Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 5 september 2007 over het Jaarverslag AIVD 2006.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De AIVD heeft de beschikking over een zogenaamde CT Infobox waarin personen staan die mogelijk gelieerd zijn aan incidenten betreffende de nationale veiligheid. Het is voor deze Kamer van cruciaal belang om een correcte inschatting te kunnen maken van de omvang van het terrorismeprobleem middels cijfers. De weigering van deze minister om de omvang van deze CT Infobox prijs te geven onder het mom van operationele informatie is echt klinkklare flauwekul. Er is geen terrorist in Nederland die erom zal malen indien de omvang van de CT Infobox bekend zou zijn. Derhalve dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onhelder is uit hoeveel personen de CT Infobox bestaat en dat dit relevante informatie is die met de Kamer moet worden gedeeld;

verzoekt de regering, de Kamer jaarlijks op de hoogte te houden van het aantal personen dat vermeld is in de CT Infobox,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkman, Griffith, Van Raak en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(30977).

De heer Brinkman (PVV):

Het gebeurt met enige regelmaat dat personen die verbonden zijn aan terreurorganisaties of die als vertegenwoordiger optreden zich in Nederland laten zien bij bijeenkomsten en hierbij geld en personen ronselen voor hun terreur. Minister Verhagen heeft in mei van dit jaar nog zeer doortastend de Hamaspremier, de heer Hanye, verboden om in Nederland naar een dergelijke bijeenkomst te komen. Dit gebeurt echter niet met een vertegenwoordiger van de verboden jongerenorganisatie van de ETA genaamd SEGI, die begin dit jaar gewoon zijn ronselpraktijken in Amsterdam kon uitvoeren tijdens een bijeenkomst, na goedkeuring door de burgemeester. Deze terroristen zouden allemaal het land niet in mogen komen. Derhalve dien ik de volgende motie in.

De BrinkmanKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat burgemeesters, na afweging van de openbareordeproblematiek, toestaan dat vertegenwoordigers van organisaties die op de Europese terroristenlijst staan, in Nederland bijeenkomsten kunnen bijwonen;

voorts overwegende dat deze vertegenwoordigers tijdens deze bijeenkomsten direct of indirect geld en mensen kunnen werven voor hun verboden terreurorganisatie;

verzoekt de regering, spoedig met voorstellen te komen op grond waarvan het voor personen die lid zijn van algemeen erkende terreurorganisaties of vertegenwoordigers van dergelijke organisaties, verboden is om in Nederland te verblijven, waardoor zij niet bij dergelijke bijeenkomsten aanwezig kunnen zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkman en Griffith. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(30977).

Ik maak de leden erop attent dat zij moties binnen twee minuten moeten indienen. Bij indiening van twee moties is er vrijwel geen tijd voor een toelichting. Ik verzoek de leden om zich hieraan te houden. Anders geef ik hun in de toekomst – dit geldt in gelijke mate voor iedereen – geen kans meer om een motie in te dienen. Dat zou ik niet graag verhinderen, want dit is het recht van de leden.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Wat voor soort voorstellen bedoelt de heer Brinkman nu precies? Als ik het goed heb begrepen, is het al mogelijk om vreemdelingen met een beroep op de nationale veiligheid aan de grens tegen te houden. Het ronselen en collecteren is ook al verboden in artikel 140a van het wetboek van Strafrecht. Welke voorstellen bedoelt de heer Brinkman dus?

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben er via een eigen onderzoek achtergekomen dat de SEGI, de verboden terreurorganisatie van de ETA, in maart van dit jaar een bijeenkomst zou bijwonen. Vier dagen voor dat men daar aanwezig zou zijn heb ik de minister vragen gestelde en daarbij aanhangig gemaakt dat dit zou gaan gebeuren. De minister heeft mij geantwoord dat het een taak is van de burgemeester om op grond van de openbare orde deze persoon te ontzeggen om bij deze bijeenkomst aanwezig te zijn. Dat vind ik niet correct. Ik vind dat een burgemeester deze afweging niet zou moeten maken. Deze persoon zou niet eens in Nederland mogen komen, want hij vertegenwoordigt een verboden terreurorganisatie. Dat is de strekking van mijn motie.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Dan begrijp ik het toch nog niet helemaal. Het is toch nu al mogelijk om het optreden van dit soort mensen met als doel ronselen en fondsenwerving tegen te houden op basis van het bestaande wetboek van Strafrecht? Dan moet u niet vragen om nieuwe maatregelen maar moet u vragen of de bestaande maatregelen daadwerkelijk worden toegepast.

De heer Brinkman (PVV):

Op grond van bestaande regelgeving is het niet mogelijk om die mensen te weren en ervoor te zorgen dat ze het land niet binnenkomen. Uit de antwoorden van de minister heb ik begrepen dat de burgemeester daar zeggenschap over heeft, in het kader van de openbare orde. Ik vind dat echter niet correct. Ik vind dat de grenzen voor die mensen dicht moeten.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Het afleggen van parlementaire verantwoording over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is geen eenvoudige opgave. De minister moet de Kamer inzicht geven in de bedreigingen van onze nationale veiligheid en de manier waarop de AIVD deze bedreigingen het hoofd probeert te bieden. Tegelijkertijd is het de verantwoordelijkheid van de minister om geen gevoelige operationele informatie aan de openbaarheid prijs te geven. Dit is een precair evenwicht. De minister moet steeds een afweging maken tussen geheim en openbaar, tussen voor de AIVD mogelijk gevoelige informatie en voor de Kamer broodnodige informatie. Ik wil de minister graag vertrouwen op haar blauwe ogen, maar ik controleer haar liever aan de hand van harde gegevens.

Verschillende fracties hebben de minister naar aanleiding van het jaarverslag van de AIVD gevraagd naar concrete cijfers om te kunnen beoordelen hoe groot de kansen op een terroristische aanslag zijn en hoe die dreiging zich verder ontwikkelt. De SP vroeg in dat kader hoeveel mensen op dit moment zijn opgenomen in de contraterrorisme-infobox, waarin verschillende organisaties die zich bezighouden met terrorismebestrijding informatie delen over personen en netwerken. Daarop weigerde de minister tot drie keer toe antwoord te geven, omdat het hier zou gaan om operationele en gevoelige informatie. Dat vind ik niet overtuigend. De SP accepteert dit niet. Wij zien niet in waarom de minister de Kamer deze kale cijfers niet zou kunnen geven, want ze verwijzen op geen enkele manier naar personen, gebeurtenissen of plaatsen. Wij zien werkelijk niet hoe het louter noemen van het aantal mensen dat is opgenomen in de contraterrorisme-infobox operationeel gevoelig zou kunnen zijn, in ieder geval niet in die mate dat de minister daarom niet tegemoet zou kunnen komen aan deze door zoveel fracties geuite wens. Daarom heb ik samen met de heer Brinkman, mevrouw Griffith en mevrouw Azough een motie ingediend. Wat mij betreft gaat die ook in met terugwerkende kracht, zodat wij nu en in de toekomst de mogelijkheid hebben om vergelijkingen te trekken, bijvoorbeeld met 2006.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter. Hoeveel armslag gunt het parlement inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het belang van de nationale veiligheid? Dat is de vraag die vorige week tijdens ons algemeen overleg centraal kwam te staan. Over de uitgangsstelling van het CDA heb ik geen enkel misverstand laten bestaan. Wij willen de AIVD niet onnodig voor de voeten lopen. Wij houden er geen geheime dienst op na, zoals dat in het spraakgebruik heet, om hem vervolgens de ruimte te onthouden ordentelijk zijn werk te doen. Dat is geen carte blanche. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten staan onder toezicht van twee stevige commissies, onze eigen speciale Kamercommissie, en een onafhankelijke commissie van toezicht. Uit alles wat tot nu toe is gewisseld, is duidelijk geworden dat het systeem van toezicht en controle goed werkt.

Tegen die achtergrond hebben wij dan ook geen behoefte aan voorstellen om inlichtingen- en veiligheidsdiensten tot nog meer openheid te dwingen, al helemaal niet als het gaat om inzage in de database van personen die worden verdacht van terroristische sympathieën. Ik zie werkelijk niet in welk belang met openbaarmaking van dat soort geclassificeerde informatie is gediend. Waarom moet de AIVD, waarom moet het OM, waarom moet de politie voor de voeten worden gelopen? Wat heb je aan cijfers die laten zien dat in een bepaald jaar weet ik hoeveel namen in die CT Infobox zijn opgeslagen? Wat zegt dat over de ernst van een dreiging? Juist omdat nooit meer dan beperkte openheid kan worden gegeven, geeft dit per definitie een onvolledig en dus vertekend beeld. Voor iets stiekems hoeft deze Kamer niet bang te zijn, want onze speciale Kamercommissie is mans genoeg om alles te weten te komen wat zij nodig vindt. De onafhankelijke commissie van toezicht heeft rechtstreeks toegang tot alle computers van de AIVD.

De heer Van Raak (SP):

De heer Schinkelshoek heeft geen behoefte aan deze informatie, terwijl het voor mij een belangrijke vorm van informatie is. Het is een van de weinige manieren waarop ik kan zien hoe die dreiging zich ontwikkelt en hoe groot het aantal mensen is dat in de gaten wordt gehouden. Worden dat er meer of minder? Ik heb wel behoefte aan die informatie en dat geldt ook voor een groot aantal fracties in deze Kamer.

Is de heer Schinkelshoek het met mij eens dat als zoveel fracties in de Kamer behoefte hebben aan dit soort informatie, de minister daaraan tegemoet zou moeten komen? Wat kan er nu operationeel gevoelig zijn aan het louter noemen van deze kale cijfers, die niet verwijzen naar personen, plaatsen of gebeurtenissen?

De heer Schinkelshoek (CDA):

Het antwoord op de eerste vraag is dat de Kamer een speciaal mechanisme heeft ontwikkeld om toezicht te houden op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarvoor bestaat een speciale commissie, waarin alle fractievoorzitters, behalve die van de SP-fractie, zitting hebben. Misschien zou het een aansporing moeten zijn aan de SP-fractievoorzitter om in die commissie plaats te nemen; dan kan de heer Van Raak de antwoorden op de vragen krijgen waar hij zo nieuwsgierig naar is.

Het antwoord op de tweede vraag is: het zegt niets. Wat zegt het mij nu of er vijf, vijftien of vijfentwintighonderd mensen in de CT Infobox zitten? Zo'n kaal cijfer zegt niets over de ernst die van een dreiging uitgaat. Het heeft alle risico's in zich om een vertekend beeld op te roepen; dat moeten wij elkaar niet aandoen. Dat is in elk geval de insteek van mijn fractie.

De heer Van Raak (SP):

De fractievoorzitter van de CDA-fractie kan niet met de heer Schinkelshoek overleggen over wat in de commissie wordt besproken. Dat is de reden waarom wij er nog over in discussie zijn. Ik heb de heer Schinkelshoek niet gevraagd of hij behoefte heeft aan die cijfers. Hij heeft duidelijk aangegeven daaraan geen behoefte te hebben. Ik heb hem gevraagd wat mogelijkerwijs het bezwaar is om die cijfers te geven aan al die fracties die daar wel behoefte aan hebben.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Die vraag heb ik zonet beantwoord: het zegt helemaal niets. Het zegt niets over die dreiging. Als de heer Van Raak achter de cijfers wil kijken, adviseer ik via hem zijn fractievoorzitter om in de commissie IVD zitting te nemen. Dan kan hij alles vragen wat hij wil vragen. De minister heeft vorige week gezegd op alle vragen antwoord te geven. Kortom, wat wil hij nog meer?

Een ander punt betreft de bewegingsvrijheid voor die terroristische organisaties. Dan doel ik op organisaties die op de Europese lijsten van verboden organisaties staan: de ETA, de FARC enzovoorts. Dat deze onder een valse dekmantel blijken te ronselen en geld blijken in te zamelen, is natuurlijk te gek voor woorden. Dat zijn praktijken die bij de strafwet verboden zijn. Ik vraag de minister of die organisaties voldoende op de huid worden gezeten.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Wij hebben uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld in het algemeen overleg van 5 september jongstleden. Dat algemeen overleg ging over het aantal mensen dat in de CT Infobox is opgenomen. Naar aanleiding van vragen van leden van deze Kamer heb ik toen aangegeven dat ik niet bereid ben om het aantal mensen dat in de CT Infobox zit aan de openbaarheid prijs te geven. Ik heb er meteen bij gezegd dat ik wel alle bereidheid heb om de commissie IVD daarover te informeren.

In dat licht vind ik het opvallend dat de heer Van Raak en de heer Brinkman samen met twee andere vertegenwoordigers van twee andere partijen daarin geïnteresseerd zijn, maar dat geen vertegenwoordiger van de partij van de heer Van Raak in de commissie IVD zit, terwijl die daar van harte welkom is.

Waarom heb ik gezegd dat het mij niet verstandig lijkt om dat te doen? Omdat het in de CT Infobox gaat om een wisselend aantal personen. Mensen komen terecht in de CT Infobox als een van de betrokken partijen – dat zijn partijen die op de een of andere manier betrokken zijn bij de bestrijding van terrorisme – reden ziet om een persoon in de CT Infobox op te nemen. Vervolgens wordt die informatie gedeeld met alle andere partijen die betrokken zijn bij het bestrijden van terrorisme. Dat kan ertoe leiden dat er actie wordt ondernomen, maar het kan er ook toe leiden dat de conclusie is dat er geen verdere actie wordt ondernomen. Dat betekent dat zo iemand weer uit de CT Infobox verdwijnt. De heer Van Raak zegt dat hij het aantal mensen in de CT Infobox wil weten om een oordeel te kunnen geven over de dreiging van terroristische acties in Nederland. Hij heeft zelfs gezegd dat hij weet hoeveel potentiële terroristen er zijn, als hij weet hoeveel mensen daarin zitten. Dat is echter juist niet het geval.

De heer Van Raak (SP):

De minister moet mij wel goed citeren, geen zaken bedenken die ik niet heb gezegd en geen verbanden leggen die ik niet heb gelegd. Laten wij de discussie wel helder houden.

Minister Ter Horst:

Ik heb opgeschreven "potentiële terroristen". Ik heb het dus niet zelf verzonnen. Laten wij de Handelingen er nog eens op nakijken.

De heer Van Raak (SP):

Laten wij dat maar doen.

Minister Ter Horst:

Goed.

De heer Brinkman (PVV):

In de CT Infobox staat inderdaad een wisselend aantal mensen; zij komen erin en zij gaan er weer uit. Daarom willen wij juist de aantallen in de CT Infobox weten. U weet ook dat wij daar niets mee kunnen als u die informatie deelt met de CIVD. Sterker nog, ik krijg het niet te horen. Het is voor ons echter wel de enige echte indicatie hoe het terrorisme zich in dit land ontwikkelt. Daarom willen wij graag die cijfers weten. Daar komt nog bij dat de cijfers die u wel noemt, zeer onbetrouwbaar zijn. U heeft tijdens het AO immers gezegd dat er in Nederland 20.000 à 30.000 salafisten zijn. Ik vind dat een behoorlijk aantal, maar zijn het er nu 20.000 of 30.000? Waarop moeten wij ons richten? Daar zit wel een gigantisch groot verschil tussen. Daarom willen wij die duidelijke cijfers van de CT Infobox hebben.

Minister Ter Horst:

De heer Brinkman doet hetzelfde als de heer Van Raak, namelijk een direct verband leggen tussen het aantal mensen dat in de CT Infobox zit en de dreiging van terroristische acties in Nederland. Die koppeling is onjuist. Als zij een beeld van de dreiging willen krijgen, zijn er allerlei andere manieren om dat te doen. Ik heb al verteld dat er binnenkort weer een rapport uitkomt van de AIVD over het salafisme in Nederland. Er verschijnen regelmatig analyses over hoe het ermee staat.

Terugkomend op de CT Infobox: het zou goed zijn om de Kamer een kwalitatieve inschatting te geven van de ontwikkelingen in die CT Infobox. Daarbij kun je denken aan de effecten van de multidisciplinaire beoordeling in de CT Infobox, bijvoorbeeld bij uitzettingen, het kunnen afstemmen van onderzoeken tussen de deelnemers of – en daarmee zal de heer Brinkman tevreden zijn – een toe- of afname over een langere periode. Het gaat dan dus niet over de aantallen, omdat dat – dat kan ik voorspellen op grond van onze ervaringen uit het verleden – een niet relevant en een verkeerd gebruikt feit zal blijken te zijn.

Ik zal de Kamer informeren over de kwalitatieve beoordelingen van de inhoud van de CT Infobox en de ontwikkeling op de langere termijn. Ik stel voor de motie op die manier te interpreteren.

De heer Wolfsen (PvdA):

Daar ben ik het zeer mee eens. Ik was tot op heden geneigd om de motie niet te steunen, maar wat u nu zegt, verrast mij een klein beetje. Ik moet dat natuurlijk aan de indieners vragen, maar zegt u tegen de Kamer: steunt u de motie maar, want dan zal ik haar op deze manier uitvoeren? Dat is namelijk wat ik ook graag wil.

Minister Ter Horst:

Wij zijn het dus helemaal met elkaar eens.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik ben nu even verrast en weet niet hoe te handelen.

Minister Ter Horst:

Daar ga ik niet over. Dat is aan de indieners van de motie. Ik kan mij niet voorstellen dat het kabinet moeite met de motie heeft, als zij haar willen wijzigen in de zin zoals ik zojuist heb aangegeven. Het staat er echter absoluut niet. Er staat namelijk: "op de hoogte te houden van het aantal personen die vermeld staan in de CT Infobox." Die motie ontraad ik de Kamer.

De heer Brinkman (PVV):

Als de minister bereid is om te zeggen dat er bijvoorbeeld 3.500 mensen in de CT Infobox zitten en als de kwalificatie die zij daaraan geeft rustgevend is, heb ik daar geen moeite mee.

Minister Ter Horst:

U moet dat verder maar met elkaar bespreken, maar dat ga ik dus niet doen.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Ik wil goed begrijpen wat de minister nu in het vooruitzicht stelt. Hoeveel wijkt dat substantieel af van het kwalitatieve dreigingsbeeld dat de Kamer regelmatig krijgt en dat onder andere jaarlijks in het jaarverslag van de AIVD wordt samengevat? Wat wordt eraan toegevoegd, of herhaalt zij dat wat wij allang krijgen?

Minister Ter Horst:

Als het goed is, is het een ondersteuning of onderbouwing daarvan en gaat het in dezelfde richting. Ik probeer de Kamer tegemoet te komen in haar wens om specifiek over de CT Infobox informatie te krijgen. Ik heb helder gezegd dat ik het niet doe wat betreft het aantal mensen in de CT Infobox. Ik kan wel iets zeggen over het verloop op wat langere termijn, over de inhoud van de CT Infobox, wat ermee wordt gedaan en de ervaringen ermee et cetera. Uiteraard ga ik er geheel van uit dat dit het dreigingsbeeld dat wij presenteren, ondersteunt.

De heer Wolfsen (PvdA):

Dat zou ik inderdaad graag zien. De minister zegt dat zij de Kamer wil rapporteren. Ik neem aan dat er in het jaarverslag iets komt te staan, dat er een soort van kwalitatieve ontwikkeling is van de informatie in de infobox, inclusief het aantal. Een idee is misschien om de toezegging van de minister te noteren. Dan kan de heer Brinkman de motie intrekken, want dan is zij overbodig geworden.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb duidelijk aangegeven wat ik wil. Ik wil een aantal. Als de minister daarbij een kwalificatie wil geven, ben ik daar bijzonder blij mee. Dat weerhoudt mij ervan om daarover vervolgens een vraag te stellen. Die vraag zou anders inderdaad gesteld worden. Dat is de strekking van de motie. Als de minister het niet wil beloven, houdt het op.

Minister Ter Horst:

Nogmaals, het is aan de Kamer en vooral aan de indieners. Ik heb erover gezegd wat ik erover gezegd heb. Als de motie in deze vorm wordt gehandhaafd, kan ik niet anders dan aanvaarding ervan ontraden.

Ik maak nog één opmerking naar aanleiding van een tussenzin van de heer Brinkman over de 20.000 tot 30.000 salafisten. Ook dat heb ik niet gezegd in de commissie. Ik heb in de commissie gezegd dat er 20.000 tot 30.000 mensen in Nederland zijn die vatbaar zijn voor het salafistisch gedachtegoed. Uiteraard is dat een schatting. Ook voor andersoortig gedachtegoed zal het heel moeilijk zijn om er een wat nauwkeuriger beeld van te geven.

De heer Wolfsen (PvdA):

In deze variant zullen wij de motie niet steunen. Mocht de motie het niet halen, dan neem ik aan dat de minister wel bij haar toezegging blijft.

Minister Ter Horst:

Ja, zo flauw zijn de leden van het kabinet niet. Als wij zeggen dat wij iets willen leveren, doen wij dat los van de vraag of de motie wordt aanvaard. Hoewel de motie waarschijnlijk toch wordt ingediend, kan het misschien helpen om in de toekomst discussies zoals in de commissie zijn gevoerd, te voorkomen. Niet dat ik die discussies erg vind, maar het zou wel tijd schelen. Wellicht dat het de Kamer dan toch de informatie oplevert die zij graag wil hebben.

De heer Brinkman heeft in het algemeen overleg gerefereerd aan een gebeurtenis in maart 2007, namelijk een bezoek van een lid van de aan de ETA te relateren Baskische jongerenorganisatie SEGI als gastspreker in het krakerspand Vrankrijk te Amsterdam. Hij heeft daarover overigens eerder Kamervragen gesteld. Die zijn ook beantwoord. Het is van belang om hier nog te zeggen dat mede door recente wetswijziging de huidige wet- en regelgeving voldoende mogelijkheden geeft om op te treden tegen activiteiten van dit soort organisaties en tegen de organisaties zelf. De letterlijke tekst van de wet heeft de heer Brinkman in de beantwoording van de vragen gekregen. Ik zal die hier niet herhalen. Ik voeg eraan toe dat er op dit moment naar aanleiding van het aannemen van die wet op 1 februari 2007 afspraken worden gemaakt tussen het lokaal bestuur, OM, politie, IND en AIVD hoe daar precies mee om te gaan. Ik snap in dat verband het punt over de burgemeester. Het gaat er niet alleen om dat de burgemeester kan ingrijpen als er een dreiging is van verstoring van de openbare orde, maar dat ook op grond van het strafrecht kan worden opgetreden. Dus ook het Openbaar Ministerie kan op grond van de activiteiten die worden gepleegd, zeggen dat iets niet kan, dat mensen ermee moeten ophouden of uit Nederland moeten worden verwijderd. De opvatting van het kabinet is dat het verzoek overbodig is en dat is een reden om aanvaarding van de motie te ontraden.

De heer Brinkman (PVV):

Dus u vindt het correct dat volgens de huidige regelgeving een vertegenwoordiger van een terreurorganisatie die op een Europese terreurlijst staat, in Amsterdam welkom wordt geheten, op de uitnodigingslijst staat, daar het woord voert over zijn ideeën en denkwijze en het ronselen van geld en het ronselen van mensen. Dat vindt u dus goed. U vindt het dus correct dat regelgeving zo moet zijn dat mensen hier gewoon binnen kunnen komen? Begrijp ik dat goed?

Minister Ter Horst:

Nee, dat begrijpt u niet goed, mijnheer Brinkman. Dat heb ik ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden ingegrepen. Wil je echter strafrechtelijk ingrijpen, dan moet daarvoor wel een juridische basis zijn. Dat kan niet in het wilde weg gebeuren. In het geval waarover u spreekt, is de beoordeling gemaakt én door de burgemeester van Amsterdam én door het OM, en zij zagen geen reden om hiertegen op te treden.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Kan de minister wel toezeggen dat er scherper op wordt toegezien dat zich dit niet herhaalt? Kan de minister die toezegging doen namens het kabinet en met haar collega van Justitie bespreken dat actiever wordt opgetreden als zich weer zo'n geval dreigt voor te doen?

Minister Ter Horst:

Ik was nog niet toe aan uw vraag, mijnheer Schinkelshoek, anders had ik dat zeker gedaan. U vraagt, of wij deze mensen wel voldoende op de huid zitten. Ik heb de indruk dat dit wel het geval is. Ik zal in ieder geval uw gevoelen daarover delen met de minister van Justitie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week donderdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij beginnen met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand en aan het eind van de eerste termijn van de Kamer of na het antwoord van de regering in eerste termijn het VAO JBZ-raad toevoegen.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik heb sowieso behoefte aan een korte schorsing na de eerste termijn van de Kamer voordat ik aan mijn antwoord begin. Misschien kunt u het daarmee combineren.

De voorzitter:

Maar u doet het VAO JBZ-raad zelf!

Staatssecretaris Albayrak:

Dat was nog niet helemaal duidelijk.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Er zijn wel punten voor de minister, maar ik ga ermee akkoord dat de staatssecretaris het VAO JBZ-raad doet; zij kunnen elkaar vervangen. Ik heb zojuist boven de markt laten hangen of ik er vandaag stemming over wilde. Ik ben zo coöperatief dat ik dat niet wil.

De voorzitter:

Daar nemen velen in dit gebouw opgelucht kennis van. Wij beginnen met de eerste termijn van de Kamer over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand. Na de eerste termijn van de Kamer doen wij het VAO, wat wij combineren met de schorsing voor de voorbereiding van het antwoord.

Naar boven