Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Op 27 april jongstleden heeft de staatssecretaris van Justitie de Kamer een brief gestuurd over de uitvoering van het generaal pardon en, in het verlengde daarvan, een onderhandelingsakkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Uit deze stukken zijn zo veel kritische Voorzitterpunten af te leiden die zo urgent zijn, dat ik bij dezen verzoek om een spoeddebat met de staatssecretaris van Justitie.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Als voorzitter van de vaste commissie voor Justitie meld ik dat de brief normaal gesproken zou worden geagendeerd voor de procedurevergadering van 23 mei a.s. Wij hebben morgenochtend een extra procedurevergadering. Mocht het nodig zijn, dan kan de brief daarin aan de orde komen. Ik geef u dit mee voor uw overweging.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Ik begrijp de wens van de fractie van de Partij voor de Vrijheid om op zeer korte termijn over het generaal pardon te spreken, maar ik wil graag een debat voeren op basis van volledige stukken. Wij hebben een globale indicatie gekregen van de regeling plus de werkafspraken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Laten wij er alstublieft niet hapsnap allerlei onderdeeltjes uit vissen. Desnoods vragen wij het kabinet om haast te betrachten, maar wij moeten niet iedere week over een onderdeeltje van het geheel debatteren.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Van de Camp en voeg eraan toe dat bij mijn weten de staatssecretaris eind volgende week met een nieuw bericht over het pardon komt. Dat pleit er temeer voor om nu niet over een deel van het voorstel te debatteren, maar alle stukken bij elkaar te voegen voor een fundamenteel debat over het voorstel als geheel.

De heer Spekman (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. In de brief van 27 april kondigt de staatssecretaris aan dat zij de Kamer opnieuw een brief zal sturen als de procedure met de VNG is afgerond. Bent u bereid om namens de Kamer aan de staatssecretaris te vragen wanneer die brief tegemoet kan worden gezien? Als die brief niet langer dan 14 dagen uitblijft, lijkt het mij beter om pas daarna een debat te voeren.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik begrijp heel goed dat de fractie van de PVV haar opvattingen over het generaal pardon naar voren wil brengen, maar het lijkt mij zinnig om dit te doen aan de hand van alle stukken. Daar kunnen wij nu echter nog niet over beschikken.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik snap het verzoek zeer goed. In genoemde brief wordt niet alleen het nodige geschreven over de VNG, maar wordt ook ingegaan op besparingen en kosten, mensen die al of niet strafbare feiten op hun conto hebben, onjuiste identiteiten, enzovoorts. Die brief is dus nogal vervuild en daar moet een debat over plaatsvinden. Wij begrijpen dat de staatssecretaris eind volgende week nog een brief aan de Kamer zal sturen en daarover willen wij graag een debat voeren. Voor ons is er geen procedurevergadering nodig, want dit debat moet plaatsvinden, maar dan graag na volgende week vrijdag als wij over die extra brief kunnen beschikken.

De heer Anker (ChristenUnie):

Mijn fractie zou graag een debat voeren over het hele generaal pardon en niet alleen over deze brief.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik stel vast dat mijn verzoek om een spoeddebat niet wordt gesteund.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering toch door te geleiden naar het kabinet, met het verzoek om de toegezegde informatie snel aan de Kamer te sturen. Na ommekomst van die brief kan in een procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie een debat worden gepland.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben op 26 april jongstleden een heel prettig kennismakingsoverleg gevoerd met de minister en de staatssecretaris van Onderwijs. Een van de uitspraken van de staatssecretaris over het United World College in Maastricht is echter voor mijn fractie aanleiding om u te vragen, het verslag van dit algemeen overleg op de agenda voor de plenaire vergadering te plaatsen. Ik wil nog even verder op dit punt ingaan en overweeg om een motie in te dienen.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit VAO toe te voegen aan de agenda voor volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Vorige week woensdag verscheen er een groot stuk in de Volkskrant waaruit blijkt dat een meerderheid van de Kamer, bestaande uit de fracties van het CDA, de VVD en de SP, van mening is dat het kabinet de hoofdmoot van de Europese grondwet – dat wordt ook wel het motorblok van de grondwet genoemd – eigenlijk zo veel mogelijk in stand wil laten. De staatssecretaris voor Europese Zaken is door de Volkskrant met dit beeld geconfronteerd. Hij reageerde heel verbaasd en zei dat het kabinet iets wezenlijk anders wil. De politieke situatie is nu wel bijzonder onduidelijk geworden. Daarom wil ik een spoeddebat met de staatssecretaris om over dit verschil van inzicht van gedachten te kunnen wisselen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wij hebben begrip voor het verzoek van de heer De Roon om met spoed een debat te voeren. Ik vind ook dat daar aanleiding voor bestaat, maar die vind ik niet in het artikel in de Volkskrant dat hij noemde. Ik denk dat er materieel geen verschil is tussen de inhoud van dit artikel en de brief van de regering aan de Kamer. Er zijn echter drie nieuwe aanleidingen die mij ertoe brengen om de regering te vragen om op korte termijn een brief aan de Kamer te sturen. Ik vraag de heer De Roon om dit verzoek te steunen.

De eerste aanleiding is dat staatssecretaris Timmermans gisteravond heeft laten weten dat hij de Europese minister van Buitenlandse Zaken niet lust, terwijl hij de Kamer tegelijkertijd een brief stuurt waarin hij schrijft dat hij zijn kaarten nog tegen de borst houdt.

De tweede aanleiding is dat minister Verhagen een rode kaart wil invoeren op het gebied van de subsidiariteit, maar ook daarover was het stuk van gisteren niet duidelijk.

Tot slot heb ik aan de minister-president gevraagd of het Duitse voorzitterschap een vragenlijst heeft opgesteld. Gisteren hoorden enkelen van ons in Berlijn van mevrouw Merkel zelf dat er inderdaad zo'n vragenlijst bestaat en dat de vragen nog deze week moeten worden beantwoord. De premier wist daar echter niets van.

Met andere woorden: er is alle reden om snel met het kabinet te spreken en om het om een brief te vragen. Ik denk dat wij op deze wijze moeten procederen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van harte, vooral met de toevoeging die daarnet is gedaan. Met name het punt van de minister van Buitenlandse Zaken, dat nu in de onderhandelingen weggegeven lijkt te zijn, verdriet de D66-fractie zeer. Wij zien graag een uitleg van het kabinet tegemoet over hoe dat kan en hoe het verder moet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De PvdD-fractie heeft al vaker haar zorgen geuit over de wijze waarop de nieuwe grondwet erdoor zou worden gefrommeld. Wij ondersteunen het verzoek van de fractie van de Partij voor de Vrijheid dus zeer. Gezien de onduidelijkheden die zijn ontstaan, zouden wij het op prijs stellen als het kabinet ons in een brief op de hoogte brengt van de stand van zaken op dit moment. De toevoegingen van de VVD-fractie worden dan ook gewaardeerd.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ook de fractie van GroenLinks steunt het verzoek om een debat. Zij steunt ook het aanvullende verzoek om een brief. Ook de GroenLinks-fractie heeft de regering keer op keer gevraagd wat de ingrediënten waren voor de onderhandelingen met de Europese regeringsleiders en of zij die ook met het parlement wilde bespreken. Wij steunen alle pogingen die daartoe leiden.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn fractie ziet geen aanleiding om een spoeddebat aan te vragen. Over de input voor een nieuw Europees verdrag staat in juni weer een vergadering gepland. Wat ons betreft, is dat een goed moment om verder te praten over het verdrag.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie hecht ook aan een brief op korte termijn, waarin wordt ingegaan op alle actuele ontwikkelingen rondom de totstandkoming van een nieuw Europees verdrag. Wij kunnen ons voorstellen dat daarna een debat hierover plaatsvindt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De SP-fractie steunt het voorstel van de heer Ten Broeke. Wij willen daarbij graag een toelichting op de uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Het Nederlandse parlement is per brief ingelicht door het kabinet op 19 maart. Een week later hebben wij daarover gedebatteerd. Wij weten meer dan welk nationaal parlement ook. Wij zitten in de aanloop naar een top. Het lijkt mij niet meer dan kies om de vertegenwoordiging van Nederland, de regering, nu het onderhandelingsmandaat te laten houden. Daarom stel ik voor om conform datgene wat de fractie van de ChristenUnie zei, gewoon te wachten op het debat rondom de top.

De heer Blom (PvdA):

Voorzitter. Uiteraard gaat de fractie van de Partij van de Arbeid geen enkel debat uit de weg dat gaat over een nieuw verdrag, dus ook dit verzoek niet. Ik hecht wel aan de aanvulling die de heren Ten Broeke en Jasper van Dijk hebben gegeven dat dit op basis van een uitgebreide brief zal moeten plaatsvinden. Ik denk daarom dat wij het debat volgende week moeten voeren.

De heer De Roon (PVV):

Ik dank de heer Ten Broeke en de anderen die zijn zienswijze hebben ondersteund, voor de waardevolle aanvullende vragen. Ik kan mij er heel goed in vinden dat wij ook op die vragen een antwoord moeten hebben. Tegelijkertijd wil ik niet dat de vaart er nu uit gaat. Mijn voorstel zou zijn om aan de regering te vragen om uiterlijk maandag met een brief te komen. Ik wil dat in die brief, naast een antwoord op de vragen van de heer Ten Broeke, ook een antwoord komt op de vraag wat het kabinet nu wezenlijk anders wil met betrekking tot de hoofdmoot van de Europese grondwet dan datgene wat de vertegenwoordigers van de partijen die in de Volkskrant aan het woord zijn geweest, denken dat het kabinet wil. Het spoeddebat over een bredere agenda met betrekking tot de Europese grondwet zou wat mij betreft uiterlijk dinsdag aanstaande moeten worden gehouden.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er in de Kamer behoefte is aan meer informatie. Ik stel daarom voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Voorts stel ik voor dat wij na ommekomst van de brief van het kabinet – dat zal op maandag of dinsdag zijn – in de daaropvolgende regeling een besluit nemen over het spoeddebat.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De Kamer heeft het houden van een debat ondersteund. Ik wil nu toch graag vastleggen dat wij dit volgende week dinsdag ook gaan doen.

De voorzitter:

Ik begreep van de heer Ten Broeke dat voor hem de informatie in de brief bepalend is voor het debat. Misschien heb ik mij vergist.

De heer Ten Broeke (VVD):

Die brief moet er heel snel komen, wat mij betreft volgende week maandag. Dan kunnen wij zo snel mogelijk debatteren. Of dat dan op dinsdag gebeurt of niet, maakt mij niet heel veel uit. Ik heb begrepen dat er nog wat andere zaken op de agenda staan. Het moet in ieder geval heel snel gebeuren; wat ons betreft volgende week.

De voorzitter:

Mijnheer De Roon, u hebt gelijk: u hebt al een meerderheid voor het houden van een spoeddebat. Volgende week gaan wij dus sowieso een spoeddebat houden. De Kamer heeft echter eerst nog een brief tegoed.

Het woord is aan mevrouw Van der Burg.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. In vervolg op het algemeen overleg over vaste verandermomenten en de tweede tranche van de aanpak van de administratieve lasten van 26 april jongstleden met de staatssecretarissen De Jager van Financiën en Heemskerk van Economische Zaken vraag ik namens de VVD-fractie een VAO aan.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit VAO toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De fractie van de Partij voor de Dieren heeft een aantal Kamervragen gesteld die nog niet zijn beantwoord. Daarom wil ik op dat punt graag rappelleren. Omwille van de tijd zal ik kort de onderwerpen noemen waarop de vragen betrekking hebben: een verbod op een verrijkte kooi, beperking van de vleesconsumptie in Nederland, langeafstandstransporten van levend vee in Europa (deze vragen zijn mede gesteld door het lid Van Velzen), verwaarloosde schapen, brandgevaar in schuren en stallen, de subsidie van gecombineerde luchtwassers voor de varkenshouderij, een expositie van kippen in het Centraal Museum in Utrecht en de export van uranium uit Nederland naar Rusland. Alle nummers zijn, als het goed is, bij u bekend.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het besluit van de staatssecretaris van Defensie om te stoppen met het project De Uitdaging heeft veel verbazing opgeroepen. Het gaat hier immers om een succesvol project dat probleemjongeren die naar de criminaliteit dreigen af te glijden, scholing, disciplinering en uitzicht op een baan biedt. Ingewijden noemen het een gouden formule. Als het niet bestond, zou het onmiddellijk worden uitgevonden. Toch is het gestopt. Uit de beantwoording van Kamervragen blijkt dat het kabinet bezig is met mooie nieuwe projecten. Hoe die er uit komen te zien, is echter nog in nevelen gehuld. Ondertussen gaat wel de ontmanteling van dit project door, wat een ongelukkige situatie is.

Mijn fractie wil over dit onderwerp op korte termijn een plenair debat voeren. Dit verzoek doe ik mede namens de fracties van de PvdA en het CDA. De staatssecretaris van Defensie verblijft nu in het buitenland. Wij willen het debat zo spoedig mogelijk voeren nadat hij weer terug is in het land. Aangezien het belang van het project Defensie overstijgt, willen wij in ieder geval ook de minister voor Jeugd en Gezin uitnodigen. Mochten de beide bewindslieden van mening zijn dat een andere minister, bijvoorbeeld de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, hiervoor een pot geld heeft, dan zien wij graag dat die minister ook naar de Kamer komt.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De heer Van der Staaij is zo slim geweest om zich op voorhand te verzekeren van een buitengewone hoeveelheid handtekeningen. Het lijkt mij echter wel belangrijk om zo'n debat, mede omdat hij bijna de hele regering uitnodigt, pas te houden wanneer wij een brief van het kabinet hebben gekregen. Dan kunnen wij een goede inhoudelijke discussie over het onderwerp voeren.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Ik steun de heer Van der Staaij; ik heb geen brief nodig. De beantwoording van de Kamervragen geeft voldoende informatie. Deze is echter wel zodanig dat ook de VVD-fractie een debat wil met de minister voor Jeugd en Gezin en de staatssecretaris van Defensie. Ik denk dat de derde bewindspersoon niet de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, maar de minister van Justitie moet zijn, gezien zijn portefeuille.

De heer Brinkman (PVV):

Ook de PVV-fractie heeft met verbazing kennisgenomen van het stoppen van dit project. Ik heb sterk de indruk dat het komt door de bezuinigingen.

De voorzitter:

Dit is geen debat over de inhoud, maar over de procedure. U steunt het verzoek van de heer Van der Staaij?

De heer Brinkman (PVV):

Ja, als wij moeten kiezen tussen een generaal pardon en dit project, dan steunen wij dit project.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De D66-fractie steunt dit verzoek en heeft geen brief nodig. Ik vraag mij alleen af of de minister van Justitie en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie hierbij aanwezig moeten zijn. De minister voor Jeugd en Gezin heeft namelijk toch de doorzettingsmacht om deze ministers er ook bij te betrekken. Het lijkt mij voldoende om het debat met twee bewindslieden te houden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De SP-fractie steunt het verzoek.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik dank de leden voor de brede steun. De brief waar de ChristenUnie-fractie om vroeg, is er al. Wij hebben daarover al Kamervragen gesteld. Daar overheen zijn later nog vragen gesteld vanuit de commissie. Wat er ligt, lijkt ons voldoende om het debat aan te gaan.

Is de derde minister nodig? Als de twee betrokken bewindslieden samen zeggen dat zij met een stevig verhaal naar de Kamer komen en niet naar een andere minister hoeven te verwijzen als het om budgetten gaat, dan vind ik dat prima. Daarom heb ik het ook als volgt geformuleerd: als zij zouden verwijzen naar een derde minister met budgetverantwoordelijkheid, laten wij die dan ook gelijk uitnodigen. Op die manier kunnen wij een goed debat voeren en worden wij niet verwezen naar een andere minister.

De voorzitter:

Het lijkt mij helder dat er een meerderheid voor het houden van dit debat is. Het is bekend dat de staatssecretaris er op dit moment niet is. Daarom stel ik voor, dit debat zo mogelijk op 24 mei te houden met spreektijden van maximaal drie minuten per fractie. Laten wij nader nagaan welke ministers aanwezig moeten zijn om tot een goed debat te komen.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Omdat de staatssecretaris in het buitenland verblijft, is het debat nog enige tijd weg. Wij gaan er vanzelfsprekend van uit dat er, totdat het debat is gehouden, geen onomkeerbare handelingen zullen worden verricht bij de ontmanteling van dit project.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik verzoek u, een verzoek door te geleiden naar de minister-president. Ik wil hem vragen, de Kamer vóór morgenochtend 12.00 uur een brief te sturen waarin hij ingaat op de berichtgeving vanochtend in de Volkskrant aangaande staatssecretaris De Jager. Ik zou ten minste drie dingen van de minister-president willen weten. Kan hij de beweringen in het artikel in de Volkskrant bevestigen dan wel ontkennen? Wil hij een oordeel uitspreken over wat in dit artikel wordt gezegd? Was deze informatie bij hem bekend tijdens de formatie en, zo ja, wat heeft hij daar toen mee gedaan? Ik zou mij kunnen voorstellen dat de staatssecretaris zelf ook de behoefte heeft om tekst en uitleg te verschaffen of te reageren op het Volkskrant-artikel. Dat zou morgen vóór 12.00 uur in dezelfde brief in de Kamer kunnen landen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik vind het eigenlijk wat onkies dat er gelijk een brief van de minister-president gevraagd wordt. Waarom wordt niet alleen om een reactie van de staatssecretaris gevraagd? Wat mij betreft is dat de koninklijke weg.

De heer Van der Ham (D66):

Ik val de heer Vendrik bij, want de minister-president is eindverantwoordelijk voor dit hele proces. Het is precies zoals de heer Vendrik het heeft geformuleerd. Ik vind het wél kies en steun het verzoek dan ook.

De heer Depla (PvdA):

Het is belangrijk dat er geen enkele twijfel bestaat over de integriteit van onze bewindspersonen. Het lijkt mij dan ook niet meer dan logisch dat wij het verzoek van de heer Vendrik steunen om de feiten op tafel te krijgen van de minister-president.

De heer Irrgang (SP):

Het lijkt mij een heel redelijk verzoek van de GroenLinks-fractie en de SP-fractie ondersteunt dit dan ook.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ook de VVD-fractie ondersteunt het verzoek van de GroenLinks-fractie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Tegen de heer Cramer zeg ik dat ik het eens ben met de heer Van der Ham. Als ik het huiselijk mag formuleren, is de minister-president toch een beetje de chef personeelsbeleid. Vandaar dat ik hem in de eerste plaats aanspreek op zijn verantwoordelijkheid. Dat ontneemt overigens de staatssecretaris niet de mogelijkheid om samen met de minister-president op deze berichtgeving te reageren.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er brede steun is voor uw verzoek. Ik stel daarom voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik heb op 28 maart jongstleden Kamervragen gesteld over het beleid van dit kabinet als het gaat om clustermunitie en investeringen daarin. Deze vragen zijn nog steeds niet beantwoord. Volgende week gaat een delegatie namens het Nederlandse kabinet onderhandelen met andere landen over clustermunitie. Dat lijkt mij een goede tweede reden om deze vragen snel te beantwoorden. Ik wil dan ook via u het kabinet verzoeken om die vragen morgen voor 12.00 uur te beantwoorden.

Mijn tweede verzoek betreft de Kamervragen die mijn collega Kant en ikzelf op 3 april 2007 hebben gesteld over wachtlijsten in afkickklinieken. Ook die zijn nog niet beantwoord. Ik vraag mede namens collega Kant om ook de antwoorden daarop morgen voor 12.00 uur binnen te mogen hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik sta hier nu weer in verband met hetzelfde onderwerp. De eerste keer dat ik hier stond met het verzoek om een debat over de marktwerking in de publieke sector is inmiddels zes weken geleden. Op 27 maart 2007 vroeg ik een reactie aan het kabinet op het FNV-rapport "Marktwerking? Time-out!". Die reactie kwam niet, dus stond ik hier weer om te vragen waar die bleef. Toen kwam de reactie nog niet, waarop ik hier voor de derde keer stond om te vragen waar die toch bleef. Toen de reactie wel kwam, vroeg ik hier, op dezelfde plek, om een debat. Daar was op dat moment nog niet voldoende belangstelling voor. Er kwam toen net een nieuw rapport uit over de marktwerking in de publieke sector. Daarop heeft de Kamer een reactie gevraagd aan het kabinet. Die reactie zou er nu moeten zijn, want daar heeft de Kamer om verzocht. Daarom sta ik hier voor de vijfde keer in verband met hetzelfde onderwerp. Ik wil nu toch graag dat debat hebben over de gevolgen van de marktwerking in de publieke sector. Er ligt een brief. Die brief kan een basis zijn voor het debat. Het zou heel fijn zijn als het kabinet alsnog de gevraagde reactie op het onderzoeksrapport geeft waar wij voor het reces al om gevraagd hebben. Daar heeft men tweeënhalve week de tijd voor gehad. Het lijkt mij heel verstandig dat de Kamer zich niet langer door het kabinet aan het lijntje laat houden. Laten wij dat debat gewoon plannen en dan maar afwachten of die reactie op dat rapport nog voor die tijd komt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het lijkt mij allemaal goed. Als ik mevrouw Kant hoor, stel ik mij voor dat het debat volgende week gepland wordt. Dan heeft het kabinet nog een kans. Die brief moet er komen, wat mij betreft uiterlijk dinsdag voor 12.00 uur. En als die reactie er niet is, dan horen wij het wel in het debat.

De heer Crone (PvdA):

Ik sluit mij daar voor de helft bij aan. Ik vind dat die brief met het oordeel van het kabinet over het nieuwe rapport er moet komen, want dat is toegezegd. Als die brief er is, zullen wij zien of er een debat nodig is en in welke tijd. Ik voer hier dagelijks debatten over marktwerking. Ik wil hier ook niet de woorden van mevrouw Kant overnemen dat de Kamer een debat over de marktwerking wil en dat het kabinet dat maar mogelijk moet maken. Ik wacht de brief af, al ontvang ik die graag met spoed.

Mevrouw Agema (PVV):

De PVV-fractie steunt het verzoek van de SP-fractie en de aanvulling van de heer Vendrik.

De heer Van der Ham (D66):

Die brief moet er nu maar een keer komen. Dan kunnen wij altijd nog zien of daar een debat op moet volgen.

De voorzitter:

Ik stel het volgende voor. Wij sturen een rappel aan het kabinet dat wij dinsdag voor 12.00 uur een brief willen ontvangen. Na ommekomst van die brief kunnen wij dan bekijken of er in de Kamer behoefte is aan een debat.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Dit is een korte week en ik heb om praktische redenen de neiging om u te volgen. Ik spreek hier nu voor de vijfde keer in zes weken tijd over hetzelfde onderwerp en ik vind dat de Kamer zichzelf serieus moet nemen. Als wij hierover een debat willen met het kabinet, dan moeten wij dat ook gewoon plannen en ons niet door het kabinet aan het lijntje laten houden. Het kan zijn dat er fracties zijn die dat debat niet willen. Dat kan ik mij voorstellen, maar dan moet bijvoorbeeld de woordvoerder van de PvdA-fractie gewoon eerlijk zeggen dat hij helemaal geen behoefte heeft aan dat debat. Wij hebben die behoefte wel. Ik zou willen voorstellen om te vragen of die brief er morgen kan zijn, opdat wij morgen kunnen bepalen of wij daarover volgende week een debat willen plannen.

De heer Crone (PvdA):

Laten wij geen politiek bedrijven tijdens de regeling van werkzaamheden. Ik heb al gezegd dat ik hier dagelijks debatten voer over marktwerking. Dat doe ik al langer dan u, mevrouw Kant. U mag mij daarvoor wakker maken. Ik wil altijd wel over marktwerking praten. Ik heb echter ook altijd gezegd dat een algemeen debat over marktwerking op basis van goede stukken gevoerd moet worden. Daarom hebt u ook een brief gevraagd. Daar hebt u recht op. Die brief zal er volgende week dinsdag zijn en dan zullen wij bezien of en, zo ja, wanneer het debat zal plaatsvinden. Dan kunt u pas vaststellen of ik eraan meedoe of niet, niet nu.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij is het vrij simpel. Wij vragen die brief, zoals u net al hebt verwoord. Die brief is er dinsdag om 12.00 uur of niet. Los daarvan is er volgende week een debat, in ieder geval over de reactie van het kabinet op het FNV-manifest en wellicht ook over de brief die wel of niet komt. Het debat dat mevrouw Kant wil, heeft de steun van mijn fractie en volgens mij is dat voldoende om het debat volgende week nu reeds te plannen en aldus te besluiten.

De voorzitter:

Dat zou zo zijn als mevrouw Kant om een spoeddebat gevraagd had, maar zij vraagt om een debat. Dit zijn nu eenmaal de regels. Ik neem aan dat mevrouw Kant niet volgens de regels van een spoeddebat over marktwerking wil spreken. Daarbij gaat het namelijk over spreektijden van maximaal 3 à 4 minuten. Ik heb van haar begrepen dat zij een uitgebreid debat over marktwerking wenst. Daar hebben wij het nu dan ook over. Daarvoor is een meerderheid nodig van 76 leden. Volgens mij is die meerderheid er nog niet.

De heer Van der Ham (D66):

Zoals de heer Vendrik het heeft geformuleerd, wil ik het voorstel graag steunen. Volgende week komt er een brief en dan komt er, wat ons betreft, sowieso een debat. Ik hoop dat ook anderen dit willen.

De voorzitter:

Ik zie nog steeds geen meerderheid voor een gewoon debat. Ik herhaal dan ook mijn voorstel of mevrouw Kant wil bezien of er na ommekomst van de brief van het kabinet voor 12.00 uur behoefte is aan een volledig debat, ook al zal zij dan voor de zoveelste keer het spreekgestoelte moeten betreden in verband met dit onderwerp.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De woordvoerder van de fractie van de Partij van de Arbeid merkte op dat men hem altijd wakker mag maken voor een debat over dit onderwerp. Ik kan hem zeggen dat de marktwerking in de publieke sector een van de doelstellingen van het debat is.

De voorzitter:

Wij hebben het nu niet over de inhoud. Er worden procedurele afspraken gemaakt.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Zeker. Ik wil graag dat het verzoek van de Kamer aan het kabinet is dat die brief er morgen voor 12.00 uur is. Wij kunnen dan morgen bij de regeling opnieuw bekijken hoe wij verder willen gaan. Wij moeten dit onderwerp niet verder voor ons uitschuiven. Ik vind het bijna gênant dat het zo lang moet duren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, met het verzoek om de brief morgen te leveren. Dat lijkt mij overigens niet heel realistisch, zo voeg ik eraan toe.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Enkele weken geleden hebben wij hier een debat gehad over de Postwet. Wij zouden kort daarop daarover stemmen. Dat is niet gebeurd, omdat daarover nog overleg nodig was tussen de bewindslieden van Economische Zaken en van Sociale Zaken. Wij wachten nog steeds op de uitkomst van dat overleg. In het genoemde debat is er tot spoed gemaand, niet alleen door de staatssecretaris, maar ook door de Kamer. Ik vraag mij dus af hoe het met dat overleg staat. Ik wil daarom heel graag van het kabinet vernemen wanneer het er uit is en wanneer wij over de Postwet kunnen stemmen. Dit is belangrijk voor de postsector. De fractie van D66 wil hier tegen deze achtergrond heel graag snel over stemmen. Daarom vernemen wij graag zo snel mogelijk in een brief hoe het staat met de onderhandelingen en wanneer wij ter zake eindelijk een besluit kunnen nemen.

De heer Crone (PvdA):

Er is een brief van het kabinet waarin staat dat wij op 16 mei de brief krijgen waarvan wij gehoopt hadden dat die er vandaag zou zijn. Die brief is er dus morgen.

De heer Van der Ham (D66):

Er staat echter nog niet in wanneer het kabinet er uit is. Er staat alleen in dat er een brief komt. Wij willen evenwel weten wanneer er daadwerkelijk over de Postwet gestemd kan worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik denk dat wij uiterlijk volgende week dinsdag om 12.00 uur uitsluitsel van het kabinet moeten krijgen over zijn positie in dit debat. Het lijkt mij verstandig dat die brief op tijd komt. Wij kunnen dan volgende week dinsdag bij de regeling een besluit nemen: of heropening van de beraadslaging of een definitieve datum voor stemmingen over de Postwet.

De heer Aptroot (VVD):

Ook de VVD-fractie is van mening dat het kabinet uiterlijk volgende week dinsdag 12.00 uur met een brief moet komen, waarin ook staat wat het kabinet van de amendementen vindt. Dat is namelijk niet duidelijk geworden in het debat.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat wij pas stemming over de Postwet wensen na het brede debat over de marktwerking. Overigens staat in de brief die het kabinet vandaag naar de Kamer heeft gestuurd, dat de brief over dit onderwerp pas na 16 mei komt en niet op 16 mei.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik sluit mij van harte aan bij de suggesties van de fracties van GroenLinks en de VVD. Mijn verzoek is dan ook dat het kabinet voor dinsdag 12.00 uur meer duidelijkheid verschaft in een brief aan de Kamer. De fracties zijn het hierover dus eens.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Krom.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Gisteren is via RTL Nieuws het rapport Omgevingsverkenning ruimtelijke opgave 2020-2040 en een daarop gebaseerd beleidsstuk van VROM in de openbaarheid gekomen. Ik heb beide stukken bij mij. Zij bevatten belangrijke analyses over verschillende beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening, verkeer, kilometerheffing, natuur, wonen en bouwen. Buiten dit huis woedt de discussie over deze stukken in volle hevigheid. Bij monde van minister Eurlings heeft het kabinet er al op gereageerd. Het lijkt mij daarom correct dat deze stukken ter beschikking van de Kamer worden gesteld zodat alle leden er kennis van kunnen nemen. Ik verzoek de regering dan ook om beide stukken binnen een week aan de Kamer te zenden, vergezeld van een kabinetsreactie. Ik doe dit verzoek mede namens de heer Van der Ham.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde van de regeling van werkzaamheden gekomen. Alvorens wij beginnen met het VAO IJzeren Rijn, schors ik de vergadering enkele ogenblikken. Overigens heet ik de gasten van de Belgische ambassade van harte welkom bij dit debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Naar boven