U moet de juridische implicaties goed onder ogen zien. Ik begrijp het probleem van de Amerikanen, maar zij lossen dat op een manier op die ik niet overeenkomstig het internationaal recht acht.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
U vindt dat Amerika de gevangenen volgens de Geneefse Conventies moet behandelen. U zegt ook dat die militaire commissies onacceptabel zijn. Vervolgens kan ik uw conclusie niet volgen. Als die commissies onacceptabel zijn, is uw politieke standpunt toch helder? Waarom hebt u hier zo veel woorden voor nodig?
De heer Van Baalen (VVD):
Mevrouw Koşer Kaya heeft misschien niet door dat ik tracht uiteen te zetten hoe de juridische problemen liggen. Ik heb net betoogd dat ik vind dat de militaire commissies niet in het geldende internationale recht passen. Dat is een juridische maar ook een politieke conclusie. Ik zie lacunes in het internationale recht, dus ik begrijp dat de Amerikanen vinden dat die lacunes gevuld moeten worden. Dat kan alleen niet middels nationale wetgeving. Dat moet internationaal opgelost worden. In zoverre is mijn betoog consistent, hoewel dat mevrouw Koşer Kaya ontgaat.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Waarom volgt de heer Van Baalen de lijn van de Verenigde Staten in de juridische implicaties die hij verwoordde? De Verenigde Staten zeggen dat er een lacune is, terwijl het internationale Rode Kruis zegt dat dit niet het geval is. Wij kunnen onder het bestaande internationale recht de strijd tegen het terrorisme als gewapend conflict definiëren. Het internationale recht is helder en behoeft geen aanpassing.
De heer Van Baalen (VVD):
Ik bestrijd dat het internationale recht helder is en actueel. De tekst van de Derde Geneefse Conventie is niet geschreven voor situaties die zich thans voordoen. Die is geschreven in de tijd waarin er vooral sprake was van conflicten tussen staten. Daar heeft die conventie betrekking op. Ik vind dat de conventie nu aangepast moet worden voor conflicten met bijvoorbeeld terroristen en daarbij een vorm te kiezen waardoor de terroristen, hoezeer ik ze ook verafschuw, onder Genève komen. Dan moet er wel voor gezorgd worden dat zij uiteindelijk verhoord kunnen worden. Dat is het springende punt. Als dat opgelost wordt, zullen zowel de Verenigde Staten als de andere partners die meedoen aan de operaties in bijvoorbeld Afghanistan op volstrekt dezelfde lijn komen. Dat heeft mijn grote voorkeur. In de Nederlandse Grondwet staat de opdracht dat handhaving van het internationaal recht moet worden bevorderd. De VVD-fractie zou het waarderen als de gesprekken op ambtelijk niveau tussen de VS en Nederland over het internationale recht een meer structurele basis kregen. Is het een idee om een "eminent expert group" op te richten? Een deskundige als mr. Knoops zou daarvan namens Nederland lid kunnen worden en ook Amerika en andere landen zouden deskundigen kunnen voordragen met de intentie om dit probleem adequaat op te lossen. Het zal langer duren dan enkele weken om dat te doen. Misschien zal dat zelfs een paar jaar duren. Toch is het belangrijk om er eens mee te beginnen en het probleem structureel uit de wereld te helpen.
Er is een aantal historici aangehaald. Ik noem de Amerikaanse wetenschapper Paul Kennedy. Hij schreef het boek The Rise and Fall of the Great Powers. Hij spreekt van "imperial overstress", ofwel te veel doen of boven je krachten werken. Niet alle problemen in de wereld kunnen op dezelfde wijze worden aangepakt. Wij zullen samen met de VS en Europa moeten nagaan hoe wij onze energie benutten. Ik breng het initiatief in herinnering dat mevrouw Karimi en ik gezamenlijk hebben genomen om vrije media in Iran te bevorderen. Gelet op de ontwikkelingen in Iran en het plan om een civil society te bewerkstelligen, zou het een goed middel kunnen zijn om het land via een vrije krant te democratiseren en de spanning in de regio te verminderen. Hoe staat het met dit programma? Welke initiatieven zijn er genomen? Is de regering het met de VVD-fractie eens dat dit programma, nadat er een grondige evaluatie is gehouden, een structurele grondslag moet krijgen? Wij geven de voorkeur aan een structurele grondslag op Europese basis, indien dat mogelijk is.
De VVD-fractie is van mening dat wij Irak niet in de steek kunnen laten. Aanwezigheid van een internationale troepenmacht is van essentieel belang en daarin zal geen verandering komen. De regeringen van Rusland en Iran – die haal ik niet vaak aan – zijn ook van mening dat het terugtrekken van de internationale troepenmacht desastreuze gevolgen zal hebben. Wij kunnen wat dat betreft de mening van de bevelhebber der landstrijdkrachten in Groot-Brittannië niet volgen. Ziet de minister mogelijkheden voor Nederland om ook nader bij Irak betrokken te zijn? Ik doel op betrokkenheid op het punt van de economie, dat van de politiek en op betrokkenheid op andere wijze.
De heer Koenders (PvdA):
Wat bedoelt de heer Van Baalen met de woorden "op andere wijze"? Kennelijk is hij van mening dat er sprake moet blijven van een grotere militaire betrokkenheid bij Irak. Hij is blijkbaar van mening dat de Amerikanen te sterk zijn vertegenwoordigd. Is de heer Van Baalen dan ook van mening dat Nederland opnieuw een bijdrage moet leveren aan de stabilisering van Irak?
De heer Van Baalen (VVD):
Het zou goed zijn als de betrokkenheid op NAVO-niveau kon worden uitgebreid. Ik spreek dan niet alleen over het versterken van de trainingsmissie, maar ook over de mogelijkheid om bijvoorbeeld Amerikaanse troepen af te lossen en op termijn ook Britse. Of Nederland nu geroepen is om aan die missie ruimhartig deel te nemen, waag ik te betwijfelen. Het heeft immers een grotere betrokkenheid met Uruzgan. Als Nederland die missie daar heeft volbracht, zijn er misschien wel mogelijkheden.
De heer Koenders (PvdA):
Als ik het goed begrijp, vraagt de VVD-fractie op dit moment om te bezien of de NAVO, en dus Nederland, in de toekomst opnieuw naar Irak kan gaan. De Engelse chef-staf zegt overigens iets anders dan hetgeen de heer Van Baalen nu beweert. Hij zegt dat de aanwezigheid van de Engelse troepen het probleem verergert. Naarmate men daar langer is, wordt het probleem dus erger. Dat is een militaire analyse van een belangrijke lidstaat. Ook heeft hij gezegd dat er een doenbare en meer succesvolle missie is waarvoor te weinig troepen zijn ingezet. Hij doelde op Afghanistan. Nederland heeft het juist nodig dat meer bondgenoten naar Afghanistan gaan en de heer Van Baalen doet de oproep dat de NAVO de klus van de illegale oorlog in Irak voor de Amerikanen moet klaren. De NAVO zou daaraan eventueel een bijdrage moeten leveren. Dat kan hij niet serieus menen.
De heer Van Baalen (VVD):
De heer Koenders heeft niet goed geluisterd. Dat is geen schande. Ik zal mijn verhaal nog duidelijker uiteenzetten. Wij vinden dat Irak, zolang de Irakese regering dat wil, gesteund moet worden, ook militair. Wij delen dus de mening van de Britse bevelhebber der landstrijdkrachten niet. Wij erkennen dat er een enorm beroep op de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is gedaan. Wij moeten dan ook bekijken of de NAVO hierbij een rol kan spelen. Gegeven de Nederlandse inspanningen in Uruzgan ligt het niet voor de hand dat Nederland daarbij een rol van betekenis kan spelen. Het denken staat echter niet stil. Wij verschillen hierover van mening.
De heer Koenders (PvdA):
Volgens mij staat het denken bij de heer Van Baalen stil. Die is immers nog steeds niet bereid om te erkennen dat de manier waarop met Irak is omgegaan het probleem eerder vergroot dan verkleind heeft.
De heer Van Baalen (VVD):
Die mening deel ik volstrekt niet.
De heer Koenders (PvdA):
De Nederlandse regering heeft op het vlak van steun aan de regering in Irak en van politieke en economische initiatieven weinig laten zien. Is het niet veel zinniger om die benadering te kiezen en daarvoor initiatieven voor te leggen?
De heer Van Baalen (VVD):
Het een sluit het ander zeker niet uit. Ik ben van mening dat wij in economisch en politiek opzicht nauw met Irak moeten samenwerken.
De NAVO is zeer betrokken bij Afghanistan. Er zijn drie operaties: ISAF, de stabiliteitsmissie, OEF, de missie ter bestrijding van het terrorisme, en de counter-drugsoperaties. In de aanstaande NAVO-top in Riga kan het zijn dat door diverse landen wordt bepleit om deze missies te integreren. Toen de Tweede Kamer toestemming gaf voor de Nederlandse missie in Uruzgan gebeurde dat op voorwaarde van de meerderheid van de Kamer, de VVD daarbij nadrukkelijk niet inbegrepen, dat de missies gescheiden moesten blijven. Dat ontslaat de Nederlandse regering niet van de noodzaak om na te denken. Zij moet luisteren naar wat op de Rigatop naar voren komt aan voorstellen om te integreren. De Nederlandse opstelling daarbij moet goed afgewogen worden en niet direct een afwijzing inhouden. Over haar bevindingen moet de regering in de Kamer verder spreken. Ik verzoek de regering met een open oor te luisteren naar eventuele voorstellen voor integratie van deze missies.
Over Noord-Korea is al eerder gesproken. De VVD-fractie is van mening dat het enige middel om het kernwapenconflict op te lossen "regime change" is. China speelt daarbij een rol. Die moet daartoe worden aangespoord. China moet tevens een vreedzame dialoog aangaan met de landen in de regio: Japan, Noord-Korea en Taiwan. Bij de vorige begrotingsbehandeling is een motie aangenomen die stelde dat Taiwan waarnemer moet kunnen worden bij de Wereldgezondheidsorganisatie. De regering is met die motie opgeroepen om dat binnen de EU te bevorderen. Graag verneem ik van de regering wat daaraan gedaan is en welk resultaat geboekt is.
De VVD-fractie continueert haar steun aan Israël en aan die krachten in de Arabische wereld die het bestaansrecht van Israël erkennen. Uiteindelijk moeten de einddoelen van de "roadmap" worden ingevuld.
De VVD-fractie spreekt haar erkentelijkheid uit voor de samenwerking met beide bewindslieden en hoopt, afhankelijk van het resultaat van de verkiezingen en de formatie, op de mogelijkheid de dialoog in deze Kamer met deze bewindslieden voort te kunnen zetten.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Is de heer Van Baalen het met mij eens dat ISAF in het zuiden van Afghanistan het karakter van de operatie Enduring Freedom heeft?
De heer Van Baalen (VVD):
Op papier kun je alles scheiden, maar op de grond is dat veel moeilijker. Dat heb ik al eerder gesteld. Operaties zullen logischerwijs door elkaar lopen. De VVD-fractie heeft daar in januari geen punt van gemaakt. Wij zijn steeds met de secretaris-generaal van de NAVO, de heer De Hoop Scheffer, van mening geweest dat het beter is om te integreren. Wij vinden het van groot belang dat dit gebeurt onder de voorwaarden die in het kader van ISAF 3 gesteld zijn voor de gevangenen. Is de ISAF-missie nu een vechtmissie geworden? Ten dele is dat het geval, want uiteindelijk moeten de taliban en anderen eerst bestreden worden voordat je kunt stabiliseren en wederopbouwen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik dank u voor het eerlijke antwoord. Ik ben het met u eens dat de ISAF-missie in Uruzgan een vechtmissie is.
De heer Van Bommel (SP):
Wij hoorden u tussen neus en lippen door zeggen dat een ander regime de oplossing voor Noord-Korea is en dat er op dat gebied een verantwoordelijkheid voor China ligt. Wat bedoelt u daar precies mee? Bedoelt u dat China Noord-Korea moet binnenvallen? Pleit u er ook voor dat de Nederlandse regering dat na vandaag in internationale fora gaat uitdragen?
De heer Van Baalen (VVD):
Wij twijfelen zeer aan de oprechtheid van de Volksrepubliek China. Dat land levert niet alleen voedsel, medicamenten en industriële goederen aan Noord-Korea, maar ook wapentechnologie. Er zijn veel militaire adviseurs in Pyongyang aanwezig. Zowel het politie als het leger worden door Volksrepublikeinse Chinezen getraind. Met andere woorden, wij vragen ons af of China zo verrast was door die kernproef. Sterker nog, China maakt inmiddels terugtrekkende bewegingen ten aanzien van de aangenomen resolutie van de VN-Veiligheidsraad. China heeft als enig land militairen in Noord-Korea gestationeerd. Wij willen dat China zijn verantwoordelijkheid neemt en Kim Jong il verwijdert. Dan komt er wellicht geen aangenaam regime, maar wel een minder gevaarlijk regime.
De heer Van Bommel (SP):
Mijn vraag is nog niet helemaal beantwoord. Het is duidelijk waar u op uit bent: een gewelddadige verwijdering van het zittende regime door China. Wat verwacht u echter van de Nederlandse regering? Moet de Chinese ambassadeur op het matje worden geroepen?
De heer Van Baalen (VVD):
Ik verwacht allereerst dat de Nederlandse regering er in Europees verband voor zorgt dat een heel actieve politiek wordt gevoerd ten aanzien van het containment van Noord-Korea. Er zitten twee Europese lidstaten in de Veiligheidsraad en de VVD-fractie verwacht dat China uiteindelijk terugkomt op zijn mening en de uitvoering van resolutie 1718 zal traineren. Ik vraag de regering om daar alert op te zijn en inderdaad in de contacten met China de verantwoordelijkheid voor veranderingen in Pyongyang duidelijk te maken. Kim Jong il is een tovenaarsleerling en de tovenaar zit in Peking.
De heer Szabó (VVD):
Voorzitter. Toen ik langs Hans van Baalen liep, zei ik hem dat wij niet hadden afgesproken dat wij complimentjes zouden uitdelen aan de bewindspersonen. Maar goed, hij heeft dat gedaan en ik sluit mij daar graag bij aan. Ik vind het ook fijn om in de komende kabinetsperiode met de bewindslieden verder te werken. Misschien zitten zij dan op een andere post en zitten er dan twee VVD'ers naast elkaar bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Zij zouden het ook goed kunnen doen.
Ik maak allereerst een aantal opmerkingen over de ontwikkelingen van de laatste dagen op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking. Ik ga daarbij in op een zaak die mij steekt: de adoptie van de eenjarige David Banda door Madonna. Madonna is niet de eerste popster die kinderen uit Afrika adopteert. De wijze waarop deze adoptie juridisch heeft plaatsgevonden, is verwerpelijk aangezien de autoriteiten in Malawi de geldende regels hebben omzeild. Ongeacht de vraag of deze regels al dan niet in geacht worden genomen, is de VVD van mening dat van deze adopties een compleet verkeerd signaal uitgaat naar de derde wereld. Dat signaal luidt: wij zijn rijk, jullie zijn arm en zielig, en wij hebben het recht om jullie assets, namelijk de jonge kinderen die straks moeten meehelpen aan de opbouw in Afrika, bij jullie weg te halen. Het stomste wat je kunt doen, is talenten wegplukken uit Afrika. Als vermogende popsterren zouden investeren in het dorp van David Banda, dan zou daarmee een beter signaal worden afgegeven. Dan had hij zijn geboorteland niet hoeven te verlaten en dan zou hij daar een toekomst kunnen opbouwen in plaats van in Londen. Malawi heeft hier namelijk helemaal niets aan. Tot mijn verbazing las ik vandaag nog dat Madonna doorgaat met haar moderne rooftocht en nog een meisje van huis en haard probeert weg te halen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik vraag de minister voor Ontwikkelingssamenwerking om haar gezag te laten gelden, bijvoorbeeld tegenover Unicef, en duidelijk aan te geven dat dit verkeerde bewegingen zijn.
De heer Van Bommel (SP):
Ik was even bang dat u zou pleiten voor het ontbieden van het management van Madonna door de Nederlandse regering. Er komt echter toch nog wat politiekerigs uit: Unicef. Is wat u zegt over Madonna niet vooral symbolisch? U wekt een beetje de indruk, mee te willen liften op een onderwerp dat het in de media goed doet. Wat verwacht u concreet van een demarche naar Unicef.
De heer Szabó (VVD):
Ik heb Unicef als voorbeeld genoemd. Het punt kan ook bij andere internationale gremia aan de orde worden gesteld. Het signaal is volstrekt verkeerd. U moet dat toch met mij eens zijn. Er worden daar kinderen weggehaald terwijl wij geld sturen voor de opbouw van Afrika. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Het is allemaal heel aaibaar en zielig, maar er zijn ook andere manieren. Dat probeer ik naar voren te brengen.
De heer Van Bommel (SP):
Zou het niet veel zinvoller zijn als de Nederlandse regering actie onderneemt in de richting van de regering van Malawi? Daar ligt de verantwoordelijkheid, niet bij Unicef.
De heer Szabó (VVD):
Unicef was slechts een voorbeeld. Ik heb de minister gevraagd of zij iets wil ondernemen en ik wacht haar antwoord af. Iedere effectieve actie om dit soort misstanden te voorkomen, steunt de VVD-fractie.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik onderschrijf het punt van de heer Szabó dat wij als rijke westerlingen niet zomaar alles en iedereen mogen weghalen uit Afrika of waar dan ook vandaan. Steunt hij mijn pleidooi voor een bredere inzet op braingain voor ontwikkelingslanden door bijvoorbeeld circulaire migratie? Hij sprak over een kind dat is weggerukt uit zijn omgeving, omdat hij mevrouw Madonna toevallig goed beviel. Is het in dat licht niet belangrijk om in het ontwikkelingsbeleid in te zetten op beroepsonderwijs en hoger onderwijs, zoals de CDA-fractie dat sinds vorig jaar sterk heeft bepleit?
De heer Szabó (VVD):
De VVD'er Hessing heeft een aantal jaar geleden met een motie gevraagd om 15% van het ontwikkelingsgeld daarvoor structureel in te zetten. Volgens mij komen wij volgend jaar op dat niveau. Verder moet er uiteraard goed worden gekeken naar braingain en braindrain. Je kunt daar echter op verschillende manieren naar kijken. Zo vindt mevrouw Verdonk het een goed idee om tekorten hier om te lossen door mensen naar Nederland te halen, in de hoop uiteraard dat zij later weer teruggaan naar hun eigen land. Dit kan zorgen voor positieve kruisbestuiving.
Dit jaar ontving de Kamer het IOB-rapport Van Projecthulp naar Sectorsteun, Evaluatie van de sectorale benadering 1998-2005. In het rapport wordt onder andere gesteld dat de landenkeuze in het verleden niet volgens vastgestelde criteria is uitgevoerd en dat invoering van de sectorale benadering in alle landen heeft geleid tot concentratie van de hulp in sociale sectoren en afname van de hulp voor economische activiteiten en verhoging van de productiviteit. Het criterium "goed bestuur" is bij de landenkeuze boterzacht gebleken. Daarom kan beter worden gekeken naar "effectief bestuur". In landen met een superslecht bestuur, zoals Bangladesh, wordt de bevolking in een recordtempo de armoede uit getrokken. De VVD-fractie heeft de afgelopen jaren steeds weer gehamerd op meer prioriteit voor economische ontwikkeling. Daarom is het goed – de minister moet opletten want zij krijgt nu een complimentje – om te constateren dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in haar teksten het belang van handel steeds meer heeft uitgedragen. Ook in haar beleid omarmt zij dit steeds meer. In het licht van onder andere de WTO-onderhandelingen en EPA's is het belangrijk dat Afrika straks klaar staat om een stap te zetten in zijn ontwikkeling. Landen moeten daarbij goed worden ondersteund op allerlei gebieden, zoals landbouw, milieu, financiën, politie en justitie. PUA, een organisatie van oud-ambtenaren, heeft in Oost-Europa veel goede activiteiten ontplooid, onder ander in het kader van het Matraprogramma. PUM ontplooit goede activiteiten in de richting van de derde wereld. De PUA wordt nog niet actief ingezet in Afrika – dat kan in combinatie met de PUM – wat een gemiste kans is omdat er ongelooflijk veel valt te doen. Er liggen meer dan 350 adviseurs in de bak te wachten. Is de minister bereid om te bezien in hoeverre deze organisatie kan worden geactiveerd voor Afrika en daarvoor de benodigde financiële middelen te reserveren?
De VVD-fractie heeft meerdere malen gewezen op het belang van goede exitstrategieën. Wij kunnen niet oneindig lang in landen aan de slag blijven. Zal de minister in haar testament, het overdrachtsdocument voor haar opvolger, het exitstrategiebeleid nog eens naar voren brengen? Dit moet bovenaan op de agenda blijven staan.
Sinds de VVD-fractie tijdens de kabinetsperiode van Balkenende II uitsprak dat ontwikkelingssamenwerking is mislukt, heb ik via de VVD-rapporten Duurzame armoede en Noorse garnalen uit Bangladesh een onderbouwing gegeven van de wijze waarop wel duurzame resultaten kunnen worden geboekt. Terugkijkend op deze periode kan ik melden dat ik blij ben dat ik op dit dossier weinig vrienden heb gemaakt. Ik ben er nog meer tevreden over dat er, als ik het land weer inging en het verhaal van de VVD hield, aan het eind van die debatten mensen naar mij toekwamen die zeiden: mijnheer Szabó, wij zijn het niet helemaal eens met uw verhaal, maar het zet ons wel aan het denken. Ik zie dat nu ook bij de partijprogramma's van de andere partijen gebeuren. Men gaat meer nadenken. Men ziet ook dat handel gewoon belangrijk aan het worden is.
Er wordt veel geld uitgegeven. Soms wordt er in Nederland ook te veel nagedacht. Er wordt veel gelobbyd, er worden veel congressen georganiseerd. Er is sprake van heel veel overhead. Dat geld zou bij de derde wereld terecht moeten komen, want daar sterven de mensen. Ik vraag de minister om in haar testament nog een keer goed te kijken naar al dat gelobby en die draagvlakcreatie en daarin op te nemen dat dit soort activiteiten in de volgende periode met 75% zou moeten afnemen.
22 november zijn er verkiezingen en worden de kaarten opnieuw geschud. De VVD is de partij van de vooruitgangsoptimisten. Wij geloven in een prachtige toekomst van Afrika. De wijze waarop dit zal worden bereikt, is beschreven in het rapport over duurzame armoede en de Noorse garnalen. Houdt u allen vast aan die richtlijnen en eerder dan menigeen denkt zal Afrika voluit profiteren van al dat moois dat de globalisering met zich mee zal brengen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Voorzitter. Ook ik ga de balans opmaken, maar het zal niemand verbazen dat dit een andere zal worden dan die van de CDA-fractie. Mensenrechten en het internationale recht nemen bij GroenLinks een centrale plek in. Daarom beoordelen wij het optreden van deze ministers aan de hand hiervan. Wij zijn ronduit teleurgesteld in het voorzichtige en veelal passieve beleid van minister Bot inzake mensenrechten. Wat doet Nederland aan een nieuw verdrag inzake verdwijningen? Waar is het facultatief protocol bij het verdrag tegen foltering? En waar is het facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten? Wat is de inzet van Nederland voor de totstandkoming van een internationaal wapenverdrag? Hoe staat het met de resolutie in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties? Waar blijft de inzet van Nederland om de clusterbommen uit te bannen? Enerzijds steunt de minister Unicef, anderzijds accepteert de minister dat er dagelijks kinderen verwond en gedood worden door clusterbommen. Luister naar Unicef. Stop met de productie en het gebruik van clusterbommen. Wij willen graag lid zijn van de nieuwe VN-Mensenrechtenraad. Laten wij ons er dan ook naar gedragen. Waar blijft het Nederlands Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens? De minister heeft in zijn presentatie aan de Algemene Vergadering beloofd om snel de wettelijke basis voor de organisatie te regelen. Hoe lang moeten wij nog wachten? Graag een reactie.
In de strijd tegen het terrorisme heeft Nederland zich met de steun van CDA en VVD mede schuldig gemaakt aan het uithollen en schenden van het internationale recht. Het oordeel van onafhankelijke mensenrechtenorganisaties over het optreden van de Verenigde Staten is keihard. Amnesty International schrijft: de afgelopen vijf jaar hebben de Verenigde Staten in het kader van de "war on terror" op systematische wijze het internationale recht geschonden en mensenrechtenschendingen gepleegd als geheime detentie, verdwijningen, marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, oneerlijke procesgang en willekeurige detentie. Deze schendingen verdienen een scherpe en ondubbelzinnige veroordeling. Ik ben het ook met Amnesty International eens dat de nieuwe Military Commissions Act de klok jaren terugdraait en de internationale rechtsorde ondermijnt. Is de minister bereid hierover een veroordeling uit te spreken?
Operatie Enduring Freedom kon vanaf het begin rekenen op de grote steun van Nederland. Ook nu nemen Nederlandse schepen deel aan die operatie. Is Nederland bereid om de deelname aan Enduring Freedom te beëindigen nu blijkt dat de verdachten in geheime CIA-gevangenissen verdwijnen? Dit kabinet had geen oor voor onze bezwaren tegen de illegale oorlog in Irak. Misschien ziet de minister nu wel dat er sprake is van een burgeroorlog. De Britse generaal zei dat de bezetting van Irak het terrorisme alleen maar verergert en dat de 7000 Britse troepen het land zo snel mogelijk moeten verlaten. Tony Blair verklaarde dat hij het helemaal eens is met de generaal. Dat belooft wat goeds. Is minister Bot het eens met Tony Blair en de generaal? Durft hij uit te sluiten dat de militaire missie in Uruzgan hetzelfde resultaat zal hebben als de missie in Irak?
Het Midden-Oostenbeleid van de minister van Buitenlandse Zaken is gereduceerd tot trouwe steun aan Israël. Voor Israël staat zijn deur altijd open, maar met andere partijen weigert hij te praten. Hij wilde niet praten met de democratisch gekozen nieuwe regering in de Palestijnse gebieden. Wie de kant van de bezetter kiest, is medeverantwoordelijk voor de vernederende en uitzichtloze situatie waarin de Palestijnen verkeren. Nederlandse havens en Schiphol bleven open voor wapentransporten naar Israël. Oorlog en bezetting zijn blijkbaar voor Nederland geen reden om de stroom van bommen en munitie richting Israël te stoppen. Dat is een schande.
Het maakt de minister blijkbaar ook niet uit of er Nederlandse bedrijven zaken doen in de bezette gebieden of meewerken aan de bouw van de muur. Ik wil hem vragen om een lijst op te stellen van Nederlandse bedrijven die daar actief zijn en alle instrumenten die hem ter beschikking staan te gebruiken om die bedrijven te bewegen om daarmee te stoppen.
Iran en Noord-Korea zullen ons nog lang bezighouden. Met beide landen moet verder worden gesproken. Er zijn geen militaire oplossingen en ik heb mijn twijfels over een regime change vanuit hier bedacht. Wij hebben een geloofwaardig non-proliferatiebeleid nodig. Ontwapening van de kernmachten en een kernwapenvrij Midden-Oosten zijn daar onderdelen van. Ik heb er keer op keer voor gewaarschuwd dat de mensenrechten in Iran verwaarloosd worden ten gunste van het nucleaire geschil. Dat was helaas aan dovemansoren gericht. Hoe moeten wij nu verder? De heer Baalen heeft al vragen gesteld over ons initiatief. Die zal ik niet herhalen. Wat doet de minister voor Abdullah Al-Mansouri, een Nederlander die ontvoerd is naar Iran met medewerking van Syrië? Met het huidige beleid is Nederland medeverantwoordelijk voor de aantasting en de schending van de internationale rechtsorde en daarmee voor de morele demontage van Westerse landen in de wereld. Dat reken ik minister Bot aan.
Ik wil minister Van Ardenne eerst een compliment geven voor haar inzet voor reproductieve rechten van vrouwen. Ik ben er trots op dat een Nederlandse minister, van CDA-huize zelfs, het aandurft om het Vaticaan te bekritiseren. Het blijkt echter ook dat vrouwenrechtenorganisaties de afgelopen tien jaar steeds minder financiering hebben gekregen, vooral organisaties die zich voor seksuele en reproductieve rechten inzetten. De minister signaleert dat zelf. Om die trend te stoppen, stel ik voor om het vrouwenfonds te herintroduceren. Wat vindt de minister daarvan?
Vorige week ontving Muhammad Yunus de Nobelprijs voor de Vrede. Hiermee wordt het verband tussen armoedebestrijding en vrede en veiligheid onderstreept. Door armoede te bestrijden, worden ook vrede en veiligheid bevorderd. Dat is een heel ander verband dan dat wat onze minister legt door ontwikkelingsgeld te besteden aan militaire interventies. Daarin is de minister doorgeschoten. Miljarden zijn er uitgegeven aan militairen in Afghanistan. Ondertussen worden zes miljoen Afghanen bedreigd door hongersnood, zo las ik gisteren. Dit is onacceptabel. Hiermee zou het fiasco in Afghanistan compleet zijn.
Het nieuwe medefinancieringsstelsel was het privatiseringsproject van minister Van Ardenne. Het resultaat is geen vernieuwing, maar herverdeling van het budget onder de bestaande organisaties. Is de minister blij het met resultaat? De Kamer heeft in de schriftelijke ronde vragen gesteld over de weigering om NiZA subsidie te geven en over de dubbele korting voor Cordaid, maar echte antwoorden heeft zij niet ontvangen. Ik wil graag alsnog antwoord op de vragen 8, 23 en 3. Ngo's verdienen een zorgvuldigere behandeling van een CDA-minister die met de Kamer altijd heeft gestreden voor een sterker maatschappelijk middenveld. NiZA heeft bijvoorbeeld al decennialang expertise in een prioriteitsgebied in Afrika en zijn thema's democratie en aidsbestrijding passen ook in het beleid van de minister. In een klap is de steun van de minister weg. Dat is hard, te hard. Het is ook dom, want het is kapitaalvernietiging.
Naar mijn ervaring is de parlementaire controle op ontwikkelingssamenwerking bar slecht geregeld. Er is wel toezicht op de ngo's, maar op de uitvoering via ambassades, op bilaterale relaties met partnerlanden en op ontwikkelingssamenwerking via internationale organisaties is vrijwel geen politieke controle. Het resultaat van dit alles is dat ontwikkelingssamenwerking nog meer van de politieke agenda verdwijnt. Misschien moet er weer een vaste Kamercommissie voor Ontwikkelingssamenwerking geïntroduceerd worden.
De heer Szabó (VVD):
Het is wel aardig om in de organisatie te duiken, als je de controle wilt verbeteren, maar straks is die vaste Kamercommissie voor Ontwikkelingssamenwerking er en wat gaat die anders doen dan wat nu wordt gedaan door de leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Mijn ervaring in de afgelopen ruim acht jaar is dat de belangstelling van de woordvoerders voor Ontwikkelingssamenwerking is afgenomen om echt te duiken in de verschillende dossiers van multilaterale en bilaterale kanalen. Dat heb ik ook gezegd in het debat over Bangladesh en andere landen. Helaas heb ik u heel vaak moeten missen in de procedurevergaderingen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Daar worden de onderwerpen op de agenda geplaatst.
De heer Szabó (VVD):
Volgens mij ben ik daarbij in voldoende mate aanwezig geweest, maar is het misschien niet handiger om de activiteiten meer te concentreren in minder landen? Ik snap dat u geen overzicht hebt van wat er nu allemaal gebeurt, want ik heb daar ook te weinig zicht op.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik ben het niet eens met deze conclusie. Er is een uitgavenpot voor ontwikkelingssamenwerking van ongeveer 4 mld. Het kan echter niet zo zijn dat wij zeggen: wij kunnen dat niet zo goed controleren, dus laten wij dat maar verminderen, zodat wij het wel goed kunnen controleren. Dat zullen wij ook niet over onderwijs of gezondheidszorg zeggen. Ik vind dat de Kamer Ontwikkelingssamenwerking beter en met een hogere prioriteit moet controleren.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik voel mij enigszins beledigd door mevrouw Karimi, als zij zegt dat de Kamer geen belangstelling heeft voor het onderwerp ontwikkelingssamenwerking. Ik bestrijd dat in ieder geval ten zeerste. Mevrouw Karimi zegt dat de oplossing is om een aparte commissie voor Ontwikkelingssamenwerking in te stellen. Waarom denkt zij dat dit de oplossing is? Volgens mij is de oplossing veel breder.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Mevrouw Ferrier bestrijdt dit, maar misschien heb ik wat gemist. Toch geloof ik van niet. Wanneer hebben wij het functioneren van bijvoorbeeld VN-instellingen of de Wereldbank gecontroleerd? Bij dit laatste denk ik aan de enorme uitgaven van Nederlandse bijdragen. Wanneer hebben wij inzicht gehad in de uitwerking van haar motie over de verhoging van uitgaven via bilaterale kanalen? Wanneer hebben wij de effectiviteit daarvan goed kunnen controleren? Als zij dat alles gedaan heeft, vind ik dat fantastisch. Toch is het niet gebeurd. Het zou niet goed zijn om nu het probleem weg te definiëren. Ik heb overigens absoluut niet de bedoeling om wie dan ook te beledigen. Ik constateer echter gewoon een feit.
Als wij ontwikkelingssamenwerking belangrijk vinden, wat toch het geval is, moet de Kamer daar nog sterker, beter en nauwkeuriger bovenop zitten en dat controleren. Vandaar mijn voorstel om een commissie voor Ontwikkelingssamenwerking in te stellen.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik geloof niet dat er een betere controle mogelijk is door alleen maar een commissie voor Ontwikkelingssamenwerking in te stellen.
Bovendien kan mevrouw Karimi gerust zijn. Ik ben wel degelijk nagegaan hoe mijn motie in de praktijk uitpakt. Die motie heeft als doel om meer evenwicht te brengen in de kanalen waarlangs wij onze gelden voor ontwikkelingssamenwerking inzetten. Dat hoeft niet alleen in een commissie te worden nagegaan. Dat is ook mogelijk bij bezoeken aan de betrokken landen. Ik bestrijd dus de opmerking dat dit niet gebeurd is. Nogmaals, ik geloof niet dat alleen het instellen van een commissie voor Ontwikkelingssamenwerking leidt tot een noodzakelijke verscherping in het ontwikkelingsdebat. Vandaar mijn opmerking dat de instelling van die commissie het probleem niet oplost.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Voorzitter. Volgens mij komt dat allereerst door het enkele feit dat de controle op de ontwikkelingssamenwerking minder is geworden en de prioriteit die er op de politieke agenda aan wordt gegeven eveneens lager is geworden sinds de commissie voor ontwikkelingssamenwerking ongeveer acht jaar geleden is verdwenen. Dat is één feit. Daarnaast kan mevrouw Ferrier hier blijven zeggen dat zij het fantastisch doet en weet wat er gebeurt, maar ik beloof haar dat over een paar jaar niemand meer bereid zal zijn om ontwikkelingssamenwerking nog echt te dragen, gewoon omdat de mensen niet weten wat er met het geld gebeurt. Dan komt de heer Szabó weer roepen dat het geld slecht wordt besteed, dat er sprake is van corruptie, dit en dat. Om dit te kunnen bestrijden, moet betere controle en beter inzicht tot stand komen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. De oorlog tegen het terrorisme vierde zijn eerste lustrum. Wie de balans van vijf jaar strijd opmaakt, komt tot de conclusie dat deze oorlog tot dusver uitsluitend verliezers kent. Wanneer wij de mensenrechten opofferen, hebben wij de strijd al verloren.
"Ik weet dat sommigen in Washington het een goede zaak vinden dat de Verenigde Staten angst inboezemen. Maar in een wereld waarin wij op elkaar zijn aangewezen, kunnen wij ons afvragen of dit de veiligheid vergroot." Dit zijn de woorden van Madeline Albright, de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. De 66-jarige sprak deze woorden drie jaar geleden niet uit om het Witte Huis een levensles te leren, maar om de uitslag van een enquête door het Pew Research Center te duiden. In opdracht van dit bureau werd 16.000 mensen, verspreid over de wereld, gevraagd naar hun opvattingen over de Verenigde Staten, een land dat – zo bleek – in de ogen van de wereld alle goodwill had verspeeld die het een jaar eerder als slachtoffer van de 9/11-terreurdaad nog had gekregen. Het imagoverlies was een direct gevolg van het beleid van president Bush dat in het Amerika van na deze aanslag werd uitgezet. Dit beleid droeg de naam "War against terrorism" en kenmerkte zich door de inzet van het machtsmiddel angst.
In naam van de terreuroorlog beperkten veel westerse landen vervolgens hun burgerrechten. Zij werkten mee aan de illegale bezetting van een land dat niets te maken had met de aanslagen op 11 september. De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Geneefse Conventie zijn met voeten getreden. De Verenigde Staten schiepen nachtmerries zoals Guantánamo Bay, Abu Ghraib en geheime detentiecentra.
Voorzitter. De bal kaatst echter terug in de spiegel van de mensheid. Deze onacceptabele daden geven bevolkingen uit het Midden-Oosten een reden om het Westen te vrezen op precies dezelfde manier als de westerling de middenoosterling vreest. De grootste uitdaging waarvoor mij nu staan, is de vraag hoe Europa en Verenigde Naties kunnen voorkomen dat elke dag opnieuw jonge mensen, waar dan ook ter wereld, een excuus in de schoot krijgen geworpen om elkaar naar het leven te staan. De geest is uit de fles en de vraag is hoe wij hem er weer in terug krijgen.
Onderzoekers van de John Hopkins University en de Al-Mustansiriyyah Universiteit in Bagdad hebben geconcludeerd dat sinds 2003 maar liefst 654.965 Irakezen zijn gestorven bovenop de normale sterfte die onder Saddam Hussein gold. Dit is een dramatisch aantal. Een oorlog die begon om een dictatuur te verjagen en kernwapens te onderscheppen, is uitgegroeid tot een burgeroorlog waardoor de infrastructuur van het land totaal in puin ligt, schandalen als Abu Ghraib steeds weer het nieuws bepalen en de belangrijkste coalitiepartner, Amerika, geen visie op de toekomst toont en nationale wetten aanpast om gevangenen buiten de waarden van het internationaal recht om te kunnen behandelen.
Voor D66 is het nog schokkender dat de regering en een meerderheid van de Kamer, deze cijfers kennende, niet wil onderzoeken of het, met alles wat wij nu weten, wel zo verstandig is geweest om onze steun aan deze oorlog te geven. Een dergelijke evaluatie zou zeer waardevol zijn om aan de Nederlandse bevolking te kunnen laten zien hoe serieus de regering haar buitenlands beleid neemt en om lering uit te trekken voor toekomstige beslissingen. Ik hoor graag van de regering of zij de mening van D66 deelt dat het drama dat zich in Irak afspeelt niet buiten de verantwoordelijkheid ligt van de coalitie die ten grondslag lag aan de oorlog en of de Nederlandse regering bereid is tot een onderzoek naar Irak.
Om de problemen van nu in de toekomst het hoofd te bieden moet het Nederlandse buitenlandse beleid volgens D66 geïntegreerd zijn in een eenduidige Europese visie, op basis van vertrouwen en samenwerking met partners. Nederland moet internationaal voorloper zijn op het gebied van mensenrechten, vooral de rechten die in ons land vanzelfsprekender zijn dan in andere landen, zoals de vrijheid van meningsuiting en van godsdienst. Maar ik denk ook aan onze progressieve wetgeving, aan de vrijheid van mensen om weloverwogen en in de context van zorgvuldige regelgeving te kiezen voor abortus of euthanasie. Over het laatste mag geen verontschuldigende houding door onze premier en onze bewindslieden worden ingenomen in het buitenland.
Ook over het internationale beleid is mijn fractie teleurgesteld. De missie in Uruzgan werd verkocht als een missie om scholen te bouwen, terwijl wij allemaal weten dat het een vechtmissie is die terrorisme moet bestrijden. Mijn fractie heeft de minister naar de Kamer geroepen om te spreken over de CIA-vluchten en -gevangenissen. Er zijn meerdere vragenronden geweest. Het heeft allemaal niet zoveel opgeleverd. Guantánamo Bay bestaat nog steeds en blijft bestaan. Europa blijkt in de VS totaal geen invloed te hebben op mensenrechten, transparante informatiestromen of wetgeving die voldoet aan de Geneefse standaarden, die martelen en inbreuk op rechtsbescherming verbiedt. De fractie van D66 is benieuwd naar de reactie van de minister op de nieuwe wetgeving van de Amerikanen ten aanzien van het behandelen van gevangenen en het open blijven van Guantánamo.
Ik stel nog een paar afzonderlijke onderwerpen aan de orde. Het eerste is de seksuele en reproductieve gezondheid en aids. D66 maakt zich grote zorgen over de verspreiding van aids. In veel Afrikaanse landen is een hele generatie aan het verdwijnen, de generatie die de economie draaiende moet houden, die landen moet besturen, kinderen moet opvoeden en scholen moet runnen. Als gevolg van aids sterven vooral veel vrouwen. Vrouwen zijn extra kwetsbaar door een aan mannen ondergeschikte positie, waardoor zij geen onbeschermde seks kunnen weigeren, verkracht worden en minder toegang hebben tot voorlichting en gezondheidszorg. Het taboe op vrouwelijke seksualiteit staat recht overeind en groeit op sommige plaatsen. Volgens D66 horen de zorg voor seksuele en reproductieve gezondheid en het tegengaan van aidsepidemieën niet thuis in de basisgezondheidszorg, zoals de regering laat weten. Zij verdienen aparte aandacht, met specifieke inzet voor veilige abortus, voorlichting en condoomgebruik. D66 ziet geen heil in nauwe samenwerking met de VS, die vooral onthouding predikt. Ik hoor graag een reactie. Eventueel dien ik in tweede termijn een motie hierover in.
Vanochtend hebben wij het ook even over Rusland gehad. Ik ga nog een andere dimensie aan de orde stellen. In Rusland lijken aan de lopende band journalisten vermoord te worden. Vanochtend hebben wij daar uitgebreid over gesproken. Daarnaast hebben wij geconstateerd dat een ambassadeur naar Rusland is gegaan die daar de mensenrechten heeft bekeken. Wat is daar precies uit gekomen? Hoe zit het met de toenemende xenofobie en het toenemende racisme, de gewelddadigheden in Tsjetsjenië en de beperkingen voor niet-gouvernementele organisaties? Zijn er nog steeds problemen met de Gay Pride? Hoe zit het met de mensenrechten van Chodorkovski en vele andere gevangenen die niet zo mediageniek zijn als Chodorkovski?
Kort geleden hebben wij nog gesproken over het drama in Soedan. D66 hecht er veel waarde aan om het Internationaal Strafhof, dat nu geen toegang tot het gebied heeft, meer te ondersteunen. Ik overweeg een motie.
Vanmorgen is gesproken over de soja, maar wij hebben geen helder antwoord gekregen. Hierover zal D66 een motie indienen.
De heer Herben (LPF):
Mevrouw de voorzitter. Wij leven in een wereld die verdeelder en onveiliger lijkt dan tien jaar geleden gehoopt werd. Daarom prijs ik de bewindslieden voor hun inzet voor vrede en veiligheid. Het is een geen gemakkelijke klus waarvoor zij staan. Probeer Europa en de Verenigde Staten maar eens op één lijn te houden en in Afrika vrede, veiligheid en stabiliteit te brengen. Ik steun de bewindslieden in hun streven.
De LPF heeft ook altijd de inzet van de Nederlandse militairen gesteund in missies in Afghanistan en Irak. Zojuist bepleitte collega Van Baalen een grotere rol voor de NAVO. Ik plaats daarbij een kanttekening. Een rol bij opleiding, logistiek, commandovoering: ja, zeker, maar niet door het sturen van meer grondtroepen. Voortdurend heeft de LPF ervoor gepleit om te proberen meer islamitische troepen en meer Aziatische troepen in te schakelen, zowel in Irak als in Afghanistan. Wil de minister van Buitenlandse Zaken nogmaals een diplomatieke toer laten ondernemen langs ambassades van landen als Indonesië, Zuid-Korea, Marokko, Jordanië, Egypte en noem maar op?
Het bevorderen van de wereldvrede is eerst en vooral een kwestie van beeldvorming. De rol van Amerika lijkt ook in Europa voor veel mensen een steen des aanstoots te gaan vormen. Bush-bashing is een geliefkoosd tijdverdrijf. Ook hier horen wij weer de bekende litanie van de vermeende Amerikaanse mistanden, maar niemand vraagt naar de behandeling van andersdenkenden – christenen, Falun Gong – in China. Het interesseert kennelijk niemand dat Chinese grenswachten Tibetaanse pelgrims naar de Dalai Lama doodschieten.
De heer Van Baalen (VVD):
Vandaag en in andere debatten is juist de mensenrechtensituatie in China door de VVD-fractie aan de orde gesteld. Ik deel de mening van de heer Herben, maar ik vind het niet juist dat hij de indruk wekt dat dit punt de Kamer of mijn fractie niet zou aangaan.
De heer Herben (LPF):
Ik ben blij met deze aanvulling. De beelden van het doodschieten van de Tibetaanse pelgrims schokten mij meer dan de verhalen die voortdurend de ronde doen over de al dan niet Amerikaanse terreurwetgeving. De pelgrims zijn in het verborgene doodgeschoten, buiten ons zicht, en dergelijke dingen gebeuren al tientallen jaren lang. Het weldenkend deel der linkse natie interesseert het kennelijk bar weinig. Ik wacht op het moment dat ook zij naar de interruptiemicrofoon snellen, maar dat gebeurt helaas niet.
De voorzitter:
Dit is een vorm van uitlokking die de voorzitter in ieder geval niet apprecieert. Gaat u rustig verder, mijnheer Herben.
De heer Herben (LPF):
Ook in Afrika speelt het probleem van beeldvorming een rol maar misschien in omgekeerde zin. Europa wordt in de ogen van veel jonge Afrikanen gezien als het land van melk en honing. Ik vraag de minister voor Ontwikkelingssamenwerking of zij het interessante artikel kent van de door de wol geverfde journaliste Linda Polman, die zegt dat jonge avonturiers thuis Afrika moeten opbouwen. Dat is een iets ander betoog dan dat van de heer Szabó, maar komt wel heel erg in zijn richting. Toen hij sprak over Madonna, dacht ik heel even dat hij de loftrompet ging afsteken over onze Agnes die als een weldoende en soms wenende madonna de koningin van Afrika is. Ik prijs haar daarvoor!
Wat vindt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van het voornemen van de Partij van de Arbeid om een generaal pardon te verlenen? In Spanje kwamen na een generaal pardon enorme migratiestromen uit Afrika op gang. Dat is toch niet in lijn met wat Europa wil? Ik overweeg dan ook in tweede termijn een motie in te dien, maar ik hoor eerst graag wat de minister hiervan vindt. Ik meen dat wij moeten pogen, de migratiestromen in te dammen en opvangcentra in de regio moeten ontwikkelen. De Europese Unie heeft al besloten tot het inrichten van een opvangcentrum in Tanzania. Dit voornemen moet krachtig worden gesteund. Ik hoop dat de minister mijn mening deelt.
Voorzitter. Ik kom even terug op een aangehouden motie van mij over GEMAP, government and economic management and assistance programme. De minister heeft daarover in juni een brief gestuurd en gezegd aanneming van de motie te ontraden, omdat daarmee te diep wordt ingegrepen in de nationale bevoegdheden en verantwoordingsstructuur. Internationale experts van GEMAP zouden bindende medeondertekeningsbevoegdheid hebben. Ik overweeg die motie in aangepaste vorm weer in te dienen, maar dan met de nuance dat die deskundigen van GEMAP zich beperken tot financiële monitoring, dus tot een adviesfunctie. Zij zouden niet meer de bindende medeondertekeningsbevoegdheid hebben voor inkomsten en uitgaven. Ik meen dat GEMAP een belangrijk instrument kan zijn om corruptie met ontwikkelingsgelden tegen te gaan. Ik hoor graag de mening van de minister op dit punt.
Voorzitter. Ik heb nog één vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken, maar eigenlijk ook aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. In de antwoorden op de vragen over de structuurfondsen voor Europa lezen wij dat lidstaten niet meer structuurfondsen kunnen ontvangen dan 4% van hun bbp, dit in verband met hun absorptiecapaciteit. Hoe rijmen wij deze opmerking die voor de Europese landen geldt met het beleid voor ontwikkelingssamenwerking? Daarbij wordt uiteraard veel meer dan 4% van het bbp gegeven. Graag krijg ik ook op dit punt een reactie van de bewindslieden.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Voorzitter. Vooraf merk ik op dat ik mijn punten achtereenvolgens zal behandelen zonder mooie inleidingen. Ik doe dat omdat wij weinig tijd hebben.
De godsdienstvrijheid in Indonesië staat onder druk. Op Sulawesi is het geweld tegen christenen weer opgelaaid. Afgelopen maandag werd bijvoorbeeld een vooraanstaande Indonesische predikant voor de ogen van zijn vrouw vermoord. Uit andere delen van Indonesië bereiken ons nog steeds berichten over kerksluitingen, zoals op Bandung op West-Java. Het verbaast mij dat hierover zo weinig terug te vinden is in de beleidsnotitie over Indonesië. Ik ga ervan uit dat godsdienstvrijheid en de positie van christenen in de bilaterale contacten met Indonesië een veel prominentere plaats hebben dan ik zou kunnen afleiden uit de beleidsnotitie. Kan de minister mij wat dat betreft geruststellen?
Ook wil ik aandacht vragen voor de zware geloofsvervolgingen in Eritrea. In dat land worden naar schatting 2000 mensen onder erbarmelijke omstandigheden gevangen gehouden, omdat zij hun geloof willen belijden buiten de vier toegelaten religies. Van die mensen is trouwens 95% christen. Daarnaast worden elf politieke oppositieleden al vijf jaar gevangen gehouden. Ik ben blij dat de regering deze kwestie voortdurend bij de Eritrese autoriteiten aan de orde stelt, maar de regering schrijft ook: Eritrea weigert zich daar iets van aan te trekken. Zijn er mogelijkheden om door middel van de bilaterale ontwikkelingsrelatie die Nederland met Eritrea onderhoudt nog meer druk op dat land uit te oefenen? Graag krijg ik op dit punt een reactie.
Ruim een week geleden heeft Noord-Korea voor het eerst een kernproef uitgevoerd. Naar verwachting zullen er nog veel volgen. Wat is het oordeel van de minister over de ontwikkelingen in Noord-Korea alsmede over het pakket sanctiemaatregelen dat de VN-veiligheidsraad overeengekomen is? Ook Iran is bezig met het ontwikkelen van kernwapens. Mijn fractie maakt zich daar grote zorgen over. Deze ontwikkeling is bedreigend voor de vrede en veiligheid in de wereld. De proliferatie van kernwapens moet worden tegengegaan. Dat is van groot belang in het kader van de strijd tegen het internationaal terrorisme. Welke concrete maatregelen heeft de Nederlandse regering voor ogen om het non-proliferatieregime te versterken? Kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat landen als Noord-Korea het Non-proliferatieverdrag zomaar opzeggen?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Voorzitter. Wij kunnen met de ervaringen met Irak in ons achterhoofd niet zorgvuldig genoeg zijn. Hoe weet mevrouw Huizinga dat Iran bezig is met het ontwikkelen van kernwapens. Het is mij niet bekend dat dat bewezen is.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Wij zijn bang dat Iran bezig is met het ontwikkelen van kernwapens en wij vinden dat dat op alle mogelijke manieren moet worden voorkomen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Zou het dan niet beter zijn om te zeggen dat Iran een omvangrijk nucleair programma heeft en er nog vele vragen open zijn? Dan zijn wij zakelijk bezig.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Laten wij dit dan op deze zakelijke manier zeggen, maar laat ik eraan toevoegen dat mijn fractie bang is dat Iran bezig is met het ontwikkelen van kernwapens.
De heer Ormel (CDA):
U spreekt uw zorg uit over de situatie in Noord-Korea en u bent bevreesd dat daar meerdere kernproeven zullen volgen. Ik deel uw zorg. U vraagt de mening van de regering. Wat is de mening van de ChristenUnie over het eventueel instellen van sancties tegen Noord-Korea?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik heb met name gevraagd naar het oordeel van de minister over het pakket aan sanctiemaatregelen dat de Veiligheidsraad van de VN is overeengekomen. Ik ben benieuwd naar dat oordeel, omdat mijn fractie zich afvraagt of er niet meer mogelijk was geweest. Voordat ik er een eindoordeel over uitspreek, verneem ik graag de reactie van de minister.
De heer Ormel (CDA):
Waar denkt u bij dat "meer" dan aan?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik vind het lastig om u dat op dit moment zo te zeggen.
Voorzitter. In dit kader wil ik nogmaals aandacht vragen voor de situatie van Noord-Koreaanse vluchtelingen. Het vorig jaar heb ik de minister gevraagd om er bij China op aan te dringen, deze vluchtelingen niet naar Noord-Korea terug te sturen. Wil de minister verslag uitbrengen van wat er is gebeurd om de situatie van Noord-Koreaanse vluchtelingen in China te verbeteren? Hij heeft toen toegezegd zich daarvoor te zullen inzetten. China weigert de UNHCR toe te laten tot het grensgebied met Noord-Korea. Is de minister bereid er bij de UNHCR op aan te dringen zich meer in te spannen om toch toegang tot dat gebied te krijgen, omdat de UNHCR op basis van een met China gesloten verdrag wel recht heeft op toegang tot het grensgebied met Noord-Korea? Ook andere landen in de regio krijgen te maken met Noord-Koreaanse vluchtelingen. In Thailand is onlangs een groep vluchtelingen uit Noord-Korea opgepakt. Is de regering bereid om in het kader van het streven naar meer opvang in de regio ook andere buurlanden te stimuleren om Noord-Koreaanse vluchtelingen op te vangen en niet terug te sturen?
De situatie in het Midden-Oosten lijkt enigszins tot rust gekomen. Bij het conflict van afgelopen zomer heeft Hezbollah een grote rol gespeeld. Dit brengt mijn fractie tot de verzuchting hoe het toch kan zijn dat een organisatie die in staat is om de situatie in het Midden-Oosten zo te destabiliseren, door de Europese Unie nog steeds niet als terroristische organisatie wordt aangemerkt.
Minister Van Ardenne bezocht de vorige week onder andere Palangkaraya, de provinciehoofdstad van Centraal-Kalimantan. Zij toonde zich onthutst over wat zij daar aan verwoestingen zag. Het probleem van de veenbosbranden is immens. In Kalimantan en Midden-Sumatra zijn duizenden brandhaarden. De situatie lijkt net zo erg te worden als in 1997. Voor dit jaar wordt zelfs verwacht dat de branden 30% van de mondiale CO2-uitstoot zullen veroorzaken. Naar ik heb begrepen, heeft de minister hulp aangeboden, vooral op het gebied wat waterbeheer. Daarvoor mijn compliment, maar ik zou de minister meer willen vragen. Zou zij zo spoedig mogelijk met de betrokken ambtenaren, ambassades en ngo's om de tafel willen gaan om in vervolg op mijn veenbossenamendement van twee jaar geleden, nieuwe plannen uit te werken, met daarbij extra aandacht voor monitoring van de brandhaarden en een verbreding naar Midden-Sumutra? De benodigde middelen daarvoor kunnen gevonden worden in de 64 mln. die in het regeringsstandpunt Tropisch regenwoud vermeld zijn. Ik verneem hierop graag de reactie van de minister.
Nu de WTO-onderhandelingen in een ernstige impasse terecht zijn gekomen, lijkt alle nadruk te liggen op de economische partnerschapsakkoorden. De EU is druk doende nieuwe vrijhandelsovereenkomsten met de 77 ACS-landen te sluiten. EPA's zouden goed zijn voor de ontwikkelingslanden, maar de desbetreffende landen zelf denken daar anders over; en wat mijn fractie betrecht terecht. De ACS-landen dringen erop aan dat zij beleidsruimte houden om hun lokale markten te beschermen. Op dit moment wil de EU deze ruimte niet bieden. Aangezien de EPA-onderhandelingen onder grote tijdsdruk staan en de onderhandelingsmacht van de ACS-landen vele malen kleiner is, lijken de EPA's uit te lopen op overeenkomsten waar vooral de EU wel bij vaart. Dat is wat ons betreft onacceptabel. Graag verneem ik hierop de reactie van de minister. Wat is overigens de stand van de EPA-onderhandelingen met de ACS-landen? Krijgen deze landen wat betreft de EU de benodigde beleidsruimte om hun markten te beschermen, bijvoorbeeld tegen Europese kip? Wat is op dit terrein de inzet van de minister? Of heeft haar collega van EZ het meest in de melk te brokkelen op dit punt?
Na Rwanda is gezegd dat dit nooit meer voor mocht komen. Wij zijn nu echter meer dan tien jaar verder en nog steeds kijken wij machteloos naar de verschrikkelijke conflicten in Congo, Uganda en Sudan. Ik wil deze minister geen gebrek aan aandacht en inspanningen verwijten. Integendeel, maar er voltrekt zich onder onze ogen een grote humanitaire ramp. Komt de regering in Khartoem al in beweging onder de internationale druk? Hoe staat het met het verwerven van steun voor ingrijpen door de VN van landen zoals China, Rusland, Qatar en Egypte?
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. In het persbericht bij de begroting hadden de ministers het over de Sirenenzang van hen die ons land oproepen, zich terug te trekken achter de dijken met de luiken dicht. Die Sirenenzang moet worden genegeerd, zo las ik. Dat is zeker waar. Dat is ook goed gelukt bij de troonrede. Ik vond het fraai hoe daar op het internationale perspectief werd ingezet. Wij moeten ons echter wel realiseren dat een Sirenenzang betoverend is. Dat maakt haar juist zo gevaarlijk. Zo kan het aantrekkelijk klinken om maar ver weg te blijven van allerlei wespennesten, zoals Irak en Afghanistan. Dat is ook veel gemakkelijker, want spectaculaire resultaten zijn vaak moeilijk te boeken. Ook op het terrein van ontwikkelingssamenwerking is het lang niet altijd mogelijk om op imponerende resultaten te bogen, vooral als het gaat om de positie van de allerarmsten.
De enorme omvang van de noden wereldwijd – brandhaarden en armoede – mag ons echter niet ontmoedigen. De oplossing kan niet zijn om ons met Odysseus aan de mast te laten binden. Het beleid moet juist aansporen en aanmoedigen om niet onverschillig weg te kijken, maar bescheiden en toch zelfbewust ons steentje bij te dragen. De SGP-fractie ziet het zelfs als een goddelijke opdracht om ons in te zetten voor gerechtigheid en vrede wereldwijd. De Sirenenzang om je vooral te richten op onderwerpen die in het brandpunt staan van de politieke en maatschappelijke belangstelling, moet ook weerstaan worden. Wij moeten oog hebben voor conflicten waar veel minder aandacht voor is. In dat kader vraag ik aandacht voor Colombia. Ik ben oprecht verheugd dat dit land hoger op de agenda is gekomen. Ik verwacht van de regering dat Nederland naar vermogen blijft bijdragen aan hulp aan ontheemden en re-integratie van ex-strijders. Deze zomer heb ik bij een bezoek gemerkt dat de bijstand van Nederland enorm gewaardeerd wordt. Wellicht kan meer dan nu worden bijgedragen aan versterking van het justitiële apparaat, onder meer om de straffeloosheid te bestrijden. Hoe ziet de regering de suggestie van de aanstelling van een speciale VN-gezant die zich niet alleen beperkt tot de mensenrechten, maar ook gericht is op vermindering van gewelddadige conflicten?
Haïti is ook zo'n triest land. Het is geen voorpaginanieuws. Het kampt met grote onderontwikkeling en chronisch slecht bestuur. Nederland draagt slechts minimaal bij aan dit land dat qua armoede weinig onderdoet voor veel Sub-Sahara landen. Wij kunnen Haïti niet links laten liggen. Wat zijn de mogelijkheden om effectieve hulp aan dit land te geven?
Een onderwerp dat niet veel aandacht meer krijgt, is Papoea. Vorig jaar is daar nog bij de begrotingsbehandeling intensief over gediscussieerd. De regering doneert nu 2 mln. per jaar; een goed begin. Wat is de stand van zaken bij de implementatie van de speciale autonomiewet? Welke inzet heeft Nederland getoond om de werking daarvan te verbeteren? Hoe is het gesteld met de straffeloosheid? Werkt Indonesië aan vermindering daarvan?
Bijzondere aandacht blijft ook geboden voor de situatie in Sudan. Wij kennen de feiten. Het afgelopen jaar zijn ontzettend veel mensen omgekomen door het bloedige optreden van milities in Darfur. De Sudanese regering houdt een VN-missie tegen. Hoe lang kunnen wij nog lijdelijk toezien? Welke middelen hebben wij om de situatie ten goede te keren? In aanvulling op wat hierover tijdens de algemene politieke beschouwingen over gezegd is, vraag ik de bewindslieden om nader in te gaan op de stand van zaken op dit moment.
De publieke aandacht is niet altijd gericht op de geloofsvervolging in tal van landen, maar dit is wel een zeer belangrijk onderwerp. De SGP-fractie heeft de afgelopen tijd meermalen aandacht gevraagd voor de positie van christenen in bepaalde landen. Ik verwacht van de regering een blijvende inzet tegen geloofsvervolging. In navolging van mevrouw Huizinga wijs ik op Eritrea waar veel mensen vanwege hun geloof onder erbarmelijke omstandigheden gevangen worden gehouden en gemarteld. Nederland heeft dit land al eens gekort op ontwikkelingssamenwerking, maar dat heeft geen merkbaar effect gehad. Wat kunnen wij doen om de druk op dit land te vergroten? De brief van de regering die ons gisteren is toegestuurd, biedt weinig aanknopingspunten voor het opvoeren van de druk. Zijn er niet meer maatregelen denkbaar? Wil de regering zich voor deze kwestie inzetten? Ik sluit mij ook aan bij datgene wat mevrouw Huizinga-Heringa over de geloofsvervolging in Indonesië naar voren heeft gebracht.
Bijzondere aandacht vraag ik voor de strijd tegen het antisemitisme. Dat is ook een onderwerp waarvoor wij onze ogen niet kunnen sluiten. Wij kunnen en mogen er niet aan wennen dat bijvoorbeeld in het Midden-Oosten wordt aangezet tot haat tegen de Joden. Dat heeft ook invloed op Europa, waaronder Nederland. Ook in de media en in schoolboeken wordt aangezet tot haat. Wij moeten pal staan voor het bestaansrecht van de staat Israël.
Er is nog een onderwerp waarvoor geldt dat de nood heel hoog is, namelijk de aidsproblematiek.
De heer Koenders (PvdA):
Heb ik goed begrepen dat de heer Van der Staaij zojuist doelde op schoolboeken in Nederland?
De heer Van der Staaij (SGP):
Nee, ik doelde op boeken in het Midden-Oosten.
De aidsproblematiek wordt steeds omvangrijker en noopt tot een blijvende en krachtige inzet. Vorig jaar is in het bijzonder aandacht besteed aan de problematiek van de aidswezen. Daarbij kwamen opvang, onderwijs en zorg aan de orde. Naar mijn idee kunnen ook Nederlandse particuliere organisaties een cruciale rol spelen bij het oplossen van die problemen. Versterking van het draagvlak voor een wereldwijde strijd tegen aids is en blijft een belangrijk speerpunt.
Mevrouw Ferrier (CDA):
De heer Van der Staaij is in Colombia geweest. Hij heeft geconstateerd dat er in dat land positieve ontwikkelingen plaatsvinden. Mijn fractie maakt zich nog zorgen over het verloop van de re-integratie van ex-strijders in de samenleving. Ik ben benieuwd of de heer Van der Staaij ook wat dat betreft iets heeft waargenomen. Hoe kan dat probleem in Colombia en in andere landen worden aangepakt?
De heer Van der Staaij (SGP):
Het bezoek dat ik in de zomer aan Colombia heb gebracht, stond in het teken van de re-integratie van ex-strijders. Nederland wil voor die personen in dat land een specifiek project starten. Er zal dan ook persoonlijke begeleiding worden gegeven. Dat sprak ook de overheid van Colombia aan en dat heeft dus navolging gekregen. Naar mijn idee is het een voorbeeld van een proces van lange adem. Er is geen sprake van een wondermiddel dat vrijwel meteen werkt. Zowel psychosociale begeleiding als uitzicht op werk is belangrijk. Er zijn goede ontwikkelingen gaande, maar een en ander vraagt om permanente aandacht en begeleiding. Dat geldt zeker voor Colombia, want in dat land zijn grote aantallen ex-strijders. Het is een kwetsbaar proces, maar het is veelbelovend.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Het verheugt mij om te horen dat de heer Van der Staaij zegt dat het aantal gevallen van aids moet worden teruggebracht. Hij heeft echter geen oplossingen aangedragen. Doelt de heer Van der Staaij ook op het gebruik van condooms?
De heer Van der Staaij (SGP):
Vorig jaar hebben wij daarover gesproken. Ik vind het overigens triest dat in dit kader altijd alleen het gebruik van condooms aan de orde komt. Ik heb er absoluut geen zin in om voortdurend daarover te spreken. Ik hoop dat mevrouw Koşer Kaya haar focus ook op andere aspecten kan richten. Het door haar genoemde punt hebben wij het afgelopen jaar immers genoeg uitgekauwd.
De voorzitter:
Wij zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Morgenmiddag wordt het debat voortgezet.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 18.55 uur tot 20.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-920-942.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.