Noot 1 (zie blz. 3579)

PVDA TWEEDE-KAMERFRACTIE

WAO’ERS VERLEIDEN TOT PARTICIPATIE

De feiten

– Ongeveer 450 duizend WAO’ers zijn vrijgesteld van de herbeoordelingsoperatie of van herbeoordelingen met het aangescherpte schattingsbesluit. Zij komen alleen nog in aanmerking voor professionele herbeoordelingen. In de praktijk worden deze nu vrijwel alleen uitgevoerd op verzoek van de betrokkene of bij arbeidsaanvaarding.

– Wanneer een WAO’er gaat werken en (tijdelijk) meer gaat verdienen dan zijn resterende verdiencapaciteit, loopt hij een negatief inkomensrisico. Hij komt in aanmerking voor herbeoordeling en kan (een deel van) zijn uitkering verliezen, terwijl de vrees voor toekomstige uitval door ziekte of werkloosheid groot is. Wie niet gaat werken, wordt in de praktijk niet herkeurd, en loopt dus ook geen risico zijn uitkering te verliezen.

– Op dit moment is het voor veel WAO’ers volstrekt onduidelijk wat de gevolgen zijn voor hun inkomen als ze gaan werken. Dat maakt hen huiverig om weer aan de slag te gaan.

– De PvdA-fractie in de Tweede Kamer wil WAO’ers verleiden om weer aan de slag te gaan. De PvdA verwacht dat zeker enkele tienduizenden WAO’ers weer willen en kunnen werken. Wij willen hen belonen, en hun inkomenszekerheid vergroten als ze gaan werken. Dat vergt een ingrijpende wijziging van de oude WAO-wet. Die oude wet zet een straf op werkhervatting. Dat moet anders. Hiervoor hebben we hieronder een voorstel uitgewerkt.

Ons voorstel

Doelgroep:

Alle WAO’ers, WAZ’ers en Wajongers die zijn uitgezonderd van de herbeoordelingsoperatie. Hierbij gaat het om mensen die zijn geboren tussen 1942 en 1 juli 1959. Dit betreft naar schatting 450 duizend WAO’ers, van wie ongeveer tweederde jonger is dan 60.

Maatregelen:

1. WAO’ers die gaan werken, worden pas na vier jaar opgeroepen voor een herbeoordeling (in plaats van direct bij werkaanvaarding). Dit betekent in de praktijk dat de betrokkene al een vaste aanstelling heeft gekregen op het moment van herbeoordeling.

2. Geen intrekking WAO-uitkering bij werkhervatting, maar verrekening van inkomsten met de uitkering gedurende de periode waarin wordt gewerkt (en onmiddellijke terugkeer naar het oude uitkeringsniveau bij uitval wegens ziekte o.i.d.)

3. Vereenvoudiging van de bijverdienregels. Inkomsten ter opvulling van de resterende verdiencapaciteit en van het zogeheten excedent boven het maximale dagloon moeten niet leiden tot verlaging van uitkering. Elke euro extra salaris moet leiden tot minimaal 30 cent meer inkomen en in sommige gevallen tot 100 cent meer inkomen.

4. Duidelijke informatie over bijverdienen: UWV moet alle WAO’ers jaarlijks op de Dag van de Arbeid een brief sturen waarin staat hoeveel zij kunnen bijverdienen zonder dat dit gevolgen heeft voor hun uitkering.

Toelichting bij bovenstaande maatregelen

Maatregel 1:

Huidige regelgeving over professionele herbeoordelingen: Wie is uitgezonderd van de herbeoordelingsoperatie kan nog in aanmerking komen voor een zogeheten professionele herbeoordeling volgens de criteria van het oude schattingsbesluit. Professionele herbeoordelingen zijn herbeoordelingen waarvan het moment wordt bepaald door de professionele inschatting van de verzekeringsarts of de arbeidsdeskundige, of die plaatsvinden op verzoek van de uitkeringsgerechtigde zelf. In de praktijk roept UWV deze mensen alleen op voor een keuring als ze gaan werken:

«Tijdens de herbeoordelingsoperatie zullen de professionele herbeoordelingen van de groep die niet valt onder de eenmalige herbeoordelingen voornamelijk beperkt worden tot herbeoordelingen op verzoek van de uitkeringsgerechtigde of herbeoordelingen bij aanvaarding van werk.» (Staatsblad 2004, nr. 463, blz. 5)

Wat er na de herbeoordelingsoperatie staat te gebeuren met professionele herbeoordelingen van mensen die zijn uitgezonderd van die operatie, is ongewis. Als het huidige beleid wordt voortgezet, worden mensen die thuis blijven zitten niet herkeurd, en mensen die aan de slag gaan wel. Dat verhoogt de drempel om aan het werk te gaan.

Ons voorstel: Mensen die gaan werken, willen wij in de eerste vier jaar na werkhervatting vrijstellen van professionele herbeoordelingen. Pas als ze vier jaar aaneengesloten hebben gewerkt, komen ze in aanmerking voor professionele herbeoordeling. Voor deze periode van vier jaar hebben we gekozen, omdat de betrokkene dan een vast dienstverband hebben. Gedurende deze periode van 4 jaar komen deze mensen ook niet in aanmerking voor «afschatting op basis van feitelijk inkomen»1.

Deze maatregel vergt wijziging van artikel 36, 42 en 43 van de WAO.

Maatregel 2:

Huidige regelgeving bij werkhervatting: Als een WAO’er gaat werken, wordt gekeken in hoeverre hij zijn veronderstelde restverdiencapaciteit ook realiseert. Is dat precies het geval, dan zal de WAO-uitkering ongewijzigd blijven. De uitkering verandert niet zolang hij met zijn inkomen binnen de grenzen van de arbeidsongeschiktheidsklasse blijft.

Normaal gesproken leidt gehele of gedeeltelijke werkhervatting direct tot verlaging of intrekking van de WAO-uitkering. Zolang echter onvoldoende vaststaat dat een arbeidsongeschikte werknemer met een gedeeltelijke WAO-uitkering duurzaam inkomsten uit arbeid zal kunnen verwerven, kan het UWV besluiten bij werkhervatting herziening of intrekking van de WAO-uitkering gedurende een bepaalde periode achterwege te laten. Dit gebeurt sinds medio 2004 standaard gedurende een half jaar voor alle mensen die vanuit een WAO-uitkering het werk hervatten. Hiermee heeft het UWV een instrument om de re-integratie te bevorderen. De bedoeling van deze maatregel is de angst weg te nemen die een werknemer mogelijk heeft dat zijn recht op uitkering verloren gaat bij onverhoopt mislukken van zijn terugkeer in het arbeidsproces.

De herziening of intrekking van de uitkering na werk hervatting kan gedurende maximaal drie jaar achterwege blijven. Deze termijn kan korter zijn als eerder duidelijk is dat de werknemer goed kan volhouden. Uiteraard worden de inkomsten die de (gedeeltelijk) werknemer met het werk verdient, wel in mindering gebracht op de WAO-uitkering. Dit gebeurt door de WAO-uitkering uit te betalen alsof de uitkering wel was verlaagd of ingetrokken. Financieel maakt de regeling voor de werknemer dus geen verschil.

Ons voorstel: Wij willen af van de regel dat werkhervatting direct leidt tot verlaging of intrekking van het recht op de WAO-uitkering. Ook de periode van drie jaar waarin UWV kan afzien van herziening of intrekking van de uitkering achten wij te kort. Wij stellen voor dat iemand die weer aan de slag gaat, pas na 4 jaar werk in aanmerking komt voor een professionele herbeoordeling. In de tussentijd kunnen inkomsten uit werk worden verrekend met de uitkering, als die inkomsten hoger zijn dan de resterende verdiencapaciteit en het zogeheten eventuele excedent boven het maximumdagloon.

Deze maatregel vergt wijziging van artikel 44 van de WAO.

Maatregel 3:

Huidige praktijk: Voor WAO’ers is het vaak volstrekt onduidelijk welke gevolgen werkhervatting heeft voor hun inkomen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de brochure2 die UWV heeft opgesteld voor mensen die een uitkering hebben wegens ziekte of handicap en die weer aan het werk willen. Die brochure wijdt slechts 4 regels aan inkomensgevolgen:

«Tijdens uw re-integratietraject verandert er niets aan uw uitkering. Pas als u (meer) gaat verdienen, kan er wat veranderen in de hoogte van uw uitkering. Heeft u een WIA-uitkering? Dan gaat u er altijd in inkomen op vooruit als u gaat werken.»

Blijkbaar kunnen mensen met een andere uitkering dan een WIA-uitkering er niet voetstoots van uitgaan dat hun inkomen erop vooruit gaat als ze gaan werken. Dat moet veranderen.

Ons voorstel: De bijverdienregels voor WAO’ers moeten worden vereenvoudigd. Als voorbeeld hiervoor kunnen de bijverdienregels voor de loongerelateerde WGA-uitkering dienen. Elke euro inkomsten uit werk leidt daar tot ten minste 30 cent meer bruto inkomen. Dit zou kunnen worden overgenomen voor de mensen die zijn vrijgesteld van de herbeoordelingsoperatie. Vanwege het WAO-gat zou 1 euro inkomsten uit werk overigens moeten leiden tot minder dan 70 cent uitkeringsverlaging. Het opvullen van het excedent boven het maximumdagloon en de resterende verdiencapaciteit hoort uiteraard niet te leiden tot uitkeringsverlaging.

Maatregel 4:

Ons voorstel: Wij verlangen dat UWV actief en op het individu toegesneden informatie gaat geven over de (positieve) inkomensgevolgen wanneer iemand gaat werken. Dit kan per brief, die de betrokkenen ontvangen op de Dag van de Arbeid, te beginnen in 2008. Hiermee maakt de overheid inzichtelijk wat het voordeel is van aan de slag gaan. Zo kunnen we mensen verleiden om te participeren op de arbeidsmarkt en in de samenleving.

Overige achtergrondinformatie

Financiële gevolgen:

– De financiële effecten van bovenstaande voorstellen van maatregel 1 t/m 3 zijn naar verwachting positief. De effecten zijn vanwege gedragseffecten lastig tot op de komma nauwkeurig in te schatten. Onze voorstellen maken het aantrekkelijker om te gaan werken, wat leidt tot minder uitgaven aan uitkeringen. Verwacht mag worden dat enkele tienduizenden mensen extra aan de slag zullen gaan. Daarentegen kunnen mensen die weer uitvallen na te hebben gewerkt, terugvallen op hun oude WAO-uitkering. Nu kan dat niet altijd, omdat een gedeelte van de mensen die gaan werken, na een herbeoordeling lagere uitkeringsrechten krijgt. Het positieve effect van minder uitkeringen zal (veel) groter zijn dan de extra kosten van herleving van uitkeringen als mensen weer uitvallen.

– De kosten van maatregel 4 betreffen exact te bepalen uitvoeringskosten bij UWV. De omvang van deze kosten is afhankelijk van de kwaliteit van de elektronisch beschikbare gegevens bij UWV.

Herbeoordelingen

Sinds 1 oktober 2004 geldt het volgende:

– Alle arbeidsongeschiktheidsverzekeringen worden verstrekt voor onbepaalde tijd (of worden geacht te zijn verstrekt voor onbepaalde tijd). Wettelijke herbeoorde­lingen (elke 5 jaar) zijn per 1 oktober 2004 voor iedereen afgeschaft.

– Mensen die zijn geboren na 1 juli 1954 werden aanvankelijk allemaal herbeoordeeld volgens de criteria uit het aangescherpte schattingsbesluit. Het nieuwe kabinet heeft besloten dat mensen die zijn geboren tussen 1 juli 1954 en 1 juli 1959 wel worden herbeoor­deeld, maar volgens de criteria van het oude, minder strenge schattingsbesluit.

– Wie is uitgezonderd van de herbeoordelingsoperatie kan nog in aanmerking komen voor een zogeheten professionele herbeoordeling volgens de criteria van het oude schattingsbesluit. Professionele herbeoordelingen zijn herbeoordelingen waarvan het moment wordt bepaald door de professionele inschatting van de verzekeringsarts of de arbeidsdeskundige, of die plaatsvinden op verzoek van de uitkeringsgerechtigde zelf. Tijdens herbeoordelingsoperatie zullen de professionele herbeoordelingen van de groep die niet valt onder de eenmalige herbeoordelingen voornamelijk beperkt worden tot herbeoordelingen op verzoek van de uitkeringsgerechtigde of herbeoordelingen bij aanvaarding van werk. (Staatsblad 2004, nr. 463, blz. 5).

Op grond van de (kabinetsverklaring n.a.v. het museumpleinakkoord) worden de arbeidsongeschikten geboren in de periode vanaf 2 juli 1949 tot en met 1 juli 1954 uitgezonderd van de herbeoordelingsoperatie. De implicatie hiervan is ook dat indien deze arbeidsongeschikten los van de herbeoordelingsoperatie op professionele gronden worden herbeoordeeld, dit met het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zoals dat luidde voor 1 oktober 2004 dient te geschieden. (Staatsblad 2005, nr. 219, blz. 3).

1 Afschatting op basis van feitelijk inkomen komt voor wanneer mensen feitelijk meer verdienen dan volgens de theoretische berekening van hun resterende verdiencapaciteit mogelijk is.

2 http://www.uwv.nl/Images/IR11000623_tcm4-175.pdf?Situatie=Weer_aan_het_werk&Name=Ik_heb_een_WAO-uitkering_en_wil_weer_werken&Type=b

Noot 2 (zie blz. 3589)

Interpellatievragen van het lid Van Gerven (SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake declaratieproblemen huisartsen. (Ingezonden 26 april 2007)

1. Waarom is het declaratieverkeer tussen huisartsen en zorgverzekeraars nog steeds niet op orde? Wat is uw reactie op de berichten van de Landelijke Huisartsenvereniging dat 82% van de ondervraagde huisartsen nog declaraties te goed had, waarvan 14% meer dan 25.000 euro betreft?

2. Welke inspanningen zijn er gedaan om de achterstanden in het declaratieverkeer tussen huisartsen en zorgverzekeraars weg te werken?

3. Waarom is er nog steeds een probleem met de Controle op Verzekerdheid-check?

4. Hoe staat het met de toezegging dat de huisarts automatisch wordt ingelicht wanneer zijn patiënt overstapt naar een andere zorgverzekeraar?

5. Hoe en op welke termijn gaat u er zorg voor dragen dat de problemen en de achterstanden in het declaratieverkeer tussen huisartsen en zorgverzekeraars worden opgelost?

6. Hoe gaat u er bij zorgverzekeraars op aan dringen dat zij zich aan hun betalingsplicht houden?

7. Hoe kan het dat de inschrijftarieven niet volledig gedeclareerd kunnen worden, ondanks de toezegging dat het declaratieverkeer tussen huisartsen en zorgverzekeraars per 1 februari jl. op orde zou zijn?

Naar boven