Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van de Europese Top (21501-20, nr. 362).

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en de staatssecretaris van harte welkom. De minister van Buitenlandse Zaken zal spoedig arriveren. Die zit nog in zijn auto of in een bespreking. Gezien de ervaringen met eerdere debatten zijn afspraken gemaakt over de wijze van interrumperen. Ik herinner u daar zo nodig aan.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het afgelopen weekend kwam de regering nog net niet met de fanfare thuis. De grote tevredenheid van het kabinet was duidelijk. De grondwet was van tafel. Nederland heeft veel punten in de onderhandeling binnen kunnen halen. Er zou recht zijn gedaan aan het Nederlandse nee in het jaar 2005. Aan ons de taak om te bepalen of dat beeld klopt.

Ik stel vast dat het Nederlandse nee in 2005 de positie van Nederland heeft versterkt. Ik doel op de positie in deze onderhandelingen en op de positie in de afgelopen jaren. De regering schrijft in de brief dat er sinds 2005 sprake is van een rechtvaardige begroting. Wij hebben korting gekregen. Er is meer transparantie en openbaarheid. Er is minder regelgeving en er is een strengere toepassing van de spelregels bij uitbreiding van de Europese Unie. Er is een betere beoordeling van de vraag of zaken Europees of in Nederland geregeld moeten worden. Daar was dus geen grondwet of wijzigingsverdrag voor nodig. Dat hebben wij zo voor elkaar gekregen. Alle verhaaltjes over hoe slecht de Europese Unie te besturen is met 25 of 27 landen vallen dus wel mee. Wij doen het best goed. Als wij een punt willen maken, halen wij het nog binnen ook.

Wij moeten beoordelen wat het resultaat is van de afgelopen top. Er is 36 uur vergaderd door de Nederlandse regering aan de hand van een inzet van zes punten. Ik heb vorige week al gezegd dat die punten deels door mijn fractie werden gesteund. Er zaten ook punten bij die ik bij voorbaat ongewenst vond. Ik loop de punten langs.

Om te beginnen zei de regering dat er een klassiek wijzigingsverdrag moest komen dat geen grondwettelijk karakter heeft. Geen nieuw verdrag dus dat oude verdragen vervangt. Toch stel ik vast dat veel oude punten uit 2004 zijn overgenomen. Ik geef toe dat de symbolen eruit zijn. Ik noem de vlag, het volkslied en de Hoge Vertegenwoordiger. Die laatste wordt nu anders genoemd, maar houdt een eigen dienst. Ik zie dat als cosmetische en symbolische veranderingen. Daar was het ons niet om te doen. Het gaat ons om de inhoud, niet om de naam. De hamvraag bij dit eerste punt is wat het vorige verdrag uit 2004 tot een grondwettelijk verdrag maakte. De Raad van State heeft daarover een oordeel uitgesproken. Die heeft verwezen naar het bindend worden van het Handvest van de Grondrechten. Als dat niet integraal wordt opgenomen, vindt de regering dat er sprake is van een ander verdrag. Ik stel vast dat ook een verwijzing naar het Handvest van de Grondrechten dat handvest juridisch bindend maakt. Materieel betekent het dus hetzelfde. Ik constateer dat met deze verwijzing, in de redenering van de Raad van State, het verdrag een grondwettelijk karakter heeft. De geleerden in Europees recht geven mij daarin gelijk. Een feit dat dit bestendigt, is de opinie van de Britten. Die hebben een uitzonderingspositie op dit punt gevraagd. Dat geeft aan dat deze verwijzing politiek en juridisch van groot belang is.

Een tweede punt van de regering ging over het vergroten van het democratisch karakter van Europa. De bron van veel vernieuwingen, ook hier, komen uit het grondwettelijk verdrag van 2004. Ik noem de grotere rol van het Europees Parlement, het burgerinitiatief, grotere transparantie bij de besluitvorming over wetgeving. Naast de gele kaart komt er een zwaardere procedure. Nu kan een meerderheid van parlementen bezwaar maken tegen een voorstel van de Commissie. De Commissie moet dat dan wijzigen of handhaven, eventueel gevolgd door toetsing door de raad en het Europees Parlement. Ik geef toe dat hiermee de positie van de nationale parlementen versterkt is. Ik vind dat een goede zaak. In de afgelopen jaren zijn de nationale parlementen namelijk op achterstand gezet.

Het derde punt betreft het opgeven van het vetorecht door het introduceren van meerderheidsbesluitvorming. Het gaat daarbij over de terreinen van justitie, asielverlening, migratie, energie en klimaat. De SP verzette zich vorige week en verzet zich vandaag tegen het standpunt van de regering dat hierop moet worden aangestuurd. Het vetorecht is het ultieme middel van lidstaten om nee te zeggen op momenten die er echt toe doen en dat het er echt om spant. Ons land moet dan nee kunnen zeggen. Dat heeft Nederland bij de pensioenkwestie al gedaan; op dat gebied geldt geen meerderheidsbesluitvorming. Donner had helemaal gelijk toen het ging over de overdraagbaarheid van pensioenrechten. Daaruit blijkt dat het vetorecht in de praktijk van groot belang is voor de positie van lidstaten die heel eigen arrangementen en opvattingen hebben. Nederland is zo'n lidstaat. De kwestie van het opgeven van de vetorechten raakt aan de soevereiniteit en de zelfstandigheid van lidstaten. Meerderheidsbesluitvorming zorgt ervoor dat kleine lidstaten straks dingen door de strot geduwd krijgen. Dat verkleint het draagvlak van de Europese Unie. Ik vraag het kabinet waarom de Nederlandse regering niet heeft gekozen voor de positie waarvoor de Britten kozen. Zij vroegen om een uitzonderingspositie, en hebben die ook gekregen, op het punt van justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking. Dan was er echt recht gedaan aan het Nederlandse nee. Ook op het gebied van asiel en immigratie was die uitzonderingspositie van grote betekenis geweest.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Vandaag is mij duidelijk geworden dat de SP twee gezichten heeft. U pleit nu voor het handhaven van het vetorecht op terreinen waarop de slagkracht vergroot zou moeten worden. Vanmorgen riep de SP-fractie in een algemeen overleg over duurzaam hout echter op tot daadkracht ten aanzien van het regelen van een importverbod op Europees niveau. Hoe denkt u dergelijke regelingen te verwezenlijken als u zo vasthoudt aan het vetorecht?

De heer Van Bommel (SP):

De SP-fractie heeft niet twee maar wel 25 gezichten. Mijn fractie heeft 25 zetels en dus 25 gezichten. Zij heeft echter maar één opvatting. Europese samenwerking moet op veel terreinen niet worden afgedwongen; daarvoor moet draagvlak gecreëerd worden. Ik ben ervan overtuigd dat op het gebied van milieu – mijn fractie heeft de maatregelen die op Europees niveau voorgesteld zijn allemaal gesteund – heel goed zaken met andere landen kunnen worden gedaan, eenvoudigweg door te wijzen op het gemeenschappelijk belang. Met een richtlijn die zaken verbiedt en daar bepaalde sancties aan verbindt, wordt echter ingegrepen op het strafrecht in Nederland. Dat wil mijn fractie niet. De SP-fractie wil dat voor richtlijnen op het gebied van milieu en andere zaken draagvlak wordt gecreëerd. Als daaraan onwenselijke maatregelen worden gekoppeld, dan moeten lidstaten het recht hebben om die af te wijzen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

U spreekt over het verwerven van draagvlak, maar dan verwacht ik in een algemeen overleg over duurzaam hout geen fanatieke toon over wat op Europees niveau geregeld en afgedwongen moet worden. Ik verwacht dan eerder een geluid in de trant van "doe rustig aan, zoek draagvlak, hoe lang dat ook mag duren". Dat zou niet ten goede komen aan die slagvaardigheid.

De heer Van Bommel (SP):

Wij zien wel het belang van Europese samenwerking en wij benadrukken dat ook steeds. Ook op het punt van het vliegverkeer, ten aanzien van de accijnzen op kerosine en de btw op tickets voor Europese vluchten, zijn maatregelen alleen zinvol als die op Europees niveau worden vastgelegd. Wij zetten echter niet de volgende stap door te zeggen dat dat op Europees niveau moeten worden afgedwongen. Ik noem een voorbeeld. In het verdrag van Prüm is de uitwisseling van DNA-gegevens en vingerafdrukken geregeld. Dat verdrag is gesloten tussen een aantal Europese lidstaten, waaronder Nederland. De SP steunde dat verdrag. Moet dat verdrag in alle lidstaten worden afgedwongen? Nee, dat zou geen goede zaak zijn. Laat dat verdrag, dat door zes landen is getekend, maar langzaam groeien. Lidstaten zullen de meerwaarde van die samenwerking ontdekken en dan kan het worden geregeld. Met afdwingen wordt alleen maar afbreuk gedaan aan het draagvlak voor de Europese Unie en daar ligt het grote probleem.

De heer Ormel (CDA):

Ik lees op de website van de SP dat deze partij naar één Europees asielbeleid wil. Sterker nog, zij pleit voor dezelfde asielprocedures in iedere Europese lidstaat. Hoe verhoudt zich dat tot het behoud van het vetorecht?

De heer Van Bommel (SP):

Ik kan hier hetzelfde antwoord op geven. Dat je zegt dat je het wenselijk vindt dat lidstaten dezelfde normen hanteren, wil niet zeggen dat je de vervolgstap zet dat je andere lidstaten gaat vertellen hoe het moet. Het is helemaal niet logisch dat die stap per se volgt op de eerste stap. Het zou goed zijn als wij dezelfde normen hanteerden, maar dat betekent nog niet dat een meerderheid dat moet gaan afdwingen bij andere landen.

De heer Ormel (CDA):

De heer Van Bommel weet ook dat er sprake is van vrij verkeer van personen door de gehele Europese Unie. Hij zegt te willen pleiten voor een en hetzelfde asielbeleid, maar als één land het anders wil, als één land voortdurend een generaal pardon wil geven, vindt hij dat prima. Laat dat dan maar gebeuren, aldus de heer Van Bommel. Dat is toch niet realistisch?

De heer Van Bommel (SP):

Nee, maar dat is ook niet de realiteit. Nederland wil een generaal pardon. Spanje heeft een miljoen illegalen gelegaliseerd. Dit moet primair het beleid van de lidstaten zijn. Ik wens geen beleid vanuit Europa te krijgen waarin Europa zegt: u mag dat niet meer doen. Wij hebben in Nederland hiertoe besloten. Ik weet dat de partij van de heer Ormel op dit vlak dwarslag en misschien wel wil dat Europa dit verbiedt. Ik wens dat niet. Ik vind dat Nederland zelf moet kunnen besluiten over de 26.000 vluchtelingen die wij veel te lang in de opvang hebben gehouden en voor wie wij slecht hebben gezorgd. Dat beleid is er ook gekomen. Als wij op dat terrein meerderheidsbesluitvorming introduceren, voorspel ik dat dit in de toekomst onder druk komt te staan en wellicht onmogelijk wordt.

De heer Blom (PvdA):

Ik wil drie opmerkingen maken. Ten eerste is er al meerderheidsbesluitvorming inzake het asielbeleid in Europa. Ten tweede spreekt de heer Van Bommel over het Verdrag van Prüm, waarbij vergaand wordt samengewerkt met de aangrenzende landen op juridisch terrein. Ik neem aan dat hij dat ingrijpend vindt. Waarom heeft hij daarover dan geen referendum aangevraagd? Ten derde loop je, als je in een interne markt geen milieueisen afdwingt, de kans dat bijvoorbeeld in Roemenië illegaal hout wordt geïmporteerd dat niet voldoet aan interne normeringen en dat vervolgens op de Nederlandse markt terechtkomt. Wil de heer Van Bommel dat allemaal wel?

De heer Van Bommel (SP):

Drie vragen, drie antwoorden. Asiel en migratie zijn gelukkig echt niet op alle fronten aan meerderheidsbesluitvorming onderworpen. De heer Blom zit er op dit punt naast. In het Verdrag van Prüm wordt de uitwisseling van justitiële gegevens zoals vingerafdrukken en DNA-gegevens geregeld. De heer Blom vroeg zich af waarom wij hierover geen referendum hebben aangevraagd. Hij kent de stand van zaken: die mogelijkheid bestaat in Nederland niet. Die gaan wij samen met de heer Blom, zo begreep ik vanochtend uit de krant, creëren. In de toekomst zal dit wellicht dus wel gebeuren. Met betrekking tot milieu en de interne markt ligt er inderdaad een probleem. Van bepaalde zaken op milieugebied, zoals roetfilters, kunnen wij zeggen dat wij ze wel of niet toelaten. De interne markt dwingt ons echter om onze markt daarvoor open te stellen. Dat zijn inderdaad conflicterende terreinen. Ik zie het probleem, maar ik heb er niet direct een oplossing voor. Om nu te zeggen dat wij met meerderheidsbesluitvorming beter af zijn, gaat mij echter veel te ver. Absoluut niet. De interne markt botst op heel veel terreinen met datgene wat wij een gemeenschappelijk belang vinden.

De heer Blom (PvdA):

De heer Van Bommel raakt precies de kern als hij zegt dat het een conflicterend geheel is en dat hij er geen oplossing voor weet. Ik zou willen dat de SP eens met alternatieven zou komen wanneer zij kritiek uit op allerlei zaken die het kabinet voorstelt en die in het nieuwe verdrag worden geregeld. De SP is een uitblinker op het vlak van zeggen dat zij iets niet wil. Ik zou zo graag willen weten wat de SP wel wil.

De heer Van Bommel (SP):

Dat kan ik wel vertellen. Ik heb gezegd dat ik wilde dat de Nederlandse regering op deze belangrijke terreinen van asiel en justitie had gekozen voor de Britse positie. Dan had zij hard onderhandeld en dan had zij dit punt nog binnen kunnen halen ook. Dat was echter helemaal niet de wens van de regering. Dat de regels van de interne markt ingrijpen op het publieke domein, is niet mijn probleem maar het probleem van de Europese Unie. Dat is ook uw probleem, want het betreft ook woningcorporaties en al die andere terreinen. Dat is een groot probleem en dat lossen wij hier vandaag niet op. U kunt wel zeggen dat ik de oplossingen niet heb, maar u hebt ze ook niet. De interne markt als zodanig grijpt namelijk zo om zich heen dat wij er nog maar eens goed over moeten praten hoe wij dat gaan beperken.

De heer Ten Broeke (VVD):

De kwestie van de meerderheidsbesluitvorming of het opgeven van de veto's is cruciaal voor dit debat en cruciaal voor de SP. In de publiciteit zie ik telkens dat u of de heer Marijnissen zegt nooit of te nimmer een veto te willen opgeven. In uw boekje lees ik dat u dat zeker op drie terreinen wel wilt of in ieder geval meer wilt samen werken. Het verdrag dat nu voor komt te liggen, geeft aan dat wij versterkt kunnen samenwerken. Erkent u dat die versterkte samenwerking nu juist meer mogelijk wordt in het nieuwe verdrag, want die bepleit u kennelijk?

Ten tweede wil ik een concreet voorbeeld geven. Op 16 maart van dit jaar werd in Barcelona de vermoedelijke moordenaar van Louis Sévèke gearresteerd. Dat gebeurde via een Europees arrestatiebevel. Dit viel eerst onder de derde pijler, dus met veto's. Dat kon nu, omdat een passerelle het mogelijk maakte dat deze vermoedelijke dader versneld werd uitgeleverd. Vindt u dat een goede zaak of niet? Als het antwoord daarop "ja" is, waarom bent u dan tegen meerderheidsbesluitvorming?

De heer Van Bommel (SP):

De eerste vraag was: erkent u dat versterkte samenwerking meer mogelijk wordt door dit akkoord? Dat is niet de vraag. Het is wel uw vraag, maar versterkte samenwerking is wat anders dan afgedwongen samenwerking. Het opgeven van vetorechten is het afdwingen van samenwerking. Samenwerking kun je bereiken wanneer landen op vrijwillige basis zien dat er een gemeenschappelijk belang ligt, dat gemeenschappelijk belang erkennen en dus graag hun handtekening zetten onder zo'n verdrag. Daarom noem ik het Verdrag van Prüm ook steeds. Landen die daar nog niet klaar voor zijn, moet je niet eens willen als ondertekenaar van het Verdrag van Prüm. Die landen zijn er namelijk ook in Europa, bijvoorbeeld omdat zij nog grote problemen hebben met corruptie. Ik zeg dus "ja" tegen meer samenwerking, maar "nee" tegen meer afdwinging van samenwerking. Een gedwongen huwelijk eindigt vaak ongelukkig.

De voorzitter:

De heer Ten Broeke mag een vervolgvraag stellen. Ik verzoek de heer Van Bommel korter te antwoorden.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het zijn ingrijpende vragen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wij zullen straks zien wat de regering antwoordt. Ik heb echter gelezen dat de versterkte samenwerking waar de heer Van Bommel zo voor is, nu juist meer mogelijk wordt gemaakt. Waar versterkte samenwerking mogelijk wordt gemaakt, moet dit weer bij unanimiteit worden toegestaan. Grappig genoeg zorgt het veto daar voor de bescherming waarom de heer Van Bommel nu vraagt. Landen die wij op de een of andere manier niet vertrouwen in de versterkte samenwerking, kunnen juist weer buiten worden gesloten. U moet het verdrag maar eens lezen.

De heer Van Bommel (SP):

Het is van tweeën één. Vetorechten worden ingeleverd of zij worden niet ingeleverd. De heer Ten Broeke beweert hier nu eigenlijk dat ze niet worden ingeleverd. Dan heeft hij een probleem en dan heeft de regering een probleem. De heer Ten Broeke wilde dat wij naar meerderheidsbesluitvorming zouden gaan. Laten wij hier geen verstoppertje spelen. De vetorechten worden ingeruild voor meerderheidsbesluitvorming en daar komt een noodremprocedure voor terug die een stuk zwakker is dan de vetorechten. Vetorechten zijn het ultieme middel in de hand van lidstaten. Een lidstaat kan namelijk in zijn eentje zeggen: dit gaat ons een brug te ver en als u dit voorstelt, stemmen wij daar niet mee in. Er wordt dan niet eerst een besluit genomen, maar het besluit gaat bij voorbaat niet door. De heer Donner heeft dit bijvoorbeeld voor elkaar gekregen met betrekking tot de overdraagbaarheid van pensioenrechten. Dat was een vetorecht.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Klopt het dat u zei dat het opgeven van het vetorecht op het gebied van energie en klimaat nog zo'n voorbeeld is van verlakkerij van kleine lidstaten en het door hun strot duwen van besluiten?

De heer Van Bommel (SP):

Ja.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Kunt u mij voorbeelden geven van zaken op het gebied van energie en klimaat waarop het mandaat voor deze IGC voorstelt het veto op te geven? U zult GroenLinks kennen als een partij met belangstelling voor groen. Mijn partij heeft de oude verdragen, de nieuwe verdragen en de nieuwe voorstellen nauwkeurig nagelezen om te zien of er misschien een veto in zit voor het klimaat en het groen. Wij hebben die niet kunnen vinden. Ik hoor daarom graag van u waar u het hebt gevonden.

De heer Van Bommel (SP):

Hebt u in de stukken niets over energie en klimaat aangetroffen? Hebt u deze thema's gemist in de vorige debatten? Houdt u het weblog van de staatssecretaris niet bij waarop de Nederlandse inzet op deze terreinen wordt genoemd?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Mijn vraag betreft het veto. U viel over het veto. Waar is dat veto dan?

De heer Van Bommel (SP):

Dat stel ik vast, zoals ik al heb gezegd, op de terreinen asiel, migratie, justitie, energie en klimaat. Wilt u nu zeggen dat er van de Nederlandse regering op dit punt helemaal geen inzet was en dat er niet is gezocht naar meerderheidsbesluitvorming? Ik geef toe dat het woord "vetorechten" niet voorkomt in de verdragswijziging. De besluitvorming vond immers bij unanimiteit plaats. De introductie van meerderheidsbesluitvorming is dus impliciet het inleveren van het vetorecht.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

U hebt het verdrag en het mandaat gelezen, net als ik. Het woord "vetorecht" komt daar helaas niet in voor op het gebied van milieu en klimaat. U staat te bluffen. U moet de bevolking niet bang maken met verlakkerij.

De heer Van Bommel (SP):

U sprak over milieu en klimaat. Ik had het over energie en klimaat. Nu haalt u wat dingen door elkaar. Kijkt u het zelf ook nog eens na, zou ik zeggen.

De heer Ormel (CDA):

Dit is een cruciaal punt, al vrij snel in dit debat. U hebt het nu over het vetorecht dat wij opgeven. Dat doen wij al lang. Er is al meerderheidsbesluitvorming op een aantal terreinen. Nu is bereikt dat de noodremprocedure is verbeterd. Tegelijkertijd zijn er, gelukkig, afspraken gemaakt om op een aantal terreinen over te gaan op meerderheidsbesluitvorming. U zegt dat u één asielbeleid wilt, maar u wilt ook het veto behouden. Dat is van twee walletjes eten.

De heer Van Bommel (SP):

Ik geloof dat het nu een herhaling van zetten wordt. Ik wil graag dat wij in Europa samenwerken op het terrein van asielbeleid en dat wij afspraken maken. Malta heeft nu bijvoorbeeld een probleem. Daar komen heel veel asielzoekers binnen. Malta kan deze mensen zelf niet meer opvangen. Nederland is ruimhartig en ik vind dat andere landen dat ook moeten zijn. Er moeten afspraken worden gemaakt over de manier waarop moet worden omgegaan met de opvang. Daarnaast moet worden bezien wat er met de grensbewaking moet gebeuren. Er moet geld beschikbaar worden gesteld voor Frontex. Allemaal tot uw dienst.

Dat is wat anders dan het vetorecht weggeven en landen te dwingen bepaald beleid te accepteren of een bepaalde hoeveelheid immigranten te accepteren. Dat is heel wat anders. Ik vind dat wij moeten samenwerken op dit terrein. Nederland geeft echt het goede voorbeeld, maar dat wil niet zeggen dat wij dit moeten afdwingen. Ik voorspel u echt dat met uw houding, dus dat het moet worden afgedwongen bij landen die het willen, het draagvlak voor de Europese Unie, dat al gering is, nog verder wordt ondermijnd. Ik wens dat niet en volgens mij u ook niet.

De heer Ormel (CDA):

Wat u afdwingen noemt, noem ik democratie. Er komen versterkte noodremprocedures. Wij hebben Frontex en er komen snelle grensinterventieteams. Juist Malta, waar heel veel illegale immigranten komen, kan door een gezamenlijke inspanning van de EU beschermd worden tegen de overmatige invloed en de overmatige instroom van asielzoekers. Dat kán niet als Malta zegt dat het niet meedoet. Het opgeven van het veto op dit terrein is noodzakelijk om voorwaarts te gaan om te komen tot een eenduidig asielbeleid in Europa.

De heer Van Bommel (SP):

Malta zal op dit punt nooit dwarsliggen, want het zoekt juist hulp bij Europa. Het voorbeeld is dus wat ongelukkig gekozen. Ik zeg juist dat de samenwerking op dat terrein redelijk is. Nederland wil het goede voorbeeld geven. Die samenwerking zal er zonder vetorecht absoluut komen. U miskent het probleem van het draagvlak in Europa. Dit Europa krijgt te weinig publieke steun omdat er vanuit Brussel veel te veel wordt gedicteerd. U wilt daar gewoon nog een schepje bovenop doen. U verergert daardoor het probleem van Brussel.

De heer Ormel (CDA):

U miskent de mogelijkheden van de noodremprocedure die in dit verdrag is opgenomen. Juist daardoor wordt het mogelijk om draagvlak te creëren. Wij zullen echter uiteindelijk verder moeten en dat kan niet met allerlei veto's.

De heer Van Bommel (SP):

Ik zeg alleen maar dat het veto sterker is dan de noodremprocedure. De Britten hebben niet voor niets om uitzonderingen gevraagd en die hebben zij ook gekregen. De Britten zijn echt niet gek. Ook op een aantal andere terreinen zijn zij verstandiger dan Nederland. Laten wij elkaar nu geen mietje noemen: het veto is gewoon sterker dan de noodremprocedure.

De heer Blom (PvdA):

Nog even in aansluiting op wat collega Peters heeft gezegd. Op het moment dat de heer Van Bommel over veto's praat en zegt dat het zo vreselijk belangrijk is dat Nederland het vetorecht houdt, dus dat het eigenlijk niet kan dat wij dat recht weggeven, wordt de concrete vraag gesteld om een voorbeeld te geven. Het antwoord is dan: moet je maar eens naar het weblog van de staatssecretaris kijken. Ik wil eigenlijk een nieuwe politieke term introduceren: het Van-Bommeltje. Dat is een redenering waarbij er een beeld wordt geschetst dat niet in overeenstemming is met de waarheid. Ik geef hem nog een kans. Ik vraag hem om nog een voorbeeld te geven op het gebied van klimaat waarbij hij het vetorecht voor Nederland wil behouden.

De heer Van Bommel (SP):

Ik kan mij voorstellen dat er inzake de CO2-uitstoot aan lidstaten beslissingen aan lidstaten worden opgelegd, bij meerderheidsbesluitvorming afgedwongen, waar wij om technische redenen, zoals bij de luchthaven, op korte termijn niet aan kunnen voldoen en dat wij daardoor geen wegen meer kunnen aanleggen of geen huizen meer kunnen bouwen. Ik vind dat Nederland dan moet kunnen zeggen: even temperen; wij doen even, een jaar of langer, niet mee. Dit is een concreet probleem dat zich op het gebied van klimaat kan voordoen. Ik vind dat Nederland in een dergelijke situatie zelfstandig moet kunnen handelen. Dit probleem heeft zich concreet voorgedaan.

De heer Blom (PvdA):

Dit zijn weliswaar prachtige bespiegelingen en mooie luchtkastelen, maar geef mij nu eens een concreet voorbeeld dat in de afgelopen periode gespeeld heeft of dat eventueel op korte termijn gaat spelen. U blijft oorverdovend stil. U verkoopt veto's alsof het een verschrikking is. Op het moment dat er om voorbeelden wordt gevraagd, blijft het echter angstwekkend stil.

De heer Van Bommel (SP):

Ik geef u een concreet voorbeeld in verband met de CO2-uitstoot. Wij moeten de zaak omdraaien. Wij beschikken nu namelijk over het vetorecht. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven op verschillende terreinen waaruit blijkt dat het vetorecht van belang is op het moment dat het ertoe doet. Ik vraag u om in uw inbreng aan te geven waarom dat recht zo maar weggegeven kan worden en waarom het vetorecht überhaupt een probleem is, alsook wat er met het vetorecht is tegengehouden wat wij eigenlijk wel wilden. Er moet wel een noodzaak zijn om het vetorecht op te geven en niet omgekeerd.

Voorzitter. De meerderheidsbesluitvorming maakt dat lidstaten straks dingen door de strot geduwd krijgen. Zoals gezegd, zal dat het draagvlak voor de Europese Unie verkleinen. Daarom zijn wij daar zo op tegen.

Het volgende punt van de regering betreft de bescherming van de publieke diensten. Die hebben een betere bescherming nodig. Het is dan ook onwenselijk en onaanvaardbaar dat Brussel zich bemoeit met zaken zoals onze gezondheidszorg en ons huisvestingsbeleid. Ik ben het wat dit betreft dus zeer met de regering eens. Toch leidt ook dit punt tot vragen. Wie gaat er namelijk bepalen wat een dienst van algemeen belang is? Hoe wordt voorkomen dat regels van de interne markt hierop van invloed zijn? Met andere woorden, als het gaat om de kwestie van de volkshuisvesting, kan Brussel straks toch via de regels van de interne markt, dus met een omweg, vat krijgen op het beleid van onze woningcorporaties, die naast een sociale taak een commerciële taak hebben? Die commerciële taak is nodig om de sociale taak waar te maken. De woningcorporaties moeten immers geld verdienen om sociale woningbouw te kunnen realiseren. Nogmaals, kan Brussel via de internemarktregels vat krijgen op dat beleid?

Overigens is het hilarisch om te zien hoe de nieuwe Franse president Sarkozy de bevolking bij de neus probeert te nemen door te zeggen dat artikel 3 uit de "grondwet", waarin stond dat vrije en onvervalste mededinging een doelstelling van de Europese Unie was, nu als middel geldt. Ik herhaal dat dit hilarisch is. De regering zegt terecht dat er materieel geen snars verandert aan de Europese regels van mededinging. Wat dat betreft is de vrije concurrentie gewaarborgd. Het zal evenmin iets veranderen aan de positie van de commissie die dit bewaakt. Eurocommissaris Kroes moet dit maar eens aan de Franse bevolking gaan uitleggen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat u nu hilarisch noemt, noemde u vrijdag in Het Financieele Dagblad nog een reden om voor dit verdrag te stemmen. Vervolgens stond er iemand op in uw partij en die nam het woordvoerderschap over. Nu weten wij intussen dat u tegen bent. Wij hadden eigenlijk ook niets anders verwacht. Wat is het nu? Is die vrije, eerlijke marktwerking in Europa nu gered of gaat die eraan?

De heer Van Bommel (SP):

Ik geef de regering gelijk in haar beoordeling. De regering zegt dat het aan de teksten van eerdere verdragen en aan de concurrentieregels niets zal veranderen. Ik vind het wel een goede zaak dat het er als doelstelling uit is. Het zal aan de economische praktijk in de Europese Unie niets veranderen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Maar die praktijk was voor de heer Van Bommel dus voldoende reden om met het verdrag in te stemmen. Daarin is binnen één weekend kennelijk iets veranderd. Hij heeft de internemarktpraktijk altijd te vuur en te zwaard bevochten. Wat is er veranderd, mijnheer Van Bommel? Behalve dan uw retoriek?

De heer Van Bommel (SP):

Dat is onjuist. Wij hebben de interne markt als geheel nooit bestreden. Wij hebben altijd gesteld dat het logisch is dat wij op een continent waar wij voor 80% zaken doen met elkaar, iets doen aan de heffingen en tarieven en ervoor zorgen dat vrijhandel kan plaatsvinden. Dat hebben wij altijd beweerd. Wij vinden wel dat de regels van de interne markt te veel vat krijgen op wat wij in ons publieke domein doen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kwestie van de woningcorporaties. Die is ons een doorn in het oog.

In het verband van de vijf doelstellingen van de regering voor een slagvaardiger optreden, noemt de regering onder andere de vaste voorzitter van de Europese Raad, de Hoge Vertegenwoordiger en de kleine Commissie. De vaste voorzitter wordt door de SP-fractie niet gewenst. De Hoge Vertegenwoordiger evenmin. Wij hebben nooit begrepen waarom de Nederlandse regering haar oorspronkelijke bezwaren tegen een vaste voorzitter heeft omgezet in een uitgesproken wens voor een dergelijke functie. De grote lidstaten gaan deze functie ongetwijfeld domineren. De vaste voorzitter gaat ongetwijfeld concurreren met de voorzitter van de Europese Commissie. Er komen ongetwijfeld afstemmingsproblemen met het roulerend voorzitterschap van de vakraden. Waarom ziet de regering deze bezwaren niet? Het vasthouden aan de vaste voorzitter is bijzonder ongewenst. Er bestaat geen behoefte aan een zonnekoning in Europa.

Het laatste punt van de regering is dat het verdrag de spelregels voor de uitbreiding van de Europese Unie, de zogenaamde Kopenhagencriteria, respecteert. Wat dit betreft is er niets nieuws onder de zon. Er is geen sprake van opname van de criteria voor uitbreiding in het verdrag. Er vindt slechts opname plaats van een bepaling die stelt dat rekening moet worden gehouden met deze criteria. Dank u zeer! Dat heeft niet zo veel om het lijf. Afspraken voor uitbreiding bestaan al lang. Wij moeten deze alleen veel beter nakomen. Wij moeten onze eigen spelregels beter volgen. Als dat eerder was gebeurd, zouden Roemenië en Bulgarije niet zijn toegetreden. Zij zouden hebben moeten wachten. Ik ben ervan overtuigd dat ook Polen in het verleden dan ook niet zou zijn toegetreden.

De balans opmakend, stel ik vast dat de veranderingen ten opzichte van de verworpen grondwet vooral cosmetisch zijn. Wij gaan dezelfde zaken vooral anders noemen. De grondwettelijke franje, zoals vlag en volkslied, is eruit. Overigens blijven die zaken allemaal gewoon bestaan. De regeringsleiders zijn erin geslaagd om zo veel mogelijk van de verworpen grondwet overeind te houden. De ene keer met een andere naam, de andere keer met een verwijzing, maar meestal gewoon letterlijk. Ik deel daarom in hoge mate de conclusie in het hoofdredactionele commentaar van mijn ochtendkrant, Trouw. Daarin stond: "Het is beschamend dat de EU-leiders, inclusief Nederland, zo overduidelijk proberen de onterechte bezorgdheid onder burgers over de EU weg te poetsen met cosmetische ingrepen die de EU slechts schimmiger maken." Ik deel de jubelstemming over het bereikte akkoord dan ook niet. Naar mijn mening is het vooral oude wijn in nieuwe zakken.

In antwoord op de vraag of over het aanstaande verdrag een referendum moet worden gehouden, zegt mijn fractie volmondig "ja". Ik verwelkom de Partij van de Arbeid in het kamp van de voorstanders van een referendum over dit verdrag. Ik ben blij dat de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid, de heer Tichelaar, de SP naspreekt wanneer hij zegt dat er nu geen enkele reden is om geen referendum te houden. Dat is nog eens duidelijke taal! Ik geef grif toe dat ik de Partij van de Arbeid op dit punt heb gewantrouwd. Ik heb lange tijd gedacht dat deze fractie weer zou gaan draaien en dat er, net als bij het Irakonderzoek, weer iets anders uit zou komen. Maar dit is duidelijke taal. Met de nu gecreëerde duidelijkheid kan ik niet anders dan zeggen dat mijn wantrouwen onterecht was. Hartelijk dank daarvoor.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wacht op de afronding van de heer Van Bommel. Ik wil nog één punt aan hem voorleggen. Zaterdagavond zag ik zijn fractievoorzitter op televisie. Er gingen twee dingen door mij heen. Aan de ene kant was sprake van oprechte blijdschap om hem weer in goede gezondheid te zien. Aan de andere kant hoorde ik hem weer spreken over een "superstaat". Ik meende een moment dat hij zijn tekst van twee jaar geleden weer had opgediept. Ik vroeg mij af of hij zich wel bewust is van alle inhoudelijke voorstellen die in het verslag van de Europese top zijn weergegeven. Ik hoor u nu ook heel snel die slag maken, mijnheer Van Bommel. U zegt: ach, het is allemaal cosmetisch. In de brief van het kabinet met het verslag over de top kom ik echter ontzettend veel inhoudelijke zaken tegen. U walst daaroverheen in dit debat.

De heer Van Bommel (SP):

Ik dank u voor uw blijdschap en zal die overbrengen aan mijn fractievoorzitter

De regering constateerde in eerdere brieven dat zij geen superstaat meer wilde of iets wat daaraan deed denken. Wij stellen vast dat in dit verdrag ontzettend veel terugkomt uit die oude grondwet: de meerderheidsbesluitvorming, de vaste voorzitter en heel veel andere zaken waartegen ook uw fractie bezwaren had, komen gewoon weer terug in dit verdrag. Sommige dingen worden anders genoemd. Men spreekt niet meer van een minister maar van een Hoge Vertegenwoordiger, maar die heeft nog gewoon zijn oude functie en zijn eigen staf. Er is dus niet zo veel veranderd. Ik ben benieuwd waarop u straks het accent gaat leggen, omdat u al heeft gezegd dat dit verdrag wél op uw steun kan rekenen. Ik vind dat heel bijzonder. Volgens mij is dit in belangrijke mate, sommigen zeggen zelfs voor 99%, het oude verdrag.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Stel dat het referendum er komt, wat doet de SP dan? Gaat de SP dan een tegencampagne voeren?

De heer Van Bommel (SP):

Dat is een beetje een open deur. Als ik zeg dat dit in belangrijke mate het oude verdrag is met wat franje eruit, een andere kaft eromheen en wat verwijzingen, kunt u er inderdaad op rekenen dat wij de bevolking zullen adviseren om tegen dit verdrag te stemmen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat is duidelijk, dank u wel.

De heer Blom (PvdA):

Ik maak ernstig bezwaar tegen de karikatuur die de heer Van Bommel hier maakt van het nieuwe verdrag. Wij hebben de afgelopen maanden een heel serieuze discussie gevoerd. Die begon op 19 maart met een brief van de staatssecretaris en de minister van Buitenlandse Zaken. De SP heeft daarop op een redelijk positieve manier gereageerd.

Er zit vrijwel geen licht tussen de inzet van het kabinet en het resultaat waarmee het teruggekomen is. Hoe durft u het in vredesnaam in uw hoofd te halen om te zeggen dat dit alleen maar cosmetische veranderingen zijn, terwijl uzelf nota bene enthousiast was over de inzet van het kabinet? Ik snap hier helemaal niets van. Dit is weer typisch een Van Bommeltje!

De heer Van Bommel (SP):

Ik begrijp dat dit begrip nog vaker gebruikt zal worden vanavond in de hoop dat het morgen in de krant staat. Volgens mij is het geen Van Bommeltje, laat ik u maar ter wille zijn. Volgens mij is het duidelijk een kwestie van een kabinet dat is gaan schuiven. Het is begonnen met een hele vage brief. Er werd gesproken over het verbeteren van de besluitvaardigheid in Europa. Uiteindelijk hebben wij op het weblog van deze staatssecretaris moeten vernemen dat hij op een aantal terreinen meerderheidsbesluitvorming wilde invoeren en vetorechten wilde opgeven. Op zijn weblog dus! Het is nooit in een brief aan de Kamer geschreven: nooit, nooit, nooit, nooit! In die zin is er geen sprake van overeenkomst met de inzet van de regering. De regering heeft pas op het laatste nippertje de kaarten laten zien, zelfs pas na het laatste debat. Dat betekent dat de SP-fractie het volste recht heeft om te komen tot een beoordeling van het bereikte resultaat. Ik stel vast dat Nederland op punten die er niet toe doen, alles heeft binnengehaald – chapeau – en op punten die er wel toe doen, zaken heeft weggegeven. Ik betreur dat zeer!

De heer Ten Broeke (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Vorige week sprak ik de wens uit dat de cruciale top van het afgelopen weekend in Brussel zowel een stappenplan als een helder mandaat zou opleveren. Ik sprak toen de hoop uit dat Europa daarmee het keerpunt zou bereiken dat Nederland al vanaf 2005 probeert te bewerkstelligen. Er ligt iets meer dan wij konden wensen. De noodzakelijke bocht is ingezet, zij het met grote vertraging. Europa kan door!

Over wat wenselijk en onwenselijk is, kom ik later te spreken. Ik geef eerst de algemene duiding die de fractie van de VVD aan het bereikte akkoord wil geven.

Voorzitter. Zestien jaar geleden, op 26 september 1991, keerden zeven van de toen nog twaalf Europese lidstaten zich tegen de Nederlandse wens voor een Europese politieke unie. Vier dagen later, op maandag 30 september, werd dat Nederlandse voorstel aan de onderhandelingstafel in Brussel in de pan gehakt. Die dag is de geschiedenis ingegaan als de zwarte maandag. De federalistische droom van Nederland lag aan gruzelementen en er volgde een lange zoektocht die via Maastricht, Amsterdam, Nice en Laken leidde tot een grondwettelijk verdrag. Maar op 1 juni 2005 werd juist dat verdrag door de Nederlanders weggestemd nadat de Fransen dat al hadden gedaan. Een nieuwe zoektocht volgde, nu naar een verdrag dat de Fransen en de Nederlanders tevreden zou stellen.

In januari van dit jaar sprak de VVD al uit hiervoor slechts één oplossing te zien: volledig terug naar af, terug naar Nice, terug naar de bestaande verdragen en die wijzigen. Met haar brief van 19 maart bekende ook het kabinet zich onomwonden tot die inzet: een gewoon wijzigingsverdrag. Opnieuw was er groot verzet tegen de Nederlandse opstelling. Achttien vrienden van de grondwet, eigenlijk twintig van de ondertussen zevenen­twintig lidstaten en ook voorzitter Merkel lieten weten de verworpen grondwet gewoon als inzet te kiezen. "Nederland speelt geen enkele rol meer", kopte een Nederlandse kwaliteitskrant al in januari, maar anders dan op zwarte maandag in 1991 zal midzomernacht 2007 in Brussel de geschiedenis ingaan als een succes voor Nederland.

Dit najaar zal er een wijzigingsverdrag, een reform treaty, liggen dat teruggaat tot Nice en dat het EG- en het EU-verdrag aanpast. Het verdwijnen van de grondwettelijke lading met symbolen als de vlag, de hymne en de labels, zoals "minister" en "wet", stond voor mijn fractie nooit op zichzelf. Die elementen waren voor de VVD juist een onderdeel van de fundamentele erkenning dat de weg terug helemaal moest worden afgelegd om tegemoet te komen aan het nee van 2005. Dat die wens in winst kon worden omgezet, was voor de VVD essentieel. In januari zag het er allesbehalve goed uit; vandaag complimenteren wij de Nederlandse regering met dit winstpunt, waardoor realisme eindelijk boven idealisme staat en waardoor dat in Europa de boventoon gaat voeren.

Zoals het is met elke harde werkelijkheid: het wordt geen fraai verdrag. Eerder kunnen wij spreken van een bord spaghetti en wat ons betreft zitten daar een paar gevaarlijke en misschien wel bedorven Zuid-Europese olijven in die wij op de rand van ons bord moeten leggen. Ik heb het nu over het schrappen uit de grondwet van de doelstelling van vrije en eerlijke concurrentie. Dat is een enorme verslechtering ten opzichte van het grondwettelijke verdrag en het is ook een verslechtering van de bestaande mededingingspraktijk. Juist deze toevoegingen, vrij en onvervalst, spelen al jaren een rol bij uitspraken van rechters en toezichthouders. Ik heb de afgelopen dagen een lange lijst van opinies gevraagd en gekregen en mijn fractie is buitengewoon bezorgd. Op dit punt dus geen compliment aan de Nederlandse regering. Hebt u even zitten slapen, mijnheer Balkenende? Zat uw tweelingbroer aan tafel toen president Sarkozy het Franse nee, het nee van de angst tegenover de boze buitenwereld, probeerde te vertalen door deze twee termen vrij en onvervalst te schrappen? De vrije en onvervalste concurrentie vormen de basis onder onze welvaart en als Sarkozy die twee woorden uit de doelstellingen weet te schrappen, terwijl de heer Balkenende de vlag probeert te schrappen, dient hij niet het Nederlandse belang. Het was de heer Balkenende zelf die hier ooit op hoge toon riep meer VOC te willen zien. De VVD stelt voor hier dan ook naar te handelen. Wat ons betreft staan deze woorden tegenwoordig voor vrijheid, ondernemerschap en eerlijke concurrentie. De VVD hoopt niet dat er een jammerlijke lijn zal lopen tussen de Zeeuw Michiel de Ruyter, waarmee vrijhandel en voorspoed voor Nederland begonnen en de Zeeuw Balkenende die toeliet dat deze in Europa eindigden. Wij dagen de premier uit om ons vandaag uitleg te geven en ons ervan te overtuigen dat wat nu voorligt niet strijdig is met die open en eerlijke handelsgeest die het wezen van het Europese succes weerspiegelt. Ik overweeg om samen met de heer Ormel in tweede termijn een motie in te dienen om deze oerprincipes vanuit Nederland nog eens vast te schroeven.

Dezelfde zorgen blijven wij houden over het protocol over diensten van algemeen en economische belang. Deze zogenaamde publieke diensten moeten worden gevrijwaard van de interne markt, nu nota bene op Nederlands verzoek. De heer Timmermans is daarover zeer te spreken, maar kan hij de VVD-fractie uitleggen waarom internemarktregels eigenlijk niet moeten gelden indien woningbouwcorporaties met belastinggeld de grens oversteken of in commerciële situaties vrijemarktpartijen tegenkomen? Of als zij niet doen waarvoor zij zijn opgericht, namelijk huizen bouwen voor de laagste inkomens, omdat het veel lucratiever voor ze is om in segmenten te bouwen waarin marktpartijen dat kunnen doen? Waarom daar geen eerlijke marktregels, terwijl die diensten wel een markt betreden? Waarom geen eerlijke marktregels voor het openbaar vervoer als gemeenten al jaren kunnen kiezen of zij wel of niet willen aanbesteden? Zij kunnen langjarige concessies verlenen aan bestaande monopolisten, terwijl nieuwe toetreders direct aan de nieuwe wetgeving moeten voldoen. Welk algemeen belang is er eigenlijk mee gediend om de eerlijke marktregels nog verder uit te bannen? Worden prijzen en dienstverlening daar beter van? Zijn er niet al voldoende waarborgen voor de publieke dienstverlening, zoals de universele dienstplicht voor de postmarkt en de telefoonmarkt? Waarom is dat protocol nodig? Welke situatie wordt verbeterd? Welk probleem wordt hier nu eigenlijk opgelost? De regering moet ook hier geruststellende woorden spreken. Vorige week werd een motie van de heer Pechtold en mij nog verworpen, omdat zij zogenaamd staand beleid zou ondersteunen. Nu kijken wij aan tegen een protocol dat note bene op Nederlands verzoek is toegevoegd en dat beleid beoogt te veranderen. Ik hoor graag een uitleg.

Alvorens steun te kunnen verlenen aan de nieuwe verdragen, willen wij op deze voor ons essentiële punten voldoende geruststellingen. Wij weten nu immers dat twee woorden meer of minder een wereld van verschil kunnen maken. Wij wachten af of de definitieve tekst, die naar verwachting in oktober door de Portugezen wordt afgescheiden, ons niet voor nog meer onaangename verrassingen zal plaatsen. Immers, nadat het boek over de spelregels eindelijk kan worden gesloten, gaat het om het type spel dat wij willen spelen. De vraag is wat ons betreft dan ook niet of wij nog meer kunnen "uniten", maar of wij meer kunnen "competen" om onze welvaart, ons welzijn en daarmee onze definitie van beschaving overeind te houden.

Ik heb nog enkele vragen en opmerkingen over de afspraken die over die spelregels zijn gemaakt. De Poolse draak van de stemmenweging, die onveranderd blijft tot 2014 en mogelijk zelfs tot 2017, leidt volgens ons tot twee lessen. Daar was het in 2000 in Nice ooit allemaal om begonnen en dat verandert dus niet. Wat een ironie! Europa moet ophouden met zich te overtillen. De grondwet was in het begin bedoeld als een liefdesverklaring aan Europa, maar eindigde in een loyaliteitsverklaring aan een natiestaat. Wij hadden tien jaar kunnen winnen, als wij het tot die spelregels hadden weten te beperken. Mevrouw Merkel verdient volgens ons een groot compliment. Bij de eerste top trok zij ruimhartig de knip om de Polen te bewegen tot een akkoord over de meerjarenbegroting, terwijl de Duitse economie nog amper aan het herstellen was. Nu accepteert zij dat de Polen tien jaar even invloedrijk blijven met de helft van de bevolking. Zij wordt terecht als een groot staatsvrouw getypeerd. Europa met 27 betekent ook dat je af en toe wat moet opgeven om iedereen verder te brengen. "Freeriden" mag wat ons betreft niet worden beloond.

De VVD-fractie is zeer tevreden dat de handreiking is opgenomen die wij vorige week zelf hebben gedaan inzake de oranje kaart en de Kopenhagencriteria. Bij beide lijkt het compromis, zoals de VVD-fractie dat ook heeft voorgesteld, in grote lijnen in het verdrag te zijn opgenomen. Kan de regering bevestigen dat de Raad als ultieme beroepsinstantie gaat functioneren, met een effectieve meerderheid van 55%, voor de helft van alle nationale parlementen die een voorstel uit Brussel verwerpen, en dat juist door verwijzing naar de bestaande Raadsconclusies over Kopenhagen, in plaats van de criteria zelf te noemen, niet alleen het politieke karakter van het oordeel is bewaard, maar ook het absorptie- of het integratiecriterium daar nu onderdeel is geworden?

Ik kom op het opgeven van het vetorecht op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken. Waar wij twijfel uitten over migratie en strafrecht, lijken er extra waarborgen te zijn gekomen. Zien wij het juist dat de toegang van migranten tot ons socialezekerheidsstelsel is geborgd door een extra rem? Is ook de bestaande noodrem verzwaard op het gebied van zaken die nu onder meerderheidsbesluitvorming gaan vallen en die ons stelsel van rechtspleging fundamenteel raken? Klopt het dat er op het punt van het familierecht zelfs een expliciet vetorecht wordt gegeven aan de nationale parlementen? Zijn de gebieden waar de Unie bevoegd is en waar landen hun zeggenschap behouden, inderdaad duidelijker afgebakend, zoals de VVD-fractie wenste? Zo ja, op welke terreinen is dat het geval?

Aan de voorwaarden die wij in maart stelden om te voldoen aan het Nederlandse "nee", is in hoge mate voldaan. Er is een wijzigingsverdrag, de grondwettelijke pretenties zijn gesneuveld, er is duidelijke verbetering op het gebied van de uitbreiding en er is op vele terreinen een veel grotere rol voor nationale parlementen. En dat is misschien wel de grootste verandering en verbetering die mijn fractie ziet. Voor het eerst in 50 jaar is de federale lijn verlaten en krijgen nationale parlementen een plek in de Europese besluitvorming. Aan ons – ik richt mij nu tot de voorzitter – de eervolle opdracht om daar nu ook werk van te maken. Tussen zwarte maandag in 1991 en midzomernacht 2007 gaapt een zee van tijd en een gat van donker naar licht, maar het einde van de tunnel is in zicht. De VVD-fractie vraagt de regering, haar laatste zorgen effectief weg te nemen, opdat wij in oktober kunnen vaststellen dat wij weer kunnen kiezen voor een Europa dat werkt in het Nederlandse belang.

De heer Van Bommel (SP):

Ik begrijp heel goed dat u grote moeite heeft met het schrappen van dat derde artikel over vrije en onvervalste concurrentie. Het is mogelijk toch wel een verandering, alhoewel de regering zegt dat het toch niet veel uitmaakt. Voormalig bewindspersoon Gijs de Vries heeft gezegd dat de Nederlandse regering misleidend is wanneer die aangeeft dat dit verdrag eigenlijk helemaal niet zo'n grote wijziging inhoudt. Deelt u die opvatting?

Belangrijker is te vernemen of u, refererend aan uw eerdere steun voor een referendum over zo'n ingrijpend verdrag, die steun handhaaft waar u nu zegt dat er sprake is van een grote verandering in Europa.

De heer Ten Broeke (VVD):

Tussen alle uitspraken die ik heb verzameld over die belangrijke geschrapte passage heb ik die van de heer De Vries niet gelezen. Dus ik kan daar ook niet zomaar steun aan verlenen. Ik heb al wel duidelijk gemaakt dat ik zeer grote zorgen heb over wat de werkelijke implicaties zijn. Ik heb daarbij verwezen naar het staande mededingingsrecht. Ik kan daarbij tien andere uitspraken aanhalen, variërend van Mario Monti, de vorige mededingingscommissaris, tot verschillende toezichthouders in Europa die hebben gezegd dat juist het schrappen van de van die doelstellingen een fundamentele verslechtering zou kunnen betekenen. Het protocol komt daaraan een klein beetje tegemoet, maar wat mij betreft niet voldoende. Ik vind dus dat wij daar een dam moeten opwerpen. Ik wil dan ook absoluut van de Nederlandse regering horen wat haar inzichten daarbij zijn. Ik wil op dat punt gerustgesteld worden.

De heer Van Bommel (SP):

De heer De Vries heeft gezegd dat de Nederlandse regering de bevolking misleidt wanneer zij stelt dat het verdrag de Europese Unie versterkt. Deelt u die opvatting?

De heer Ten Broeke (VVD):

Als de passages waarover ik mij zo-even zo kwaad heb gemaakt zouden verdwijnen of als mijn zorgen daarover kunnen worden weggenomen, denk ik niet dat het verdrag als zodanig een verzwakking is. Integendeel. Ik denk dat het een verbetering is. Ik geef wel toe dat het op het punt van de stemmenweging geen verbetering is. De nieuwe stemmenweging die nu pas vanaf 2014 of zelfs vanaf 2017 ingevoerd wordt, zou de slagvaardigheid van Europa hebben vergroot en zou het aantal winnende coalities achtmaal hebben verhoogd. Daarbij zouden wij weer terugkomen op het niveau van de Unie van twaalf. Het ware veel beter geweest als wij die stemmenweging nu al hadden kunnen invoeren. Dat is echter niet gebeurd, hetgeen zeer te betreuren is. Maar op een groot aantal vlakken zijn er wel verbeteringen gerealiseerd, zoals de meerheidsbesluitvorming op het terrein van energie, waarnaar ik in vorige debatten al vaak heb verwezen.

De vorige keer hebben wij inderdaad een referendum mogelijk gemaakt, waarbij onze redenering toen volgde op het advies van de Raad van State. Als volksvertegenwoordigers hebben wij de taak om na te gaan of aan het nee in voldoende mate recht is gedaan. Ik heb eerder onze kernvoorwaarden hiervoor genoemd. Ik moet erkennen dat op heel veel terreinen aan dat nee tegemoet is gekomen. Er zijn een paar zaken waar wij nog wel grote zorgen over hebben. Waar wij sinds vorige week weten dat twee woorden een groot verschil kunnen maken, vind ik het niet meer dan logisch dat wij eerst kijken naar hoe dat definitieve verdrag eruit komt te zien, waarbij wij maximale druk op de regering blijven uitoefenen opdat zij inhoudelijk blijft strijden voor de punten die ook wij van belang vinden. Zodra er een verdrag ligt, zullen wij beoordelen of een referendum noodzakelijk is, daarvoor hebben wij geen advies van de Raad van State nodig.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Wat was het spannend afgelopen weekend. Vandaag blikken wij terug. Bij de fractie van de ChristenUnie overheerst een gevoel van opluchting en tevredenheid. Zij is opgelucht omdat de top tot een goed einde is gebracht, ondanks de grote meningsverschillen tussen de lidstaten. Zij is tevreden omdat de bewindslieden erin geslaagd zijn om de afspraken die vastgelegd zijn in het coalitieakkoord grotendeels binnen te halen. Felicitaties en complimenten aan de bewindslieden zijn dan ook op zijn plaats.

De fractie van de ChristenUnie was geen voorstander van het grondwettelijk verdrag. Deze stellingname werd gedeeld door een meerderheid van de bevolking die zich twee jaar geleden via een referendum uitsprak tegen het grondwettelijk verdrag. De regering wilde recht doen aan het nee van Nederland met de afspraken in het coalitieakkoord over de Europese samenwerking. De inzet was om tot een verdrag te komen zonder grondwettelijke pretenties, een betere afbakening van de bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten, versterking van de rol van de nationale parlementen en een stevigere verankering van de toetredingscriteria. Op al die punten zijn resultaten geboekt. Daarmee wordt in belangrijke mate tegemoetgekomen aan de bezwaren die de fractie van de ChristenUnie had tegen het grondwettelijk verdrag. Dat verdrag is nu definitief van tafel. In plaats daarvan komt er een klassiek wijzigingsverdrag met aandacht voor het vereenvoudigen van de huidige verdragsstructuur. Er zijn zeker verbeteringen aangebracht op het punt van vereenvoudiging, maar het is er met de vele protocollen, voetnoten en clausules bepaald niet overzichtelijker door geworden.

Alles wat neigt naar een Europese superstaat wordt geschrapt: vlag en volkslied krijgen geen verdragsrechtelijke basis, verordeningen en richtlijnen worden niet vervangen door wetten en kaderwetten, er komt geen Europese president en evenmin een Europese minister van Buitenlandse Zaken. Dit zijn niet slechts symbolische aanpassingen. Het gaat wel degelijk om een inhoudelijke koerswijziging. Het zegt iets over de aard van de Europese samenwerking. Staatssecretaris Timmermans heeft dat al opgemerkt en ik onderschrijf zijn mening van harte.

Het verdrag zal verduidelijken welke bevoegdheden wij aan Europa geven en hoe die worden begrensd. Dat is voor de fractie van de ChristenUnie cruciaal. De kern van haar kritiek is altijd geweest dat via het Europees parlement of het Europese Hof van Justitie sluipenderwijs steeds meer bevoegdheden naar Brussel weglekten. Dat wordt veel lastiger, nu heel duidelijk wordt vastgelegd wanneer de lidstaten bevoegd zijn en wanneer de EU dat is. Daarbij wordt het primaat bij de lidstaten gelegd: het uitgangspunt is nationaal, tenzij er duidelijk Europese belangen zijn. Dat is een wezenlijke verbetering ten opzichte van het grondwettelijk verdrag.

Het feit dat nationale parlementen op het terrein van familierecht in de toekomst zelfstandig de overgang van unanimiteit naar gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming kunnen tegenhouden, voorkomt ook het sluipenderwijs verliezen van bevoegdheden. Het democratisch gehalte van Europa wordt vergroot door een grotere rol voor het Europees parlement, transparantie bij besluitvorming en verheldering van de wetgevingsprocedure. Naast de reeds voorziene procedure met de gele kaart, tref ik die met een oranje kaart aan. Er is geen sprake van een rode kaart, maar het oranje bevat voldoende rood om een effectief middel te kunnen zijn bij de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Ook de procedure met de oranje kaart maakt het mogelijk om bevoegdheden aan lidstaten terug te geven. Mijn tevredenheid met de oranje kaart wordt voor een groot deel verklaard door de duidelijkheid die het nieuwe EU-verdrag zal bieden over de specifieke rechten van de nationale parlementen. Het aantal terreinen waarop gekwalificeerde besluitvorming mogelijk is, wordt uitgebreid. Dat heeft de volle instemming van mijn fractie, voor zover het terreinen betreft met een grensoverschrijdend karakter. Ik doel onder andere op het asiel- en migratiebeleid en het energie- en klimaatbeleid. Stemming met gekwalificeerde meerderheid is cruciaal om op die terreinen tot voortvarende besluiten te komen. Een vetorecht zou op die terreinen funest zijn. Een heldere verdeling van bevoegdheden is daarbij echter wel een belangrijke voorwaarde.

Ten aanzien van justitiële en politiële samenwerking, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme, is de ChristenUniefractie altijd van mening geweest dat afschaffing van het vetorecht niet nodig is. Er kan worden volstaan met verbetering van de intergouvernementele samenwerking. Een punt waar wij ook minder gelukkig mee zijn, is de mogelijkheid van versterkte samenwerking tussen groepjes lidstaten. Wij zijn geen voorstander van een EU met kopgroepen en minder harde lopers. Er wordt weliswaar in het wijzigingsverdrag opgenomen dat de flexibiliteitsclausule niet tot sluitende amendering van de verdragen mag leiden. Hoe kan in de praktijk echter worden voorkomen dat er geen druk op andere lidstaten wordt uitgeoefend om hierin mee te gaan zonder een verdragsbasis?

Mijn fractie is blij dat het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de toepassing van de flexibiliteitsclausule uitgezonderd wordt en dat het vetorecht op dat terrein gehandhaafd blijft.

De fractie van de ChristenUnie is minder blij met het verwijzingsartikel naar het handvest, dat een juridisch bindende werking kent. Deze oplossing had niet de voorkeur van mijn fractie. Die kan ermee leven omdat in de voetnoten wordt geregeld dat het handvest niet tot nieuwe bevoegdheden zal leiden en het slechts betrekking heeft op de verhouding tussen Unie en burgers. De lidstaten blijven daarmee eerstverantwoordelijk voor het waarborgen van de grondrechten.

Ik spreek mijn volle instemming uit met het verankeren van toetredingscriteria in het verdrag.

Er zijn belangrijke resultaten binnengehaald. De punten die de ChristenUnie indertijd tot een nee tegen het grondwettelijk verdrag deden besluiten, zijn geschrapt of fundamenteel omgebogen in de door ons gewenste richting. Het zijn bevredigende resultaten op een groot aantal voorstellen zoals wij die in ons verkiezingsprogramma hebben gedaan. Het zijn resultaten op punten die wij terugzagen in de inzet van het kabinet. Kortom, er is een verdragswijziging in de steigers gezet waarin de contouren zichtbaar zijn geworden van een beperkter, minder ambitieus Europa dat zich meer richt op haar kerntaken. Daarin is geen sprake van een voortdurende uitbouw van Europese instellingen en een concentratie van macht en bevoegdheden in Brussel. Wij kijken uit naar de uiteindelijke verdragstekst.

De heer Van Bommel (SP):

Ik sta hier met gebroken klompen. Mevrouw Wiegman zegt dat de redenen voor de ChristenUnie om tegen het grondwettelijk verdrag te zijn, verdwenen zijn of omgebogen zijn in een door de ChristenUnie gewenste richting.

De ChristenUnie was er zeer op tegen dat de vetorechten werden weggeven. Het staat nog steeds op de website van de partij. De tekst luidt: Per saldo krijgen de grote landen meer invloed. Vanouds hebben christenen moeite met de concentratie van veel macht op een punt. Mevrouw Wiegman verdedigt vandaag echter het weggeven van vetorechten. Volgens haar zou het vetorecht zelfs funest zijn. Ik noem ook nog de Europese president, de voorzitter, en de Europese minister van Buitenlandse Zaken, nu Hoge Vertegenwoordiger. Dat zijn toch cosmetische veranderingen? Ik noem ook een ander groot bezwaar van de ChristenUnie, namelijk het ontbreken van een verwijzing naar de joods-christelijke traditie van Europa. Dat waren belangrijke bezwaren van de ChristenUnie om tegen het grondwettelijk verdrag te zijn. Die bezwaren zijn met dit verdrag niet weggenomen. Hoe kan mevrouw Wiegman dan staan juichen over dit verdrag en beweren dat haar bezwaren zijn weggenomen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik sta hier te juichen over afspraken die tijdens de Europese Top zijn gemaakt. Ik heb in mijn betoog helder weergegeven wat onze pijnpunten waren en waarom wij blij zijn met de gemaakte afspraken. Ik ben bereid om op bepaalde terreinen vetorechten in te leveren. Dat heeft te maken met de versterking van de rol van de nationale lidstaten en de nationale parlementen. Dat heeft te maken met de duidelijke afbakening tussen wat Europa en wat de nationale lidstaten doen. Als dat helder is, ben ik bereid om op die terreinen vetorechten in te leveren. Ik krijg daar een heel transparant, democratisch en slagvaardig Europa voor terug. Daar ga ik voor.

Mijn grote vraag was waar dit kabinet mee terug zou komen. Als het enkel cosmetische ingrepen zijn, zou ik daar ontzettend veel moeite mee hebben. Ik heb vorige week gezegd dat er werkelijk iets moest veranderen aan de inhoud. Ik constateer na lezing van de brief dat er werkelijk wat gebeurt. Een ander punt is God in de grondwet. Ik ga ervan uit dat er dit keer bij het verdrag geen ronkende preambule komt waarin uitvoerig in wordt gegaan op de wortels van Europa en waarbij heel bewust het christendom niet wordt genoemd. Ik hoor dat graag bevestigd door het kabinet. Dit zijn voor ons wezenlijke punten. Die zijn in onze richting omgebogen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik blijf met lege handen staan. U was onverkort tegen het inleveren van de vetorechten. Kijkt u nog maar eens op de website van uw partij. Nu accepteert u het en juicht u het zelfs toe. De franje in de vorm van de voorzitter en de minister van buitenlandse zaken blijft bestaan. Overigens komt er wel een preambule en wordt er wel verwezen naar de religieuze geschiedenis van Europa, maar de joods-christelijke traditie wordt daarin niet genoemd. Voor mij is dat geen bezwaar maar voor uw partij was het destijds bijna een halszaak. Nu laat u het allemaal gaan. Ik stel vast dat u de grondwet accepteert in ruil voor het regeringspluche.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het heeft weinig zin om in herhaling te vallen. Ik ben heel helder geweest. Ik heb de drie verschillende punten uiteengezet. Ik wil nog één punt heel nadrukkelijk noemen. U zegt dat mijn partij zomaar de vetorechten opgeeft, maar ik heb in mijn betoog behoorlijk uitgebreid aangegeven dat het de ChristenUnie ging om de combinatie van symboliek en verdragsteksten die wees op de ontwikkeling naar een Europa van federale staten. De rem op de afbakening van bevoegdheden en beleidsterreinen was daarbij onduidelijk. Het opheffen van het vetorecht ging mijn partij in dat verband veel te ver. Een Europa dat inhoudelijk en geografisch geen grenzen meer kent, zonder vetorechten voor afzonderlijke lidstaten, ging echt veel te ver. Ik constateer op basis van het verslag van de Europese top dat de inhoud werkelijk is veranderd. Ik hoor graag een bevestiging van de punten die ik zojuist genoemd heb.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, ik zie u niet als symboliek en cosmetisch zit het met u ook wel goed. Er wordt steeds maar gesproken over de symboliek van een vaste voorzitter.

Voorzitter. Vorige week bekritiseerde ik het gebrek aan hervormingsgezindheid van dit kabinet. De premier wilde toen niets van hervormingen weten. Een week later komt hij trots terug uit Brussel met een waar hervormingsverdrag. Niets is zo veranderlijk als de mens. Felicitaties gaan mij wat te ver; daarvoor zijn mijn ambities met Europa te groot. Ik moet echter wel zeggen dat het glas halfvol is. Het democratische gehalte en de slagvaardigheid van Europa zijn iets verbeterd. Het motorblok blijft grotendeels overeind. Het hervormingsverdrag is evenwel een bescheiden stap in vergelijking met het grondwettelijk verdrag, met wat minder tromgeroffel. Het bord spaghetti van verdragen blijft helaas bestaan zodat Europa weer wat schimmiger wordt. Het is een goede stap in de goede richting. Ik stel vast dat de premier en ik een heel eind dezelfde richting op willen met Europa. Het streven naar een "ever closer union", dat eerst sneuvelde als doelstelling, hebben wij teruggekregen.

De minister-president zegt te hebben geluisterd naar de zorgen van de mensen. Als zijn analyse is dat het voor velen te snel en te groot was, dan kan ik daar een eind in meegaan. Ik daag de premier echter ook uit om iemand te worden die wervend spreekt over Europa. Iemand naar wie de mensen luisteren. De Europese Unie is voor D66 een ideaal aan de horizon waar concrete stappen naartoe moeten worden gezet. Europa is de beste manier om een hele reeks van concrete problemen aan te pakken en kansen te benutten: een sterkere economie, een schoner milieu, vrede en stabiliteit in Afrika en in het Midden-Oosten. Ik zal daarom niet te lang blijven stilstaan bij de voornamelijk cosmetische wijzigingen met alle gevolgen van dien. Ik stel wel een paar vragen. Weet Henry Kissinger nu wie hij moet bellen? Ik doel nu natuurlijk op de naamswijziging van de minister van Buitenlandse Zaken.

De regering verzekert ons dat de juridische status van een verwijzing in het handvest van de grondrechten materieel gelijk is aan een verwijzing in de oude versie. Wil de regering dat bevestigen? Wat behelst dat venijnige voetnootje waardoor de werkingssfeer van het handvest ingeperkt wordt? Kan de minister-president wat uitgebreider ingaan op de voor- en nadelen hiervan? Is hiermee een drukmiddel verloren gegaan tegen landen als Polen als weer een mensenrechtendemonstratie wordt verboden? Ik doel op het voetnootje over zaken als openbare zeden, familierechten en bescherming van menselijke waardigheden.

Wat zijn precies de consequenties van de opt-out van het Verenigd Koninkrijk voor de democratische besluitvorming en de uitvoering van de Europese besluiten? Het Verenigd Koninkrijk heeft de afgelopen jaren veel invloed gehad op het antiterrorismebeleid. Wat betekent het als dit land zich aan de gevolgen of uitvoering kan onttrekken? Kan de staatssecretaris reageren op het oordeel van professor Ziller van het Europees Universiteitsinstituut in Florence dat een uitzonderingspositie voor één land nonsens is en bij het Hof waarschijnlijk zal worden aangevochten?

Er is een protocol opgenomen over de diensten van algemeen belang. Dit mag voor mijn fractie geen aanleiding zijn voor hernieuwd protectionisme. Het onderscheid tussen economisch en niet-economisch is altijd een strijdpunt geweest. Hoe zal nu verder worden bepaald wanneer woningcorporaties nu precies als niet-economische dienst van algemeen belang worden gezien en wanneer zij vallen in de categorie economisch? Betekent dit concreet dat de hervorming van de woningmarkt in Nederland verder van huis is? Wat zijn de juridische consequenties van het schrappen van de doelstelling om vrije concurrentie te bevorderen? Een van de doelen van D66 met verdere Europese integratie is het realiseren van 30% tot 60% extra economische groei. Is dit doel door de verminderde nadruk op vrije en eerlijke concurrentie verder verwijderd geraakt?

De rol van de nationale parlementen wordt iets versterkt. De gele kaart wordt een tintje donkerder en de hoop is uitgesproken dat dit zal leiden tot meer samenwerking tussen de nationale parlementen van Europa. Ik deel die hoop. Het is goed dat ook het Europees Parlement bij deze procedure wordt betrokken, maar ik blijf erop aandringen dat de Staten-Generaal de bevoegdheden die zij reeds heeft ook beter moet benutten. Het is spijtig dat mijn voorstel om een rapporteur in te stellen op een belangrijk Europees dossier niet door onze Kamer is overgenomen. De Europese vlag is geschrapt omdat de bevolking dit wil, zo zei de premier. Een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking, 80%, vindt echter dat deze vlag iets goeds symboliseert. Een prominente plek in de publieke ruimte is naar de mening van mijn fractie dan ook op zijn plaats. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen, maar zou hier graag eerst een serieuze reactie van het kabinet op hebben.

Ik heb een korte vraag over de effecten van het hervormingsverdrag voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Is daar het afgelopen weekeinde nog iets over gezegd? Is er al zicht op of de Goedkeuringswet ook een Rijkswet wordt?

De voorzitter:

Minister Balkenende, ik zie dat u een feitelijke opmerking wilt maken.

Minister Balkenende:

Een feitelijke correctie, voorzitter, omdat de vlag nu weer naar voren komt. Ik heb in het Algemeen Dagblad gelezen dat de premier ervoor zou zorgen dat vrijdag de vlag zou worden geschrapt. Ik ben voor de vlag van Europa, ik ben voor het volkslied, alleen niet voor het opnemen daarvan in een verdrag. Wij hebben niet te maken met een grondwettelijk verdrag, maar met een wijzigingsverdrag. Wij willen geen constitutionele elementen. Als de heer Pechtold nu zegt dat de premier de vlag wilde schrappen, zeg ik dat dit complete onzin is.

De voorzitter:

Ik snap dat u dit nu wil zeggen, maar u had het ook in uw eigen termijn kunnen doen.

Minister Balkenende:

Ja, maar het is wel een opluchting.

De heer Pechtold (D66):

Ik zie de opluchting. En weet u, mijnheer de minister-president, die opluchting is er ook bij mij. U wilde de vlag schrappen uit het verdrag. Mijn fractie ziet echter graag Nederlands beleid bij de in 1955 vastgestelde en in 1985 door uw voorgangers officieel gemaakte vlag. U hebt net ingegrepen bij Veteranendag door te zeggen dat de Nederlandse driekleur wordt gehesen op Veteranendag. Dat was een prachtig besluit van u. Nu vraag ik u om dadelijk serieus in te gaan op de vlag, want anders overweeg ik het indienen van een motie. Ik zie dat u het speldje met de vlag al bij u hebt. Ik hoef de speldjes dus niet eens uit te delen! Doet u hem ook op? Ik ga speldjes halen zodat wij er in tweede termijn allemaal eentje op hebben. Ik heb er namelijk bakken vol van.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, u moet niet gaan uitlokken. Het moet wel serieus blijven.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, ik zal via u praten.

Hoe nu verder? De intergouvernementele conferentie zal dit lastig leesbare mandaat proberen uit te werken in een hervormingsverdrag. Ik neem aan dat de roep om meer transparantie in Europa daarbij niet aan dovemans­oren zal zijn gericht. Met het hervormingsverdrag wordt een stapje naar voren gedaan. Ik hoor graag van de premier waar wij naartoe lopen. Wat zijn de volgende stappen? Hoe zorgen wij ervoor dat wij de volgende keer niet weer worden overvallen? Met het grote arsenaal aan voetnoten, protocollen en declaraties dreigt een Europa van verschillende snelheden te ontstaan. In welke versnelling wil de premier Nederland zetten?

De D66-fractie is van mening dat er een referendum nodig zal zijn gezien de inhoud die het nieuwe verdrag lijkt te krijgen, zowel politiek als juridisch. Binnenkort zal het wetsvoorstel dat D66 samen met PvdA en GroenLinks heeft ingediend om een raadgevend referendum mogelijk te maken, klaar zijn voor plenaire behandeling. Het initiatief tot het houden van een referendum komt dan te liggen waar het hoort: niet bij ons, maar bij de bevolking. PvdA-fractievoorzitter Tichelaar zei: het resultaat is zó goed, ik durf een referendum wel aan. Ik roep de minister-president, die zo trots is op de uitkomst, op om deze strijdlust ook te tonen. Ik zal dan naast dit kabinet campagne voeren vóór het hervormingsverdrag.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wij zaten allemaal te wachten op de spannende laatste woorden van de heer Pechtold en die verbazen mij toch een beetje. Ik herinner mij ons eerste debat in maart. Toen verbaasde ik mij over het feit dat de heer Pechtold eigenlijk zei dat hij het grondwettelijk verdrag nog niet genoeg vond. Ik denk aan al die prachtige symbolen die de heer Pechtold in het verdrag wilde en waarmee wij niet zo veel problemen hadden als die eruit zouden gaan. De heer Pechtold hulde zich in een vlag en neuriede Beethoven. Wij begonnen allebei dat speldje te dragen, maar de heer Pechtold om aan te tonen dat het in het verdrag moest en ik om aan te tonen dat je het ook zonder de vlag in een verdrag Europa op je hart kunt dragen. Vandaag verbaast de heer Pechtold mij door te zeggen dat hij toch vóór dit verdrag zal pleiten, ondanks dat al het mooie nu geschrapt is en ondanks dat de meer fundamentele positie is dat het federalisme is verlaten. Ik had verwacht dat de heer Pechtold bij de heer Van Bommel in het neebootje zou stappen. Wat is daarop het antwoord van de heer Pechtold?

De heer Pechtold (D66):

Wat een onzin! Wij hebben van speldje geruild. Ik had eerst een rechthoekig vlaggetje en de heer Ten Broeke had eerst een rond vlaggetje. Misschien is dat ook wel beter, want de VVD draait er omheen en ik sta er bijna vierkant achter. Maar nu serieus. Twee jaar geleden heeft D66 én gezegd dat dit aan de bevolking moet worden voorgelegd én dat wij ervoor zijn. Wij stellen nu vast dat er de afgelopen twee jaar – laten wij eerlijk zijn: de afgelopen maanden – veel gewerkt is aan het draagvlak voor Europa. Ik geef deze premier na dat hij het klimaat met premier Blair op de agenda heeft gezet, waardoor Europa ook meer wordt dan symboliek, diplomatie en alleen ambtenaren. Als wij daarin nu verder gaan, dan zie ik dit hervormingsverdrag als "het glas is half vol". Dat was ook mijn eerste reactie afgelopen weekeinde. Wat mij betreft had het verder gemogen – meer democratie, nog minder veto's – maar ik wil graag door. De heer Van Bommel schiet weer gelijk in de stand van "nee" en "tegen" en daar zal hij ook wel niet meer uitkomen. Maar ik wil door.

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Pechtold weet veel van referenda en pleit hier ook altijd voor referenda. Overigens is dat beeld volgens mij lokaal wel eens anders geweest. Kan hij mij uitleggen hoe je zo'n wijzigingsverdrag, dat eigenlijk een schriftje met aantekeningen en voetnoten, maar zonder kaftje is geworden, technisch gaat voorleggen? Doe je dat met twee verdragen waarin je arceert wat er is veranderd?

De heer Pechtold (D66):

De vorige keer vond de VVD het geen probleem om 458 pagina's aan de bevolking voor te leggen en daarover een oordeel te vragen. Het is dan een voordeel dat het nu om minder pagina's gaat. Bovendien praten wij er veel over. Hopelijk tonen meer partijen, ook inhoudelijk, hun ambitie ten aanzien van Europa, zoals ik vandaag heb gedaan. Ik heb niet alleen teruggekeken naar wat er wel en niet is bereikt, maar ik heb gezegd waar ik naartoe wil. Dat gaan wij doen. Ik denk dat ik in een paar zinnen aan iedereen die mij vraagt om een stemadvies kan uitleggen waarom wij hiervoor moeten stemmen. Het betekent welvaart, vrede en aanpak van de grote thema's die wij niet meer alleen achter deze grenzen aankunnen, zoals energie, klimaat en migratie. Buitenlands beleid mag nog wat meer, maar de heer Kissinger kan vanaf vandaag in ieder geval bellen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie heeft met gemengde gevoelens kennis genomen van de resultaten van de afgelopen Europese Raad over het nieuwe EU-verdrag. Ten opzichte van de afgewezen grondwet zijn er ontegenzeggelijk een aantal verbeteringen te noemen, die wij natuurlijk zeer waarderen. Het referentiekader is voor ons echter niet die verfoeide grondwet, maar de huidige constellatie zoals vooral gegrond op de verdragen van Amsterdam en Nice. In dat licht en tegen die achtergrond zullen wij uiteindelijk ook het bereikte resultaat beoordelen. Wij zijn niet onverdeeld positief.

Ik wil uitdrukkelijk noemen waar wij tevreden over zijn. De grondwettelijke pretenties zijn voor een belangrijk deel weggepoetst. Ook de titel "minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie" is verwijderd uit het verdrag. Dat geldt tevens voor verwijzingen naar een vlag of een volkslied. Zoveel "Freude" was er ook niet te ontdekken tussen de "Brüder" van de Europese Raad zo af en toe.

Wij zijn positief over de grotere rol van de nationale parlementen, onder meer bij de subsidiariteitstoets en de gelekaartprocedure alsmede de zwaardere variant hierop, de beoogde omnibusbepaling. Op een aantal onderdelen wordt de relatie tussen de bevoegdheden van de lidstaten en de EU verduidelijkt. Zo is nu vastgelegd dat de EU zich niet mag bemoeien met onder andere nationale voorzieningen voor pensioenen, gezondheidszorg en volkshuisvesting. Dat zijn zaken die wij positief duiden.

Nu kom ik bij de andere kant. Het verdrag versterkt de tendens om een vaste voorzitter van de Europese Raad te kiezen, al zou dat formeel een soort technisch voorzitter moeten worden. De praktijk zal zijn dat als er een persoon met een stevig kaliber zit, deze een stevig stempel op het EU-beleid en de presentatie naar buiten kan zetten. Denk maar eens in dat iemand als Blair zou worden gekozen. Dan zijn wij niet ver meer verwijderd van presidentiële allures. Dat willen wij nadrukkelijk niet. Rest nog de vraag hoe een dergelijke voorzitter moet worden gekozen. De vraag is of dit niet leidt tot een voortdurende politieke strijd met alle onverkwikkelijke koehandel die daarbij hoort.

Er komt geen Europese minister van Buitenlandse Zaken, maar wel een Hoge Vertegenwoordiger die het volledige takenpakket van deze gewezen minister krijgt, inclusief die een dubbele hoed, en het gezicht van Europa op het wereldtoneel moet worden. De Hoge Vertegenwoordiger krijgt ook een eigen diplomatieke dienst. Er is dus formeel geen sprake van een minister, maar materieel komt het er wel dicht in de buurt.

De catalogus grondrechten komt als zodanig niet terug in het verdrag. Er wordt echter wel een verwijzingsartikel naar het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie opgenomen zodat de facto, of beter gezegd de jure, dezelfde situatie ontstaat. Wij hebben al eerder gezegd dat grondrechten van burgers allereerst worden beschermd door de nationale grondwetten van de lidstaten. Het opnemen van grondrechten, direct of indirect, past bij een grondwet en niet bij een verdrag. De minister van Buitenlandse Zaken heeft indertijd in deze Kamer ook duidelijk gezegd dat een wezenlijk onderdeel van een grondwettelijk verdrag is dat er ook juridisch bindende grondrechten zijn. Wij vinden dit een duidelijk minpunt.

Het is een protocollen- en voetnotenverdrag, zo mopperde de Belgische minister Karel de Gucht. Nu hebben de Belgen natuurlijk hun eigen agenda, maar een beetje gelijk heeft hij wel. Het is een verdrag met uitzonderingsbepalingen, voorbehouden en overgangsregelingen. Ik noem slechts het recht dat lidstaten krijgen om af te zien van deelname aan samenwerking op het gebied van politie en justitie. Over het totaal genomen, kan men zich afvragen wat er van de beoogde vereenvoudiging daadwerkelijk terecht is gekomen. Is dat niet tegengevallen, volgens de regering?

Nationale parlementen krijgen op onderdelen meer invloed. Daar staat tegenover dat op een fors aantal terreinen het vetorecht verdwijnt. Grosso modo blijft op termijn alleen ten aanzien van buitenlandse beleid, defensiebeleid en Europese begrotingen het vetorecht in stand. Dat betekent een forse uitholling van het vetorecht en daarmee van de invloed van de lidstaten.

Wordt er afgezien van een preambule? Dat zou wat ons betreft prima zijn, want dit verdrag wordt gepresenteerd als een klassiek wijzigingsverdrag. Als er wel een preambule zou komen, houden wij eraan vast dat daarin de joods-christelijke traditie niet wordt verdonkeremaand.

De juridische details en de exacte formulering van de verdragsartikelen zullen de komende maanden worden uitgewerkt in een IGC. De plussen en minnen zullen dus nog verder uitkristalliseren. De SGP-fractie wil op dit moment haar eindconclusies nog niet trekken en dat hoeft ook niet. Ik heb wel gezegd op welke punten bij mijn fractie nog de nodige scepsis bestaat. De vraag is welke ruimte en marges de regering ziet in de komende tijd voor wijzigingen ten aanzien van de nu bereikte resultaten. Gaat het alleen om het verder invullen van details of is de verwachting dat er in de uitwerking van een en ander nog belangrijke politieke beslispunten zullen voorliggen?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. De fractie van GroenLinks is blij dat de Europese Raad eruit is gekomen, dat er een resultaat ligt en dat wij nu door kunnen met Europa.

Andere regeringen van Europa zijn nu klaar voor een vernieuwd hervormingsverdrag, een verdrag dat nu waarschijnlijk beter past bij de huidige Europese gemene deler. Dat verdrag zal ook duidelijk sporen dragen van de Nederlandse diplomatie. Dit laatste zorgt hopelijk voor een breed draagvlak bij de Nederlandse bevolking voor dat nieuwe verdrag.

Onze maatstaf voor de beoordeling van het IGC-mandaat, het hervormingsverdrag, is niet of dat tot een ideaal verdrag gaat leiden. Maatstaf is evenmin of wij hiermee alle problemen van morgen al te lijf kunnen gaan. Onze norm is of het hervormingsverdrag een stap vooruit is naar een Europees antwoord op de vraagstukken van de 21ste eeuw. Als uitdagingen daarbij zien wij bestuurbaarheid, rechtsstatelijkheid, buitenlandbeleid en klimaat. Daarop beoordelen wij dus het mandaat.

Ik kom te spreken over de bestuurbaarheid en de institutionalia. Er zijn wat dat betreft stappen vooruit gezet: de commissie wordt compacter, het voorzitterschap van de Europese Raad krijgt meer institutionele continuïteit en op een aantal terreinen zal er geen vetorecht meer zijn. Dat is een voordeel, als je met z'n zevenentwintigen tegelijk beslist. Wij zijn er dus tevreden over dat er nu zonder vetorecht doorgepakt kan worden op bijvoorbeeld het terrein van asiel en migratie of grensoverschrijdende criminaliteit. Is dat overigens wel zo? Is dat vetorecht opgegeven of geldt er nog een de facto veto vanwege de versterkte noodremprocedure? Mijn vraag is dus eigenlijk hoeveel veto's er in het echt zijn opgegeven in de geest van de gewenste heldere afbakening van bevoegdheden. Kan het kabinet ons daarvan een lijstje geven? Het zal een gepuzzel zijn, dus het kan misschien ook later verstrekt worden.

Nog een voordeel is dat Europa een paar stappen vooruit heeft gezet op het gebied van democratische rechtsstatelijke waarborgen. Het parlement ontwikkelt zich namelijk tot medewetgever op gelijke voet met de raad, nu ook op terreinen zoals landbouw, visserij, handel, migratie en misdaadbestrijding. Ik zie het toch goed dat het een kwestie is van borduren en zoeken? Kan het kabinet dit bevestigen? In dat geval zou dit een stap vooruit betekenen.

En dan? Mijn fractie streeft naar een Europese Unie als ambitieuze, progressieve waardengemeenschap waarin rechten van burgers maximaal gewaarborgd zijn. Daar hebben wij ons voor ingezet. Daarom zijn wij tevreden met de juridische bindendheid van het handvest in het nieuwe verdrag. Dat verstevigt ook de klassieke grondrechten ten opzichte van ongebreideld handelen van de EU-instellingen. Het helpt mensen die een socialer Europa willen. Daarom hechten ook vakbonden veel waarde aan dit handvest.

Dit is goed te begrijpen, als je luistert naar wat tegenstanders van het handvest zeggen. De Britse werkgeversvoorman noemde het handvest onacceptabel, omdat het een onacceptabel risico voor de flexibiliteit van de Britse arbeidsmarkt zou betekenen. Oeh, het zou de positie van werknemers kunnen versterken! Met zulke vijanden van het handvest heb je geen voorstanders meer nodig. De Britten hebben ook gekozen voor een opt out. Dat vinden wij zorgelijk. De EU laat door die opt out namelijk niet meer eensgezind aan de buitenwereld zien voor welke waarden zij staat. Dat tast de geloofwaardigheid van de unie aan, juist ook daar de unie zich in derde landen inzet voor hoogwaardig respect van de mensenrechten. Ziet het kabinet dit ook zo?

Waarom vinden wij het ook zorgelijk dat nog twee landen zich hebben aangemeld voor die opt out? Wie zijn die landen? Klopt het wat de Irish Times daarover zegt? Ik doel op Ierland en Polen. Er wordt toch niet op Nederland gedoeld? Gaat de regering er zich voor inzetten dat er niet meer van zulke opt outs komen? Hoe zit het met de Poolse unilaterale verklaring? Is deze uitzondering voor de openbare zeden van Polen een tinky-winkyverklaring, waardoor Poolse homo's en lesbo's zich zorgen moeten gaan maken?

Er is veel geschreven over de praktische consequentie van het schrappen van de vrije en onvervalste mededinging als doelstelling van de Europese Unie. Het effect daarvan zal in de praktijk moeten blijken, maar net zoals het schrappen van het woord "grondwet" voor de regering een belangrijke symbolische waarde heeft, is ook het schrappen van de concurrentiedoelstelling een belangrijk symbool voor de veranderde Unie. Dat vinden wij ook. Zoals de Franse president Sarkozy zei, stond concurrentie in de oude Unie symbool voor de ideologie van markt en mens: "Une approche idéologique qui fait de la concurrence un fin en soi."

Duurzame ontwikkeling op basis van een evenwichtige economische groei is nog altijd de officiële beleidsdoelstelling van de Europese Unie. Vrije, niet onvervalste concurrentie is dat niet meer. Aldus Wolfgang Münschau eergisteren in NRC/Handelsblad. Hij noemt dat waanzin. Wij vinden het een goede stap. Mededinging is geen zaligmakend doel. Het is een van de instrumenten ten dienste van een duurzame economie.

Wij zijn daarom ook tevreden over wat is opgenomen ten aanzien van de versterking van de diensten van algemeen economisch belang. Daarover heb ik wel nog een vraag. Wat betekent het in concreto voor de woningbouwcorporaties in Nederland, waarom het onder andere te doen was?

Op het gebied van de buitenlandse politieke moeten wij ons de vraag stellen van wie wij in de 21ste eeuw de fatsoenlijke buitenlandse politiek mogen verwachten. Wie vraagt aandacht voor de mensenrechten? China? Wie blijft hameren op zaken zoals persvrijheid? Rusland? Wie stelt zich op als onpartijdige bemiddelaar tussen Israël en de Palestijnen? De Verenigde Staten? Wij weten allemaal dat in de 21ste eeuw de oude Europese wereldmachten te klein zijn om echt gewicht in de schaal te leggen. Dat geldt des temeer voor Nederland. Tegelijkertijd kan iedere lidstaat met een eigenzinnig zelfstandig buitenlandbeleid wel veel verwarring scheppen over wat Europa wil. Europa heeft dat de laatste tijd helaas vaak laten gebeuren. Het tegenstrijdig handelen van de lidstaten ten tijde van de oorlog in het voormalige Joegoslavië was treurig. De Europese verdeeldheid in de aanloop naar de oorlog in Irak betekende dat onvoldoende tegenwicht kon worden geboden aan president Bush.

In de verdeeldheid van het verleden ziet mijn fractie geen reden om het hoofd in de schoot te leggen. Integendeel. Die verdeeldheid laat de noodzaak van het versterken van de samenwerking op het gebied van de buitenlandse politiek zien. Het is daarom een goede zaak dat de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en de Eurocommissaris voor Externe Betrekkingen in één persoon samenkomen. Het is misschien wel de belangrijkste zaak van alles wat er in het mandaat is afgesproken. De Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid zal hopelijk de eenheid en effectiviteit van het Europees buitenlands beleid ten goede komen en de lidstaten in het gareel houden om zo voor een herkenbare Europese rol in de wereld te zorgen.

Ondanks de verbeteringen en goede stappen leven bij mijn fractie nog wel wensen voor het vervolgtraject. Allereerst geldt dat ten aanzien van het klimaat. Europa heeft daarover goede woorden gesproken. Nu is het tijd voor daden. Juist het hervormingsverdrag had daaraan een belangrijke institutionele basis kunnen geven. Deze is echter mager gebleven. Ik som even op wat wel is gedaan. Milieubescherming is opgenomen als doelstelling, als sociaal grondrecht en als toetssteen voor al het Europese beleid. Er is een energieartikel geïntroduceerd waarin wij beloven ons in te zetten voor energiebesparing en duurzame energie. Dat stond al in de oude grondwet. Wij behouden dat. Hieraan is een voornemen om in een geest van solidariteit te handelen als de energiezekerheid van sommige landen in gevaar komt en een verduidelijking dat klimaat nu ook onder het milieuartikel valt, nieuw toegevoegd. Dat is allemaal prima, maar het levert weinig op. Het zijn allemaal vrijblijvende bepalingen. Veto's waren voor interne milieuzaken in de bestaande verdragen immers al opgegeven. Voor extern milieuklimaatsbeleid blijft unanimiteit nog steeds vereist. Waar is het elan? Is dit echt alles? Waar is het eerder dit jaar opgebouwde momentum om echt iets te doen aan de klimaatcrisis? Waarom is het allemaal vrijblijvend gebleven?

Het is geen geheim, wij wensten een andere uitslag van het referendum van 2005. Wij erkennen dat er sindsdien winst is geboekt. Europa kwam opnieuw in de belangstelling te staan. Mensen hebben zich verdiept in de Europese samenwerking en de Europatoer van regering en Kamer heeft tot levendige debatten geleid. Het zou daarom een grote fout zijn Europa weer weg te nemen van de burgers. Er moet daarom een referendum komen.

Staatssecretaris Timmermans gaf GroenLinks twee redenen voor het compliment van de week. Zijn partij zegt klaar te zijn voor een referendum, zij is er niet bang voor. Verder schreef de staatssecretaris een blogje vanuit de wandelgangen bij de Europese Top. Dat was een constructieve bijdrage aan een ietsepietsie meer transparantie!

De voorzitter:

Het is een prachtig verhaal, maar u moet wel afronden. Uw tijd is meer dan om! U mag nog één zin uitspreken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Twee zinnen graag, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, die ene zin komt nu.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Mijn laatste zin, voorzitter. Het was een Amerikaanse wetenschapper die schreef niet over the American dream maar over the European dream: een samenleving die zich richt op samenwerking, duurzaamheid en een goede levenskwaliteit; een Europa dat zijn tekortkomingen heeft maar geldt als voorbeeld in de wereld. Het raamwerk van het hervormingsverdrag betekent een stap op de weg naar deze Europese droom.

De voorzitter:

U heeft nu wel heel veel aandacht gehad voor uw laatste zin.

De heer De Roon (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Het nieuwe Europese verdrag is een ramp voor ons land. Bij de Europese Top in Brussel vorige week heeft de premier door op amateuristische wijze te onderhandelen – of misschien moet ik zeggen door niet of nauwelijks te onderhandelen – de Nederlandse belangen schaamteloos verkwanseld. Dank u wel, mijnheer Balkenende!

Wat is het resultaat voor Nederland van de Europese Top? Nederland verliest tientallen vetorechten en dus nationale zeggenschap en soevereiniteit, bijvoorbeeld op het terrein van asiel- en migratiebeleid. Met dit verdrag bepaalt Nederland niet meer zelfstandig wie wél en wie níét ons land binnenkomt. Op alle terreinen waar Nederland nu een vetorecht kwijtraakt, kan ons land dus geen enkel Europees besluit meer tegenhouden. Dat is geen subsidiariteit, dat is stommiteit.

Wij worden overgeleverd, zeg maar uitgeleverd, aan de grillen van de andere Europese lidstaten in die nieuwe Europese superstaat. De Nederlandse belangen kunnen met één pennenstreek door een meerderheid van andere staten opzij worden gezet. Zij kunnen ons in de toekomst dingen opleggen, zelfs tegen onze uitdrukkelijk verklaarde wil in; dingen die wij misschien helemaal niet willen, maar die wij dan gewoon hebben te slikken.

De minister-president heeft de Nederlandse soevereiniteit niet beschermd zoals verwacht mag worden van een regeringsleider. Vrijwel alles in de bij referendum verworpen Europese grondwet dat een overdracht van macht en bevoegdheden van Nederland naar Europa inhield, is in het akkoord over de zogenaamde hervormingsovereenkomst overeind gebleven. Dat is beschamend en bedroevend, omdat het flagrant in strijd is met de uitspraak van de Nederlandse bevolking in het referendum. De burgers hebben de Europese grondwet niet afgewezen omdat zij zoveel bezwaren hadden tegen vlag en volkslied, maar omdat zij bezwaren hadden tegen de groeiende macht van Brussel en tegen de uitholling van het zelfbeschikkingsrecht van ons land. Die machtstoename van Brussel en die uitholling van ons zelfbeschikkingsrecht gaan nu toch gebeuren. Dank u wel, mijnheer Balkenende.

Dit is echter niet het enige. Door het kwijtraken van vetorechten van de regering is het juist van het grootste belang dat het gekozen Nederlandse parlement ons onwelgevallige besluiten kan tegenhouden, ook als wij het enige parlement in Europa zouden zijn dat een bepaald Europees voorstel niet wil. Maar ook deze rode kaart heeft de premier niet binnengehaald. De Nederlandse Tweede Kamer kan dus geen enkel Europees besluit meer zelfstandig tegenhouden. Dankzij het falen van de minister-president kan de Tweede Kamer als zij tegen een Europees besluit is niet bijten als een leeuw, maar alleen blèren als een lammetje. Wij krijgen wel een gele kaart, die nergens toe verplicht behalve tot heroverweging, en een zogenaamde oranje kaart, waarmee wij ook tandeloos zijn, omdat het Nederlandse parlement daarvoor dertien andere parlementen nodig heeft, en zelfs dan kan de Europese Commissie haar voorstel nog gewoon handhaven. Bovendien kan die oranje kaart alleen worden ingezet bij subsidiariteitsbezwaren, maar niet in het geval van andere bezwaren tegen plannen uit Brussel. Waardeloze prullaria dus! Ook hier wint de Europese superstaat het weer. Dank u wel, mijnheer Balkenende, dat u ook bij dit belangrijke punt de Nederlandse belangen hebt verkwanseld.

Er komt een vaste voorzitter van de Raad, een niet door de bevolking gekozen bureaucraat die net als de premier Europese belangen nastreeft en die de Nederlandse belangen daaraan ondergeschikt maakt. Ook op de komst van een Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid met een complete diplomatieke staf zitten wij niet te wachten. Als klap op de vuurpijl zei de Duitse bondskanselier Merkel zaterdagochtend in haar groot enthousiasme dat met dit nieuwe verdrag de deur weer openstaat voor nieuwe landen om toe te treden tot de Europese Unie. Goed nieuws voor de Turken en voor andere profiteurs! Slecht nieuws voor Nederland, zeker nu dit weekend ook is afgesproken dat bij het artikel inzake de sociale zekerheid voor migrerende werknemers besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid wordt ingevoerd. Ook hier gaat het vetorecht verloren.

De Nederlandse burger wil geen nieuwe landen in de Europese Unie en zeker Turkije niet en al helemaal niet als wij niet kunnen tegenhouden dat ze en masse gaan profiteren van uitkeringen. Verwijzing in het hervormingsverdrag naar de Kopenhagencriteria voor nieuwe toetreders slaat dus helemaal nergens op. In het verdrag had moeten staan dat Europa zich niet verder uitbreidt, met geen enkel land en dus ook niet met Turkije. Genoeg is genoeg, geen lidstaat erbij, maar ook dat is niet gelukt. Het tegenovergestelde wel: de deur staat open voor nieuwe landen en wij zijn ons vetorecht bij beslissingen over de sociale zekerheid kwijt. Een schande! Opnieuw: bedankt mijnheer Balkenende!

Op de meeste en in ieder geval belangrijkste punten verschilt dit gedrocht van een wijzigingsverdrag dus niet van de eerdere Europese grondwet. Dit is gewoon de Europese grondwet, maar dan met een andere naam en ontdaan van symboliek. Zoals de Luxemburgse premier Juncker met betrekking tot de Europese minister van Buitenlandse Zaken opmerkte: wij hebben de naam veranderd, zodat niemand weet waarover het nog gaat. Dát is vereenvoudiging van het verdrag.

De heer Pechtold (D66):

Waar haalt u de wijsheid vandaan dat door dit hervormingsverdrag de deur voor Turkije openstaat? Wat is er op dit punt dit weekend veranderd? U zegt ook: genoeg is genoeg, want we hebben al 27 landen. Dus ook Noorwegen en Zwitserland moeten niet kunnen toetreden?

De heer De Roon (PVV):

Wat uw laatste vraag betreft: voorlopig geldt zeker dat genoeg genoeg is. De Europese Unie is in een moeilijke situatie gekomen doordat zwakke staten zijn toegetreden. U weet zelf ook wel dat in Bulgarije en Roemenië de corruptie hoogtij viert en dat het nog een levensgroot probleem is om dat aan te pakken. Dat lukt ze daar van geen kanten.

Dan uw andere vraag: hoe kom ik erbij dat de deur weer openstaat? Ik citeer alleen maar mevrouw Merkel. Zij zegt: godzijdank staat met de verwijzing naar de toetredingscriteria de deur weer open.

De heer Pechtold (D66):

U had het over profiteurs, wat een walgelijke vergelijking is, maar hoe kunt u nu zeggen dat uw standpunt voor landen als Noorwegen en Zwitserland zou moeten gelden? Ik geef toe dat beoordeling van die landen niet aan de orde is, maar vanuit uw optiek zouden dat juist waardevolle toetreders zijn. Verder wijs ik erop dat ik specifiek vroeg wat dit verdrag verandert aan de mogelijkheid voor Turkije om toe te treden.

De heer De Roon (PVV):

De heer Pechtold merkt zelf al op dat Noorwegen en Zwitserland er helemaal geen behoefte aan hebben om toe te treden. Dat blijft dus een academische discussie waarvan ik de zin niet zo erg inzie. Waar het gaat om Turkije, heeft mevrouw Merkel die de hele top heeft geleid, duidelijk gezegd dat de deur weer openstaat voor staten die willen toetreden. Wij weten inmiddels dat er alweer initiatieven zijn genomen voor verdere gesprekken met Turkije.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het gaat wederom om de discussie over de veto's en de vraag die vorige week ook al aan de orde was, maar nu met de wetenschap van wat ons is voorgelegd. U leest echter buitengewoon selectief. U vergeet namelijk te melden wat de extra procedures zijn die op alle terreinen die u zo-even hebt genoemd, individuele lidstaten de mogelijkheid geven om over bepaalde onderwerpen in plaats meerderheidsbesluitvorming besluitvorming bij unanimiteit af te dwingen. In sommige gevallen is het zelfs mogelijk dat nationale parlementen dat doen. Hebt u dat gelezen en, zo ja, erkent u dus dat het vetorecht niet lock, stock and barrel overal is opgegeven?

De heer De Roon (PVV):

Ik verstond deze zin niet.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wilt u ruiterlijk erkennen dat het vetorecht niet een op een wordt overgedragen? U hebt de tekst gelezen. Ik ken u als iemand die zorgvuldig is. Erkent u dat dan ook!

De heer De Roon (PVV):

Ik heb niet verstaan wat u zei toen ik u erop duidde dat ik u niet verstond.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik dacht dat het ging om het Engels dat ik gebruikte. Het gaat mij erom dat op een aantal terreinen waarop de veto's een of een zijn overgegeven en waar u bezwaar tegen maakt, in het verdrag dat nu wordt voorzien, nieuwe procedures zijn opgenomen of bestaande procedures zijn aangekleed. Ik heb het over noodremprocedures, de mogelijkheden voor nationale parlementen om zelf in te grijpen, en de mogelijkheid voor lidstaten om iets bij unanimiteit te laten besluiten, als zij een punt als buitengewoon zwaarwegend ervaren. Erkent u dat of blijft u volhouden dat op alle gebieden de veto's gewoon zijn opgegeven? Het laatste is een verhaal dat wij al lang genoeg van u horen.

De heer De Roon (PVV):

Het gaat in mijn betoog natuurlijk om de grote lijn. De zogenaamde noodremprocedure zie ik in drie bepalingen, namelijk waar het gaat om het vrij verkeer van werknemers, justitiële samenwerking in strafzaken en harmonisatie van de strafrechtelijke normen. Over de mogelijkheden voor de parlementen heb ik al het nodige gezegd, namelijk dat ik dat een tandeloos instrument vind omdat dit in ieder geval samenwerking van parlementen vereist en het Nederlandse parlement dus niet een besluit dat het niet aanstaat, kan tegenhouden. Dat is het bezwaar dat ik heb.

Voorzitter. Het is in mijn ogen pure volksverlakkerij dat het kabinet de Nederlandse bevolking probeert wijs te maken dat dit een heel ander verdrag is met een heel andere inhoud. De minister-president misleidt de bevolking, alleen om zijn eigen falen te verhullen. Hij wordt liever aardig gevonden door zijn Europese vrienden dan dat hij opkomt voor het Nederlandse belang. Vergeleken bijvoorbeeld met de harde Poolse onderhandelaars, wat je daar verder ook van vindt, was de Nederlandse premier de afgelopen week nauwelijks zichtbaar.

Voorzitter. Ik krijg de indruk dat de regeringsvertegenwoordigers er behoefte aan hebben om even onderling te overleggen naar aanleiding van mijn betoog. Ik hoor althans zo veel rumoer uit dat vak...

De voorzitter:

U moet zich gewoon concentreren op uw verhaal.

De heer De Roon (PVV):

Dat is wat lastig met al dat lawaai naast me.

De voorzitter:

Dat valt wel mee.

De heer De Roon (PVV):

Vergeleken bijvoorbeeld met de harde Poolse onderhandelaars was de Nederlandse premier afgelopen week nauwelijks zichtbaar. De minister-president heeft ja gezegd tegen de nieuwe Europese superstaat. Het is te triest voor woorden. Dank u wel, mijnheer Balkenende. Nederland verliest met dit verdrag soevereiniteit. De Nederlandse regering verliest wel, net als bij de Europese grondwet, haar vetorechten en het Nederlandse parlement krijgt geen bevoegdheid om een eigen rode kaart in te zetten tegen slechte Europese plannen. Nederland verliest dus wel degelijk een stuk soevereiniteit aan de nieuwe Europese superstaat. Het zou een grove belediging van de kiezer zijn, indien hij zich niet opnieuw zou mogen uitspreken over het nieuwe verdrag. Dat zou puur kiezersbedrog zijn. De PVV eist dan ook dat er een nieuw referendum komt. Gelukkig is de fractievoorzitter van de PvdA hier inmiddels ook een groot voorstander van. Hulde daarvoor! Met een nieuw referendum kan de Nederlandse kiezer hopelijk ook dit verdrag van tafel vegen en de wanprestatie van dit kabinet in het bijzonder corrigeren. Dat is nodig, want er gaat niets boven een soeverein Nederland.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Complimenten namens de CDA-fractie. Mijn fractie staat voor een eurorealistische koers. Wij vinden een verdragswijziging nodig en reëel voor de werking van de Unie. Maar wij vinden tegelijkertijd dat een verdragswijziging een middel is en geen doel op zich. Wat past, is dank aan het Duitse voorzitterschap voor de wijze waarop recht is gedaan aan de moeilijke Nederlandse positie. Op zeer correcte wijze en met veel aandacht voor onze gevoeligheden zijn de Duitsers ons tegemoet getreden. Dank voor het meedenkend voorzitterschap van Angela Merkel. Wat ook past, is een welgemeende felicitatie aan het adres van de onderhandelaars namens Nederland, premier Balkenende, minister Verhagen en staatssecretaris Timmermans, maar ook al degenen die zich achter de schermen de afgelopen twee jaar hebben ingezet om recht te doen aan de afwijzing door de Nederlandse bevolking van het grondwettelijk verdrag. Het meer dan uitstekende resultaat dat nu voorligt, is verre van cosmetisch. Het komt er nu op aan om dat duidelijk te maken aan Nederland. De noodzaak van een verdragswijziging en de noodzaak om met een krachtig mandaat als samenwerkingsverband van soevereine staten de uitdagingen van deze eeuw aan te gaan, moet en kan uitgelegd worden aan de Nederlandse bevolking.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb de letterlijke tekst niet bij mij, maar toen een paar jaar geleden premier Balkenende met een grondwettelijk verdrag terugkwam naar Den Haag, sprak het CDA nagenoeg gelijke woorden: complimenten, goed zo, fantastisch. Of er ligt nu hetzelfde, of er ligt heel wat anders, met dank aan het referendum.

De heer Ormel (CDA):

Er ligt heel wat anders. Wij complimenteren de regering omdat zij recht doet aan de uitslag van dat referendum. U weet dat wij niet voor het referendum zijn, maar u weet ook dat wij luisteren naar de uitslag van het referendum. De regering heeft dat ook gedaan. Er ligt nu iets anders en daar complimenteert de CDA-fractie de regering mee.

De heer Pechtold (D66):

Een paar jaar geleden stond hier het CDA premier Balkenende te complimenteren en de bevolking kreeg opeens van andere partijen de mogelijkheid om ons inzichtelijk te maken dat er iets anders moet gebeuren. Dan mis ik toch het bruggetje waarom u dat referendum zo vervelend vindt. Dat referendum is er namelijk de oorzaak van dat nu de premier al die complimenten van u kan krijgen. Daardoor zijn wij toch opeens wakker geworden? Dus waarom niet doorgaan op de weg van zo omgaan met de bevolking?

De heer Ormel (CDA):

Wat betreft de complimenten bevind ik mij in het gezelschap van onder anderen de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil u vragen om in te gaan op dat referendum, want dat heeft u wakker gemaakt en dat is deze reeks complimenten nu waard. Maar dadelijk zullen wij weer zien dat uw fractie er tegen is. Toch?

De heer Ormel (CDA):

De CDA-fractie complimenteert de regering met dit resultaat. Dat moge duidelijk zijn. Het is ook duidelijk wat de positie is van het CDA als het gaat over referenda. Als er een democratische meerderheid voor een referendum is, gaan wij volop voor een ja. Let wel, de meerderheid van de CDA-kiezers was wel voor de Europese grondwet destijds, maar een meerderheid van de Nederlandse bevolking was daartegen. Dan moeten wij daarnaar als ware democraten luisteren. Het zou de heer Pechtold sieren als hij dat ook deed.

In het Europees samenwerkingsverband geeft de Nederlandse Staat bevoegdheden over aan de Europese Unie als supranationale organisatie. Dankzij het akkoord dat vrijdag is bereikt, wordt transparanter welke zaken Nederland op nationaal niveau blijft regelen en welke zaken in Europees verband worden aangepakt. Kan de regering nogmaals bevestigen dat wij op een aantal cruciale punten vetorecht hebben en behouden? Ik doel dan op het familierecht, defensie, sociale zekerheid en cruciale onderdelen van het Nederlandse belastingbeleid. Daarnaast zijn er veiligheidsnetten en noodremprocedures. Het is niet: het veto en anders de afgrond of allerlei ellendige situaties. Daarvan is absoluut geen sprake. Bovendien zijn de controlerende mogelijkheden van de nationale parlementen en het Europese parlement met dit akkoord toegenomen. Hoezo Nederland verkwanselen? Hoezo vetorecht weggeven? Neem enkele van de vele besluiten van deze top.

Met zijn besluiten over een geïntegreerd klimaat- en energiebeleid heeft de Europese Raad al de nadruk gelegd op de samenhang tussen die twee belangrijke gebieden en is de weg geëffend naar een betere klimaatbescherming en een verantwoorde omgang met energie. Beter zo, dan alleen in Nederland gloeilampen verbieden die vervolgens in Aken en Turnhout gekocht kunnen worden. In het nieuwe verdrag zal worden bepaald dat ten aanzien van veiligheid en samenwerking tussen politie en justitie om grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme te kunnen bestrijden, geen gebruik zal worden gemaakt van het vetorecht maar dat meerderheidsbesluitvorming zal plaatsvinden. Als het aan de fracties van de SP en de PVV ligt, gaat dat niet door. Dan "vetoën" wij er lekker krampachtig op los en gaan wij per land regelen hoe het milieu duurzamer wordt. Dan laten wij boeven over de grenzen ontsnappen in plaats van dat wij die nergens in Europa rust gunnen. Kan de regering nog eens precies zeggen voor welke beleidsterreinen het vetorecht is afgeschaft en wat daarvoor in de plaats is gekomen?

Tijdens deze top zijn besluiten genomen om voor eind 2010 te komen tot een alomvattend Europees migratiebeleid. Maatregelen om illegale migratie aan te pakken, worden gecombineerd met het beschermen van vluchtelingen en het aanpakken van de achterliggende oorzaken van migratie. Er is een akkoord bereikt over de instelling van snelle grensinterventieteams, alsmede over de oprichting van een netwerk van kustpatrouilles. Zet die initiatieven eens naast dat rampverhaal van de fractie van de PVV. Ik ben ervan overtuigd dat een angstig Nederland dat zich terugtrekt achter de Hollandse Waterlinie van de PVV-fractie, juist grote risico's loopt om overspoeld te worden door illegale migranten. Ook ben ik ervan overtuigd dat een Europese aanpak van de complexe uitdagingen die migratie nu eenmaal oproept, noodzakelijk is. Een mooi duo: de SP en de PVV, ofwel de Stagnatie Partij en de Partij voor de Verkwanseling van de Vrijheid.

De CDA-fractie is kritisch over het schrappen van de woorden "vrij" en "onvervalst". Zij sluit zich wat dat betreft aan bij de woorden van de heer Ten Broeke. Zij is niet gediend van Frans protectionisme. Nederland is gebaat bij een gelijk Europees speelveld op de interne markt.

De CDA-fractie heeft voorafgaand aan de top een aantal aspecten benoemd waaraan het akkoord door haar zal worden getoetst. Zij kan constateren dat aan al haar wensen is voldaan: geen grondwettelijke pretenties, maar een modern en regulier wijzigingsverdrag. Op dit punt is op overtuigende wijze aan de Nederlandse wensen tegemoetgekomen. Dat is zelfs zo overtuigend gebeurd dat de Belgische premier verbitterd een achterhoedegevecht tegen het Nederlandse succes begon. Minister De Gucht ging, conform de Belgische vergelijking, tekeer als een duivel in een wijwatervat. Het Waterloo der federalisten. Nederland heeft de EU op een ongelooflijk knappe en diplomatieke wijze fundamenteel op het communautaire spoor teruggezet. De CDA-fractie is daarmee ingenomen. Zij is ook ingenomen met het besluit om de EU als rechtspersoon toe te laten treden tot het EVRM-verdrag.

Een ander punt is de grotere rol voor de gekozen vertegenwoordigers van de burgers. De uitbreiding van de bevoegdheden van nationale parlementen en het Europees Parlement biedt de mogelijkheid om met een meerderheid van nationale parlementen een voorstel van de Commissie ter beoordeling voor te leggen aan de Raad. Dat is een logische keuze. Het Europees Parlement controleert immers de Commissie. De nationale parlementen hebben een dubbel controlemechanisme gekregen ten opzichte van de Raad. Niet alleen door met een meerderheid van nationale parlementen rechtstreeks een voorstel van de Commissie ter afkeuring aan de Raad voor te leggen, maar ook via het mandaat dat aan de vertegenwoordiger van Nederland in de Raad van ministers mee kan worden gegeven. Daarnaast is de termijn voor de subsidiariteitstoets verlengd van zes naar acht weken. De CDA-fractie is van mening dat al deze voorstellen winst zijn voor het democratisch gehalte van de Unie. Het is vooral aan ons om hieraan gestalte te geven.

Er komt een verwijzing naar de criteria voor toetreding en een verplichting om het Europees Parlement en de nationale parlementen van een verzoek om toetreding tot de Unie in kennis te stellen. Daarom had de CDA-fractie ook gevraagd. Met dank aan Tsjechië wordt de mogelijkheid geschapen om de aan de Unie toebedeelde bevoegdheden ook te kunnen beperken. Bij de diensten van algemeen economisch belang, de belangen die nationaal geregeld blijven, is afgesproken dat een protocol aan de verdragen zal worden gehecht. Kan de regering aangeven welke terreinen hieronder vallen?

Met name op het gebied van migratie, milieu en justitie zijn stappen gezet naar een gezamenlijke, Europese aanpak. Uit het besluit om voor eind 2010 tot een gemeenschappelijk Europees asielstelsel te komen, spreekt ambitie. Uit het besluit om de persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van politiële en justitiële samenwerking goed te beschermen, spreekt respect voor privacy. Ook is er voortgang in de bescherming tegen criminaliteit. Ook de computercriminaliteit gaat Europees aangepakt worden. Dat zijn stuk voor stuk praktische besluiten van deze top.

Zoals ik vorige week al heb gezegd, is een verdragswijziging een noodzakelijk middel om het doel naderbij te brengen. Dat doel is om waarden die wij vanzelfsprekend vinden, de welvaart waaraan wij gewend zijn en waardoor wij verwend zijn, een milieu in balans, door te geven. Dat kan Nederland niet alleen. Een sterk Europa kan dat wel. Deze toekomst is een stap dichterbij gebracht door het akkoord van afgelopen zaterdagochtend. Het is tijd om een periode van stagnatie af te sluiten en onze natuurlijke positie in de Europese voorhoede weer op te zoeken.

De heer Pechtold (D66):

Tranentrekkend! In de afgelopen maanden hebben wij geen enkele steun van het CDA gehad. Er was geen overleg nodig. Er was geen brief nodig. Vandaag is het allemaal ineens fantastisch. Is er niet één ding dat de heer Ormel anders had gewild?

De heer Ormel (CDA):

Ja. De termen vrij en onvervalst hadden niet uit het verdrag gehaald moeten worden. Is de heer Pechtold dat met mij eens?

De heer Blom (PvdA):

Voorzitter. Er stond veel op het spel bij de EU-top. Twee jaar geleden bracht het Nederlandse nee een sluimerende vertrouwenscrisis tussen kiezer, Europa en de Nederlandse politiek aan de oppervlakte. Die crisis is samen te vatten als volgt. De snelle veranderingen in de wereld om ons heen zorgen voor angst en onzekerheid bij veel Nederlanders. De Europese trein is na de uitbreiding op hetzelfde spoor doorgedenderd. Daardoor wordt die gezien als een deel van het probleem en niet als de oplossing. De politici zijn zich te weinig bewust geweest van de explosiviteit van deze situatie.

Ik denk dat wij ons lesje hebben geleerd. Mijn fractie heeft al eerder geprobeerd duidelijk te maken dat er met het aantreden van deze coalitie een andere wind door Nederland waait. Er wordt geluisterd naar de mensen, ook door de Kamer. De Kamer heeft niet voor niets hoorzittingen georganiseerd. Daarna wordt gehandeld en vervolgens wordt resultaat geboekt. Alleen op die manier is het vertrouwen in de politiek en in Europa te herstellen. In dat verband is met het resultaat van de Europese top een belangrijke stap gezet. Ik dank het kabinet daarvoor.

Ook de inhoud schept veel vertrouwen; vertrouwen dat de EU een samenwerkingsverband van nationale lidstaten blijft, vertrouwen dat de EU zich niet bemoeit met zaken die wij zelf beter kunnen doen en vertrouwen in het vergroten van de kracht van de EU om de problemen aan te pakken die wij niet meer alleen kunnen oplossen. Laten wij echter ook reëel zijn. Vertrouwen beklijft pas op de langere termijn en op dit ogenblik mankeert er nog wel wat aan Europa. Er is goed onderhandeld over de spelregels voor een beter Europa maar het resultaat betekent niet dat alle kwalen als sneeuw voor de zon zijn verdwenen. De diagnose is gesteld; nu keihard aan de slag met de genezing.

De fractie van de Partij van de Arbeid is van mening dat met het resultaat van de EU-top zo veel als mogelijk is recht is gedaan aan het Nederlandse nee. Voor mijn fractie waren vier punten van belang. Geen grondwet maar een wijzigingsverdrag ontdaan van alle grondwettelijke franje, meer grip voor de Nederlandse kiezer op Europa, een duidelijke verdeling van de bevoegdheden van de EU met als belangrijkste uitgangspunt dat de beslissingen zo dicht mogelijk bij de burger genomen moeten worden, en meer slagvaardigheid op de terreinen waarop een gezamenlijke Europese aanpak nodig is. Op deze vier punten zijn alle wensen van mijn fractie gehonoreerd. Ik begin bij het eerste punt. Ik heb natuurlijk helemaal niets tegen die blauwe vlag met die gele sterren, niets tegen de negende van Beethoven en niets tegen het handvest van de grondrechten. Ik ben echter wel blij dat zij uit het verdrag zijn gehaald. Deze gaven de valse pretentie van een federale structuur.

Ik ben ook blij met de centrale rol die de Tweede Kamer gaat spelen bij de beoordeling van het subsidiariteitsbeginsel. De introductie van de oranje/rode kaart is in dat licht positief. Ik weet dat uit onderhandelingen soms wat ingewikkelde constructies rollen, maar laten wij de zaak niet moeilijker maken dan nodig is. Als puntje bij paaltje komt, is die kaart gewoon rood. Misschien is deze wat fletser dan ik had gehoopt, maar een hele vooruitgang vergeleken met de huidige situatie en de grondwet. Ik zeg tegen de collega's: laten wij eens leren om onze zegeningen te tellen.

In het wijzigingsverdrag wordt een apart protocol opgenomen waarin het speelveld wordt gecreëerd om de nationale diensten van algemeen economisch belang te vrijwaren van de Europese regels voor de interne markt. Wij blijven dus baas over ons onderwijs, onze pensioenen, onze woningcorporaties en onze gezondheidszorg. Nederland blijft gewoon Nederland. Ik kom hier straks nog even op terug.

Het vierde en laatste punt betreft de uitbreiding van meerderheidsbesluitvorming op een aantal terreinen. Juist op de terreinen waar alleen door samen te werken resultaten zijn te boeken, is de EU tot dusverre nog vaak te impotent gebleken. Ik denk dan aan zaken zoals asiel, milieu, klimaat en energiebeleid, maar ook aan de bestrijding van terrorisme en internationaal georganiseerde misdaad. Dat moet anders. Wij hoeven echt niet de illusie te hebben dat wij het allemaal in ons eentje aan kunnen. Ik geef twee concrete voorbeelden. Iedereen is het erover eens dat de destructie van regenwouden een megaprobleem is. Om dit aan te pakken, hikt de Europese Unie al jaren aan tegen een importverbod op illegaal hout. Een dergelijk verbod staat of valt echter bij een gezamenlijke handhaving. Juist daar is Europa op dit moment niet slagvaardig genoeg in. Dat kan verbeteren met dit verdrag, maar nee hoor, als het aan Van Bommel ligt, mag Roemenië tot in lengte van jaren via een veto de gezamenlijke handhaving tegenwerken. Weg effectief importverbod en weg oerwoud. Van Bommel, bedankt!

Ik noem een tweede voorbeeld, in relatie tot de aanpak van klimaatverandering. De ratificatie van het Kyotoprotocol ging kielekiele. Frankrijk en Engeland eisten unanimiteit omdat het klimaatverdrag volgens hen over meer ging dan het milieu. Slechts met een truc kon de Europese raad toen tot een besluit komen. Met het nieuwe verdrag is het klip en klaar. De aanpak van klimaatverandering doen wij samen, dus geen veto's meer. Dat is cruciaal voor het volgende klimaatprotocol dat in 2010 moet worden bekrachtigd. De SP-fractie vindt dit kennelijk allemaal niet zo belangrijk en wil het risico nemen dat Polen zijn veto gebruikt en zo de klimaatafspraken torpedeert. Zij gaat haar gang maar, maar mijn fractie heeft voor zo'n onverantwoorde opstelling geen enkel begrip.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoor een aantal prachtige voorbeelden van gebieden waarop Europa een goede rol zou kunnen spelen om onze samenleving aangenamer te maken. Het zou leuk zijn als dat waar was. De ontbossing wordt, zoals de heer Blom weet, voor een heel groot deel veroorzaakt door onze intensieve veehouderij. Ik zou graag van hem horen hoe hij dat probleem ziet in het licht van de verdragen die nu nog voorliggen en die een grondwettelijke status zouden krijgen, maar die met dit wijzigingsverdrag niet worden aangepast. Daarin wordt productieverhoging voor de landbouw als expliciet uitgangspunt genomen. Hoe kan Europa de uitstoot van broeikasgassen en ontbossing in de wereld voorkomen als wij dit handhaven?

De heer Blom (PvdA):

Ik vind het altijd verbazingwekkend hoe de fractie van de Partij van de Dieren in staat is om een onderwerp bij interruptie te introduceren dat absoluut niet gaat over de tekst die ik hiervoor uitsprak. Mevrouw Ouwehand moet mij niet kwalijk nemen dat ik geen idee heb wat de relatie is tussen intensieve veehouderij en ontbossing elders. Daar moet ik helaas het antwoord op schuldig blijven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat siert de heer Blom niet!

De heer Blom (PvdA):

Nee, dat siert mij waarschijnlijk niet, maar ik weet het gewoon niet. Iemand die in de politiek zit, mag ook wel eens gewoon zeggen dat hij het even niet weet. Ik wil het best voor mevrouw Ouwehand opzoeken en er een antwoord op geven. Daar heb ik helemaal geen bezwaar tegen. Een ding weet ik wel: als wij bij de Verdragen van Nice blijven, lossen wij het in ieder geval niet op. Als wij met het nieuwe verdrag gaan werken, hebben wij de kans dat wij het wel oplossen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben blij dat de heer Blom zo ruiterlijk toegeeft dat hij geen verstand heeft van deze zaken. Ik zou willen suggereren dat hij zo dadelijk vooral naar mijn bijdrage luistert en dat hij mij steunt als ik de regering vraag om het Verdrag van Amsterdam op deze punten te amenderen.

De heer Blom (PvdA):

Als ik mevrouw Ouwehand een tip mag geven: stel dezelfde vraag vooral aan de staatssecretaris voor Europese Zaken. Ik denk dat hij daar wel een antwoord heeft, maar ik niet.

De heer Van Bommel (SP):

Ik denk dat zij dan hetzelfde antwoord krijgt.

Ik heb de heer Blom eerst maar even laten uitrazen, maar wat hij zegt raakt natuurlijk kant noch wal. Europa is te klein als het gaat om maatregelen aangaande het milieu en het klimaat. Wij moeten streven naar maatregelen die Europa overstijgen. Wij zullen dan, bijvoorbeeld op het vlak van de illegale houtkap, moeten streven naar afspraken in de WTO, dus in veel groter verband. Dan los je zaken op. Daarop zouden wij moeten aansturen. Erkent de heer Blom dat dit probleem veel verder reikt dan Europa?

De heer Blom (PvdA):

Ja, ik erken dat dit probleem veel verder reikt dan Europa. Daarom wil ik ook graag dat Europa samenwerkt, want ik ben ervan overtuigd dat 27 landen meer invloed hebben dan een.

De heer Van Bommel (SP):

De samenwerking die de heer Blom bepleit, is een afgedwongen samenwerking. Met zijn steun voor het inleveren van de vetorechten veroorzaakt hij wel dat de weerstand tegen Europa groter en het draagvlak voor Europa kleiner wordt. Dan komen wij in de situatie dat landen van alles en nog wat door de strot geduwd krijgen. Daar wil de heer Blom kennelijk naartoe. De prijs die hij wil betalen is dat hij draagvlak inlevert voor wat hij een betere bestuurbaarheid van Europa noemt. Dat valt hem kwalijk te nemen.

De heer Blom (PvdA):

Die laatste opmerking verbaast mij een beetje, want ik heb groot respect voor de SP omdat zij feilloos weet aan te voelen wat er in de samenleving leeft. Die complimenten krijgt de heer Van Bommel van mij. Dat hebben wij gezien bij het vorige referendum; fantastisch gedaan. Ik ben er echter van overtuigd dat er een draagvlak is voor het aanpakken van klimaatproblemen. Alle onderzoeken die ik de afgelopen weken heb gezien, wijzen dat uit. Als er ergens draagvlak voor is, is het juist voor het aanpakken van het milieu- en klimaatprobleem. Dat zou de SP zich ook moeten aantrekken. Wij zijn het gewoon niet eens. Mijn fractie wil een socialer, sterker en schoner Europa. De heer Van Bommel wil een Europa van de jaren vijftig, ik wil een Europa waarmee ik verder kan.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Blom staat hier maar te razen, maar ik heb in mijn termijn verwezen naar een concreet probleem dat Nederland raakt inzake de uitstoot van CO2. Een Europees besluit op dit terrein kan inhouden dat Nederland niet verder kan met het aanleggen van wegen en het bouwen van huizen. Dat is een concreet probleem. U wilt dergelijke problemen verergeren en dan komt deze regering terug met de mededeling dat het van Brussel moet. Daar staat u achter. Ik sta daar niet achter, omdat niet alles dat misschien gemiddeld genomen goed is, ook goed is voor Nederland of de andere lidstaten.

De heer Blom (PvdA):

Het leven is vaak veel simpeler dan het lijkt. Ik constateer dat de problemen die wij nu hebben, nog steeds niet zijn aangepakt. Je zult dus naar nieuwe instrumenten moeten zoeken om de problemen wél aan te pakken. Die instrumenten zijn wat mij betreft gewaarborgd in dat nieuwe verdrag. Volgens u niet, maar ga gerust uw gang. Ik wil graag de problemen oplossen.

Voorzitter. Laten wij hopen dat wij als het nieuwe verdrag in werking treedt, verlost zijn van een dergelijke impotentie. Voor mijn fractie zit er in het nieuwe verdrag een juiste balans tussen Nederland en Europa: nationaal wat kan, Europees wat moet, maar dan ook goed. Daarmee herneemt Nederland ook weer zijn centrale rol in Europa, want in al het geweld zijn wij misschien wel eens vergeten hoe belangrijk de EU eigenlijk voor ons is. Als Hollandse koopman richt je je dan natuurlijk eerst op de vraag "wat kost het en wat levert het ons op?". De vraag wat het ons kost is vrij simpel te beantwoorden, want dat is 2,5 mld. per jaar in 2008. Het CBS heeft berekend dat het ons in 2002, want dat zijn de laatst bekende cijfers, 76 mld. heeft opgeleverd. Dat vind ik nog eens een deal. Laten wij daar ook eens naar kijken.

Maar dat is niet de enige reden om ons met open vizier op Europa te richten. Wij hebben geen oogkleppen op en beseffen donders goed dat sociaaleconomische ontwikkelingen zich steeds vaker op internationaal niveau voordoen. Daarvoor kun je wegduiken, maar je kunt ook de koe bij de hoorns vatten. Daar komt bij dat de grens van solidariteit voor de PvdA niet ophoudt bij Retranchement, een grensplaatsje in Zeeuws-Vlaanderen. Die solidariteit is namelijk grenzeloos. Daarom is de sociaaldemocratie een internationale en Europese beweging die zich inzet voor duurzaamheid, rechtvaardigheid en solidariteit. Publieke voorzieningen moeten van hoge kwaliteit zijn, betaalbaar zijn en toegankelijk zijn voor iedereen en niet worden verziekt door de commercie. Het is wat mij betreft dan ook grote winst dat marktwerking geen doel meer op zich is in de EU.

In combinatie met het punt over de diensten van algemeen economisch belang zal de Partij van de Arbeid deze bepaling gebruiken om keihard in te zetten op de kwaliteit van de publieke diensten in Nederland. Het op orde brengen van de publieke sector is namelijk een van de grootste uitdagingen voor de komende jaren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Nu de Zeeuwen aan het rekenen zijn geslagen, wil ik als Twent graag even meedoen. U hebt het over de diensten van algemeen economisch belang en bent ongelooflijk trots op het feit dat de internemarktprincipes daarvoor niet meer mogen opgaan. Kunt u mij het volgende eens uitleggen? Als woningbouwcorporaties werkelijk hun werk moeten doen en voor de laagste inkomens moeten bouwen, maar dat niet doen terwijl wij ze dat wel hebben opgedragen, wat is er dan zo goed aan het feit dat woningbouwcorporaties niet aan internemarktprincipes onderhevig zouden moeten zijn ten aanzien van de zaken waarmee zij hun geld wél proberen te verdienen? Zouden wij ze niet gewoon moeten terug drukken naar de functie die zij hadden en die u volgens mij ook hoog in het vaandel hebt staan? Zij moeten dat doen waarvoor zij zijn opgericht, namelijk huizen bouwen voor de laagste inkomens. Als zij met hun belastinggelden de grens over gaan, moeten internemarktprincipes dan ineens worden uitgesloten? Welke dienstverlening is daarmee gediend?

De heer Blom (PvdA):

U kent mevrouw Kroes toch nog wel? Volgens mij was zij ook lid van uw partij. Vandaag heeft zij toevallig een stuk gepubliceerd over die diensten van algemeen economisch belang, terwijl zij de tekst in het nieuwe verdrag juist toejuicht. Ik begrijp uw commotie daarom niet. U hebt inderdaad gelijk. Op het moment dat je naar dat protocol kijkt, stel je erin vast dat er bepaalde diensten van algemeen economisch belang zijn. Dat is inderdaad dat woningbouwverenigingen sociale huur- en koopwoningen bouwen. Die horen dus niet te vallen onder dat internemarktprincipe. Als zij dan nog dure appartementen aan prachtige kades in Sint-Annaland gaan bouwen, vallen zij wel onder die economische regeling. En zo hoort het ook.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mevrouw Kroes heeft vandaag in dat stuk aangegeven dat zij zich in ieder geval niet wil bemoeien met zaken waarmee de markt zich niet bemoeit of die puur publiek blijven. Dat was al beleid. Dat moet beleid blijven en dat heeft dus geen extra protocol nodig. U kunt mij niet euvel duiden dat ik wat achterdochtig begin te raken als u ineens een nieuw beleid leest in een protocol waarin het staande beleid kennelijk wordt bevestigd.

De heer Blom (PvdA):

Ik begrijp helemaal dat u het niet met mij eens bent. Ik ben een sociaaldemocraat en u bent een liberaal. U huldigt marktprincipes en ik niet. Ik wil er ook voor zorgen dat wij een goede publieke sector hebben, u waarschijnlijk niet. Dat is het verschil.

Het kabinet heeft uiterst zorgvuldig het Nederlandse "nee" uit de grondwet weten te snijden. Daarvoor hulde. Ik hoop dat op basis hiervan het debat over het nieuwe wijzigingsverdrag op een volwassen wijze kan worden gevoerd in de komende maanden. Het moet niet gaan over verlichting die uitgaat of, erger nog, oorlog. Ik mag hopen dat de Europese landkaarten zonder Nederland en de doembeelden over een Europese superstaat in de kast blijven. Europa verdient beter dan dat en vooral Nederland verdient beter dan dat. Ik ben er trots op dat de Nederlandse bevolking helder heeft aangegeven dat zij de Europese grondwet niet lust. Ik ben trots op het kabinet dat in Brussel pal is gaan staan voor het Nederlandse "nee". Ik ben ook trots op de positie die Nederland inneemt in Europa.

Ik sluit af met het vervolgtraject. Zoals iedereen weet, staat in het verkiezingsprogramma van de PvdA dat wij voor een referendum zijn. Wij zijn echter ook onderdeel van de coalitie. In het regeerakkoord is de afspraak gemaakt dat wij eerst de eerst de tekst van het verdrag afwachten en dat wij hierover een advies hierover aan de Raad van State vragen. Als dat er is, is het kabinet aan zet. Daarna zal mijn fractie de uiteindelijke beslissing nemen. Dat lijkt mij een heldere afspraak en daar houden wij ons aan.

De heer Ormel (CDA):

Ik heb al uw loftuitingen gehoord en die waardeer ik zeer. Ik heb zelfs gehoord dat u de premier in de krant een 9+ hebt gegeven. Ik zou het fijn als u dat straks wilt herhalen. Vindt u dat de verdragswijziging, voor zover wij die nu hebben kunnen lezen, is ontdaan van de grondwettelijke aspecten?

De heer Blom (PvdA):

Ja, dat vind ik.

De heer Ormel (CDA):

Daar ben ik zeer verheugd om. Ik ken het verkiezingsprogramma van de PvdA. Daar wordt een duidelijke uitspraak over gedaan. Ik dank u daarvoor.

De heer Blom (PvdA):

Tot uw dienst.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het kabinet kwam thuis met de mededeling dat een Intergouvernementele Conferentie zal gaan werken aan een verdrag tot wijziging van bestaande Europese verdragen. Er komt dus geen grondwet, maar een wijzigingsverdrag. Of wij kunnen zeggen dat deze uitkomst recht doet aan het "nee" van de Nederlandse kiezer is echter zeer de vraag.

Nederland wees de grondwet af en iedereen heeft de vrijheid genomen om daar zijn eigen conclusies aan te verbinden. Wilde de kiezer af van de Europese vlag of van het Europese volkslied of zag de kiezer niets in een Europese superstaat? Wij denken dat de burger geen bevoegdheden wilde overdragen aan een Europa dat niet democratisch en niet transparant is en wij denken dat de burger dat nog steeds niet wil. De afspraken die nu zijn gemaakt, zijn wat dat betreft weinig hoopgevend. Natuurlijk, de positie van het Europees parlement wordt verbeterd, burgers mogen vragen of de EU zich wil buigen over bepaalde beleidsproblemen en de nationale parlementen krijgen twee weken langer de tijd om naar Europese wetsvoorstellen te kijken. De vraag is of dit voldoende democratische basis biedt voor het uit handen geven van het vetorecht.

De heer Van Bommel sprak al over de grote gevaren die aan het opgeven van het vetorecht kleven, zoals dat het ondoorzichtige Brussel zaken oplegt die wij beter zelf kunnen regelen. De PvdD heeft in het bijzonder twijfels over de mate waarin wij straks gedwongen moeten meewerken aan halfslachtige Europese dierenwelzijnsregels onder het mom van het level playing field, zoals nu ook het geval is.

Het gewijzigde verdrag bouwt voort op het Verdrag van Nice, waarin het Verdrag van Amsterdam is opgenomen. Daarin staan passages die in de landbouwsector expliciet productieverhoging tot uitgangspunt verheffen. Daarbij staat de opmerking dat met het welzijn en de integriteit van dieren rekening moet worden gehouden onder eerbiediging van culturele en religieuze tradities van mensen. Ziet het kabinet mogelijkheid om deze passages te amenderen, nog in de komende onderhandelingen? Als dat niet het geval is, welke garanties kunnen wij dan krijgen dat deze passages niet opgewaardeerd zullen worden in de voorgestelde wijzigingen? De vraag is hoe wij dan de milieuproblematiek gaan aanpakken, zoals de broeikasgassen die worden veroorzaakt door de uiterst vervuilende dierlijke productie. Gaat Europa dat doen of wordt dat een zaak van de lidstaten? Welke vrijheden krijgt Nederland op dit terrein?

Het kabinet meldt trots dat van een verzwakking van de interne markt op geen enkele wijze sprake is. De PvdD-fractie wil weten wat dit betekent voor de positie van landen die koploper willen zijn op het gebied van milieu of dierenwelzijn. Wordt die afgezwakt of juist versterkt? Ons vermoeden is dat zij zullen worden tegengehouden door de middelmatige gemene deler. Dat is dan een excuus om niets te hoeven te doen aan de morele problemen waarmee een samenleving zich geconfronteerd ziet.

Een gewoon wijzigingsverdrag, zoals thans wordt voorzien, sluit aan bij de wijze waarop in de afgelopen vijftig jaar gestalte is gegeven aan de Europese samenwerking, zo schrijft het kabinet. De burger is echter vijftig jaar lang niet betrokken geweest bij de vormgeving van Europa; die is niet gehoord over de verdragen die hebben geleid tot het Europa dat wij nu kennen en die heeft nauwelijks democratische controlemogelijkheden. Dus onduidelijkheid alom!

Ik wil graag een partijgenoot van de heer Pechtold citeren, mevrouw In 't Veld: de wirwar aan onbegrijpelijke richtlijnen, verordeningen, besluiten en nog veel meer, wordt nog een graadje ingewikkelder. Voor mensen die willen dat de Unie inzichtelijker wordt, is dit dus geen reden voor tevredenheid. Wij denken dat de burger er belang bij heeft om nu inzichtelijk te krijgen wat Europa doet, wat Europa betekent en op welke wijze onze samenleving bestuurd wordt. Dat inzicht heeft de burger dus niet; tegelijkertijd krijgt die het verwijt van euforische politici, te kritisch te zijn. Er wordt gesuggereerd: geloof ons nu maar, Europa is het beloofde land. Dit lijkt keer op keer de boodschap te zijn.

Ik heb een aantal vragen die in mijn optiek ook bij de burger leven. Het verdrag beoogt door het vergroten van de handelsbekwaamheid, de slagvaardigheid van de unie te verbeteren. In welke opzichten is zij echter handelsbevoegd? Betekent dit dat Europa allerlei zaken zonder ons gaat regelen? Moeten wij lijdzaam afwachten wat er op ons afkomt? Graag hoor ik wat concrete voorbeelden van de praktische uitwerking.

Wat betekent de noodremprocedure in de praktijk en de oranje kaart? Kan de regering dat toelichten, zodat ook de burgers alvast een helder beeld krijgen van wat het praktisch betekent voor het dagelijks leven, als wij met dit verdrag doorgaan?

De inspraakavonden, waarop wij wat kritiek hadden, maakten voor ons wel duidelijk dat de politiek niet in staat is om de onrust bij de burger weg te nemen. Er zijn op die bijeenkomsten angsten uitgesproken. Zo is de vraag gesteld of wij onze verworvenheden verliezen op het gebied van euthanasie, homohuwelijk en abortus onder een dwingend Europa. Kunnen wij hierop een toelichting krijgen? Kunnen wij dit de burgers uitleggen? Graag krijg ik de verzekering van de minister dat die verworvenheden niet verloren gaan.

Het uitleggen van het behaalde akkoord is een eerste stap. Wat ons betreft hoeft dat niet in een full color magazine. De burger heeft voldoende aan duidelijke woorden over de betekenis van dit akkoord voor de manier waarop onze samenleving wordt bestuurd en voor onze dagelijkse ambities, alsook zorgen ten aanzien van een betere samenleving. Ik noem milieu en dierenwelzijn. Als deze uitleg de schroom en de angst bij de burgers kan wegnemen en kan laten zien dat wij echt naar een beter Europa gaan, hoeft het kabinet een referendum niet te vrezen.

Ik heb zojuist gehoord wat de heer Blom van de Partij van de Arbeid heeft gezegd. Ik denk naar aanleiding daarvan dat ik de motie die ik tot nu toe heb aangehouden over een referendum, nog maar even boven de markt laat hangen, omdat ik begrijp dat de Partij van de Arbeid op dit moment nog geen kleur wil bekennen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij enkele minuten schorsen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Voor de voorbereiding van het antwoord van de regering was er even een misverstand over de vlag. De premier zocht toen naarstig naar een speldje. Wel, ik heb voor u en voor de drie bewindslieden een speldje gevonden ter voorbereiding van hun antwoord in eerste termijn.

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering, terwijl u de speldjes uitreikt.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden van uw Kamer voor hun inbreng in eerste termijn. De taakverdeling tussen de leden van de delegatie van het kabinet is als volgt. Zelf zal ik eerst in algemene zin stilstaan bij de Europese Raad. Ik zal duiding geven aan de resultaten. Ik zal vervolgens in algemene zin stilstaan bij een aantal onderwerpen: het karakter van het wijzigingsverdrag, de rol van de nationale parlementen, het proces van de uitbreiding van de Unie, de diensten van algemeen belang, de meerderheidsbesluitvorming en de veto's en ten slotte de vrije mededinging. De minister van Buitenlandse Zaken zal ingaan op de rol van de nationale parlementen, de punten van buitenlands beleid en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie. De staatssecretaris zal meer in detail ingaan op onderwerpen die te maken hebben met QMV, de meerderheidsbesluitvorming en veto's, opt-outs, het handvest van de grondrechten, de diensten van algemeen belang, de noodremprocedure en het draagvlak onder de bevolking.

Wij zijn het tijdens de Europese Raad eens geworden over de inhoud van een goed, nieuw verdrag. Nederland en Europa kunnen verder. De IGC zal een wijzigingsverdrag opstellen waarvan wij de contouren al scherp hebben en waarmee wij met recht kunnen zeggen dat het hoofdstuk grondwet is afgesloten. Het waren taaie onderhandelingen. Dat heeft u kunnen zien. Dat was niet alleen nu het geval, maar ook in de weken en maanden hiervoor. Er stond veel op het spel, voor Nederland en voor alle lidstaten. Wij zijn er onder leiding van Angela Merkel uiteindelijk met elkaar uit gekomen. Na een periode van twee jaar staan alle neuzen nu weer in dezelfde richting: in de goede richting. Dat is een knappe prestatie van het Duitse voorzitterschap. Dat verdient hiervoor een groot compliment. De heer Ormel heeft dat heel duidelijk gezegd. Ik sluit mij graag bij zijn woorden hierover aan.

Het is een ongelooflijke prestatie. Niemand had begin dit jaar verwacht dat wij reeds in juni een gedetailleerd akkoord zouden hebben over de vorm en inhoud van een nieuw verdrag. U herinnert zich nog dat eerder dit jaar achttien landen die "ja" hadden gezegd samen kwamen. Toen was het idee dat landen als Frankrijk en Nederland konden omgaan. Dat was toen het speelveld. De heer Ten Broeke heeft heel duidelijk geschetst hoe in betrekkelijk korte tijd het hele perspectief is veranderd. Niets van de grondwet van toen. Niets over een miniverdrag. Het is gewoon een wijzigingsverdrag geworden. Dat is de laatste maanden tot stand gekomen. Het was een van de inzetten van Nederland.

Nederland kan verder omdat er echt heel iets anders ligt dan de grondwet. Er is recht gedaan aan de opvattingen over Europa die bij een groot deel van de bevolking leven en die in Nederland zo duidelijk tot uitdrukking kwamen op 1 juni 2005. Europa kan ook verder omdat het zich concentreert op de zaken die wij ook echt samen moet oplossen. Wij hebben spelregels afgesproken waarmee wij als unie van 27 landen slagvaardiger kunnen zijn. Wij hebben daarmee het democratisch gehalte verhoogd. Er stond veel op het spel. Daarom is het zo waardevol dat landen met zeer uiteenlopende vertrekpunten elkaar hebben kunnen vinden in een beter verdrag met afspraken die ervoor zorgen dat wij kunnen doen wat mensen van ons verwachten.

Dat mensen echt iets van Europa verwachten, blijkt uit het laatstgehouden onderzoek. 77% van de Nederlanders zegt volmondig dat onze toekomst in Europa ligt. Nergens anders in Europa is de steun zo groot.

Maar wij kennen ook allemaal de voorgeschiedenis met de zorgen over de richting waarin men de Unie zich zag ontwikkelen en de vragen over de reikwijdte van de Unie. Op deze vragen hebben wij nu heldere antwoorden. Daaraan hebben wij de afgelopen twee jaar keihard gewerkt. Als het sluitstuk daarvan hebben wij tijdens de Europese Raad voor een beter verdrag moeten knokken.

De concrete punten die de afgelopen jaren zijn bereikt, zijn bekend. Het betreft zaken als het proces van minder en betere regelgeving. Daarmee zijn wij al tijdens ons voorzitterschap begonnen. De zaak wordt ter hand genomen door de Europese Commissie. Dan is er het punt van meer openbaarheid, meer transparantie. Er moet prioriteit worden gegeven aan zaken als klimaat, energie en veiligheid. In de brief met Tony Blair hebben wij vorig jaar onder andere aangeduid welke conclusies wij tijdens de maartbijeenkomst van de Europese Raad hebben getrokken. Wij hebben het in dit verband ook over tastbare resultaten voor de burger, zoals de afspraken over goedkoper mobiel bellen in het buitenland. En wij hebben het over een rechtvaardiger begroting. De excessieve betalingspositie van Nederland is gecorrigeerd. Wij betalen een miljard minder. Al deze zaken zijn de afgelopen jaren naar voren gekomen als antwoord op de zorgen van de burger.

Dankzij het goede resultaat van de Europese Raad kunnen wij daaraan het nodige toevoegen. Ik noem de belangrijkste punten die samenhangen met de resultaten van de afgelopen Europese Raad. Verschillende leden hebben ons complimenten gegeven, waarvoor onze dank. Het is een samenspel geweest tussen de leden van het kabinet, de adviseurs en het parlement. Het kabinet heeft zeker profijt gehad van de opmerkingen die hier zijn gemaakt. Ik herinner aan het debat van vorige week waarin duidelijk de ijkpunten en de parameters naar voren zijn gekomen. De boodschap van de Kamer was helder. Het had te maken met een wijzigingsverdrag en met de rol van de nationale parlementen. Ik hoef het niet te herhalen. Wij zijn nu een week verder en wij kunnen terugkijken op wat er is bereikt.

Het is een gewoon wijzigingsverdrag, gericht op concrete verbeteringen. De constitutionele idee dat alle bestaande verdragen door één grondwet worden vervangen, is losgelaten. Het nieuwe verdrag kent ook geen zaken meer die de associatie met een staat oproepen. De bepaling over het primaat van het EU-recht is geschrapt. De invoering van de Europese wet en de Europese kaderwet is geschrapt, net als de titel minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie en het artikel over de Europese symbolen. Ook zal de volledige tekst van het Handvest Grondrechten niet in het verdrag worden opgenomen, wel komt er een goede juridisch bindende verwijzing.

Wat er nu ligt, is geen grondwet. Dat is niet slechts een vormkwestie. Het is geen cosmetica, zoals sommigen zeggen. Er is afscheid genomen van een grondwet met alle daaraan verbonden aspecten. Dát is hier aan de orde. Het is een wijzigingsverdrag dat iets zegt over het karakter van waarmee wij bezig zijn. Het plaatst de verhoudingen tussen Unie en lidstaten in het juiste perspectief. De vorm is hier inhoud. Wij hebben een gewoon verdrag zonder pretenties maar mét ambities.

De heer Van Bommel (SP):

Ik begrijp wel waarom de minister-president op dit punt zo fel is. Er zijn hierover kennelijk afspraken gemaakt in de coalitie. Ik verwijs naar de afspraak om geen parlementair onderzoek te doen naar Irak. Dat is de belangrijkste afspraak die gemaakt is, maar die stond niet in het regeerakkoord.

Ik vraag de minister-president om op dit punt duidelijke taal te spreken. Heeft u afspraken gemaakt over een eventueel referendum? Heeft u afspraken gemaakt die inhouden dat de Raad van State het antwoord op die vraag zal geven? Die suggestie wordt hier wel gewekt als u zo de nadrukkelijk stelt dat het in uw ogen geen grondwet meer is en geen grondwettelijk karakter meer heeft. Er zijn nogal wat hoogleraren die daar anders over denken.

Minister Balkenende:

Op het vraagstuk over het referendum wilde ik ingaan aan het eind van mijn betoog.

De voorzitter:

Dan wachten wij daarop.

Minister Balkenende:

Het is mij vorige week ook opgevallen dat bijna niemand het heeft gehad over de inhoud, maar dat steeds die vraag naar voren kwam. Ik wil hierin duidelijk zijn. Wat was de opdracht aan de regering? Kom met een resultaat thuis dat recht doet aan het feit dat wij echt iets anders willen dan een grondwet. Ik heb een aantal elementen genoemd: vorm, inhoud en karakter. Ik ga vervolgens toelichten wat daarin is veranderd. Daarna kom ik bij vraag: Hoe dan verder?

Ik begrijp de vraag van de heer Van Bommel, maar ik wilde die vraag pas aan het eind van mijn betoog beantwoorden, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat u daarmee akkoord?

De heer Van Bommel (SP):

Nee, voorzitter, ik vind dat obstructie van het recht om een interruptie te plaatsen. Op die manier ben ik natuurlijk snel door mijn interrupties heen.

De voorzitter:

Nee, dat is geen obstructie. De minister-president kondigt aan dat hij op een ander moment daarop terugkomt. Als u erop staat het antwoord nu te krijgen, weet ik zeker dat de minister-president u dat nu gaat geven.

Minister Balkenende:

Nee.

De voorzitter:

Jawel, natuurlijk wel.

Minister Balkenende:

Nee, voorzitter, ik heb iets gezegd over het karakter van de debatten die wij vorige week hebben gehad.

De voorzitter:

Wij gaan niet ingewikkeld doen, u haalt dat stukje gewoon naar voren.

Minister Balkenende:

Dat doe ik niet, voorzitter. Ik vind dat ik het recht heb om eerst te vertellen waarom dit anders is en om de veranderingen aan te geven. Vervolgens kom ik bij de vraag terecht wat dit betekent.

De voorzitter:

U haalt een beetje door de war hoe het hier gaat. U geeft de volgorde van uw betoog aan. Voor de heer Van Bommel is het op dit moment relevant om antwoord op zijn vraag te krijgen. Wij kunnen ons allemaal afvragen of dat niet kan wachten, maar de heer Bommel staat op dat antwoord. Het lijkt mij dat u dat antwoord nu moet geven.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Met het coalitieakkoord hebben wij over de mogelijkheid van een referendum een heel heldere afspraak gemaakt. De eerste opdracht was: werken aan een verdrag dat naar vorm, inhoud en presentatie anders is dan de grondwet. De tweede betrof de bepalingen over diensten van algemeen belang. Voor het beantwoorden van de vraag hoe wij verder het proces doorlopen, is bepaald dat wij eerst advies aan de Raad van State vragen en vervolgens ons standpunt bepalen. Dat is het enige wat aan de orde is geweest.

De heer Van Bommel (SP):

Op de vraag hoe verder moet worden gehandeld met besluitvorming over dit verdrag zal de Raad van State antwoord geven, maar welke is afspraak is gemaakt over het vervolg van het proces? Is daarbij gesproken over het referendum? Gaat de Raad van State advies geven en zeggen of er wel of niet een referendum komt? Is die afspraak in het regeerakkoord gemaakt?

Minister Balkenende:

Ik kan niet meer melden dan wat er in het coalitieakkoord staat. Ik wijs erop dat wij begin dit jaar spraken over de vraag wat er zou gebeuren met de verdragen van de Unie. Toen wij bezig waren met de kabinetsformatie wisten wij helemaal niet dat er een wijzigingsverdrag zou komen. Ik heb aangegeven dat begin dit jaar, toen wij de onderhandelingen voerden, de hele context totaal anders was dan nu. Is het dan gek dat je in die omstandigheden zegt: dit is de bepaling voor het raadplegen van de Raad van State? Hoe wij dat doen en welke vragen wij dan zullen voorleggen, zullen wij nog bekijken. Dat is nu nog niet aan de orde.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Kennelijk wordt mijn vraag niet begrepen. Mijn vraag is: zijn fracties die deel uitmaken van de coalitiepartijen vrij in het bepalen van hun standpunt en kunnen zij ongeacht het advies van de Raad van State instemmen met het houden van een referendum?

Minister Balkenende:

Maar ik heb toch antwoord gegeven. U wilt suggereren dat er een geheime afspraak is die aangeeft wat er zal gebeuren. Die afspraak is er niet. Wat in het coalitieakkoord staat, is de afspraak. That's all.

Voorzitter. De heer Van Bommel heeft opmerkingen gemaakt over de karakteristiek van deze wijziging. Gelet op de typering die hij geeft, ben ik het volstrekt niet met hem eens. Ik hoef niet te herhalen wat de heer Ten Broeke heeft gezegd. Hij heeft scherp aangeduid wat het karakter is van datgene wat vorige week is afgesproken. Dus ik sluit mij aan bij wat hij heeft gezegd.

Mevrouw Wiegman vroeg zich af of het verdrag niet ingewikkeld is geworden. Het is waar, je hebt artikelen, voetnoten, protocollen en verklaringen. Ik wijs erop dat dit de consequentie is van het feit dat je niet meer kiest voor een grondwettelijk verdrag of voor een grondwet. Natuurlijk, twee jaar geleden hadden wij het over één document met heel veel artikelen, waarmee tal van zaken werden samengevat. Nu hebben wij echter gekozen voor een wijzigingsverdrag. Deze vorm is daarvan het gevolg.

Mevrouw Wiegman en de heer Van der Staaij hebben een opmerking gemaakt over de preambule. Op pagina 16 van de conclusies staat onder punt 6 de opmerking dat de bepaling die destijds gold, zal worden overgenomen. Er wordt niet gesproken over de joods-christelijke traditie. De enige zinsnede die zal worden overgenomen, luidt: geïnspireerd door culturele, religieuze en humanistische tradities van Europa. Dat is het enige. Voor het overige geldt dat de preambule destijds een andere betekenis had. Het karakter daarvan was toen heel anders. Ook de aanleiding voor het opstellen ervan was anders. Ik herinner in dit verband aan het werk van de conventie en aan de inbreng van Giscard d'Estaing. Er was het beeld van een grondwet. Daarbij speelde de preambule een rol. Daarom was die anders dan hetgeen wij nu hebben. Nu hebben wij het over een wijzigingsverdrag. Ik heb net gezegd dat het niet alleen een kwestie is van die paar symbolen. Er is veel meer aan de orde. De juridische instrumenten worden benoemd. Tal van zaken hebben een ander karakter gekregen en het is goed om dat te markeren. Hiermee heb ik iets gezegd over de vorm. Daarmee heb ik ook iets gezegd over de inhoud, want het verhaal is veranderd.

Een ander punt dat wij naar voren hebben gebracht naar aanleiding van de wens van de Kamer, betreft de rol van de nationale parlementen. De rol van de nationale parlementen wordt groter. Zij krijgen voor het eerst erkenning als entiteit binnen de structuren van de Europese Unie. Concreet krijgen de parlementen niet alleen langer de tijd om te beoordelen of een voorstel een zaak is van de EU of van de lidstaten, zij krijgen ook een sterkere mogelijkheid om het principe van subsidiariteit te bewaken. Als dat principe in het geding is, kunnen de leden van deze Kamer samen met hun collega's in andere lidstaten voorkomen dat de trein gewoon doorrijdt. Er komt een extra procedure voor de situatie waarin minstens de helft van de nationale parlementen van oordeel is dat het beginsel van subsidiariteit bij een specifiek wetgevingsvoorstel niet goed wordt toegepast. Het ligt in de rede dat de Commissie in zo'n situatie besluit om het voorstel niet te handhaven. Mocht de Commissie dat wel willen doen, dan moet zij daarvoor de reden aangeven en het voorstel aan de Raad en het Europees Parlement voorleggen. Een kleine meerderheid in de Raad is dan voldoende om het oordeel van de nationale parlementen te bevestigen en het voorstel af te wijzen. Het is goed om hierbij stil te staan. Voor het eerst is de mogelijkheid geschapen dat een voorstel op basis van de subsidiariteitsvraag aan het begin van het wetgevingstraject ter zijde wordt geschoven. Daarmee garanderen wij dat Brussel geen dingen naar zich toe trekt die daar in de ogen van de nationale parlementen niet thuishoren. Dat vergroot de betrokkenheid van de nationale volksvertegenwoordigers. Dat is grote winst. Wij hebben ons hier dan ook bijzonder sterk voor gemaakt.

Toen ik zelf in het Europees Parlement was, heb ik dit punt ook naar voren gebracht. De Kamer kan zich voorstellen dat mij dat niet in dank is afgenomen. Ik kan ook verzekeren dat dit onderdeel in de besprekingen van afgelopen donderdag en vrijdag buitengewoon moeilijk lag. Wij stonden eigenlijk alleen. Ik ben dan ook buitengewoon blij dat dit eruit is gekomen. In de oorspronkelijke formule stond dat de Commissie in een bepaalde situatie een voorstel kon handhaven, kon aanpassen of kon terugtrekken. Door de Nederlandse inbreng is daar een vervolg op gekomen, namelijk dat de Commissie de behandeling ook kan staken. Ik vind dat duidelijk winst en het doet ook recht aan de opmerkingen die hier zijn gemaakt over versterking van de rol van de nationale parlementen.

Nederlanders maken zich zorgen over het proces van uitbreiding. Het boekje met de spelregels voor toetreding kennen zij al jaren. Dat zijn de Kopenhagencriteria, inclusief de aanscherping van de Europese Raad van december 2006. In de verdragen leken de spelregels echter niet te bestaan. Daarom hebben wij in het verdrag zeker gesteld dat rekening dient te worden gehouden met alle criteria die de Europese Raad heeft gesteld voor een land om te kunnen toetreden tot de Unie. Het accent komt nu meer op de toetsing van lidmaatschapsaanvragen door de Raad te liggen. Toepassing van de toetredingscriteria is stap één bij de politieke besluitvorming. Dit wordt nu vastgelegd in het verdrag. Ook dat is winst.

Ik hecht eraan om hier nog een opmerking over te maken. De heer Van Bommel en ik hebben soms een verschil van mening, maar vorige week had hij een goed punt. Hij zei dat de formulering niet zodanig mag zijn dat die een aanknopingspunt is voor juridische weging door bijvoorbeeld het Europese Hof van Justitie. Daar hebben wij rekening mee gehouden en de formulering doet er ook recht aan. Met collega's heb ik vastgesteld dat het een politieke weging is; dat is in het verdrag gemarkeerd. Het was niet gemakkelijk om hier overeenstemming over te bereiken, want dit onderwerp wordt verschillend geduid. Wij hebben gezegd: wij zijn niet tegen uitbreiding; wij willen niet dat er een argument is voor een rol van het Hof van Justitie, maar wij willen wel dat er sprake is van een geloofwaardig proces van uitbreiding, waarin criteria serieus worden genomen. Dat is de betekenis van de bepaling die er nu aan is toegevoegd op initiatief van Nederland.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik wil nog wat verduidelijking over de rode kaart, die inmiddels een oranje kaart is geworden, en de uitbreidingscriteria. U zegt dat u daar in het Europees Parlement al voor hebt gepleit, maar ik heb het verslag zo gelezen dat u toen nog pleitte voor een rode kaart waarbij de nationale parlementen wel degelijk het recht hadden om direct te verwerpen. Dat nu werd u niet door veel landen en trouwens ook niet door de Commissie in dank afgenomen, omdat dit de facto een initiatiefrecht zou geven aan de nationale parlementen. Als ik het goed begrijp, past een oranje kaart binnen het institutionele bouwwerk omdat het feitelijk geen initiatiefrecht bij de nationale parlementen neerlegt, maar als het ware een beroepsinstantie maakt van de Raad. Dat is precies wat wij vorige week hebben voorgesteld.

Waar het gaat om de Kopenhagencriteria, wil ik weten of ik het goed begrijp dat juist door te verwijzen naar de conclusies van de Raad ook het absorptie- of integratiecriterium meegewogen worden.

Minister Balkenende:

Bij het Europees Parlement heb ik niet het woord "rode kaart" in de mond genomen. Ik heb het daar gehad over versterking van de rol van nationale parlementen. U maakt hier terecht een punt. Dat is ook de reden geweest waarom ik woensdagmiddag, toen ik het debat eerder moest verlaten, contact heb gehad met de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso. Toen ik samen met de heer Timmermans bij hem was, hebben wij het erover gehad waar wij echt recht aan zouden moeten doen, als wij de rol van de nationale parlementen willen versterken. Zijn boodschap was: ik heb begrip voor de positie van Nederland, maar ik hecht aan het handhaven van de communautaire methode en de balans tussen Parlement, Raad en Commissie én het initiatiefrecht behoort bij de Commissie te liggen. In het Europees Parlement kwam naar voren – daar wordt heel anders aangekeken tegen de rol van het Parlement – dat de leden niet wilden dat dit ten koste zou gaan van het Europees Parlement. Dat waren dus de elementen die wij in ogenschouw moesten nemen toen wij het hadden over versterking van de rol van het Parlement. Ik heb tegen de voorzitter van de Commissie gezegd dat ik zijn punt van het initiatiefrecht van de Commissie respecteerde. Nederland is altijd een ondersteuner geweest van de Europese Commissie, juist omdat het EU-recht gehandhaafd dient te worden. Wij respecteren haar rol, maar binnen dat kader willen wij een oplossing vinden. Als je recht wilt doen aan de rol van de nationale parlementen, moet je aansluiting zoeken bij de instelling die er ook mee te maken heeft. En dat is de Raad, omdat daar regeringen in zitten die te maken hebben met hun parlement. Kortom, binnen die context heb ik de oplossing gevonden. Ik vind de uitkomst alleszins aanvaardbaar. Ik neem aan dat die ook u zult aanspreken.

De heer Ten Broeke (VVD):

Niet alleen spreekt mij die aan. Toen u de vorige week het debat wat haastig verliet om richting de heer Barroso te gaan, had u nog steeds een rode kaart in uw tas. Het was mede de VVD-fractie die u toen een oranje kaart suggereerde.

Minister Balkenende:

Ik heb zelf nooit over kleuren gesproken. U weet heel goed wat de inzet is geweest. Wij wilden een versterking van de rol van de nationale parlementen ten opzichte van wat bekend was, bijvoorbeeld ten aanzien van de bepaling die destijds in het grondwettelijk verdrag stond. Wat betreft die kleuren: je kunt nooit hebben dat één nationaal parlement alles tegenhoudt. Anders valt Europa stil en kun je er net zo goed mee stoppen. Het is uiteindelijk gelukt om genoemde versterking erdoor te krijgen. Dat betekent dat je in het voortraject de zaak al kunt blokkeren. Dat is toch iets wat wij hebben gewild. Dus ik ben ingenomen met het resultaat.

Dan een opmerking over de publieke diensten in relatie tot de interne markt. Wij hebben vastgelegd dat wij zelf verantwoordelijk zijn voor onze eigen publieke voorzieningen. De wijze waarop wij bijvoorbeeld onze gezondheidszorg of onze volkshuisvesting inrichten is een Nederlandse zaak zonder dat wij gaan tornen aan de interne markt. Wij mogen dit publiek verzorgen of volledig privaat laten doen of door middel van een mengvorm, een traditie in Nederland. Voor het eerst wordt dit in een protocol, dus in het primaire recht van de Unie, vastgelegd. De interne markt moet niet een bedreiging zijn voor de mogelijkheden die de lidstaten hebben om hun publieke diensten op de door hen gewenste wijze vorm te geven. Dat is de boodschap van dit protocol. En daar zijn wij zeer bij gebaat,.

De grenzen tussen wat wij in Europa doen en wat wij in Nederland doen, zijn beter afgebakend. De bevoegdheidsverdeling, al een stuk verbeterd in het grondwettelijk verdrag, is verder aangescherpt. Verder zijn potentiële lekken gedicht. Bijvoorbeeld op een voor Nederland belangrijk terrein zoals familierecht, komt er pas Europees beleid met meerderheidsbesluitvorming als alle lidstaten inclusief de parlementen het daarmee eens zijn. Tegelijkertijd zal het verdrag duidelijker zijn over de vraagstukken die wij echt alleen samen kunnen oplossen. Belangrijke thema's, zoals het tegengaan van klimaatverandering, komen nu in het verdrag te staan. Daarmee onderstrepen wij dat de Unie een voortrekkersrol speelt op dat punt. Een aantal goede punten uit het grondwettelijk verdrag blijft overeind. Het gaat dan om meer openheid en meer democratie. Het Europees Parlement krijgt op veel meer terreinen medebeslissingsrecht. Dikwijls zijn dat terreinen waarop al wel bij meerderheid werd besloten maar waarbij het Europees Parlement de facto buiten spel stond, zoals landbouwwetgeving. Het gaat om maatregelen die ervoor zorgen dat de Unie slagvaardiger wordt. Denk aan de vaste voorzitter van de Europese Raad, de kleinere Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. Door de instelling van die functionaris komen diplomatie, handel en ontwikkelingssamenwerking in het buitenlands beleid van de Unie bij elkaar. Wij vinden dat een grote verbetering. Wij denken ook aan de invoering op termijn van de nieuwe stemregels in de Raad. De besluitvaardigheid zal er in belangrijke mate door toenemen. Verder komt er intensievere samenwerking om grensoverschrijdende problemen op te lossen, waarbij met meerderheidsbesluitvorming gewerkt gaat worden. Denk daarbij aan zaken zoals criminaliteit en terrorisme. Dat is ook echt nodig. Wij mogen niet toelaten dat internationaal opererende criminelen in de Europese Unie tussen de mazen door glippen.

Een krachtige gezamenlijke aanpak is van groot belang. Het gaat bij meerderheidsbesluitvorming altijd om zorgvuldig geselecteerde terreinen. Dat gaat gepaard met een duidelijker bevoegdheidsverdeling en de introductie van een noodremprocedure. Voor bijvoorbeeld bepaalde strafrechtonderdelen – ik noem het Nederlands drugsbeleid – is er een noodremprocedure waarbij een lidstaat een belangrijke zaak kan voorleggen aan de Europese Raad die met unanimiteit besluit. Daar kunnen wij dus altijd ons veto uitspreken, ook met dit verdrag. Op een aantal cruciale punten gaan wij niet over tot meerderheidsbesluitvorming, bijvoorbeeld de meerjarenbegroting, het buitenlands beleid, defensie, vredesmissies en essentiële onderdelen van het belastingbeleid en de sociale zekerheid. Wat dat betreft trekken wij de lijn uit het verleden door. Europa is opgebouwd met kleine stapjes. Ook het nieuwe verdrag past in dit kader. Het is in vergelijking tot eerdere wijzigingsverdragen zoals die van Amsterdam en Maastricht, op zichzelf een bescheiden stap vooruit, zij het wel een belangrijke die nodig is om het democratisch en slagvaardig functioneren van de uitgebreide Europese Unie mogelijk te maken. Ik benadruk graag dat het belangrijk is dat de communautaire methode de kern van het besluitvormingsproces is en blijft. Deze methode heeft Europa en in het bijzonder Nederland welvaart gebracht. Die methode heeft de Europese samenwerking al vanaf het begin gekenmerkt en die hebben wij nu meer dan ooit nodig voor de bestrijding van criminaliteit en terrorisme, voor het energiebeleid en een effectieve aanpak van de klimaatverandering.

De heer Van Bommel heeft opgemerkt dat er nooit is gepreludeerd op de QMV. Ik herinner hem aan de brief van 19 maart jongstleden en citeer daaruit: "De in het regeerakkoord geïdentificeerde grensoverschrijdende beleidsterreinen waarop ten opzichte van de bestaande situatie meer Europese samenwerking nodig is, zijn onder andere energiebeleid, grensoverschrijdende milieuproblemen, klimaatverandering, asiel- en migratiebeleid, concurrentiekracht van de Europese economieën, bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit en extern beleid. Het is van belang om op die terreinen de besluitvaardigheid te verbeteren ten opzichte van de bestaande verdragen." Dat betekent dat er op die terreinen op een andere manier besluiten zullen worden genomen. Dat is relevant voor het vraagstuk dat betrekking heeft op meerderheidsbesluitvorming of het vetorecht.

De heer Van Bommel heeft een opmerking gemaakt over het draagvlak.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

De minister-president heeft zojuist terreinen genoemd waarvoor geldt dat versterkte samenwerking wenselijk is. Ik heb daarnaar expliciet gevraagd. Beantwoordt de minister-president die vraag, of doet de staatssecretaris dat?

Minister Balkenende:

Dat zal de staatssecretaris doen.

De heer Van Bommel stelde dat het opheffen van veto's het draagvlak voor Europa zou kunnen verkleinen of wegnemen. Naar mijn idee is er draagvlak voor Europese samenwerking. Daarbij komt dat op geselecteerde terreinen meerderheidsbesluitvorming nodig is, soms met de waarborg van een noodrem. Wetgeving wordt vaak slechter van het unanimiteitsvereiste. Dat leidt ertoe dat iedereen aan boord wordt gehaald door allerlei afzwakkingen en uitzonderingen. Daarmee wordt ook geen draagvlak gecreëerd. De staatssecretaris zal ingaan op tal van afzonderlijke elementen die betrekking hebben op het draagvlak. Er is in zekere zin sprake van een spiegelbeeld. Ten aanzien van sommige onderdelen behouden wij het vetorecht. Ik noem het belastingstelsel, de sociale zekerheid en het pensioen. Het laatste punt is regelmatig genoemd en er is ook nog gewezen op de opstelling van minister Donner. Ik heb de vorige keer ook gezegd dat er een tussencategorie is waarvoor geldt dat er sprake is van uitbreiding van meerderheidsbesluitvorming. Dat zijn de terreinen waarop op Europees niveau effectiever moet worden gehandeld.

De heer Van Bommel (SP):

Het lastige van dit debat is dat de minister-president op hoofdlijnen antwoordt en dat de staatssecretaris ingaat op de details. Ik loop dus het risico dat ik een vraag stel die op het bordje van de staatssecretaris ligt. Toch probeer ik het, omdat het punt van de meerderheidsbesluitvorming nu nadrukkelijk wordt gemaakt en ik word aangesproken.

Ik noem de meerderheidsbesluitvorming over justitiële zaken en ik doel in het bijzonder op het strafrecht. De lidstaat houdt daarbij natuurlijk de mogelijkheid om de noodremprocedure te gebruiken. Dan komt het terug bij de Raad waar besluiten worden genomen op basis van unanimiteit. Dan zijn wij weer volop aan zet. Is de veranderde procedure wel wenselijk? Toenmalig minister Donner van Justitie heeft indertijd over de harmonisatie van het strafrecht gezegd dat dat met betrekking tot internationale en grensoverschrijdende criminaliteit eenonevenredig grote invloed uitoefent op het functioneren van het strafrechtsysteem van de lidstaten. Daarin had hij uiteraard volledig gelijk. Slechts 10% van de delicten heeft immers een internationaal karakter. Is er wel een dergelijk grotesk middel nodig als 90% van de delicten een nationaal probleem is?

Minister Balkenende:

Zojuist is een voorbeeld genoemd van een verdachte die in Nederland een moord had gepleegd en die in een ander land was opgepakt. Dat was een goed voorbeeld van wat Europese samenwerking kan omvatten. Wat zouden de consequenties zijn als wij alles konden tegenhouden? Het voorstel is dat er in meerderheid wordt besloten over asielzaken, migratie, Europol en Eurojust. Naar mijn oordeel is dat winst, omdat wij te maken hebben met zaken die naar hun aard internationaal zijn. Verder zijn er nog de waarborgen, zoals de noodremprocedure. Het is dus geen zwart-witverhaal. De essentie is dat wie meer veiligheid in Europa wil, niet kan toestaan dat het laatste land alles tegenhoudt.

De heer Van Bommel (SP):

Het is jammer dat ik de vraag aan de minister-president heb gesteld. Die komt immers met een voorbeeld dat voor dit verdrag al geregeld was. De aanhouding van verdachten in een ander land is los van dit verdrag geregeld. Het voorbeeld dat hij overneemt van de heer Ten Broeke heeft dus niets te maken met dit verdrag. De minister-president geeft het vetorecht weg voor een zwakker instrument. Hij doet dat bij een probleem dat slechts 10% van het strafrecht betreft, terwijl de andere 90% over nationale zaken gaat. Toenmalig minister van Justitie Donner heeft daar toen op gewezen. Die was daarop tegen. Om die reden hebben de Britten op dit punt een "opting-out" gekregen.

Minister Balkenende:

Ik zie dat anders. Op een aantal onderdelen moeten wij erkennen dat de werkelijkheid steeds meer internationaal wordt. Er is dus reden om zaken internationaal aan te pakken. De boodschap van de heer Van Bommel is zeer tegen meerderheidsbesluitvorming gericht. In het vorige debat heb ik al gezegd dat het verhaal van de heer Van Bommel niet terecht is. Het is geen zwartwitverhaal van: nu veto en straks QMV. Het is nu QMV en veto. Dat is straks ook het geval, maar het deel dat in aanmerking komt voor QMV neemt toe. Als wij zaken van internationaal karakter allemaal onderwerpen aan het veto, is de vraag wat daarvan de consequentie is. Ik heb de afgelopen jaren heel veel onderhandelingen meegemaakt in Europa. Het is de vraag wat de burger eraan heeft als wij ons elke keer bij zaken die te maken hebben met internationale aspecten laten leiden door de laatste remmer. De burger mag verwachten dat er dingen gebeuren bij zorg voor milieu of bij veiligheid. Bij problemen zoals hoe de grote rivieren en de zee schoon te houden, hebben wij elkaar nodig. Als wij de landen bij die onderwerpen hun veto laten houden, weet ik wat er zal gebeuren. Er komen dan oneigenlijke onderhandelingen die geen recht doen aan de oplossing van naar hun aard internationale vraagstukken.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb dit onderwerp in eerste termijn aangekaart. Ik zie de politiële en justitiële zaken het liefst nationaal geregeld. Waarom is daarbij niet de weg van verbetering van intergouvernementele samenwerking gekozen? Is er voldoende afbakening van welke onderwerpen nationaal en internationaal worden geregeld?

Minister Balkenende:

Dit gaat wat verder dan ik mijzelf heb voorgenomen. Ik wil slechts een algemene benadering geven van QMV en vetorecht. Nu gaat het over wat het exact omvat, de noodremprocedure, welke onderdelen van de JBZ ervoor in aanmerking komen en wat de consequenties zijn. Dat behandelt de staatssecretaris.

De heer Van der Staaij (SGP):

In hoeverre is het inleveren van veto's vergelijkbaar met wat in het grondwettelijk verdrag is voorgesteld? Zie ik het goed dat veel voorstellen die worden gedaan, lijken op de bevoegdheidsoverdracht in het grondwettelijk verdrag?

Minister Balkenende:

Daarin heeft de heer Van der Staaij gelijk. Ook in het grondwettelijk verdrag was sprake van een zekere overgang van onderdelen van veto naar QMV. Daar is ook alle aanleiding voor. Dat punt zal terugkomen. Ik weet dat er verschillend over wordt gedacht. Wij staan hier echter achter. De vraag is hoe zaken van internationaal karakter zo goed mogelijk aan te pakken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Deze discussie is inderdaad eerder gevoerd. Mij valt op dat bij de laatste remmer blijkbaar gauw aan een andere lidstaat wordt gedacht. Er kunnen echter gerechtvaardigde belangen zijn van Nederland, bijvoorbeeld bij het probleem van schoon water. Door onze specifieke ligging kunnen wij het gevaar lopen onevenredig te worden gedupeerd door bepaalde maatregelen. Een zorgpunt blijft dat Nederland op dat soort terreinen, die nu niet allemaal te overzien zijn, onevenredig flink last kan krijgen van Europese maatregelen.

Minister Balkenende:

Dat kan natuurlijk ook op een heel andere manier. Het onevenredig treffen van een land door bepaalde maatregelen is regelmatig aan de orde. Het is meer dan eens gebeurd dat een collega heeft gevraagd om begrip. Los van de formele bepalingen wordt daar niet zomaar aan voorbij gegaan. Verder wijs ik op wat nu wordt voorgesteld. Wat u zelf hebt voorgesteld ten aanzien van de versterking van de rol van nationale parlementen is daarbij behulpzaam. Ook bekijken wij inmiddels in een vroeg stadium wat de consequenties van een voorstel zijn. Misschien was een fout in het verleden dat helemaal niet zo goed werd nagedacht over de exacte consequenties van een besluit. Als die op een gegeven moment duidelijk werden, dan wachtten wij met de invoering daarvan. Het is beter om er vroeg bij te zijn. Dat is een kwestie van contacten die er behoren te zijn met de Europese Commissie in het voortraject, als de Commissie bezig is met het doen van voorstellen. Op dat moment moet op eventuele ongerijmdheden worden gewezen.

Er zijn dus tal van instrumenten om dit soort posities te markeren. Ik begrijp het punt dat u maakt zeer wel: er moet worden gekeken naar de waarborgen. Daar staat evenwel tegenover dat als elk land bij internationale onderwerpen voorstellen zouden kunnen blokkeren om hun moverende redenen, er grote risico's ontstaan. Op het punt van het milieu en de CO2-doelstelling zullen resultaten in Europees verband moeten worden bereikt. De situatie van de verschillende lidstaten hierin is niet gelijk. Om die reden wordt bij de implementatie gekeken naar de situatie in de verschillende landen. Er wordt gewerkt met een zekere marge; dat is met elkaar afgesproken. Er kan dus niet worden gezegd dat er geen oog is voor de afzonderlijke situaties van landen. Als het echter mogelijk wordt om zaken die echt grensoverschrijdend zijn te blokkeren, dan is het zeer de vraag of internationale oplossingen voor internationale vraagstukken te bereiken zijn. Om die reden vind ik het gerechtvaardigd om op bepaalde onderdelen over te stappen van veto naar meerderheidsbesluitvorming, inclusief de waarborgen die daarbij zitten.

De heer De Roon (PVV):

Is de premier het met mij eens dat met elk punt waarop een vetorecht wordt ingeleverd en met elke nieuwe bemoeienis van Europa met onderwerpen waarop geen vetorecht bestaat, een stukje soevereiniteit wordt ingeleverd?

Minister Balkenende:

Daar ben ik het helemaal niet mee eens. Er wordt helemaal geen soevereiniteit ingeleverd. Wij zijn er toch zelf bij? Wij kunnen het toch zeggen als wij het niet willen? Natuurlijk had ik deze zaak kunnen blokkeren en als straks een meerderheid in het parlement zegt dat ik het niet had mogen doen, dan gaat het niet door. Dan wordt er niet geratificeerd. Het punt van de soevereiniteit wordt ook bepaald door de opvattingen die wij met elkaar hebben als kabinet en parlement over de vraag hoe zaken worden opgelost. Uw boodschap is vrij simpel: gewoon overal veto's en alles kunnen blokkeren. Ik vind echter dat nationale soevereiniteit ook betekent dat er oog is voor de vraag hoe internationale vraagstukken kunnen worden aangepakt. Ik wil niet in de situatie komen dat elk land alles kan blokkeren. Dat staat op het spel. Ik heb daarbij ook oog voor de komende generaties. Er wordt van ons verwacht dat wij zaken aanpakken. De strijd tegen het terrorisme en de zorg voor het milieu zijn belangrijke onderwerpen die op een goede manier moeten worden aangepakt. De stelling dat soevereiniteit wordt weggegeven, doet geen recht aan het aanpakken van zaken met een internationaal karakter.

De heer De Roon (PVV):

Wij krijgen nu een heel verhaal te horen, maar als er straks op verschillende terreinen concrete voorstellen komen uit Brussel, hebben wij geen soevereiniteit meer. Dan kunnen wij worden overspoeld door beslissingen waar wij het pertinent niet mee eens zijn. Wij leveren daarmee toch soevereiniteit in, zij het op termijn?

Minister Balkenende:

Ik zie dat echt anders. Als uw benadering wordt gevolgd, is het risico groot dat Europa gewoon tot stilstand komt. Het gaat nog niet eens zozeer om Europa als entiteit. Het gaat om een gemeenschap van volkeren dat zaken wil aanpakken. Ik ga even terug in de geschiedenis van Europa. Waarom was er een wens om Europa tot stand te brengen? Dat was om op te komen voor het welzijn van mensen en om een eenheid in de markt tot stand te brengen. Om die reden is besloten om samen te opereren. Als lidstaten die vrije mededinging frustreren, dan moet het mogelijk zijn om in te grijpen. Dat heeft ons sterker gemaakt. Hoe hebben wij niet geprofiteerd van de Europese eenwording? Bij het aanpakken van de grensoverschrijdende milieuproblematiek hebben wij elkaar nodig. De Unie van de 27 is niet meer de Unie van de zes van destijds. Op bepaalde onderdelen houden wij de veto's gewoon overeind. Ik heb de voorbeelden genoemd; dat zijn er heel wat. Er zijn ook onderwerpen waarbij je je moet afvragen wat het belang van lidstaten is om de zaken zelf aan te pakken. Ik geloof in deze benadering en ik denk dat zij nodig is. Ik wil namelijk een geloofwaardige Europese Unie, maar met behoud van de elementen die onze inzet vormden: de rol van nationale parlementen, de waarborgen in de besluitvorming en de transparantie.

De heer De Roon (PVV):

Ik heb een heel verhaal gehoord van de minister-president over het tot stilstand komen van Europa. De afgelopen jaren is daarvan trouwens nog niet veel gebleken, maar dat terzijde. Ik heb hem in zijn betoog niet horen ontkennen dat wij met wat er nu te gebeuren staat, op termijn in concrete gevallen wel onze soevereiniteit kwijtraken.

Minister Balkenende:

Dit is niet de methode van werken. De heer Van Roon zegt dat ik soevereiniteit inlever, maar dat is helemaal niet aan de orde. Hij beleeft dat zo. Zelfs op vlakken waar nu meerderheidsbesluitvorming is – dat is op een flink aantal terreinen al het geval – zou hij gewoon vetorecht willen. Ook wil hij dat het Europees Parlement wordt afgeschaft. Zijn fractie heeft eigenlijk helemaal niets met Europa. Dat is dus een heel andere keuze. De heer De Roon denkt gewoon totaal anders dan ik. Als ik naar ons land met zijn externe en open oriëntatie kijk, wil ik liever voluit meedoen met Europa en kritisch zijn waar het nodig is, dan de zaak blokkeren en remmen. Dat is wel de consequentie van de benadering van de heer De Roon. Ik kies echt voor een ander Europa.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik begrijp dat Nederland in de woorden van de premier goede redenen heeft om versterkte samenwerking te willen en daarvoor soms zelfs het veto op te geven. Desalniettemin begrijp ik de definitie van soevereiniteit niet die de premier zojuist gaf. Als ik hem goed begrepen heb, definieerde hij soevereiniteit als een subjectieve ervaring van collega De Roon of van mij. Soevereiniteit, los van de redenen waarom je haar houdt of opgeeft, gaat toch gewoon om de exclusiviteit van het nemen van besluiten over onderwerpen die een land zich voorbehoudt of juist weggeeft?

Minister Balkenende:

Wij zijn er toch zelf bij? Wij zijn er toch bij als wij spreken over veto's en meerderheidsbesluitvorming? Wanneer er voorstellen liggen van de Europese Commissie, bespreken wij die hier en in Europa. Dat hoort allemaal bij die soevereiniteit. Als wij het hebben over het vaststellen van een verdrag tot wijziging van de bestaande verdragen, zijn wij er zelf bij. Soevereiniteit omvat ook dat je erkent dat sommige zaken een karakter hebben dat boven de verschillende lidstaten uitstijgt zodat er misschien op een andere manier over moet worden besloten. Dat is de reden geweest om destijds mee te doen met de Europese Economische Gemeenschap, om maar eens een voorbeeldje te noemen. Dat is niet een kwestie van prijsgeven van soevereiniteit, maar van een invulling geven aan soevereiniteit daar waar het internationale contacten betreft.

Voorzitter. Ik wil nog een ander punt aanstippen. In de publiciteit rondom de Europese Raad is de nodige ophef ontstaan over het vermeende schrappen van het belang van eerlijke mededinging. De heer Ten Broeke heeft in dit kader een aantal harde bewoordingen gebruikt. Vrije en eerlijke mededinging is cruciaal voor de interne markt; daaraan is inhoudelijk niets veranderd. Vrije concurrentie is een belangrijk middel om onze gemeenschappelijke doelen te bereiken, zoals een interne markt, evenwichtige groei en volledige werkgelegenheid. Het mededingingsbeleid en de bevoegdheden van de Commissie ter zake zijn stevig verankerd in het verdrag. Dat is zo en dat blijft zo. De vraag die sommigen stelden – niet in de laatste plaats Frankrijk, waar dit een belangrijke kwestie was – was echter of de vrije mededinging anders dan tot nu toe als een doelstelling moest worden opgenomen in het verdrag. Besloten is om dit niet te doen en de zaken te laten zoals zij zijn vastgelegd in het huidige verdrag: wel een middel, geen doel op zich. Ik denk dat dit juist is. Omdat hier echter duidelijk een andere redactie werd gekozen dan het grondwettelijk verdrag, was er kans op misverstanden. Daarom werd er een protocol toegevoegd om iedere verkeerde interpretatie uit te sluiten. Ik benadruk dat ook de Commissie instemt met deze aanpak. Ik kan de heer Ten Broeke dus geruststellen, want de Europese markt is niet in gevaar. Integendeel: de Europese markt komt er met dit verdrag zelfs sterker uit. De heer Ten Broeke vroeg vervolgens waar je dat dan aan ziet. Ik wijs op artikel 87 van het EG-verdrag, waarin "vrij en onvervalst" staat en dat maatregelen die de mededinging vervalsen onverenigbaar zijn met de interne markt. Artikel 4 van het EG-verdrag is de grondzuil van het economisch beleid. Ik citeer maar weer: dat wordt gevoerd met inachtneming van het beginsel van een openmarkteconomie en vrije mededinging. Op pagina 24 van de conclusie van de Europese Raad wordt dit principe volledig gemarkeerd.

De vraag van de heer Ten Broeke "wat heeft de premier gedaan?" triggert mij natuurlijk. Ik heb begrepen dat hij regelmatig contact heeft gehad met mevrouw Kroes. Die vrijdag heb ik direct contact opgenomen met mevrouw Kroes. Ik kreeg toen van haar te horen dat de heer Prodi met een voorstel zou komen. Daarin heb ik de heer Prodi ondersteund. Toen de zaak aan de orde kwam, heb ik aangegeven dat ik totaal niet wens te tornen aan het element van vrije concurrentie en mededinging. Dat is een wezenskenmerk van Europa. Het hoeft van mij geen doel te zijn, want het is een instrument. Daar gaat het echter niet om. Het gaat erom dat de Europese Commissie het werk kan doen en dat dit principe volstrekt overeind blijft. Toen deed het volgende zich voor. De voorzitter van de Europese Commissie zei: ik vind het akkoord dat deze woorden hier worden geschrapt, maar dan wil ik wel een verklaring hebben om nog eens aan te geven hoe die eerlijke en vrije mededinging in elkaar steekt. Hij zei dat het al een keer of dertien wordt genoemd in het Verdrag en dat het dus niet nodig is om dat nog een keer te doen. Toen heb ik voorgesteld om het niet in de vorm van een verklaring, maar in die van een protocol te gieten. Waarom deed ik dat? Voor de rechtsvorming heeft een protocol een hogere status dan een verklaring.

Ik heb mij buitengewoon actief in die discussie geweerd. Ik heb continu contact gehad met de Commissaris. Het was opvallend dat dit punt in de Angelsaksische media vrijdagmiddag geweldig werd opgeblazen. Binnen 24 uur was die discussie echter weg. Kortom: er is eerlijk gezegd niets aan de orde. Ik kan mij op basis van de publiciteit wel voorstellen dat de heer Ten Broeke die indruk kreeg, maar ik hoop dat ik die zorg hiermee kan wegnemen. Dat is namelijk niet aan de orde, want er verandert niets aan de rol van de Commissie. Het feit dat ik nog verder ben gegaan dan de voorzitter van de Europese Commissie in het debat, zou de heer Ten Broeke toch ook te denken moeten geven.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ken al die artikelen, ik weet dat ze zijn blijven staan en ik weet ook die dertien plekken te vinden. Uw redenering kan ik ook nog wel volgen. Ik heb ook begrepen dat u zich heeft ingespannen om in elk geval dat protocol er nog aan vast gehecht te krijgen. Ik heb in mijn termijn echter proberen te verwoorden dat mijn probleem is dat vrij en onvervalst misschien niet in de doelstellingen staat, maar dat dit ondertussen wel degelijk materieel onderdeel uitmaakt van uitspraken van toezichthouders die in Europa toezicht moeten houden op markten. Daarmee kan er wel degelijk geknaagd worden in de interpretatie. Wat in de Angelsaksische pers heeft gestaan, is wel degelijk terug te vinden in andere pers. Dat debat lijkt mij nog lang niet verstomd. Daarop heb ik gewezen en als de premier wil, kan ik daar ook nog wel citaten bij halen.

Minister Balkenende:

Als zo'n discussie naar voren komt op basis van een inbreng van de Franse president en als de voorzitter van de Europese Commissie, die eigenlijk een eerste verantwoordelijkheid heeft om toe te zien op naleving van de regels, zegt dat er geen sprake is van verandering van het juridische criterium of de rol van de Commissie, want het gaat om die twee zaken, dan is het natuurlijk de vraag of dit nu zo dramatisch is. In overleg met de voorzitter van de Commissie heb ik toen gezegd dat ik wil dat dit zwaarder wordt gemarkeerd op grond van een protocol. In de juridische vormgeving is daarmee echter niets, maar dan ook niets veranderd. Het feit dat die discussie vrijdag in het Verenigd Koninkrijk geweldig werd opgeblazen, maar binnen 24 uur weg was, betekent dat er een lading aan werd gegeven die niet klopt. Ik kan mij dat wel voorstellen, want in die publiciteit werd net gedaan of werd getornd aan dit principe. Maar dat is helemaal niet aan de orde. Toen kwam de vraag aan de orde of vrije mededinging een middel of een doel is. Daarover kun je van mening verschillen, maar het gaat om de vraag wat het juridische kader en wat de rol van de Commissie is. Daar is niets, maar dan ook niets aan veranderd.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik kan mij nog wel voorstellen dat de voorzitter van de Commissie daar zo op heeft gereageerd, want hij wilde ook gewoon een goed verdrag. Dat mevrouw Kroes uiteindelijk heeft aangegeven dat er op een aantal plekken in het verdrag niets is veranderd en dat zij haar takenpakket niet direct beperkt zag, kan ik mij ook voorstellen. Zo kennen wij haar: een fighting spirit. Maar wij staan hier voor de taak om ervoor te zorgen dat het Franse model van staatssteun in Europa de komende 50 jaar niet aan populariteit wint. Daar staan wij hier voor en daarvoor hebt u waarschijnlijk zelf die inspanning voor dat protocol nodig geacht. Ik vind het wenselijk dat wij daar de hand aan houden. Ik ben er nog lang niet van overtuigd dat dit recht overeind blijft. U bent dat kennelijk ook niet, want u hebt er nog vrij lang over moeten discussiëren.

Minister Balkenende:

Dat is waar. De lunch op vrijdagmiddag was voornamelijk gewijd aan dit onderwerp. Daarom zat ik daar geharnast in. Ik ben net als u van oordeel dat juist deze principes recht overeind moeten blijven. Het zou een stap terug zijn als allerlei staatsinterventies mogelijk zouden zijn. Dat kan dus ook niet. Dat heb ik ook duidelijk aangegeven. Ik heb mij ingezet voor een protocol om het juridisch kader niet in het gedrang te brengen en om te voorkomen dat een soort defensieve situatie zou ontstaan. Het kan best zijn dat sommigen op grond hiervan denken dat eraan wordt getornd. Dat is helemaal niet aan de orde. Ik snap wel dat sommigen vinden dat het een politieke betekenis of uitstraling heeft. De vraag is echter wat de Europese Commissie doet en hoe het juridische kader eruit ziet. Daar is 0,0 aan veranderd.

De afgelopen jaren is af en toe behoorlijk getornd aan het Stabiliteits- en Groeipact. Nederland heeft gezegd dat de criteria overeind moeten worden gehouden, zowel voor de korte als voor de lange termijn. Dat hangt ook samen met de wijze waarop de pensioenstelsels worden gefinancierd op de lange termijn, zeker de omslagstelsels. Ten aanzien van de uitbreidingscriteria, heeft Nederland gezegd dat de uitbreiding een geloofwaardig proces moet zijn. Ik hecht dus zeer aan de herkenbaarheid en de betrouwbaarheid van het proces, of het nu gaat om de principes van vrije mededinging, het stabiliteitspact of de uitbreidingscriteria. Daar heb ik mij de afgelopen jaren ook voor ingezet.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

U zingt nu lof over de deugden van vrije mededinging en onvervalste concurrentie, dat is duidelijk. Het Hof van Justitie heeft onlangs tegen Nederland gezegd dat het roetfilter niet verplicht mag worden gesteld omdat dit inbreuk maakt op de vrije mededinging. Dat ligt gedeeltelijk aan Nederland zelf. Er is te weinig aan de vervuiling met fijn stof gedaan. Toen Nederland hier echter wel iets aan wilde doen, mocht dat niet. Vindt u dat wenselijk? U hebt net zo de lof gezongen over de interne markt, maar u lijdt ook onder deze uitspraak van het Europees Hof van Justitie waaruit blijkt dat de interne markt soms botst met hogere waarden die voorrang moeten krijgen.

Een ander voorbeeld betreft het dierenwelzijn. De interne markt is goed bewaakt met het protocol in het nieuwe Europese verdrag. In het mandaat voor het nieuwe verdrag zijn echter ook de horizontale bepalingen uit deel 3 van het Europese verdrag overgenomen. Daarin staan voor het eerst bepalingen waarin dieren als meer dan alleen als productiemiddelen worden aangemerkt. Er staat echter ook dat wat betreft dierenwelzijn een uitzondering mag worden gemaakt voor de bescherming van godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed. Het probleem is dat Nederland op grond hiervan bijvoorbeeld de import van Franse ganzenlever niet mag verbieden vanwege de productiewijze daarvan. Vindt u op grond van deze voorbeelden niet dat de interne markt niet alleen maar moet worden bezongen, maar dat deze ook af en toe moet worden beteugeld?

Minister Balkenende:

Dit is een onderstreping van het betoog dat ik eerder heb gehouden om thema's als de strijd tegen klimaatverandering of energie veel beter te verankeren in Europa, zo nodig met meerderheidsbesluitvorming. Ik zie natuurlijk ook wel dat er soms sprake is van conflicterende belangen. Wij hebben net gesproken over diensten van algemeen belang. Wij hebben gekozen voor dit protocol omdat wij een goede markering willen hebben van zaken waar de lidstaten zelf over gaan, zoals pensioenfondsen, woningcorporaties en het stelsel van gezondheidszorg. Wij willen dat de nationale overheid en het parlement daar zeggenschap over hebben.

Wij hebben dus gezegd dat wij behoefte hebben aan een verduidelijking van wat de interne markt omvat en van waar de grenzen ervan liggen. Dat is gebeurd met betrekking tot de diensten van algemeen belang. Wij moeten ook het debat aangaan over het verband tussen vrije mededinging en dingen die te maken hebben met zorg voor het milieu. Dit kan ook zaken raken als de wijze waarop met zelfregulering wordt omgegaan in Europa. Ik moet zeggen dat ik liever gehad dat er een andere uitspraak was. Het maakt alleen maar duidelijk dat wij op Europees niveau goed moeten aangeven waar wij met elkaar vooruit moeten. Ik vind het dan heel terecht dat er gezegd wordt dat het principe van de vrije mededinging ook in verband gezien moet worden met een doel zoals de zorg voor het milieu. Laten wij dat debat maar met elkaar aangaan.

Dit betekent wel dat er een juridische titel nodig is om er iets mee te kunnen doen. Zo heb ik meer dan eens contact gehad met de Europees commissaris over de vraag hoe het een zich verhoudt ten opzichte van het ander. Ik ben zelf gepromoveerd op het onderwerp overheidsregelgeving en maatschappelijke organisaties. Daarbij kwam ook de vraag aan de orde wat de vrijheid is, ook op nationale schaal, om maatschappelijke organisaties een vrije ruimte te geven. Wat is dus de ruimte voor zelfregulering in relatie tot het Europees recht? Dit is een heel fundamentele vraag. Ik zeg dan: vrije mededinging is absoluut nodig in de economie, de interne markt. Er zijn echter ook andere elementen die net zo goed gewogen moeten worden. Ik noem het vraagstuk van soevereiniteit van lidstaten. Daarbij moet men ook oog hebben voor dit soort aspecten. Met andere woorden: ik ga graag het debat met de Kamer aan over de vraag hoe het een zich verhoudt ten opzichte van het ander. Dit onderstreept alleen maar dat wij oog hebben voor de werking van de interne markt, alsook voor de maatschappelijke doelen die wij gezamenlijk in Europa nastreven. Daarom was ik ook zo gelukkig met de conclusies die in maart getrokken werden.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik ben ook ontzettend geïnteresseerd in die belangenafweging. Inderdaad zijn er situaties waar het botst. In zo'n situatie betekent het heel veel dat concurrentie als een doel is verdwenen uit het verdrag. Daarin zijn nog wel doelen opgenomen, zoals milieubescherming en duurzaamheid. Het is dan meer het verdwijnen dan wat u zojuist zei.

Minister Balkenende:

Daarom verwacht ik ook uw steun voor het verdrag. Thema's zoals energie en klimaat moeten daarin een plaats krijgen. Dat is ook gebeurd. Bovendien heb ik gesproken over de wijze waarop je omgaat met uitbreidingscriteria. Dit is weliswaar een heel ander onderwerp, maar daarbij is het punt wel dat je moet uitkijken hoe je iets in regelgeving opneemt. Als je vindt dat dit een politieke weging is en geen rechterlijke toetsing, moet de formulering ook zodanig in de verdragen zijn dat het zichtbaar wordt dat het een politieke weging is en geen juridisch criterium dat voor de rechter afgedwongen kan worden. Hetzelfde geldt voor milieuvraagstukken. Je zult met elkaar van gedachten moeten wisselen over wat je wel en niet wilt. Dit is weer relevant voor de uitspraken van een rechter.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wellicht loop ik wat op de zaken vooruit door te informeren naar de beantwoording van mijn vraag in hoeverre de handhaving van de interne markt ons ruimte laat voor het instellen van ethische criteria, bijvoorbeeld voor foie gras. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris hier nog op ingaat. Kan de relevante vraag die mevrouw Peters zojuist stelde, ook worden gerelateerd aan het handhaven van het Verdrag van Amsterdam, waarin deze bepalingen opgenomen zijn?

Minister Balkenende:

De staatssecretaris neemt deze vraag voor zijn rekening.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil nog wat dieper ingaan op de Nederlandse woningcorporaties. Wanneer worden die met het onderhavige protocol als economisch gezien en wanneer als niet-economisch en van algemeen belang? Het lijkt mij van belang dat u voor een goed begrip daarbij even stil staat.

Minister Balkenende:

Wij hebben afgesproken dat de staatssecretaris ook daarop ingaat. Ik kan nu alvast zeggen dat er een verschil is tussen de zaken die te maken hebben met de sociale taak van woningcorporaties, dus de rol die zij hebben in het kader van verhuur van woningen aan groepen die het nodig hebben, en andere activiteiten. Het is dan anders. Er moet dus onderscheid gemaakt worden in de functie die precies verricht worden.

De voorzitter:

Kan de minister-president aangeven hoeveel tijd hij nog nodig heeft voor zijn antwoord?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik ben bijna klaar. Ik ben toe aan de afrondende opmerkingen.

Afspraken maken met z'n zevenentwintigen is per definitie een kwestie van geven en nemen. Het was voor iedereen duidelijk wat wij wilden bereiken, rekening houdend met de opvattingen van de Nederlandse bevolking. Daar zijn anderen ons in tegemoet gekomen, ook de fervente voorstanders van de grondwet. Een aantal landen had de grondwet omarmd. Het was voor die landen bijzonder moeilijk om daarvan afstand te doen. Voor het feit dat zij daartoe toch bereid waren, past dank. Dat wil ik hier ook graag hebben uitgesproken. Sommige van die landen zijn echt over hun eigen schaduw heen gesprongen. Ik denk dat dit mogelijk was, omdat wij het over de kern steeds met elkaar eens waren. Een nieuw verdrag is nodig voor slagvaardigheid en democratie; wij willen allemaal vooruit met Europa. Ik ben van mening dat dit mogelijk was omdat wij het over de kern steeds eens waren. Een nieuw verdrag is nodig voor slagvaardigheid en democratie. Wij willen allemaal vooruit met Europa. Ik meen dat wij de vurige discussies tijdens de top niet moeten dramatiseren. Grote Europese discussies gaan altijd gepaard met spektakel. Het laat zien dat er wat op het spel staat. Ik wil hierbij wel opmerken dat ik er de voorkeur aan geef om de discussie niet te belasten met bilaterale problemen of historische erfenissen. Over dit laatste nog het volgende. Allen zijn in Europa bereid geweest om de geschiedenis onder ogen te zien en de verantwoordelijkheden te onderkennen. Vermenging met de actuele discussie helpt niemand verder. Wezenskenmerk van de Europese Unie is dat wij de tegenstellingen uit het verleden overkomen door het ontwikkelen van een gezamenlijke toekomstvisie. Het is mijn hoop dat dit eerste verdrag na de grote uitbreidingsronde in dit opzicht zijn waarde zal bewijzen.

Met dit akkoord zetten Nederland en Europa een belangrijke stap vooruit. Dankzij het specifieke en precieze karakter van dit mandaat zal een korte, technische IGC kunnen volstaan. Die kan waarschijnlijk al in oktober worden afgerond. Daarmee komt ondertekening in december van dit jaar binnen handbereik.

Met dit resultaat en met de praktische zaken die de afgelopen twee jaar zijn bereikt, is naar mijn mening recht gedaan aan de zorgen van de Nederlandse bevolking die rond het referendum naar voren zijn gekomen.

De heer Pechtold (D66):

Ik had nog een aantal vragen gesteld, onder andere of het al of niet een rijkswet wordt. Uit de reactie van de minister-president begrijp ik dat de staatssecretaris deze vraag zal beantwoorden. Ik heb de minister-president gevraagd zijn positie ten aanzien van de vlag toe te lichten. Dat was serieus. Het gaat mij niet alleen om de speldjes maar ook om de vraag hoe wij met de vlag om kunnen gaan. Dat betreft protocollen en dergelijke zaken. Ik zou graag hebben dat hij daarop ingaat. Ik heb een vraag gesteld over de grondrechten en het verraderlijke voetnootje daarover. Uit de reactie van de minister-president begrijp ik dat de staatssecretaris ook daarop zal ingaan. Naast de vraag over de vlag en het protocol daarvoor die voor de minister-president resteert, wil ik hem nog een vraag stellen.

Ik heb de afgelopen weken soms het gevoel gekregen dat wij in een groep zaten met landen zoals Polen, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk die, wanneer wordt gesproken over twee snelheden in Europa, een beetje terug hangen. Ik zou ervoor willen waken om te praten over twee snelheden. Is het de ambitie van de minister-president om, wanneer dit toch gebeurt, vanaf dit moment weer in de kopgroep van Europa te gaan zitten? Hij heeft onlangs initiatieven genomen ten aanzien van het klimaat. Mag ik verwachten dat wij, nu wij deze zaak achter ons hebben gelaten, onze partners niet zoeken onder de landen die op de rem staan, zoals dit weekeinde het geval bleek te zijn voor Polen, maar onder de landen die vooruit willen met Europa? Ik hoop dat mijn stelling dat het glas half vol is vanavond door de minister-president kan worden onderschreven.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De karakterisering die de heer Pechtold geeft van de contacten en de inzet van de Nederlandse regering in de afgelopen maanden is naar mijn mening niet juist. Ik heb vorig jaar al tegen mevrouw Merkel, de huidige voorzitter, gezegd dat ik niet wil dat blokvorming optreedt. Mijn boodschap bij de eerste Europese Raad na het nee van Nederland en Frankrijk is geweest dat wij dit niet moesten beschouwen als een zaak van twee landen, maar gezamenlijk naar een oplossing moesten werken. Ik heb dat gezegd omdat in België het parlement weliswaar ja heeft gezegd, maar je geen garantie hebt dat het ook een ja zou zijn geweest wanneer daar een referendum zou zijn gehouden. Hetzelfde geldt voor Duitsland en andere landen. Ik heb steeds gezegd dat wij samen aan een oplossing moesten werken.

Het is natuurlijk juist dat ik contacten heb gehad met Tony Blair. Ik ben naar Londen gegaan. Maar ik was ook in Spanje, een land dat in een referendum "ja" heeft gezegd. Ik had contact met de heer Juncker, in wiens land in een referendum een duidelijk "ja" had opgeleverd. Ik heb voortdurend overleg gevoerd met het Duitse voorzitterschap en daarin gezegd dat wij met alle landen tot een oplossing moesten komen.

Ik ben blij dat wij een weg hebben gewezen die het mogelijk heeft gemaakt om er uit te komen. Dat is mede de verdienste van de inbreng van dit parlement en van onze inzet. Aan het begin van het jaar leek het alsof achttien landen zeiden dat de twee andere landen om moesten gaan. Ik heb altijd het gevoel gehad dat dit geen weg was die tot succes zou leiden. De boodschap van Nederland, ook van de staatssecretaris en de minister van Buitenlandse Zaken, is steeds geweest dat naar onze opvatting de weg van een wijzigingsverdrag de snelste weg was om datgene te doen wat nodig was om uit de impasse te komen. Dan ben je niet reddend bezig, maar ben je bezig om een bijdrage te leveren aan de toekomst van Europa en wil je antwoorden geven op de gevoelde afstand van burgers tot de instellingen van de Unie. Ik meen dat het op onze weg ligt om vooruitgang te willen boeken en om hiermee verder te willen gaan. Dat zal ik doen. Ik heb steeds, ook na het referendum, gezegd dat onze toekomst in Europa ligt. Maar niet kritiekloos. Ik ben blij dat ik de afgelopen jaren antwoord heb kunnen geven op de zorgen die door het Nederlandse volk naar voren zijn gebracht. Dat geldt ook voor het afgelopen weekeinde. Het zou een mooie afronding zijn van deze eerste termijn als de heer Pechtold ons daarin zou kunnen steunen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik heb al gesteld dat ik, als het tot een campagne zou komen, naast de minister-president zal staan. Dat heb ik eerder gedaan. Dat was niet zo'n succes. Ik ben blij, want ik hoor tussen de regels door ambitie en daar gaat het mij om. Het siert de minister-president dat hij probeert ook de achterhoede mee te nemen en zelfs een achterhoede die helemaal niets wil.

Er wordt heel lacherig gedaan over de vlag. Is de minister-president bereid om rond de Staat van de Unie te komen met een Nederlands protocol over hoe daarmee om te gaan? Ik vind dat belangrijk en overweeg hierover een motie in te dienen. Die vlag hangt bijna bij elk hotel in Den Haag. Ik vind dat wij iets moeten doen om het symbool zichtbaar te maken. Het staat op onze nummerborden, wij moeten er wat mee. Ik verwacht inzet van het kabinet op dit punt.

Minister Balkenende:

Ik ben een voorstander van deze symbolen. Je kunt niet zonder symbolen. Waarom hebben organisaties en instellingen een logo? Om iets zichtbaar te maken! Zo hebben wij het logo van de Unie: het blauwe embleem met 12 gouden sterren. Afgelopen maandagavond had ik een werkdiner met alle ambassadeurs van de Europese Unie en toen heb ik het symbool gedragen om nog eens aan te geven dat er niets tegen symbolen is. Als wij echter een wijzigingsverdrag willen en niet het beeld willen geven van staatsvorming, moet je dat soort dingen niet verankeren in een verdrag.

De symbolen kunnen gewoon gebruikt worden, hoe meer hoe liever wat mij betreft. De vraag is alleen of dat tot een protocol moet leiden. Ik zal nagaan hoe de afspraken zijn. Met een protocol worden dingen opgelegd. Ik vind het mooi als een hotel die vlag uithangt of als een Kamerlid zoals u, mijnheer Pechtold, ineens zo'n speldje draagt. Dat is leuk. U vroeg mij, dat ook te doen. Ik heb overwogen het te dragen, maar als u het gaat vragen... Nee, dat moeten wij niet doen.

Toen ik in het Europees Parlement was, werd er gezegd dat ik alleen die twee symbolen weg wilde hebben en dat dat het was. Dat is natuurlijk niet zo. Ik ben blij dat de uitkomsten van de Europese Raad hebben aangegeven dat Nederland een constructieve partner is en dat het ons om veel meer gaat dan die paar symbolen. Er is veel meer aan de orde. Waar het kan, moeten die symbolen gewoon gebruikt worden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb nog een vraag openstaan over de criteria van Kopenhagen. Die zijn niet meer als zodanig genoemd, maar er wordt wel verwezen naar eerdere besluitvorming in de Raad. Dat is een goed idee. Zit daar het absorptiecriterium bij of niet? Dat is namelijk ook in de vertaling van het "nee"van belang.

Minister Balkenende:

Absorptie is geen criterium maar een overweging, zoals u weet. Dat is vorig jaar december zo bepaald en die besluitvorming staat nog vierkant overeind.

De heer Ormel (CDA):

Vorige week is onder andere besloten dat de Europese Unie in permanente dialoog moet gaan met de burgers van de Europese Unie. Wij allen zullen in permanente dialoog moeten gaan met de Nederlandse burger. De CDA-fractie is van plan daarin een actieve rol te spelen. Wat kan zij van de regering verwachten?

Minister Balkenende:

Ik begin met een verwijzing naar de afgelopen paar jaren. Er zijn focusgroepen geweest, er heeft onderzoek plaatsgevonden, wij zijn het land ingegaan. Dat is allemaal gebeurd. De afgelopen tijd is de staatssecretaris heel vaak het land in geweest om met mensen te spreken. Het was ook onderdeel van de honderd dagen. Tijdens bezoeken aan scholen bijvoorbeeld vraag je hoe men tegen Europa aankijkt en wat men nodig acht. Het is een permanent proces en dat gaat langs talrijke kanalen. Het is een kwestie van hoe je een verhaal houdt, van meedoen aan debatten, van afleggen van werkbezoeken, et cetera. Het is een breed scala. Het is nodig. Laten wij op een goede en reële manier over Europa spreken. Als er kritiek is, moet daaraan aandacht worden besteed. Als mensen boos zijn over bepaalde ontwikkelingen, krijgen zij antwoord. Als het nodig is, trekken wij aan de bel. Wij geven ook flink tegengas als er onzin wordt beweerd over Europa. Zo staan wij hierin.

Minister Verhagen:

Mevrouw de voorzitter. Het signaal dat de Nederlandse burger afgaf, was dat Europa te ver voor de troepen was uitgelopen en dat er een pas op de plaats gemaakt moest worden. Niet door een nationale koers te varen, zoals door sommigen werd voorgestaan, maar door het Europese project kritisch tegen het licht te houden: dit alles in de vaste overtuiging dat ons land zich niet kan permitteren om zich afzijdig te houden van Europese samenwerking. Daarentegen vragen de uitdagingen waarmee wij te maken krijgen als gevolg van de globalisering om een grensoverschrijdende aanpak en om een grensoverschrijdende oplossing. Europa is belangrijk voor Nederland, voor onze banen, voor ons milieu en voor onze veiligheid.

Tijdens de voorbereiding van de Europese Raad van afgelopen weekend heeft de regering haar inzet voor de verdragsdiscussie met deze Kamer gedeeld. Vorige week hebben wij over die inzet hier een debat gehad. De inzet was de Kamer dus bekend. Om die te verwezenlijken hebben wij de afgelopen maanden voor en achter de schermen hard gewerkt. Dat was niet gemakkelijk. Iedereen wist van te voren dat het niet gemakkelijk zou zijn om onze inzet te realiseren. Tegenover de twee landen die nee gezegd hadden, Nederland en Frankrijk, stonden achttien lidstaten die het grondwettelijk verdrag wel geratificeerd hadden. Daarmee heb je rekening te houden. Je staat niet alleen, ook niet in Europa.

Het gesloten compromis is een compromis waarmee Europa verder kan en het grootste deel ervan is door onze onderhandelingsinzet gerealiseerd. Dat is terug te vinden in het mandaat voor de komende intergouvernementele conferentie. Op twee elementen zal ik nader ingaan.

Allereerst zal ik dan iets zeggen over de rol van de nationale parlementen bij het toetsen van de subsidiariteit. Zoals de Kamer weet heb ik mij de afgelopen maanden persoonlijk ingezet voor versterking van die rol. Tijdens de Schmelzerlezing heb ik in reactie op de inbreng van premier Juncker van Luxemburg heel nadrukkelijk geopperd om de rol van de nationale parlementen te versterken. Ik heb ook de mogelijkheid geopperd om de Raad nadrukkelijker te betrekken bij dit proces indien een groot deel van de nationale parlementen van mening zou zijn dat vanwege de subsidiariteit Europa zich met een bepaald voorstel niet zou moeten bezighouden. Ik heb dat ook gedaan met de stellige overtuiging dat het draagvlak voor Europa alleen kan worden vergroot als het Europese wetgevingsproces aanzienlijk wordt gedemocratiseerd.

Zoals u weet voorzag de tekst van het oorspronkelijke grondwettelijke verdrag in de mogelijkheid van het geven van een gele kaart. Als een derde van de nationale parlementen van mening was dat vanwege het subsidiariteitsbeginsel Europa zich niet met een bepaald voorstel zou moeten bezighouden, zou de Europese Commissie het voorstel opnieuw in overweging moeten nemen. Dat was een stap in de goede richting, maar naar het oordeel van de Nederlandse regering ging die niet ver genoeg. De nationale parlementen en de mensen die zij vertegenwoordigen konden naar onze mening veel nauwer worden betrokken bij de Europese besluitvorming. Nu is bepaald dat naast de gele kaart – die krijgt in het nieuwe verdrag ook een plaats – een zwaardere procedure wordt geïntroduceerd. Als namelijk de meerderheid van de nationale parlementen van mening is dat Brussel zich niet met een bepaald voorstel moet bemoeien, moet het voorstel door de Commissie doorverwezen worden naar de Europese Raad. Als in die Raad de meerderheid van de lidstaten de nationale parlementen gelijk geeft, is het voorstel van tafel. Dat geldt ook als het Europese Parlement de helft van de nationale parlementen gelijk geeft. Ook dan is het voorstel van tafel. Hiermee wordt dus zeer nadrukkelijk de rol van de nationale parlementen bij het Europese wetgevingsproces groter. Dit is niet alleen vanuit democratisch oogpunt een belangrijke verbetering. Ik denk in dit verband ook aan de dialoog waarover de heer Ormel sprak. Dan zeg ik dat dit een van de elementen is die van belang zijn. De Tweede Kamer wordt namelijk niet alleen in een vroegtijdig stadium bij het proces betrokken, maar zij kan ook haar burgers vertegenwoordigen in het Europese besluitvormingsproces. Dat is pure winst. Dit zal de legitimiteit en de steun voor Europese besluiten vergroten. Dit past geheel bij de voorstellen die ik eerder gedaan heb en die de heer Ten Broeke in dit parlement heeft verwoord. Met dit resultaat zijn wij dan ook tevreden.

Ik wil vervolgens enkele opmerkingen maken over het buitenlands beleid van de Europese Unie. Duidelijk is dat brede overeenstemming bestaat over de noodzaak en over het belang van het versterken van de manier waarop de Europese Unie extern optreedt en extern beleid ontwikkelt en uitvoert. Duidelijk is ook dat voor een land als Nederland geldt dat het meer invloed in de wereld kan uitoefenen als zijn opvattingen worden vervlochten met de Europese buitenlandse betrekkingen en met het Europees buitenlands beleid. Gezamenlijk kan Europa veel meer dan wanneer de 27 lidstaten apart opereren. Als wij werkelijk invloed willen uitoefenen op verbetering van de mensenrechten in de rest van wereld en als wij invloed willen hebben op Iran – wij kunnen hier mooie debatten voeren over hoe om te gaan met een land als Iran – dan moeten wij niet alleen optreden. Als wij dat doen, kunnen wij geen of nauwelijks invloed uitoefenen. De vuist die de 27 lidstaten samen kunnen maken om in internationale fora hun beleid kracht bij te zetten of om, daar waar dat nodig is, politiek tegenwicht te bieden, is vele malen groter dan wanneer de lidstaten allemaal voor zich blijven optreden.

Om die reden is het goed dat de Unie al sinds het Verdrag van Amsterdam beschikt over de figuur van Javier Solana, de Hoge Vertegenwoordiger. In de acht jaar dat die figuur bestaat, is het externe beleid van de Europese Unie op zichzelf verbeterd en meer zichtbaar geworden, maar het kan beter. Nu is afgesproken om een stap verder te gaan. De huidige Hoge Vertegenwoordiger van de EU wordt straks de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands beleid en veiligheidsbeleid. Die functionaris zal vaste voorzitter zijn van de Raad Externe Betrekkingen en hij zal tegelijkertijd vicevoorzitter van de Commissie zijn. Op die manier worden het buitenlands beleid, instrumenten en middelen bij elkaar gebracht en op elkaar afgestemd. Dat zal de coherentie en de slagkracht van het buitenlands beleid versterken en vergroten.

Dat betekent niet dat de lidstaten hun zeggenschap verliezen. Zij blijven verantwoordelijk voor hun defensiebeleid en voor bijvoorbeeld beslissingen over de inzet van militairen in vredesoperaties. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zal in het nieuwe verdrag worden vastgesteld en uitgevoerd door de Europese Raad en de Raad Externe Betrekkingen die in de regel met eenparigheid van stemmen besluiten. Er komt dus geen gemeenschappelijk buitenlands beleid door middel van meerderheidsbesluitvorming, QMV, die het nationale beleid zou harmoniseren.

Dus wat blijft, is datgene wat wij nu al in Solana hebben. Hij vertegenwoordigt, versterkt, verbindt en verzekert de continuïteit. Wat wij niet krijgen, is een minister die in plaats van de nationale ministers treedt en de nationale inbreng in het externe beleid negeert. Wat wij wel krijgen, is meer coherentie tussen extern beleid van de Raad en de Europese Commissie en een betere aansluiting van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid op de communautaire middelen en instrumenten. Ik denk dat wij daarmee, omdat wij wel degelijk onze eigen stem hebben, meer invloed kunnen uitoefenen en dat wij tegelijkertijd onze gezamenlijke samenwerking meer efficiënt kunnen inzetten.

Ook ten aanzien van het buitenlands beleid kunnen wij zeggen dat de grondwet definitief van de baan is en dat aan het nee van het referendum recht is gedaan. Dat is een belangrijke uitkomst van de Europese Raad van verleden weekend. Nu is het zaak dat de gemaakte afspraken zo snel mogelijk worden uitgewerkt en dat het nieuwe verdrag in werking treedt. Immers, dan pas kunnen wij werkelijk met een efficiënter, democratischer Europese Unie onze schouders zetten onder een aantal urgente problemen, ook ten aanzien van het buitenlands beleid.

De heer Van Bommel (SP):

Kan de minister aangeven waarin het verschil zit tussen de oude minister van Buitenlandse Zaken uit het verworpen grondwettelijk verdrag en deze nieuwe Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Defensie?

Minister Verhagen:

Hij treedt duidelijk op namens de Raad. Alleen al door in de titel aan te geven dat hij geen minister van de Europese Unie is, is er om te beginnen al geen element dat zou kunnen bijdragen aan Europese staatsvorming. Wij hebben ons tegen het laatste verzet en u doet dat ook. Verder is er nadrukkelijk geen meerderheidsbesluitvorming beoogd, maar zal er op basis van besluitvorming in de Raad een beleid geformuleerd worden dat hij namens de Raad uitdraagt. Dus hij is een vertegenwoordiger van de Raad, maar hij heeft daarbij wel de financiële middelen die de Europese Commissie nu heeft.

De heer Van Bommel (SP):

Ik hoor helemaal geen verschil, behalve dan dat die figuur anders genoemd zal worden. De oude functionaris zou ook al optreden namens de Raad en er zou ook geen meerderheidsbesluitvorming plaatsvinden.

Minister Verhagen:

En het vetorecht waar u altijd zo zwaar aan hecht!

De heer Van Bommel (SP):

Het vetorecht was ook in het grondwettelijk verdrag niet opgeheven voor het buitenlands beleid. Het blijft allemaal hetzelfde. Ik herhaal dus mijn vraag...

Minister Verhagen:

Er was met betrekking tot de juiste afbakening in relatie tot de pijlers in het grondwettelijk verdrag voorzien dat de pijler van het buitenlandse beleid opgeheven zou worden. Welnu, die pijler van het buitenlands beleid blijft bestaan. Daarmee is duidelijk aangegeven wat der lidstaten is en wat des Europa is. Dat is een verschil ten opzichte van het grondwettelijk verdrag. Dat kunt u niet genoeg vinden, want u wilt misschien dat de Hoge Vertegenwoordiger niet tegelijkertijd lid is van de Europese Commissie. Wij vinden het een voordeel omdat het beleid en de financiële middelen bij elkaar gebracht worden zodat efficiënter kan worden opgetreden.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb inderdaad geen behoefte aan deze functionaris, omdat de lidstaten ook in de nieuwe situatie blijven gaan over hun buitenlands beleid. Als ze het niet eens worden over bijvoorbeeld Iran, iets wat nu al dreigt te gebeuren, dan zal zo'n functionaris volledig met lege handen staan. Dan moet Kissinger nog steeds 27 lidstaten bellen.

De voorzitter:

Dit is inmiddels wel uw volgende interruptie.

De heer Van Bommel (SP):

Straks maakt u er nog van dat het mijn tweede termijn is. Dan kan ik helemaal wel naar huis gaan.

De voorzitter:

Nee, ik ben net zo precies ten opzichte van u als ten opzichte van ieder ander. U gaat nu aan uw tweede vervolgvraag beginnen en dat is niet de bedoeling.

De heer Van Bommel (SP):

Ik stel toch mijn vraag en dan gaat u maar volgens uw eigen telling verder. De minister wil toch niet beweren dat het grondwettelijk verdrag ertoe geleid heeft dat het buitenlands beleid volledig onderworpen zou zijn aan meerderheidsbesluitvorming? Dat is in ieder geval niet hoe het geregeld was in het grondwettelijk verdrag. Op dat punt is het verschil dan ook niet waar te nemen.

Minister Verhagen:

Los van de benaming is het duidelijke verschil dat de pijlerstructuur ten aanzien van het buitenlands beleid gehandhaafd wordt en dat die in het grondwettelijk verdrag zou worden opgeheven. De vorige week hebben wij hier uitvoerig stilgestaan bij onze inzet op de top ten aanzien van dit onderdeel. Wij hebben datgene gerealiseerd wat wij daarover gezegd hebben. In deze Kamer heeft niemand van ons gevraagd om ten aanzien van het buitenlands en veiligheidsbeleid een andere inzet te kiezen, bij uitzondering van de heer Wilders. Zelfs bij motie is er geen verzoek op dit punt ingediend. Wij hebben dus gedaan wat wij de Kamer gezegd hebben. Dat hebben wij gerealiseerd. De inzet van de PVV is opheffing van het Europees Parlement en doen alsof heel Europa vanuit de Tweede Kamer bestierd kan worden. Wij hebben ons daar tegen verzet om de doodeenvoudige reden dat wij hier in het Nederlandse parlement niet namens de burgers van de andere lidstaten kunnen optreden.

Staatssecretaris Timmermans:

Mevrouw de voorzitter. De heer Van Bommel verdient vanavond niet de fair play cup. Na de brief van 19 maart van het kabinet heeft hij gezegd dat die brief hem als muziek in de oren klonk. Na afloop van de top, waarbij alle punten in die brief door het kabinet zijn gerealiseerd, deugt er in zijn ogen weer helemaal niets van. Voor het tijdens de wedstrijd verzetten van de doelpalen, krijg je van mij niet de fair play cup.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb in die vergadering niet eens het woord gevoerd. Ik heb die vergadering voorgezeten. Dus over fair play gesproken!

Staatssecretaris Timmermans:

Dan was het de heer Van Dijk.

De heer Van Bommel (SP):

Ik zat toen voor, dus ik weet heel goed wat de heer Van Dijk gezegd heeft. Hij heeft opmerkingen gemaakt over de meerderheidsbesluitvorming et cetera zoals ik die vanavond ook heb gemaakt. Als u over fair play begint, geeft u dan zelf het goede voorbeeld.

Staatssecretaris Timmermans:

De SP heeft gezegd dat de brief haar als muziek in de oren klonk. En nu deugt er niets meer van. Bij monde van de heer Van Bommel heeft de SP afgelopen zaterdag in het Financieele Dagblad gezegd: als de passage over de vrije en onvervalste concurrentie uit de doelstelling was geschrapt zou de SP voor het nieuwe verdrag zijn. Daar horen wij nu niets meer over. De SP heeft ons gevraagd om toe te zien op een aantal veto's, maar nu ineens hadden wij voor het Britse opt out moeten opteren. Daar hebben wij de SP vóór de Europese Raad nooit over gehoord. Dat bedoel ik met geen fair play. Dan bevalt mij de benadering van de PVV een stuk beter, want die geeft van tevoren en achteraf helder aan wat zij wil. Daar heb ik tenminste wat aan.

Ik geef nog een voorbeeld van geen fair play. Gemakkelijk zegt de heer Van Bommel dat dit Europa te weinig publieke steun krijgt. Ik geef een paar cijfers: 77% van de Nederlanders is voorstander van het EU-lidmaatschap. 88% van de Nederlanders wil gemeenschappelijke besluitvorming over terrorismebestrijding op Europees niveau. 64% van de Nederlanders is voorstander van gemeenschappelijke besluitvorming over criminaliteitsbestrijding op Europees niveau en 60% is voor gemeenschappelijke besluitvorming over energie op Europees niveau. Dat blijkt uit onderzoek. Hoeveel percentages wil de heer Van Bommel nog van mij horen? Het zou goed zijn als de heer Van Bommel zijn stellingen ook baseerde op cijfers en dat hij niet colporteerde met spookbeelden. Dan zou hij recht doen aan de positie die hij in het parlement heeft, namelijk het vervullen van de functie van woordvoerder van een grote fractie. De status van grote fractie brengt ook een grote verantwoordelijkheid met zich.

De heer Pechtold (D66):

70% van de Nederlandse bevolking wil een referendum.

Staatssecretaris Timmermans:

Het laatste percentage dat daarover is gegeven, is 51. Ik zou mij dus niet rijk rekenen als ik de heer Pechtold was.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ken de precieze cijfers niet, maar ik zou heel graag het onderzoek zien waaraan de staatssecretaris refereert. Mijn ervaring is namelijk dat met de vraagstelling bij mensen de suggestie wordt gewekt dat de zaken beter worden aangepakt. Dat blijkt de antwoorden nogal te kleuren. Ik doel bijvoorbeeld op de vraag of mensen voorstander zijn van een gezamenlijke aanpak van terrorisme.

Staatssecretaris Timmermans:

De bronnen zijn Eurobarometer 66 en 67. Dat zijn objectieve onderzoeksgegevens die de Kamer kan vinden. Zij kan ook naar de vraagstelling kijken. Mocht de Kamer daarover met mij van gedachten willen wisselen, dan doe ik dat graag.

De heer Van Bommel heeft zojuist gezegd dat de CO2-uitstoot een concreet probleem is. Hij vindt het heel erg als over de reductie van CO2 meerderheidsbesluitvorming plaatsvindt. De heer Van Bommel heeft een concreet probleem geschetst waaruit wij kunnen concluderen dat hij wil dat wij geen wegen meer mogen aanleggen en dat wij geen huizen meer mogen bouwen. De kwestie die hij aanhaalt, heeft geen betrekking op CO2 maar op fijn stof. Dat is dus een heel andere discussie. Voor CO2 geldt overigens dat dit kabinet de meeste ambities heeft. Dit kabinet wil meer dan de meeste andere lidstaten. Het heeft dan ook ongelooflijk veel last van besluitvorming bij unanimiteit. Dan kan de meest langzame immers alles blokkeren. Wij zouden onze doelstelling dan nooit behalen. Gelukkig is er geen sprake van besluitvorming bij unanimiteit ten aanzien van dit onderwerp. Wij hoeven ons dan ook geen zorgen te maken. Als de heer Van Bommel zijn zin zou krijgen, dan konden wij het milieu in Nederland wel vergeten.

Er is geen sprake van fair play als de heer Van Bommel op zijn weblog schrijft dat Nederland het vetorecht opgeeft op de terreinen energie en klimaat. Daarvoor geldt al dat er sprake is van meerderheidsbesluitvorming. Dat is niets nieuws. Misschien is het niet zo erg om de feiten eens te checken. Dat zou behoorlijk wat schelen.

Ik kom op het punt dat onder andere door de heer De Roon uitvoerig is belicht, namelijk het vetorecht. In Nederland dreigt het vetorecht mythische proporties aan te nemen. Als gebruik wordt gemaakt van het vetorecht is dat een bepaalde manier van besluiten. Indien wordt overgestapt van besluitvorming bij unanimiteit naar meerderheidsbesluitvorming, is er sprake van verandering van de wijze van besluitvorming. Dat houdt dus niet in dat de soevereiniteit wordt overgedragen. De bevoegdheidsverdeling staat in het verdrag. Daaruit blijkt duidelijk op welke terreinen de EU exclusief bevoegd is, op welke punten de EU bevoegdheden met de lidstaten deelt en op welke punten de EU niet bevoegd is en zij de lidstaten alleen mag ondersteunen. Op grond daarvan is het mogelijk om een soevereiniteitsverdeling te maken. Als de EU iets doet, verliezen wij onze soevereiniteit helemaal niet. Wij bundelen onze soevereiniteit met die van 26 andere landen en blijven deelnemen aan het besluitvormingsproces. Ook hebben wij invloed op het besluitvormingsproces. Het is dus niet juist als wordt gezegd dat wij iets naar Brussel brengen en dat wij het dan volledig kwijt zijn. Het enige echte verschil tussen unanimiteitsbesluitvorming en meerderheidsbesluitvorming is de wijze waarop besluiten tot stand komen. Bij meerderheidsbesluitvorming worden landen eerder gedwongen tot onderhandelen. Bij besluitvorming bij unanimiteit hebben landen de mogelijkheid om achterover te leunen. Dan komen zij er nooit uit, of landen worden geleidelijk aan afgekocht.

Vanavond is een paar keer gesproken over het beroemde geval waarin minister Donner terecht een veto uitsprak. Waarom deed hij dat? Bij de betreffende richtlijn heeft het voorzitterschap geprobeerd alle lidstaten te kopen. Er was immers unanimiteit nodig. Wat gebeurde er? Uiteindelijk waren alle lidstaten afgekocht en was de maatregel zodanig uitgekleed dat die materieel alleen op Nederland betrekking had. Dat is geen juist gebruik van Europese bevoegdheden. Dat zou nooit gebeurd zijn in geval van meerderheidsbesluitvorming. Dan was erover onderhandeld en was het afkopen van lidstaten niet mogelijk geweest. Ik verzoek dan ook om goed na te denken over het verschil tussen unanimiteit en meerderheidsbesluitvorming. Het is niet een kwestie dat wij nu iets tegen kunnen houden en dat wij straks geen invloed meer hebben. Het ligt een stuk genuanceerder. Ik zou het heel erg vinden als dit punt tot een nationale obsessie uitgroeit. In andere kleine lidstaten vindt men de Europese manier van besluitvorming juist de beste garantie om de belangen van kleine lidstaten tegenover de macht van de grote lidstaten te borgen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het bezwaar is dat in Europa de versterking van het parlement en de rol van de nationale lidstaten niet goed genoeg geregeld is om het middel van het veto in te leveren. Zolang het democratisch gehalte niet goed genoeg gegarandeerd is, kan de staatssecretaris toch niet anders dan het middel van het veto met verve verdedigen?

Staatssecretaris Timmermans:

Mevrouw Ouwehand komt bij "des Pudels Kern". Het belang van dit verdrag is immers dat de democratie wordt versterkt. Bij meerderheidsbesluitvorming gebeurt dat volgens de methode waarin het Europees Parlement als medewetgever het volle pond krijgt. De nationale parlementen oefenen via de Raad van ministers ook nog invloed uit. Bovendien wordt de rol van nationale parlementen zeer versterkt door het verdrag. De minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken hebben uitvoerig gesproken over de gele kaart en de kaart van "onbestemde" kleur. Daarnaast krijgt het nationale parlement op allerlei andere terreinen ook andere bevoegdheden.

Mevrouw Wiegman en anderen vroegen naar het familierecht. In dat recht was een overgang van unanimiteit naar meerderheidsbesluitvorming mogelijk als alle regeringen daarin toestemden. Op uitdrukkelijk verzoek van Nederland is eraan toegevoegd dat er een expliciet oké moet komen van alle nationale parlementen. De Kamer maakt dus geheel zelfstandig uit, buiten de regering om, of Europa bij het familierecht bij unanimiteit of bij meerderheid besluit. Dat is een forse toename van de macht van het nationale parlement. De Kamer krijgt nog een uitvoerige lijst van het kabinet met alle punten waarop de nationale en Europese democratie is versterkt. Meerderheidsbesluitvorming kan alleen als democratische controle is verzekerd. Op dat punt is de regering het volledig met mevrouw Ouwehand eens.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben het ermee eens dat de democratische controle wordt versterkt. Is die echter goed genoeg in de optiek van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Timmermans:

Bij de onderwerpen waar Europa bij meerderheid over besluit, is de democratische controle genoeg versterkt. De nationale democratische controle wordt immers ook versterkt. De gele en de andere kaart leiden er ook toe dat de Europese Commissie en andere Europese instellingen zich er veel meer bewust van zijn dat nationale parlementen de mogelijkheid hebben om de democratische controle gezamenlijk en ieder voor zich te versterken.

De aard van de Europese integratie is dat die stap voor stap plaatsvindt. Je komt nooit van een slechte situatie direct in een ideale situatie terecht. Ik heb met recht nooit begrepen waarom de Partij voor de Dieren de verbeterde positie voor dierenwelzijn in het grondwettelijk verdrag niet omarmde als een stap vooruit. De Partij voor de Dieren wees het grondwettelijk verdrag in zijn geheel af omdat daarin kennelijk het stierenvechten grondwettelijk werd verankerd. Goed, dat was de positie van die partij. Nu er echter een gewoon, geen grondwettelijk, verdrag voorligt waarin de positie van dierenwelzijn wordt versterkt, conform hetgeen in het grondwettelijk verdrag stond, en waaraan is toegevoegd dat dieren wezens met gevoel zijn, is dat een belangrijke stap vooruit. Vanwege die winst, in combinatie met het ontbreken van een grondwettelijke verankering van wat voor gebruiken dan ook, neem ik aan dat mevrouw Ouwehand volmondig met mij zegt dat dit verdrag een duidelijke verbetering van de positie van dieren is en dat zij het namens de Partij voor de Dieren daarom zeer kan omarmen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik reageer hierop in tweede termijn.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik verheug mij op uw reactie.

De heer Van Bommel heeft gezegd dat het veto zo handig is omdat daarmee gezegd kan worden "wij doen even niet mee". Ik heb dat even opgeschreven: "wij doen even niet mee". Ik vind dat een heel veelzeggende zin. Als Europa straks op het punt van het klimaat, de grensoverschrijdende criminaliteitsbestrijding en de terrorismebestrijding – terreinen waarop een overweldigende meerderheid Nederlanders Europees beleid wenst – voorstellen doet, dan zegt de SP: "wij doen even niet mee". Dat doet mij denken aan Jan Marijnissen die vlak na de verkiezingen de kans zag om na grote winst mee te regeren in dit land ervoor koos om te zeggen: "wij doen even niet mee". Dat is het motto van de SP!

De heer Van Bommel (SP):

Voordat u zich nog meer opblaast, moet ik een correctie aanbrengen op wat u presenteert. De SP wil wel meedoen maar wil niet dat de samenwerking wordt afgedwongen via meerderheidsbesluitvorming. Het is heel goed mogelijk om samen te werken en dat is ook bewezen. Ik heb het Verdrag van Prüm al vele malen genoemd. De mogelijkheid van het vetorecht wil niet zeggen dat daar altijd gebruik van wordt gemaakt. Daar moet juist heel spaarzaam gebruik van worden gemaakt. In de meeste gevallen is het dreigen ermee al voldoende. Doet u niet net alsof mijn partij zegt dat er helemaal niet moet worden samengewerkt. Er moet juist meer worden samengewerkt. U wilt die samenwerking echter afdwingen. Daarover verschillen wij van mening.

Staatssecretaris Timmermans:

De SP kiest in de Europese samenwerking voor de houding van: wij doen even niet mee. Ik vind dat daarmee geen recht wordt gedaan aan wat de Nederlanders verwachten van dit Europa. Daarmee wordt ook geen recht gedaan aan wat de Nederlanders verwachten van een verantwoordelijke regering. "Wij doen even niet mee" kan niet in een wereld waarin het klimaat verandert. "Wij doen even niet mee" kan niet in een wereld waarin terroristen vrij spel hebben. "Wij doen even niet mee" kan niet in een wereld waarin onze energiebronnen opdrogen en het nodig is om de energiezekerheid gezamenlijk met andere Europese landen veilig te stellen. Gaat u maar fijn aan de kant zitten en doet u maar even niet mee. Wij gaan er wel gewoon mee door.

De heer Van Bommel (SP):

Ik stel vast dat de campagne al begonnen is. Ik juich dat toe. Als u het echter over fair play heeft, dan moet u dat zelf ook betrachten. Ik herhaal wat ik zei: mijn partij wil wel meedoen. "Wij doen even niet mee" betekent dat lidstaten zoals Nederland de mogelijkheid behouden om nee te zeggen tegen een voorstel dat echt niet kan. De Britten kunnen dat ook. Als u uw grote mond in mijn richting nu eens richt op uw Britse partner en op anderen, dan zou u pas een kerel zijn. Hier in het parlement even de show komen stelen? Hou nou toch op!

Staatssecretaris Timmermans:

Ik heb kennelijk op uw teentjes getrapt. Sorry hoor. Ik ga graag nog even in op die opt out. U zegt dat wij op die opt out hadden moeten inzetten. Weet u dat dat een armoedig instrument is? Met een opt out kan maar één ding bereikt worden, namelijk niet meedoen. De rest gaat dan wel door op een bepaald terrein, maar wij doen even niet mee. Kunt u zich voorstellen dat een land als Nederland – geen eiland in de Noordzee – met open grenzen op een terrein als strafrechtsamenwerking tegen Duitsland en België zeggen "wij doen even niet mee"? Vindt u dat in het belang van ons land? Dat vind ik niet in het belang van ons land. Opt-outs helpen ons niet verder als wij gezamenlijk de criminaliteit willen bestrijden.

De heer Van Bommel (SP):

Dat kan wel in het belang van Nederland zijn. Strafrechtstelsels zijn een geheel. Wanneer wij worden gedwongen om overtredingen op een bepaalde manier te regelen, bijvoorbeeld via het strafrecht, in gevallen dat wij het bestuursrecht een beter instrument vinden, moeten wij kunnen zeggen dat wij het op onze eigen wijze willen aanpakken. Dat geldt bijvoorbeeld voor milieucriminaliteit, ook een grensoverschrijdend probleem. Minister Donner heeft dat haarfijn uitgelegd in de Kamer. De staatssecretaris streeft gewoon naar verdere harmonisatie en integratie. Hij is zelfs bereid om het vetorecht op het punt van buitenlands beleid op te geven. Hij betreurt het dat dit nog niet kan worden ingeleverd, zo zei hij vorige week in deze Kamer. Ik begrijp dat de staatssecretaris veel verder wil gaan. Wij willen op vlakken waarop wij denken dat Nederland eigen beleid moet kunnen maken, dat ook als noodrem kunnen gebruiken.

Staatssecretaris Timmermans:

Hier is weer sprake van een typisch gevalletje van vals spel. Nederland wil juist andere vormen van handhaving dan alleen strafrechtelijke behouden. Dat is ook mogelijk. Nederland wil zeggenschap houden over feiten die op eigen grondgebied zijn gepleegd. Dat is ook mogelijk. Nederland wil de territorialiteitsclausule handhaven. Dat is ook mogelijk. Nederland wil het opportuniteitsbeginsel handhaven, dus dat onze eigen officieren van justitie uitmaken of zij willen vervolgen of niet. Dat blijft ook mogelijk. Weer schept de heer Van Bommel een spookbeeld dat niet op de realiteit is gebaseerd en vervolgens gaat hij dat spookbeeld bestrijden. Dat is geen fair play. In 2005 moest van de SP het Handvest van de Grondrechten helemaal verdwijnen en mocht er ook geen clausule komen. Nu pleit de heer Van Bommel voor een bindende verwijzingsclausule. Een veranderde positie, geef dat maar eerlijk toe. Als hij nu net doet alsof hij dezelfde positie inneemt als toen, is dat geen fair play.

De heer Van Bommel (SP):

Wij hebben helemaal geen bezwaar tegen het Handvest van de Grondrechten als zodanig. Dat er nu een verwijzing in staat, neemt niet weg dat het bindende rechtskracht blijft hebben. Daartegen hebben wij nooit bezwaar gemaakt, vorige week niet en ook in 2005 niet.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik kan de letterlijke tekst er zo bij halen. In 2005 heeft de SP gezegd dat zij het handvest niet wil hebben, of woorden van gelijke strekking. Ik zal ze de heer Van Bommel zo meteen overhandigen.

De heer Van Bommel (SP):

Tegen het handvest als zodanig hebben wij ons nooit verzet. Het gaat om de opname in een verdrag. De staatssecretaris moet daar dan ook heel precies in zijn. Daar ging de discussie over. Ik heb nooit gezegd dat het Handvest van de Grondrechten wat ons betreft ongewenst is.

Staatssecretaris Timmermans:

De heer Van Bommel krijgt zo van mij de tekst. Er staat gewoon letterlijk dat de SP het handvest niet wil. Vrije en onvervalste concurrentie is ook zo'n onderwerp waarvan de SP indertijd zei dat het marktfundamentalisme was en dat het eruit moest. Nu het eruit is, is het ineens cosmetica die er niet toe doet. Het mocht geen grondwet zijn, want dat was fundamenteel. Nu is het eruit en nu doet het er niet toe, want het is maar cosmetisch. Dat is geen fair play.

De heer Pechtold (D66):

Ik zit al een tijdje naar de verkiezingscampagne van de PvdA en de SP te luisteren. Dat vind ik best aardig. Volgens mij is nu aangetoond dat niet alleen dieren gevoel hebben, maar de tenen van de SP-fractie ook. Ik zou zeggen: 1-0 voor de staatssecretaris.

De staatssecretaris had het over de grondrechten, waarover ik een vraag had gesteld. Ik trek hem er maar weer even bij, zodat wij allemaal weer mogen meedoen. Er stond een voetnoot...

Staatssecretaris Timmermans:

Ik kom daar zo over te spreken.

De heer Pechtold (D66):

Dan telt dit hopelijk niet als een interruptie!

Staatssecretaris Timmermans:

Ik kom zo bij de voetnoot. Eerst wil ik in het algemeen iets zeggen over de positie van het Handvest van de Grondrechten. Het staat niet meer als zodanig in het primaire recht. Het verwijzingsartikel zegt dat het handvest bindend is ten aanzien van de EU-instellingen en ten aanzien van het EU-recht. That's it, dat staat er materieel gezien. De voetnoot is een verklaring van de Poolse regering. Die verklaring heeft juridisch geen enkele waarde omdat Polen partij is bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, omdat genoemd verdrag duidelijk bindende rechten oplevert voor de inwoners van Polen en omdat de inwoners die rechten kunnen inroepen tegenover de Europese rechter op het moment dat ze worden geschonden. In materiële zin biedt de verklaring de Poolse regering geen enkel handvat om ook maar een millimeter af te wijken van de rechten die in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staan.

De heer Pechtold (D66):

Ik zou helemaal gerustgesteld zijn als ik zou weten dat het Poolse equivalent van de staatssecretaris daar hetzelfde zou vertellen, in de trant van: wij hebben een voetnoot afgedwongen, maar werkelijk jongens, wij hebben er helemaal geen donder aan. Want dat zegt de staatssecretaris ons nu.

Staatssecretaris Timmermans:

Het aardige is natuurlijk dat de Poolse regering daar helemaal niet over gaat. Dat zijn rechten die de Poolse burger rechtstreeks kan ontlenen aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Een regering kan daar niets aan af doen. Wat de Poolse staatssecretaris of wie dan ook zegt, het non-discriminatiebeginsel is verankerd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Polen is daarbij partij en dat betekent dat het verdrag inroepbaar is en toetsbaar is door het EHRM. Daarmee zijn die rechten gegarandeerd en daar kan een politieke verklaring niets aan af doen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik wil vaker op dit tijdstip debatteren, want het is hartstikke helder. De staatssecretaris zegt dat die voetnoot over openbare zeden, familierecht en bescherming van menselijke waardigheden er dadelijk niet voor zorgt dat de Polen met verwijzing naar die voetnoot mensenrechtendemonstraties of homodingen mogen verbieden. Dat krijgen zij dus met deze voetnoot niet voor elkaar.

Staatssecretaris Timmermans:

Nee.

Ik heb al een aantal vragen beantwoord met betrekking tot meerderheidsbesluitvorming op het JBZ-terrein. Ik wil nog even benadrukken dat de vormen van criminaliteit die door grensoverschrijdende criminaliteitsbestrijding en dus EU-beleid kunnen worden getroffen, limitatief zijn opgesomd. Ik zal die vormen voor de zekerheid nog even opnoemen: terrorisme, mensenhandel, drugshandel, witwassen, illegale wapenhandel, corruptie, vervalsing van geld en georganiseerde misdaad. Het zou toch ook de heer Van Roon een groot plezier moeten doen als de strijd daartegen effectiever gevoerd zou kunnen worden? Dat kan effectiever als je dat op grensoverschrijdend niveau tilt. Die bepalingen zullen alleen op deze terreinen van toepassing zijn.

Komt het Nederlandse strafrechtstelsel in gevaar door meerderheidsbesluitvorming? Deze vraag is door een aantal leden gesteld. Ik heb daarstraks al de randvoorwaarden genoemd, namelijk die vier punten waaronder het naar Nederlands oordeel moet plaatsvinden. Dat kan ook. De noodrem is er ook altijd nog. De noodrem betekent dat je "nee" zegt als je het er niet mee eens bent. Het gaat dan naar de Europese Raad. Daar geldt unanimiteit. Men kan dan dus niet tot een besluit komen en dan begint het weer helemaal opnieuw. De anderen moeten dan namelijk met een nieuw voorstel komen. In feite kun je het zo gewoon tegenhouden.

Ik ga nog even in op het protocol voor de diensten van algemeen economisch belang. Laat daarover geen onhelderheid bestaan. De minister-president is er al uitvoerig op in gegaan. Ik zal het voorbeeld van de woningbouwcorporaties noemen. Misschien kan ik aan de hand daarvan toelichten wat nu de situatie is. Deze medaille heeft twee kanten. Iedere lidstaat voor zich kan een bepaalde dienst aanwijzen als dienst van algemeen economisch belang. Zo'n dienst hoeft niet geheel te worden onderworpen aan de regels van de interne markt of concurrentie, omdat deze diensten een bepaalde sociale doelstelling hebben. In dit geval betreft het de woningbouwcorporaties. Daar zijn natuurlijk nadrukkelijke grenzen aan. Als de woningbouwcorporaties zich in Nederland gaan gedragen als projectontwikkelaars, dan krijgen zij nog dezelfde dag een brief van mevrouw Kroes. Ook kan een collega-projectontwikkelaar naar mevrouw Kroes stappen. Dan gaan zij nat voor de Europese rechter. Het is geen vrijbrief om je als projectontwikkelaar op te stellen.

De medaille heeft dus twee kanten. Dat wil zeggen dat wij tegen de woningbouwcorporaties kunnen zeggen: "Ons systeem van sociale woningbouw is gegarandeerd, maar u hebt ook een grote verantwoordelijkheid. Als u zich als projectontwikkelaar gaat opstellen, dan krijgt u ook te maken met concurrentieregels, want wij gaan met overheidsgeld geen valse concurrentie stimuleren." Als de woningbouwcorporatie in een ander segment projecten gaat ontwikkelen, mag dat, maar dan zullen de geldstromen strikt gescheiden moeten zijn. Levert die projectontwikkeling veel winst op, dan is er niets op tegen om die winst terug te sluizen naar de sociale woningbouw. Je mag andersom met overheidsgeld niet de projectontwikkelaarskant opgaan en je mag met overheidsgeld geen valse concurrentie stellen. Je mag wel woningen bouwen op de markt en als die winst opleveren, mag je met die winst doen wat je wilt. Je mag dat geld dus ook terugsluizen naar de sociale woningbouw. Ik heb dit voorbeeld maar even uitgediept om duidelijk te maken dat deze medaille twee kanten heeft. Daarom hebben wij het ook zo nauwkeurig vastgelegd met de Europese Commissie. Als dit ertoe zou leiden dat de interne markt schade oploopt, zijn de Nederlandse economie en de Nederlandse werknemer daar de grootste slachtoffers van. Daarom is het niet in het belang van de Nederlandse economie en in dat van de Nederlandse werknemer als wij daarover ook maar enige onduidelijkheid laten bestaan.

De heer Van Bommel (SP):

Volgens mij is dit de kern van de discussie over diensten van algemeen belang. De woningcorporaties in Nederland kunnen hun sociale taken uitvoeren doordat zij ook commerciële taken uitvoeren. Als zij op die commerciële activiteiten moeten concurreren met bedrijven die louter commerciële taken uitvoeren en niet de sociale taken die de woningcorporaties geld kosten, kunnen die commerciële bedrijven onder de prijs gaan zitten. Zo worden de Nederlandse woningcorporaties uit de markt gedrukt en wordt het hun onmogelijk gemaakt om die sociale taak uit te voeren. Dat betekent dat het Europese beleid wel degelijk vat krijgt op ons huisvestingsbeleid. Daar laat u dus de Nederlandse huurders die van die sociale taak afhankelijk zijn in de steek.

Staatssecretaris Timmermans:

Zo ken ik de SP weer, weer een spookverhaal. Het is weer hetzelfde liedje. Wij hebben hier jaren voor gestreden in het Europees Parlement en wij hebben het nooit voor elkaar gekregen. Het is nu gelukt om precies de krijtlijnen aan te geven voor de diensten van algemeen economisch belang. Wij verhinderen daarmee dat het Hof of anderen de neoliberale toer op gaan en alles naar de markt brengen. Dit geeft Nederland de kans om dingen die zeer specifiek Nederlands zijn te borgen. Het lijkt me evident dat het geen vrijbrief moet zijn om de markt te ondermijnen. Als dat gebeurt, zijn wij degenen die de grootste prijs betalen. Misschien vindt u dat niet erg. Ik zou dat wel heel erg vinden omdat wij dankzij de interne markt in Nederland economische groei kunnen realiseren en wij dankzij die economische groei ook kunnen opkomen voor de zwakkeren in de samenleving. Dat zuig je niet uit je duim en dat pluk je niet van de boom, dat moet je eerst verdienen.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn vraag ging over de sociale taak van woningcorporaties. Gaat u daar nou eens op in. Die taak bekostigen zij uit de marktactiviteiten. Doordat zij daarvoor via de concurrentieregels nu met Brussel te maken krijgen, zal dat steeds moeilijker worden. U kunt helemaal niet staande houden dat u het volkshuisvestingsbeleid vrijwaart van Brusselse invloed.

Staatssecretaris Timmermans:

Daar gaan wij weer. Ik heb net gezegd dat woningcorporaties het geld dat zij verdienen met commerciële activiteiten zonder beperking kunnen besteden aan hun sociale functies. Zij kunnen geen valse concurrentie met overheidssubsidie in het marktsegment bedrijven. Dat is precies wat de bedoeling was. In Nederland bestrijkt de sociale woningbouw een veel groter segment van de woningmarkt dan in andere landen. Dat hele segment is gevrijwaard van de onbeperkte toepassing van de concurrentieregels. Ik vind het helemaal niet erg dat er grenzen zijn aan de activiteiten van woningcorporaties met belastinggeld. Dat betekent ook dat zij worden gedwongen om hun opbrengsten inderdaad in sociale woningbouw te stoppen en zij er niet in het buitenland of elders in Nederland geld mee kunnen gaan verdienen voor het eigen nut.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat sociale woningbouwcorporaties vaak niet in de sociale sector opereren, komt ook doordat zij het veel aantrekkelijker vinden om in de commerciële markt te opereren. Ik ben blij en in zekere zin ook gerustgesteld dat u zegt dat daarvoor gewoon de wetten van de markt moeten gelden. Deze medaille heeft echter ook twee kanten. Waarom was dat protocol dat Nederland wilde dan zo noodzakelijk? Welke neoliberale invloed moest hier worden weggedrukt?

Staatssecretaris Timmermans:

Dat wil ik heel graag toelichten. Er bestaan in de EU zeer uiteenlopende visies op sociale functies in de lidstaten. Bij de uitbreiding van de EU is er een behoorlijk aantal lidstaten bij gekomen dat op dit moment een heel minimalistische visie op de verzorgingsstaat of de sociale markteconomie heeft. Die landen leveren ook rechters aan het Hof van Justitie. Als zij een grotere invloed in het Hof van Justitie zouden krijgen en de krijtlijnen waarbinnen diensten van algemeen economisch belang zich afspelen niet precies zijn aangegeven, bestaat het risico dat het Hof, dat toch al de neiging heeft om de concurrentiekant te kiezen, meer die kant uit gaat interpreteren. Daarom is het van wezenlijk belang dat de krijtlijnen van het speelveld nu zo helder zijn aangegeven. Daardoor kunnen wij dit soort specifieke Nederlandse arrangementen borgen zonder dat wij afbreuk doen aan de regels van de interne markt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Hierin herken ik weer de socialist in de heer Timmermans. Hij wil de landen verheffen die geen diensten van algemeen economisch belang kunnen definiëren. Hij is ook nog eens bang voor de rechters die deze landen vervolgens afvaardigen.

Staatssecretaris Timmermans:

Voorzitter. Ik leg niets op aan deze landen. Ieder land mag zelf weten wat het tot een dienst van algemeen economisch belang verklaart. Ik leg andere landen niets op. Ik heb wel voor mijn eigen land veilig willen stellen dat arrangementen die ons dierbaar zijn geen gevaar lopen. Dat is alles.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik begrijp de redenering van de staatssecretaris niet dat het protocol zo noodzakelijk was en dat het er op Nederlandse wens is ingekomen om te voorkomen dat er rechters komen uit landen die in zijn ogen misschien een minimalistische opvatting hebben en daarom andere opvattingen zouden moeten gaan huldigen. Ik acht dat een buitengewoon bizarre redenering.

Staatssecretaris Timmermans:

Voorzitter. Ik zal het nog een keer proberen uit te leggen. Misschien is het dan minder bizar. De Europese rechter is gehouden aan de toepassing van het primaire Europese recht en dient rekening te houden met de jurisprudentie. Deze jurisprudentie is niet in beton gegoten. De rechter kan er van afwijken. Van het primaire recht kan de rechter niet afwijken. Daarom is het van belang dat de krijtlijnen van het speelveld bij de diensten van algemeen economisch belang in primair recht worden vastgelegd. Dat is het belang van dit protocol. Daaraan is een jarenlange politieke strijd tussen verschillende invalshoeken voorafgegaan. Men kwam daar niet uit. Het dreigde op een gegeven moment tot ongelukken te leiden. Ik ben van mening dat de Nederlandse regering, in samenwerking met de Europese Commissie, erin is geslaagd om recht te doen aan beide kanten van de medaille. Per land kun je aan de ene kant diensten van algemeen economisch belang borgen zonder dat je aan de andere kant afbreuk doet aan de interne markt en de concurrentieregels. Ik acht dit een mooie oplossing, die recht doet aan de specifieke situatie van een aantal lidstaten, waaronder Nederland, maar die op geen enkele manier afbreuk doet aan de interne markt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Er is een witboek. Volgens mij is dat heel duidelijk. Naar ik heb begrepen, komt hierover een SER-advies. Wij zullen heel scherp daarnaar kijken. Het zou misschien goed zijn wanneer de regering meer duidelijkheid kan geven welke diensten van algemeen economisch belang zij in dit kader nog meer wezenlijk acht, naast de woningbouwcorporaties.

Staatssecretaris Timmermans:

Dat zullen wij zeker doen. Ik benadruk dat het feit dat de Nederlandse regering deze discussie heeft ingebracht in de discussie rond het wijzigingsverdrag ertoe heeft bijgedragen dat deze discussie, waar men al vele jaren niet uitkwam, is beslecht. Hij is beslecht in een voor Nederland, in mijn ogen, zeer goede richting.

Wordt de goedkeuringswet een rijkswet? Ik zeg eerlijk dat dit voor de hand ligt. Wij hebben er echter nog geen keuze in gemaakt. Dit aspect moet nog worden bestudeerd. Ik zal toelichten waarom het voor de hand ligt. In het nieuwe verdrag is op uitdrukkelijk Nederlands verzoek de bepaling opgenomen die de overgang van LGO-status naar de ultraperifere status mogelijk maakt. Ik zeg het even kort door de bocht, maar de heer Pechtold weet precies waarover ik het heb.

De voorzitter:

Hij is waarschijnlijk de enige. Ik wil u niet uitlokken, maar misschien kunt u gewoon Nederlands praten.

Staatssecretaris Timmermans:

Voorzitter. Het betreft de status van onze rijksdelen binnen de Europese Unie. Daarvoor bestaan twee opties. Het risico was aanwezig dat een van beide opties in een nieuw verdrag zou vervallen. De Nederlandse regering heeft ervoor gezorgd dat beide opties mogelijk blijven. Omdat beide mogelijkheden er in staan, is het niet onlogisch dat het een rijkswet wordt. Geeft u ons de kans om het precies te bestuderen. Wij zullen de Kamer hierover op een later moment uitsluitsel geven.

Naar mijn beste weten ben ik op alle vragen ingegaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De staatssecretaris heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag, of hij bereid is om het Verdrag van Amsterdam aan te passen op de artikelen die het welzijn van dieren voorbehouden aan culturele en religieuze tradities en op de formulering dat productieverhoging doel moet zijn van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het wijzigingsverdrag wordt immers mede op het Verdrag van Amsterdam gebaseerd.

Staatssecretaris Timmermans:

De verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn die stonden in het grondwettelijk verdrag, worden meegenomen naar het wijzigingsverdrag. Mevrouw Ouwehand vraagt nu of wij nieuwe bepalingen kunnen toevoegen, nadat de onderhandelingen zijn afgesloten. Dat zal niet gaan. De 26 andere landen zien ons komen. Zij vinden toch al dat zij ons veel te veel concessies hebben gedaan. Het spijt mij heel erg, maar ik was niet van plan om nieuwe zaken in de onderhandelingen in te brengen. Dat is veel te riskant, tenzij de minister-president dat anders ziet.

Minister Balkenende:

Nee, ik ben het helemaal met de staatssecretaris eens.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben blij dat de minister-president het zo de moeite waard vindt dat hij zelfs gaat staan.

De staatssecretaris weet toch wel dat in het grondwettelijk verdrag geen verbeteringen waren opgenomen ten aanzien van dierenwelzijn? Het waren precies dezelfde bepalingen als in het Verdrag van Amsterdam.

Ons bezwaar was dat de artikelen die wij al kwalijk genoeg vonden, een grondwettelijke status kregen omdat zij werden overgenomen. De vraag is, of de staatssecretaris bereid is om andere wijzigingen door te voeren.

Staatssecretaris Timmermans:

Die grondwettelijke status is nu van de baan. Dat bezwaar kan niet meer leven bij de Partij voor de Dieren. Ik ga er voetstoots van uit dat de PvdD nu een enthousiast voorstandster is van dit wijzigingsverdrag. Er zitten namelijk wel verbeteringen in voor het dierenwelzijn, maar er is geen sprake van een grondwettelijk karakter. Twee keer winst voor de Partij voor de Dieren zou ik zeggen!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Er zijn geen verbeteringen voor het dierenwelzijn, want wij blijven bij het Verdrag van Amsterdam uit 1992. Daarin staat nog een bepaling uit de jaren vijftig. Als de staatssecretaris nu niet bereid is daarover onderhandelingen te voeren, op welk moment kunnen wij dan een herziening van het Verdrag van Amsterdam verwachten? Wil de staatssecretaris zich op een later tijdstip daarvoor inzetten?

Staatssecretaris Timmermans:

Er zijn wel verbeteringen in het grondwettelijk verdrag opgenomen, namelijk dat dieren wezens met gevoel zijn. Dat heeft natuurlijk implicaties voor het beleid van de Europese Unie. Het geeft volgens mij een heel belangrijk handvat om allerlei zaken op het gebied van dierenwelzijn aan te pakken. Wij zullen daarbij graag het voortouw nemen. Mevrouw Ouwehand weet dat Nederland op het punt van dierenwelzijn een voortrekkersrol heeft in de EU. Die zullen wij graag voortzetten. Ik zie deze erkenning in het nieuwe verdrag duidelijk als een verbetering van de positie van dieren in de Europese Verdragen. Ik zou mevrouw Ouwehand willen adviseren om deze verbetering te omarmen, want als zij die afwijst, staat zij met lege handen. Dat zou toch jammer zijn als zij net als wij stap voor stap de positie van dieren wil verbeteren.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik stel vast dat er niet zoveel is veranderd ten opzichte van 2004/2005. Een ruime meerderheid in deze Kamer zegt: het is echt heel anders; het is nu geen grondwettelijk verdrag meer; het is heel erg beperkt. Buiten dit gebouw zeggen wetenschappers en burgers die het allemaal nog snappen: jawel, dit is wel een grondwet. Het verdrag is zelfs bijna hetzelfde, zeggen heel veel mensen. Ik denk dat wij daar vanavond niet uit komen. Het is een verschil van opvatting. Ik vind het het beste om het in een referendum aan de bevolking voor te leggen. Het is al gememoreerd, daarvoor is in ieder geval een ruime meerderheid en die meerderheid zit ongetwijfeld ook bij de PvdA en zelfs bij het CDA. Ik ben ervan overtuigd.

Voorzitter. De minister-president zei dat het hoofdstuk grondwet is afgesloten en dat er nu iets geheel anders ligt. Ik verwijs dan naar datgene wat vanochtend in de pers stond. Wetenschappers van Clingendael, van de Vrije Universiteit en van de Universiteit van Amsterdam zeggen in koor: het is nog steeds een verdrag met een grondwettelijk karakter. Zij wijzen daarbij expliciet op het punt van de vetorechten. In onze visie hebben die vetorechten altijd te maken gehad met soevereiniteit. Die staat op het spel. De Raad van State legde eerder de nadruk op het Handvest voor de grondrechten. Daarvoor blijft met een verwijzing rechtskracht bestaan. Dat element maakt ook onderdeel uit van de discussie over de vraag of hier wel of niet sprake is van een grondwet. Het kabinet wacht het advies van de Raad van State af, maar ik meen dat mijn conclusies al gerechtvaardigd zijn.

Er is ontkend dat ik meerderheidsbesluitvorming altijd zeer bezwaarlijk heb gevonden. Ik citeer dan uit het stenogram van het debat van vorige week. Op een gegeven moment vraagt de heer Blom mij: Hoe wil de heer Van Bommel slagvaardig handelen als de veto's op die gebieden worden gehandhaafd? Ik antwoord: Dat is de kern van de discussie. Daarover verschil ik van mening met de Nederlandse regering. Wij vinden dat het inleveren van het vetorecht en de introductie van meerderheidsbesluitvorming de laatste stap is die je kunt zetten in het bereiken van een slagvaardiger Europa. Daar begint het denken niet. Daar houdt het denken op.

Moet ik duidelijker zijn over de positie van de SP met betrekking tot vetorechten? De positie toen is de positie nu en die zal nog wel even dezelfde blijven als het aan mij ligt.

Dan wil ik iets zegen over de onderwerpen justitie, meerderheidsbesluitvorming en strafrecht. Het merendeel van datgene waarmee Justitie zich bezighoudt is niet internationaal van aard. Als de besluiten op het gehele terrein worden onderworpen aan meerderheidsbesluitvorming, ben je bezig met een onzinnige operatie. 90% van het werk van justitie gaat over binnenlandse aangelegenheden. Dat is de analyse van minister Donner en wij delen die. Wij kunnen meer samenwerken op het terrein van justitie zonder het vetorecht op te geven. Donner is weer mijn docent als hij het heeft over het coördineren van het optreden van de justitiële rechtshulp. Dat kun je internationaal doen. Daarvoor hoef je het vetorecht niet in te leveren. Het overnemen of voegen van zaken kan best internationaal gebeuren. Waarom worden niet eerst de mogelijkheden van die instrumenten onderzocht en wordt zomaar gezegd: we gaan wel akkoord? Waar ik op wees kan allemaal met inachtneming van de nationale stelsels van het strafrecht. Dat was de lijn van Donner. Ik ben ervan overtuigd dat hij nog steeds op die lijn zit. Wij zijn daar in ieder geval niet van afgeweken.

De minister van Buitenlandse Zaken spreekt over de gele kaart en het sterkere instrument. Als de meerderheid van de nationale parlementen tegen een voorstel zijn, kunnen zij het terugverwijzen naar de Raad. Inderdaad, dat kan, maar waarom zou je zo'n gekke route nemen als je veel eenvoudiger kunt opereren, zoals met een rode kaart? Waarom moet je die U-bochtconstructie gebruiken en een voorstel terug naar de Raad sturen om na te gaan of je daar iets kunt regelen? Dat is toch volstrekt onwenselijk? Daarmee wordt het proces ingewikkelder.

Mijn laatste opmerking betreft de statistieken waar de staatssecretaris naar verwees. Op zijn nachtkastje zal vast en zeker het boek liggen met de titel How to lie with statistics? Met statistieken kun je alles bewijzen en alles ontkrachten. Dat is hier vandaag ook gebeurd. Ik verwijs maar even naar de laatste peilingen van Maurice de Hond met Peil.nl. Wat zegt de bevolking op de vraag of de lidstaten het vetorecht moeten behouden? 79% zegt: ja, behouden. Geen vaste voorzitter? 67% van de bevolking zegt het daarmee eens te zijn. De meerderheid zegt dat de voorstellen voor de grondwet grotendeels intact zijn gebleven. Meer hoef ik hierover niet te zeggen. Het is heel gemakkelijk om onwaarheden te spreken als je alleen maar met statistieken komt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Dit debat ging over de veto's, de interne markt en de vrije en eerlijke competitie. Dat waren de hoofdpunten. Ik heb moeten constateren dat de SP in haar boekje spreekt over minder veto's bij besluiten over de markt, over minder veto's bij buitenlands beleid en over minder veto's op het terrein van de energie. Een markt zou niet mogelijk zijn geweest zonder die veto's. De heer Van Bommel heeft vandaag erkend dat bij het buitenlands beleid niet over veto's wordt gesproken, want die blijven daar gewoon gelden. En wat het terrein van de energie betreft, zijn wij blij met het nieuwe verdrag dat er in oktober komt. De SP spreekt ook over meer samenwerking op de terreinen van het klimaat, asiel, terrorisme en internationale criminaliteit. Ik was blij met het antwoord van de regering, waarmee duidelijk werd dat het opgeven van het vetorecht op deze terreinen samengaat met het introduceren van een aantal noodremmen, zoals die op de terreinen van het strafrecht, de migratie en de bestrijding van het terrorisme. Wat let de heer Van Bommel nog om daarin mee te gaan? Het is immers in lijn met wat hij daar zelf over heeft geschreven. Voor het geval hij dat niet wenst omdat hij intensievere samenwerking wil – in dit verband haalt hij telkens het Verdrag van Prüm aan – ben ik blij met het antwoord van de minister-president en de staatssecretaris dat juist op dat terrein de mogelijkheden zijn vergroot en dat ook het recht bestaat om andere landen te weren. Overigens, als er dan geïntensiveerd samengewerkt moet worden, geldt weer het veto waar de heer Van Bommel zo blij mee is.

Hetzelfde geldt, wat mij betreft, voor de PVV. De PVV wil geen veto's, maar wel een interne markt. Er was geen interne markt geweest met veto's. De PVV wil ook geen Straatsburg. Er was echter geen Straatsburg geweest zonder veto. De PVV wil wel meedoen in het Europees Parlement, maar dat moet vervolgens wel worden opgeheven. Het is een beetje D66: het bestel willen opblazen en na 40 jaar nog rondlopen. In het geval van D66 vind ik dat overigens wel gezellig. De Roon en Wilders doen mij een beetje denken aan het duo Vrijdag en Robinson Crusoe. Ze zitten daar op hun eiland, soeverein over alles, baas over niets. Dat is niet de situatie waar de VVD met Nederland naar toe wil.

Ik kom op de interne markt. De vier vrijheden zijn wel degelijk de vier pilaren waarop de interne markt is gebouwd, zo zeg ik mevrouw Peters. Die vrijheden leiden behalve tot welvaart ook tot vrede en veiligheid. Make profit, not war! Milieu en duurzaamheid waren oorspronkelijk geen doelstellingen en zijn dat gelukkig geworden, zo vindt ook de VVD. Ik verzet mij dan ook tegen de karikatuur die mevrouw Peters regelmatig maakt van de markt en ook van de munt. De vier vrijheden leiden namelijk ook tot emancipatie en tot de verwezenlijking van zelfs socialistische idealen. Het autootje van Den Uyl voor een arbeidersgezin kent tegenwoordig zijn equivalent in de 21ste eeuw in goedkoop vliegen voor studenten met een smalle beurs naar Europese steden en stranden.

Uit de beantwoording van de minister-president over de vrije en eerlijke competitie blijkt dat hij zich heeft ingezet voor een protocol in plaats van een declaratie. Ik ben er nog steeds niet helemaal gerust op en hij kennelijk ook niet, anders zou hij zich daar niet zo hard voor hebben ingespannen. Het definitieve verdrag zal uitwijzen of en, zo ja, hoe deze principes overeind blijven. Ik wil de regering daarbij een handje helpen met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een protocol betreffende de interne markt en de mededinging aan het EU-verdrag wordt toegevoegd;

constaterende dat in het beoogde nieuwe verdrag betreffende de werking van de Unie ten opzichte van het in Nederland verworpen grondwettelijk verdrag uit de doelstellingen (artikel 2 grondwettelijk verdrag) de bijvoeglijke naamwoorden "vrij" en "onvervalst", die betrekking hadden op de mededinging binnen de Europese interne markt, zullen worden geschrapt;

constaterende dat juist de volkomen vrije en ongehinderde werking van de Europese interne markt essentieel is voor de huidige en toekomstige welvaart en werkgelegenheid in Nederland;

verzoekt de regering, zich zowel in de Europese Unie als in Nederland voluit in te blijven zetten voor vrije en onvervalste mededinging en beleid, regelgeving en internationale inzet met dit streven in overeenstemming te laten zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Broeke en Ormel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 363(21501-20).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Vanavond zijn er wat complimenten uitgedeeld. Ook de neestemmers zijn verschillende keren bedankt. Ik heb de neiging om die complimenten en woorden van dank op mij persoonlijk en de fractie van de ChristenUnie te betrekken. Ik denk namelijk dat het constructieve nee van de ChristenUnie destijds een plek heeft gekregen in het coalitieakkoord. De SP mag dan wel zeggen dat het regeringspluche blijkbaar belangrijker is dan de Europese grondwet, maar doordat wij in tegenstelling tot de SP het regeringspluche niet geschuwd hebben, hebben wij het afgelopen weekend zo veel weten te bereiken met de Nederlandse inzet in Europa.

Vorige week had ik de neiging om een onderscheid te maken tussen vorm en inhoud. Ik vind het waardevol dat uit de beantwoording is gebleken dat bij veel zaken vorm ook inhoud is. Als je iets anders noemt, wordt het ook anders. Met het veranderen van de naam verandert ook de functie. Volgens mij is dat vanavond heel scherp naar voren gekomen, toen het ging om de rol van de zogenaamde Hoge Vertegenwoordiger.

Ik ga nog in op een paar voor mijn fractie belangrijke punten. Dat betreft allereerst de rodekaartprocedure, waarbij de Commissie werkelijk een halt kan worden toegeroepen en in het voortraject bepaalde zaken geblokkeerd kunnen worden. Verder noem ik de handhaving van het vetorecht ten aanzien van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, inclusief een noodremprocedure.

Er is toegezegd dat er een precieze lijst komt van de beleidsterreinen en de bevoegdheden. In het kort is van de zijde van het kabinet al een limitatieve opsomming gegeven op het terrein van criminaliteitsbeleid. Wij kijken uit naar zo'n lijst, omdat wij het cruciaal vinden een en ander scherp in beeld te krijgen.

De staatssecretaris heeft verschillende keren gesproken over de zogenaamde krijtlijnen rondom de positie van publieke diensten. Welnu, als mijn kinderen een dag flink met stoepkrijt aan de slag zijn geweest en het vervolgens gaat regenen, dan is het krijt weg. Dus ik zou zeggen: maak er dikke strepen van.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Voorafgaand aan de uitwerking van het hervormingsverdrag is er vanavond veel verhelderd. Ik dank de drie bewindslieden daar zeer voor. Ze hebben ook de nodige ambitie getoond. De staatssecretaris leek helemaal in zijn element. Dat doet niets af aan de inbreng van de andere twee spelers, maar ik complimenteer hem daar wel mee.

Het punt van de veto's, inclusief de democratie en de rol van het parlement, is mijns inziens verhelderd vandaag. Ik ben blij met de eerste stap en ik hoop dat wij ermee door kunnen gaan.

Wat betreft het protocol wil ik nog eens goed kijken wat er straks uit gaat komen. Het verhaal over de woningbouwcorporaties vond ik helder, maar ik zou het ook nog wel wat verder op mij willen laten inwerken.

De voetnoot over Polen is zo helder neergezet dat ze dat in Polen wel gehoord móéten hebben.

Ik heb begrepen dat een rijkswet voor de hand ligt. Ik wacht de verdere uitwerking hiervan graag af.

Over het tempo heb ik de premier met de nodige ambitie horen praten. Wij gaan als Nederland niet in kopgroepen en achterhoedes te werk, maar wij gaan een ambitieuze rol vervullen. Dat steun ik zeer.

Verder ben ik van mening dat er een referendum moet komen. Ik ben graag bereid om met de bewindslieden daarvoor campagne te voeren.

Dan blijf ik toch nog een beetje zitten met die symbolen. Misschien hebben de symbolen wel te symbolisch gestaan voor de verschillen. Daarom ben ik blij dat de premier heeft gezegd: het ging mij helemaal niet om die vlag maar het gaf mij te veel het gevoel van een grondwet. Ik vind dat wij meer met die vlag moeten. Elk Haags hotel vlagt ermee en elk Haags ministerie niet. Ik heb daartoe dan ook de volgende motie opgesteld. Overigens geldt dat, als de premier maar iets in die richting toezegt, ik graag bereid ben die weer in te trekken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gehoord dat "alle Menschen Brüder werden";

overwegende dat de cirkel van gouden sterren op de Europese vlag sinds 1955 symbool staat voor de solidariteit en de harmonie tussen de volkeren van Europa en sinds 1985 als officieel embleem van de Europese Unie is gekozen;

overwegende dat in veel lidstaten van de Europese Unie de Europese vlag een prominente plek in de publieke ruimte heeft;

overwegende dat de Europese vlag geen plaats meer heeft in het (concept)hervormingsverdrag, maar een belangrijke rol kan spelen in het bestendigen van de Europese gedachte in Nederland;

overwegende dat een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking positieve associaties heeft met de Europese vlag;

verzoekt de regering, een vlaginstructie te ontwerpen waarbij recht wordt gedaan aan deze overwegingen en de Kamer hier in de Staat van de Unie nader over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 364(21501-20).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik vermoed dat wij na het vlagvertoon van de heer Pechtold weer terug moeten naar de inhoud. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Het debat was inderdaad levendiger dan het debat dat wij een aantal jaren geleden hebben gevoerd na de totstandkoming van het grondwettelijk verdrag. Met het voortschrijden van de tijd kreeg het debat zelfs trekken van een heus politiek café.

De staatssecretaris heeft het begrip fair play nadrukkelijk in de mond genomen. Dat is voor ons ook richtinggevend voor de beoordeling van het voorliggende stuk. Het is belangrijk om de positieve punten serieus te nemen en ook de negatieve punten niet weg te poetsen. Dat heb ik ook in eerste termijn naar voren gebracht. Eerlijk gezegd kan ik van de plussen en minnen in mijn eerste termijn op dit moment weinig anders maken. De verbeteringen zijn in het debat van vanavond niet gerelativeerd. Bijvoorbeeld de verheldering in de bevoegdheidsafbakening vinden wij een goed punt, maar er zijn ook punten die meer overeenstemming vertonen met het Europees grondwettelijk verdrag dan ons lief is. Ik noem bijvoorbeeld het opgeven van veto's en de juridische bindendheid van de grondrechtencatalogus. Er is wat die punten betreft in het stuk weliswaar het een en ander aan de vormgeving veranderd, maar er blijft een grote mate van overeenstemming bestaan met het Europees grondwettelijk verdrag. Daarover hebben wij ook een inhoudelijke discussie gevoerd. In de folder die wij van de regering kregen in de tijd van het referendum werd nadrukkelijk vermeld dat het een misverstand is dat Nederland machteloos wordt door het afschaffen van veto's. Vanavond is dat onderdeel van die discussie herhaald. Er is wat dat betreft weinig verandering waarneembaar.

Ik vond het merkwaardig dat de oude preambuletekst weer om de hoek kwam kijken. Ik meende dat wij daarvan af waren, maar kennelijk komt die op de een of andere manier toch terug. Waarom dat het geval is, is mij niet duidelijk.

Wij wachten met belangstelling de verdere uitwerking af. Het gaat erom dat wij vanavond onze eerste reactie geven. Nadat wij de definitieve tekst onder ogen hebben gehad, zullen wij de balans opmaken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik heb genoten van het duel tussen de staatssecretaris en de woordvoerder van de SP-fractie. Ik moet er nog een beetje aan wennen dat de SP-fractie tegenwoordig meer in het kamp van het VK lijkt te zitten met al die voorliefde voor opt outs. Dat is een beetje merkwaardig met de mogelijkheden die samenwerking binnen Europees verband biedt om bijvoorbeeld, anders dan het Verenigd Koninkrijk wil, een duidelijk buitenlandbeleid neer te zetten dat wat afwijkt van het oorlogsgedrag van de Verenigde Staten.

Is er tijdens de onderhandelingen geen lans gebroken voor iets meer klimaat in het verdrag en om het klimaat handen en voeten te geven, anders dan alleen door middel van vage intenties? Is er niet voor gekozen om gebruik te maken van het elan en het momentum van de afgelopen top in Berlijn?

Ik vraag mij af wie de twee opt outs zijn bij het handvest. Kan het kabinet er nog iets aan doen om dat te voorkomen? Zo ja, gaat het dat doen?

Ik meen dat het kabinet al heeft gezegd welke punten het in een brief zal preciseren. Ik verzoek het kabinet om ook een lijstje van veto's toe te voegen, zodat duidelijk wordt op welke punten zonder veto zal worden besloten.

Dit is het laatste debat dat de regering met de Tweede Kamer voert voordat zij het diplomatieke circuit van de internationale gouvernementele conferentie induikt. Ik vind het mooi dat in de conclusies van de Europese Raad staat dat die er alles aan zal doen om de burger en de kandidaat-lidstaten volledig op de hoogte te houden van de voortgang van de IGC. Kan de Nederlandse regering datzelfde beloven aan de Tweede Kamer? Vorige week is een motie van die strekking afgewezen door de coalitiepartijen. De oppositiepartijen stellen daar echter heel erg prijs op.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De PVV is niet tegen Europa. De PVV is ook niet tegen samenwerking in Europa, maar dan wel op grond van politieke overeenstemming per onderwerp waarop die samenwerking wordt nagestreefd. Het betoog van de bewindslieden vanavond heeft onze fractie niet overtuigd dat het hervormingsverdrag een goede zaak is. Wij zijn van mening dat iedere inlevering van vetorechten een bouwsteen is voor de Europese superstaat. Het inleveren van veel vetorechten, zoals het kabinet wil, levert dus veel bouwstenen op voor die superstaat.

De premier heeft na enig aandringen mijnerzijds uiteindelijk glashard ontkend dat het inleveren van vetorechten ook verlies van zelfbeschikkingsrecht inhoudt. Zijn argumentatie voor die zienswijze was onnavolgbaar. De PVV blijft zich tegen de plannen van dit hervormingsverdrag verzetten. Als het aan ons ligt, krijgt de premier nog vaak de gelegenheid om begrijpelijk uit te leggen hoe afstand nemen van beslissingsbevoegdheid over wat in eigen land gebeurt geen inleveren van soevereiniteit inhoudt. Het aan ons opleggen door andere staten van beslissingen die wij niet willen, is volgens hem dus geen verlies van soevereiniteit.

De Partij voor de Vrijheid blijft zich verzetten tegen dit hervormingsverdrag. De PVV wil in ieder geval dat ook de burger de gelegenheid krijgt om er zich bij referendum tegen te verzetten dat Nederland steeds minder baas blijft in eigen huis. Daarvoor zetten wij ons keihard in.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de uitgebreide beantwoording in eerste termijn. De CDA-fractie steunt de afspraken die afgelopen weekend zijn gemaakt in Brussel. De Europese Unie is een samenwerkingsverband van soevereine staten. De Europese Unie zit dankzij de gemaakte afspraken weer duidelijk op het communautaire spoor. Daar heeft dit kabinet een zeer belangrijke en cruciale rol in gespeeld.

Voor de komende intergouvernementele conferentie is een van de conclusies dat het aantredend voorzitterschap, Portugal, wordt verzocht om een ontwerpverdragstekst op te stellen en die aan de IGC voor te leggen zodra die van start gaat. Wij vragen het kabinet om het Portugese voorzitterschap daarbij behulpzaam te zijn.

Wij vragen het kabinet nadrukkelijk op dezelfde wijze betrokken te zijn bij deze IGC als bij de onderhandelingen. Er moet een mooi verdrag komen. Wij moeten daarmee aan kunnen komen bij de burger. De burger is cruciaal. De communicatie is cruciaal. Die moet goed zijn en blijven. Wij moeten niet als chirurgen over hechttechnieken spreken. Wij moeten over thema's praten die ertoe doen. Het gaat de burger niet om doemscenario's van de PVV en de SP. Het gaat de burger om de wijze waarop problemen te lijf kunnen worden gegaan; de problemen van de vervuilde rivieren en de problemen van de grensoverschrijdende criminaliteit.

Wij hebben een mooi organogram van de Europese besluitvorming gekregen. Ik vraag de regering om ten aanzien van een aantal concrete thema's zoals de internationale vrouwenhandel of grensoverschrijdende criminaliteit een soortgelijk organogram op te stellen. Laat gewoon eens zien wat er gebeurt, wat wij doen, wat Europa doet en waarom het goed is dat Europa dat doet.

Mevrouw Ouwehand (Partij voor de Dieren):

Voorzitter. Wij hebben met het kabinet uitvoerig overlegd over de onderhandelingen en de manier waarop die in Europa zouden worden gevoerd. Het ging daarbij vooral over de bestuurlijke vernieuwing van Europa. Nu de uitkomst bekend is en er overeenstemming is bereikt over de bestuurlijke toekomst van Europa moet er wel, alsnog, recht worden gedaan aan de wensen en issues die nog sterk leven, niet alleen in Nederland maar in de hele Europese Unie. Wij hebben uitvoerig gesproken over de positie van dieren in de grondwet. Ik wil hierop graag nog een toelichting geven omdat met name de mensen van de Partij van de Arbeid, in het bijzonder de staatssecretaris en de heer Blom, niet goed begrijpen hoe een en ander werkt. In het Verdrag van Amsterdam zijn dieren voor het eerst benoemd als wezens met gevoel. Men zou kunnen denken: dat is winst. Ik lees de bepaling even voor: "De hoge verdragsluitende partijen, verlangend te zorgen voor een betere bescherming en eerbiediging van het welzijn van dieren als wezens met gevoel, hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepaling. Bij het formuleren en uitvoeren van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van landbouw, vervoer, interne markt en onderzoek, houden de Gemeenschap en de lidstaten ten volle rekening met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed." Deze bepaling is in 1992 opgenomen in het Verdrag van Amsterdam en is integraal overgenomen in de grondwet. Het van de baan zijn van de grondwet ontslaat ons niet van de verplichting om deze bepaling alsnog te veranderen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De OuwehandKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Intergouvernementele Conferentie zal werken aan een verdrag tot wijziging van de bestaande Europese Verdragen;

constaterende dat in het Verdrag van Amsterdam een protocol is opgenomen waarin de bescherming en het welzijn van dieren ondergeschikt is gemaakt aan "godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed";

van mening dat dit protocol geen recht doet aan het toenemend belang dat Nederlandse burgers hechten aan een verbetering van de bescherming en het welzijn van dieren;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een aanpassing van dit protocol in het Verdrag van Amsterdam waarbij het voorbehoud van "godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed" wordt geschrapt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 366(21501-20).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik heb ontzettend veel sympathie voor deze motie van de Partij voor de Dieren. Ik vraag mij echter wel af of deze motie voldoende is. Alleen het Verdrag van Amsterdam wijzigen helpt niet. In het nieuwe verdrag, dat nog gesloten moet worden, staat de integrale bepaling uit het Verdrag van Amsterdam, zoals deze ook stond in de oude grondwet. Er zou dus iets gedaan moeten worden aan het mandaat dat de IGC krijgt. Die neemt de bepaling onverkort over, niet uit het Verdrag van Amsterdam maar uit de oude grondwet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik begrijp uit de brief van het kabinet dat in het wijzigingsverdrag wordt uitgegaan van de wijziging van bestaande verdragen op punten waarop dat wenselijk wordt geacht. Met mijn motie geeft de Kamer aan dat zij het wenselijk acht dat het Verdrag van Amsterdam op dit punt wordt aangepast en dat dat in het wijzigingsverdrag wordt opgenomen. Ik zie minister Verhagen instemmend knikken.

Voorzitter. Ik wil een tweede motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Intergouvernementele Conferentie zal werken aan een verdrag tot wijziging van de bestaande Europese verdragen;

constaterende dat in het Verdrag van Amsterdam, artikel 33 (ex artikel 39), toename van productiviteit als primair doel is geformuleerd van het gemeenschappelijke landbouwbeleid;

overwegende dat 18% van de broeikasgassen wereldwijd door veehouderij wordt veroorzaakt en dat verduurzaming van het landbouwbeleid noodzakelijk is om de uitstoot van broeikasgassen door de landbouw te verminderen;

van mening dat genoemd artikel onvoldoende ruimte biedt voor de ontwikkeling van een duurzame, milieuvriendelijke landbouw;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een aanpassing van dit artikel in het Verdrag van Amsterdam waarbij het huidige doel "productiviteitstoename" van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt vervangen door "duurzame landbouwontwikkeling, vermindering van milieubelasting en verbetering van dierenwelzijn",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 365(21501-20).

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil mevrouw Ouwehand vragen naar een algemeen politiek oordeel over het bereikte resultaat. Ziet het ernaar uit dat de fractie van de PvdD dit gaat steunen of vindt zij dat er te weinig in zit? Hoe staat haar fractie tegenover een referendum? Ik heb de PvdD niet in de lijstjes in de kranten voorbij zien komen als voorstander van een referendum, overigens ook niet als tegenstander. Misschien kan mevrouw Ouwehand er iets over zeggen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat het referendum betreft, is het bijzonder dat wij niet in die lijstjes in de krant terecht zijn gekomen. Ik heb er nota bene een motie over ingediend. De heer De Roon meende daarna eenzelfde soort motie te moeten indienen. Mijn fractie vindt dat het nieuwe verdrag moet worden voorgelegd aan de burger voordat Nederland ratificeert. Voorts zijn wij van mening dat de bio-industrie de wereld uit moet, maar dat mag geen verbazing wekken, en dat de democratische versterking van het Europees Parlement en de rol van de nationale parlementen onvoldoende is om nu over te gaan tot het schrappen van een aantal vetorechten. Daarom zal de Partij voor de Dieren dit verdrag niet steunen.

Minister Balkenende:

Mevrouw de voorzitter. Ik zeg de leden van de Kamer dank voor hun inbreng in tweede termijn. De heer Van der Staaij sprak wijze woorden, zoals wij van hem gewend zijn. Hij zei dat het uiteindelijk gaat om het uitspreken van een oordeel, een beoordeling van datgene wat vorige week tot stand is gekomen. Er zijn natuurlijk plussen en minnen, maar uiteindelijk is dat de vraag die in dit debat aan de orde is. De heer Van der Staaij heeft dat scherp gemarkeerd.

Het is goed om te refereren aan wat hiervoor is gebeurd en aan de inzet van de regering. Daarover hebben wij verschillende debatten met elkaar gevoerd. Zo was er een Kamerlid dat bij het algemeen overleg op 21 maart over de brief van het kabinet van 19 maart het volgende zei toen het ging over de hoofdlijnenbrief over de verdragsdiscussie: "Die komt immers op veel punten tegemoet aan de kritiek over de werking van de Europese Unie en de omgang met het grondwettelijk verdrag. De regering neemt de bestaande verdragen als uitgangspunt. Ook wordt ingezet op minder regelgeving, meer openbaarheid, meer macht voor nationale parlementen, meer subsidiariteit en op het afwijzen van de EU als superstaat. De inzet op een eerlijke lastenverdeling, duidelijker regels over uitbreiding en een duidelijke afbakening van taken vallen in goede aarde. De regering heeft een lijstje opgesteld van zaken zoals pensioenen, sociale zekerheid, fiscaliteit, cultuur, onderwijs en gezondheidszorg die bij uitstek nationaal behoren te worden geregeld."

Dit was een kwalificatie van de inzet van de regering. Het is natuurlijk de vraag van wie dit citaat is. Dat wilt u vast weten, voorzitter. Het citaat was van de heer Jasper van Dijk van de SP-fractie. Als ik zo'n citaat voorlees, waarin wordt gezegd hoe men het oordeel van de regering en de inzet van de regering kwalificeert, als ik nu zie wat wij feitelijk hebben binnengehaald van datgene wat is gemeld in de brief van 19 maart, om dan nu – ik kijk de heer Van Bommel aan – te zeggen dat het een nee is en dat hij alles wil opblazen, dan zeg ik dat dit niets te maken heeft met het oordeel dat de SP-fractie destijds heeft uitgesproken over deze brief.

De heer Van Bommel (SP):

De minister-president verwijst naar een debat over de inzet van de Nederlandse regering. Wij praten nu over de uitkomsten van de Nederlandse regering. Ik heb in mijn eerste en tweede termijn geconstateerd dat dit wel heel erg veel lijkt op wat er in de grondwet stond. Ik doel op de vernieuwingen, de veto's en de bezwaren die wij toen ook in het algemeen overleg hebben geuit. Dat is de kern van de discussie. U kunt hier natuurlijk ook met dat citaat komen. Wij hebben toen ook gezegd dat de inzet van de Nederlandse regering op de punten die u noemt, een goede inzet was. U noemt daarmee niet de hele inzet. U noemt al helemaal niet wat u hebt bereikt en wat u hebt weggegeven.

Minister Balkenende:

Ik noem een aantal cruciale punten op, want dit zijn geen kleine dingen. Dit heeft te maken met de rol van nationale parlementen en dat je af wilt van de grondwettelijke structuur van het document. Al die punten waren cruciaal. Natuurlijk is uw punt ten aanzien van de veto's ook van belang. Ik kom echter terug bij de heer Van der Staaij, want het gaat om het totaaloordeel. Wij moeten de vraag stellen wat de consequentie is als je zegt dat je het er op het punt van de veto's niet mee eens bent en dat dit voldoende reden is om alles in de prullenbak te gooien. Wat is de consequentie hiervan? Als dit het standpunt van Nederland zou zijn, dan is de consequentie dat wij tegen die 26 andere landen zeggen: goed geprobeerd, maar het is afgelopen. Wat gebeurt er dan? De Nederlandse inzet heeft veel antwoorden gegeven op de kritiek die destijds naar voren is gekomen. De SP zegt dan: daar heb ik geen boodschap aan, want het moet weer van tafel. Het is een heel pittig proces geweest en wij hebben een resultaat geboekt waar wij blij mee zijn, dat verre van eenvoudig was en dat antwoorden biedt. Ik vind het dan teleurstellend als je zegt dat één onderdeel reden genoeg is om de hele zaak op te blazen, met verregaande consequenties. De heer Van Bommel en ik verschillen totaal van mening over de vraag wat er gedaan moet worden.

De heer Van Bommel (SP):

Met die laatste conclusie ben ik het wel eens, maar dat geldt niet voor wat daaraan vooraf ging. Het is niet alleen maar dat ene, heel grote, punt van de vetorechten. Ik heb in mijn termijn gesproken over de vaste voorzitter. Ik heb in mijn termijn gesproken over de minister van buitenlandse zaken, die wij alleen niet zo mogen noemen. Ik heb ook over een aantal andere zaken gesproken. Maakt u nu geen karikatuur van de bijdragen uit de Kamer.

Minister Balkenende:

Ik wijs alleen op de consequenties. Ik ben buitengewoon blij met wat eruit is gekomen. Er zijn zo veel punten binnengehaald die voor Nederland cruciaal waren. Dat resultaat telt en dat is ook de weg die moet worden gevolgd. Wij moeten een goed resultaat absoluut niet opblazen.

De heer Ten Broeke heeft gesproken over de vrije mededinging en heeft daarover een motie ingediend. Ik ben het wel eens met de inhoud van de motie en vind het een onderstreping van het betoog dat ik heb gehouden en de woorden die ik heb gesproken tijdens de Europese Raad. Ik vind de motie echter een beetje overbodig, omdat de heer Ten Broeke precies weet hoe wij erin zitten. Daartussen zit volgens mij ook geen verschil. Het lijkt mij daarom het beste om het oordeel over de motie aan de Kamer over te laten.

Mevrouw Wiegman heeft gelijk dat vorm en inhoud samengaan. Als je de vorm verandert, zegt dat iets over de inhoud. Wat je presenteert, kan op de een of andere manier totaal anders uitpakken. Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat het om veel meer gaat dan alleen om de wijziging van de vorm. Er zijn ook genoeg inhoudelijke veranderingen doorgevoerd. Het is dus een combinatie van verandering van vorm, die in zichzelf al inhoudelijke gevolgen heeft, maar daarenboven zijn ook de nodige inhoudelijke resultaten geboekt.

De heer Pechtold heeft gesproken over de symbolen. Hij heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht een vlaginstructie te ontwerpen waarin recht wordt gedaan aan de overwegingen. Ik ben blij dat de heer Pechtold aandacht heeft gevraagd voor de symbolen, omdat dit kan leiden tot normalisering van dit onderwerp. Alsof wij tegen de symbolen zouden zijn. De heer Pechtold weet dat ik de Europese vlag en andere symbolen een warm hart toe draag. Als ik Europese gasten krijg, dan waait gewoon de Europese vlag. Ook bij onze ambassades waait de Europese vlag. Het staat eenieder vrij om de Europese vlag te benutten en uit te hangen. De vraag is alleen of je dat moet regelen in een protocol. Daarbij heb ik aarzelingen. Op het moment dat je werkt met een instructie, dan heeft dat ook een beperkend karakter. Dat is het wezen van een protocol. Dat geldt ook voor de Nederlandse vlag. Moeten wij dat doen ten aanzien van de Europese vlag? Ik wil best kijken hoe je de symbolen kunt versterken, maar een vlaginstructie in het leven roepen die in essentie altijd een inperking inhoudt van het benutten van de vlag, vind ik eerlijk gezegd geen goede weg. Daarom ontraad ik aanname van deze motie, maar wel met de opmerking dat ik best wil kijken hoe wij beter met symbolen om kunnen gaan.

De heer Pechtold (D66):

Dit stelt mij teleur. Een instructie is niet beperkend, maar het is een minimum. Ik heb mij vanmiddag uitgebreid in deze zaken verdiept. Er is ook gewoon een instructie voor de Nederlandse vlag. Als u of ik de Nederlandse vlag morgen aan ons huis willen hangen, kan dat ook. Al wilt u dat elke dag doen. U bent er groot voorstander van om dit soort zaken meer in onze gemeenschap te brengen. Wij hebben het de vlag op onze kentekens staan. Het gaat mij erom dat u, naast wat u nu al doet, voor Nederland een minimum stelt, bijvoorbeeld voor ministeries en op de Europese dag. Als u bereid bent om daar naar te kijken en daar bij de Staat van de Unie op terug te komen – het maakt mij niet uit of er een instructie, een protocol of een aanwijzing komt – ben ik al tevreden.

Minister Balkenende:

Ik zeg alleen toe dat wij in de Staat van Unie op dit onderwerp terugkomen. Ik zal kijken wat wij kunnen doen, maar ik geef geen garanties over een instructie. Ik ben wel bereid om te bekijken hoe wij met die symbolen kunnen omgaan.

Ik heb al antwoord gegeven op de vraag van de heer Van der Staaij over de tekst van de preambule. Ik heb gezegd wat de stand van zaken is.

Tegen mevrouw Peters wil ik zeggen dat op pagina 22 bij onderdeel P de bepaling wat betreft de strijd tegen de klimaatverandering staat. Dat is een algemene bepaling. Wat de inhoud van het beleid wordt, zal naderhand moeten blijken. Het verdrag biedt de opmaat voor het zetten van verdere stappen. Dit is de juridische kern die noodzakelijk is om dit onderwerp in rechte te doen gelden. Mevrouw Peters heeft gevraagd om een lijstje met een verdere precisering van waar wij het over hebben. Ik heb van de minister van Buitenlandse Zaken begrepen dat de Kamer nog voor het reces een brief zal krijgen waarin dit alles precies zal worden uitgelegd.

De heer Ormel sprak over de noodzaak van een goed contact met het Portugese voorzitterschap. Iedereen heeft gemerkt dat de minister van Buitenlandse Zaken iets later aanwezig was bij dit debat. Hij kwam uit Portugal. Ik denk dat hij dus volledig in de geest van de heer Ormel heeft gehandeld door vandaag in Portugal te zijn. Ik heb begrepen dat ook de voorzitter van de Kamer dit verzuim goed heeft gevonden gezien de achtergrond van de afwezigheid.

Mevrouw Ouwehand heeft twee moties ingediend. Die kan ik in één keer behandelen, want wat zij vraagt is het aanpassen van hetgeen overeen is gekomen. De staatssecretaris heeft al gezegd dat dit ons niet de goede weg lijkt. Het is een buitengewoon lastig proces geweest om dit te bereiken. Er is een nauw gedefinieerd mandaat opgesteld om de IGC van start te doen gaan. Het is niet zinvol om daar dingen aan toe te voegen. Dat zullen andere landen ook niet doen. Tegen die achtergrond ontraad ik het aannemen van beide moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn moties betreffen onder andere punten die in het licht van nieuwe ontwikkelingen haaks staan op bijvoorbeeld de milieudoelstellingen van de Europese Unie. Op welke termijn is het mogelijk de verdragen op dit soort punten wel te veranderen?

Minister Balkenende:

Dat is een complexe vraag. Wij spreken nu over de uitkomsten van de Europese Raad. Wij hebben het over de conclusies die zijn getrokken ten aanzien van een mandaat voor het starten van de IGC. Het Portugese voorzitterschap gaat daarmee beginnen. Het mandaat is nauw omlijnd en het buitengewoon lastig geweest om daarover overeenstemming te bereiken. Daarom heeft de staatssecretaris gezegd dat wij hier geen dingen aan toevoegen. Hij vindt dat dit niet kan. Ik deel dat standpunt, want anders waren de onderhandeling zinloos geweest.

Er zijn ook algemene mogelijkheden voor verandering van regelgeving en maatregelen. Mevrouw Peters zei al terecht dat het verdrag een algemene juridische bepaling is. Wat dit betekent voor verdere stappen, is de vraag. Daar zijn tal van mogelijkheden voor. Er kan worden gedacht aan verordeningen, richtlijnen, aanbevelingen of financiële voorstellen. Dat is het reguliere werk van de EU. Er is een onderscheid tussen een verdragswijziging en maatregelen die ten aanzien van beleidsterreinen gelden. Voor wijziging daarvan zijn genoeg mogelijkheden. Dergelijke zaken kunnen bijvoorbeeld bij de behandeling van de begroting van LNV aan de orde worden gesteld of in debatten over de inzet bij de Europese Raad of de afzonderlijke raden. Er zijn zat mogelijkheden om dergelijke onderwerpen aan de orde te stellen. Dat is iets anders dan de verdragsdiscussie. Die is veel fundamenteler. De staatssecretaris is daarop ingegaan en ik heb mij bij hem aangesloten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik begrijp dat dit niet het moment is, maar ik wil wel een uitspraak van u. Bent u van mening dat het wenselijk is om het Verdrag van Amsterdam op deze twee punten aan te passen?

Minister Balkenende:

Ik heb zojuist gezegd dat wij nu bezig zijn met de wijziging van de Europese verdragen. Dat doen wij aan de hand van dit document. Dat zal de komende tijd verder uitgewerkt worden. U wilt kennelijk toch veranderingen aanbrengen in dit mandaat, maar dat kan niet.

Hiermee ben ik aan het eind gekomen van de inbreng van het kabinet. Ik zeg de leden van de Kamer nogmaals dank voor dit debat. Ondanks de kritische noten blijkt er brede steun te zijn voor het resultaat. Met die conclusie kunnen wij verder.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft een vraag van mij beantwoord door te knikken. Daarmee gaf hij aan dat hij het eens was met mijn concrete voorstel. Dat komt echter niet in de Handelingen. Vandaar mijn verzoek aan de staatssecretaris om dit nog even in de microfoon te bevestigen.

Staatssecretaris Timmermans:

Het antwoord is "ja".

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik hoop op eenzelfde antwoord. Ik kreeg ook een knik als reactie toen ik vroeg of de staatssecretaris misschien bereid was om namens het kabinet nog een brief te sturen om meer duidelijkheid te geven over de diensten van algemeen economisch belang. Hij mag van mij daarmee wachten tot na het SER-advies.

Staatssecretaris Timmermans:

De Kamer zal binnen een week een uitvoerige brief krijgen waarin in detail wordt ingegaan op de vragen over de noodrem en de veranderingen. Het is een monnikenwerk om dit voor elkaar te krijgen, maar wij beschikken gelukkig over hardwerkende medewerkers. Zij waren al vrij overbelast na de afgelopen weken, maar dit doen zij ook nog even.

De brief waar de heer Ten Broeke om vraagt, zal wat meer tijd kosten. Ik wil daar met nadruk het SER-advies bij betrekken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag over de twee opt-outs. Hoe staat u daar tegenover? Vindt u dat wenselijk of niet? Hoe gaat het hierna verder en hoe wordt de Kamer geïnformeerd?

Staatssecretaris Timmermans:

Wacht u nu even op de brief, want daarin wordt op al die punten tot in detail ingegaan. U had ook nog vragen over de noodrem en de afperking van JBZ. Daarop wordt ook ingegaan in de brief. De minister-president heeft uitgelegd hoe het nu verder gaat.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Hoe wordt de Kamer daarvan op de hoogte gehouden?

Staatssecretaris Timmermans:

Het Nederlands parlement is van alle parlementen van de lidstaten het meest betrokken bij dit proces. De lat ligt hoog en blijft hoog liggen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik zal niet de toezegging herhalen die de staatssecretaris zojuist heeft gedaan, want die ligt ons nog vers in het geheugen. Ik beperk mij tot de zaken waarover de Kamer op een later moment schriftelijk wordt geïnformeerd.

  • - In de brief die de Kamer is gestuurd, staat dat er nog meer gedetailleerde toelichting op de IGC volgt.

  • - De minister-president heeft toegezegd, in de Staat van de Unie terug te komen op een eventuele instructie voor/gebruik van de Europese vlag.

Ik dank de bewindslieden voor hun uitgebreide toelichting en de Kamerleden voor hun beheersing bij de interrupties.

Naar boven