Vragen van het lid Van der Ham aan de minister van Buitenlandse Zaken over de lijn die de Nederlandse regering voornemens is te gaan hanteren ten aanzien van verschillende homodemonstraties die gehouden gaan worden in nieuwe Europese lidstaten (Polen, Litouwen, Slovenië), nu bekend is dat de respectievelijke regeringen weigeren deze demonstraties toe te staan c.q. weigeren de demonstranten adequate bescherming te bieden dan wel hun positie in de samenleving te verbeteren.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De Europese Unie is niet alleen economie, Europa is een waardengemeenschap. Een van die waarden is dat iedereen gelijk moet worden behandeld. Europeanen moeten in verscheidenheid verenigd zijn. De Unie moet een plek zijn waarin mensen gestalte kunnen geven aan hun aspiraties, of je vrouw bent of man, blank of zwart, christen of moslim, gelovig of niet-gelovig, hetero of homo. Alle landen van de Europese Unie hebben zich met deze diepe waarde van de Unie verbonden, met woorden en met duidelijke verdragsteksten. Soms lijkt het echter of niet elke bestuurder die even serieus neemt en er even veel waarde aan hecht. Op dit moment hebben wij het bijvoorbeeld over de rechten van lesbiennes, homo's en biseksuelen. De leden Timmermans en Timmer van de PvdA hebben vragen gesteld over de Moskouse autoriteiten en hun gedrag bij de Gay Pride van afgelopen zondag. Ik richt mij nu vooral op de demonstratie van homo's die op 10 juni zal plaatsvinden in Warschau en dus in Polen, anders dan Rusland een land van de Europese Unie.

De demonstranten willen op vreedzame wijze aandacht vragen voor de achtergestelde positie van homo's. Zij willen meer begrip en tolerantie vragen en om gelijke kansen en rechten. Daar kunnen wij ze alleen maar in steunen. Vorig jaar wilden de Poolse autoriteiten geen toestemming geven voor zo'n demonstratie. De Hoge Raad in Polen floot de autoriteiten gelukkig terug. De demonstratie ging toen wel door. Dit jaar is er nog steeds geen duidelijkheid door de Poolse autoriteiten gegeven of de demonstratie door mag gaan. Die is al op 10 juni, zodat het erop lijkt dat de autoriteiten wachten met het geven van toestemming om onzekerheid te creëren en om tegelijkertijd de Hoge Raad te omzeilen zodat zij niet terug kunnen worden gefloten. De onzekerheid voor de demonstranten is des te problematischer omdat er bij demonstraties voor homorechten vaak gewelddadige tegendemonstraties zijn, bijvoorbeeld van neonazi's en skinheads. Door de demonstranten zo lang in onzekerheid te laten, lijken de autoriteiten indirect de demonstratie te willen ontmoedigen omdat er geen veiligheid lijkt te worden georganiseerd voor de vreedzame demonstratie. D66 vindt dit een zeer onverkwikkelijke en verontrustende situatie.

Op 10 juni 2006 zal in Warschau een demonstatie worden georganiseerd voor de homorechten. Is de minister bereid, de Poolse regering er van tevoren op aan te spreken dat de demonstratie gehouden kan worden en dat de demonstranten adequate bescherming krijgen van de Poolse autoriteiten?

Is de Nederlandse regering bereid om op basis van artikel 6 van het EU-verdrag de EU-lidstaat Polen op zijn verplichtingen aangaande het recht op vrije demonstratie en het waarborgen van de mensenrechten aan te spreken?

In verschillende andere nieuwe lidstaten van de Europese Unie, zoals Litouwen en Slovenië, zullen ook demonstraties worden georganiseerd, waarbij de demonstranten erkenning van rechten voor homoseksuelen zullen bepleiten. Welke lijn hanteert de Nederlandse regering in dezen nu bekend is dat de respectievelijke regeringen weigeren deze demonstraties toe te staan of weigeren adequate bescherming te bieden?

Minister Bot:

Voorzitter. Ik dank de heer Van der Ham voor zijn vragen.

Voorzover mij bekend zijn er op dit moment geen voorbeelden van geplande demonstraties die door autoriteiten verboden zouden zijn. De heer Van der Ham heeft een hele serie landen opgenomen. Mij is daar niets van bekend.

Over de toelaatbaarheid van de parade op 10 juni in Warschau hebben de Poolse autoriteiten nog geen beslissing genomen. Het is bekend dat het verbod op de Equality Parade vorig jaar door de Poolse rechter ongegrond is verklaard. Dat heeft gevolgen voor de gronden waarop een toekomstige demonstratie al dan niet verboden kan worden verklaard.

Ik ben het met de heer Van der Ham eens dat respect voor de naleving van mensenrechten een cruciaal uitgangspunt is, zowel binnen de Unie als in de Raad van Europa. Zoals bekend, is de regering van mening dat mensenrechten voor alle individuen gelden, zonder onderscheid naar ras, geslacht, seksuele geaardheid of wat dan ook. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kent eenieder zonder onderscheid de vrijheid van vergadering, vereniging en demonstratie toe. Ik ben ervan overtuigd dat de rechtssystemen in de lidstaten van de EU voldoende functioneren om eventuele mensenrechtenschendingen te vervolgen en te bestraffen. Het voorbeeld dat ik heb gegeven van de beslissing van de rechter inzake de demonstratie in Polen illustreert dit. Uiteraard kunnen, als de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, klachten over schendingen worden neergelegd bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. De heer Van der Ham kan ervan op aan dat de Nederlandse regering zich actief inzet voor de bestrijding van discriminatie en onverdraagzaamheid, conform het gestelde in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook binnen de Europese Unie is het verbod op discriminatie op grond van seksuele geaardheid vastgelegd en wel in het Handvest van de grondrechten, maar uiteraard ligt het primaat bij de bestrijding van discriminatie bij de nationale staten.

De heer Van der Ham heeft gevraagd of wij de Poolse regering willen aanspreken. Ik kan in ieder geval via de ambassadeurs navraag laten doen, met name in Warschau, en erop wijzen dat vorig jaar de rechter een verbod ongegrond heeft verklaard. Ik kan ook wijzen op artikel 6 van het EU-verdrag en op het EVRM en de rechtspraktijk die daaruit is voortgevloeid. Ik ga ervan uit dat wij op die manier geen herhaling te zien krijgen van wat wij vorig jaar hebben meegemaakt. Nogmaals, omdat ik tot dusver niet anders heb genomen, ga ik ervan uit dat de Poolse regering lering heeft getrokken uit hetgeen vorig jaar is gebeurd. Daarover zullen wij met de Poolse regering in contact treden.

De heer Van der Ham (D66):

Vorig jaar heeft de Poolse regering de demonstratie verboden en is vervolgens teruggefloten door de Hoge Raad. Het probleem is natuurlijk dat de Poolse regering nu gewoon weigert op te treden en eenieder in onzekerheid laat waardoor ze in wezen hetzelfde bewerkstelligt als met een verbod. Graag wil ik dat u de ambassadeur op dat gedrag aanspreekt.

Ziet u, net als de fractie van D66, dat in bepaalde lidstaten het mensenrecht homorechten ambivalenter wordt bekeken dan andere mensenrechten? Zo ja, is er volgens u voor Nederland niet een speciale rol weggelegd om dat aspect binnen de Europese Unie extra op de kaart te zetten, wellicht door het organiseren van een conferentie? Wilt u dat eens overwegen? U hoeft er niet onmiddellijk op te antwoorden, maar het lijkt mij goed als Nederland zo'n conferentie organiseert.

Binnen de Europese Unie is 2007 uitgeroepen tot het Jaar van de gelijke kansen. Door het Europees Parlement is geld vrijgemaakt om aandacht te vragen voor alle gronden waarop iemand kan worden gediscrimineerd. Wil de Nederlandse regering erop toezien dat het geld dat daartoe voor de Europese lidstaten beschikbaar is gesteld, gelijkelijk wordt verdeeld en ook wordt gebruikt voor het geven van aandacht aan dit soort discriminatiegronden, met name in landen waarin homorechten onder druk staan, zoals Polen?

Minister Bot:

In zijn algemeenheid zeg ik dat Nederland altijd op de bres staat voor mensenrechten. Dat tonen wij op velerlei gebied. Dat betekent dat wij lidstaten die het eventueel niet zo nauw nemen met dergelijke non-discriminatie, daarop zullen aanspreken. Ik ben het met u eens dat in een aantal lidstaten niet zo zorgvuldig met homorechten wordt omgesprongen als Nederland dat graag zou zien. In dat geval zullen wij daar zeker de aandacht op vestigen. Het gaat mij wat ver om al te zeggen dat wij er allerlei conferenties over gaan organiseren.

De heer Van der Ham (D66):

Denkt u er eens over na.

Minister Bot:

Ik denk altijd welwillend na over van alles en nog wat, maar ik geloof dat het in het algemeen belangrijker is dat wij lidstaten van de Europese Unie en de Raad van Europa erop aanspreken als wij merken dat zij niet volop hun verantwoordelijkheid nemen voor het bestrijden van discriminatie en geen gebruikmaken van de extra instrumenten die daarvoor ten dienste bestaan.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik refereer nog even aan de beantwoording van vragen die mijn collega Frans Timmermans en ik in november hebben gesteld over het hardhandig uit elkaar slaan van die demonstratie in Polen. Uw antwoord daarop was in grote lijnen hetzelfde als het antwoord dat u nu geeft, namelijk dat lidstaten een eigen nationaal rechtssysteem hebben, maar in de beantwoording van onze vragen zei u daarbij dat het de Parlementaire Assemblee vrijstaat om initiatieven te ontplooien. Zijn die initiatieven er inderdaad geweest? Ook zei u dat u hierover op 1 december met uw Poolse collega contact hebt gehad. Dit lijkt mij nu een uitstekende aanleiding om dat contact te hernieuwen en om ervoor te zorgen dat, als die demonstratie al doorgaat, die niet weer zo hardhandig uit elkaar wordt geslagen.

Minister Bot:

Ik ben dat helemaal met u eens. Ik heb er inderdaad contact over gehad met mijn collega, maar die is inmiddels weer afgetreden. Het gaat wat snel in Polen, wij hebben nu al de vierde minister. Ik heb het in ieder geval bij hem aangesneden en wij hebben dat besproken. Hij heeft toen nog eens de rechtssituatie in Polen uiteengezet en erop gewezen dat een grote groep van zijn bevolking daar toch nog steeds wat anders tegen aankijkt. Mijn reactie daarop was dat dit niet kan wegnemen dat Polen lid van de Europese Unie is, dus ook Europese verdragen heeft onderschreven en dat wat ons betreft het non-discriminatiebeginsel in volle gelijkheid zou moeten worden toegepast. Hij heeft dat toen ook toegezegd, maar ik zou daar inderdaad aan kunnen herinneren.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Wij zien dat homofobie in Polen heel veel ruimte krijgt en dat de Poolse regering daar nauwelijks iets tegen doet. Dat is onacceptabel, want Polen is inderdaad een lidstaat van de Europese Unie, maar de rechten van homoseksuelen staan daar erg onder druk. Mijn probleem met het antwoord van de minister is dat hij er nogal laconiek over doet. Het is van groot belang dat die demonstratie in Polen gewoon kan doorgaan, dat de regering daar toestemming voor geeft en ook de nodige bescherming biedt. Is de minister bereid om vandaag nog de telefoon te pakken, de nieuwe Poolse minister van Buitenlandse Zaken te bellen om hem de gevoelens over te brengen die in ons parlement leven en te zeggen dat dit in de Europese Unie de manier is om met demonstranten om te gaan?

Minister Bot:

Voorzitter. Ik weet dat mevrouw Karimi zelden of nooit tevreden is met mijn antwoorden.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Maar daar kunt u best iets aan doen!

Minister Bot:

Ik weet dat ik over het algemeen zeer strikt en nauwgezet gevolg geef aan de wensen van uw Kamer. Ik heb al aangegeven dat ik bereid ben om met de Poolse regering in contact te treden en haar dit verhaal te vertellen. Het moment waarop ik dat zal doen, zou ik met uw welnemen graag willen overlaten aan de minister van Buitenlandse Zaken!

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Demonstraties moeten niet alleen worden toegelaten en toegestaan, maar mensen moeten er ook vrijelijk aan kunnen deelnemen. Dat betekent dat de politie actief de demonstranten – in dit geval homo's – moet beschermen. Daar moet dan ook op worden aangedrongen. Daarnaast zou het misschien wel goed zijn om te bezien of de Nederlandse en Poolse politie met elkaar in gesprek kunnen gaan om aan te geven hoe wij bijvoorbeeld dit soort demonstraties begeleiden. Ik zou dat de minister willen vragen.

Minister Bot:

Ik zal al deze elementen meenemen in de gesprekken die wij volgens mij het best in eerste instantie kunnen voeren via onze ambassades. Of wij nu per se Nederland als voorbeeld moeten stellen? Ik denk dat elk land zijn eigen manier heeft om demonstraties te begeleiden en ik vind dat wij dat ook moeten respecteren. Vroeger hebt u wel eens gezegd dat wij niet zo met het opgeheven vingertje in deze wereld zouden moeten rondgaan. Voor goede zaken en principes moeten wij pal staan, maar de uitvoering kunnen wij volgens mij rustig overlaten aan de lidstaten in kwestie. Als zij de zaken niet goed nakomen, is er het Europese Hof of kunnen wij hen daarop aanspreken in Europees verband, maar laten wij de uitvoering in eerste instantie toch overlaten aan de betreffende autoriteiten. Ieder land heeft zijn eigen zeden en mores. Zij moeten wel de principes handhaven, maar ik vind dat er ook een zeker freies Ermessen moet zijn als het gaat om de nakoming daarvan.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. In een groot aantal Europese landen, in noord en west, in oost en zuid, zien wij een toeneming van homohaat. Helaas zelfs in onze eigen samenleving komt nu weer meer homohaat voor dan een aantal jaren geleden. Wij zien in die landen waar de homohaat toeneemt vaak daaraan gerelateerde problemen; skinheads, geweld tegen buitenlanders, geweld tegen iedereen die een afwijkend gedrag vertoont. Ik denk dat wij te maken hebben met een serieus Europees probleem dat veel breder is dan dit vreselijke symptoom van homohaat dat wij nu zien. Is de minister bereid om dit onderwerp aan te kaarten in het verband van de Raad van Europa, maar misschien ook in het verband van de OVSE waar bijvoorbeeld ook een mooi initiatief is genomen tegen antisemitisme? Een dergelijk initiatief zou moeten leiden tot oplossingen die wij kunnen toepassen in onze samenleving en in al die andere Europese samenlevingen waar dit vreselijke fenomeen zich steeds vaker voordoet.

Minister Bot:

Ik deel de mening dat dit fenomeen zich steeds vaker in steeds meer landen voordoet. Er is sprake van een zekere verscherping van het optreden tegen minderheidsgroepen, dus van discriminatie. Ik denk dat wij er alles aan moeten doen om dit tij te keren. Wij hebben organisaties die hier iets aan kunnen doen en die moeten wij gebruiken om dit fenomeen breder aan te pakken. Wij moeten wijzen op alle elementen die de heer Timmermans heeft opgesomd. Ik zal dit graag aankaarten, zeker nu er in de Raad van Europa een Nederlander is opgenomen die wat prominenter kan optreden. Ik vind dit een goede zaak.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven