Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Van der Ham aan de minister van Justitie en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over huwelijken van mensen van hetzelfde geslacht op Bonaire.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Vanaf 2001 is het burgerlijk huwelijk in Nederland opengesteld voor mensen van het gelijke geslacht. Deze wetswijziging uit 2001 wordt soms het homohuwelijk genoemd, maar dat is feitelijk oneigenlijk. Mensen van het gelijke geslacht worden immers niet anders behandeld met een soort eigen klein huwelijkje, maar zij worden gelijk behandeld. De afgelopen weken is er veel discussie geweest over de zogenaamde weigerambtenaren, ambtenaren die weigeren dit deel van de wet uit te voeren. Deze regering heeft ervoor gekozen om de mogelijkheid in stand te houden dat ambtenaren het voltrekken van deze huwelijken weigeren. De D66-fractie is het daar niet mee eens en ook heel veel lokale politici hebben zich daartegen verzet. In respons op dit verzet zei de regering dat zij er in elk geval voor zal zorgen dat in alle gemeenten van Nederland huwelijken tussen mensen van het gelijke geslacht kunnen worden voltrokken. Dat is ook geregeld in het regeerakkoord. Minister Plasterk heeft in het televisieprogramma Buitenhof verklaard dat dit mogelijk blijft, minister Bos heeft dat gedaan op het congres van de PvdA en ook minister Ter Horst heeft zich hierachter geschaard.

Inmiddels is het debat over de zogenaamde weigerambtenaren ook doorgedrongen tot andere delen van het Koninkrijk. Met name op Bonaire is er veel aan de hand op dit terrein. Dat is zeer interessant, want de Antillen hebben eerder dit jaar een akkoord met Nederland gesloten waarin is vastgelegd dat Bonaire een Nederlandse gemeente wordt. Veel van de Nederlandse wetgeving zal dan van toepassing worden op dat eiland. Op Bonaire heeft men in de Nederlandse discussie over de weigerambtenaren aanleiding gezien om een uitzonderingspositie te eisen wat betreft de huwelijkswetgeving. Sommige politici willen zelfs een garantie hebben dat huwelijken tussen mensen van het gelijke geslacht niet hoeven te worden gesloten op Bonaire. Ook de grootste politieke partij van Bonaire heeft zich in die richting uitgesproken.

Ik wil de regering hierover enkele vragen stellen. Hoe beoordeelt de regering, en met name minister Plasterk, de discussie die over het huwelijk tussen mensen van het gelijke geslacht wordt gevoerd op Bonaire? Is de regering het met de D66-fractie eens dat de discussie over de weigerambtenaren in Nederland een precedentwerking heeft en opnieuw aanleiding heeft gegeven tot het aanwakkeren van deze discussie op Bonaire? Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot gelijke behandeling van paren van hetzelfde geslacht, met name met betrekking tot de registratie van in Nederland gesloten huwelijken?

Als Bonaire een nieuwe gemeente van Nederland wordt, neem ik aan dat ook de Nederlandse huwelijkswetgeving voor het eiland zal gelden. Ik neem aan dat ook voor de toekomstige gemeente Bonaire minimaal de belofte uit het regeerakkoord zal gelden dat er altijd ambtenaren van de burgerlijke stand zijn die bereid zijn om huwelijken tussen paren van het gelijke geslacht te voltrekken. De komende tijd zal er veel worden onderhandeld met Bonaire en natuurlijk zullen er veel compromissen worden gesloten. Wij willen dat de regering toezegt dat er niet wordt ingeleverd op het punt van gelijke behandeling van mensen.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik beantwoord deze onderdelen mede namens de staatssecretaris van BZK. De vragen hebben immers allereerst betrekking op de juridische situatie die zal gaan gelden op Bonaire. Dat is de context waarin de vragen worden beantwoord. Er is geen relatie met het onderwerp waar de heer Van der Ham zijn vraag mee inleidde. De toezegging dat in alle gemeenten in Nederland huwelijken tussen personen van gelijk geslacht voltrokken kunnen blijven worden, blijft uiteraard overeind staan. Zoals ook al tijdens het debat over de regeringsverklaring is gezegd, doet de afspraak over de weigerambtenaren daaraan niet af. Ook de afspraken die zijn gemaakt met Bonaire, Sint Eustatius en Saba doen daaraan niet af.

Wij moeten ons daarbij echter wel realiseren dat de samenvatting van deze afspraken, zoals die soms door de pers wordt gegeven en zo-even ook door de heer Van der Ham werd gegeven, wat te kort is om helemaal juist te zijn. Met zegt in zo'n samenvatting meestal dat de eilanden gemeenten van Nederland worden. Het gaat hierbij echter om een veelomvattend proces waarmee wij de komende jaren bezig zullen zijn. Op 12 februari jongstleden zijn afspraken gemaakt door de toenmalige minister voor Koninkrijksrelaties, de heer Nicolaï, met onder anderen de vertegenwoordigers van de drie betrokken eilandgebieden, Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Daarin is inzake de Nederlandse wetgeving opgenomen dat na de statuswijziging de Nederlands-Antilliaanse wetgeving waar wenselijk en/of noodzakelijk, geleidelijk zal worden vervangen door Nederlandse wetgeving. Verder is toegevoegd dat gezien onder meer de bevolkingsomvang van de drie eilanden, de grote afstand tot Nederland en het insulaire karakter, van de Nederlandse wetgeving afwijkende regelingen zullen kunnen worden getroffen.

Op dit moment is de situatie waarop de vragen van de heer Van der Ham van zo-even doelden nog niet aan de orde. Wellicht is het goed om in dit verband ook nog even te wijzen op de voorlichting die door de Raad van State op 15 september 2006 is gegeven over de toekomstige positie van de drie eilanden. De Raad van State adviseert daarin uitdrukkelijk om wat betreft de rechtspleging en de wetboeken de eenheid te handhaven van de zes eilanden in het Caraïbisch gebied, namelijk de drie eilanden die met Nederland worden verbonden en de drie eilanden die de status van land krijgen. In dit advies van de Raad van State, waar het verdere beleid mede op is gebaseerd, staat dat de rechtseenheid van de wetboeken in de Caraïbisch gebied zal moeten prevaleren.

Daarmee is uiteraard nog niet het laatste woord gezegd over het onderwerp dat de heer Van der Ham aansnijdt. Het is uiteraard denkbaar dat op een gegeven moment de wijziging bijvoorbeeld van het Burgerlijk Wetboek of van de wetboeken op strafrechtelijk terrein op wat nu de Nederlandse Antillen en Aruba zijn, aan de orde komt. Dat is echter een onderwerp van toekomstige wetgeving en niet iets dat onmiddellijk moet worden toegepast.

Het laatste punt dat de heer Van der Ham aansneed, is de status op de eilanden die behoren tot de Caraïbische delen van het Koninkrijk, van mensen die een huwelijk naar Nederlands recht hebben gesloten. Dit onderwerp is meer dan eens aan de orde geweest in verband met problemen die zich op Aruba hiermee hebben voorgedaan. Van Nederlandse kant is steeds het standpunt ingenomen dat artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden meebrengt dat in Nederland rechtsgeldig gesloten huwelijken dezelfde status hebben in de andere delen van het Koninkrijk. Dit standpunt zal door het huidige kabinet worden gehandhaafd en waar nodig worden uitgedragen.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hij heeft voor zijn bijdrage nog één minuut, aangezien de minister van Justitie vier minuten gesproken heeft.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Het is mij een genoegen om naar de Kamer geroepen te worden, en wat dat betreft is het te betreuren dat de vraag die is gesteld, met name ligt op het terrein van mijn collega Hirsch Ballin, die glashelder heeft uiteengezet wat de juridische positie is. Ik kan er wellicht in de dertig seconden die mij aan spreektijd nog resten nog één aspect aan toevoegen. Voor zover het nog niet evident was, benadruk ik nog eens dat bij de gesprekken die binnen het kader van de gesloten overeenkomst geopend zullen worden, de intentie van de Nederlandse regering duidelijk is; daarover mag geen enkele twijfel zijn. Het is namelijk nadrukkelijk de bedoeling dat ook op de eilanden een huwelijk voor personen van het gelijke geslacht op dezelfde manier als in Nederland mogelijk zal zijn. Dat is de inzet van de regering.

De heer Van der Ham (D66):

In het regeerakkoord is een afspraak gemaakt over een "minimale variant" rond het homohuwelijk, namelijk dat het in elke gemeente mogelijk moet zijn zo'n huwelijk te sluiten. De minister van Justitie heeft gezegd dat het om een klein eiland gaat en dat wij niet van de bewoners ervan alles kunnen vragen wat wij ook aan grotere gemeenten vragen. Daarvoor heb ik begrip, maar ook in kleine gemeenten moeten volgens het regeerakkoord "homohuwelijken" gesloten kunnen worden. Ik vraag dan ook de minimale garantie dat wat er in het regeerakkoord is afgesproken – in elke gemeente moeten er huwelijken tussen mensen van gelijk geslacht gesloten kunnen worden – in ieder geval ook voor Bonaire zal gelden. Ik hoop dat de regering deze toezegging kan doen en dat het dan ook de bottomline is. Wij gaan niet onderhandelen over een uitkomst die minder is dan het regeerakkoord van dit kabinet, waar wij al moeite mee hebben.

Minister Hirsch Ballin:

Wij moeten ons uiteraard houden aan het coalitieakkoord, daar is geen enkele twijfel aan. Dit doen wij ook dagelijks met vreugde en dit zal het beleid voor heel Nederland bepalen. Maar wij hebben het nu over delen van het Koninkrijk der Nederlanden die op dit moment niet tot Nederland behoren, namelijk de Nederlandse Antillen.

De heer Van der Ham (D66):

Het punt is dat bepaalde politieke partijen op Bonaire nu ook al garanties vragen dat dit absoluut niet zal worden opgenomen in een nieuw akkoord. Ik stel hiertegenover dat dit juist wel gegarandeerd moet worden; dit soort huwelijken moeten ook op Bonaire gesloten kunnen worden.

Minister Hirsch Ballin:

De garanties die in de politieke discussie op Bonaire worden gevraagd voor specifieke onderdelen van de Nederlandse wetgeving – ik heb deze discussie niet tot in de details gevolgd, maar ik ga ervan uit dat ze goed is weergegeven – kunnen wij natuurlijk niet geven, want het kabinet heeft andere afspraken gemaakt. Staatssecretaris Bijleveld en ik en uiteraard ook de andere leden van het kabinet staan ervoor om deze afspraken na te komen. Ik heb deze zojuist weergegeven. De startpositie voor de drie eilanden is dat de bestaande wetgeving van kracht blijft; dat kan ook moeilijk anders. Daarna volgt geleidelijke assimilatie, maar niet voor alle onderdelen van de wetgeving. Bij een eerdere gelegenheid is er ook al gezegd dat er onderwerpen zijn die zich helemaal niet lenen voor toepassing op deze drie eilanden. Daarom zei ik dat het een misverstand is om ervan uit te gaan dat deze drie eilanden alleen maar verafgelegen gemeenten worden. Er is uiteraard een spanningsveld tussen ons oogmerk om zo veel mogelijk eenheid van deze drie en Nederland te bewerkstelligen en de wens, bezegeld met handtekeningen, om te bezien hoe de wetgeving geleidelijk vervangen kan worden in de gevallen waarin dat wenselijk en/of noodzakelijk is. Meer kan ik natuurlijk niet toezeggen, want dan zouden wij van Nederlandse kant een afspraak van 12 september 2006 – de inkt is nog maar nauwelijks droog – ondergraven. Uiteraard zal op een gegeven moment de vraag aan de orde komen of er meer eenheid moet zijn in het burgerlijk recht in het hele Koninkrijk, maar wij zijn eraan gebonden om dit in overleg te doen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik was eigenlijk wel blij met de halve minuut van minister Plasterk, waarin hij aangaf dat het wel degelijk de inzet van het kabinet is om het homohuwelijk ook op Bonaire mogelijk te laten zijn. En ik schrok heel erg van de vier en een halve minuut van de minister van Justitie, die het eigenlijk helemaal geen halszaak vindt, omdat de regering best snapt dat de situatie daar anders is dan hier. De VVD legt er de nadruk op dat er maar één soort gemeente in Nederland is, zodat de regels die voor gemeenten gelden, ook voor Bonaire gelden. Dat moet de inzet zijn van niet alleen de minister van Onderwijs, maar zeker ook de minister die de onderhandelingen hierover met Bonaire voert.

Minister Hirsch Ballin:

Ik heb alleen aangegeven dat er een verschil is tussen de inzet van Nederland in gesprekken over assimilatie van de wetgeving – daarop doelde mijn collega Plasterk – en de procedure die wij overeengekomen zijn, om niet van de ene dag op de andere alle Nederlandse wetgeving op deze eilanden door te voeren. Ik doe dan ook een beroep op de Kamer, ons niet te laten betrekken bij de politieke discussie die nu op Bonaire plaatsvindt. Wij hebben afspraken gemaakt met Bonaire en de andere eilanden; daar houden wij ons aan en zodra de implementatie daarvan aan de orde komt, is het doorvoeren van alle wetgeving onze inzet bij de onderhandelingen.

De heer Van der Staaij (SGP):

De SGP-fractie heeft begrip voor de bezwaren van Bonaire tegen het homohuwelijk, veel begrip zelfs en sterker nog: zij deelt die bezwaren ook. Mijn fractie heeft juist moeite met de geest van neokoloniale betutteling van de kant van D66, dat met opgeheven vinger de hele wereld zo snel mogelijk aan een homohuwelijk wil helpen.

Ik heb een paar vragen aan de regering. Heb ik begrepen dat het het goed recht is van Bonaire in het lopende onderhandelingsproces dit punt in te brengen? Is een zorgvuldige gang van zaken in het onderhandelingsproces niet juist gediend met een zekere rust van het Nederlandse parlement, zodat wij het resultaat kunnen afwachten en vervolgens daarover kunnen oordelen? Is dat niet de koninklijke weg?

Minister Hirsch Ballin:

Een zekere rust is zeker nodig. Ik vind het wat ongelukkig als wij nu door een politieke discussie op de Nederlandse Antillen, waar het verkiezingstijd is, standpunten innemen die volgens de afgesproken procedure nu niet aan de orde zijn.

Ons wordt gevraagd om garanties dat het niet gebeurt of garanties dat het wel gebeurt. Uiteraard kunnen wij hier zeggen vanuit Nederlands oogpunt dat het wenselijk is om de verschillen tussen de openbare lichamen die er straks zullen zijn en de Nederlandse gemeenten zoveel mogelijk op te heffen. Het worden echter niet Nederlandse gemeenten met huis en haard; zij hebben een eigen inbreng. Wij moeten die procedure volgen.

De heer Van Raak (SP):

Ook in verkiezingstijd is goed bestuur noodzakelijk. Ik begrijp de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als hij zegt dat in elke gemeente in Nederland een homohuwelijk mogelijk moet zijn. Dus als Bonaire een gemeente van Nederland wil worden, is dat natuurlijk onze inzet. Het lijkt mij ook heel goed als dit de inzet is van het kabinet in de onderhandelingen. De minister van Justitie maakt er echter een heel procedurele zaak van. Hij zegt dat het wel gemeenten worden, maar dat het heel bijzondere gemeenten worden, dat wetten geleidelijk worden aangepast en dat er misschien bijzondere wetten moeten komen. Het kabinet is nog jong, maar het moet toch met één mond spreken. Wat wordt nu de lijn voor de onderhandelingen? Is dat de procedurele lijn van de minister van Justitie of de heldere lijn van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?

Minister Plasterk:

Laat ik om te benadrukken hoezeer wij uit één mond spreken, ook even op de procedurele lijn gaan zitten. Ik zie geen millimeter licht tussen de intentie waarmee het kabinet de onderhandelingen in gaat en de regels die daarbij gelden. Die zijn vastgesteld bij overeenkomst. Dat houdt in dat waar wenselijk en/of noodzakelijk de regels geleidelijk worden vervangen door Nederlandse wetgeving. Er is dus niets waar de Nederlandse regering op kan wijzen waar zou staan dat men het op een bepaalde manier moet doen. Wij zullen dus moeten proberen dat met overtuigingskracht te doen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Wij zijn al jaren bezig om Aruba zover te krijgen. Ik moet dus zeggen dat uw intentie mij zeer teleurstelt. GroenLinks maakt zich ook zorgen over de glijdende schaal die het regeerakkoord in dit opzicht introduceert. Voor GroenLinks is het onaanvaardbaar en ononderhandelbaar dat homohuwelijken niet op Bonaire zouden kunnen worden gesloten. Ik krijg wel graag een reactie van minister Hirsch Ballin.

Mijn volgende vraag is gericht aan minister Plasterk. Deze kwestie duidt wel op problemen rond de positie van homo's en lesbo's op de Nederlandse Antillen en Aruba. Wat is zijn inzet om daarin verbetering te brengen? Wat kunnen wij van hem verwachten?

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw Azough heeft gelijk dat er al jaren discussie is over de situatie op Aruba. Wat dat betreft zal er geen afzwakking zijn van de lijn die ik bij voorkomende gelegenheden heb uitgedragen dat een in Nederland gesloten huwelijk, ook een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht, overal in het Koninkrijk moet worden erkend. Daarvoor kunnen wij ons ook beroepen artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Wij doen dat ook. Volgens hetzelfde statuut is de regeling van de wetboeken op dit moment een bevoegdheid van de Nederlands-Antilliaanse wetgever, die daartoe democratisch is gelegitimeerd, respectievelijk van de Arubaanse wetgever. Maar goed, daarmee herhaal ik wat ik eerder heb gezegd en wat collega Plasterk zojuist heeft bevestigd.

Minister Plasterk:

Mij is gevraagd om in het algemeen in te gaan op de positie van homo's op de eilanden. Ik denk dat het, zonder in detail te kunnen treden, feitelijk waar is dat de vanzelfsprekendheid, waar wij op hopen, waarmee er vanuit wordt gegaan dat het normaal is om homo te zijn, daar zeker niet bij iedereen geld zoals die ook in de Nederlandse gemeenschap niet overal in gelijke mate geldt.

Vervolgens vindt GroenLinks het onaanvaardbaar als het homohuwelijk daar niet op dezelfde manier gesloten zou kunnen worden. Daar gaan wij niet in die mate over. Dat standpunt kan worden meegedeeld aan de burgers van dat eiland en die zullen dat voor kennisgeving moeten aannemen. Wij moeten het doen met de spelregels zoals die bij overeenkomst zijn vastgesteld.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Zodra ministers zeggen dat er geen licht zit tussen een standpunt, moet je als Kamer opletten!

Wij moeten twee zaken scheiden: de registratie en het sluiten van huwelijken. Al jaren is het problematisch met de Antillen en Aruba als het gaat om de registratie van hier gesloten homohuwelijken. Ik wil namens D66 van dit kabinet geen inspanningsverplichting, ik wil een resultaatverplichting dat op korte termijn die registratie in het hele Koninkrijk gelijkgetrokken worden. Ik wil een wat scherper antwoord van de minister van Justitie dat het niet alleen een inspanningsverplichting is maar een resultaatverplichting om de eilanden op korte termijn – en niet in een glijdende schaal – op deze punten die wij binnen het Koninkrijk eendrachtig hebben geregeld, zo ver te krijgen. Mag ik daarop een helderder antwoord?

Minister Hirsch Ballin:

De heer Pechtold maakt op dit hem vertrouwde terrein terecht een onderscheid tussen wat gezamenlijk voor alle landen van het Koninkrijk is geregeld. Daartoe behoort artikel 40 van het Statuut. Onze opvatting is en blijft dat dit met zich brengt dat een in Nederland rechtsgeldig gesloten huwelijk in het gehele Koninkrijk rechtskracht heeft. Dat is door de eer-, eer-, eervorige minister voor Koninkrijksrelaties de heer De Graaf in antwoord op vragen van 7 februari 2005 naar voren gebracht. Dat is ook mijn beleid.

Naar boven