Aan de orde is de interpellatie-Van Gerven, gericht tot de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over problemen met declaraties van huisartsen.

Tot het houden van deze interpellatie is verlof verleend in de vergadering van heden.

(De vragen zijn opgenomen aan het eind van deze editie.)2

De voorzitter:

Omdat wij veel nieuwe leden hebben, schets ik nog even hoe het zit met een interpellatie. Bij een interpellatie neemt de interpellant plaats achter het spreekgestoelte. Hij licht de vragen, die via internet al bekend zijn, kort toe. Daar heeft hij drie minuten voor. Dan antwoordt de minister. Daarna heeft de interpellant nog eens drie minuten voor een aanvullende ronde vragen, maar aansluitend stellen ook andere leden, als zij dat wensen, in drie minuten hun vragen. Die tweede serie vragen, dus van de interpellant én van de andere leden die het woord willen voeren, wordt vervolgens in één keer beantwoord. Tijdens de eerste serie vragen, dus tijdens de toelichting op de vragen die schriftelijk al zijn gesteld, wordt de interpellant niet geïnterrumpeerd. Dat zou in dit geval sowieso niet gebeuren, omdat dit de maidenspeech is van de heer Van Gerven. Ook in andere gevallen is het echter zeer ongebruikelijk om iemand te interrumperen tijdens de toelichting op de schriftelijke vragen.

Het is voor mij de eerste keer dat ik een interpellatiedebat leid en het is ook het eerste interpellatiedebat voor de minister. Ik hoop dus dat het goed gaat.

De heer Van Gerven (SP):

Mevrouw de voorzitter. Vanaf het begin van de invoering van de Zorgverzekeringswet, in 2006, was sprake van chaos in het declaratieverkeer bij huisartsen. Huisartsen konden niet vinden waar hun patiënt verzekerd was en kregen in dergelijke gevallen niets vergoed van de zorgverzekeraar. Sommige huisartsen zaten maanden zonder salaris en kwamen in liquiditeitsproblemen. Er werd overgegaan tot bevoorschotting van huisartsen om financiële problemen en faillissementen te voorkomen. Sommige zorgverzekeraars weigerden echter om te bevoorschotten, zodanig dat zelfs de rechter eraan te pas moest komen. Eind juni beloofde de minister dat alle problemen die er nog waren, op korte termijn opgelost zouden zijn. De bevoorschotting werd gestopt en het leek beter te gaan, hoewel ons nog herhaaldelijk signalen bereikten van administratieve chaos, problemen en bureaucratie.

Dat speelde zich allemaal vorig jaar af. Vandaag kwamen de resultaten naar buiten van een onderzoek van de Landelijke Huisartsenvereniging. Daarin geeft 82% van de huisartsen aan dat zij nog geld te goed hebben van de zorgverzekeraars over het jaar 2006. Bij 14% gaat het om bedragen van meer dan € 25.000. Dat is meer dan 10% van de omzet van een gemiddelde huisartsenpraktijk. Bijna 30% van de huisartsen zag weer een toename van de tijd die gemoeid is met de declaraties. Gemiddeld zijn huisartsen een halfuur tot een uur per dag bezig met het declaratieverkeer. Dat kost dus drie tot zes patiëntenconsulten per dag. Die tijd gaat dus niet naar patiëntenzorg, maar naar bureaucratie. Toen ik dit hoorde, vroeg ik mij af wat de praktijk is als een individuele burger maanden tot meer dan een jaar dergelijke rekeningen niet betaalt. Waarschijnlijk zouden de incassobureaus in de rij staan. Maar waar moet een huisarts heen als een verzekeraar zich ontpopt tot een notoire wanbetaler? Hij of zij is als het ware overgeleverd aan de zorgverzekeraars en de bureaucratie rond de zorgverzekering.

Belofte maakt schuld. Er moet hiervoor nu eindelijk een afdoende oplossing komen.

De voorzitter:

Zoals gebruikelijk schorsen wij de vergadering nu even. Dan mag ik u als eerste feliciteren. Dat is voor mij natuurlijk weer een mooi moment. Ik hoop dat de leden na het feliciteren allemaal blijven, want met zoveel publiek is een interpellatie natuurlijk nog veel spannender.

De voorzitter:

Zoals gebruikelijk schorsen wij de vergadering nu even. Dan mag ik u als eerste feliciteren. Dat is voor mij natuurlijk weer een mooi moment. Ik hoop dat de leden na het feliciteren allemaal blijven, want met zoveel publiek is een interpellatie natuurlijk nog veel spannender.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Klink:

Voorzitter. Het declaratieproces tussen verzekeraars en huisartsen kent veel schakels en inmiddels ook enige historie. Bij de start van het nieuwe verzekeringsstelsel en bekostigingssysteem waren er inderdaad de nodige problemen bij alle schakels: de huisartsen, de verzekeraars. Er is een structuur ontwikkeld waarbinnen die problemen geanalyseerd, verkend en vervolgens opgelost zouden moeten worden. Er is een veegploeg (ook wel taskforce) in het leven geroepen in 2006. Die heeft al de nodige problemen aangepakt. Er is sprake van een grote schoonmaak. In het verlengde daarvan is een helpdesk ingericht bij Vecozo, waar huisartsen en verzekeraars terecht kunnen met acute problemen. Ook is een regulier overleg in het leven geroepen tussen LHV, Zorgverzekeraars Nederland en VWS in het kader van het Vogelaarakkoord. Deze partijen komen met enige regelmaat bij elkaar om de analyses van onder meer de veegploeg door te nemen en vervolgacties te plannen en uit te voeren. Knelpunten in het declaratieverkeer moeten via de brancheorganisaties worden opgelost. Het is bij de veegploeg bekend dat er op operationeel niveau problemen zijn. Het gaat bijvoorbeeld om het checken van namen. Het is bekend dat bij de gegevens die elektronisch ter beschikking worden gesteld technische verbeteringen mogelijk zijn. Daar wordt met enige vaart aan gewerkt. Dit punt heeft alle aandacht.

De Landelijke huisartsenvereniging heeft het door de heer Van Gerven genoemde onderzoek en de resultaten daarvan nog niet ingebracht in de veegploeg. Ik zal de vereniging vragen dat te doen. De heer Van Eijck belde mij zo-even. Ik heb hem gevraagd zo goed te zijn om deze problemen zo snel mogelijk in de structuur in te brengen teneinde die te verkennen. Dit moet op de juiste plek besproken en aangepakt worden. Op 5 juni aanstaande zal het kwartaaloverleg tussen LHV, Zorgverzekeraars Nederland en VWS bijeenkomen om de stand van zaken te bespreken. Als de gesignaleerde problemen een reële grond hebben en realistisch zijn, vind ik dat die aangepakt moeten worden. Zorgverzekeraars Nederland moet een stevig signaal aan de zorgverzekeraars afgeven.

Het kwartaaloverleg en de veegploeg zijn vorig jaar vrij intensief bezig geweest. De problemen hadden te maken met overschrijvingen en hebben geleid tot bevoorschotting gedurende het eerste halfjaar. Dat is heel snel opgelost, zodat de frequentie van het kwartaaloverleg en het stuurgroepoverleg is getemporiseerd. Als het op basis van de gesignaleerde problemen nodig is om daar weer de pas in te zetten, zal ik dat actief stimuleren.

Ik kende deze gegevens niet. De stuurgroep ook niet. Het kwartaaloverleg in het kader van het Vogelaarakkoord eveneens niet. Ik ga ervan uit dat deze gegevens zo snel mogelijk worden ingebracht in deze overleggen, zodat de problemen op eenzelfde constructieve wijze kunnen worden opgelost als in het afgelopen jaar.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn reactie. Ik ben echter niet tevreden over zijn antwoord. Hij is heel optimistisch over de veegploeg, maar ik constateer dat de veegploeg heel wat vuil heeft laten liggen, dat er echt actie moet komen en dat er garanties moeten worden geboden. Ik heb ook mijn netwerk nog eens geraadpleegd en huisartsen hierover gesproken. In mijn hand heb ik een overzicht van de openstaande declaraties van een huisartsenpraktijk. Deze praktijk heeft over 2006 nog bijna € 40.000 openstaan. Ik vind dat echt onacceptabel. Er moeten keiharde garanties worden geboden. Daarom wil ik twee moties indienen. Ik had ook nog een vraag, die de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit betreft. Die hebben wij namelijk ook in Nederland. Waarom kan de NZa niet worden ingeschakeld om dit soort problemen aan te pakken? Wordt het daar onderhand geen tijd voor?

De heer Van der Veen (PvdA):

De heer Van Gerven citeerde net uit eigen werk, of uit zijn eigen netwerk. Ik heb niet begrepen of duidelijk is aan wie of wat die achterstand in betalingen ligt. Kan het liggen aan de administratie van de huisartsen? Kan het liggen aan factureringsmaatschappijen die ertussen zitten, zoals Fa-med? Of ligt het aan de zorgverzekeraars?

De heer Van Gerven (SP):

Voor zover ik het kan beoordelen, ligt het aan de zorgverzekeraars. De declaraties worden veelal ingediend bij LHV Declaratie Direct, een initiatief van de Landelijke Huisartsen Vereniging. In het overzicht staat dat een heel klein gedeelte is afgewezen, terwijl de rest nog in discussie is. Ik vind dat onaanvaardbaar. Je zou niet moeten uitgaan van het georganiseerde wantrouwen waarvan huisartsen gek worden. Je zou de declaraties gewoon moeten honoreren en, uiteraard, normale controle laten plaatsvinden. Dat kan zonder problemen later of achteraf.

De heer Van der Veen (PvdA):

Ik heb wat moeite met het volgende. Ik heb begrepen dat een interpellatiedebat een heel zwaar middel is. Ik krijg nu te maken met citeren uit eigen werk, dat op geen enkele manier onderbouwd is. Het maakt het voor mij in ieder geval heel lastig om te reageren op wat er nu aan de hand is.

De heer Van Gerven (SP):

Ik citeer niet uit eigen werk. Er ligt een onderzoek van de Landelijke Huisartsen Vereniging dat is gedaan onder een representatief ledenpanel van huisartsen. Dat zijn gewoon harde cijfers.

De heer Van der Veen (PvdA):

De heer Van Gerven citeert uit zijn eigen netwerk. Hij onderbouwt nu ook vanuit zijn eigen netwerk. Ik vraag hem of het kan liggen aan de administratie van de huisartsen of aan clubs zoals Fa-med. Hij zegt dat dit waarschijnlijk niet het geval is. Dat vind ik een vaag antwoord. Bovendien heb ik het onderzoek van de Landelijke Huisartsen Vereniging nog niet gezien. Ik vind dat een debat, en zeker een interpellatiedebat, op deze manier heel moeilijk te voeren is.

De heer Van Gerven (SP):

De gegevens zijn openbaar. De heer Van der Veen kan ze vinden op de site van de Landelijke Huisartsen Vereniging. Hij had daarvan dus kennis kunnen nemen.

De heer Omtzigt (CDA):

Deze gegevens werden niet aan de Kamer ter beschikking gesteld. De heer Van Gerven heeft er een halfuur geleden vragen over gesteld. Ook ik vraag hem wat nu precies de manier is waarop dit probleem – want volgens hem is het een probleem – vanavond kan worden opgelost. Hoe wordt het opgelost? Welke vraag stelt de heer Van Gerven nu waardoor het nodig is dat vandaag actie wordt ondernomen?

De heer Van Gerven (SP):

De heer Omtzigt kan kennisnemen van de cijfers. Die zijn openbaar. Het onderzoek is ook gepubliceerd in Huisarts & Praktijk. Er ligt dus ook een digitale versie. De cijfers liegen er niet om. Ik heb ze net genoemd; ik hoef ze niet te herhalen. Het probleem speelt al bijna anderhalf jaar en moet echt worden opgelost. Huisartsen hebben wel wat beters te doen.

Voorzitter. Ik wil de volgende twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de declaratieproblemen tussen huisartsen en zorgverzekeraars nog steeds niet zijn opgelost;

constaterende dat een aantal huisartsen nog steeds declaraties te goed heeft van zorgverzekeraars over het jaar 2006;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de declaratie- en inschrijfproblemen voor 1 juli 2007 zijn opgelost,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131(29689).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat zo snel als mogelijk een systeem in het leven wordt geroepen waarbij huisartsen automatisch bericht krijgen wanneer een bij hun ingeschreven patiënt is overgestapt naar een andere zorgverzekeraar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132(29689).

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Wij krijgen allerlei beelden van verschillende betrokkenen. De VVD-fractie wil het nu even vanuit de patiënt bekijken. Ik zou graag een reactie van de minister krijgen op het volgende beeld. Wat hoor ik? Ik hoor dat er in 2006 veel meer geld naar huisartsenzorg is gegaan en dat daarmee de huisartsen er fors in inkomen op vooruit zijn gegaan. Vandaag hoor ik dat daarbij ook nog onbetaalde rekeningen komen uit 2006 in de vorm van nog niet betaalde declaraties. Tegelijkertijd zegt de voorzitter van de LHV doodleuk dat van de kwaliteitsverbetering weinig terecht komt omdat de administratieve lasten van de huisarts zo hoog zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat de verbetering van de chronische zorg onvoldoende van de grond komt. Dat betekent bijvoorbeeld dat de broodnodige verbeteringen op het terrein van preventie onvoldoende van de grond komen.

Met andere woorden: de patiënt heeft in 2006 meer geld betaald, maar hij heeft niet meer of betere zorg gekregen. Kan de minister hierop zijn licht eens laten schijnen? Wat is nu het beeld dat de patiënt hieraan overhoudt? Ik wil weten hoe dat precies zit. Wat is de minister voornemens hieraan te doen als die beelden kloppen? Hoe krijgen wij nu werkelijk verbetering en vaart in de ontwikkeling van de eerstelijnszorg? De LHV stelt dat alle tijd wordt opgeslokt door administratie, oplopend tot meer dan 25 uur per maand bij sommige huisartsen. De onderlinge verschillen zijn groot. De ene huisarts doet het in minder dan tien uur – een halfuur per werkdag – terwijl de andere er meer dan vijfentwintig uur over doet. Dat laatste is anderhalf uur per dag en drie keer zoveel als de eerste arts. Waar komen die verschillen eigenlijk vandaan? Waar zit die administratie in, aangezien de declaraties elektronisch gaan? Wat is het verschil met de fysiotherapeut of een apotheker, behalve het inschrijftarief?

Sommige huisartsen zien een toename van de administratieve lasten in 2007 in vergelijking met 2006. Waar zit dat dan in? Wij willen dat de administratieve lasten tot een minimum worden beperkt. Kan de minister ons inzicht geven in deze lasten en aangeven hoe deze kunnen worden verminderd?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. De huisartsendeclaraties vormen natuurlijk een probleem dat al sinds de start van de nieuwe zorgverzekering aan de orde is. Het is een langdurige kwestie en dat is ook niet geheel onverwacht naar ik heb begrepen. Niet alleen was er sprake van een nieuwe zorgverzekeringswet, maar ook stapten de huisartsen over op een nieuw automatiseringssysteem en een nieuwe financieringssystematiek. Dat neemt niet weg dat de problemen in onze ogen wel erg lang dooretteren. Waarom is het probleem nog steeds niet opgelost? Partijen hebben daarvoor ruim een jaar de tijd gehad. De minister zei net dat er op operationeel niveau nog wat problemen zijn en dat hij deze gaat aanpakken als deze reëel zijn. Had hij dat ook zo geregeld als hij al de vorige periode in vak K had gezeten? Dat had toch echt beter aangepakt kunnen worden. Mijn fractie is ook stellig van mening dat die open etterende wond zo snel mogelijk moet helen, want wij zijn dit gedoe een beetje zat. Heel 2006 zijn de problemen gebleven en dat is dus tot op heden.

Onder leiding van Ella Vogelaar was er een aparte veegploeg die de problemen moest oplossen. Die veegploeg is er nog steeds, wat op zich een goede zaak is. Het is wel een beetje vreemd dat de commotie die nu is ontstaan, onder andere vanuit de Landelijke Huisartsen Vereniging, toch een beetje om die veegploeg heen is gegaan. Ik vraag mij af wat daar nu de diepere gedachte achter is. Dat is immers de plek waar dit soort zaken kunnen worden besproken. Wij hebben begrepen dat die veegploeg begin mei weer bij elkaar zal komen. Kan de minister de regie hiervan – VWS zit ook in deze veegploeg – weer wat meer naar zich toetrekken? Het moet toch wat beter geregeld worden.

Ik heb vernomen dat Zorgverzekeraars Nederland de cijfers van de LHV betwist. Op zich kunnen wij daar ons iets bij voorstellen. Ik heb begrepen dat er een steekproef is geweest van 300 huisartsen op een totaal van 8000. De uitkomsten daarvan mogen niet zomaar worden geëxtrapoleerd volgens mij, zeker niet omdat er kan worden aangenomen dat juist de huisartsen zullen meedoen die problemen hebben. Is de minister bereid om de Kamer binnenkort een meer objectief overzicht te geven van de omvang van de problemen met daarbij een voorstel voor een pakket aan maatregelen om deze op korte termijn op te lossen?

Uit de cijfers uit de Vektismonitor van het Vogelaarakkoord blijkt dat de huisartsen het budget in 2006 met, naar ik meen, 52 mln. overschrijden. Met name het aantal gedeclareerde consulten is veel hoger dan van te voren werd verwacht. Wat gaat dit voor de huisartsen betekenen? Betekent dit dat de tarieven omlaag gaan en de huisartsen worden gekort, net als de voorganger van deze minister heeft gedaan bij de ziekenhuizen? Ik wil daar graag opheldering over hebben, want het is op dit moment niet duidelijk.

Ik zou huisartsen die vinden dat zij geld krijgen, willen adviseren om een in incassobureau in te schakelen.

De heer Van Gerven (SP):

Ik heb nog een vraag over uw opmerkingen over de kwaliteit van het onderzoek dat door de LHV is verricht. U vraagt welke waarde daaraan moet worden gehecht. De LHV heeft een huisartsenpanel dat bestaat uit ruim 1000 leden. Hiervan hebben er ruim 300 meegedaan aan dit onderzoek. Het heeft dus zeker een belangrijke indicatieve waarde. Ik denk dat het heel erg veelzeggend is. Bent u dat met mij eens?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee, dat ben ik niet met u eens. Ik heb al gezegd dat het gaat om een steekproef van 300 huisartsen op een totaal van 8000. Ik vind dat er te wilde conclusies aan worden verbonden. Daarom heb ik de minister gevraagd om nadere gegevens. Ik neem aan dat u dat volledig met mij eens bent, want als er een zweem blijft hangen van onduidelijkheid dan heeft niemand een punt. Ik vraag de minister om een objectieve lijst samen te stellen van de problemen. Ik vind de Landelijke Huisartsen Vereniging ook een prima club, maar zij is natuurlijk niet de enige die de dienst uitmaakt. Ik wil dus graag wat nadere informatie ontvangen.

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat niet om de vraag of de LHV de dienst uitmaakt. De LHV pretendeert niet dat het onderzoek een absolute wetenschappelijke waarde heeft, maar het is een krachtig en helder signaal als honderden huisartsen zo duidelijk hun problemen op tafel leggen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het zijn er 300 van de 8000. Ik stel helemaal niets ter discussie, maar het onderzoek zet mij wel aan tot een verzoek om nadere informatie.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Klink:

Voorzitter. Ik begin met de vraag van mevrouw Schippers naar de financiële stand van zaken met betrekking tot de huisartsen. Wij willen op de cijfers over de eerste twee kwartalen van 2007 wachten om hierover, samen met de gegevens over 2006, een meer volledig beeld te krijgen. Er zal ongetwijfeld sprake zijn van enkele overschrijdingen van het kader, maar dan kennen wij de omvang daarvan.

Mevrouw Schippers koppelt een en ander aan het kwaliteitsverlies waarvoor de LHV aandacht vraagt in het kader van de enquête die zij heeft gepresenteerd, in die zin dat administratieve lasten ten nadele zouden gaan van de kwaliteit van de zorg, preventie enzovoorts. Die koppeling heeft althans de LHV gemaakt op basis van het onderzoek. Mevrouw Schippers stelt dat zich grote verschillen blijken af te tekenen in de administratieve lasten per arts. Ik ben het met die vaststelling eens. Er bestaan grote verschillen tussen de tijd die men hieraan per dag besteedt. Dat geeft naar mijn mening aan dat het kennelijk op een andere manier kan. Ik meen daarom dat de conclusie dat elke arts buitengewoon veel tijd kwijt is aan de administratieve lasten en dat deze een obstakel vormen voor de kwaliteit van de zorg die zij bieden, wellicht te snel is getrokken. Dat neemt niet weg dat ik de gegevens die de LHV vandaag naar buiten heeft gebracht heel serieus zal nemen.

Ik ben van mening dat de veegploeg en het kwartaaloverleg er heel goed naar zullen moeten kijken. Het zou een verkeerd signaal zijn wanneer de administratieve lasten die met declaratieverkeer samenhangen daadwerkelijk over de hele linie en in meer algemene zin de kwaliteit van de zorg in de weg zouden staan. Ik zal hiervoor via de reguliere trajecten aandacht vragen.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb de volgende vraag aan de minister. Het is juist dat mensen niet gelijk zijn. Er bestaan verschillen in de tijd die men aan het declaratieverkeer besteedt. Er is echter sprake van een duidelijke trend. Bijna 60% van de huisartsen stelt er nu meer werk aan te hebben dan voorheen. Ik meen dat de trend dat een heel grote claim wordt gelegd op de tijd van de huisartsen om tot goed betalingsverkeer te komen, onmiskenbaar is. Onderschrijft de minister dit oordeel?

Minister Klink:

Ik weet het niet. Ik ben van mening dat het iedereen vrij staat om deze cijfers, buiten de bestaande structuur waarin men elkaar met enige regelmaat in de veegploeg en vervolgens in het kwartaaloverleg ontmoet om, naar buiten te brengen. Ik wens deze gegevens vervolgens dan nog wel gevalideerd te zien door de partijen die er eveneens mee te maken hebben. Deze cijfers zullen dus aan de orde moeten worden gesteld in het overleg waarin zowel de Landelijke Huisartsen Vereniging als Zorgverzekeraars Nederland deelneemt. Ook mevrouw Van Gent heeft hierop gewezen.

Ik zal geen conclusies trekken op basis van cijfers die anderen niet kennen en die voortkomen uit een steekproef onder 300 artsen. Nog afgezien van het feit dat ik van mening ben dat deze informatie aan de orde dient te komen via de daarvoor bestemde kanalen, zal ik dergelijke gegevens niet generaliseren. Als zowel uit de veegploeg als het kwartaaloverleg mocht blijken dat inderdaad opnieuw sprake is van declaratieproblemen die uiteindelijk tot liquiditeitsproblemen bij huisartsen zouden kunnen leiden en die, zoals mevrouw Schippers naar voren bracht, de kwaliteit raken, ben ik van mening dat inderdaad maatregelen genomen zullen moeten worden. Dan moet het overleg worden geïntensiveerd. Natuurlijk ben ik dan ook bereid om de Kamer in te lichten over de maatregelen die dan voorhanden zijn. Dat acht ik niet meer dan geëigend.

De heer Van Gerven (SP):

De minister was heel positief in zijn beantwoording en stelde dat het probleem moet worden aangepakt. Het bestaat echter al bijna 1,5 jaar. De minister zegt dat de veegploeg aan het werk moet en dat er overleg moet plaatsvinden. De LHV heeft echter niet voor niets dit onderzoek op dit moment naar buiten gebracht. Dan moet de nood toch hoog zijn? Hoe garandeert de minister dat het probleem nu werkelijk wordt opgelost?

Minister Klink:

Midden vorig jaar was geen bevoorschotting meer nodig. De problemen rondom het declaratieverkeer waren toen tot een aanvaardbaar minimum beperkt. Vervolgens is de frequentie van de bijeenkomsten van zowel de veegploeg als het kwartaaloverleg verminderd, ook op grond van het feit dat er geen signalen waren dat zich structurele problemen aftekenden, laat staan dat deze groter werden.

Nogmaals, ik wil elk cijfer waaruit blijkt dat er sprake is van nieuwe problemen en dat deze in intensiteit toenemen, buitengewoon serieus nemen, maar niet dan nadat deze gevalideerd zijn door de andere partijen die aan tafel zitten. Ik nodig de LHV dan ook uit – ik heb dat zo-even bijna mondeling gedaan in de richting van de heer Van Eijck – om zo snel mogelijk met die gegevens te komen via de geëigende kanalen. Dan kunnen wij inderdaad bekijken in hoeverre die juist zijn. Neemt u van mij aan, dat wij een en ander buitengewoon serieus nemen. Zo ken ik Zorgverzekeraars Nederland en mijn eigen departement inmiddels.

Mevrouw Schippers (VVD):

Wij delen de verbazing van de minister dat het op deze manier gaat terwijl hiervoor niet voor niets een structuur is opgebouwd. Dat het zo is gegaan, is echter wel een politiek feit. Er zijn allerlei signalen afgegeven. Er is onder andere gewezen op de link tussen administratieve lasten en kwaliteitsverbetering. Men zegt niet toe te komen aan kwaliteitsverbetering vanwege de administratieve lasten. Verder is gewezen op de overschrijdingen. De minister zal ons een brief sturen zodra de precieze omvang van die overschrijdingen bekend is. Kan hij in die brief ook de zaken meenemen die ik heb opgesomd en ingaan op de link die gelegd wordt tussen administratieve lasten en kwaliteit van de zorg? Ik vind dat laatste namelijk heel zorgwekkend. Kan hij bovendien ingaan op het punt dat de ene huisarts drie keer zoveel tijd aan administratie kwijt is dan de andere?

Minister Klink:

De link die gelegd wordt tussen de administratieve lasten die kennelijk voortvloeien uit de betalingen en de kwaliteit van de zorg neem ik buitengewoon serieus. Ik wil echter eerst bekijken in hoeverre een en ander klopt, in hoeverre het betalingsverkeer daadwerkelijk nieuwe problemen met zich brengt. Als dat niet zo is, is de koppeling namelijk een beetje merkwaardig. Als dat wél het geval is, neem ik dat buitengewoon serieus en zal ik de Kamer daarover inlichten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil ook inzicht in de feiten en de voorgestelde oplossingsrichting. Bovendien hoor ik graag op welke termijn dit zal worden opgelost. Dat is heel belangrijk omdat dit probleem zich eigenlijk al anderhalf jaar voortsleept met toppen en dalen.

Minister Klink:

Wij zullen bekijken in hoeverre er daadwerkelijk toppen en dalen zijn. Ik hoop dat het een lineaire weg naar een dal is. Mocht dat niet zo zijn, dan krijgt de Kamer dat van mij te horen. Als het probleem inderdaad opnieuw groter wordt, zal ik de Kamer ook informeren over welke maatregelen de veegploeg en het kwartaaloverleg in gedachten hebben om dit probleem op te lossen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is een glashelder antwoord. Misschien kan de minister nog even een termijn noemen?

Minister Klink:

Ik meen dat de kwartaalgroep in juni bij elkaar komt. Als daartoe aanleiding is, zal ik ervoor zorgen dat de groep eerder bij elkaar komt. Na dat overleg en nadat de inventarisatie heeft plaatsgevonden, zal ik de Kamer informeren over de stand van zaken en of er eventueel nieuwe maatregelen noodzakelijk zijn.

De voorzitter:

Mag ik concluderen dat dit voor het zomerreces is?

Minister Kink:

Dat mag u concluderen, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Het mag ook van mevrouw Van Gent.

Minister Klink:

Ik kom bij de moties van de heer Van Gerven. De motie op stuk nr. 131 bevat een aantal constateringen, maar ik moet nog constateren of dat het geval is. U loopt dan ook vooruit op mijn conclusies. Ik heb gezegd dat, voor zover dat het geval is, ik u voor het zomerreces daarover zal inlichten alsmede over eventuele noodzakelijke maatregelen. Ik ontraad dan ook aanneming van deze motie vanwege de constateringen die eraan voorafgaan en vanwege de overbodigheid ervan, gelet op het verzoek in mijn richting.

De motie op stuk nr. 132 gaat over het automatische bericht. Op dit moment zouden artsen met een druk op de knop moeten kunnen nagaan waar een patiënt verzekerd is. Ik vind ook deze motie overbodig en ontraad aanneming ervan.

De heer Van Gerven (SP):

Het zou zo moeten zijn, maar het is niet zo. Uw voorganger heeft ook gezegd dat het een automatisme is: als een patiënt naar een andere verzekeraar overgaat, kan de huisarts dat meteen zien. Maar dat is nu juist de kern van het probleem. U heeft ook kunnen lezen dat een miljoen mensen zoek zijn in Nederland, althans bij de huisartsen. Hoe verklaart u dat dan?

Minister Klink:

Voor zover ik weet, kan een huisarts die een declaratie wil indienen via het COV achterhalen bij welke verzekeraar een patiënt verzekerd is. Dat zou direct de gegevens moeten opleveren. Het getal van een miljoen is mij op dit moment onbekend, maar ik zal nagaan in hoeverre het klopt en waar het vandaan komt.

De heer Van Gerven (SP):

Het heeft herhaaldelijk het nieuws gehaald dat er een miljoen zoek zijn. Het lijkt mij goed om dat glashelder te krijgen en duidelijk af te spreken dat de motie daarvoor nodig is. Ik nodig u dan ook uit om die toch over te nemen.

Minister Klink:

Mijn aanbeveling in uw richting – u gaat over uw eigen moties – zou toch echt zijn om dat niet te doen. Het is niet een automatische kennisgeving dat men van verzekeraar is gewisseld. In het systeem is eenvoudig op te vragen waar men verzekerd is. Dat is toch net een gradatie anders.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen over de moties te stemmen bij de laatste stemmingen voor het reces.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven