Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 mei 2006 over woningcorporaties.

De voorzitter:

Er is een spreektijd afgesproken van twee minuten per fractie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week hebben wij een uitgebreid overleg gehad over de woningcorporaties. Bij een punt uit dat overleg wil ik in dit overleg graag nader stilstaan. Dat betreft de inkomens aan de top in deze sector, waar deze week weer veel over te doen is geweest. Ik heb de vorige week al aangekaart dat ook de directeuren en bestuurders van woningcorporaties er wat van kunnen. Ik hanteerde toen nog de oude lijst van Intermediair, en heb een opsomming gegeven wat er soms verdiend wordt bij de corporaties. Dat was al enorm veel. Nu hebben wij de nieuwe lijst gekregen. Mij valt op dat daarop 19 woningcorporaties staan. De bestuurders verdienen allemaal meer dan de minister-president. Sommige salarissen gaan ten opzichte van 2004 zelfs met € 40.000, € 20.000, of € 17.000 omhoog. Met name bij het Portaal en de Corporatieholding Friesland lopen de bedragen voor interims hoog op, tot zo'n € 400.000. Dat zal ook de minister zijn opgevallen. Dan denk ik: waar zijn wij nou mee bezig? Het gaat om maatschappelijk geld, geld met een boodschap, opgebracht door het Rijk, en door huurders die vaak de strop om de nek wordt gelegd met korting op de huurtoeslag, waardoor zij maar moeten zien hoe zij iedere maand rondkomen. Dan vind ik het geen pas geven dat deze corporatiedirecteuren dik blijven doen van andermans geld.

Wat de fractie van GroenLinks betreft moet daar paal en perk aan worden gesteld. Er zijn eerder in de Kamer moties aangenomen om paal en perk te stellen aan de topsalarissen in de zorg en bij de energiebedrijven. Helaas bleef de minister in mijn ogen in het overleg van vorige week nog te vaag over de wijze waarop zij dit zou gaan aanpakken. Voor ons is genoeg genoeg. Men heeft de grens echt overschreden, en dat is al jaren zo. Het zou de minister sieren als zij hier paal en perk aan ging stellen, want dit valt niet te verkopen. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet ter uitvoering van de motie-Bakker (30300, nr. 53) in de semi-publieke sector per sector een beloningscode wil opstellen, waar salarissen in beginsel niet boven mogen komen;

overwegende dat woningcorporaties zich primair met maatschappelijk kapitaal inzetten voor de doelgroepen van de volkshuisvesting;

verzoekt de regering, de maatregelen die worden genomen om te komen tot normering van salarissen in de semi-publieke sector, ook toe te passen voor bestuurders en toezichthouders van woningcorporaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Bakker, Depla en Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(29453).

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik heb een vraag over onderscheiden verantwoordelijkheden. Volgens mij heeft de Kamer zorgvuldig vastgelegd dat het bij corporaties de raden van commissarissen zijn die de hoogte van de salarissen van de bestuurders van deze ondernemingen bepalen. Dat wil zeggen dat wij die raden van toezicht hierop moeten aanspreken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Die discussie hebben wij vorige week gevoerd, en ook al eerder toen het ging over de energiebedrijven. De Kamer was uiteindelijk van mening dat er op dat punt onvoldoende wordt ingegrepen en dat er onvoldoende controle plaatsvindt. Ik neem aan dat de heer Van Bochove de lijst van Intermediair ook heeft gezien. Hij is ook een volkshuisvester. Ik kan mij niet voorstellen dat ook hij zich niet kapot is geschrokken van het oplopen van deze bedragen. Dat toezicht heeft dus onvoldoende gewerkt. Ik vind dat wij nu paal en perk moeten stellen. Wat de Tweede Kamer heeft gedaan voor de energiebedrijven en voor de zorg, moet zij ook bij de corporaties doen. Daar vraagt mijn motie om.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik kan het delen om uit te spreken dat wij het niet eens zijn met de hoogte van de salarissen, maar vervolgens is de vraag waar de verantwoordelijkheid ligt om het aan te passen. In de motie staat dat wij het moeten doen, maar welke concrete maatregelen voorziet u dan?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik kan mij voorstellen dat de minister c.q. het kabinet met maatregelen komt, omdat de sector zelf onvoldoende in staat is om zich te matigen. Matigen is dan al een begrip tussen vette aanhalingstekens, want het is natuurlijk al niet te verkopen als je tonnen verdient wat door de huurders moet worden opgebracht. De minister zou het ook wettelijk kunnen regelen als zij het wil. Ik wacht echter het antwoord van de minister af.

Bij de zorg en de energiebedrijven heeft de CDA-fractie het wel gesteund. Volgens mij is de CDA-fractie het zo langzamerhand ook spuugzat. Ik zou dan zeggen, mijnheer Van Bochove: laten wij samen en met de andere partijen nu eens een streep trekken.

De heer Depla (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik was gisteren de hele dag in Rotterdam op bezoek en zag het werk van een corporatie, waarvan ik enthousiast werd. Elke keer echter dat wij in de Kamer erover spreken, heeft de sector het op een of andere manier voor elkaar dat wij genoopt worden over zaken als salarissen te praten, omdat die inderdaad buitenissig zijn.

Wij verwachten dat de minister, zoals zij de vorige week beloofd heeft, in de twintig meest extreme gevallen de raad van commissarissen hartig zal toespreken. Wij gaan er ook van uit dat zij het instrumentarium zal gebruiken dat het BBSH biedt, als de raden van commissarissen onverhoopt niet onder de indruk zijn van haar betoog, en dat er dan een aanwijzing komt. Tegen die achtergrond steun ik de motie van de fractie van GroenLinks en de motie die fractie van de SP straks zal indienen.

Er was verleden week ook een ander onderwerp aan de orde, namelijk de fusiegolf in corporatieland. Ik vergelijk het maar met het volgende, zoals gisteren ook weer een beetje werd bevestigd. Iemand gaat voetballen bij de Utrechtse club Elinkwijk. Als het goed gaat, gaat hij naar FC Utrecht en als het erg goed gaat mag hij twee seizoenen later bij PSV gaan voetballen. Voor de echte toppers is dan Barcelona weggelegd. Corporatiedirecteuren doen het soms anders. Als zij zijn uitgekeken op een kleine corporatie, gaan zij geen andere baan en geen nieuwe uitdaging zoeken. Nee, zij gaan proberen van Elinkwijk AC Milan te maken, waarbij kosten noch moeite worden gespaard. In de gezondheidszorg en het onderwijs zijn wij achteraf gezien zeer ongelukkig met de ver doorgeschoten schaalvergroting. In de corporatiesector is het niet veel anders. Het pleidooi van de minister voor fusies heeft ons niet kunnen overtuigen. Daarom dienen wij toch de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat fusies tussen woningcorporaties die leiden tot een woningcorporatie met meer dan 10.000 woningen, vaak leiden tot een monopoliepositie en ongewenste machtsconcentratie;

overwegende dat de beheerslasten van woningcorporaties met meer dan 10.000 woningen hoger zijn dan bij kleinere woningcorporaties;

overwegende dat uit onderzoek van onder andere het Centraal Fonds Volkshuisvesting blijkt dat fusies in ieder geval de eerste drie jaar leiden tot hogere overhead;

overwegende dat de interne gerichtheid van een woningcorporatie in een fusieproces een negatief effect heeft op de prestaties van woningcorporaties;

overwegende dat huurders en huurdersorganisaties aangeven dat grote fusies veelal leiden tot een toename van de afstand tussen huurders en woningcorporatie en een afname van de service;

overwegende dat de minister fusies van woningcorporaties moet goedkeuren;

van mening dat voor het toenemen van de investeringskracht van woningcorporaties efficiëntere oplossingen mogelijk zijn;

verzoekt de regering, bij het toestaan van fusies die leiden tot woningcorporaties met meer dan 10.000 woningen een "nee, tenzij-principe" te hanteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Gerkens en Hermans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(29453).

De heer Van Bochove (CDA):

Waarop baseert de heer Depla het aantal van 10.000? Het gaat toch om efficiënt en doelmatig werken? Dat er de eerste periode na fusie een stuk overhead moet worden weggewerkt in meerkosten is duidelijk. Dat is bij nagenoeg elke fusie het geval. Gaat het echter niet meer om de doelmatigheid? Het aantal van 10.000 komt op mij volstrekt willekeurig over.

De heer Depla (PvdA):

Mag ik u een wedervraag stellen? Deelt u mijn opvatting dat wij ergens een grens moeten trekken? Als wij na heel lang discussiëren met elkaar tot overeenstemming komen over wat wél het goede aantal voor zo'n grens is, steunt u dan wel mijn opvatting over schaalvergroting? Of vindt u schaalvergroting wel prima omdat er geen eenduidige grens te trekken valt?

De heer Van Bochove (CDA):

Het is altijd gemakkelijk om als je aan het argumenteren bent, te zeggen: wie niet vóór mij is, is tegen mij.

De heer Depla (PvdA):

Ik stel u een vraag.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik reageer op wat u zegt. Als ik geen getal noem, zou ik volgens u niet efficiënt en adequaat bezig zijn. Zo wil ik dit niet vertalen. Waarom moet ik mij vastleggen op een getal? Het gaat erom dat de woningmarkt op een adequate manier functioneert en dat de corporaties daarin een goede rol spelen. Voor de ene corporatie kan het bij meer dan 6000 woningen al een probleem zijn, terwijl het voor de andere corporatie bij 15.000 woningen zelfs nog geen probleem is. Waarom dus het criterium van 10.000 woningen hanteren? Waarom zouden wij niet veel meer letten op doelmatigheidsaspecten, zoals het functioneren op de woningmarkt en de concurrentie op die markt?

De heer Depla (PvdA):

Dit zijn allemaal argumenten die mij er uiteindelijk toe gebracht hebben om uit te gaan van de grens van 10.000 woningen. De cijfers van Aedes over de beheerslasten laten een duidelijke knik zien bij de groep boven de 10.000. Natuurlijk heeft u gelijk dat sommige corporaties niet in staat zijn om een fusie van 4000 naar 5000 woningen goed te laten verlopen en natuurlijk heeft u er gelijk in dat het na voltooiing van de fusie misschien beter wordt. U weet echter ook dat een fusie niet altijd een eenmalige activiteit is, maar dat de ene fusie vaak op de andere fusie volgt en men almaar blijft groeien, net als in het onderwijs en de zorg. Als in Rotterdam een corporatie 30.000 woningen heeft en een andere 40.000, dan ben je als corporatie toch geen knip voor de neus waard als je ook niet toegaat naar 50.000 woningen? In de toetsing van de minister wordt veel te veel meegegaan met de verhalen dat het wel goed komt omdat schaalvergroting leidt tot meer efficiency en doelmatigheid; de praktijk wijst vaak het tegendeel uit.

De heer Van Bochove (CDA):

In uw motie heeft u de harde grens bij 10.000 woningen getrokken, maar uit uw antwoord van zo-even maakte ik op dat wanneer het gaat om gevallen boven de 10.000 u bereid bent er nog nader naar te kijken. Als wij afspraken zouden kunnen maken over hoe wij zorgvuldig kunnen toetsen of een fusie wel of niet gewenst is, dan wil ik er best nog nader met u over van gedachten wisselen. Wat betreft uw grens van 10.000 heeft u mij in ieder geval nog geen adequate oplossing kunnen bieden.

De heer Depla (PvdA):

De cijfers wijzen uit dat 10.000 woningen een grens is waarboven de beheerslasten verder stijgen en waarboven de vermeende meerwaarden van fusies in de praktijk niet blijken op te treden. Ik heb voor een grens van 10.000 gekozen; dat had ook 9000 of 11.000 kunnen zijn. Het gaat er mij om dat je boven een bepaalde grens in principe nee zegt, tenzij er een goed verhaal is. Nu ligt de zaak vaak andersom; men zegt ja, tenzij er goede argumenten zijn om het niet te doen. In de praktijk blijkt dat alle beloftes die bij fusies worden gedaan, uiteindelijk niet waargemaakt worden, onder andere omdat men de eerste tijd vooral bezig is met de eigen organisatie in plaats van met de buitenwereld. Op papier klinkt het dus vaak allemaal mooi, maar in de werkelijkheid valt het tegen. Vandaar het "nee, tenzij", in de zin dat men een goede reden moet hebben om ja te zeggen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Mijn partij heeft zich niet alleen in het algemeen overleg maar ook daarbuiten druk gemaakt over de hoge salarissen die in het onderhavige deel van de publieke sector worden uitbetaald. Wij dienen op dit punt een motie in die iets anders luidt dan de motie van mevrouw Van Gent, die wij overigens meeondertekend hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - blijkens het onderzoek van de minister van VROM naar de beloning van directeuren-bestuurders over 2004 de beloning voor directeuren-bestuurders in dat jaar uiteenliep van € 6 tot € 409 per woning;

  • - de hoogstbetaalde directeuren-bestuurders in relatief veel gevallen werkzaam zijn bij kleine en middelgrote woningcorporaties die een zeer beperkte dynamiek vertonen, maar slechts op de winkel passen;

van mening dat deze verschillen niet te motiveren zijn uit verschillen in zwaarte van de functies;

verzoekt de regering, binnen twee maanden alle woningcorporaties die bezoldigen boven het niveau van de Izeboud-systematiek een aanwijzing te geven om de bezoldiging te verlagen volgens de systematiek of tot het niveau van het salaris van de minister-president indien dit lager is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens en Depla. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(29453).

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Wij beogen met deze motie dat niet alleen wordt gekeken naar de topsalarissen maar ook naar de kleinere corporaties met weinig woningen waar de directeuren-bestuurders in verhouding exceptioneel veel verdienen.

Het is vreemd dat er geen meldingsplicht is voor nevenfuncties van directeuren-bestuurders. Wij menen dat daar een beoordelingskader voor opgesteld moet worden. Met het oog daarop dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - er op dit moment geen meldingsplicht bestaat voor nevenfuncties van directeuren-bestuurders van woningcorporaties;

  • - er evenmin regels bestaan voor toelaatbare neveninkomsten uit nevenfuncties voor directeuren-bestuurders;

verzoekt de regering, in het kader van het wettelijk toezicht op de woningcorporaties te regelen dat er een meldingsplicht komt voor nevenfuncties en dat nevenfuncties, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende inkomsten, gepubliceerd worden in het jaarverslag van de betreffende woningcorporatie;

verzoekt de regering, de Kamer een voorstel te doen voor een beoordelingskader voor de toelaatbaarheid van nevenfuncties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(29453).

Minister Dekker:

Voorzitter. Mevrouw Van Gent vraagt bij motie om de maatregelen voor normering van salarissen in de semi-publieke sector ook toe te passen op bestuurders en toezichthouders van woningcorporaties. Ik heb tijdens het algemeen overleg al uitgelegd dat er een duidelijk onderscheid is tussen bestuurders en toezichthouders. De toezichthouders hebben een aparte verantwoordelijkheid. Zij zien toe op de uitvoering van het beleid en het strategisch plan. Zij zijn ook medeverantwoordelijk voor de beloning. Maatregelen inzake de salariëring kunnen niet van toepassing zijn op de toezichthouders.

Minister Remkes en de commissie-Dijkstal beraden zich op een wet waarbij ook bestuurders van corporaties worden betrokken. Ik ontraad dan ook aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik neem aan dat u ook de nieuwe lijst van Intermediair heeft gezien. Vindt u het ook niet over the top dat er in die sector tonnen verdiend worden? Voor interim-bestuurders kan het niet gek genoeg zijn. Ten opzichte van 2004 zijn de salarissen van sommige bestuurders met € 20.000 tot € 40.000 gestegen. Wat is uw reactie daarop? Wat vindt u daar nu van als minister van Volkshuisvesting?

Minister Dekker:

Vorige week was deze lijst nog niet bekend, maar wel een andere. Ik heb al gezegd dat de betrokken corporaties worden aangeschreven met de mededeling dat zij nadere informatie behoren te geven. Ik heb uiteraard kennisgenomen van de lijst van Intermediair, mede in het licht van de lijn die ik volg om die informatie transparant te maken. Vorige week heb ik al gezegd dat er niet in bestaande contracten kan worden ingegrepen, maar dat er voor de nieuwe contracten een soort drietrapsraket geldt. In de eerste plaats wordt informatie verschaft over de salarissen bij corporaties voorzover dat wettelijk vereist is. In de tweede plaats wordt voor de nieuwe contracten de code van de commissie-Izeboud geadviseerd. Daarin wordt een duidelijke relatie gelegd tussen de prestaties, de investeringen en de omvang van de corporaties. In de derde plaats wordt gewerkt aan een wet volgens de lijn-Remkes/Dijkstal.

De voorzitter:

Tijdens dit VAO zouden alleen moties worden ingediend. Mevrouw Van Gent heeft de kans gehad om een toelichting te geven. Tevens mocht zij een verhelderende vraag aan de minister stellen. Mevrouw Van Gent mag nog één vraag stellen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind het treurig dat ik geen antwoord krijg. Het gaat immers niet alleen om openbaarheid. Het loopt met die salarissen inderdaad gigantisch uit de hand. Binnen een jaar komt er € 40.000 bij. Dat is toch buitenproportioneel? Het gaat mij ook om de normering. Ik wil dat de minister tegen die bestuurders en corporatiedirecteuren zegt dat het zo niet langer kan. Naar mijn idee zou dat echt helpen.

Minister Dekker:

Ik zal die woorden niet uitspreken. Ik ga op mijn eigen manier te werk. Uiteraard heb ik die lijsten ook heel indringend bestudeerd. Voor mij is er ook aanleiding om daarover nadere vragen aan de corporaties te stellen. Met dat antwoord weet de corporatiesector meer dan genoeg.

De heer Depla (PvdA):

Ik had het vermoeden dat de minister van mening is dat de motie overbodig is. Daarin wordt namelijk gevraagd om ook de corporatiesector in het enorme kader van Dijkstal onder te brengen en de minister heeft gezegd dat het kabinet dat al heeft toegezegd. Is het juist dat de minister nu zegt dat de zorg en andere sectoren weliswaar binnen het kader van Dijkstal vallen, maar dat de corporatiesector daarbuiten moet blijven?

Minister Dekker:

Dat heb ik niet gezegd. Een goede verstaander heeft een half woord nodig. Ik heb gezegd dat ook de woningcorporaties bij de ontwikkelingen worden betrokken.

De heer Depla (PvdA):

Begrijp ik het goed dat de minister het met de inhoud van de motie eens is?

Minister Dekker:

Nee. In de motie wordt een fijnzinnig onderscheid gemaakt tussen bestuurders en toezichthouders. Beiden worden daarin meegenomen en ik heb opgemerkt dat dat niet van toepassing is. Ik ontraad de Kamer dan ook om die motie aan te nemen.

De heer Depla heeft een motie ingediend over fusies van corporaties waarbij meer dan tienduizend woningen zijn betrokken. Hij heeft gesproken over ongeveer twintig gesprekken. Voor de duidelijkheid merk ik op dat ik met drie gesprekken start en dat ik daarna zal nagaan of er nog meer nodig zijn. Dat heb ik vorige week al gezegd. Tijdens het algemeen overleg heb ik over de fusie van de corporaties gezegd dat er onder andere door het Centraal Fonds Volkshuisvesting onderzoeken zijn gedaan en dat er bij de gefuseerde instellingen uiteindelijk sprake is van een investeringsbereidheid. Ook is bij de gefuseerde instellingen sprake van een grotere doelmatigheid en een groter vermogen. Ik kan mij niet vinden in de weging van de heer Depla. Wel ben ik van mening dat huurders rechtstreeks toegang moeten krijgen en dat daarin geen verandering mag komen. Uiteindelijk staan de klanten van de corporaties immers centraal.

De heer Depla (PvdA):

Na een fusie is het vermogen inderdaad groter. Dat lijkt mij niet een goede maat, want dat is logisch. De minister heeft gezegd dat uit onderzoek blijkt dat de gefuseerde corporaties efficiënter werken. Uit het onderzoek dat zij naar de Kamer heeft gestuurd, blijkt echter het tegendeel. De minister gebruikt het argument van doelmatigheid. Haar voorgangers hebben dat argument ook gebruikt ten aanzien van het onderwijs en de zorg, maar nu heeft iedereen er vreselijk veel spijt van dat het uit de hand is gelopen. De toegezegde verbetering is immers niet opgetreden. Waarop baseert de minister dat dit een uitzondering is in vergelijking met die andere sectoren en dat na fusies wel de toegezegde efficiëntieslag wordt gemaakt?

Minister Dekker:

Uit het rapport van het Centraal Fonds Volkshuisvesting blijkt niet dat het altijd om inefficiëntie gaat. De gefuseerde corporaties hebben de opdracht om het uitermate goed te doen en ook zorg te besteden aan de bereikbaarheid en de toegankelijkheid. Ik vind ook dat als wij bij fusies om een advies van huurdersorganisaties en gemeenten vragen wij die organisaties en gemeenten niet als zomaar belanghebbenden moeten zien. Als die positief adviseren, moeten wij dat meewegen zodat een fusie eventueel doorgezet kan worden. Wij moeten er bij fusies altijd alert op blijven dat de klanten erop vooruitgaan en dat er meer wordt geïnvesteerd. Daarop doel ik als ik spreek over het gecombineerde vermogen. Het is ongelofelijk belangrijk dat investeringen in resultaten worden omgezet. Ik ontraad dus aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Gerkens vraagt bij motie om in te grijpen in de hoogte van de salarissen bij een bezoldiging boven die van de Izeboudsystematiek. Ik heb mijn mening hierover indirect gegeven bij mijn reactie op de motie van mevrouw Van Gent. De motie verzoekt bovendien om binnen twee maanden alle corporaties met een bezoldiging boven het bedoelde niveau een aanwijzing te geven. Ik zal dat niet doen. Ik ontraad aanvaarding van deze motie. Ik heb al een lijn uitgezet. Ik ben bezig met de corporaties in een zeer directe bevraging duidelijk te maken dat er aan transparantie geen ontkomen is. Ik heb vervolgens duidelijk gemaakt hoe de nieuwe salarissen moeten worden opgebouwd.

De heer Depla (PvdA):

Als een directeur of een lid van de raad van commissarissen van een van de twintig corporaties belooft een en ander openbaar te maken, heeft die dus niets meer van de minister te vrezen?

Minister Dekker:

Ik heb aangegeven dat de overheid in bestaande contracten bij private organisaties niet kan ingrijpen. Wel kan indringend gesproken worden over maatschappelijke verantwoordelijkheid. Verder vervolg ik de al door mij uitgezette reeks.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik verbaas mij over deze uitspraak van de minister, want gezien de politieke wensen die er liggen op het gebied van de maximalisering van die salarissen, roept zij betrokkenen eigenlijk op: verhoog snel jullie salaris, want straks gaan wij ingrijpen en dan kan het niet meer. Dat is de boodschap die zij uitdraagt. Ik verzoek de minister voorzichtiger te zijn met haar woorden.

Minister Dekker:

Ik geloof niet dat ik dit zo uitstraal noch dat die suggestie uit mijn woorden kan worden afgeleid, temeer daar in heel corporatieland duidelijk is op welke wijze ik hen nu aanspreek én dat men aan tafel moet komen als de uitspraak niet helder is. Van belang is natuurlijk dat de sectorcodes worden opgesteld en dat die een sterk regulerend karakter hebben. Daarmee is de sector nu bezig.

Mevrouw Gerkens heeft ook een motie ingediend over een meldingsplicht en een beoordelingskader voor nevenfuncties van corporatiedirecteuren. Ik wijs er nog eens op dat in het BBSH staat dat een bestuurder niet tegelijkertijd deel kan uitmaken van een bestuur van een andere overheid. Mevrouw Gerkens zei dat er geen enkele regelgeving is, maar deze spelregel is er wel. Die regel is ongelooflijk belangrijk om belangenverstrengeling te voorkomen. Het is aan het interne toezicht om te bepalen of de nevenfunctie van een directeur verenigbaar is met de functie van directeur. Bij behoorlijk toezicht hoort het eerste wat men doet te zijn, toetsen of de nevenfunctie verenigbaar is met het werk van de corporatie. Er mag uiteraard geen belangenverstrengeling optreden, zoals blijkt uit de tekst van het BBSH. Ik ben van oordeel dat het interne toezicht daar volstrekt de hand aan moet houden. Het ontwerpen van een nieuw beoordelingskader zou toezicht op toezicht stapelen zijn. De interne toezichthouder is de eerstverantwoordelijke in dezen en dient die verantwoordelijkheid ook waar te maken. Ik laat de verantwoordelijkheid bij het interne toezicht en ontraad dan ook aanvaarding van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven