Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, de algemene politieke beschouwingen te houden op woensdag 27 en donderdag 28 september 2006.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Aptroot.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Ik kijk misschien wat verward. Ik had mij aangemeld om wederom uitstel te vragen van de stemmingen over de Telecommunicatiewet, aangezien wij afgelopen woensdag een nota van wijziging hebben ontvangen. Ik heb echter begrepen dat de heer Van Dam zich bij dit onderwerp zou melden met een andere vraag.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik zou willen dat wij altijd zo gezamenlijk kunnen optrekken met de VVD-fractie, maar wie weet...

Ik vraag u om een korte heropening van het debat over de Telecommunicatiewet. De nota van wijziging geeft ons hier de nodige aanleiding toe.

De voorzitter:

Dat betekent dat dit onderwerp van de stemmingslijst wordt afgevoerd. Ik zal proberen, nog deze week een moment te vinden voor een korte heropening, opdat er volgende dinsdag echt over het wetsvoorstel kan worden gestemd.

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Het College bescherming persoonsgegevens heeft gisteren een vernietigende uitspraak gedaan over de handelwijze van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in de zaak van Taïda Pasic. Het optreden van de minister wordt in strijd met de wet geacht en als onrechtmatig en onzorgvuldig betiteld. De minister heeft verder onjuiste gegevens verstrekt aan De Telegraaf. Wilt u de minister vragen, voor donderdag aanstaande een brief aan de Kamer te sturen waarin zij ingaat op dit oordeel van het College bescherming persoonsgegevens?

De heer Visser (VVD):

Voorzitter. Ik sluit mij hierbij aan. Ik wil hier nog iets aan toevoegen. De achterliggende vraag bij deze notitie en dit onderwerp is hoe wij in de openbaarheid met individuele gevallen omgaan. Ik heb enkele weken geleden aan het Presidium een notitie gevraagd waarin wordt ingegaan op de vraag hoe wij hier in de Kamer met verschillende achtergronden en verschillende doelstellingen moeten omgaan. Ik wil die zaken graag bij elkaar houden.

De heer Van Fessem (CDA):

Namens de CDA-fractie sluit ik mij bij beide sprekers aan.

De heer De Wit (SP):

Ik kan daarmee instemmen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Nu de heer De Wit het voorstel van de heer Visser omarmt, wil ik daarbij aantekenen dat het echt om andere zaken gaat. Het verzoek van de heer De Wit gaat om de omgang van een minister met een bepaalde zaak en het oordeel van het College bescherming persoonsgegevens daarover. Het tweede gaat over wat wij als Kamerleden en als Kamer in het debat aan de orde kunnen stellen. Dat zijn echt twee verschillende dingen. Ik wil bovendien niet dat het eerste onderwerp, dat hier op korte termijn kan worden besproken, moet wachten op het andere punt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik sluit mij volledig aan bij de woorden van de heer Dijsselbloem.

De heer De Wit (SP):

Over de kwestie die de heer Visser aan de orde stelde, is al een keer gesproken. Wat mij betreft, kunnen de onderwerpen worden gecombineerd. Dat maakt het debat ook wat breder. In dit geval gaat het in eerste instantie om de reactie van de minister op het oordeel van het College bescherming persoonsgegevens.

De voorzitter:

De heer De Wit had mondelinge vragen ingediend over dit onderwerp, maar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie is op dit moment ziek. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het weekblad Intermediair is zo vriendelijk geweest om deels beschikbare, maar ook deels nieuwe informatie over topbeloningen in de publieke en semi-publieke sector in Nederland voor ons op een rijtje te zetten. Het beeld dat daaruit oprijst, tart elke beschrijving. De bestuurlijke elite van Nederland trekt zich niets aan van de al jarenlange commotie over topinkomens in Nederland. Alle pleidooien voor matiging, ook van de zijde van het kabinet, heeft men eenvoudigweg naast zich neergelegd. Er wordt fors meer verdiend in de publieke en semi-publieke sector in Nederland dan het niveau van het salaris van de minister-president. Bij verschillende gelegenheden hebben wij daarover gesproken met het kabinet en heftig gedebatteerd. Tot op heden weigert het kabinet om in te grijpen in de topsalarissen in de publieke en semi-publieke sector.

Wat de GroenLinks-fractie betreft, is de maat nu echt vol. Wij roepen alle werknemers van Nederland op om, met de onlangs in de Eerste Kamer aangenomen Wet-Harrewijn in de hand, hun directies ter verantwoording te roepen voorzover het publieke of semi-publieke bedrijven betreft.Voorzitter

Voorzitter. Daarnaast verzoek ik u om deze week de minister-president uit te nodigen voor een debat in de Kamer zodat wij eindelijk een keer spijkers met koppen kunnen slaan. Wat ons betreft, is de maat nu helemaal vol. Het is tijd voor actie.

De heer Van As (LPF):

Het verzoek van de heer Vendrik is ons uit het hart gegrepen. Wij ergeren ons ook mateloos aan de wijze waarop hier met het onderwerp wordt omgegaan, ook door het kabinet. Wij zouden gaarne zien dat er op korte termijn een brief komt van het kabinet over deze zaak. Er zijn diverse debatten over dit onderwerp gevoerd en daarbij zijn veel moties ingediend. Ook mijn fractie heeft tot twee keer toe moties ingediend. Wij willen graag de zienswijze van het kabinet vernemen. Aan de hand daarvan kunnen wij het door de heer Vendrik voorgestelde debat houden. Wat ons betreft, hoeft dat debat niet deze week plaats te vinden, maar wij willen wel voor het zomerreces een inhoudelijk debat met de premier en de minister van Financiën. Wellicht moeten er ook nog andere bewindslieden bij worden betrokken.

De heer Slob (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie deelt de gevoelens van verontwaardiging die de heer Vendrik hier heeft geuit naar aanleiding van wat ons gisteren bekend is geworden over de topsalarissen. Ook wij vinden dat erover gesproken moet worden, maar wij willen dat graag zorgvuldig doen. Er ligt op dit moment een brief van het kabinet als reactie op eerder aangenomen moties. Hierover zal donderdag in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken worden gesproken. Wij zouden die reactie plus een brief van het kabinet over het artikel in Intermediair willen afwachten. Daarom willen wij niet deze week een spoeddebat waarin de zaak eventjes tussendoor wordt behandeld, maar, zo mogelijk volgende week, een normaal debat om hierover met de minister-president te spreken.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Ook voor de PvdA-fractie is zo langzamerhand de maat vol wat betreft de topinkomens. Het verhaal in Intermediair komt ongeveer op hetzelfde neer als het verhaal dat er vorig jaar in stond. Daarop heeft de minister-president toen uitvoerig gereageerd. Wij willen nu graag door middel van een brief van het kabinet vernemen wat men van het laatste verhaal in Intermediair vindt. Volgende week of de week daarop willen wij daarover dan wat grondiger doorpraten. Daarbij kan ook het sociaal jaarverslag aan de orde komen. Het kabinet heeft voorgesteld om dit pas in september te behandelen, maar er is aanleiding om dit bij de discussie over de topinkomens te betrekken. Ik stel daarom voor om niet deze week een spoeddebat te houden, maar ik vraag wel om een grondige reactie van het kabinet op het verhaal in Intermediair. In de desbetreffende brief moet het kabinet ook aangeven hoe het zelf denkt iets aan de zaak te gaan doen.

De heer Bakker (D66):

De kruik gaat zo lang te water tot deze barst. Ik deel de verontwaardiging die de heer Vendrik hier heeft verwoord. De afgelopen maanden hebben wij al een paar keer een spoeddebat gehouden naar aanleiding van soortgelijke berichten en ik ben bang dat een nieuw spoeddebat dan een ritueel karakter krijgt: wij sluiten dat debat af, de voorzitter laat de hamer vallen en vervolgens gaan wij weer over tot de orde van de dag. Dat wil ik voorkomen. Daarom sluit ik mij aan bij collega's die zeggen: laten wij even bezien of wij voor de zomer tot een zinvol en meer integraal debat kunnen komen, waarbij de reactie van het kabinet op de ontwikkelingen in de semi-publieke en de publieke sector kan worden betrokken.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

De heer Vendrik heeft terecht aan de orde gesteld dat er wat merkwaardige uitschieters staan in het artikel in Intermediair. Een aantal van die zaken stond ook al in het sociaal jaarverslag, voorzover het de publieke sector betreft. In de procedurevergadering spreken wij van de week over de wijze waarop wij hiermee verder gaan. De CDA-fractie wil dat wij hierover nog voor het zomerreces spreken. Verder kan ik mij voorstellen dat het kabinet nog een reactie geeft op het artikel. In de procedurevergadering van aanstaande donderdag kunnen wij met elkaar bespreken op welk moment wij een debat voeren, plenair of, als dat voor het zomerreces niet meer kan, in een algemeen overleg. Het debat moet echter wel voor het zomerreces worden gevoerd.

De heer Irrgang (SP):

De SP-fractie steunt het verzoek van de heer Vendrik, omdat onze boosheid minstens zo groot is als die van de fractie van GroenLinks. Wij hebben op dit moment geen behoefte aan weer een brief van het kabinet. Er ligt namelijk al een brief over mijn motie en de motie van de heer Bakker, waaruit blijkt dat het kabinet eigenlijk niets anders wil dan nog een halfjaar wachten voordat er misschien actie wordt ondernomen. Wij vinden dat onze premier niet alleen moet blaffen, maar ook moet bijten. Daarom steunen wij het verzoek om een spoeddebat.

Mevrouw Nijs (VVD):

Mijn fractie steunt het verzoek niet, omdat wij hierover al een aantal discussies hebben gevoerd. Vorige week heeft de minister van BZK de Kamer een brief gestuurd waarin staat dat hij de normering van de topinkomens heeft voorgelegd aan maar liefst twee groeperingen. In het najaar komt hij daarop terug. Het lijkt mij beter om in de procedurevergadering de behandeling van die brief te bespreken. Dan kunnen wij later zorgvuldig het debat voeren en daarbij de adviezen van de twee desbetreffende groeperingen betrekken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Collega Vendrik heeft een punt, maar er is ook een voorgeschiedenis. In plaats van een vuist op te steken wegens opgekropte woede over de ontwikkeling van de topinkomens in de publieke sector lijkt het mijn fractie beter om eindelijk eens effectief te zijn in het doorhakken van knopen. Daarom voegt mijn fractie zich bij de collega's die gezegd hebben: laten wij alles even op een rijtje zetten en volgende week in alle rust een debat voeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik denk niet dat wij behoefte hebben aan een ritueel debat waarin wij slechts woedend de vuist ballen en weer overgaan tot de orde van de dag. Ik wil een effectief debat voeren. Er wordt al jaren gedebatteerd over dit onderwerp en wij krijgen ook al jaren brieven hierover van het kabinet. De maximering van topsalarissen is ook al jaren in onderzoek. Al jaren wordt er nagedacht en gestudeerd. Telkens wordt er weer een club ingesteld en weer een commissie bevraagd, waarna er weer moet worden nagedacht. De maat is nu echt vol.

Verschillende woordvoerders hebben gezegd dat zij prijs stellen op een brief van het kabinet. Ik vind het prima. Wij hebben er al zo veel gehad dat er best nog eentje bij kan. Als het kabinet deze week reden ziet om zijn eerdere standpunt te wijzigen naar aanleiding van de berichten in Intermediair, waar het kabinet al van op de hoogte had moeten zijn op grond van informatie die het al had ontvangen, vind ik dat prima. Die brief moet er dan volgende week dinsdag om 12.00 uur zijn. Ik hecht er wel aan dat er volgende week vervolgens een volwaardig debat plaatsvindt met de minister-president. Het kabinet heeft dan nog tijd om zich voor te bereiden op een verandering van standpunt.

Als dat niet lukt, moet de Kamer volgende week niet stampvoetend overgaan tot de orde van de dag. Zij moet een keer maatregelen afdwingen. Dat heeft zij al verschillende keren gedaan, maar het wordt nu echt tijd om door te pakken. Als het kabinet dat niet doet, is het woord aan de Kamer. Dat kan volgende week worden geregeld. Er kan dan een volwaardig debat worden gevoerd waarin alles kan worden besproken wat nodig is. Wat mij betreft, wordt volgende week een Kamermeerderheid zichtbaar voor het maximeren van de salarissen in de publieke en semi-publieke sector tot op het niveau van dat van de minister-president. Dat is mijn inzet. Dat debat wil ik nu eindelijk een keer definitief kunnen voeren, volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor, het kabinet te verzoeken om de gevraagde brief voor volgende week dinsdag 12.00 uur aan de Kamer te zenden. Op basis van deze brief kan worden besloten of volgende week een debat moet worden gehouden en, zo ja, hoe dit moet worden ingericht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik steun dit voorstel.

De heer Bakker (D66):

Ik steun dit voorstel. Ik stel voor om ook te bezien welke brieven er nog aan de agenda van een eventueel debat moeten worden toegevoegd en of het verstandig is om naast de minister-president ook de minister van BZK te bevragen over dit onderwerp. Het is tenslotte zijn eerste verantwoordelijkheid.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dat voorstel steun ik. Het moet gaan over de publieke sector in brede zin.

De heer Van As (LPF):

Misschien moet de discussie over het niveau van het salaris van de minister-president er ook bij worden betrokken, evenals het rapport van de commissie-Dijkstal.

De voorzitter:

Dit is een inhoudelijk punt. Wij vragen nu een brief aan het kabinet. Op basis van die brief zal worden bepaald hoe de agenda van het debat eruit moet zien. Daarbij komen de inhoudelijke punten aan de orde.

De heer Van As (LPF):

Daar ga ik mee akkoord.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag is Indonesië getroffen door een zeer zware aardbeving, op het eiland Java ten zuiden van Yogyakarta. Ruim 5400 mensen zijn overleden, meer dan 20.000 mensen zijn gewond en ruim 200.000 mensen zijn dakloos. Vele Nederlanders hebben familiebanden in dat gebied en zeer veel Nederlanders voelen zeer nauwe banden met het Indonesische volk. Inmiddels heeft de CDA-fractie het verzoek gedaan om de slachtoffers op passende wijze in deze Kamer te herdenken.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft snel gereageerd op deze ramp en 1 mln. voor directe noodhulp toegezegd. Daar moet het echter niet bij blijven. Wij roepen de regering op om ruimhartige toezeggingen te doen en de Kamer zo spoedig mogelijk schriftelijk te informeren over de hulp die wordt aangeboden aan Indonesië.

De voorzitter:

Over de brief die van uw fractie komt, zal ik mij met de leden van het Presidium verstaan. Indien mogelijk, zal ik hier morgen op terugkomen.

Ik stel voor, het stenogram van het eerste deel van uw betoog door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De Kamer telt vandaag 149 leden, aangezien de vacature van mevrouw Hirsi Ali nog niet is vervuld. Hierdoor zijn 75 leden voldoende om een meerderheid te verkrijgen.

Naar boven