Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 mei 2006 over preventiebeleid volksgezondheid.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden hun bijdrage zo beperkt mogelijk te houden.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Mijn eerste motie gaat over het vaccinatieprogramma voor pneumokokken. Dat komt eraan. Dat is heel goed. Wij dringen daar al jaren op aan. Wij vinden het wel bijzonder jammer dat er geen inhaalcampagne komt voor een bepaalde groep kinderen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat pneumokokken op dit moment in Nederland de meest voorkomende bacteriële verwekkers zijn van de ernstige invasieve aandoeningen meningitis en sepsis;

constaterende dat de Gezondheidsraad al in januari 2002 adviseerde om vaccinatie tegen pneumokokken op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma;

overwegende dat er een sterke concentratie is van het aantal gevallen van pneumokokkenziekte in de eerste vijf levensjaren en het aantal gevallen vooral hoog is in de tweede helft van het eerste levensjaar;

overwegende dat de verwachte bescherming via groepsimmuniteit pas na enkele jaren zal optreden;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor een Kantinhaalcampagne ten minste voor de kinderen geboren na 1 april 2005 en voor 1 april 2006,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89(22894).

De heer Buijs (CDA):

Kent mevrouw Kant het advies van de Gezondheidsraad wat betreft de inhaalcampagne?

Mevrouw Kant (SP):

Zeker. Ik heb mij ook goed laten informeren. De specifieke vraag of dit wel of niet zinvol is, is helaas niet aan de Gezondheidsraad voorgelegd. Het is dus niet juist dat de Gezondheidsraad er niet positief over is.

In zijn schriftelijke antwoord concludeert de minister dat de kosten niet opwegen tegen de baten die een en ander voor deze groep kinderen zou hebben. Ik maak een andere afweging.

Dan de jeugdtandzorg. Vele fracties pleiten er al jaren voor dat daar meer aan wordt gedaan, omdat de zorg aan de gebitten van kinderen helaas achteruitloopt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gebitsverzorging en gebitsgezondheid van kinderen significant is verslechterd en dat 50% van de tandartsen te weinig kennis heeft van kindtandheelkunde;

overwegende dat de jeugdtandzorg de benodigde specifieke kennis heeft en een groot bereik heeft omdat ze kinderen via scholen benadert en dit met name in achterstandswijken een goede oplossing kan zijn;

overwegende dat vanuit ggd's actief voorlichting kan en moet worden gegeven en er landelijk aardige doorbraakprojecten bestaan zoals het uitreiken van een oproepkaart voor de tandarts op het consultatiebureau;

verzoekt de regering, een vorm van georganiseerde jeugdtandverzorging te bevorderen en hiertoe met betrokken partijen (ggd's, tandheelkundige beroepsorganisaties, zorgverzekeraars en jeugdtandzorg) een plan van aanpak te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90(22894).

Mevrouw Kant (SP):

De volgende motie gaat over sociaal-economische gezondheidsverschillen, altijd een belangrijk onderwerp in de debatten over preventie. Helaas laat de minister het ook op dit punt afweten. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de komende nota preventiebeleid zich zal concentreren op gezond leven;

overwegende dat materiële omstandigheden een rol spelen bij gezond en ongezond gedrag en er multisectoraal beleid nodig is om sociaal-economische gezondheidsverschillen te bestrijden;

overwegende dat uit de programmacommissies SEGV I en II veel concrete voorstellen zijn gekomen;

verzoekt de regering, in de preventienota met een multisectoraal plan van aanpak te komen om de doelstelling het verlengen van de gezonde levensverwachting van de lage sociaal-economische groepen met drie jaar, te realiseren en tevens tussendoelen aan te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Arib en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91(22894).

Mevrouw Kant (SP):

De minister doet weliswaar iets aan het overgewicht door middel van een convenant, maar dat schiet te kort. Zeker wat de op kinderen gerichte reclame betreft, is hij terughoudend. Ik dien dan ook de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel misleidende reclame over snoep en ongezonde voeding gericht is op kinderen, waarbij soms op creatieve wijze de randen van de reclamecode worden opgezocht of de regels worden omzeild;

constaterende dat uit Amerikaans onderzoek blijkt dat deze marketing een enorme invloed heeft op het eetgedrag van kinderen, dus ook op de lange termijn;

constaterende dat de resultaten van de werking van de reclamecode van de Federatie van de Nederlandse Levensmiddelen Industrie deze zomer wordt verwacht;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de voedingsreclame gericht op kinderen, te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de Kantleden Kant en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92(22894).

Mevrouw Kant (SP):

Ik aarzel over mijn laatste motie over het convenant en de preventienota, want ik heb begrepen dat mevrouw Arib daarover ook een motie wil indienen. Ik begrijp van mevrouw Arib dat ik mijn motie kan indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Convenant Overgewicht en het actieplan "Energie in balans" al lopen sinds 2005, en het resultaat hiervan in de strijd tegen overgewicht nog niet duidelijk zichtbaar is geworden;

verzoekt de regering, de evaluatie hiervan vast te stellen vóór oktober 2006, zodat de resultaten hiervan in het debat over de preventienota kunnen worden meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93(22894).

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. De uitkomst van het AO, noch de antwoorden op onze schriftelijke vragen, stellen de VVD-fractie gerust over de beleidsrichting die dit kabinet kiest voor preventie. Voor het zomerreces is er geen ruimte voor een derde termijn, terwijl in het najaar de preventienota af moet zijn. Wij willen een preventienota waarmee wij verder kunnen; een preventienota die niet gericht is op snelle, maar wel kortdurende successen, maar op een structurele verbetering van de gezondheid en het welzijn. Een nota met perspectief, die uitnodigend is in plaats van betuttelend, en die opbouwend is in plaats van gebiedend. Ik dien dan ook de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de beleidsmatige inzet van de regering ten aanzien van preventie zich vooral richt op nog meer controle en repressie, zoals verboden, geboden, terugdringing van verkooppunten, verhoging van de accijnzen voor specifieke genotsmiddelen en andere zaken die de gezondheid van de mensen in de ogen van de regering bedreigen;

van mening dat dit niet de juiste weg is om op evenwichtige en effectieve wijze de gezondheid en het welzijn van de bevolking te bevorderen;

constaterende dat dit beleid bovendien iedereen treft, ook mensen die met mate gebruikmaken van deze genotsmiddelen;

van mening dat naast de reeds bestaande regels behoefte is aan een faciliterend overheidsbeleid dat op positieve wijze inzet op een gezondere levensstijl van mensen, dat de eigen verantwoordelijkheid en de weerbaarheid versterkt;

van mening dat de inzet op kennisoverdracht van de gevolgen van de verschillende levensstijlen, de bewustwording, het maatwerk tekortschiet;

van mening dat aandacht voor preventie in de reguliere gezondheidszorg veel meer nadruk moet krijgen,

verzoekt de regering, de preventienota op deze uitgangspunten te stoelen en innovatieve, positieve voorstellen uit te werken en minder in te zetten op repressieve maatregelen die steeds verder ingrijpen in de privé-sfeer van mensen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers en Buijs. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94(22894).

Mevrouw Schippers (VVD):

De VVD-fractie is van mening dat het beter kan en moet met de terugdringing van de administratieve lasten. Dat is niet altijd makkelijk en dat weten wij. Anderzijds is een aantal lasten evident nutteloos en eenvoudig te verminderen. Ik heb aandacht gevraagd voor de slijterijvergunning. Mijn fractie wil dat het kabinet daaraan daadwerkelijk iets gaat doen en ik leg de Kamer dan ook de volgende uitspraak voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een slijterijvergunning op naam voor slijters een grote administratieve last oplevert;

overwegende dat het voorstel van de regering om de administratieve lasten te verminderen onvoldoende is, aangezien de slijterijvergunning op naam in de Drank- en horecawet blijft bestaan; de wijziging betreft enkel het melden van personeelsmutaties bij gemeenten;

van mening dat dit voorstel niet een vermindering van administratieve lasten, maar een lastenverschuiving inhoudt;

verzoekt de regering, de administratieve lasten Schippersdaadwerkelijk te verminderen, door het vervangen van de slijterijvergunning op naam door een slijterijvergunning op bedrijf en dit door te voeren in de wijziging van de Drank- en horecawet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers en Buijs. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95(22894).

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik heb twee moties van mevrouw Kant meeondertekend.

Er komt een nota preventiebeleid, zoals mevrouw Schippers in haar inbreng heeft gezegd. Dat is het moment waarop de Kamer uitgebreid met de minister van gedachten zal wisselen over zijn visie op preventie. Ter voorbereiding van dit debat heeft de minister enkele schriftelijke vragen beantwoord. Een van de vragen van de PvdA-fractie luidde: wanneer wordt de Wet collectieve preventie volksgezondheid geëvalueerd? De minister heeft geantwoord dat deze wet niet wordt geëvalueerd. Dit lijkt mij zeer onverstandig. In 2002 hebben wij een uitgebreid debat over een zeer belangrijke wet gevoerd. Gezien het belang van collectieve preventie vind ik het nodig die wet wel te evalueren. Volgens mij is dit vrij gebruikelijk in dit huis. Daarom dien ik de volgende motie in:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet collectieve preventie volksgezondheid de verantwoordelijkheid is van de landelijke overheid en gemeenten;

overwegende dat met collectieve preventie gezondheidswinst kan worden behaald;

overwegende dat gezondheidswinst betekent: het verlengen van de gezonde levensverwachting, het voorkomen van vermijdbare sterfte en het verhogen van de kwaliteit van leven;

constaterende dat de wet per 1 januari 2003 is ingegaan;

constaterende dat er geen inzicht bestaat in de vraag of de beoogde doelen met de Wet collectieve preventie volksgezondheid zijn behaald;

verzoekt de regering, voor eind 2006 de Wet collectieve preventie volksgezondheid te evalueren en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arib, Buijs en Schippers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96(22894).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties van mevrouw Kant meeondertekend.

Bij het AO van april jongstleden heeft de nota "Lekker leven" van de fractie van GroenLinks op de agenda gestaan. In deze nota staan tal van concrete voorstellen om het grote probleem van overgewicht bij kinderen te bestrijden. Eén van die voorstellen gaat over de smaakles. De minister is zelf bij de smaakles van Pierre Wind in de Kamer geweest. Dit project is zeer succesvol en vindt plaats op 500 scholen. Dit is goed, maar niet goed genoeg. Gezond eten en bewust eten begint bij kennis van smaken, geuren en herkomst van dat lekkere en gezonde eten. Daarom vindt mijn fractie het belangrijk dat niet alleen op die 500 scholen, maar op alle scholen smaaklessen mogelijk worden gemaakt. Het ministerie van LNV geeft al een bijdrage, nu het ministerie van VWS nog. Daarover dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat maar liefst een op de acht Nederlandse schoolkinderen te zwaar is, een verdubbeling ten opzichte van twintig jaar geleden;

overwegende dat het van belang is dat kinderen leren waar eten vandaan komt, hoe het wordt klaargemaakt en wat gezond is;

constaterende dat er een smaakleskist is ontwikkeld die enthousiast wordt ontvangen door docenten en leerlingen;

verzoekt de regering om bij de VWS-begroting voor 2007 te regelen dat er een fonds komt opdat alle scholen in Nederland deze smaaklessen aan kunnen bieden;

verzoekt de regering voorts om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om voedingsonderwijs een structurele plek te geven in de kerndoelen van het onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97(22894).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Kant over een inhaalslag bij de pneumokokkenvaccinatie. Ik meen al bij de beantwoording van schriftelijke vragen genoegzaam te hebben aangetoond dat het hierbij gaat om een zeer dure operatie die weinig gezondheidswinst zou opleveren. Wij lopen met het introduceren van vaccinaties al ver voorop in Europa. Dit vergt al een grote inspanning en ik ben dan ook niet bereid tot een inhaalslag. Die zou naar schatting 30 mln. tot 45 mln. kosten, met een zeer geringe gezondheidswinst. Ik ontraad de Kamer dus, deze motie aan te nemen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat bedrag van 30 mln. staat niet in de antwoorden. Ik vind het onzinnig, het gaat erom dat een groep kinderen een keer extra moet worden opgeroepen voor een vaccinatie. Het is onzinnig dat dit 35 mln. zou moeten kosten; u moet het maar anders organiseren, dit kan geen argument zijn. Het kost ongetwijfeld geld, maar met dat geld kan wel degelijk gezondheidswinst voor de betrokken kinderen geboekt worden, want kinderen in de aangegeven leeftijdsgroep zijn nog niet ingeënt. En zegt u nu niet dat de Gezondheidsraad adviseert om dit niet te doen, want u heeft deze vraag helemaal niet aan de raad voorgelegd.

Minister Hoogervorst:

Het is goed dat u dit allemaal zo snel kunt berekenen, maar mijn medewerkers vertellen mij dat het om 190.000 kinderen gaat, die drie keer gevaccineerd zouden moeten worden, zodat het om 530.000 contacten gaat. Op basis van een normaal programma zou dit al 30 mln. kosten, maar omdat het om een inhaalslag gaat, zullen er meer organisatiekosten aan vastzitten. Wij schatten de kosten dan ook op 30 mln. tot 45 mln. Dit geld heb ik niet en als ik het wel had, zouden er zinniger dingen zijn om het aan uit te geven.

Voorzitter. Dan heeft mevrouw Kant nog een motie ingediend over het bevorderen van georganiseerde jeugdtandverzorging. Aangezien de jeugdtandverzorging een onderdeel van het wettelijk verzekerde pakket is, acht ik dit niet nodig. Ik ontraad de Kamer dan ook, deze motie aan te nemen.

In een motie over de komende preventienota vragen mevrouw Kant en mevrouw Azough om een multisectoraal plan van aanpak voor het verlengen van de gezonde levensverwachting van de lage sociaal-economische groepen met drie jaar. Ik zal in die nota zeker ingaan op de gezondheidsrisico's die zich met name bij lagere sociaal-economische groepen voordoen. De allerbelangrijkste factor voor het verklaren van het verschil tussen arm en rijk op het gebied van de gezondheid is het rookgedrag. Als ik een andere motie niet helemaal hoefde uit te voeren, zou ik hier misschien nog iets aan kunnen doen, maar ik zie dit somber in.

Er is ook nog een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt, voorstellen te doen om de op kinderen gerichte voedingsreclame te beperken. Misleiding is nu al niet toegestaan; de VWA ziet hierop toe. De resultaten van de evaluatie van de reclamecode van de FNLI zullen in de loop van de zomer bekend zijn, iets later dan gepland. Ik wacht deze gewoon even af, maar dit neemt niet weg dat ik alle ontwikkelingen kritisch zal blijven volgen. Als het nuttig en nodig is, zal ik verdere maatregelen nemen.

De heer Buijs (CDA):

U wacht de resultaten van de evaluatie af, maar wat is uw oordeel over deze motie? Ook over de motie over sociaal-economische gezondheidsverschillen heeft u wel een mening gegeven, maar wat is uw finale oordeel?

Minister Hoogervorst:

Ik ontraad aanneming van beide moties.

Aan de motie-Kant, waarin de regering wordt verzocht een evaluatie van het Convenant overgewicht vast te stellen voor oktober 2006, kan ik in zoverre tegemoetkomen dat er een voorlopige evaluatie kan komen voor oktober. Een eindevaluatie is nog niet mogelijk, omdat de looptijd van het convenant langer is.

In de motie-Schippers/Buijs wordt de regering verzocht geen enge dingen meer te doen op het gebied van accijnsverhoging en dergelijke en vooral met opbeurende maatregelen te komen. De kans dat ik nog met zwaar repressieve maatregelen kom, schat ik in deze Kamer heel gering in. Afgelopen maandag had ik het genoegen om een politiek café in Amsterdam toe te spreken. Het was ontzettend gezellig en ik heb er ook een gezellig biertje bij gedronken, maar ik moet wel zeggen dat ik de blauwe walm waarin ik de hele avond moest verkeren, een ernstige inbreuk op mijn privacy vond.

Mevrouw Schippers (VVD):

Het repressieve aspect is één kant van de motie. Die is duidelijk. De andere kant is dat wij vinden dat u tekortschiet in positieve opbouwende maatregelen, in maatregelen om in de reguliere gezondheidszorg preventief beleid te voeren en in maatregelen om beleid te voeren via de andere positieve weg, de stimulerende weg. In de motie wordt gevraagd om de preventienota veel meer daarop te stoelen.

Minister Hoogervorst:

Ik zal mijn best doen om er een positieve glans aan te geven.

De heer Buijs (CDA):

De minister maakt zich er nu met een jantje-van-leiden van af. In het laatste debat heb ik uitvoerig stilgestaan bij de scharnierrol van ouders bij het bestrijden van alcoholmisbruik. Ik wil een concrete toezegging dat de minister juist de preventieve kant sterker benadrukt in de preventienota dan tot nu toe het geval was. Ik wil niet horen dat hij zijn best zal doen. Het is een opdracht van de Kamer.

Minister Hoogervorst:

Als u mij vraagt om positieve dingen te doen, ga ik toch niet zeggen dat ik negatieve dingen wil doen?

De heer Buijs (CDA):

Maar zegt u dan een keer gulhartig "ja, ik zal het doen".

Minister Hoogervorst:

Een motie waarin mij wordt gevraagd om positieve voorstellen te doen, omarm ik altijd.

Voorzitter. Wat betreft de motie over de slijterijvergunning zal ik een goed beargumenteerd wetsvoorstel doen toekomen aan de Kamer. Ik stel voor om de discussie dan goed onderbouwd met elkaar te voeren. Ik wil de indieners dus eigenlijk vragen om de motie aan te houden.

Mevrouw Arib vraagt in een motie om de Wet collectieve preventie volksgezondheid te evalueren. Die wet zal in elk geval worden herzien. Mijn antwoord is dat impliciet wel naar de werkzaamheden wordt gekeken. Ik zal proberen er een meer expliciete evaluatie aan te verbinden. Dat wij de wet herzien, betekent dat wij er niet helemaal tevreden mee zijn. Wij zullen het breder bekijken. In zoverre wil ik aan haar motie tegemoetkomen.

Mevrouw Azough heeft een motie ingediend over een smaakleskist. Dat is waarschijnlijk één van de positieve voorstellen waarop de motie-Schippers/Buijs doelde. In de motie word ik verzocht een fonds te maken, zodat alle scholen in Nederland smaaklessen kunnen bieden. Ik kan deze motie niet zo snel beoordelen en wil hierop schriftelijk terugkomen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik hoor dit met plezier aan. Het antwoord verheugt mij. Ik roep de fracties van CDA en VVD op om hun verzoek om stimulerende, aantrekkelijke maatregelen gestand te doen, dit positieve voorstel te ondersteunen en daarmee de minister te dwingen om met die positieve preventiemaatregelen te komen.

Minister Hoogervorst:

Als ik mevrouw Azough was, zou ik niet meteen heel vrolijk worden. Ik moet het even bekijken. Voor de stemmingen zal ik de Kamer mijn oordeel geven.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb de indruk dat deze minister zich van dit hele debat een beetje met een jantje-van-leiden afmaakt. Ik wil op één punt nog even terugkomen. Ik heb bewust niet op alle moties gereageerd, maar een ervan gaat mij iets te veel aan het hart en wel de motie over de sociaal-economische gezondheidsverschillen. De minister geeft aan dat roken hierbij een belangrijke factor is, maar in de motie wordt de minister verzocht om een multisectorale aanpak om deze verschillen terug te dringen en vooral de gezondheid van de lagere sociaal-economische milieus op te krikken. Vervolgens ontraadt de minister de aanname van deze motie en ik vraag mij daarbij af hoe de minister de aanname van zo'n motie kan ontraden. Ik begrijp dit niet. De minister heeft er geen enkel argument voor gegeven.

Minister Hoogervorst:

Het is omdat ik de preventienota niet uitsluitend hierop wil richten; ik kom met brede maatregelen. Ik vertel daar eerlijk bij dat ik, gezien de terughoudendheid van de Kamer op heel veel terreinen, niet denk te kunnen beloven dat ik het even met drie jaar ga terugdringen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat begrijp ik dan helemaal niet, want die drie jaar betreffen volgens mij uw eigen doelstelling. Daar zit het hem dus niet in. De vraag is, hoe u die doelstelling gaat bereiken. Wat gaat u daarvoor doen? Deze motie vraagt om in de preventienota met een multisectoraal plan van aanpak te komen om de doelstelling van het verlengen van de gezonde levensverwachting van de lage sociaal-economische groepen te realiseren. Dat is uw eigen doelstelling. Ik vraag u om daar invulling aan te geven en dan ontraadt u aanname van de motie. Ik kan dan toch niet anders dan concluderen dat u op dit punt gewoonweg niet iets wilt doen?

Minister Hoogervorst:

Ik wil wel iets doen, maar om met een multisectoraal programma te komen dat hier specifiek op is gericht, is iets waarvan ik denk dat dit net een stap te ver gaat. Ik zal echter zeker voorstellen doen die, bij uitvoering ervan, zullen bijdragen aan het terugdringen van deze verschillen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik moet concluderen dat de minister dit onderwerp na al die jaren nog steeds niet serieus neemt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb een korte vraag over mijn motie. Is het de minister mogelijk ons zijn advies vóór komende dinsdag te doen toekomen?

Minister Hoogervorst:

Ja, dat zal ik vóór de stemming aan u doen toekomen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik kom even terug op de sociaal-economische gezondheidsverschillen. Ik dacht dat dit kabinet ook als doel heeft om die sociaal-economische gezondheidsverschillen te verkleinen. De Algemene Rekenkamer geeft ons eigenlijk achteraf gelijk, want wij hebben er eerder al voor gepleit met gerichte acties te komen om die verschillen te verkleinen. Ik vind het te algemeen om nu te zeggen dat het wel wordt meegenomen. Ik denk, gezien de ernst van de zaak en gezien ook de doelstelling van dit kabinet, dat het verstandig is om wel met gerichte actie te komen.

Minister Hoogervorst:

Het zal zeker onderdeel uitmaken van mijn preventienota.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zullen volgende week dinsdag plaatsvinden.

Naar boven