Aan de orde is het debat over kindermishandeling.

De voorzitter:

Ik heet de minister welkom. Wij gaan een spoeddebat houden. Dat betekent dat de leden alleen een beperkte spreektijd in eerste termijn hebben. In de tweede termijn – als de leden daar behoefte aan hebben – is de spreektijd ongeveer een derde van de tijd in eerste termijn, inclusief eventueel in te dienen moties.

De heer Dibi (GroenLinks):

Niemandskinderen zijn niet van hun ouders, omdat hun ouders niet liefdevol waren. Zij zijn niet van zichzelf, omdat zij ook niet van zichzelf kunnen houden. Zij zijn niet van hun omgeving, wanneer die omgeving niets doet en niet ingrijpt. Zij zijn niet van de hulpverlening, wanneer zij daar niet terechtkomen of wanneer de hulpverlening faalt. Zij zijn later niet van hun partners, wanneer zij zich niet kunnen binden, en zij zijn niet van hun eventuele kinderen die worden geboren, wanneer zij in het ergste geval ook niet van hun eigen kinderen kunnen houden. Dit is een stukje uit Niemandskinderen van Carolien Roodvoeds.

Als er een taboe in Nederland doorbroken moet worden en als er een drama benoemd moet worden, dan is het wel het kinderdrama. Volgens twee onderzoeken worden in Nederland minimaal 107.200 kinderen per jaar het slachtoffer van kindermishandeling. Tegelijkertijd blijken de wachtlijsten opnieuw in rap tempo toe te nemen. Dit is letterlijk een dodelijke combinatie. Daarom heb ik de volgende dringende vragen aan de minister, die geen honderd dagen kunnen wachten.

De meldpunten kindermishandeling zijn de brandweer van de jeugdzorg. Bij een melding moeten zij meteen kunnen uitrukken. Nadat de acute onveilige situatie van het kind is weggenomen, staat de jeugdzorg voor haar volgende opdracht: wachtlijsten en wachttijden zijn onacceptabel. De minister staat aan het begin van een nieuwe en spannende portefeuille. Tijdens het vorige spoeddebat over de jeugdzorg vroeg hij als Kamerlid aan de staatssecretaris om kwantificeerbare en afrekenbare doelen te stellen. Ik wil met hem precies hetzelfde doen. Kunnen wij met hem afspreken dat over vier jaar het aantal gevallen van kindermishandeling is gehalveerd, er nergens in de jeugdzorg meer wachtlijsten zijn, en dat die er zeker niet komen bij de AMK's, en dat de tijd die professionals kwijt zijn aan bureaucratie van meer dan 60% teruggaat naar 25%. Kunnen wij op deze drie punten een deal sluiten?

Sinds de zomer van 2003 wordt er in vier regio's gewerkt met de RAAK-aanpak. Die werkt en moet dus overal worden ingevoerd. De minister zegt de RAAK-aanpak voor alle gemeenten beschikbaar te stellen. Dat is veel te vrijblijvend. Wij willen dat de minister sturing geeft aan de landelijke uitrol van de RAAK-aanpak. De minister zet in op de Centra voor Jeugd en Gezin. Dat is prima, maar de Centra voor Jeugd en Gezin moeten niet de zoveelste organisatorische verandering zijn. Zij moeten de handen aan de bel worden. Zij moeten het gebouw uit, de straat op en bij de mensen herhaaldelijk aan de bel trekken, niet met de boodschap: wij pakken uw kind of de kinderbijslag af als u niet meewerkt, maar met het aanbieden van een helpende hand, omdat niet iedereen geboren is als een pedagogisch talent.

Voorzitter. Ik verzoek de minister, een permanente landelijke campagne te lanceren voor het herkennen, voorkomen en bestrijden van kindermishandeling. Graag hoor ik daarop een reactie van de minister. Een ding is duidelijk: veel kan door betere samenwerking, maar er is ook meer geld nodig. Heeft de minister al gesproken met zijn collega van Financiën? Komt er meer geld, en waar gaat dat geld heen?

Tot slot, de berichten zijn erg somber, maar ik wil graag hoopvol eindigen. Minister, ik weet dat u al vijf kinderen hebt. Mijn oproep aan u is: maak van de Niemandskinderen ook uw kinderen!

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Gisteren kwam het onderzoek uit waar wij al een tijdje op wachten en waaruit bleek dat meer dan 100.000 kinderen in ons land mishandeld zijn of worden. Een schrikbarend getal, veel meer dan wij allen hadden verwacht. Het is nu helemaal duidelijk dat kindermishandeling een structureel probleem is en ik denk dat het ook echt tijd wordt voor structurele oplossingen.

Als je kijkt naar de oorzaak en de omstandigheden binnen de gezinnen waarin kindermishandeling plaatsvindt, dan is duidelijk vastgesteld dat er een relatie ligt met de opleiding van de ouders, met werkloosheid en helaas ook met de sociaaleconomische status. Armoede heeft effect op kindermishandeling. Driekwart valt onder de categorie verwaarlozing en ik denk dat ook daar een duidelijke relatie ligt met de opleiding van de ouders, de armoede en de uitzichtloze situatie. Aangezien verwaarlozing ook een vorm van kindermishandeling is, vind ik eigenlijk dat het bijna halve miljoen kinderen in Nederland dat moet opgroeien in armoede, verwaarloosd wordt. Dat vind ik eigenlijk. Ik hoor graag wat de minister aan deze vorm van verwaarlozing denkt te gaan doen. Het is ook duidelijk dat er een structureel probleem op het vlak van opvoedingsondersteuning is. Wij schieten eveneens tekort bij het voorkomen van kindermishandeling. Ouders moeten wij daar vroeg bij helpen, maar dan ook echt alle ouders. Het moet normaal zijn dat je als ouder en aanstaande ouder hulp krijgt bij het opvoeden, net zoals het normaal is dat je naar het consultatiebureau gaat.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Voorzitter. Ik heb de conclusies van het onderzoek ook gelezen, maar volgens mij voegt mevrouw Kant er een oorzaak aan toe en benoemt zij een extra probleem- of risicogroep: de groep die in armoede leeft. Die kom ik nergens in de onderzoeken die ik heb gezien, tegen. De risicogroepen staan er wel heel duidelijk in benoemd.

Mevrouw Kant (SP):

De risico's houden verband met de opleiding, werkloosheid en sociaaleconomische status van de ouders. Ik neem aan dat daarmee in normaal Nederlands wordt bedoeld: arm of rijk.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Ik vind het heel aardig dat de SP alle problemen in Nederland steeds maar weer terugvoert op de zogenoemde armoede. Ik ken heel veel mensen die niet echt heel veel geld te besteden hebben, maar het heel goed doen qua opvoeding van hun kinderen. Laten wij het gewoon op de benoemde risicogroepen houden.

Mevrouw Kant (SP):

Er zijn zeker heel veel mensen die gelukkig zeer goed in staat zijn om hun kinderen het beste te geven en een goede opvoeding te bieden. Ik vind alleen dat wij kinderen die in armoede opgroeien, maatschappelijk verwaarlozen. Deze kinderen lopen in hun ontwikkeling onherstelbare schade op. Die halen zij nooit meer in. Daar hebben zij voor de rest van hun leven last van. Ik vind dat ook een vorm van mishandeling. Dat element voeg ik graag aan dit debat toe. In Nederland groeit een half miljoen kinderen in armoede op.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Dit is dus een stellingname van de SP zonder dat daar enige vorm van onderzoek aan ten grondslag ligt. De stellingname is totaal niet onderbouwd. Dat valt mij tegen van mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Er zijn twee elementen. Het eerste element is in het onderzoek gepresenteerd. Als mevrouw Verdonk het goed had gelezen, had zij gezien dat er een verband met de sociaaleconomische status bestaat. Als zij niet weet dat sociaaleconomische status aan inkomen en armoede gerelateerd is, is dat haar probleem. Het is wel zo. Het tweede element voeg ik zelf toe. Dat houdt niet zozeer verband met kindermishandeling als wel met verwaarlozing. Ik vind het een vorm van kinderverwaarlozing dat wij bijna een half miljoen kinderen in Nederland in armoede laten opgroeien. Ik wil weten wat deze minister voor Jeugd en Gezin voor die kinderen gaat betekenen.

Zoals gezegd, vind ik dat alle ouders opvoedingsondersteuning aangeboden moeten krijgen, niet alleen als het nodig is en er al problemen zijn. Opvoedingsondersteuning dient juist tot het voorkomen van problemen. Je weet van tevoren niet welke ouders die al dan niet nodig hebben. Daarom moet die aan alle ouders in Nederland worden geboden. Consultatiebureaus staan te trappelen om die aan te bieden, maar hebben er niet genoeg ruimte, tijd en menskracht voor. Ik ben benieuwd hoe de minister die consultatiebureaus gaat bemensen en er tijd en ruimte aan gaat bieden, zodat zij die mooie taak op zich kunnen nemen. Ik vind het teleurstellend en jammer dat de psychosociale grondslag verdwenen lijkt te zijn uit de gespecialiseerde gezinszorg voor ouders met problemen en dat er in deze vorm geen activerende begeleiding mag worden gegeven als er een psychosociale grondslag is, waardoor de hulp aan een hoop van dit soort gezinnen dreigt te verdwijnen. Ik krijg hierop graag een reactie en hoor ook graag wat de oplossing daarvoor is.

Er moet in alle opleidingen van mensen die met kinderen werken en met ouders te maken hebben structureel aandacht worden besteed aan kindermishandeling. Ook moet er in de zorg structureel aandacht worden besteed aan kindermishandeling. Er moeten structurele oplossingen komen voor het erkennen, signaleren en melden door ons allen en door allen die met kinderen werken. Ik heb een paar jaar geleden aan de vorige staatssecretaris gevraagd om te verplichten dat meldcodes landelijk worden ingevoerd. Zij heeft toegezegd, dat te doen, maar ik moet helaas constateren dat het nog steeds niet zo ver is. Wat gaat deze minister doen? Is hij wel bereid om dit te doen? Ik heb de vorige staatssecretaris ook gevraagd om permanent campagne te voeren ten behoeve van de opsporing en bestrijding van kindermishandeling. Zij was hiertoe niet bereid. Daar was ik zeer teleurgesteld over. Ik hoop dat deze minister wel bereid is tot het permanent campagne voeren. Als het misgaat en er toch sprake van kindermishandeling is, moet er adequate hulp zijn. Wat zien wij echter? Een toename van wachtlijsten, dubbele wachtlijsten. Als er bij de AMK's een melding binnenkomt, kan er niet direct worden opgetreden. Als er hulp nodig is, kan er niet direct hulp worden geboden. Dit kan niet. De wachtlijsten worden langer. Wat gaat deze minister hieraan doen? Helaas zijn er niet in alle regio's centra voor diagnostiek en behandeling. Vindt deze minister dat zij er wel moeten komen? Kinderen die zijn mishandeld moeten natuurlijk wel kunnen worden geholpen. Ik heb te horen gekregen dat het kinder- en jeugdtraumacentrum in Haarlem, dat prima functioneert en nu vijf jaar bestaat, wordt bedreigd in zijn voortbestaan wegens financiële problemen. Dat kan natuurlijk niet. Wat gaat deze minister daaraan doen?

Mijn laatste punt betreft het langs elkaar heen werken en de bureaucratie. Wij hebben heel goede ervaringen opgedaan met vier proefregio's, de zogenaamde RAAK-regio's. Zij hadden al lang landelijk moeten zijn ingevoerd. Deze minister zegt dat er een handboek is dat in heel Nederland zal worden uitgedeeld. Daarmee hebben wij echter nog niet het systeem van het opsporen en bestrijden van kindermishandeling waarmee wij zulke goede ervaringen hebben opgedaan in de RAAK-regio's landelijk ingevoerd. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat dit toch gebeurt?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Voorkomen is beter dan genezen. D66 is geschrokken van de cijfers over kindermishandeling in Nederland omdat de aantallen veel hoger zijn dan wij dachten, maar vooral omdat elk kind dat wordt mishandeld er een te veel is.

Nu wij de cijfers helder in beeld hebben, ben ik blij dat minister Rouvoet wil inzetten op preventie. Wat D66 betreft, moeten wij veel meer uitgaan van het voorkomen van kindermishandeling. Consultatiebureaus, peuterspeelzalen en scholen spelen daarbij een belangrijke rol. Om latere problemen met jongeren te voorkomen is het essentieel dat ouders en kinderen ook daadwerkelijk van het preventieve aanbod aan zorg- en opvoedingsondersteuning gebruik gaan maken. Die preventieve zorg werd tot nu toe tamelijk vrijblijvend aangeboden. Uiteindelijk was en is de keuze aan de ouders om er wel of niet gebruik van te maken. De meeste ouders doen dat, maar juist de probleemouders doen dat vaak niet.

Om vroegtijdig problemen te kunnen onderkennen, zullen deze preventieve voorzieningen wat D66 betreft een meer dwingend karakter moeten krijgen. Gelukkig worden in Nederland alle baby's uitgenodigd op het consultatiebureau, maar niet alle ouders gaan daar ook daadwerkelijk met hun kind heen. Ongeveer 5% van de kinderen verschijnt niet op het consultatiebureau. Er is niemand die daar achterheen gaat. Er wordt een aanmaning gestuurd, soms wordt er een telefoontje gepleegd en daar blijft het bij.

Het is van het grootste belang dat deze jonge kinderen worden gevolgd en dat zij niet uit het zicht verdwijnen. Een huisbezoek is in zo'n geval een goede oplossing. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Gaat hij hierop inzetten?

Van vrijblijvend naar dwingend zou ook moeten gelden voor het bestrijden van een zeer specifieke en zeer gruwelijke vorm van kindermishandeling, namelijk meisjesbesnijdenis. Ik noem dit liever genitale verminking. Daarvoor vraag ik graag de aandacht van de minister. Vorige week is Nederland door de VN op de vingers getikt omdat de aanpak van meisjesbesnijdenis veel te vrijblijvend is. De GGD's willen niet aan een verplichte controle op meisjesbesnijdenis door de schoolarts omdat wordt gevreesd dat de meisjes dan thuis worden gehouden.

In Frankrijk is die controle wel verplicht, die daar ook werkt. Wanneer meisjes thuis worden gehouden, wordt de kinderbescherming erop afgestuurd of de inspectie voor het onderwijs. Ouders die zich schuldig maken aan genitale verminking worden met succes vervolgd en, belangrijker, door de doortastende houding van de Franse overheid wordt veel leed voorkomen.

In Frankrijk is er ook een samenwerkingsverband tussen Afrikaanse migranten en artsen opgezet. Ziet de minister daarvoor ook kansen in Nederland? Het is juist van belang dat ook de migranten die hierin progressiever zijn betrokken worden bij de oplossing van de problemen. Graag hoor ik van de minister wat hij vindt van het verplichten van schoolartsen om te controleren op meisjesbesnijdenis. D66 vindt dat het hoog tijd is dat die verplichting er komt. Ik zal afhankelijk van de beantwoording door de minister een motie hierover indienen.

Voorzitter: Ten Hoopen

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. In ons land doen wij onderzoek naar zo'n beetje alles wat los en vast zit, maar een fatsoenlijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling is er tot nu toe niet geweest. Hoe bestaat het? Ik hoef hier geen diepgaande analyse neer te zetten om te concluderen dat wanneer meer dan 100.000 kinderen jaarlijks het slachtoffer van mishandeling zijn, ons land verziekt is. Elke week sterft er een kind door mishandeling door de ouders. De uitkomsten van een studie die de jongeren zelf aan het woord laat, is des te schokkender: 37% zegt ooit te maken te hebben gehad met mishandeling en 8% werd ooit seksueel misbruikt. Maar wat pas echt bij mij de nekharen recht overeind zet, is de reactie van minister Rouvoet hierop, namelijk dat de antwoorden van de jongeren gekleurd zouden zijn door geheugeneffecten.

De kans op kindermishandeling is zeven keer hoger bij zeer laagopgeleide ouders, vijf keer hoger bij werkloosheid van beide ouders, 3,5 keer hoger bij een allochtone achtergrond en twee keer hoger bij drie of meer kinderen. Deze Kamer zit vol met hoogopgeleiden met een riant inkomen. De minister is waarschijnlijk de enige met een groot gezin. Een juiste vertegenwoordiging van ouders met kinderen die het meest met mishandeling te maken krijgen, vormen wij waarschijnlijk dus niet. Als er een probleem in de samenleving wordt geconstateerd, zet de politiek al snel een zak met geld op tafel en koopt daarmee een goed gevoel. Kijken of de situatie daarna verbetert, gebeurt niet. Als weer een schokkend onderzoek wordt gepresenteerd, wordt de volgende zak met geld op tafel gezet, keer op keer weer, maar daar ligt het probleem. Er is te weinig binding en problemen worden afgekocht.

Waar ligt de oplossing? Die ligt niet in de volgens de minister belangrijke mijlpaal dat sinds gisteren in het Burgerlijk Wetboek de volgende passage van kracht is: "In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enig andere vernederende behandelingen toe." Is dat een mijlpaal? Dat is volgens mij niet meer dan de gewoonste zaak van de wereld. Kindermishandeling was, is en blijft een strafbaar feit! De oplossing ligt ook niet in een verplichte opvoedcursus, het andere idee van de minister. Moet je ouders leren dat verwaarlozing en seksueel misbruik niet kunnen? Gelukkig maar dat veruit de meeste ouders hun kinderen niet verwaarlozen of seksueel misbruiken en dat waarschijnlijk alle ouders wel weten dat dit niet kan.

Wat kunnen wij wel doen? Wij moeten paal en perk stellen aan kindermishandeling en onze mentaliteit verbeteren. De beantwoording van de Kamervraag van PVV-Kamerlid De Roon van 3 april is werkelijk ontluisterend. Hij vroeg de minister van Justitie – waarom zit hij niet hier? – waarom het meldpunt kindermishandeling niet in alle gevallen daadwerkelijk aangifte van mishandeling doet. De minister presenteerde vol trots een aantal flauwekulverbeteringen, verbeteringen binnen de gezinsvoogdij, de inzet van de gezinscoach, en meer van die zaken, maar al deze maatregelen achteraf zijn mosterd na de maaltijd. Ze zullen agressieve ouders er echt niet van weerhouden hun kinderen te mishandelen en dat is nu juist wat er moet gebeuren. Op grond van artikel 11 van de Wet op de jeugdzorg heeft het AMK tot taak het in kennis stellen van andere justitiële autoriteiten van kindermishandeling of een vermoeden daarvan indien het belang van de minderjarige dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft, daartoe aanleiding geeft. Dat is volgens mij veel te vrijblijvend. Het AMK gaat vervolgens naar eigen inzicht bepalen of de strafrechtelijke weg de meest geëigende weg is om het doel van het stoppen van de mishandeling te bereiken. Wat ons betreft krijgt het AMK de plicht om justitie in kennis te stellen van kindermishandeling. Ik overweeg daarom een motie in te dienen. Ik hoor graag de reactie van de minister.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mevrouw Agema gebruikt heel grote woorden richting de minister en het staande beleid. Zij schoffeert daarmee eigenlijk alles wat er gebeurt in jeugdzorgland. Het is te slap en te weinig. Uiteindelijk zegt ze dat er paal en perk moet worden gesteld aan kindermisbruik. Dat is concreet, maar verder heb ik geen echt constructieve bijdrage van mevrouw Agema gehoord.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik heb ook al gezegd dat het AMK de plicht moet krijgen om alle gevallen van mishandeling en het vermoeden daarvan daadwerkelijk te melden.

De heer Çörüz (CDA):

Ik sluit mij aan bij collega Voordewind. Een ieder die kennis draagt van een strafbaar feit is verplicht om aangifte te doen, dus ook het AMK. In die zin voegt het idee van mevrouw Agema daar niets aan toe. Ik ben het echter wel met de collega eens. Als u overal tegen bent en bestaand beleid onderuithaalt, vind ik het getuigen van armoede als u niet met concrete ideeën komt.

Mevrouw Agema (PVV):

Feit is op dit moment dat het AMK niet in alle gevallen een melding aan de justitiële autoriteiten doet. Mijn idee is om u hiertoe te bewegen. Ik hoop dan ook op de steun van de fracties van het CDA en de ChristenUnie om in elk geval het AMK te verplichten die meldingen wel te doen. Dat zou een grote verbetering zijn, want het zal leiden tot veel meer strafzaken. Dat geeft een stukje genoegdoening en boetedoening en is een veel betere oplossing dan allerlei maatregelen te treffen die het geval achteraf moeten verbeteren.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Dit is het eerste grote onderzoek naar kindermishandeling in Nederland. Er worden twee keer zoveel kinderen mishandeld als tot nu toe werd aangenomen. Jaarlijks worden meer dan 100.000 kinderen het slachtoffer van geestelijk en lichamelijk geweld, worden kinderen seksueel mishandeld en krijgen kinderen te maken met emotionele en gedragsmatige mishandeling en verwaarlozing. Krachtens het Verdrag inzake de rechten van het kind zegt artikel 19: het is de plicht van een Staat kinderen te beschermen tegen alle vormen van mishandeling door ouders of door anderen die verantwoordelijk zijn voor de verzorging, en maatregelen te nemen ter voorkoming, opvang en behandeling.

Jaarlijks vinden volgens eerdere schattingen zo'n 50 kinderen de dood door geweld dat zich achter de voordeur afspeelt. Mijn collega Arib is op dit moment bezig met een initiatiefwetsvoorstel. Hierin wordt voorgesteld om bij alle sterfgevallen van minderjarigen een forensische arts een lijkschouwing te laten verrichten. Dit voorstel heeft tot doel te voorkomen dat kinderen door mishandeling of verwaarlozing sterven en dat dit onopgemerkt blijft. Ook zullen er door deze wetswijziging betrouwbare cijfers komen over de doodsoorzaken van minderjarigen en het aantal kinderen dat jaarlijks door mishandeling om het leven komt.

De minister heeft een brief aan de Kamer gestuurd. Ik ben blij met deze brief, maar niet tevreden. In de brief lijkt het alsof de minister aan symptoombestrijding doet. De minister wil zich richten op het eerder signaleren en zoveel mogelijk boven tafel krijgen van kindermishandeling. In het belang van het kind moeten wij echter veel eerder aan de slag met de problematiek. Welke problematiek? Wat denkt de minister van armoede bij gezinnen, zeer laag opgeleide ouders in een complexe wereld, werkloosheid en te krappe huisvesting? Wat gaat het kabinet hiertegen doen? 20% van de vrouwen wordt mishandeld waar de kinderen bij zijn. Voor kinderen is dat even traumatisch als slachtoffer zijn van huiselijk geweld.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ben blij dat ook u het probleem aanroert van kinderen die opgroeien in armoede en het kabinet vraagt om er iets aan te doen. Wat vindt de fractie van de PvdA dat het kabinet eraan zou moeten doen?

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Bij armoedebestrijding is het belangrijk dat mensen die in armoede leven, bewust worden gemaakt van de initiatieven en de bijzondere wetten die er zijn om mensen te ondersteunen als sprake is van een laag inkomen. Dat is ontzettend belangrijk. Verder is het heel erg belangrijk dat ouders gestimuleerd worden om een opleiding te volgen en dat mensen aan de bak komen. Er komen participatiebanen. Mensen worden gestimuleerd om mee te doen in de samenleving, zodat zij uit die armoede komen. Het is ontzettend belangrijk dat je mensen waar nodig helpt met bijzondere bijstand en bijzondere bijdragen. Het is ook belangrijk dat je mensen ook een duw in de rug geeft om een bijdrage te leveren aan de samenleving, zodat zij op die manier ook uit de armoede kunnen komen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is gewoon een opsomming van het coalitieakkoord. Dat had ik ook kunnen verzinnen. U vraagt aan de minister om iets extra te doen voor kinderen in armoede. Daarom was ik zo blij. Waarvoor zou volgens u deze minister zich hard moeten maken in het kabinet om iets te doen aan het feit dat kinderen opgroeien in armoede?

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik vraag de minister samen te werken met al zijn collega's. Staatssecretaris Aboutaleb heeft al gezegd dat mensen niet kunnen slapen omdat zij schulden hebben. Op dit moment is mijn collega Spekman daarmee bezig. Ik denk, mevrouw Kant, dat diverse leden van mijn partij bezig zijn met dit vraagstuk. Natuurlijk moeten wij uitgaan van het coalitieakkoord. Dat is de basis.

Mevrouw Kant (SP):

Ik geloof echt wel dat u erg bezig bent met dit vraagstuk, mevrouw Bouchibti, maar u vraagt wat de minister concreet gaat doen aan kinderen die leven in armoede. Ik stel u de concrete vraag welke ideeën de fractie van de Partij van de Arbeid daarover heeft en u komt eigenlijk met niks nieuws. Dat vind ik een beetje jammer. Wat vindt u bijvoorbeeld van de suggestie om de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken, dat mensen die niet eens merken dat het bedrag op hun rekening komt een beetje inleveren en mensen die arm zijn en die het geld keihard nodig hebben, wat meer kinderbijslag krijgen?

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Het is natuurlijk een goede suggestie. Ik denk dat de minister zelf daarop een antwoord kan geven. Ik meen oprecht dat wij keihard aan het werk zijn om armoede in gezinnen te bestrijden. Er worden genoeg maatregelen genomen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Mevrouw Bouchibti beschrijft terecht de zeer schrijnende situaties waarin veel van deze risicogezinnen verkeren. Vooral vanuit haar partij wordt gedreigd met het intrekken van de kinderbijslag of korting op uitkeringen. Hoe weegt zij dat in relatie tot de schrijnende situaties waarin die gezinnen verkeren? Vindt zij het verantwoord om kinderen van ouderen met een laag inkomen tweemaal de dupe te laten worden door nogmaals het inkomen te korten?

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik neem aan dat de heer Dibi verwijst naar uitspraken van wethouder Asscher van Amsterdam? Dat zijn niet mijn uitspraken. Ik ben ook niet wethouder Asscher. Als de heer Dibi antwoord wil op deze vraag, lijkt het mij beter dat hij contact met hem opneemt. Ik vind het belangrijk dat wij de minister vragen over welke dwang- en drangmaatregelen hij nadenkt, maar om meteen te dreigen met stopzetten van de kinderbijslag... Ik denk dat wethouder Asscher dit middel alleen wil toepassen als het helemaal niet anders meer kan, als ouders echt niet meer luisteren. Het zal echt niet meteen gebeuren. Ik denk dat mijn collega die met zijn poten in de modder staat, dit ook niet zo zeer bedoelt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik wil mijn vraag anders formuleren. Uw partij, mevrouw Bouchibti, is voor verplichte opvoedingsondersteuning. Bij een verplichting hoort een sanctie voor het geval die verplichting niet wordt nagekomen. Met welke sanctie dreigt u wanneer ouders niet willen meewerken aan opvoedingsonder­steuning?

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Dat is ook mijn vraag aan de minister. Ik ben heel erg benieuwd wat de minister onder dwang en drang ziet. Ik hoop dat de minister daarover straks uitspraken zal doen.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Ik vind het een beetje vreemde gang van zaken. Er is een PvdA-wethouder die, zoals u zelf zegt, met zijn voeten in de modder staat, die precies weet waar het om gaat en die duidelijk aangeeft welke maatregelen hij ziet, maar het landelijke Kamerlid van de PvdA mevrouw Bouchibti neemt afstand van die uitlatingen.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Het is niet zozeer afstand nemen van de uitlatingen van wethouder Lodewijk Asscher. Ik begrijp dat ook de wethouder nadenkt over welke maatregelen genomen moeten worden als ouders echt niet meer luisteren. Als de wethouder met deze oplossing komt en denkt dat die een bijdrage kan leveren, vind ik dat wij daarover moeten praten. Ik denk echt niet dat de wethouder bedoelt dat ouders die niet luisteren meteen na een of twee weken de kinderbijslag moeten inleveren.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Het is natuurlijk makkelijk zeggen dat je niet weet wat wel en niet bedoeld wordt. Het stond in ieder geval wel heel duidelijk in de krant. Het is dus wel zo dat de landelijke PvdA akkoord is met een korting op de kinderbijslag in die gevallen waarin het echt nodig is? Volgens mij is dat ieder geval waarin een kind mishandeld wordt.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik begrijp uw vraag niet. Wilt u dat er wordt gekort op de kinderbijslag, als ouders hun kinderen mishandelen?

Mevrouw Verdonk (VVD):

Ik zou mij kunnen voorstellen dat, zoals de wethouder heeft gezegd, er op de kinderbijslag wordt gekort op het moment dat het echt nodig is: als een kind wordt mishandeld, als er bijvoorbeeld sprake is van verwaarlozing, seksuele mishandeling of fysieke mishandeling. Dat zijn de gevallen waarin het voor de PvdA bespreekbaar is om te korten op de kinderbijslag.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Nee, de wethouder heeft gezegd dat het belangrijk is dat ouders meedoen en meewerken aan opvoedingsondersteuning. Hij heeft gezegd dat er ouders zijn die de voordeur dicht houden en dat wij hen zouden moeten kunnen korten op de kinderbijslag.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik denk dat niet de heer Asscher afstand doet van het PvdA-beleid, maar dat mevrouw Bouchibti zelf afstand doet van zowel de heer Asscher als het beleid dat de PvdA voorstaat. De PvdA is wel degelijk voor een verplichting en daar horen ook sancties bij. U zou daar toch een idee over moeten hebben, maar ik vind dat u nu afstand neemt van de plannen die de PvdA in dezen heeft gepresenteerd.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik vind het jammer dat er nu wordt gehamerd op die sancties, maar ik neem helemaal geen afstand van voorgenomen maatregelen of sancties. Wel moet worden besproken welke sancties moeten worden genomen en wanneer ze moeten worden genomen. Ik kan er nu wel uitspraken over doen, maar ik doe niet aan symboolpolitiek.

20% van de vrouwen wordt mishandeld waar de kinderen bij zijn. Voor kinderen is dat even traumatisch als slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Ouders met een geschiedenis van ernstige mishandeling mishandelen vaak weer hun kinderen. Is dit voor de minister en ook voor de rest van het kabinet aanleiding tot extra maatregelen? Zo ja, waar denkt hij dan aan?

Het is niet standaard dat Bureaus Jeugdzorg worden ingeschakeld als er in de thuissituatie sprake is van huiselijk geweld en er ook kinderen in huis wonen. Waarom wordt er niet een standaardkoppeling gemaakt met de meld- en adviespunten huiselijk geweld? In Nederland geldt een meldrecht en geen meldplicht zoals in de Verenigde Staten. Hoe functioneert die meldcode op dit moment? Wil de minister dit naar andere sectoren uitbreiden en zo ja, naar welke?

Onderwijzers zien de kinderen elke dag. Zij zullen iedere wijziging in gedrag of houding snel opmerken. Is er bij het opleiden van leraren voldoende aandacht voor het signaleren van mishandeling? Leraren werken hard en doen erg hun best, maar hebben zij voldoende instrumenten en mogelijkheden om kindermishandeling te signaleren en bespreekbaar te maken?

Als een van de ouders zelf geestelijk ziek is of kampt met een verslaving, lijkt het mij vanzelfsprekend dat kinderen ook de dupe kunnen worden van de slechte omstandigheden thuis. Waarom is het niet vanzelfsprekend dat, als ouders met hulpverlening te maken hebben of krijgen, ook wordt gevraagd hoe het met de kinderen gaat? De minister is toch ook van mening dat alle hulpverleners, bijvoorbeeld in de psychiatrie of in de verslavingszorg, alert moeten zijn op kindermishandeling?

Wat gaat de minister doen aan de knelpunten in de jeugdzorg? Er is sprake van wachttijden en te lange doorlooptijden. Er zijn wachtlijsten en deze ontstaan weer. De minister is op de hoogte, want hij heeft met de vijftien Bureaus Jeugdzorg gesproken. Kinderen wachten te lang in de schakel van de keten. Wat gaat de minister hieraan doen? Wie voert de regie en wie is er eindverantwoordelijk? De minister is toch ook van mening dat instellingen optimaal moeten samenwerken? Vorig jaar heeft staatssecretaris Ross incidenteel geld gegeven. Als dit niet structureel wordt gemaakt, verliezen wij 8% capaciteit.

Niet alleen kinderen hebben onze hulp nodig, maar ook de ouders van deze kinderen. Wat moet er gebeuren, als de ouders onwillig zijn en in een vroeg stadium hulp weigeren? De minister spreekt over meer maatregelen van dwang en drang, als ouders geen opvoedingsondersteuning of een gezinscoach willen aanvaarden. Waar denkt de minister aan, als hij spreekt over dwang en drang? De PvdA wil graag de garantie van de minister dat er een einde komt aan de wachtlijsten. Krijg ik die garantie van de minister? Wat doet hij met de wachtlijsten bij en ook na het AMK?

Meten is weten, maar wij weten het nu wel. Er ligt een prachtig regeerakkoord. Laten wij daar vandaag nog mee aan de slag gaan, want op dit moment zijn wij honderdduizend keer per jaar te laat.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Wij hebben vandaag een ernstige zaak onder ogen waar je alleen maar verdrietig van wordt. Kinderen die aan de ouders worden geschonken om ze goed te verzorgen en te begeleiden naar de volwassenheid, blijken veel te vaak te worden mishandeld. Ouders maken in die gevallen misbruik van hun positie. Dat moet met alle kracht worden tegengegaan. Er moet tegen worden opgetreden, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Als je de cijfers op je laat inwerken, dan is het waarschijnlijk nog erger dan nu bekend is, het topje van de ijsberg. Wat is er allemaal niet bekend? Het is gemakkelijk om allerlei verklarende factoren op te zoeken – het is bijvoorbeeld in Nederland in vergelijking met andere landen goed gesteld met de signalering – maar die kant moet het wat ons betreft niet op. Het aantal gevallen van kindermishandeling is hoog: 107.200. Dit aantal moet snel dalen. Dat is een uitdaging, ook voor deze minister met zijn portefeuille, met zijn programmaministerschap.

In zijn brief schetst de minister de voorlopige contouren van drie beleidsdoelen. De definitieve stukken komen nog. Toen collega Dibi dit debat aanvroeg, was mijn aarzeling of het niet te gehaast was, een dag na ommekomst van de schokkende rapportage. Moeten wij de minister niet de tijd geven met zijn stukken te komen? De drie geschetste beleidsdoelen zijn in het kort: voorkomen, signaleren en stoppen. Het valt op dat juist het eerste beleidsdoel, waarmee de meeste winst is te behalen, nog weinig uit de verf komt, maar misschien kan dat ook niet. Voorkomen is altijd beter dan genezen, maar voorkomen brengt je bij gezinsposities. Het luistert dan nauw, de overheid achter de voordeur. Prudentie is dus zeer vereist. In welke richting denkt de minister concreet?

Een belangrijke vraag is hoe het komt dat maar een beperkt deel van de gevallen van mishandeling openbaar wordt. De minister spreekt daarover in de brief zijn grote zorg uit. Wij moeten er nooit aan willen wennen dat in dit land niet ieder kind een opvoeding krijgt zonder lichamelijk of psychisch geweld. Het komt er dan op aan hoe hij zijn zorgen in beleid gaat vertalen. Welke methoden wil hij zich ter hand stellen om meer zicht op de problemen achter de voordeur te krijgen? In de praktijk wordt nog te vaak met allerlei schotten gewerkt. Als een hulpverlener bij iemand aan huis komt met sterke vermoedens dat er bij een of meer van de kinderen sprake is van mishandeling, dan moet er niet langsheen worden gelopen. Hoe krijgen wij dat in beweging?

Problemen moeten openbaar worden. Welke mogelijkheden hebben hulpverleners om zo breed te kijken? Wij gaan ervan uit dat dit in de komende beleidsstukken van de minister duidelijk aan de orde komt, met voorstellen voor verbetering. De centra voor jeugd en gezin krijgen een spilfunctie. De consultatiebureaus, de kinderopvang en het onderwijs zijn allemaal ontmoetingsplekken van volwassenen met kinderen. Het gaat om traceren, signaleren en aanmelden.

Ik noem de risicofactoren: lage opleiding, werkloosheid, allochtone groepen in combinatie met opleidingsfactoren, en eenoudergezinnen. Voor die laatste groep vraag ik bijzondere aandacht van de minister. Wij hebben onlangs over echtscheiding gesproken. De procedure daarvoor zouden wij veel grondiger willen maken en niet licht, zoals velen toch willen. Ik vraag de minister om bijzondere aandacht voor het thema waarover mijn collega Van der Staaij gisteren vragen stelde: de gevolgen van echtscheiding voor kinderen. Dat ziet er veel somberder uit dan velen ons willen doen geloven. Niet eerst de brand veroorzaken om de bluswerktuigen daarna te kunnen inzetten, maar goede maatregelen om de brand te voorkomen, dat moet ons devies zijn. Hoe wil de minister dit gaan aanpakken? Maakt hij hiervan een punt in de stukken voor mei, juni aanstaande?

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verdonk, die haar maidenspeech zal houden.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Voorzitter. Ik stel voorop dat ik geschokt ben door de uitkomsten en de enorme omvang van het aantal kinderen dat jaarlijks geconfronteerd wordt met kindermishandeling in welke vorm dan ook. Wat staat er in het regeerakkoord? Ik citeer: "Het gezin is van grote waarde. In het gezin worden kinderen opgevoed, geborgenheid wordt geboden en essentiële waarden en normen worden voorgeleefd en overgedragen aan volgende generaties. Ouders moeten daar voldoende tijd, middelen en vaardigheden voor hebben. Er zal een gezinsvriendelijk beleid worden gevoerd, dat erop gericht is dat te bevorderen." Is het gezien de uitkomsten van de onderzoeken niet tijd voor een meer gezinskritisch beleid?

De VVD stelt het kind centraal. Het kind heeft gewoon recht op een geweldloze opvoeding. Kinderen moeten vrolijk en vrij naar huis toe kunnen gaan, omdat zij zeker weten dat het veilig is. Het is daarom ook de hoogste tijd dat de Staat aan zijn internationale verplichtingen gaat voldoen als het gaat om het waarborgen van de rechten van het kind en het bieden van bescherming aan kinderen. De VVD vindt de reactie van de minister in zijn brief dan ook wel wat te zwak. De nadruk ligt eigenlijk alleen op preventie en signalering. Maar wat ziet het kind dat op dit moment slachtoffer is van kindermishandeling, daarvan terug? De minister zegt bijvoorbeeld in zijn brief dat het actieplan dat hij gaat formuleren gevolgen kán hebben voor de partners van het AMK, het meldpunt kindermishandeling. Dat is het meldpunt dat moet doorverwijzen. Er is dus een meldpunt kindermishandeling en die verwijst meer gevallen door en de minister zegt: dat kán misschien wel gevolgen hebben voor de capaciteit. Nee, minister, dat hééft gevolg voor de capaciteit.

Slachtoffers moeten op dit moment al dertien weken wachten voordat het AMK klaar is met de doorverwijsprocedure. Dat is toch te gek voor woorden. Dat betekent namelijk dat een kind nog dertien weken in het huis zit, waar hij mishandeld wordt. Daar moet actie op ondernomen worden. Dat geldt dan ook meteen voor de capaciteitsproblematiek. De wachtlijsten aan de voordeur zijn dan wel weg, maar die aan de achterdeur zijn alleen maar gegroeid.

Er is een derde vraagstuk waar ik graag antwoord op wil van de minister. Hoe zit het met de regie? Het AMK verwijst door, maar wie voert dan de regie? Of hebben wij dan weer de situatie dat er twintig hulpverleners in een gezin komen en niemand weet wat er precies gebeurt?

De VVD meent dat het slechtste gezin niet per definitie beter is dan het beste tehuis. Het kind heeft recht op een geweldloze opvoeding en de minister heeft de plicht die te waarborgen. Het is dan ook hoog tijd om in te grijpen en achter de voordeur op te treden. Het onderzoek dat nu is gehouden, geeft daarvoor geweldige handvatten. Dat onderzoek geeft namelijk zicht op de risicogroepen. Waar loopt het kind het meeste risico op kindermishandeling? De minister doet echter niets met dat gegeven, maar zegt dat hij opvoedingsondersteuning wil voor alle ouders. Dat schiet niet op! Dat noemen wij windowdressing. Hoe moet nu in de praktijk uitvoering worden gegeven aan al die voorgestelde maatregelen? Dit in het licht van de huidige capaciteitsproblematiek.

Is het voor de signalering van de kindermishandeling niet juist belangrijk om dat elektronisch kinddossier heel snel in te voeren? Een vorig kabinet noemde 2008 als invoeringsdatum. De minister heeft dat nu doorgeschoven naar 2009. Volgens mij kan 2008 echter gewoon blijven staan. Ik zal daarover een motie indienen.

Dan het punt van de meldplicht. Op dit moment zijn huisartsen slechts moreel verplicht om melding te maken van kindermishandeling. De VVD vindt dat dat een meldplicht moet worden voor iedere casus die de huisarts tegenkomt. De VVD wil snelle hulp voor alle slachtoffers van kindermishandeling. Wij willen daarnaast een harde aanpak van ouders en opvoeding.

Tot slot wil ik nog een paar vragen stellen. Ik wil graag een onomwonden antwoord op de vraag op welke termijn de minister de gezinnen met een duidelijk verhoogd risico gaat verplichten opvoedingsondersteu­ning te volgen. De minister is programmaminister en moet dat met al zijn bevoegdheden toch snel kunnen realiseren. Welke gezinnen heeft de minister dan op het oog en wat zijn de gevolgen van weigeren van of niet meewerken aan die opvoedingsondersteuning?

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk, u heeft er blijk van gegeven dat u zich goed voorbereid heeft op uw nieuwe rol en op de materie. Ik wil u graag als eerste van harte feliciteren met uw maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Gisteren hebben wij twee rapporten over een belangrijk onderwerp ontvangen, namelijk kindermishandeling. De uitkomsten daarvan zijn schrikbarend. Het is jammer dat wij die uitkomsten moeten bespreken in een spoeddebat met slechts vier minuten spreektijd. Een degelijk rapport moet ook op een degelijke manier worden behandeld, bijvoorbeeld in een algemeen overleg waarin er veel meer tijd en ruimte is om het onderzoek goed te analyseren. Op die manier kan ook het onderzoek meer recht worden gedaan.

Kinderen die getuige zijn van ruzies tussen ouders hebben te lijden onder een ernstige vorm van kindermishandeling. Wij pleiten al lang voor het ouderschapsplan. Het is heel belangrijk dat de wet die dat mogelijk moet maken, snel door de Kamer wordt aangenomen.

De procedure voor ondertoezichtstelling in een gezin met meerdere kinderen kan veel sneller. Als het eerste kind een ondertoezichtstelling heeft gekregen, dan is de kans groot dat het met het tweede of derde kind ook niet goed gaat. In Duitsland kunnen kinderrechters in zo'n geval ambtshalve een ots opleggen, maar in Nederland moet opnieuw het hele traject van Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en de uitspraak van de rechter doorlopen worden. Dit traject kan bekort worden door ook in Nederland rechters de bevoegdheid te geven, ambtshalve een ots op te leggen. Wil de minister deze mogelijkheid onderzoeken?

Een snelle informatieopbouw en -uitwisseling tussen instellingen is cruciaal. Dat gaat niet altijd goed in de keten. Ouders van mishandelde kinderen hebben bijvoorbeeld de neiging tot "ziekenhuis shoppen". Als men te vaak met een gewond kind bij hetzelfde ziekenhuis komt, dan valt dat op. Er zijn enkele experimenten op dit terrein gaande. Wil de minister een landend dekkend systeem van informatieopbouw en -uitwisseling opzetten om "ziekenhuis shoppen" te voorkomen?

Als een mishandelde ouder terugkeert in het gezin, mag de nazorg zich niet beperken tot enkele contacten met de reclassering. Het gezin moet goed en intensief begeleid worden. Preventief werken, betekent ook dat Bureau Jeugdzorg begeleiding biedt na een veroordeling van vader of moeder.

De wachtlijsten lopen weer op. Ik wil van de minister binnen een maand een overzicht hebben van de omvang van de wachtlijsten, met name bij het AMK en bij Bureau Jeugdzorg. Is het bedrag van 40 mln. structureel voor het wegwerken van de wachtlijsten wel genoeg?

De cijfers van kindermishandeling zijn hoog. Er zijn echter maar 40.000 gevallen gemeld. De aantallen nemen verder af als je kijkt naar de aangiftes, de zaken die bij het OM terecht zijn gekomen en de zaken die zijn afgedaan. Met name aan dat laatste heeft de hoofdofficier van justitie van Rotterdam in zijn nieuwjaarsreceptie woorden gewijd. Hoe kan het dat met name die getallen heel laag zijn? Wie doet er nu aangifte? Wordt er vervolgd of wordt er niet vervolgd? Ik zou dus ook van de minister inzicht in die getallen willen krijgen. Er vloeien kennelijk heel weinig veroordelingen voort uit die hele bulk van 100.000 kindermishandelingen per jaar.

Ik heb van het veld begrepen dat, met name daar waar sprake is van een onevenwichtige of ongezonde thuissituatie, mensen van consultatiebureaus, het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming langs kunnen komen. Het valt mij op dat die huisbezoeken worden aangekondigd. Dan krijg je volgens mij een gekleurd beeld. Ik pleit ervoor dat het consultatiebureau, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming veel meer onaangekondigde huisbezoeken afleggen. Ik zou willen vragen of daar wettelijke beletsels voor zijn. Ook verwaarlozing van de thuissituatie is immers kindermishandeling.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

In verband met de wachtlijsten ging u in op de financiën. Daar ligt ook volgens mij de crux. Ook de fractie van D66 ziet die lijsten steeds langer worden, zeker aan de voordeur. U hebt het over 40 mln. Is dat voldoende? Daar zet ik vraagtekens bij. Als u niet blij bent met de antwoorden, doet u dan boter bij de vis?

De heer Çörüz (CDA):

Het lijkt mij prudent om eerst de antwoorden van de minister af te wachten. Ik heb in voorgaande debatten altijd gezegd dat het financiële argument er nooit toe mag leiden dat kinderen in de kou staan. Dat lijkt mij een klip en klaar antwoord en dat herhaal ik nu.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Vindt u dat de betalingssystematiek deugt? Of moet die veranderd worden?

De heer Çörüz (CDA):

Dat moet u even specificeren: welke betalingssystematiek bedoelt u?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Er wordt gekeken naar het gemiddeld aantal kinderen dat geholpen is. Daarop wordt de betaling aan de jeugdzorg gebaseerd. De systematiek zou echter zo moeten zijn dat aan het eind van de rit wordt bekeken hoeveel kinderen geholpen zijn en dat de betaling daarop wordt gebaseerd.

De heer Çörüz (CDA):

Bedoelt u de financieringssystematiek van de jeugdzorg?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ja.

De heer Çörüz (CDA):

Ik vind dat wij dat onderwerp geen recht doen als wij dat in een spoeddebat over kindermishandeling aan de orde stellen. Dat is eerlijk gezegd niet de juiste plaats. De evaluatie van de jeugdzorg is nu gaande. Daar heeft de CDA-fractie vragen over gesteld. Wij hebben altijd gepleit voor één financieringsstroom die dekkend moet zijn voor de groeiende vraag. Die vraag moet je kunnen objectiveren, maar ik vind het niet correct om nu in twee zinnen een antwoord te geven op uw vraag over die hele systematiek.

Mevrouw Agema (PVV):

Zou het volgens de CDA-fractie zo kunnen zijn dat er niet zoveel veroordelingen voor kindermishandeling zijn omdat het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling geen meldingsplicht heeft?

De heer Çörüz (CDA):

Iedereen die in Nederland kennis heeft van een misdrijf, is verplicht om aangifte te doen. Er zijn ruim 100.000 kindermishandelingen per jaar, maar er zijn slechts 40.000 meldingen. Net als de hoofdofficier van justitie in Rotterdam constateer ik dat het aantal afdoeningen heel laag is. Ik ben benieuwd waarom die bulk van 100.000 niet leidt tot veel meer veroordelingen en ik nodig de minister ertoe uit om met getallen daarover te komen. Ik heb die getallen niet; die vraag ik aan de minister, evenals de reden daarvan.

De heer Dibi (GroenLinks):

In de regio Leiden heeft men een project opgezet waarbij extra ondersteuning is aangeboden aan jonge risico-ouders. De meesten hebben die hulp geaccepteerd. U hebt – naar mijn mening onbegrijpelijke – kritiek op het spoeddebat. U wilt graag een gedegen debat op basis van een goede analyse, maar tegelijkertijd pleit u voor onaangekondigde huisbezoeken. Waar baseert u dat op? Komt uit de analyse naar voren dat het noodzakelijk is om onaangekondigde huisbezoeken in te zetten?

De heer Çörüz (CDA):

Ik weet vanuit het veld dat bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming bijna alle huisbezoeken aankondigt. Na zo'n aankondiging krijg je volgens mij een gekleurde situatie te zien. Als ik in het rapport lees over de thuissituatie waarin kinderen worden verwaarloosd, lijkt het mij logisch dat na een aankondiging de huiskamer wordt opgeruimd en alles spic en span is. Juist door bijvoorbeeld een paar keer onaangekondigd een huisbezoek af te leggen, kan er veel beter een objectief beeld van de situatie worden verkregen en daar kunnen dan de maatregelen op worden gebaseerd.

Mevrouw Verdonk (VVD):

De heer Çörüz vraagt of de minister aantallen wil noemen waaruit blijkt waarom er zo weinig met aangiften wordt gedaan. Aan de andere kant zegt hij: wij weten allemaal dat het een misdrijf is. Is het geen tijd om aan de minister van Justitie te vragen om zijn diensten aan te sturen en er zo voor te zorgen dat er wel iets gebeurt? Opnieuw een vraag om aantallen leidt opnieuw tot onderzoek en dus weer tot vertraging.

De heer Çörüz (CDA):

Ik wil weten wie er aangifte doet, de AMK's, scholen of anderen. Hoeveel aangiften worden er door het OM doorgeleid? Hoeveel worden er vervolgens afgedaan? Ik weet dat er heel weinig zaken worden afgedaan. Die conclusie hebben wij al, maar ik wil weten welke gronden en argumenten ertoe leiden dat er zo weinig zaken worden afgedaan. Als je een bulk hebt van ruim 100.000 is het merkwaardig dat er uiteindelijk zo weinig veroordelingen zijn.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Dit is precies waar het om gaat. Wij kunnen nog eens op zoek gaan naar de oorzaak van het geringe aantal veroordelingen, maar wij kunnen ook aan de minister van Justitie vragen om ervoor te zorgen dat het OM serieuzer omgaat met die aangiften. Waarom vraagt de heer Çörüz dat niet?

De heer Çörüz (CDA):

Natuurlijk wil ik weten waarom er zo weinig veroordelingen zijn, maar het punt van mevrouw Verdonk sluit dit niet uit. Eigenlijk spreekt zij ook over getallen en analyse en dat is wat ik bedoel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn snelle reactie op de twee onderzoeken. Het was kort dag. Wij hebben tijdens de regeling van werkzaamheden al gezegd dat wij dit een ernstig onderwerp vinden dat vraagt om een uitgebreider debat dan een spoeddebat. Helaas is er toch voor gekozen om vandaag een spoeddebat te houden. Ik zal hier een bijdrage aan leveren.

Uit de onderzoeken blijkt dat kindermishandeling op grotere schaal voorkomt dan tot op heden werd gedacht. De onderzoeken spreken over getallen tussen de 100.000 en de 160.000. Dit is schrikbarend. De minister constateert dat Nederland in dit opzicht ongunstig afsteekt ten opzichte van andere landen. Bovendien overlijden er jaarlijks nog eens 50 kinderen door mishandeling. Daar waar je je het meest veilig zou moeten voelen, namelijk in het gezin, komt helaas het meeste geweld voor. Het is goed dat de minister al eerder heeft laten weten dat hij dit een belangrijke prioriteit vindt in zijn programma.

De minister constateert dat er al veel gebeurt. De overheid laat de tijd achter zich dat er niet meer achter de voordeur zou mogen worden gekeken. Dit neemt niet weg dat wij blijkbaar nog onvoldoende in staat zijn om hulp te verlenen aan de bulk van schrijnende situaties. Welke middelen heeft de minister om de verplichte opvoedingsondersteuning op te leggen? Moet er altijd eerst sprake van een ondertoezichtstelling door de rechter voordat dit instrument kan worden ingezet?

Voor het dwingend uitvoeren van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moeten de namen bekend zijn van de aangevers van de kindermishandeling. Bij de AMK's kan weliswaar anoniem worden geklaagd, maar als er tot dwingend onderzoek bij de ouders wordt besloten, hebben de rechter en de Raad voor de Kinderbescherming wel namen nodig. De vraag is of dit zo strikt gehanteerd moet worden. Werkt dit niet drempelverhogend voor met name de mensen in de directe omgeving? Zou een keuze voor anonimiteit niet meer onderzoeken opleveren?

Een van de aanbevelingen van het onlangs verschenen evaluatierapport over de AMK's is om de Raad voor de Kinderbescherming onmiddellijk bij de melding te betrekken. Op die manier kan al in een vroeg stadium druk op de ouders worden uitgeoefend om de kindermishandeling te stoppen. Wat vindt de minister van deze aanbeveling?

Vervolgens kom ik op het vroeg signaleren. Nu is het bezoek aan het consultatiebureau vrijwillig. Het bereik van de consultatiebureau is naar ik heb begrepen 95%. Wij krijgen echter terug uit de jeugdzorg dat de 5% die de consultatiebureaus niet bezoekt, nu juist de 5% is die uiteindelijk in de jeugdzorg terecht komt en waar 90% van de tijd aan wordt besteed. In Nijmegen loopt er een project om de mensen die de consultatiebureaus niet bezoeken, zelf te bezoeken door actief bij hen aan te bellen. Mijn fractie is dan ook benieuwd hoe het met dat project staat, of het succesvol is en of het landelijke navolging zou kunnen krijgen.

Wij krijgen heel goede berichten over de Zorg Advies Teams op middelbare scholen. Schijnbaar is er ook landelijke dekking, want veel scholen hebben zo'n ZAT. Het proces loopt echter achter bij de basisscholen. Ook daar zouden wij graag een grotere dekking zien van de ZAT's zodat daar effectiever en multidisciplinair vroeg gesignaleerd kan worden. Wat kan de minister doen om die presentie te vergroten?

Hoe staat het met de € 50 die de Kamer eerder heeft laten reserveren voor de gemeenten, zodat zij een opvoedingspakket kunnen verstrekken als mensen de geboorte van hun kind aangeven bij het gemeentehuis? De Kamer heeft dat voor mijn tijd als Kamerlid ingezet. Ik ben benieuwd of de gemeenten dat hebben opgepakt en of er inderdaad een opvoedingsondersteuningspakket wordt aangeboden als er aangifte wordt gedaan.

De Kindertelefoon is in principe gratis, althans de vaste lijn. De mobiele lijn kost echter wel geld, namelijk € 0,20 per minuut bovenop de kosten die je betaalt voor je telefoon. Ik kan mij heel goed indenken dat kinderen en jongeren in deze situatie geen vaste lijn willen gebruiken op het moment dat zij een melding willen doen of een vraag hebben aan de Kindertelefoon en dat zij daarvoor hun mobiel gebruiken. Ik kan mij ook voorstellen dat die € 0,20 en de kosten van hun mobiel een belemmering zijn. Ik vraag de minister dan ook om te onderzoeken of het mogelijk om daar één gratis telefoonnummer van te maken. Dat zou naar de overwegingen van de fractie van de ChristenUnie mogelijk drempelverlagend kunnen werken, zodat de Kindertelefoon beter bereikbaar wordt.

Ten slotte hebben wij signalen gekregen dat de verjaringstermijn van seksueel misbruik op 15 jaar ligt, na bereiken van de meerderjarige leeftijd. Wij horen dat dit een te beperkte periode zou zijn om uiteindelijk nog te komen tot een veroordeling of een zaak. Kan de minister kijken of het nu echt noodzakelijk is om de verjaringstermijn van 15 jaar te handhaven? Kunnen wij die termijn oprekken, zodat het ook na 15 jaar nog tot een zaak kan komen?

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik heb nog een vraag over de motie-Verhagen, waarin die € 50 per geboren kind aan de gemeenten werd gegeven. Nu bereiken ons uit het veld berichten als zou onduidelijk zijn waar dat bedrag van € 50 naartoe gaat, als je niet bevalt in een ziekenhuis dat in je eigen gemeente ligt, maar in een andere gemeente. Dat kan gebeuren, zeker als je in een klein dorp woont. Gaat dat geld dan naar de gemeente waarin het ziekenhuis gevestigd is, of gaat het juist – wat de CDA-fractie toen ook bedoelde – naar de gemeente waarin het kind opgroeit? Als de minister deze aanvullende vraag zou willen meenemen, ben ik tevreden.

De voorzitter:

Dat is geen vraag aan de heer Voordewind, maar aan de minister.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wil die vraag graag doorgeleiden naar de minister. Ik begreep dat het geld voor de gemeente was waarin het kind wordt aangegeven, maar ik hoor graag de minister daarover.

Mevrouw Agema (PVV):

De PVV-fractie vindt de maatregelen van de minister mosterd na de maaltijd en niet voldoende. Dat vinden wij, omdat een betere samenwerking van hulporganisaties wel oké is, maar agressieve ouders er niet van weerhoudt, hun kinderen te mishandelen. Wij zijn gevraagd naar onze oplossingen. Een daarvan is de meldingsplicht van het AMK. Is de fractie van de ChristenUnie nu werkelijk tevreden met de maatregelen van het kabinet?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb gezegd dat ik de brief van de minister een goede eerste aanzet vind. Zo heeft de minister zijn brief ook aangekondigd. Ik heb tegelijkertijd gezegd dat ik het betreur dat wij slechts anderhalve dag de tijd hebben gehad, de heel grondig gedane onderzoeken te bestuderen en daarover tot een debat te komen. Ik had daar graag veel meer tijd voor genomen. Ik had ook de minister graag veel meer tijd gegeven om met meer maatregelen te komen, maar ik vind het een goede aanzet en ik heb aanvullend een aantal maatregelen voorgesteld, zodat de minister daar een reactie op kan geven.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik heb nog een opmerking voor de duidelijkheid. Met "maatregelen" bedoel ik de maatregelen die genoemd zijn in het antwoord op de Kamervragen van de heer De Roon van 3 april. Daarin is een aantal maatregelen genoemd.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.53 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

De ontvangen brieven en wetsvoorstellen staan op een lijst die op de tafel van de griffier ligt. Op die lijst staan voorstellen over hoe de Kamer deze stukken kan gaan behandelen. Als aan het einde van de vergadering geen bezwaar is gemaakt tegen deze voorstellen, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven