Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 13, pagina 732-736 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 13, pagina 732-736 |
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stel ik voor, aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de wens tot overleg te kennen te geven over de Regeling loon- en prijsbijstelling 2005 en bekostiging materiële exploitatie voortgezet onderwijs (stuk nr. 30319). De Kamer gaat hiermee akkoord.
Het woord is aan de heer Wilders.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Voorzitter. Ruim anderhalve week geleden zijn zeven terreurverdachten opgepakt die verdacht worden van terroristische activiteiten. Zij zouden wapens willen vergaren en aanslagen willen plegen. Het is de vraag hoe lang die verdachten achter slot en grendel blijven. In het verleden hebben wij helaas gezien dat terreurverdachten zoals Samir A. maar ook anderen, herhaaldelijk toch weer op vrije voeten komen.
Ondertussen geeft het kabinet verschillende signalen. Volgens minister-president Balkenende is er geen sprake van een groot gevaar. Minister Remkes zegt daarentegen dat het Hofstadnetwerk wel degelijk in omvang toeneemt en dat het gevaar dus groter wordt. Minister Donner komt niet verder dan de mijns inziens naïeve redenering dat het verdachten betreft die het islamitisch geloof enkel misbruiken. Minister Pechtold ten slotte maakt het allemaal nog zuurder door te stellen dat Nederlanders vooral overdreven reageren op de terreurdreiging en zegt dat premier Balkenende bijdraagt aan doemdenken.
Het is mij volstrekt onduidelijk wat het echte standpunt van het kabinet is. Daarom verzoek ik de Kamer mij toe te staan de minister-president, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie te interpelleren. Ik heb daar in het kort vier redenen voor.
Ten eerste is er licht tussen de uitspraken van de verschillende bewindslieden, inclusief en misschien wel met de minister-president voorop, die zij in de media hebben gedaan over deze belangrijke kwestie.
Ten tweede groeit het Hofstadnetwerk volgens minister Remkes en lopen er vandaag de dag nog veel moslimextremisten vrij rond in Nederland.
Ten derde vind ik dat bewindslieden die in de media uitspraken doen over zo'n belangrijk thema als het moslimextremisme en arrestaties van terreurverdachten in Nederland dat ook hier in het parlement horen te doen.Voorzitter
Ten vierde wil ik tijdens de interpellatie een voorstel doen om in algemene zin terreurverdachten op zo kort mogelijke termijn makkelijker achter de tralies te houden door de introductie van het effectieve instrument van administratieve detentie.
De voorzitter:
U gaat nu al iets in op de inhoud.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Voorzitter. Ik ben nog van de oude stempel. Heel vroeger was het gebruikelijk dat, als zelfs een lid in de Kamer een interpellatie aanvroeg, je dat uit hoffelijkheidsoverwegingen steunde. Ik meen dat er tegenwoordig dertig zetels moeten worden meegenomen. Die wil ik de heer Wilders bij dezen graag aanbieden. Misschien kunnen wij drie punten toevoegen aan het verhaal van de heer Wilders.
Ten eerste lijkt het mij zinvol dat wij nadere informatie van het kabinet krijgen, zo mogelijk via een brief.
Ten tweede voelt mijn fractie ervoor om een van de ministers die de heer Wilders bij naam noemt, maar die hij kennelijk niet meer de moeite waard vindt om uit te nodigen, toe te voegen aan het rijtje van bewindslieden die hier verantwoording willen komen afleggen over hun uitspraken. Ik bedoel minister Pechtold, die zich wat mijn fractie betreft op interessante wijze in dit debat heeft gemengd.
Ten slotte wil ik de heer Wilders in overweging geven – maar het is zijn punt en zijn eerste recht – om de interpellatie om te zetten in een spoeddebat, waaraan een evenwichtigere deelname van de verschillende fracties kan plaatsvinden. Maar als hij dat liever niet wil, dan even goede vrienden.
De voorzitter:
Bedoelt mevrouw Dijksma dat er eerst een brief komt en dan een interpellatie? Dit is namelijk niet het systeem van een interpellatie. Ik begrijp uit haar laatste woorden wat haar voorkeur is, maar daarover beslissen de Kamer en de vragensteller.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Dat is correct, want bij een interpellatie wordt door de heer Wilders zelf een aantal vragen vooraf ingediend. Ik ken de procedure.
De voorzitter:
Zo ken ik u weer.
De heer Nawijn (Groep Nawijn):
Voorzitter. Ik ondersteun het verzoek van de heer Wilders.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Voorzitter. Het is nu niet meer relevant wat de CDA-fractie hiervan vindt, want inmiddels is het noodzakelijke aantal van meer dan dertig zetels er. Het debat wordt dus gevoerd en dat vind ik prima. Wel vraag ik mij af of wij moeten spreken over het makkelijker opsluiten van terreurverdachten. De wet over voorlopige hechtenis is in behandeling. Wij hebben in onze inbreng kunnen aangeven dat wij vinden dat verdachten altijd moeten worden opgesloten. Wij hebben ons daartoe ingezet en onze inbreng geleverd. De heer Wilders koos voor een blanco opstelling. Ik vind dat je dan niet later met een spoeddebat kunt komen om je fout te herstellen. Dat mag allemaal wel. Maar als wij onszelf serieus nemen en als wij blijven vinden dat wetten behandeld moeten worden, dan moeten wij dat nu niet in een spoeddebat doen. Ik leg mij natuurlijk bij de meerderheid neer.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter. Ik sluit mij aan bij het verzoek van de PvdA om de interpellatie om te zetten in een spoeddebat. Ook ik wil minister Pechtold graag daarvoor uitnodigen.
De heer Hofstra (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie stelt een spoeddebat ook op prijs, uit praktisch oogpunt graag begin volgende week.
De voorzitter:
Nu de heer Hofstra dit zegt, doe ik van mijn kant even een praktische mededeling. Toen de heer Wilders zei dat hij het verzoek ging doen, hebben wij, zoals altijd, even naar de agenda's van de verschillende bewindslieden gekeken. Voor de minister-president is het in verband met buitenlandse verplichtingen onmogelijk om deze week hier te zijn. Dat is een overweging die u nu ook kunt meenemen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik was vooral in afwachting van de motivatie voor het debat dat de heer Wilders heeft aangevraagd, of dat nu een interpellatie of een spoeddebat wordt. Aanvankelijk kreeg ik de indruk dat het zou gaan om de aanhoudingen zelf. Daar had ik, gelet op de uitspraken die de heer Wilders hierover in de media heeft gedaan, geen reden in gevonden om een debat te steunen. Ook de suggestie om eigen voorstellen waar eerder over gesproken is, in te brengen in het debat – het staat de heer Wilders vrij om die in te brengen – is voor mij geen argument om het verzoek om een interpellatie of spoeddebat te steunen. Iets anders is het argument van de uitspraken van de verschillende kabinetsleden. Als ik het goed heb begrepen, is dat het kernargument van de heer Wilders. Ik hoop dat dat inderdaad zo is. Die uitspraken vind ik op een punt als terrorismebestrijding wel relevant. Daarom zal mijn fractie zich niet verzetten tegen deze aanvraag van een interpellatie. Het zou overigens ook mijn voorkeur hebben om die volgende week te laten plaatsvinden. Ik heb evenwel begrepen dat daar al zicht op is.
De heer Van der Ham (D66):
Wij sluiten ons aan bij de opmerking dat, als er een spoeddebat gaat plaatsvinden, er dan eerst een brief van het kabinet moet komen.
De heer Hermans (LPF):
De LPF-fractie kan zich aansluiten bij de motivatie van de heer Wilders, daarbij in aanmerking nemend het procedurevoorstel zoals dat door mevrouw Dijksma gedaan is.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Voorzitter. Ik dank de collega's voor hun bereidwilligheid om dit debat te laten plaatsvinden. Ik vind het prima om hier, zoals mevrouw Dijksma heeft voorgesteld, een spoeddebat van te maken. Dan hebben wij allemaal wat meer spreektijd. Ik heb zelf geen behoefte aan een brief. Er zijn al heel veel feiten bekend en wat mij betreft kunnen wij dus al een spoeddebat houden.
Ik ben het eens met die collega's die hebben gezegd dat ook minister Pechtold daarbij moet zijn. Het is een omissie van mijn kant dat ik hem niet meer genoemd heb, want ik had hem wel in mijn inleiding staan. Bij het debat moet echter zeker de minister-president aanwezig zijn. Als dat betekent dat een debat met de drie genoemde bewindslieden en de minister-president volgende week gehouden moet worden, dan vind ik dat uitstekend. Iedere fractie, ook de mijne, is natuurlijk vrij om dan met eigen voorstellen te komen.
De voorzitter:
Na de discussie die u met elkaar hebt gehad, denk ik dat mijn voorstel logisch is. Dat voorstel is om het debat te houden met, inmiddels, vier bewindslieden – de minister-president en de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties – en dat vanwege in ieder geval de agenda van de minister-president te doen volgende week op een nader te bepalen moment met spreektijden van vijf minuten per fractie.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik wil nog even precies weten wat dan het onderwerp van debat wordt. Gaat het om de tegenstrijdige uitspraken of doen wij het breder? Voor de voorbereiding is het wel van belang om te weten waar wij het over gaan hebben.
De voorzitter:
Excuus, ik was niet helemaal volledig in mijn voorstel. Daar hoort ook bij dat wij een brief vragen door middel van toezending van dit deel van het stenogram aan het kabinet. De heer Wilders is de aanvrager en hij heeft geformuleerd wat zijn inzet voor het debat is. Hij heeft ook een aantal elementen aangeven – op dat moment zei ik al dat hij eigenlijk met de inhoud van het debat bezig was – die hij naar voren wil brengen. Tijdens het debat is het aan de voorzitter om te bepalen of zaken al dan niet binnen het kader van dat debat passen.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Ik ben blij met deze besluitvorming, maar ik wil via u wel aan het kabinet vragen om die brief 24 uur of in ieder geval ruim voor dat debat naar de Kamer te sturen. Het is helaas al vaker voorgekomen dat wij zo'n brief pas op het allerlaatste moment krijgen.
De voorzitter:
Ik zie dat dit verzoek ook door de Kamer wordt overgenomen en het staat nu ook in het stenogram, zoals het aan de vier bewindslieden wordt toegezonden.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Nawijn.
De heer Nawijn (Groep Nawijn):
Mijnheer de voorzitter. Gisteren heeft de minister van Justitie Kamervragen van mij beantwoord inzake het uitstapje van tbs'ers uit de kliniek Veldzicht in Balkbrug. Ik vind die antwoorden absoluut onvoldoende. Ook tonen zij aan dat debatten in de Kamer over tbs en verlof niet of nauwelijks invloed hebben op de minister. Ik vraag de Kamer dan ook om toestemming voor een interpellatie van de minister van Justitie.
Mevrouw Joldersma (CDA):
Voorzitter. Wij vinden de antwoorden heel duidelijk. Ik kan mij voorstellen dat de heer Nawijn, als hij ze niet duidelijk vindt, aanvullende vragen kan stellen. Anders stel ik voor de antwoorden te agenderen voor de eerstvolgende procedurevergadering om dan te beslissen hoe wij hierop kunnen reageren.
De heer Wolfsen (PvdA):
Voorzitter. Dit is een lastige kwestie. Ik ben geneigd om collega's die om een debat vragen te steunen, maar wij hebben daar niet onmiddellijk behoefte aan, omdat het parlementaire onderzoek dat net vorige week is gestart nu juist gaat over dit soort kwesties. De urgentie van het verzoek ontgaat ons dus op dit moment.
De heer Hofstra (VVD):
Voorzitter. Ook wij stellen voor de antwoorden te agenderen voor de eerstvolgende procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie.
De heer Hermans (LPF):
Voorzitter. Wij steunen het verzoek van de heer Nawijn. Als wij de lijn van de heer Wolfsen steunen, zouden wij hierover pas tegen het zomerreces kunnen spreken.
De heer Nawijn (Groep Nawijn):
Voorzitter. De reden voor mijn verzoek is dat het verlof functioneel is voor de beheersing van het leefklimaat van de long-stayafdelingen. De zeiltocht is nodig om mensen de gelegenheid te geven wat rustiger te zijn in de tbs-klinieken. De tbs'ers worden begeleid door acht sociaal-therapeuten en een medewerker die is opgeleid om geweld te kunnen hanteren en buiten de inrichting beschikt over handboeien. Dat betekent dat het verlof doorgaat...
De voorzitter:
U bent niet tevreden over de inhoud van de antwoorden, wat uw goed recht is, maar er hoeft niet te worden gepraat over de inhoud.
De heer Nawijn (Groep Nawijn):
Dat begrijp ik. Uit de antwoorden van de minister begrijp ik dat de zaken op dit punt niet zijn veranderd, terwijl de Kamer herhaaldelijk heeft gezegd daarmee ontevreden te zijn.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil even aangeven, waarom de Kamer heeft besloten tot het houden van een parlementair onderzoek. Volgens mij was dat vooral gelegen in de wens van een Kamermeerderheid om los te komen van incidentele besprekingen van tbs-gebeurtenissen en de zaken meer in samenhang te zien. Dit zou een relevante overweging kunnen zijn bij de overweging van het verzoek.
De voorzitter:
Ik ben het vanuit mijn verantwoordelijkheid en positie eens met diegenen die bij het vorige punt en bij dit punt hebben gezegd dat uitgangspunt moet zijn dat een verzoek tot interpellatie wordt ingewilligd. Het zou niet zo moeten zijn dat wij het alleen maar doen als die 30 zetels er zijn. Uiteindelijk is dat een formele weg, maar dat hoeft niet. De opmerking van de heer Van Haersma Buma bij het vorige punt was zeker niet irrelevant, want het gaat absoluut niet om het getal, maar om datgene wat leden willen zeggen. In dit geval heb ik toch aarzelingen, gezien de reacties van de leden en het aantal zetels dat zij vertegenwoordigen. Mijn voorstel is daarom om in eerste instantie de weg te volgen die is aangegeven door mevrouw Joldersma, gesteund door een aantal anderen, en dit punt eerst in de commissie te behandelen.
De heer Nawijn (Groep Nawijn):
Ik betreur ten zeerste dat deze Kamer het mij niet toestaat om de minister te interpelleren. Ik vind dat een heel belangrijk feit. Ik zal vandaag nieuwe Kamervragen stellen aan de minister van Justitie.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Bussemaker.
Mevrouw Bussemaker (PvdA):
Voorzitter. De afgelopen tijd zijn hier in de Kamer regelmatig debatten gevoerd over de effecten van de herkeuringen in de WAO. Daarbij heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ons steeds verzekerd dat de operatie met de grootste zorgvuldigheid zou plaatsvinden en de menselijke maat voorop zou staan. Nu lekte afgelopen vrijdag bij RTL4 een intern onderzoek van het UWV uit waaruit het tegendeel blijkt. Er is sprake van een ernstige vertrouwensbreuk tussen professionals en de top van het UWV, zo blijkt uit dat onderzoek. Verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen geven aan dat zij hun werk niet naar behoren kunnen uitvoeren en zich geconfronteerd zien met ethische en morele dilemma's. Er heerst een cultuur van wantrouwen, cynisme en achterdocht. De algemene teneur onder verzekeringsartsen is dat de raad van bestuur van het UWV de oren naar de politiek laat hangen, in plaats van op te komen voor de belangen van cliënten en professionals.
Kwantitatieve afspraken die door de top van het UWV met de minister zijn gemaakt, zijn niet haalbaar en die belemmeren een inhoudelijke kwaliteit van de professionals. Dit zijn ernstige en serieuze conclusies die om opheldering vragen. Graag ontvang ik van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brief. Ik verzoek om openbaarmaking van de uitgelekte UWV-notitie, zodat wij kennis kunnen nemen van de conclusies die daarin worden getrokken. Van de minister wil ik een reactie op die notitie. Ik wil dat hij in het bijzonder ingaat op de opheldering die hij het UWV over deze kwestie heeft gevraagd. Tevens wil ik het oordeel van de minister over het functioneren van het UWV in dezen. Ook wens ik te vernemen welke gevolgen hij aan dit onderzoek verbindt voor zijn beleid ten aanzien van de herkeuringen. Ik doel dan in het bijzonder op de zorgvuldigheid, de menselijke maat, de erkenning van de rol van professionals en het daadwerkelijke perspectief op arbeidsparticipatie. Dat zijn namelijk de punten die naar het oordeel van de minister aan zijn beleid ten grondslag liggen. Ik wil dat wij deze brief uiterlijk aan het eind van deze week ontvangen, zodat het mogelijk is om volgende week een spoeddebat over deze kwestie te houden.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik ondersteun de verzoeken van mevrouw Bussemaker om een spoeddebat te houden en om een brief van de minister over deze kwestie te ontvangen. Ik ben het volledig eens met de woorden die zij heeft gesproken. Daaraan voeg ik toe dat uit berichtgeving opnieuw is gebleken dat het overgrote deel van de werkgevers in Nederland niet zit te wachten op ex-WAO'ers. Dat werd nogmaals duidelijk op de dag waarop ook de berichten over de interne nota van het UWV zijn verschenen. In die nota is de onvrede van de professionals van die organisatie verwoord. De minister rekent erop dat ongeveer de helft van de mensen die worden herkeurd, hun uitkering kwijtraken. Ik verzoek hem om in zijn brief ook daarop te reageren, zodat wij dat bij het spoeddebat kunnen betrekken.
De heer De Wit (SP):
Ik ben het eens met het verzoek van mevrouw Bussemaker om een spoeddebat over deze kwestie te houden. Op dit moment loopt een aantal onderzoeken dat betrekking heeft op het UWV. De minister zal een onderzoek instellen naar de methode van herkeuren, het zogenaamde claimbeoordelingssysteem. Kan hij aangeven wat dat onderzoek heeft opgeleverd?
De heer Van der Ham (D66):
Wij ondersteunen het verzoek van mevrouw Bussemaker.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ook wij ondersteunen dat verzoek. Wij hechten eraan te zeggen dat onze fractie vooral geïnteresseerd is in de vraag hoe het mogelijk is dat kwantitatieve overwegingen en doelen – het prijskaartje is natuurlijk belangrijk – konden heersen over de kwalitatieve doelstelling van de herkeuring. Die doelstelling werd door mijn fractie aanvankelijk overigens ondersteund. De keiharde voorwaarde was echter wel dat er sprake moest zijn van een onafhankelijke medische professionaliteit. Ik wil dat dit tegen het licht wordt gehouden en dat de minister daaraan in zijn brief aandacht besteedt.
De heer Hofstra (VVD):
Mevrouw Bussemaker heeft twee verzoeken. Wij zijn voorstander van het eerste verzoek, namelijk dat de minister de Kamer een brief stuurt. Het lijkt ons goed om aan de hand van die brief na te gaan wat het vervolgtraject moet zijn.
De heer Mosterd (CDA):
Wij ondersteunen het verzoek van mevrouw Bussemaker dat inhoudt dat de Kamer een uitvoerige brief ontvangt waarin alle genoemde punten aan de orde komen. Aan de hand daarvan kan de Kamer beslissen wat er verder moet gebeuren.
Mevrouw Bussemaker (PvdA):
De aanvullende vragen zijn naar mijn idee duidelijk. Het lijkt mij goed dat de minister daarop antwoordt.
Als ook uit de brief van de minister blijkt dat datgene juist is wat in die RTL-uitzending naar voren is gekomen, is dat voor ons een reden om een spoeddebat te houden. Als die brief voor aanstaande dinsdag beschikbaar is, verzoek ik de voorzitter om met de mogelijkheid rekening te houden dat ik vóór volgende week een spoeddebat daarover zal aanvragen.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met het verzoek om de gevraagde informatie uiterlijk aanstaande vrijdag in een brief te geven. Verder stel ik voor om de definitieve besluitvorming over een eventueel spoeddebat tot aanstaande dinsdag uit te stellen. Wij zullen er bij de interne planning rekening mee houden dat er een spoeddebat over deze kwestie kan worden aangevraagd en dat dit volgende week kan plaatsvinden indien dat nodig blijkt.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Crone.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. De minister van Financiën heeft vanmorgen in het Financieele Dagblad aangekondigd dat er alweer een miljard extra lastenverlichting komt in 2007. Ik was daar zeer verbaasd over. Hij zegt dat dit beloofd is in het regeerakkoord, maar het kabinet heeft tot nu toe 8 mld. lastenverzwaring opgelegd. Bovendien is hij hier erg vroeg mee. Er is nog niet eens een raming van de economische ontwikkelingen in 2007. Die komt pas in het voorjaar. Juist de minister van Financiën zegt altijd dat hij bij het besluitvormingsmoment in augustus kijkt of er geld is. Dat is augustus 2006. Hij doet dus een jaar voor dato al een toezegging. En dat voor een minister van Financiën... Overigens is, voorzover wij weten, volgens de Miljoenennota het tekort in 2007 nog steeds 1,8%. Ik dacht dat de doelstelling van het regeerakkoord 0,5% in 2007 was. Dus die belofte is kennelijk ook van tafel. Moet ik deze uitspraak zien als een uitspraak van de minister van Financiën of heeft hij namens het kabinet gesproken en is hierover al besloten in het kabinet? Is daarmee een allereerste prioriteit vastgesteld voor lastenverlichting of kan er ook nog sprake zijn van investeringen in onderwijs, zorg, kenniseconomie? Wellicht is er ook nog ruimte voor lastenverlichting voor de burgers. Ik zou graag op basis van een brief waarin de minister toelicht wat er besloten is een debat met hem voeren.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Financiën, met het verzoek om een brief aan de Kamer. Tevens stel ik voor om, indien de inhoud van de brief zodanig is dat de Kamer nog steeds meent een debat te willen voeren, daarover volgende week te beslissen. Intern zullen wij daar rekening mee houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Vos.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter. Op 13 oktober heeft de Kamer de initiatiefnota wandelbeleid van mijn collega Duyvendak besproken met de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik zou graag het verslag van dat algemeen overleg op de agenda van de plenaire vergadering willen plaatsen.
De voorzitter:
Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en dit punt zo mogelijk toe te voegen aan de agenda van volgende week.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Wilders.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Vanmorgen haalde het bericht het nieuws dat de president van Iran in een toespraak heeft gezegd dat de staat Israël van de kaart moet worden geveegd. Een nogal abjecte en schokkende uitspraak, lijkt mij. Ik heb daarover vanmorgen samen met de heer Rouvoet van de ChristenUnie, mede namens wie ik dit verzoek doe, Kamervragen gesteld. Dit punt heeft inmiddels internationale lading gekregen. Ook andere landen, bijvoorbeeld Frankrijk, hebben al gereageerd. Ik doe het verzoek om bij uitzondering toe te staan om de Kamervragen vandaag beantwoord te krijgen. Ik zou graag zien dat behalve de minister van Buitenlandse Zaken ook de premier vandaag de Kamer van zijn reactie op de hoogte stelt.
De voorzitter:
Ik stel voor, aan het verzoek van de heer Wilders te voldoen en ervoor te zorgen dat de schriftelijke vragen binnen een termijn van 24 uur worden beantwoord. Voorts stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Algemene Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-732-736.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.