Vragen van het lid Omtzigt aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het gebruik van premiekortingen en de gevolgen daarvan op de langere termijn.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. De strijd om de klant is losgebarsten bij de zorgverzekering. Dat is nieuw, en het is goed nieuws. Zorgverzekeraars doen hun best om klanten te werven en hen goed te behandelen. Er komen speciale collectieve polissen voor chronisch zieken. In het huidige stelsel mogen particuliere verzekeraars hen weigeren, wat ook heel vaak gebeurt. In het nieuwe stelsel krijgen verzekeraars veel extra geld voor zieken en ouderen. Nu werven zij chronisch zieken en ouderen. Bovendien is er een speciale collectieve polis voor diabetespatiënten, met korting... eindelijk. De nieuwe zorgverzekering is een succes, wanneer mensen die de zorg het hardst nodig hebben, zoals de ouderen en zieken, goede en efficiënte zorg krijgen. De zorg moet ook betaalbaar blijven. Ik geloof dat mijn fractie als enige niet verbaasd is dat de premies lager zijn dan verwacht. Verzekeraars doen hun best, en volgend jaar kunnen mensen kiezen. Daardoor krijg je lagere premies dan de heer Irrgang zojuist noemde.

Het moet overigens geen eenmalige stunt zijn. Het lijkt erop dat de minister de verzekeraars heeft beloofd om het meerdere te compenseren als een verzekeraar meer dan € 35 verlies per verzekerde lijdt. Ik vraag de minister of het klopt dat een verzekeraar die € 100 verlies maakt er € 60 terugkrijgt. Is dit een eenjarige oplossing, of gaat de minister dit ook langjarig doen?

Daarom hoort de CDA-fractie graag van de minister of verzekerden niet in 2007 een andere rekening betalen. Wij willen graag duidelijkheid vooraf, zowel voor verzekerden als voor verzekeraars.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. De heer Omtzigt vraagt mij om een mate van zekerheid over de verzekeringspremie in 2007, terwijl ik nog in spanning wacht op de verzekeringspremie in 2006. Daarvan heb ik er op dit moment nog maar twee gezien, namelijk één die ruim onder het door ons geraamde niveau van € 1108 ligt, van een verzekeraar in het westen des lands die op € 1050 zit, en een andere van een verzekeraar die op € 1100 uitkomt. Voordat ik er uitspraken over doe hoe geweldig het gaat, wil ik toch zien hoe dit zich bij de rest van de verzekeraars gaat ontwikkelen. Dat zullen wij de komende tijd moeten zien.

Het is waar dat wij bij de verevening van excessieve kostenontwikkelingen meer nacalculeren dan in afgelopen jaren het geval is geweest. Dat is echter een tijdelijke zaak, die te maken heeft met de overgang naar het nieuwe systeem, een overgang die met name voor particuliere verzekeraars extra onzekerheden met zich meebrengt. In de komende jaren zullen wij heel snel nacalculaties zo veel mogelijk uitbannen, zoals de heer Omtzigt ook weet. Dat zal de verzekeraars nog meer belang geven bij het beheersen van de kosten. Daarom heb ik er ook vertrouwen in dat het nieuwe systeem tot kostenbeheersing zal leiden. Het is waar wat de heer Omtzigt schetste, namelijk dat er veel meer concurrentie zal komen. Het is ook duidelijk dat verzekeraars zich gaan richten op groepen patiënten, bijvoorbeeld diabetici, die men vroeger liever wilde mijden omdat zij duurder zijn dan andere verzekerden. Omdat in het nieuwe systeem alle verzekeraars recht hebben op een compensatie voor die slechte risico's, is het nu aantrekkelijk om zich juist te gaan richten op groepen patiënten die het moeilijk hebben en die veel geld kosten.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de minister voor het antwoord. Wij zien de verzekeraars wel onder de ramingen uitkomen. Wij hebben de artikelen dan ook goed gelezen. In het eerste overgangsjaar kunnen wij het goed begrijpen dat de minister voorzichtig aan doet met grote uitslagen. Wij hopen dat de minister wel heel snel dit soort garanties zal afbouwen, en dat hij die vooral zal laten gelden voor verzekerden. Kan de minister toezeggen dat deze garantie het jaar erop niet op deze wijze zal voortbestaan?

Minister Hoogervorst:

Dat zeg ik toe.

De heer Heemskerk (PvdA):

De heer Omtzigt houdt een hallelujaverhaal dat het allemaal goed komt met de nieuwe wet, maar ik zie het heel anders. Tussenpersonen en reclamebureaus gaan eraan verdienen; banken gaan meer verdienen; de ziekenfondsen moeten extra vermogen gaan opbouwen in de nieuwe wet. Het wordt allemaal duurder. De rekening daarvoor wordt uiteindelijk betaald door patiënten of verzekerden. Er is inderdaad één verzekeraar die een beetje goedkoper is, met een premie van € 1050. Dat komt doordat hij iedereen 10% korting geeft. Daarvan heeft de minister gezegd dat hij het zal verbieden als iedereen 10% korting krijgt in dit land en dat hij dan zal ingrijpen. Gaat hij ingrijpen tegen degenen die het aanbod van € 1050 krijgen, waardoor zij niet meer zeker zijn van dat aanbod, of gaat hij ingrijpen in de zorgtoeslag? Hij heeft gezegd dat hij geld tekortkomt voor de zorgtoeslag als iedereen 10% korting krijgt. Wie is nu de klos: de mensen die de zorgtoeslag krijgen, of de mensen die de goedkope aanbieding hebben gekregen?

Minister Hoogervorst:

De heer Heemskerk weet genoeg van economie om te weten dat de kosten van reclamebudgetten op de totale kosten van het ziekenfonds nagenoeg verwaarloosbaar zijn en niet echt invloed hebben op de premiestelling. Overigens zal het CTZ erop toezien dat de ziekenfondsen in 2005 niet excessief te werk zullen gaan.

De verzekeraar die alle verzekerden een korting van 10% geeft, zal ik dat niet verbieden. Dat vind ik een heel fijne zaak. Wel wijs ik erop dat een korting die voor iedereen geldt natuurlijk geen korting is. Als De Bijenkorf voortaan op alle artikelen het hele jaar 10% korting geeft, is dat gewoon een prijsverlaging. Als een verzekeraar zegt een theoretische prijs van € 1150 te hebben maar die aan niemand in rekening te brengen en alle verzekerden € 1050 te laten betalen, is die € 1050 de prijs, niet de € 1150. Ik meen dat de heer Heemskerk dat ook herkent.

De heer Heemskerk (PvdA):

Het telt niet mee voor de zorgtoeslag. Die wordt dus lager.

Minister Hoogervorst:

Bij de bepaling van de zorgtoeslag gaan wij uit van de werkelijke kosten en niet van theoretische kosten.

Mevrouw Kant (SP):

De minister zegt dat de reclamekosten geen groot deel van de premies zullen uitmaken. Al die reclames worden echter wel uit de premies betaald. Menig Nederlander zal op dit op moment, wanneer hij naar de televisie zit te kijken en weer een dergelijk spotje voorbij ziet komen, denken dat daar zijn premiecenten aan opgaan. Dat is natuurlijk ook gewoon waar. Het geld wordt daaraan uitgegeven en helaas niet aan zorg. Dat is een van de gevolgen van deze leuke concurrentiestrijd tussen de zorgverzekeraars. De minister zegt dat toezicht wordt gehouden op de reclamekosten. Mijn vraag is echter, hoe dit dan gebeurt. Er is immers helemaal niets voor geregeld. Er wordt volop reclame gemaakt. De minister heeft er helemaal niets voor geregeld. Er zijn geen regels voor. Er is geen toezicht op. Er is geen maximumgrens gesteld aan het deel van de premie dat maatschappijen aan reclames mogen uitgeven. Ondertussen gaat de trein gewoon door. Waarom heeft de minister het niet fatsoenlijk geregeld?

Minister Hoogervorst:

In het nieuwe systeem zal ik dit zeker niet regelen. Het zijn bedrijfskosten waarvan de verzekeraars zelf moeten bepalen in hoeverre zij deze willen aangaan. In het oude systeem kan het CTZ als toezichthouder nog wel een oogje in het zeil houden bij de ziekenfondsen. Dat zal men ook doen. Op de totale kosten van het grote geheel, zijn de reclamekosten niet van beslissend belang.

Mevrouw Kant (SP):

Mijn vraag of het noodzakelijk is om in de toekomst een maximum te stellen aan de reclame-uitgaven is niet beantwoord. De zorgverzekeraars bieden via marketing en reclame wel degelijk tegen elkaar op. Als dat effectief blijkt, gaan daar misschien veel premiecenten aan op. De minister heeft geen enkele regeling getroffen om dit aan een maximum te binden.

Minister Hoogervorst:

Het belangrijkste concurrentiewapen dat de verzekeraars hebben, is de prijs. Men zal zich niet aan al te kostbare campagnes kunnen wagen gezien het feit dat men dan onnodige kosten zou maken die de concurrentiepositie zouden verslechteren. Alles heeft zijn natuurlijke grens.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Verzekerden kunnen nu ook al kiezen. Dat kon een paar jaar geleden ook al. Zowel voor ziekenfondsverzekerden als particulier verzekerden. De eersten hadden weliswaar wat minder keus, maar ook zij konden kiezen. Het blijkt nu, dat verzekeraars enorme oorlogskassen hebben opgebouwd. Het gaat om nog veel meer geld dan dat wordt uitgegeven aan alle idiote reclames. Zeer forse bedragen worden niet aan de zorg uitgegeven, maar in kas gehouden om voorbereid te zijn op het nieuwe zorgstelsel. Het gaat om grote vermogens, die wij met zijn allen via premies ophoesten in een markt waarvan de minister voortdurend roept dat er concurrentie is. De premies gaan allemaal omhoog en er wordt geld achtergehouden voor allerlei oorlogskassen ten behoeve van het nieuwe zorgstelsel. Dat is natuurlijk absurd!

De minister heeft hogere premies verdedigd omdat er hogere zorgkosten tegenover staan. Het beeld dat nu oprijst, is inderdaad dat van hogere premies, maar niet van meer zorgkosten maar van meer oorlogskassen, vermogensopbouw, reclamekosten enzovoort. De markt werkt dus kennelijk niet. Wij betalen met zijn allen niet voor de zorg, maar voor reclame en allerlei andere stunts die moeten worden gefinancierd. Wat is het oordeel van de minister over het gegeven dat een verzekeraar per verzekerde afgerond € 550 per jaar overhoudt? € 550! Dat is nog meer dan de nominale ziekenfondspremie dit jaar! Dat houdt de verzekeraar over! Wat is dat dan voor een marktwerking en beperking van de kosten?

Minister Hoogervorst:

Het laatste cijfer dat de heer Vendrik noemt, betreft een rekenfout van de betrokken journalist. Er heeft zich vorig jaar inderdaad een heel heuglijke ontwikkeling voorgedaan. 2002 en 2003 waren twee heel beroerde jaren, waarin door allerlei politieke omstandigheden de zorgkosten per jaar met circa 10% werden opgejaagd. De ziekenfondsen wisten amper hoe zijn hun kosten moesten financieren en hebben zware verliezen geleden. Door een realistische premiestelling en door meevallende kosten is men erin geslaagd weer wat vlees op de botten te krijgen. De heer Vendrik weet genoeg van economie om te weten dat reserves voor een verzekeraar van essentieel belang zijn, zodat zij tijdens de magere jaren die ongetwijfeld weer zullen komen, op een fatsoenlijke manier kunnen doorgaan. In 2004 hebben de verzekeraars voor het eerst sinds jaren weer reserves kunnen opbouwen. Er zitten nog slechts twee verzekeraars onder de wettelijke norm van het nieuwe stelsel. Dit jaar is de ontwikkeling waarschijnlijk dusdanig dat volgend jaar iedereen met vlag en wimpel kan voldoen aan de reserveverplichting. De heer Vendrik vindt dit aanleiding tot treurnis, maar hij zou hierover juist blij moeten zijn.

Mevrouw Arib (PvdA):

De reserves van de zorgverzekeraars worden voor een deel opgebouwd uit de opbrengst van het geneesmiddelenconvenant. Wij hebben er in de Kamer diverse malen op gehamerd dat miljoenen euro's worden besteed aan bonussen en kortingen op medicijnen. Die miljoenen moeten niet verdwijnen in de zakken van de apothekers, maar moeten terugvloeien naar de patiënt. De minister heeft ons steeds voorgehouden dat hij van mening is dat de opbrengst uit het geneesmiddelenconvenant moet terugvloeien naar de verzekerden. Nu zien wij dat het geld terechtkomt in de zakken van de zorgverzekeraars. Wat gaat de minister concreet ondernemen zodat de opbrengst, die hoger uitvalt dan tot nu toe werd gedacht, niet naar de zorgverzekeraars of de apothekers gaat, maar naar de verzekerden? Zij moeten dat merken aan hun premie.

Minister Hoogervorst:

Ik ben blij dat de PvdA-fractie nu erkent dat het geneesmiddelenconvenant een weergaloos succes is. Dat is het ook, hoewel de PvdA-fractie altijd heeft beweerd dat het een grote mislukking is. Ik beschouw een verlaging van de kosten van generieke medicijnen met 700 mln. als een groot succes. Het heeft er mede toe bijgedragen dat de ziekenfondsen hun zeer penibele financiële positie hebben kunnen herstellen. Alle zorgverzekeraars kunnen met een gezonde financiële situatie en met concurrerende premies het nieuwe stelsel tegemoet zien.

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat de minister iets heeft gezegd over de PvdA-fractie en om die reden geef ik mevrouw Arib weer het woord.

Mevrouw Arib (PvdA):

Wij zijn inderdaad altijd voorstander van het geneesmiddelenconvenant geweest. Er valt echter veel meer binnen te halen en dat weet de minister ook heel goed. Het gaat om een bedrag van bijna 1 mld. De minister haalt slechts 600 mln. binnen en dat vinden wij onvoldoende. Ik hoop dat de minister veel meer durft aan te pakken dan hij tot nu toe heeft gedaan.

De heer Buijs (CDA):

De eerste signalen wijzen er overduidelijk op dat prikkels in ieder geval helpen. Het brengt een en ander in beweging. De reden van de CDA-fractie voor dit vragenuurtje was een belangrijke uitspraak die de minister zojuist heeft gedaan. Krijgen de verzekerden en de verzekeraars na 2006 dezelfde garanties die zij nu krijgen? Het antwoord van de minister was nee. Dat is duidelijk en dat moet dan ook duidelijk worden overgebracht aan de verzekeraars.

Minister Hoogervorst:

De verzekeraars hebben niet gevraagd om een systeem van permanente nacalculatie. Men heeft gevraagd om begrip voor de extra onzekerheden die de overgang naar het nieuwe systeem met zich meebrengt. Ik vond dat een redelijk verzoek. Overigens is dat beslist geen blanco cheque voor de verzekeraars. Zij blijven veel belang houden bij kostenbeheersing. Ik heb hen duidelijk gezegd dat zij volgend jaar niet op dezelfde nacalculatie kunnen rekenen als nu het geval is.

De voorzitter:

Voelt de heer Vendrik zich nog steeds uitgedaagd? Hem kennende, zegt hij daarop nooit nee. De heer Vendrik krijgt alsnog de gelegenheid, omdat ik mevrouw Arib dat ook toestond.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is sympathiek van de voorzitter. Zoals hij weet, ga ik elke uitdaging aan.

De minister verschuilt zich achter een paar ziekenfondsen die inderdaad in een financieel moeilijke situatie zaten en hun vermogens moesten aanscherpen. Het was de keuze van deze minister om de zorg en de positie van de zorgverzekeraars in te richten volgens een marktmodel, met eisen van De Nederlandsche Bank alsof men een commerciële verzekeraar is. De consequentie daarvan is dat de premies de afgelopen jaren sterk zijn gestegen. Het geld wordt niet alleen gebruikt voor het bijspekken van vermogens, maar ook voor oorlogskassen. De burger van Nederland heeft deze premiestijging de afgelopen jaren over de gehele linie voor zijn kiezen gekregen. Wie zegt dat de markt wél gaat werken en dat de premies in de hand worden gehouden? Als straks het vet dan zogenaamd op de botten zit en de gelden aan reclames zijn uitgegeven – dan gaat het om forse budgetten – wie zegt dat de premies dan wél in de hand blijven? Dat is tot nu toe namelijk niet gebeurd.

Minister Hoogervorst:

Ik stel vast dat de allergrootste premiestijgingen hebben plaatsgevonden in een tijd dat er nauwelijks sprake was van marktwerking en er vanuit de politiek een enorme aanjagende werking was op de zorgkosten. Tussen 1999 en 2003 zijn de gemiddelde zorgkosten voor een modale werknemer met meer dan € 2000 toegenomen. Iedereen spreekt over de € 1100 die de gemiddelde werknemer straks zichtbaar moet gaan betalen, maar ondertussen betaalt deze werknemer via zijn loonstrookje duizenden euro's voor AWBZ en ziekenfondspremie. Dat is allemaal gebeurd in de periode dat er geen sprake was van marktwerking en dat het niet op kon met de zorg. Pas in de afgelopen drie jaar zijn de kosten enigszins gematigd. Wij zullen zien hoe het dit jaar met de premie uitpakt en hoe wij dat in de komende jaren gaan doen.

Ik wil één misverstand rechtzetten: de zorgverzekeraars hoeven niet de reserves van een commerciële verzekeraar aan te houden. Als zij commerciële verzekeraars waren, zouden zij naar ik meen 16% tot 18% reserve moeten aanhouden. Doordat wij in ons systeem zware garanties hebben ingebouwd zoals de risicovereveningssystematiek, is de reserveverplichting 8%. Dat is nauwelijks hoger dan in het oude ziekenfonds. Er is dus geen sprake van een wildwestmarktwerking. Het gaat heel beheerst met heel beheerste reservepercentages. En ik heb liever een reserve dan een tekort.

Naar boven