Vragen van het lid Kant aan de minister voor Jeugd en Gezin over de gestegen wachtlijsten in de jeugdzorg.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Vorig jaar is er in de jeugdzorg keihard gewerkt om de wachtlijsten weg te werken. 5000 kinderen op de wachtlijst hebben zorg gekregen en zijn geholpen. Een inventarisatie van de jeugdzorg geeft helaas aan dat de wachtlijsten weer groeien. Op dit moment wachten 1600 kinderen te lang, veel te lang. Als deze groei doorzet, zitten wij aan het eind van jaar weer op 5000 wachtende kinderen. De redenen zijn dat er sprake is van een blijvende stijging van het aantal kinderen dat hulp nodig heeft, dat kinderen langer hulp nodig hebben, maar vooral dat het extra geld dat vorig jaar werd uitgetrokken, geen structureel maar tijdelijk geld is. Je kunt dan verwachten dat dit gebeurt. Het is hetzelfde als met een extra kassa in de supermarkt. Op het moment dat je een extra kassa opent bij de supermarkt, verdwijnen de wachtrijen. Op het moment dat je die kassa weer sluit, kun je verwachten dat er opnieuw wachtrijen ontstaan. Het is natuurlijk niet zo erg als wij allemaal even moeten wachten bij de supermarkt, maar het is natuurlijk heel erg als het gaat om kinderen die wachten op noodzakelijke hulp.

Natuurlijk moet je ook fors inzetten op het voorkomen dat die wachtrijen ontstaan, dat kinderen in de problemen komen en dat zij in de jeugdzorg terecht komen. Wij moeten ook voorkomen dat kinderen die nu jeugdzorg nodig hebben, nog verder in de problemen komen. Zij moeten wel jeugdzorg kunnen krijgen. Ik weet dat de minister wacht op cijfers van de provincies over de wachtlijsten op dit moment. Er is echter geen enkele reden om aan te nemen dat de cijfers die daar vandaan komen, af zullen wijken van het beeld dat wordt geschetst vanuit de jeugdzorg zelf. Provincies als Brabant, Gelderland, Zuid-Holland en Flevoland hebben immers al aangegeven dat de wachtlijsten weer groeien.

Ik heb maar één vraag. Het is volstrekt duidelijk dat de wachtlijsten groeien. Kinderen wachten op hulp en dat is onacceptabel. Er moet nog dit jaar structureel extra geld komen. Is de minister daartoe bereid?

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Mevrouw Kant en ik zijn het er direct over eens dat kinderen die zorg nodig hebben, die ook zo snel mogelijk moeten krijgen en dat wachtlijsten daar niet bij passen. Daarover is tussen ons geen verschil van mening. Om die reden heeft het vorige kabinet vorig jaar grote prestaties neergezet, waardoor de wachtlijsten tot nog geen 300 zijn teruggebracht en waardoor 5000 kinderen extra zijn geholpen. Eveneens om die reden is er vanaf 1 januari 2007 structureel 40 mln. extra uitgetrokken voor de jeugdzorg, anticiperend op de verwachte groei van de vraag. Daarmee kunnen zeker 3000 kinderen – dat is nog afhankelijk van de aard van de zorg die geboden moet worden – geholpen worden. Nu heeft de MOgroep gisteren een persbericht naar buiten gebracht waarin de resultaten bekend zijn gemaakt van een enquête onder de leden van de MOgroep. Er is geïnventariseerd wat de wachtlijsten op dit moment zijn en er is een inschatting gemaakt van wat de situatie eind van het jaar zal zijn als er niets verandert. Volgens de MOgroep zouden per 1 april 1600 kinderen langer dan negen weken op zorg wachten.

Ook mij verontrusten dit soort signalen. Ik zeg er wel bij dat ik ook enigszins verrast ben door dat cijfer, want dat was nu precies waar die 40 mln. aan structurele middelen voor bedoeld waren. Dat bedrag achtten wij met instemming van uw Kamer voldoende voor de nieuwe vraag. Het zou, naast de incidentele middelen van vorig jaar, ervoor moeten zorgen dat de wachtlijsten niet opnieuw kunnen oplopen. In het debat dat ik op 26 april 2007 met uw Kamer heb gehad over de aanpak van kindermishandeling is veel aandacht gevraagd voor signalen over oplopende wachtlijsten. Ik heb toen aangegeven dat ik de feiten op een rij wil hebben en wel zo snel mogelijk. De reguliere beleidsinformatie zouden wij volgens afspraak per 1 juli van de provincies krijgen. Vooruitlopend daarop heb ik gezegd dat ik die cijfers eerder wil hebben. Dat is naar voren gehaald. Ik heb gevraagd om levering van de meest recente cijfers over de wachtlijsten bij de zorgaanbieders. Als ik die heb, kan ik de balans opmaken en bepalen of het bedrag van 40 mln. dat er dit jaar structureel extra is bijgekomen, volstaat.

Naar aanleiding van de berichten gisteren heb ik direct actie ondernomen en de provincies gebeld. Dat levert een divers beeld op. Sommige provincies hebben nauwelijks wachtlijsten, andere hebben oplopende wachtlijsten. Dit is de eerste indruk die ik uit mijn belronde krijg, gebaseerd op de voorlopige cijfers die ik gisteren heb gehoord. Er zijn ook provincies die aangeven dat zij zelfs nog afspraken moeten maken met de zorgaanbieders over hun aandeel in die 40 mln. Zodra dat gebeurd is, zullen de wachtlijsten in die provincies afnemen. De ene provincie herkent wel het beeld van de MOgroep, de andere herkent het helemaal niet.

Ik kwam in de media berichten tegen als zouden kinderen die vorig jaar dankzij de incidentele 100 mln. in behandeling zijn genomen, dit jaar geen behandeling meer krijgen. Dat is in ieder geval niet waar. Een deel van dat geld, de helft, is ook dit jaar beschikbaar. Dat loopt dus gewoon door, naast de 40 mln. extra aan structurele middelen.

Mevrouw Kant (SP):

Vorig jaar is 100 mln. naar de jeugdzorg gegaan. 40 mln. daarvan is inderdaad structureel, maar de andere 60 mln. is dit jaar gewoon weer gestopt. Van die 60 mln. is de capaciteit in de jeugdzorg uitgebreid. Vanwege de onduidelijkheid die zo lang blijft bestaan, dreigen mensen die vorig jaar zijn aangesteld in de jeugdzorg om die wachtlijsten weg te werken en die nu bijvoorbeeld een halfjaarcontract hebben, weer ontslagen te worden. Het is dus echt van cruciaal belang dat u heel snel duidelijkheid geeft of er dit jaar nog – dus niet in de begroting van volgend jaar, maar dit jaar nog – extra geld kan komen om daar waar de nood is, de wachtlijsten in de jeugdzorg op te lossen en het ontstaan van nieuwe te voorkomen.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Het ligt toch iets anders. Het is niet zo dat 40 mln. van die 100 mln. structureel is. Er is 100 mln. incidenteel beschikbaar gesteld. 50 mln. daarvan is vorig jaar beschikbaar gesteld en 50 mln. is dit jaar beschikbaar. Die 5000 kinderen die vorig jaar extra in behandeling zijn genomen, worden dit jaar gewoon doorbehandeld als dat nodig is. Dat geld is beschikbaar. Mevrouw Kant maakte volgens mij net een vergissing bij de rekensom van 100 mln. min 40 is 60. In 2006 en 2007 is per jaar 50 mln. beschikbaar om die wachtlijsten weg te werken. Wij kennen het resultaat daarvan, want dat blijkt uit de wachtlijstcijfers die wij over 1 januari hebben gekregen. Mevrouw Kant heeft daar zelf aan gerefereerd. Dat ziet er goed uit. Het was een grote prestatie en er is hard gewerkt in de jeugdzorg. Daarnaast is er met ingang van dit jaar 40 mln. structureel extra beschikbaar gekomen. Daarvan willen wij weten of het volstaat om te voorkomen dat de wachtlijsten opnieuw gaan oplopen. Daarvoor zit ik dus nu de provincies op de huid, om te zorgen dat die gegevens er zo snel mogelijk komen. Dan kunnen wij met elkaar kijken of dat voldoende is om die wachtlijsten te voorkomen. Daarom zeg ik dat het mij enigszins bevreemdt dat nu al duidelijk zou zijn dat 1600 kinderen op de wachtlijst staan. Dat zou betekenen dat die 40 mln. al is uitgegeven. Volgens de eerste signalen die ik van de provincies krijg, moet een deel van de provincies zelfs nog concrete afspraken maken met de zorgaanbieders. Die 40 mln. is nog niet uitgegeven. Ik wil die rapportage zo snel mogelijk hebben. Aangezien ik het gevoel van urgentie deel, zal ik in tegenstelling tot de reguliere afspraak om verantwoording per 1 juli af te leggen, ernaar streven om de Kamer in de eerste week van juni te informeren over de precieze cijfers van de wachtlijsten.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ga met deze minister niet over cijfers steggelen. Wij zijn het erover eens dat een groot deel van het extra geld om de wachtlijsten weg te werken, tijdelijk en dus niet structureel was. Dat geld is er nu dus niet meer. Daardoor moet de capaciteit weer naar het oude niveau. Misschien worden er mensen in juli ontslagen of wordt hun contract niet verlengd, omdat er nu minder geld is dan verleden jaar. Je moet dan ook niet gek staan te kijken, wanneer de wachtlijsten langer worden. Dat erkent u ook.

U zegt dat u over twee weken met de cijfers komt. Geeft u daar dan ook gelijk de oplossingen bij? Dat zou ik op prijs stellen, want er is echt spoed geboden. Kan de conclusie zijn dat er niet volgend jaar, maar ook dit jaar extra geld komt?

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Voordat er kan worden nagedacht over een oplossing, moet eerst het probleem in kaart gebracht zijn. Als de cijfers over de wachtlijsten beschikbaar zijn, zal ik natuurlijk niet volstaan met de droge gegevens en zal ik uiteraard ook mijn conclusies aangeven. Ik loop nu echter niet vooruit op de conclusies; dat zou wonderlijk zijn. Ik attendeer er wel op dat, mocht er extra geld nodig zijn, dit dan een nieuw kabinetsbesluit vergt, mede met het oog op de middelen die tot nu toe beschikbaar gesteld zijn.

Voordat wij echter nieuw geld naar de provincies brengen, moet bekend zijn wat er gedaan is met de budgetten die voor dit doel ter beschikking zijn gesteld. Ook moet de huidige stand van zaken duidelijk zijn.

Inderdaad moeten wij de wachtlijsten terugdringen; wij moeten ook voorkomen dat er wachtlijsten ontstaan. Als dat evenwel ten koste zou gaan van inspanningen op het gebied van preventieve jeugdzorg, zouden wij een verkeerde keuze maken. Mevrouw Kant merkt terecht op dat er lokaal veel aandacht voor preventie moet zijn. Ik wil toch het signaal afgeven dat wij, wanneer wij verzuimen om te investeren in lokaal preventief jeugdbeleid, wat de wachtlijsten betreft steeds van een koude kermis thuis zullen komen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Niet langer dan twee weken geleden heb ik de minister gewaarschuwd voor deze wachtlijsten. Hij zei toen dat hij geen reden tot zorg had. Vandaag geeft hij daar weer blijk van. Hij verschuilt zich namelijk achter cijfers. Bovendien bagatelliseert hij het probleem. Gisteren bleek dat het aantal wachtlijsttoeristjes, dus kinderen die niet de zorg krijgen waar zij wettelijk recht op hebben, explosief is toegenomen. Ik wil nu dan ook weten hoe ver de minister bereid is om te gaan. Is hij dus bereid om zijn politieke lot te verbinden aan het verdwijnen van de wachtlijsten? Ik wil dit keer graag een duidelijk antwoord: "ja" of "nee".

Minister Rouvoet:

Deze vraag heeft de heer Dibi de vorige keer ook gesteld. Ik moet echter eerst zijn beeldvorming corrigeren. In zowel het debat van enkele weken geleden als vandaag heb ik wel aangegeven dat ik reden tot zorg heb. Als de wachtlijsten groeien, is dat niet alleen een zorg van de Kamer, maar is dat ook mijn zorg en mijn probleem. Ik ga echter niet over oplossingen en consequenties spreken, voordat het probleem goed in kaart gebracht is. Ik sluit dus niet uit dat volgende week iemand hier weer iets over zegt of dat er een bericht komt dan wel dat er een enquête gehouden wordt. Wij kunnen dan eenzelfde soort debat houden. Ik ben de Kamer evenwel tegemoet gekomen door niet op de reguliere informatiestroom van begin juli te wachten. Ik wilde die stroom ook naar voren halen. Men moet mij ook niet voortdurend vragen om alvast conclusies te trekken, voordat het probleem hier ordentelijk besproken is. Ik heb de cijfers dus een maand naar voren gehaald. Ik wacht niet op die cijfers; de komende dagen ga ik het land in en ga ik naar de provincies; ik ga de provincies op de huid zitten, want ik wil die cijfers hebben. Welnu, begin juni heeft de Kamer die cijfers en dan gaan wij daarover met elkaar van gedachten wisselen, ook over de vraag welke conclusies daaraan verbonden moeten worden. Ik wil dan ook eerst het beeld duidelijk hebben en dan conclusies trekken en niet omgekeerd.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Vlies.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb geen antwoord op mijn vraag gekregen: ja of nee, is de minister bereid om zijn politieke lot te verbinden aan het einde van de wachtlijsten?

De voorzitter:

Mijnheer Dibi, ik heb u geen gelegenheid gegeven om alsnog het woord te voeren. Dat moet u dan ook niet doen. Het woord is nu aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie heeft wel begrip voor de lijn die de minister wil volgen: eerst weten wat er aan de hand is en dan actie. Hij heeft overigens wel een belrondje gehouden. Daaruit is gebleken dat er provincies zijn zonder wachtlijsten, provincies met wachtlijsten en hier en daar provincies met groeiende wachtlijsten. Deze mededeling combineer ik met een andere mededeling van de minister die mijn verbazing heeft gewekt. Ik doel op de mededeling dat voor de 40 mln. structureel provincies nog aan de gang moeten met het maken van afspraken met de financiers over de bestemming en de besteding van het geld. Dat vind ik verbazingwekkend. Dat zou toch een tandje sneller moeten. Mijn vraag is dan ook of er een verband is tussen de provincies die nog niet dergelijke afspraken hebben gemaakt en de wachtlijsten in die provincies.

Minister Rouvoet:

Ik kan daarvan een eerste indruk geven. Ik meen dat dit verband bestaat. Ik zeg dat met enige voorzichtigheid, maar acht het niet zo verwonderlijk. Ik ga hier de komende dagen achteraan. Het bedrag van 40 mln. is niet zonder reden beschikbaar gesteld. Ik ben dat met de heer Van der Vlies eens. Wanneer om welke reden dan ook nog geen afspraken zijn gemaakt, moeten wij bekijken of wij deze reden kunnen wegnemen. Wij moeten de productieafspraken zo snel mogelijk alsnog maken. Vergeeft u mij deze uitdrukking. Ik gebruik hem maar één keer. Het bedrag van 40 mln. is ervoor bedoeld om extra kinderen in behandeling te kunnen nemen. Dat moet zo snel mogelijk gebeuren. Dan kunnen wij de balans opmaken. Ik heb op dit moment nog geen volledig beeld. Ik twijfel er echter niet aan dat, wanneer de provincies die dat nog niet hebben gedaan nu snel afspraken met de aanbieders maken voor hun deel van deze 40 mln., hierdoor in ieder geval een deel van de 1600 gevallen zal kunnen worden opgelost. Daarmee doen wij ook wat aan de prognose van de MOgroep dat dit aantal aan het einde van dit jaar zou kunnen oplopen tot 5000 wanneer wij verder niets doen. De provincies hebben te kennen gegeven te twijfelen aan dit cijfer. Dat geldt ook voor de provincies die zo snel mogelijk afspraken willen maken, wat ook mijn lijn is.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Wij hebben het eigenlijk over een vrij eenvoudige rekensom die door de minister onnodig moeilijk wordt gemaakt. Als er geen extra geld beschikbaar komt om de wachtlijsten te bestrijden, hebben wij aan het eind van dit jaar duizenden kinderen die recht hebben op zorg op een wachtlijst staan. Mijn vraag aan de minister is heel concreet. Waarvoor kiest hij als hij moet kiezen om extra geld uit te geven aan een generaal pardon of aan het wegnemen van de wachtlijsten in de jeugdzorg? Ik krijg van hem liefst geen uitgebreid antwoord, maar een duidelijke keuze tussen het generaal pardon of de jeugdzorg.

Minister Rouvoet:

Dit kabinet heeft keuzes gemaakt. De middelen daarvoor komen beschikbaar. Het is mijn verantwoordelijkheid dat er een goed, efficiënt en effectief werkend systeem van jeugdzorg komt. Ik heb daarover zojuist toezeggingen gedaan. Ik verwacht dat mevrouw Agema ook de antwoorden die ik aan haar collega's heb gegeven in haar overwegingen zal hebben meegenomen. Ik heb gezegd dat ik over de cijfers wil beschikken om daaraan conclusies te kunnen verbinden. Ook tegen mevrouw Agema zeg ik dat de Kamer mij niet moet vragen om op dit moment al keuzes te maken, al helemaal niet tussen verschillende onderwerpen. Van het ene onderwerp heeft het kabinet besloten het te doen. Er wordt aan gewerkt. Van het andere weet ik nog niet hoe groot het probleem is.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Voorzitter. Om te voorkomen dat de minister in de toekomst opnieuw belronden moet plegen, geef ik in overweging om de Kamer elk kwartaal in te lichten over de wachtlijsten. Heb ik de minister verder goed begrepen dat hij begin juni een plan van aanpak zal overleggen en dat daarvan een financieel plaatje deel zal uitmaken?

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik zo snel mogelijk de cijfers aan de Kamer zal overleggen. Ik heb gezegd dit uiterlijk de eerste week van juni te zullen doen, maar als het eerder kan, zal ik er eerder mee naar de Kamer komen. Ik ben van mening dat de Kamer daarop recht heeft. Wij maken ons allemaal grote zorgen over eventueel oplopende wachtlijsten. Ik heb aangekondigd dat ik niet alleen de cijfers aan de Kamer zal sturen, maar dat ik hieraan ook mijn beleidsconclusies zal verbinden. Dat kan een plan van aanpak worden genoemd, maar ik wil niet alleen maar een plan van aanpak toezeggen zodat weer iedereen tevreden is. Als dat nodig is, zal ik conclusies verbinden aan de cijfers die de provincies mij hebben gegeven. Ten aanzien van de rapportage over de AMK's hebben wij de afspraak gemaakt om deze per kwartaal aan de Kamer te verstrekken. De provincies geven hun cijfers over de geïndiceerde jeugdzorg halfjaarlijks. Ik ben bereid na te denken of dit kan worden versneld. Ik wil er echter voor waken dat wij de provincies met extra administratieve lasten zouden opzadelen waardoor zij minder toekomen aan de doelstellingen. Ik ben van mening dat het op dit moment onze gemeenschappelijke zorg is dat wij de cijfers per 1 april zo snel mogelijk krijgen, liever niet pas op 1 juli maar eerder. Aan de hand daarvan kunnen wij dan het debat voeren over de vraag wat op dit moment nodig is voor de jeugdzorg om te voorkomen dat kinderen onnodig lang op zorg moeten wachten.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik veronderstel dat wij het erover eens zijn dat het recht op zorg niet samengaat met een plaats op een wachtlijst. Het was juist geweldig dat de wachtlijsten vorig jaar nagenoeg waren verdwenen. Het was verbijsterend om te moeten constateren dat de wachtlijsten binnen drie maanden explosief zijn gestegen. Het zou jammer zijn wanneer de minister op de cijfers van het IPO wacht om te kijken of er iets kan worden gedaan, te meer omdat er nog 40 mln. op de plank ligt. Ik meen dat de discussie breder moet worden gevoerd. Ook de capaciteit moet er in worden betrokken. Zijn er voldoende hulpverleners? Hoe is het gesteld met de preventie? Als wij elke keer achter de cijfers aanlopen en steeds weer de knip opentrekken, lopen wij achter de feiten aan. Dan staan wij hier over zes maanden weer. Dat zou ik jammer vinden.

Minister Rouvoet:

Ik denk dat wij hierover op zichzelf geen verschil van mening hebben. De Kamer weet dat wij bezig zijn om ook met de provincies te bekijken hoe wij een meer structureel financieringsstelsel voor de jeugdzorg zouden kunnen opstellen, een budgettair kader op basis van goede ramingsmodellen. Zo ver zijn wij nog niet, maar daar moet het natuurlijk wel naar toe. Eind mei moeten wij die cijfers echt hebben, maar tot die tijd wil ik ook voortdurend met de provincies in gesprek blijven, ook omdat wij graag akkoorden willen sluiten over de prioriteiten van het kabinet. Welnu, als het om de provincies gaat, is jeugdzorg een van de prioriteiten. Wij willen praten over een meer structurele aanpak van de wachtlijsten dan alleen maar de cijfers afwachten en er dan geld in stoppen. Er moet meer mogelijk zijn. Hierbij speelt ook het lokale preventieve jeugdbeleid een rol en daarover zal ik in de komende dagen met de provincies in gesprek gaan, opdat ik ook echt conclusies kan verbinden aan de cijfers van de wachtlijsten en niet alleen kan uitrekenen hoeveel geld er weer bij moet. Anders blijven wij achter de wachtlijsten aan hollen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben er begrip voor dat de minister na de cijfers van de MOgroep ook de cijfers van het IPO zelf wil zien. Daar moet hij de tijd voor krijgen, maar mijn fractie wijst wel op de urgentie van deze kwestie. Klopt het nu dat de kinderen in complexe situaties die verleden jaar met het extra beschikbare geld behandeld zijn, ook dit jaar gewoon hulp kunnen krijgen?

Minister Rouvoet:

Er is inderdaad af en toe enig misverstand over het incidentele bedrag van 100 mln. voor het aanvalsplan van staatssecretaris Ross-van Dorp van verleden jaar. Daarvan is 50 mln. verleden jaar uitgekeerd en de behandeling van de kinderen die na 1 januari ook nog zorg nodig hadden, is niet gestaakt. Deze indruk wordt soms wel in berichtgeving of aan de hand van cijfers gewekt, bewust of onbewust; dit wil ik nu dan ook expliciet weerspreken. De behandeling van deze kinderen kan gewoon worden voortgezet, want de helft van dat bedrag van 100 mln. is beschikbaar voor 2007.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Onze fractie vindt het onacceptabel dat kinderen op wachtlijsten komen, zodat zij niet geholpen worden. Nu zegt de minister dat het allemaal wel meevalt, dat de provincies de cijfers nog niet compleet hebben en dat hij nog zal nagaan wat het beeld is. Maar de MOgroep heeft niet zo maar wat cijfertjes uit de mouw geschud, dus het staat voor mij als een paal boven water dat er wel degelijk een wachtlijst bestaat.

Nu hebben wij een financieringssystematiek waarbij wij de betalingen baseren op een tweejaarlijkse beoordeling van de situatie. Dit werkt niet als de vraag naar jeugdzorg toeneemt, dus moeten wij bekijken hoeveel kinderen er per jaar geholpen zijn en de financiering daarop baseren, de "t-1"-systematiek. In het spoeddebat van twee weken geleden vroeg ik aan de heer Çörüz of zijn fractie bereid zou zijn om het financiële plaatje aan te passen als de wachtlijsten inderdaad langer zouden worden, wat nu blijkt. Hij heeft toen toegezegd dat ook zijn fractie dit zou steunen. Ik ben benieuwd of dit nog steeds zo is. Naar mijn mening en naar de mening van de MOgroep is er in ieder geval een wachtlijst.

Minister Rouvoet:

Ik vind het jammer dat er nu gezegd wordt dat ik gezegd zou hebben dat het allemaal wel meevalt. Ik heb dat niet gezegd, dus ik zou het op prijs stellen als mij deze woorden dan ook niet in de mond werden gelegd. Ik heb juist gezegd dat ik mij zorgen maak en dat ik precies wil weten hoe de situatie is om er een oordeel over te kunnen geven. Wij weten niet of het meevalt, dat kunnen wij bespreken aan de hand van de precieze cijfers.

Ik heb zojuist al iets over de financieringssystematiek gezegd: wij zijn bezig om toe te werken naar een meer structurele financiering. De Kamer is hierover geïnformeerd en ik blijf er graag over in gesprek, wat de beste systematiek zou zijn. Maar dat de financiering een meer structureel karakter zou moeten krijgen, is de Kamer en ook mij wel duidelijk.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter, ik vind het jammer dat mevrouw Koşer Kaya de hele discussie nu weer terugbrengt tot een discussie over geld. Toen wij de vorige keer over kindermishandeling spraken, heb ik gezegd dat geld geen probleem mag zijn, als kinderen gewoon recht op zorg hebben. Maar ik heb ook gezegd dat wij moeten denken aan de preventie en aan de professionals die wij daarbij nodig hebben. Die aspecten spelen hierbij een belangrijke rol en het hele onderwerp reduceren tot een geldkwestie vind ik echt jammer.

Mevrouw Langkamp (SP):

Voorzitter. De minister zegt dat hij in de eerste week van juni de exacte cijfers en oplossingen aan de Kamer zal voorleggen. Behoort daartoe ook een oplossing voor dit jaar, zo die nodig mocht blijken?

Minister Rouvoet:

Ik heb daar zojuist iets over gezegd. Ik kan niet zeggen welke oplossingen er nodig zijn zolang het beeld nog niet compleet is. Je bekijkt eerst wat het probleem is en je zoekt dan naar een oplossing, dat is volgens mij de juiste volgorde. Maar ik heb wel gezegd dat wij dit nader moeten bekijken als het ernaar uitziet dat er voor 2007 extra geld nodig is, bovenop het bedrag van 40 mln. Extra geld zou dan overigens wel een nieuw kabinetsbesluit vergen, dus dan zouden wij daarover in debat moeten gaan.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Er was eens een regeerakkoord en in dat regeerakkoord stond dat de wachtlijsten zouden worden bestreden. Er was eens een kabinet dat 100 dagen nodig dacht te hebben om te weten wat er in de samenleving speelt. Er staat hier een minister die zegt dat hij met de provincies gaat spreken, dat hij net een belrondje heeft gedaan en dat hij de komende weken met dit probleem aan de gang gaat.

Ik vraag mij af wat de minister dan de afgelopen 70 van de 100 dagen heeft gedaan. Begrijp ik verder goed dat de minister de eerste week van juni een analyse heeft van de situatie op dit moment, dat er dan een plan van aanpak is om de wachtlijsten op te lossen en dat dit gebeurt alvorens het gehele kabinet met haar toekomstvisie komt?

Minister Rouvoet:

Ja. Er was eens een minister die zich geconfronteerd zag met de afspraken die vorige kabinetten hebben gemaakt met provincies over termijnen waarop wachtlijstgegevens moeten worden aangeleverd, en die zich bereid heeft verklaard om die termijn fors te versnellen, zodat wij met elkaar een zinnig debat kunnen hebben over de huidige stand van zaken bij de wachtlijsten.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn tweede vraag of ik ervan kan uitgaan dat de minister in de eerste week van juni een analyse en een plan van aanpak heeft en dat dit gebeurt voordat de visie van het kabinet er ligt.

Minister Rouvoet:

Ik heb die vraag inmiddels al twee keer beantwoord. Het zou goed zijn als ik dat niet iedere keer hoef te herhalen. Ik heb gezegd wat ik de eerste week van juni zal aanleveren. Hetzelfde antwoord geldt voor mevrouw Verdonk.

De voorzitter:

Wij hebben nog vijf minuten voor twee series vragen. Aangezien beide ministers in huis zijn, stel ik voor om deze vragenrondes te beperken tot alleen de vragensteller en om geen aanvullende vragen te stellen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven