Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (30212).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Er is zojuist een brief binnengekomen van de minister van Economische Zaken. Die brief is inmiddels rondgedeeld en u heeft haar kunnen lezen.

In mijn ogen betreft dit een korte afronding van een uitgebreid wetgevingsoverleg. Ik neem dan ook aan dat de spreektijden wat overtekend zijn. Er is namelijk veel spreektijd aangevraagd voor een korte afronding. Ik doe een beroep op u om het toch een afronding te laten zijn.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Dit is inderdaad een korte afronding, maar het gaat om een totaal belang van zo'n 36 mld. Wij moeten dat dus wel zorgvuldig doen. Dat was ook uw intentie, neem ik aan.

De voorzitter:

Inderdaad. Met mijn procedurele opmerking heb ik geen inhoudelijk oordeel uitgesproken. Dat doe ik nooit.

De heer Hessels (CDA):

Zo ken ik u ook, voorzitter.

Precies twee maanden geleden spraken wij in dit huis ruim twaalf uur lang over het wetsvoorstel dat moet leiden tot een eigendomssplitsing van de Nederlandse geïntegreerde energiebedrijven. Veel onderwerpen kwamen toen aan de orde, maar toch was de eindconclusie dat een laatste, onafhankelijk onderzoek naar de achtergronden en de gevolgen van het wetsvoorstel duidelijkheid moest brengen in een aantal urgente vraagstukken. Inmiddels is dat onderzoek door de zogenaamde validatiecommissie, ook wel bekend als de commissie-Kist, uitgevoerd en hebben wij op basis van dat rapport en van het nader verslag van de Kamer, twee nota's van wijziging ontvangen. Hoe hangt de vlag er nu bij?

De CDA-fractie heeft tijdens het wetgevingsoverleg van 13 februari duidelijk gemaakt dat er nog veel vraagtekens gezet konden worden bij de splitsingswet. Belangrijkste punt was en is de opvatting van het CDA dat het beschikken over elektriciteit, gas en warmte nutsvoorzieningen zijn, die principieel niet in commerciële handen zouden moeten komen. Dit geldt primair voor de hardware, de netwerken, maar wat ons betreft moet ook uitermate terughoudend omgegaan worden met privatisering van productie en levering van energie. Van groot belang is de situatie in Europa en zelfs die daarbuiten. Alle tekenen wijzen erop dat de beschikking over voldoende elektriciteit en gas en een constante aanvoer daarvan in de komende jaren een steeds grotere rol zal gaan spelen in de internationale politieke verhoudingen. Nederland heeft een sterke positie in energieland. Die positie moeten wij zien te behouden.

De gebeurtenissen in de Oekraïne en nu ook weer in Wit-Rusland maken eens te meer duidelijk dat wij niet afhankelijk moeten zijn van leveranciers die de macht bezitten, onze economie in één klap lam te leggen. Dat betekent dat wij voor een groot deel in onze eigen energiebehoeften moeten kunnen voorzien. Zuinig omgaan met energie, voortvarend aan de slag gaan met nieuwe energiebronnen en samenwerking op Europees niveau is dan geboden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik sluit even aan op de derde of vierde zin van de heer Hessels, waarin hij grote prudentie en voorzichtigheid bepleit bij het vermarkten van de energiesector. Ik herinner mij dat het 15 jaar geleden een CDA-minister van Economische Zaken was die die trein op de rails heeft gezet. Mag ik uit de woorden van de heer Hessels opmaken dat hij, sprekend namens het CDA, eigenlijk spijt heeft van wat zijn partijgenoot destijds in gang heeft gezet?

De heer Hessels (CDA):

15 jaar geleden, dat is een hele tijd. In Europa is het besluit genomen tot liberalisering van de energiesector. Daar zijn wij in Nederland terughoudend mee aan de slag gegaan. Gezien de nieuwe inzichten, de schaarsheid van energiebronnen en de machtsverhoudingen die zijn ontstaan, is de CDA-fractie ervan overtuigd dat wij zeer prudent moeten omgaan met onze energiebronnen en met onze energiebedrijven.

De reactie van enkele EU-lidstaten is een vorm van neo-protectionisme. Grote fusies en overnames worden beantwoord met protectionistische maatregelen, waarbij het erop lijkt dat nationale overheden de energiesector weer sterker aan zich binden, in plaats van dat zij uitvoering geven aan de EU-richtlijnen die een verdere liberalisering van de sector voorstaan. In de afgelopen weken werden maar liefst 17 van de 25 lidstaten door de Europese Commissie op de vingers getikt op energiegebied. Nederland en Denemarken blijken de enige lidstaten te zijn die aan alle regels voldoen. Moeten wij dan nu al stappen zetten die verdergaan dan Europa voorschrijft?

Wij zien dat er juist bij de eigendomssplitsing enige beweging is aan het Europese front. Eurocommissaris Kroes heeft duidelijk betoogd dat deze vorm van unbundling wat haar betreft de Europese norm moet worden. Onze zuiderburen hebben, na de poging tot vijandelijke overname van hun belangrijkste energiebedrijf door een Franse energiegigant, aangekondigd het Nederlandse voorbeeld te volgen. De minister heeft flinke vooruitgang geboekt met het aanzwengelen van een Noordwest-Europese energiemarkt en de gesprekken over meer en betere interconnectiefaciliteiten zijn in een hogere versnelling gekomen.

Toch dreigt er nog steeds een uitverkoop van Nederlandse bedrijven aan Europese energiereuzen. De CDA-fractie weet dat het onmogelijk is om privatisering van commerciële bedrijven te verbieden, maar zij dringt er bij de minister op aan, zich tot het uiterste in te spannen om verkoop te voorkomen. Wij zijn blij met de expliciete uitspraak van de minister in de nota naar aanleiding van het nader verslag dat de besluiten over eventuele verkoop, fusies en overname van de commerciële bedrijven na splitsing de verantwoordelijkheid zijn van de huidige aandeelhouders, dus de provincies en de gemeenten. Deze aandeelhouders hebben in grote meerderheid tijdens een onlangs gehouden hoorzitting in dit huis gezegd de eerste jaren te zullen afzien van verkoop van hun aandelen. Wij roepen de minister op om een actieve rol in deze besluitvorming te vervullen. Is de minister bereid om in overleg te treden met gemeenten en provincies, met als inzet de privatisering van productie- en leveringsbedrijven te voorkomen? Is de minister bereid om in deze gesprekken de mogelijkheid tot het vormen van een sterke Nederlandse productiesector mee te nemen?

Een principieel punt voor de CDA-fractie is de publieke eigendom van de energienetten. Deze hardware moet in eigendom blijven van aandeelhouders uit de kring van de overheid. Helaas moeten wij constateren dat wij de minister tot nog toe niet van dit grote belang hebben kunnen overtuigen. Het vervreemden van de kabels en de leidingen kan leiden tot onomkeerbare eigendomsoverdracht aan partijen die slechts op basis van commerciële afwegingen aanleg en onderhoud ter hand zullen nemen. Het gaat de CDA-fractie primair om de echte hardware. De juridische eigendom van de netten moet in handen van de overheid blijven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik kom nog even terug op mogelijke privatisering van de commerciële delen van de dan gesplitste en geïntegreerde bedrijven. De heer Hessels constateert met vreugde dat de minister zegt dat dit in principe een zaak is van de aandeelhouders van de lagere overheden. Tegelijkertijd moet de minister zich actief betonen. Het kan zijn dat de lagere overheden als aandeelhouders over een paar jaar tot een ander oordeel komen. Een paar jaar geleden waren zij voor volledige privatisering, zoals de heer Hessels weet. Nu even niet, maar misschien straks weer wel. Wie het weet, zal het zeggen. Een belangrijk punt is dat de heer Hessels geen uitverkoop wil van die commerciële delen. Is zo'n beroep op de minister dan voldoende of wil het CDA verdergaan?

De heer Hessels (CDA):

Ik ben blij dat de heer Vendrik mij de kans geeft om mijn woorden te verduidelijken, want zij zijn klaarblijkelijk verkeerd overgekomen. Ik constateer niet met vreugde dat de minister vaststelt dat het een zaak van de aandeelhouders is om erover te beslissen. Ik constateer met vreugde dat de minister nadrukkelijk stelt dat hij geen drang of dwang zal uitoefenen op de aandeelhouders om een van beide delen van de energiebedrijven te verkopen. In het begin van de discussie, anderhalf à twee jaar geleden, hebben wij er hele gesprekken over gevoerd of je aandeelhouder mag zijn van beide takken. De minister zegt nu zonder mitsen en maren dat het mag, mits die bedrijven gesplitst zijn. Dat vinden wij een positieve ontwikkeling. Vervolgens zien wij dat de aandeelhouders zeggen dat verkopen van hen niet hoeft. In die lijn doe ik een oproep aan de minister: als duidelijk is dat zij van beide takken aandeelhouder mogen zijn, ga dan tot het uiterste om hen ertoe te brengen dat ook de andere delen van energiebedrijven niet worden verkocht aan buitenlandse partijen.

De heer Van den Brink (LPF):

Wat moet in de ogen van het CDA het uiterste zijn dat de minister doet om hen daartoe te bewegen, gezien het feit dat zij beide soorten aandelen in hun bezit mogen hebben?

De heer Hessels (CDA):

De minister moet in overleg treden met de aandeelhouders. Hij kan ook geen dwang uitoefenen om niet te vervreemden. Hij kan wel drang uitoefenen en de aandeelhouders hebben hier hun woord gegeven dat zij niet zouden gaan verkopen.

De heer Van den Brink (LPF):

In wezen zeg je dan toch tegen de minister dat hij het uiterste eruit moet halen met zijn handen op zijn rug? In wezen heeft hij immers niets te zeggen.

De heer Hessels (CDA):

U weet dat het op dit moment voor een bedrijf dat vrijwillig splitst – dat heeft een aantal bedrijven in de afgelopen jaren gedaan – zonder meer mogelijk is om het commerciële deel te verkopen. Wat dat betreft, verandert er dus niets. De winst die wij nu geboekt hebben, is dat de aandeelhouders op aandringen van de Tweede Kamer ook zelf overal hierover zijn gaan spreken en hebben gezegd dat het voor hen niet zo nodig hoeft. Er zijn zelfs provincies die met een unaniem aangenomen motie in provinciale staten hebben vastgesteld dat zij afzien van de winstuitkering en dat geen winstmaximalisatie hoeft op te treden. Wat dat betreft, zijn er heel grote stappen gezet dankzij de discussie die wij hier hebben aangezwengeld.

De heer De Krom (VVD):

Ik denk dat u alles op één hoop gooit. In de hoorzitting hoorde ik duidelijke accentverschillen tussen de aandeelhouders. Er waren ook aandeelhouders die zeiden dat zij principieel van oordeel zijn dat zij niet met geld van de burgers bijvoorbeeld in de commerciële activiteiten moeten zitten; daar willen zij dus uit. Er zijn dus nuanceverschillen. Ik heb ook een aantal aandeelhouders horen zeggen dat het uiteindelijk afhangt van wat het parlement beslist over de splitsingswet. U doet het nu dus voorkomen alsof dé aandeelhouders er zo tegen aankijken, maar zo heb ik het niet verstaan.

De heer Hessels (CDA):

Een groot deel van de aandeelhouders zei daar dat zij niet wilden verkopen. Ik ga er vooralsnog van uit dat zij die woorden gestand doen. Ik kijk ook naar wat in provinciale staten op het gebied van de privatisering is meegegeven aan de provincies. Wat dat betreft, heb ik goede hoop dat de minister, als hij in gesprek gaat met de aandeelhouders, meters kan maken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Rekent de heer Hessels zich niet te snel rijk? Volgend jaar zijn er immers weer verkiezingen voor provinciale staten en dan kan de samenstelling behoorlijk veranderen. Dan kan dus een heel nieuwe situatie ontstaan. Wij weten ook dat de uitspraken die over dit wetsvoorstel zijn gedaan, in de loop van de tijd wel eens tegenstrijdig zijn geweest. Soms waren dat uitspraken uit de mond van één persoon die behoort tot de groep waarover u het zojuist had en die nu weer een toezegging heeft gedaan. De heer Crone heeft daar tijdens het wetgevingsoverleg een paar voorbeelden van gegeven. Hoe schat u dat in?

De heer Hessels (CDA):

Er heeft natuurlijk een bepaalde gedachtevorming plaatsgevonden. In het begin waren heel andere geluiden te horen dan aan het eind van de discussie. Ik moet mij houden aan de uitspraken die gedaan zijn aan het eind van de discussie en die wij ook zwart op wit gekregen hebben. Wij weten dat er volgend jaar verkiezingen zijn, maar als wij daar rekening mee moeten houden, zouden wij hier sowieso nooit beslissingen kunnen nemen die verder reiken dan vier jaar.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij maken hier in de Kamer natuurlijk onze eigen afwegingen. Dat spreekt voor zich, maar u baseert zich nu op een bepaalde verwachting en ik geef aan dat het er over een jaar heel anders uit kan zien. Dat zult u dus moeten meewegen als u nu een besluit moet nemen.

De heer Hessels (CDA):

Juist daarom is het heel belangrijk dat de minister nu zo snel mogelijk aan de slag gaat en in gesprek gaat met de aandeelhouders om vast te leggen hoe de situatie op dit moment is en om een toekomstscenario voor de energiebedrijven uit te zetten.

Ik was een stap verder, namelijk bij het juridisch eigendom van de hardware van de netten. Ik heb gezegd dat het voor de CDA-fractie primair gaat om die hardware en dat die per se in handen moet blijven van de overheid. Inmiddels heb ik een amendement ingediend dat de privatisering van de netten uitsluit. Tot onze grote tevredenheid is dat amendement ondertekend door een ruime meerderheid van de Kamer, waardoor ik kan constateren dat onze argumenten in vorige debatten steekhoudend gebleken zijn bij de Kamer. Nu de minister nog.

De heer Crone (PvdA):

Nu de heer Hessels dit zo naar zich toe trekt, wil ik voor de geschiedschrijving een kleine correctie aanbrengen. Zijn voorganger in deze Kamer, de heer Van den Akker, zei altijd dat de bedrijven geprivatiseerd moeten worden en dat er geen ruiter kan zijn zonder paard. Daarmee bedoelde hij: met netten en alles erop en eraan. Hij had daarbij natuurlijk een aantal voorwaarden. Ik ben heel blij dat wij het nu in ieder geval eens zijn over deze actie.

De heer Hessels (CDA):

Wat de CDA-fractie betreft is heel duidelijk gesteld dat de hardware juridisch eigendom moet blijven van de overheid. Wat het economisch eigendom, het netbeheer, betreft geldt een ander verhaal. Dat moet ook niet vrijgegeven worden. Daarbij kan echter gekeken worden naar een beperkt aantal potentiële aandeelhouders. Vandaar dat in het amendement dat mede is ondertekend door de heer Crone is gesteld dat voor het economisch eigendom bij algemene maatregel van bestuur een bredere kring van aandeelhouders, inclusief de voorwaarden daarvoor, kan worden opgenomen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het juridisch eigendom moet dus voor 100% in overheidshanden blijven volgens de heer Hessels. Daarnaast heeft hij ruimte gecreëerd voor het punt dat de heer Crone in het wetgevingsoverleg heeft gemaakt. Het economisch eigendom kan eventueel voor 49% in andere handen terechtkomen. De heer Hessels keerde zich daar eerder tegen. Ik wil dat helder hebben.

De heer Hessels (CDA):

Ook toen heb ik nadrukkelijk gesproken over het eigendom van de netten, de hardware. Dat blijft ook in het amendement volledig overeind. Toen is het niet uitgesplitst naar het commerciële deel van het netbeheer, het economisch eigendom. De heer Crone heeft in het wetgevingsoverleg een aantal voorbeelden gegeven. Voor dat deel kan een vervreemding plaatsvinden binnen een beperkte kring van aandeelhouders. Voor de hardware, de lijnen bij de heer Slob en mij in de straat, de netten waarop een monopolie berust, kan er geen andere aandeelhouder zijn dan een overheidspartij. Dat is heel belangrijk. Vorig jaar is met de I&I-wet nadrukkelijk bepaald dat een netbeheerder, de economisch eigenaar, bij wanprestatie of faillissement verwijderd kan worden van het fysieke net. Bij privatisering zou bij een faillissement een deel van het netwerk toevallen aan een bepaalde schuldeiser. Dat hebben wij dan niet meer in de hand. Nu kan een commerciële netbeheerder verdwijnen, maar het net in de straat, het monopolie op die ene kabel of buis blijft van de overheid. Daar gaat het ons om. Geen monopolies dus in particuliere handen.

De heer De Krom (VVD):

De heer Hessels spreekt van een amendement dat ondertekend is door een meerderheid van de Kamer. Mijn handtekening staat er niet voor niets niet onder. Ik vraag namens de minderheid van de Kamer of de heer Hessels in kaart heeft gebracht wat de effecten zijn op het reguleringskader en of hij gecheckt heeft of de aandeelhouders blij met het amendement zijn. Kan hij daar wat dieper op ingaan?

De heer Hessels (CDA):

Of de aandeelhouders er blij mee zijn? Dat kan twee kanten op. Er zijn aandeelhouders die zeker na splitsing het liefst het netwerk verkopen. De heer De Krom heeft daarop gewezen. Het fysieke en juridische eigendom van de hardware komt neer op ongeveer 10% tot 20% van de totale waarde van het netwerk. Als het gaat om de keuze tussen niets privatiseren of voor 80% of 90%, denk ik dat de aandeelhouders daar tevreden mee kunnen zijn. Bij het juridisch eigendom is nadrukkelijk sprake van een publiek belang. Het is een regionaal gebonden monopolie. Er zijn gemeenten in Brabant die gas of elektriciteit leveren in Noord-Holland. Men kan zich voorstellen dat die gemeenten zeggen: moet dat nou? De netwerken liggen echter in de gemeente of de provincie waar het om gaat. Die hebben een verantwoordelijkheid voor de eigen burgers dat de kwaliteit en de voorzieningszekerheid van de energie gegarandeerd is. Het gaat erom dat het licht blijft branden en dat het gas blijft stromen. Dat kan door monopolistisch aangelegde en beschikbare leidingen. Daarom is het aandeelhouders uit te leggen dat het beter is om daarin te blijven zitten. In het amendement wordt geregeld waar de eigendom dan komt. Voor het reguleringskader zal het niet veel betekenen als dit deel van de netten bij de aandeelhouders blijft. Feitelijk hebben wij vorig jaar bij de I&I-wet al geregeld hoe daarmee om te gaan. Wij kunnen niet instemmen met splitsing als het mogelijk blijft de netten te privatiseren. Deze wet bevat weliswaar nog geen bepalingen voor privatisering, maar zowel de validatiecommissie als de commissie spreekt uit dat privatisering na splitsing onafwendbaar is. Daarom moet dit artikel nu al in de wet worden opgenomen.

Een punt dat hiermee verband houdt, is de koopoptie uit de Cross Border Lease (CBL)-contracten. Wij hebben daar net een brief over gekregen. In de toelichting op de eerste nota van wijziging benadrukt de minister de mogelijkheid van energiebedrijven om de koopoptie op hun netwerk niet te lichten. Dat speelt na 20 of 25 jaar. Wij achten dit een uiterst ongewenste situatie. In de brief wordt ingegaan op de mogelijkheid om de koopoptie wel te laten lichten. De vraag is welke mogelijkheden de minister ziet om bedrijven ertoe aan te zetten bij de eerste gelegenheid hun netwerkrechten terug te kopen. Wij pleiten voor maatregelen die het niet-lichten van de koopakte de facto uitsluiten. Inmiddels is het Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Kamer op verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken een onderzoek gestart naar de mogelijkheid om binnen de CBL-bepalingen zeker te stellen dat deze koopopties daadwerkelijk worden gelicht. Wij wachten de uitkomsten van dit onderzoek met interesse af. De brief die wij zojuist gekregen hebben, gaat wat ons betreft linea recta naar het OVB, met grote dank aan de minister voor de belangrijke input voor het onderzoek.

Daarmee zijn wij aangekomen bij de Cross Border Leases en de kosten van de splitsingswet in het algemeen. Toen ruim twee jaar geleden de discussies over de splitsing van de energiebedrijven startten, waren wij de eersten die de problematiek van de CBL's aan de orde stelden. Dat was geen wonder, want ten tijde van het afsluiten van deze contracten stonden wij ook nagenoeg alleen in de kritiek op die uitverkoop aan Amerika. Het heeft wat tijd gekost, maar uiteindelijk zijn wij er toch in geslaagd de minister te overtuigen van de ernst van de situatie. Was er aanvankelijk nog geen sprake van wetsaanpassingen om Amerikaanse megaclaims te voorkomen, na de definitieve analyse van de commissie-Kist heeft de minister in twee nota's van wijziging dusdanige aanpassingen in de wet aangebracht dat risico's van de CBL's aanzienlijk zijn afgenomen. Ofschoon wij nog steeds aan handen en voeten gebonden zijn door deze ongewenste contracten zijn wij er tevreden over dat ons voortdurende pleidooi voor aandacht voor deze grote financiële risico's geresulteerd heeft in concreet beleid.

De minister is ons tegemoetgekomen op het punt van de overige kosten. Wij hebben gepleit voor een verbod op verrekening van de herstructureringskosten met de energierekening van de consument. Op ons verzoek heeft de minister in de laatste nota van wijziging de termijn waarbinnen verrekening verboden is verlengd van drie tot vijf jaar. Er is een verbod om de eventuele kosten van CBL-claims te verrekenen en de voorwaarden voor de plannen van de energiebedrijven over de opzet van de splitsing en de verdeling van de kosten zullen eerst aan de Kamer worden voorgelegd. Bovendien heeft de minister op advies van de commissie-Kist de termijnen voor het opstellen van deze splitsingsplannen en voor de daadwerkelijke implementatie van de wet verlengd, zodat een administratieve chaos kan worden voorkomen. Dan moet de ministeriële regeling voor de splitsingsplannen er wel komen. Vandaar dat de CDA-fractie een amendement heeft ingediend om de kanbepaling rondom deze splitsingsplannen om te zetten in een zalbepaling. Ik weet niet of het een foutje is, maar in het wetsvoorstel staat nu nog dat de minister kán verplichten om een plan op te stellen voor de splitsing. Daarvan kan geen sprake zijn: die splitsingsplannen móéten er gewoon komen, omdat daarin staat hoe de kosten verrekend worden.

De heer Slob (ChristenUnie):

In het rapport van de validatiecommissie staat dat wij voorzichtig moeten zijn met het trekken van conclusies over het minimaliseren van de risico's. Die risico's zijn en blijven dus een onzekere factor. U gaat hierop nu niet in, terwijl u wel degene was die in de discussie vooropliep.

De heer Hessels (CDA):

Ik heb namens de CDA-fractie twee jaar lang om een onafhankelijk onderzoek gevraagd, omdat alle andere rapporten, ook al zagen ze er nog zo gedegen uit, elkaar tegenspraken. De Kamer heeft onze wens overgenomen en als gevolg daarvan beschikken wij nu over het onafhankelijke onderzoek van de commissie-Kist. Het rapport van de commissie was een belangrijke aanleiding voor de minister om te komen met een aantal nota's van wijziging. Ik vind dat wij het hierbij moeten laten, want de commissie heeft gezegd dat de risico's zeer acceptabel zijn als haar aanbevelingen, inclusief die voor de Cross Border Leases, worden doorgevoerd. De commissie merkt overigens ook op dat wij bij eventuele volgende wetgeving rekening zullen moeten houden met mogelijke claims.

De Kamer heeft nu het onafhankelijke onderzoek waarom zij heeft gevraagd. Ik denk dat daarmee het moment is gekomen om een streep te zetten onder de discussie over de risico's van de CBL's. Bovendien heeft de minister het advies van de commissie voor de volle honderd procent overgenomen en verwerkt in nota's van wijziging.

De heer Slob (ChristenUnie):

Een en ander laat onverlet dat wij nog steeds geen inzage hebben gehad in de CBL-contracten. Ik neem daarom de aanbeveling van de commissie zeer serieus om terughoudend te zijn. Bent u het niet met mij eens dat het nog steeds een probleem is en dat het grote financiële gevolgen kan hebben? Wij hebben hierover immers geen absolute zekerheid.

De heer Hessels (CDA):

Ik heb er meermaals op aangedrongen dat de individuele contracten zouden worden ingezien. Ik vind het dan ook jammer dat de commissie-Kist of de minister dat nooit hebben gedaan. De commissie is echter van oordeel dat het niet noodzakelijk is om de individuele contracten in te zien. Dat oordeel is gebaseerd op een analyse en heel veel gesprekken. Ik denk dat wij dat aan moeten nemen en dat wij een punt achter deze discussie moeten zetten.

De heer Slob merkt evenals de commissie en de minister op dat wij niet alle risico's kunnen uitsluiten. De nota's van wijziging hebben het aanvankelijk grote risico aanzienlijk verminderd. Die nota's van wijziging zijn er gekomen op aandrang van de Kamer en daarom vind ik dat wij nu een streep onder de discussie moeten zetten.

De heer Van den Brink (LPF):

De heer Wessels zegt dat wij een streep onder de discussie moeten zetten, nu de commissie-Kist met haar rapport is gekomen. Hij blijft echter wel verantwoordelijk voor zijn eigen beslissingen, hoe de commissie ook adviseert.

De heer Hessels (CDA):

Dat is een waarheid als een koe. De Kamer heeft meer dan een jaar uitvoerig gediscussieerd over de Cross Border Leases. Toen zij er niet uitkwam, heeft zij gevraagd om een onafhankelijk onderzoek. De Kamer heeft ingestemd met de samenstelling en taakopdracht van de commissie. Wij kunnen er nog allerlei vraagtekens bij zetten, maar daar schieten wij niets mee op. Het is inderdaad onze eindverantwoordelijkheid om een eigen interpretatie van het onafhankelijk onderzoek te geven, maar ik zou mijzelf niet serieus nemen als ik vraag om een onderzoek, ik de resultaten daarvan krijg, en ik vervolgens zeg dat het niet juist is omdat de uitkomsten mij niet van pas komen.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik ervaar deze woorden als een doekje voor het bloeden. U wilde die commissie van onderzoek, maar nu is het onderzoek uitgevoerd en raadt de commissie zelf aan om voorzichtig te doen met de conclusies omdat zij de CBL-contracten niet heeft ingezien. Hoe kunt u dan nog zoveel geloof hebben in de uitkomst? Misschien is het CDA goedgelovig.

De heer Hessels (CDA):

In deze week is het inderdaad goed om het over het geloof te hebben, maar niet in dit debat want hier moeten wij dingen zeker weten. Ik verval in herhalingen maar ik zeg toch nogmaals dat wij zelf een onderzoek hebben laten opstellen. Uit dat onderzoek zijn conclusies getrokken en daar moeten wij verder mee.

Ik ga verder met de zaken die wij nog met de minister te regelen hebben. De regelgeving rond de structurele kosten ligt ook nog niet vast. De CDA-fractie pleit voor een algeheel verbod op doorberekening van de structurele kosten van splitsing voor een periode van ten minste drie jaar. Daarmee sluit zij aan bij de bevindingen van de commissie-Kist en het Centraal Planbureau dat met die termijn van drie jaar kwam. Kan de minister mijn fractie op dit punt tegemoetkomen?

De conclusie van mijn kostenblokje is dat de consument, zeker dankzij de inzet van de CDA-fractie in de afgelopen twee jaar, volledig kan worden beschermd tegen onnodig stijgende energierekeningen. Dat hebben wij gelukkig bereikt. Er moet nog wel een ander punt geregeld worden als het gaat om de bescherming van de consument. Ik doel dan op het afsluitbeleid. In reactie op het amendement van de heer Irrgang heeft de minister een bepaling rond het afsluitverbod in de wintermaanden in de wet opgenomen. Deze bepaling gaat echter niet ver genoeg. Het betreft immers een kan-bepaling. Mijn fractie verwacht van de minister een regeling waarin afsluiting in de wintermaanden wordt verboden. Daarmee moeten ook afdwingbare afspraken gemaakt worden met de energiebedrijven die een snelle heraansluiting garanderen, zodat het niet meer voorkomt dat gezinnen meerdere seizoenen afgesloten zijn.

De heer De Krom (VVD):

Dat geldt in alle gevallen, dus ook voor bekende wanbetalers? Altijd?

De heer Hessels (CDA):

Nee, daar zijn andere mogelijkheden voor. Wij hebben daar in eerdere debatten met de minister over gesproken. De minister heeft zelf in zijn brief over de kleinverbruikersmarkt gezegd dat hij kijkt naar mogelijkheden om met slimme meters die problemen op te lossen. Nu staat in de wet dat de minister een regeling kán bepalen ten aanzien van het afsluitbeleid, maar wij hebben met de heer Irrgang en de heer Crone een amendement ingediend waarmee wordt beoogd dat een dergelijke regeling zál worden opgesteld. Die regeling moet inhouden dat voor mensen die in de wintermaanden zijn afgesloten van gas en elektriciteit iets geregeld wordt. Zij moeten geholpen worden zodat zij niet in de kou zitten. Dat is belangrijk.

De heer De Krom (VVD):

U zegt het nu anders dan in eerste instantie. Ik ben overigens voorstander van uitruil van slimme meters. U zei dat afsluiting altijd verboden moet zijn, maar dat is dus niet het geval.

De heer Hessels (CDA):

Afsluiting moet worden voorkomen. Met prepaid-meters en een goed heraansluitbeleid kan heel veel bereikt worden. Dat is de intentie van de regeling die de minister opstelt in reactie op de vragen van de heer Irrgang en andere leden in het eerste overleg. De CDA-fractie doet daar graag een schepje bovenop.

Dit sluit aan op ons amendement over de periode waarna energiebedrijven een eerste rekening kunnen sturen. Wij willen dat die periode wordt beperkt tot de in het Burgerlijk Wetboek gebruikelijke termijn van twee jaar. De minister beoordeelde de door ons tijdens het wetgevingoverleg ingediende amendement als overbodig, maar wij kijken daar toch anders tegenaan. De minister verwijst naar artikel 7:28 van het BW, maar dat artikel spreekt uitsluitend over de levering van energie en niet over het transport van energie. Daar gaat namelijk boek 8 van het BW over. Met ons amendement wordt de reikwijdte van artikel 7:28 BW in de energiewetgeving opgenomen en wordt de hele energierekening onderhevig aan de bepaling van tijdige facturering.

Ten slotte een vooruitblik naar de productie en levering van energie na splitsing. De CDA-fractie heeft decentrale opwekking van elektriciteit, onder andere door middel van WKK's, altijd een warm hart toegedragen. Momenteel ondervinden de producenten van decentraal opgewekte energie regelmatig problemen die zij toeschrijven aan oneerlijke concurrentie door de netbeheerders die gelijktijdig ook producent van energie zijn. Is de minister bereid om spoedig in overleg te treden met onder andere de tuinbouworganisaties om concrete knelpunten op dit gebied te identificeren en aan te pakken?

In de memorie van toelichting spreekt de minister over het principe N-1. Na de recente stroomstoringen, onder andere in Haaksbergen, is het belang van dit principe weer meer in de belangstelling gekomen. Op dit moment is dit veiligheidsprincipe, waardoor er altijd een alternatief voor handen is bij een kabelbreuk, slechts verankerd in de door de NMa opgestelde netcodes. Wat vindt de minister ervan om deze eis van achtervang bij een kabelbreuk op te nemen in de Elektriciteitswet?

Energie wordt een van de schaarse goederen van de komende decennia. Om de Nederlandse burger op adequate wijze van stroom, gas en warmte te voorzien, is een goede organisatie van de markt nodig. Deze heeft betrekking op productie van elektriciteit waarbij decentrale opwekking op grote en kleine schaal naast pretentieuze programma's op het gebied van energiebesparing geboden zijn. Deze marktordening heeft ook betrekking op levering en transport van energie, waarbij de nationale belangen niet uit het oog worden verloren en waarin overheden een belangrijke rol blijven spelen. Deze heeft tenslotte zeker ook betrekking op een uitstekend kwalitatief en kwantitatief netwerk van kabels en leidingen dat buiten elk commercieel belang om in handen is en blijft van de overheid.

De CDA-fractie heeft in de lange aanloop naar dit debat veel vraagtekens gezet bij het wetsvoorstel. Op de valreep heeft de minister in zijn nota's van wijziging, op basis van de CDA-kritiek, enkele verbeteringen aange bracht en daarvoor zijn wij hem erkentelijk. Maar wij zijn er nog lang niet. Wij hebben een aantal cruciale amendementen ingediend op het punt van de privatisering van de netten en de kosten voor de consument. Op het punt van de privatisering van de handels- en productiebedrijven, de structurele kosten van de splitsing, het afsluitbeleid en de facturering, heeft de CDA-fractie nog flinke twijfels. Wij wachten met grote interesse het antwoord van de minister en het verdere verloop van dit debat af.

De heer Irrgang (SP):

Wij hebben gisteren in een avondkrant kunnen lezen dat het CDA "om" is en splitsing steunt. Is dat juist?

De heer Hessels (CDA):

De heer Irrgang heeft mijn inbreng net tot het eind toe gehoord. Ik zou het vreemd vinden als hij daar die conclusie aan kon verbinden.

De heer Irrgang (SP):

Dat is dus niet juist?

De heer Hessels (CDA):

Dat is niet juist.

De heer Irrgang (SP):

Klopt het dat u en uw fractievoorzitter, de heer Verhagen, door de premier naar het Torentje zijn geroepen en daar de impliciete boodschap hebben gekregen dat de CDA-fractie de splitsingswet moet steunen?

De heer Hessels (CDA):

Nee, dat klopt niet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Tijdens het wetgevingsoverleg heeft de heer Hessels een motie ingediend waar ook mijn naam onder staat. Hij is niet naar ons toegekomen met de mededeling dat de motie wordt ingetrokken. Ik begrijp dat de motie in stemming wordt gebracht.

De heer Hessels (CDA):

Het is goed dat de heer Slob hierop wijst, want ik had dat moeten melden. De motie is tijdens het wetgevingsoverleg aangehouden tot na het verschijnen van het rapport van de commissie-Kist. Er zou dan worden gekeken of de strekking van de motie geen gevaar zou opleveren voor de Cross Border Lease-contracten. De commissie-Kist is daar expliciet op ingegaan en heeft gezegd dat de motie tot problemen zou leiden. Dat heeft mij ertoe gebracht om naar een alternatief te zoeken. Wij voelden niets voor een afgezwakte motie. Daarom hebben wij gekozen voor een amendement, dat veel sterker is dan een motie, waarin wij ook het verbod op privatisering van de energienetwerken regelen zodat zij voor 100% bij de overheid blijven. Het zit daarmee wel in deze wet. Als dit amendement wordt aangenomen, weten wij zeker dat de energienetwerken niet in commerciële handen komen. Ik ben blij dat u ook onder dat amendement uw handtekening hebt gezet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over de Europese dimensie van dit verhaal. De CDA-fractie is er altijd heel duidelijk over dat zij vindt dat Nederland niet voor de Europese troepen uit moet lopen. Dat doen wij in dit geval wel. U hebt daar een vraag over aan de minister gesteld. U refereert er nu alleen maar aan als een gegeven, maar spreekt er verder niet over. Wat is uw oordeel hierover? Is het nu wel verstandig om dat, zeker bij een precair onderwerp als dit, te doen met alle risico's die u hebt benoemd in uw betoog?

De heer Hessels (CDA):

Ik heb er nu ook een paar kritische vragen over gesteld aan de minister. Ik heb geconstateerd dat er van alles is gebeurd in de afgelopen twee maanden waardoor het beeld is veranderd. Dat is de minister komen aanwaaien. Europa loopt nu nog niet voorop op het terrein van eigendomssplitsing. Op de Belgische markt, een van de eerste waarnaar wij moeten kijken, wordt echter wel nadrukkelijk gesproken over dit onderwerp en is het wetgevingsproces in gang gezet. Mevrouw Kroes en de heer Piebalgs hebben in hun oekaze aan vrijwel alle lidstaten gezegd dat zij aan dat soort wetgeving moeten gaan denken. Wij zijn nog niet zo ver, maar de Europese dimensie is ineens heel anders dan twee maanden geleden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De behandeling van sommige wetsvoorstellen vraagt enige tijd. Dat geldt zeker voor dit wetsvoorstel. Wij zijn inmiddels een aantal onderzoeken, validatie daarvan, twee wetswijzigingen, twee schriftelijke rondes, hoorzittingen en een uitgebreid wetgevingsoverleg van ongeveer twaalf uur verder. Er kan niet worden gezegd dat deze zaken niets hebben opgeleverd. Er zijn zeker sprongen voorwaarts gemaakt. Wij hebben in het wetgevingsoverleg uitvoerig gesproken over de consumentenbelangen. De risico's die daarbij een rol spelen lijken als gevolg van de wetswijzigingen wat verminderd. Ik zeg nadrukkelijk "lijken", want harde garanties kunnen hierover niet worden gegeven.

De minister heeft ook geprobeerd om de risico's die samenhangen met de CBL-contracten zo veel mogelijk te minimaliseren. Op dit terrein kunnen echter ook geen harde garanties worden gegeven met betrekking tot de eventuele financiële gevolgen. Dat is ook al aan de orde gekomen in een interruptiedebatje met de heer Hessels. Een zwak punt is dat er geen kennis is genomen van de CBL-contracten zelf. De validatiecommissie stelt dat wij alleen daarom al voorzichtig moeten zijn met het trekken van stellige conclusies.

De CBL-kwestie heeft voor mijn fractie zwaar gewogen. Wij hebben er zeer uitvoerig over van gedachten gewisseld in het wetgevingsoverleg en in de verschillende schriftelijke rondes. Die kwestie is nog steeds een heikel punt en maakt het voor ons nog steeds moeilijk om het wetsvoorstel te steunen. Een stem vóór brengt immers risico's met zich die moeilijk zijn in te schatten. Als er iets misgaat en het wetsvoorstel niet financieel solide blijkt te zijn, zullen de gevolgen ervan uiteindelijk bij de burger terechtkomen. Dat kan zowel direct het geval zijn bij de burger als consument als indirect via de huidige aandeelhouders, provincies en gemeenten, en dus de burger als belastingbetaler raken. De risico's met betrekking tot de CBL's zijn geminimaliseerd, maar er zijn nog steeds risico's.

In de debatten die tot nu toe zijn gevoerd, liepen beeld en werkelijkheid, feit en fictie en rationele argumentatie en demagogie soms dwars door elkaar heen. Dat gebeurt wel vaker in deze politieke arena. Zeker in het geval van de splitsingswet was dat wel heel erg opvallend. In het wetgevingsoverleg is dit ook aan de orde geweest. Af en toe namen de discussies een toonhoogte aan die over de grens heen ging van wat wij zouden moeten willen. Ik heb het dan niet direct over de wijze waarop wij als collega's met elkaar in gesprek gingen met de minister.

Dit door elkaar lopen van feiten en fictie, werkelijkheid en beeld, maakt het moeilijk om een helder zicht te krijgen op nut en noodzaak, alsook gevolgen van dit wetsvoorstel. Ik geef twee voorbeelden.

Het eerste is een illustratie. Daaruit blijkt dat wij ons uitvoerig met dit onderwerp bezighouden. Wij hebben als fractie namelijk zeer nadrukkelijk meegedaan aan de totstandkoming van het nader verslag. Daarin informeert mijn fractie bij de minister naar de reden van het verschillend wegen van het Nederlandse en het Europese speelveld. Daarop antwoordt de minister, dat voor hem een Nederlands speelveld helemaal niet zwaarder weegt. Vervolgens geeft hij echter toe dat de verplichte splitsing tijdelijk een verstoring van het Europese speelveld oplevert voor de Nederlandse spelers. Hij geeft ook aan dat hij er weliswaar veel aan doet om in Noordwest-Europees verband een zo gelijk mogelijk speelveld te creëren, maar dat het nog wel eventjes kan duren voordat het zo ver is.

Hierop is mijn reactie weer: minister, geef gewoon toe dat in uw visie de situatie op de Nederlandse markt prevaleert boven die op de Europese markt en dat u uiteindelijk toch het risico neemt dat de Nederlandse energiebedrijven bij wijze van spreken als hapklare brokken in de etalage worden gezet om door de grote Europese spelers te worden overgenomen. Daar zou het de facto op uit kunnen draaien.

De heer Crone (PvdA):

Ik deel geheel uw analyse dat er grote risico's kunnen zijn, wanneer onze bedrijven door het buitenland worden opgekocht. Is de splitsingswet echter niet juist een garantie om dat te voorkomen? Omgekeerd: als je de splitsingswet zou verwerpen, waar u toe neigt, staat de deur helemaal open voor privatisering. De bedrijven zullen dan namelijk met net en al, met huid en haar, worden opgekocht. Nu is de Nederlandse energiesector in totaal minder waard dan bijvoorbeeld Endessa. Dat kopen de Europese reuzen ook in een achternamiddag op. Ik wijs op de reacties van de topmensen van de bedrijven, tot en met hedenochtend in de krant, en op de ochtend van de hoorzitting met de aandeelhouders. Dat is hun strategie ook: niet in een keer verkopen, maar via allianties stapsgewijs opgaan in een groot internationaal bedrijf. Zij denken dan nog dat zij daarvan de leiding hebben. De splitsingswet is wat mij betreft een soort democratiseringswet. Hiermee zijn wij het wetgevingsoverleg ook geëindigd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij hebben deze discussie, zoals gezegd, ook in het wetgevingsoverleg gevoerd. Dat geldt ook voor de afweging: als je tegen stemt wat neem je dan voor lief, dus welke situatie creëer je dan? Ik herhaal wat ik in het wetgevingsoverleg heb gezegd, namelijk dat onze fractie altijd heel helder is geweest over de privatisering van een netwerk. Dat willen wij absoluut niet. Om die reden hebben wij de motie van de heer Hessels mede ondertekend. Wij willen dat een dergelijke privatisering wordt tegengewerkt. In dat opzicht kan er iets worden gedaan waarvoor je bij wijze van spreken deze wet niet eens nodig hebt. Immers, dat is mogelijk via ministeriële regelingen of op een andere wijze.

Ik ben het met u eens dat er iets moet gebeuren. Wij voeren nu een discussie over het onderhavige wetsvoorstel. In dit verband heb ik de minister een aantal keren vragen gesteld over het Europese speelveld. Daarbij hebben wij aangegeven dat het in het geheel van het Europese speelveld voor Nederland kwetsbaar is om voor de troepen uit te lopen en al een aantal besluiten te nemen, los van wat er in andere landen in beweging komt. Wij hebben dat natuurlijk ook geconstateerd. Dit is overigens wel een heel voorzichtige, eerste beweging. Laten wij ons dan nog niet rijk rekenen.

Je zult tegen deze achtergrond moeten constateren dat onze bedrijven gedurende enige tijd in een nadelige positie terecht kunnen komen. De minister draait om die hete brij heen. Dit leid ik althans af uit de antwoorden die wij hebben gekregen. Dat vind ik jammer. Ik wil daar met hem over van gedachten wisselen. Dit geldt ook voor de afweging wat de situatie is, als je er niet toe overgaat. Op die manier zijn de keuzes duidelijk die in politiek opzicht gemaakt moeten worden.

De heer Crone (PvdA):

Als wij de splitsingswet niet aannemen, mag Eneco, Essent of Nuon morgen besluiten om de helft van het concern te privatisering, zo lang het netgedeelte maar niet geprivatiseerd wordt. Dat mag morgen dus al. Er ligt dan wel een beslag op het netwerk en dan zijn wij het allemaal kwijt. Het gaat stapsgewijs. Dat zien wij nu ook gebeuren. Dat gaat door, als u de splitsingswet niet aanneemt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb al aangegeven dat mijn fractie vindt dat de Nederlandse regering in beweging moet komen voor de netwerken. Zij moet er dus voor zorgen dat dit in publiek beheer blijft. Dat was voor de SP, GroenLinks, de SGP, de LPF, als ik mij niet vergis, en voor onze fractie reden om de motie van de heer Hessels mede te ondertekenen.

De heer Irrgang (SP):

Volgens mij blijft het zo dat, als wij de splitsingswet niet steunen, de minister toestemming moet blijven geven voor welke privatisering dan ook en dat hij die kan weigeren, zoals in het verleden ook is gebeurd door ministers van Economische Zaken, omdat het netwerk in het geding is. Het maximale wat kan gebeuren, is dat een deel wordt geprivatiseerd, maar het netwerk in ieder geval niet. Daar kan de minister altijd "neen" tegen zeggen. Een stem tegen splitsing is ook een stem tegen privatisering, zeker tegen privatisering van het netwerk.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat was een aardig betoog, maar het onderstreept wat ik al heb gezegd, namelijk dat de Kamer helder moet aangeven, ook als het gaat om het netwerk, of zij vindt dat dit al of niet voor 100% in overheidshanden moet blijven, ook wat betreft het juridisch eigendom. Daarnaast speelt nog de discussie over het economisch-eigendomsdeel. Daarover is al in het wetgevingsoverleg gesproken. We kennen de opvatting van de heer Crone op dat punt. Ik heb toen zelf aangegeven dat ik dat een heikele kwestie vind, maar die is van iets minder grote importantie dan het juridisch eigendom. Daar is de Kamer helder in.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Bij mijn beste weten is het verbod op privatisering van tijdelijke aard en loopt dat eind dit jaar af. Als we de splitsingswet niet aannemen en de huidige wetgeving dus van kracht blijft, dan is het 31 december 2006 bal. Dat zal de heer Irrgang toch ook niet bedoelen.

Stel dat wij in het debat over deze wet een constructie maken, waarbij wordt uitgesloten dat na splitsing commerciële delen kunnen worden verkocht aan buitenlandse geïntegreerde giganten, zoals EDF, E.ON en Endesa. Maakt dat voor de heer Slob verschil?

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Vendrik hoorde mijn opmerking zojuist in de richting van de heer Hessels. Deze speculeerde daar ook al enigszins op met betrekking tot de verantwoordelijkheid die bij gemeenteraden en Provinciale Staten ligt door middel van hun rol als aandeelhouders. Zij hebben uitgesproken dat ze niet zullen verkopen. De heer Hessels gaat ervan uit dat het op dat punt wel goed komt. Ik vind dat een dun verhaal. Volgens mij moeten wij ons wat dat betreft niet rijk rekenen. De uitlatingen van de aandeelhouders over het wetsvoorstel waren nogal in beweging, om het netjes te formuleren, maar wij kunnen de minister de opdracht geven met hen in gesprek te gaan en hen te verzoeken dat niet te doen. Dan krijgen we op die manier misschien een tijdelijke waarborg. Bij het wetgevingsoverleg is overigens ook aangegeven dat wij een wet maken voor de komende tien, vijftien jaar. De vraag is hoe lang zo'n waarborg houdbaar is. Op het moment dat wij het groene licht geven voor het wetsvoorstel rijdt de trein wel verder. Dan hebben wij geen enkele mogelijkheid meer ongewenste effecten tegen te houden. Ik blijf dat een lastig verhaal vinden. Ik vraag me af hoe hard zo'n waarborg op dat punt kan zijn. Ik heb overigens zojuist aangegeven dat de waarborgen rond het minimaliseren van de risico's van de CBL-contracten ook niet in beton zijn gegoten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit betoog kan ik helemaal volgen. Ik houd ook enige afstand tot de recente uitlatingen van de aandeelhouders. Ik reken daar ook niet al te zeer op. Zo beluister ik de heer Slob tenminste. Dan moet het wellicht de verantwoordelijkheid van de Kamer zijn om na te denken over een constructie in de wet. Eigenlijk is dat ook logisch. Als wij hier in Nederland een splitsing veroorzaken van de geïntegreerde bedrijven, is het heel vreemd als buitenlandse geïntegreerde bedrijven hier binnen kunnen komen om vervolgens een commercieel deel van een oorspronkelijk geïntegreerd Nederlands energiebedrijf over te nemen. Daar moet toch iets op te verzinnen zijn in de wet?

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Vendrik verwoordt mijn bezwaar en mijn vrees, maar ik heb nog geen amendement van hem gezien die deze kwestie op een afdoende manier regelt. Als hij daar een aardige suggestie voor heeft, houden wij ons aanbevolen, maar het lijkt ons heel moeilijk. Ik vraag de minister, in te gaan op de risico's die wij hieromtrent zien en de waarborgen voor de toekomst. Misschien schets ik een worst-casescenario, maar die moet je altijd meewegen in je afwegingen.

Dan een tweede illustratie van de lastige manier waarop beelden en werkelijkheid, fictie en feiten door elkaar heenlopen. Dat komt ook tot uitdrukking in de discussie over het rapport van de Validatiecommissie. De heer Hessels heeft terecht aangegeven dat de Kamer erom heeft gevraagd. De Kamer heeft invloed gehad bij de opdracht en samenstelling. Op een bepaald moment moet je dan iets met het rapport. Ik constateer wel dat wij het rapport met een zekere voorzichtigheid moeten benaderen. Dat zijn niet mijn eigen woorden, maar zo spreekt de commissie zelf. Ik waardeer dat de commissie dit in alle openheid meegeeft. Dat zegt ook iets over de hardheid van de conclusies die erin staan. Wij weten ook dat er door de energiebedrijven vrij zwaar is gereageerd op dit rapport. In tegenstelling tot de reacties die wij in de afgelopen weken hebben gezien, waren zij wel meer inhoudelijk van aard. De minister zal ongetwijfeld ook kennis hebben genomen van een aantal van de bezwaren die tegen het rapport zijn ingediend. Het zou goed zijn als hij in zijn eerste termijn daarop een reactie geeft.

Het is geen geheim dat mijn fractie de minister steunt in zijn streven om voor de voorzieningszekerheid vitale netten veilig te stellen. Wij zijn met de minister ook steeds eensgezind opgetrokken om te voorkomen dat de relatief kleine Nederlandse energiebedrijven geïntegreerd en wel worden overgenomen, waarbij de voor de voorzieningszekerheid vitale netten worden meegezogen. Daarover is dus geen enkel punt van twijfel. Ik hoop ook niet dat dit ontstaan is in de afgelopen weken. Onze wegen scheiden zich bij de vraag hoe je die ongewenste situatie kunt voorkomen. Dat is de discussie of je al dan niet tot een verplichte splitsing zou moeten overgaan. Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg al gezegd, dat mijn fractie eigenlijk niet verder wil gaan dan een splitsing op het moment dat een geïntegreerd energiebedrijf wordt overgenomen door een commerciële organisatie. Dat zou ook een privatiseringsverbod voor de energienetwerken inhouden. En dan komen wij weer bij de discussie over de motie-Hessels, die inmiddels is getransformeerd tot een amendement dat wij medeondertekend hebben, omdat ik het redenerend vanuit de politieke realiteit als een goede next-best oplossing zie.

Ik weet dat de minister eigenlijk niet begrijpt waarom weldenkende mensen zo kritisch over de verplichte splitsing zijn. Ik kom erop terug, omdat de minister in het wetgevingsoverleg daaraan kwalificaties heeft verbonden waar wij ons niet zo plezierig bij voelen. Hij heeft bijvoorbeeld het woord "neo-nationalistisch" gebruikt. Hij heeft gesproken over ongezonde oranjegevoelens. Ik vind het jammer als een verschil van mening over een verplichte splitsing gereduceerd wordt tot dergelijke onderbuikgevoelens. Ik wil hier gesteld hebben dat mijn fractie zich daarin absoluut niet herkent. Wij hebben steeds, vanaf het begin af aan, heel kritisch meegedacht. Ik heb ook verwezen naar het nader verslag, waaraan wij stevig hebben meegedaan. Het is best lastig als je dat in zo'n korte tijd moet doen met een fractie van drie personen. Wij weigeren ons te laten aanleunen om op die manier te worden neergezet. Het is misschien niet zo bedoeld, maar laten wij dat dan maar met elkaar zo uitspreken. Dan kunnen wij het ook wegnemen. Onze kritische houding heeft ermee te maken dat wij ervan overtuigd zijn dat de markt geen panacee is als het gaat om onze energievoorziening. Wij zien die als een primaire basisbehoefte. Naar onze mening is de Nederlandse overheid bij de vormgeving van marktwerking op de energiemarkt tot nu toe te veel uitgegaan van de economische theorie en te weinig van de harde realiteit. Overheid en andere spelers op de markt gedragen zich niet conform de theorieboeken, maar vertonen strategisch gedrag. Nederland is nu eenmaal geen eiland. Wij willen dat ook helemaal niet zijn. Andere lidstaten van de EU, bijvoorbeeld Frankrijk, hebben zich, liberalisering of niet, enorm ingezet voor de positie van hun eigen nationale bedrijven, ook voor hun eigen nationale energiebedrijven. Energiepolitiek is dus machtspolitiek en is geopolitiek. Dat moge duidelijk zijn. Alleen daarom al is een alleengang voor de Europese troepen uit een heel risicovolle stap. Voor ons is het nog steeds de vraag of wij die stap daadwerkelijk moeten zetten.

De fundamentele kritiek van mijn fractie op de splitsingswet is, na alles wat wij in de afgelopen weken met elkaar hebben besproken en met de positieve veranderingen die zijn doorgevoerd, toch wel overeind gebleven. Voor mijn fractie blijft daarom de volgordelijkheid van de besluitvorming een heel grote hobbel om te komen tot steun aan het wetsvoorstel, niet omdat mijn fractie zich tegen splitsing keert, maar wel tegen de verplichte van bovenaf opgelegde splitsing. Ik vraag de minister om op dit punt in zijn eerste termijn, voor de laatste keer misschien, in te gaan, zodat mijn fractie zijn reactie kan meenemen bij de definitieve standpuntbepaling. Voor die definitieve standpuntbepaling heb ik de andere leden van mijn fractie hard nodig om tot een zorgvuldige afweging te komen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Nederland is een land van kooplieden en dominees. Dominee of koopman, die tweeslag kent iedereen. Beide respectabele beroepen staan gelukkig niet per definitie tegenover elkaar. In dit debat lijkt het er echter verdraaid veel op dat de oude controverse tussen dominee en koopman helemaal herleeft. Aan de ene kant staat de dominee, minister Brinkhorst. Hij verkondigt wat theoretisch helemaal deugt; er is geen speld tussen te krijgen, als je tenminste wilt uitgaan van een vast geloof in liberalisering, marktdenken en europeanisering zonder rekening te houden met de omstandigheden. Aan de andere kant staat dat deel van de Kamer dat verstandig koopmanschap voorstaat. De SGP-fractie voelt zich vandaag bij dit thema beter thuis in dát kamp. Ik erken dat dat niet vanzelfsprekend is. Velen hebben een harmonische en spontane neiging om de SGP-fractie zonder meer te schikken in het kamp van de dominees, maar uitzonderingen bevestigen de regel. Dit is zo'n uitzondering.

Mijn fractie heeft de stellige indruk dat verstandig koopmanschap in dit dossier vraagt om een voorzichtige benadering, die rekening houdt met de Europese markt en de gevolgen van splitsing voor de Nederlandse markt. Grote gedingen zijn in het spel; zorgvuldigheid is geboden. Hoe vreemd het ook lijkt, mijn fractie vindt dat minister Brinkhorst in dit debat nog te veel dominee en te weinig koopman is.

Een flink aantal weken geleden heeft de Kamer in een wetgevingsoverleg uitvoerig en diepgaand over het splitsingsvoorstel gedebatteerd. De uitkomst was dat er nader onderzoek moest plaatsvinden. Diverse stadia zijn achter de rug: het validatierapport, een rondetafelgesprek en een schriftelijke vragenronde. In de afgelopen maanden is er over dit thema veel gediscussieerd. De zaak is het ook waard om zo veel aandacht te krijgen. Vandaag is het de beurt aan de Kamer om met de nadere informatie in het achterhoofd een nieuwe, waarschijnlijk beslissende ronde in te gaan.

Het rapport van de validatiecommissie maakt op de SGP-fractie een grondige indruk. Er zijn diverse conclusies getrokken die de conclusies van de minister niet onderuithalen. Wel moet erop gewezen worden dat de validatiecommissie logischerwijs erg voorzichtig is. Het betreft slechts een plausibiliteitstoets. In het rapport staat: "Een Europeesrechtelijke toets behoorde niet tot de opdracht van de commissie. Evenmin geeft de commissie met haar rapport een oordeel over de effectiviteit van het wetsvoorstel. De commissie heeft zich ook geen eigen oordeel gevormd over de onwenselijkheid of wenselijkheid van splitsing vanuit maatschappelijk oogpunt." Graag horen wij de visie van de minister op deze beperkingen. Ziet hij het rapport als een regelrechte ondersteuning van zijn beleidsvoornemens of kan eerlijkheidshalve slechts gesproken worden over een niet meteen onderuitgehaald worden? Hoe dan ook is de nodige voorzichtigheid geboden bij het trekken van al te stellige conclusies.

In het wetgevingsoverleg is stevig gediscussieerd over de Cross Border Lease-contracten. De minister heeft intussen voorstellen gedaan die er voorwaarden aan moeten stellen, zodat er geen enorme schadeclaims kunnen worden opgelegd als het wetsvoorstel wordt aangenomen. Het rapport van de commissie zegt juist ook op dit onderdeel dat er geen al te stellige conclusies kunnen worden getrokken over individuele CBL-contracten. Kan de minister keihard garanderen dat er na aanneming van zijn wetsvoorstel in de huidige vorm geen schadeclaims zullen komen? Zo niet, waar zitten dan de zwakke of onzekere factoren? De netwerken liggen als gevolg van de CBL-contracten als het ware voor een deel in Amerikaanse handen. Dit is voor de langere termijn een ongewenste situatie. Er zullen dan ook maatregelen moeten worden genomen die hier zo snel mogelijk een eind aan maken. Wij hebben daarover zojuist een brief gekregen die deze problematiek raakt. Ik heb die diagonaalsgewijs gelezen. Nog niet alle woorden, zinnen en concluderende opmerkingen heb ik kunnen wegen, maar die brief zal zeker ook in het verdere debat op dit punt een rol kunnen spelen.

De SGP-fractie heeft er waardering voor dat de minister het nodige doet om te voorkomen dat de splitsingskosten worden doorberekend naar de consumenten. Hoe dan ook moet die doorberekening worden voorkomen. De maatregelen schrijven voor dat die kosten niet doorberekend mogen worden. Op papier ziet dat er goed uit, maar hoe controleer je of het ook echt niet gebeurt? Is er voldoende transparantie op dit punt? De SGP-fractie heeft de indruk dat het niet doorberekenen niet zomaar transparant is te maken. En als al duidelijk is te maken dat er geen directe doorberekening plaatsvindt, wie sluit dan uit dat het toch indirect alsnog gebeurt? Hoe moeten die kosten anders gedragen worden? Daarom heeft mijn fractie wel belangstelling voor de suggestie van collega Hessels om een expliciet verbod voor de eerstkomende jaren op te nemen in het wetsvoorstel.

Graag kom ik ook nog even terug op de toerekening van de lusten en lasten van de splitsing aan de delen in het algemeen. Het is mijn fractie nog niet helemaal duidelijk geworden op welke manier nu gegarandeerd is dat die verdeling van lusten en lasten in het algemeen op een goede manier plaatsvindt.

Het gelijke speelveld is het volgende punt waarbij ik wil stilstaan. Nu zijn er in de praktijk minstens twee speelvelden waar wij rekening mee moeten houden: het Nederlandse speelveld en het Europese speelveld. In de stukken wijst de minister steeds op het belang van zijn voorstel voor het Nederlandse speelveld. De SGP-fractie wil dit graag van hem aannemen. Het blijft echter verbazen dat het Europese speelveld zo buiten beeld blijft. Mijn fractie vraagt opnieuw aandacht voor de belangen van de Nederlandse bedrijven. Als Nederland voor de troepen uitloopt, dan betekent dat een sterk nadelige positie voor de gesplitste Nederlandse bedrijven. Dat is wat ons betreft een punt waarvoor de minister echt aandacht moet hebben. Aan de ene kant stel je de Nederlandse markt voor alles en iedereen open, maar je zorgt er tegelijkertijd voor dat de Europese markt niet goed open is voor Nederlandse bedrijven omdat daar geen sprake is van splitsing. Deze conclusie wordt tevens gedeeld door de commissie-Kist, en kwam ook in het rondetafelgesprek pregnant naar voren. Terugkomend op mijn vergelijking uit het begin: de minister mag misschien heel graag willen dat Nederland het beste jongetje van de klas is en zo functioneren als de dominee – daar zijn natuurlijk redenen voor – maar een beetje koopmanschap is toch niet zo verkeerd. Ik verdenk er de minister bepaald niet van dat hij dit een voor hem ontoegankelijk terrein vindt, maar ik confronteer hem toch maar met de risico's van dit wetsvoorstel, vooruitlopend op de Europese doorslaggevende beweging die alles weer op gelijk niveau stelt. Een verplichte splitsing van alle Europese bedrijven zou al een belangrijk deel van het probleem oplossen. Eerder lijkt splitsing in Nederland naar onze mening niet aan de orde. De minister bepleit dat echter wel en verwijt ons dan beperktheid van inzicht. Collega Slob refereerde daar al aan. Ook mij zijn die duidingen opgevallen, maar mijn huid is zo langzamerhand wel wat vereelt. Het is echter wel een punt, waarbij ik te weinig vertrouwen heb dat de zaak niet uit de hand kan lopen.

De heer Crone (PvdA):

De splitsing stelt de netten juist veilig. Als wij niet splitsen zijn de bedrijven ook te koop, maar moeten ze vrijwillig splitsen, zoals in Eindhoven is gebeurd. Dat zal dan in meer bedrijven gaan gebeuren. Splitsen moet dus vroeg of laat. U zegt niet dat de voordelen juist zijn dat je het dan nu al binnenhaalt en dat je het opbouwt uit iets dat toch moet gebeuren. Dat is dus geen achterstand, maar een voorsprong.

De heer Van der Vlies (SGP):

De voorsprong levert naar die kant wel wat op, maar heeft het risico in zich dat de productiekant wordt opgekocht door buitenlanders.

De heer Crone (PvdA):

Er is geen enkele reden waarom door de splitsing die productiebedrijven moeten worden verkocht door de aandeelhouders. Zonder deze wet mogen ze de bedrijven morgen ook al verkopen. Zij mogen de productiedelen verkopen en sommigen doen dat ook al. Als bedrijven ongesplitst blijven, gaan ze door met in het buitenland allianties aangaan en in het buitenland netwerken en productiebedrijven kopen. Dan neemt het risico alleen maar toe dat onze netten worden uitgehold. De risico's nemen dus toe als wij niets doen. Daar moet u dan ook een antwoord op hebben. Het is niet zo dat de wereld stilstaat als wij niets doen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik zal mijn speech er straks nog op nakijken, maar volgens mij heb ik niet bepleit dat wij niets zouden doen. Wij moeten echter iets doen onder zorgvuldige, vertrouwenwekkende randvoorwaarden. Daar gaat mijn verhaal over.

De heer De Krom (VVD):

Ik heb met belangstelling naar het betoog van collega Van der Vlies geluisterd. Hij zei dat wij vooroplopen in Europa. Dat is op een punt juist, namelijk dat wij splitsing afdwingen via wetgeving. Splitsing is echter al veel vaker en veel eerder voorgekomen en wel in Engeland. Daar hebben ze het al gedaan en daar gaat helemaal niets mis. Ik heb premier Blair nog een heel verhaal horen vertellen over waar de energievoorziening van Downingstreet 10 vandaan komt. Daar zitten flink wat buitenlandse leveranciers bij en daar gaat helemaal niets mis. Ik voeg daar ook aan toe dat 50% van de productiecapaciteit in Nederland al in buitenlandse handen is. Dat zijn bedrijven die goed voor hun klanten en voor hun werknemers zorgen. Ik leid daar dan ook niet uit af dat als wij dat zouden doen, dat in Nederland helemaal verkeerd zou gaan. Dat is wel een beetje de achtergrond van het betoog van de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik zeg niet dat het een één-op-éénverbinding is. Ik heb het over risico's, maar ik kan niet zeggen dat het zal gebeuren. Zo is dat met risico's. Het voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk heeft u in het wetgevingsoverleg ook langs laten komen. Ik heb daar goed naar geluisterd. Ik heb geen redenen om u daarin te betwisten. Het is echter jammer dat uw verhaal met uw geruststellende mededelingen niet is geland bij de aandeelhouders van de huidige bedrijven. U heeft ook bij het rondetafelgesprek gezeten en u heeft dezelfde signalen opgevangen als ik, tenzij uw antenne ontregeld was. Ik heb dat goed beluisterd en vind het jammer dat uw geruststellende mededeling daar niet voldoende is overgekomen.

De heer De Krom (VVD):

Die antenne was er wel en via die antenne heb ik opgevangen dat er tussen die aandeelhouders nuanceverschillen zitten. Dat heeft u waarschijnlijk ook wel opgevangen met uw antenne. Het gaat echter om de principiële vraag wat er gebeurt als wij het wel doen, maar andere landen niet. Heeft dat dan effect op de marktordening in Nederland? Uw veronderstelling is dat dat mogelijk het geval zou zijn. Misschien kunt u dat nog eens uitleggen, want dat zie ik niet helemaal.

De heer Van der Vlies (SGP):

Als ik het heb over een risico, dan bedoel ik een te veronderstellen negatief effect. Ik kan dat niet benoemen, niet kwantificeren, maar uit alle stukken tot nu toe begrijp ik dat dat risico serieus genomen moet worden en in ieder geval door de minister gepareerd zou moeten worden. Die vraag leg ik hem in deze beslissende fase voor. Ik luister goed, zowel naar u als naar de minister. Dat is mijn gewoonte. De eindafweging moet nog gemaakt worden, maar u kunt niet ontkennen dat de risicoaanduiding die ik formuleerde, een structurele component is in alle commentaren die wij tegenkomen. Ik heb ook wel gezien dat er verschillend tegenaan wordt gekeken, maar als je gaat tellen, zijn er meer op mijn lijn dan op uw lijn. Dat herinnert u zich ook heel scherp.

Het aantal toegestane nevenactiviteiten wordt beperkt, voorzover het gaat om een combinatie van productie en netwerk binnen een bedrijf. Dat is niet meer dan logisch. Ook is het goed dat er meer zekerheden kunnen worden gesteld rond het financieel beheer, zodat er ook geen financiële constructies mogelijk zijn voor het netwerkbedrijf met het net als onderpand.

Intussen blijft het wel mogelijk om allerlei andere nevenactiviteiten in het netwerkbedrijf in te brengen. De minister schrijft in de notitie "Netbeheerder en netwerkbedrijf na splitsing" dat hierbij kan worden gedacht aan activiteiten op het gebied van leidingaanleg, de ontwikkeling van innovatieve technieken voor de infrastructuur of het behalen van schaalvoordelen. Graag ontvangt mijn fractie hierop een nadere toelichting.

Stel dat zo'n activiteit om welke reden dan ook een enorme mislukking is, zodat er grote verliezen of schadeclaims ontstaan, wie draait er dan voor de kosten op? Dat zou heel makkelijk de netbeheerder zelf kunnen worden en dus uiteindelijk de afnemer of consument. Hoe wordt dit voorkomen? Voorkomen moet worden dat de zelfstandigheid van de netbeheerder die onafhankelijkheid uiteindelijk uitholt.

Mijn fractie heeft zich al eerder uitgelaten over de wenselijkheid van gehele of gedeeltelijke privatisering van de netwerken. Wij hebben het amendement op stuk nr. 22 als gevolg van de motie van de heer Hessels graag meegetekend. Het enthousiasme van de minister voor privatisering van deze belangrijke sector delen wij niet. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de minister op dit breed gedragen amendement.

Namens mijn fractie wijs ik nog even op het consumentenbelang voor mensen die afgesloten dreigen te worden. Het is goed dat de minister een bepaling heeft opgenomen dat mensen in de winterperiode niet afgesloten worden. Toch laat die bepaling nog wel wat ruimte voor beleidsvrijheid; een kan- in plaats van een zal- of moetbepaling. Hoe ver mag een energiemaatschappij daarin nu eigenlijk gaan? Het is helder dat iedereen zijn rekeningen moet betalen, maar men mag niet volledig in de kou komen te zitten. Daarom zal ik het amendement van collega Hessels c.s. op stuk nr. 24 steunen. Ik sluit mij ook aan bij zijn vragen over de tuinbouwsector die een heel bijzondere klant is als het gaat om energieverbruik, waardoor de concurrentiepositie heel gevoelig is voor de kosten in de energiesfeer.

De SGP-fractie wil ook aandacht vragen voor de energievoorziening op de middellange termijn. Als wij allerlei ontwikkelingen in andere landen overzien, is het erg belangrijk dat Nederland goed voorbereid is op een eventueel gebrek aan levering uit het buitenland. Daarom is het belangrijk dat de Nederlandse productiesector op z'n minst op peil blijft. Graag vernemen wij wanneer de minister zijn visie ontvouwt, waarover hij in het verleden al mededelingen heeft gedaan. Hij hoeft niet onnodig bang te zijn dat er bij wijze van spreken een stevig conflict met Frankrijk ontstaat, maar volledig uitsluiten kun je dat nooit.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Het is niet de eerste keer dat wij als Kamer en ikzelf in het bijzonder over dit onderwerp spreken en vast niet de laatste keer. Het is een sector in beweging, en dat is maar goed ook. Laten wij hopen dat het de goede kant opgaat. Ik ben optimistischer dan ooit dat wij nu met een grote meerderheid een belangrijke stap voorwaarts zetten. Het onafhankelijke netbeheer en de vrije toegang moeten worden gewaarborgd. Over dat laatste hebben wij nog niet gesproken. Het gaat niet alleen om het eigendom van het netbeheer, maar ook om de onafhankelijke toegang, zodat niet de verkeerde eigenaren zeggen dat het hun net is en dat zij het niet leuk vinden als de concurrent er ook gebruik van maakt. Ik herinner aan de opmerkingen van LTO Nederland in de hoorzitting. Aan de ene kant is er dus de onafhankelijkheid van het net en aan de andere kant het scheppen van gelijke concurrentie bij de productie en de leveringszekerheid.

Er waren, ook bij ons, belangrijke aarzelingen die inmiddels zijn weggenomen na de onafhankelijke toetsing en de diverse nota's van wijzigingen. Daarbij ging het vooral om de kosten en de Cross Border Lease. Daar kom ik straks op terug, maar ik zal vooral stilstaan bij de hoofdvraag: hoe is het zover gekomen? Daarbij stel ik centraal dat splitsen moet, maar dat privatiseren daarbij geen automatisme is. Het heeft mij zeer verbaasd dat dat door sommige waarnemers en betrokkenen in de sector al zo lang op één hoop wordt gegooid. Misschien is dat in hun belang geweest, maar er is dus absoluut geen onverbrekelijk automatisme tussen splitsen en privatiseren. Ik heb daarover zojuist al een interruptie geplaatst bij de heer Van der Vlies. Je kunt splitsen zonder te privatiseren, maar je kunt ook privatiseren zonder splitsing. Vandaar dat ik aan beide punten aandacht besteed. Wij zullen straks samen met de CDA-fractie en andere fracties optrekken om de productiebedrijven – dus niet alleen de netten – langer in lokale overheidshanden te houden, zeker zolang de Europese ontwikkelingen nog onzeker zijn. Splitsen betekent immers niet automatisch ook privatiseren.

Collega Hessels en anderen hebben al veel gezegd over de bescherming van consumenten tegen kostendoorberekeningen en over de Cross Border Lease. Kortheidshalve zal ik niet alle vragen herhalen, maar ik ben blij met de onafhankelijke toetsing door de commissie-Kist en het CPB, die wij als Kamer hebben gevraagd en gekregen. Daaruit is gebleken dat de splitsing structureel tot een voordeel kan leiden dat kan oplopen tot 1,5 mld., mits de splitsing leidt tot herstructurering van de bedrijven, concurrentie, toegang tot decentrale opwekking en uiteraard efficiencywinst. Dat loopt opmerkelijk parallel met de insteek die de PvdA-fractie in dit dossier heeft gekozen. Dat zijn structurele opbrengsten. Eigenlijk hoeven wij dus niet eens te praten over het afwentelen van structurele kosten, want het moet in principe vanzelf goed gaan als je kostenvoordelen en concurrentie hebt.

De eenmalige kosten vormen een andere kwestie. Op dat punt steun ik graag de voorstellen van collega Hessels – de minister heeft dat overigens zelf al voorgesteld – om ervoor te zorgen dat de eenmalige kosten via de netwerkbedrijven niet kunnen worden afgewenteld op de klanten. Op dat punt volsta ik dus met uitspreken van steun aan de nota's van wijziging als een extra versterking van de consumentenbescherming.

De heer Hessels (CDA):

Ik kom terug op de structurele kosten. Net zoals bij de andere kosten waarop de heer Crone wijst, kunnen wij bij de structurele kosten voorschrijven dat zij niet in de energierekeningen terugkomen. De heer Crone zegt dat het CPB constateert dat de opbrengsten hoger zijn dan de lasten, maar het CPB constateert ook dat dat de eerste drie jaar niet het geval zal zijn en dat dat na drie jaar zeker het geval zal zijn. Is hij het dan met mij eens dat wij voor die eerste drie jaar iets moeten regelen?

De heer Crone (PvdA):

Om te beginnen is dit voor mij een van de redenen om te vinden dat wij de commerciële kant niet te snel moeten privatiseren. Als dat nog bedrijven zijn van de overheid, is dat al de eerste beschermingsconstructie, want waarom zouden overheidsbedrijven de kosten voor de burgers moeten verhogen? De hoofdbeschermingsroute is natuurlijk dat er concurrentie is. Als bedrijven op een domme manier splitsen en dus hoge kosten hebben – want als je slim splitst, heb je geen hoge kosten – koop je de stroom toch bij een ander bedrijf? Die hoofdroute moet uiteindelijk winnen, zodat bedrijven door concurrentie gedwongen worden om die kosten laag te houden en om de voordelen zo snel mogelijk aan de klanten door te geven. Ik denk dus dat zelfs in die overgangsperiode van drie jaar het normale toezicht van de DTe zijn werk moet doen, zowel voor de netten als voor de algemene tarieven. Daarom moeten wij straks aan de minister vragen hoe de kosten voor de korte termijn en voor de lange termijn zullen gaan lopen en of er iets aanvullends te doen valt bovenop de concurrentie en het toezicht door de DTe.

De heer Hessels (CDA):

In de splitsingsplannen kan de minister voorwaarden stellen aan de kosten die wel en niet doorberekend mogen worden. Hij heeft dat al op een heleboel punten gedaan. Dat is heel goed, maar hij heeft dat nog niet gedaan op het punt van de structurele kosten. Het zou heel goed zijn en het zou de consument zekerheid bieden als wij ook opnemen dat de structurele kosten niet op de energierekening mogen terugkomen in de periode waarin de kosten hoger zijn dan de baten.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben het daarmee eens. Ik spreek er ook de gehele tijd over. Laten wij echter niet doen alsof het iets nieuws is. Ik heb de afgelopen twintig jaar niets anders meegemaakt. De ene herstructurering volgt immers op de andere. Hoeveel bedrijven hadden wij twintig jaar geleden? Recent heeft Eneco Remu overgenomen. Wie heb ik toen horen praten over hoge kosten? Niemand, want die kosten zijn goedgemaakt door de efficiencywinst. Bij Remu en Eneco is er nu immers één personeelsafdeling en één dealing room. Het gevecht van de ondernemingsraden om een wat meer softe herstructurering en een goed sociaal plan was dan ook terecht. De vraag is eerder hoe de winst van de herstructurering wordt beperkt dan hoe voorkomen wordt dat de kosten doorberekend worden. De heer Halder gaf vanmorgen al in de krant aan welke geweldige perspectieven er zijn na splitsing. Dat zal ook gebeuren aan de nettenkant. Wat is het voor domheid dat Nuon netten heeft in het hart van Limburg, waar Essent netbeheerder is, en dat Essent netten heeft in het hart van het Nuon-gebied in het Noorden? Waarom praten wij nooit over de efficiencywinst die zal worden geboekt? Ik deel echter de vrees. Ik heb de minister dan ook gevraagd hoe wij de kosten tegenhouden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Zegt de heer Crone daarmee indirect dat de extra bescherming van de consument niet nodig is?

De heer Crone (PvdA):

Ik agendeer hier dat een aantal kosten beter gemonitord en in de hand worden gehouden door de minister. Ik voeg daar wat vragen aan toe. Vervolgens krijg ik te horen dat ik de kosten laat lopen? Ik wijs erop dat wij dynamisch moeten denken. Wij moeten niet slechts uitgaan van de huidige situatie, omdat die al goed geregeld is en er al zo veel aan het veranderen is, en ervan uitgaan dat het in de toekomst alleen maar mis kan gaan. Ik leg natuurlijk ook het accent op wat er mis kan gaan.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik stelde mijn vraag omdat ik de heer Crone over efficiencywinst hoorde praten en dat wij juist daar een probleem kunnen verwachten. De minister heeft met een nadere nota van wijziging de consumentenbescherming steviger neergezet. Lopen wij niet het risico dat bij eventuele kosten het dividend van provincies en gemeenten wordt geraakt en dat de consument in de rol van burger en belastingbetaler de rekening krijgt gepresenteerd?

De heer Crone (PvdA):

Ik kan nog eens herhalen dat ik de risico's erken en dat ik blij ben dat de minister daarom een aantal beleidsmaatregelen neemt. Ik voeg daaraan toe dat een van de belangrijkste beschermingsconstructies tegen oplopende kosten het marktmodel is. De consumenten durven dan immers te switchen. Als Delta de kosten verhoogt, kan de consument direct overstappen naar Eneco. Het marktmodel zorgt er immers voor dat mensen soepel kunnen overstappen. Dat is toch het doel waarnaar wij streven? Het is een schande dat wij het daar nog over moeten hebben. Het marktmodel had er twee jaar geleden al moeten zijn. Het marktmodel wordt inmiddels breed gedragen in de Kamer en in de sector. Ik vraag de minister hoe snel het marktmodel er komt. Daarmee komt er immers een einde aan de chaos bij de administratie en het switchen. Ik begrijp dat er nog hobbels zijn bij het marktmodel. Een van die hobbels zijn de fiscale problemen. Invoering van een marktmodel houdt immers een vlak netwerktarief in, in plaats van de koppeling aan het aantal kilowatturen. Dat maakt het eenvoudiger. Om de consument niet te benadelen, moet die gecompenseerd worden door aanpassing van de ecotaks. De kostennadelen voor kleinverbruikers worden dan gecompenseerd via een andere ecotaks. Ik hoor de minister daar echter nog steeds niet over. Inmiddels heb ik begrepen dat dit moeilijk zou liggen bij het ministerie van Financiën. Ik vraag de minister dan ook, zonodig met steun van de Kamer, hier snel de knoop door te hakken. Dan kan in het najaar in het belastingsplan het vlakke netwerktarief geregeld worden.

De splitsing is noodzakelijk om de netwerken als monopolie in overheidshanden te houden. Dat is maar de helft van het verhaal. Splitsing is nodig voor het netwerk. Wat echter te doen met de productie van en handel in energie? Veel collega's hebben gevraagd wat er na splitsing gebeurt. Uiteindelijk zal het ooit een private aangelegenheid zijn. Ook nu is reeds de helft van de capaciteit in private handen, van bijvoorbeeld E.ON, Electrabel en bij decentrale opwekking. In Europa is een nieuwe concentratiegolf op gang gekomen, waarbij vier grote Europese reuzen de markt lijken te gaan domineren en verdelen. De Europese Commissie verzet zich daartegen, met mevrouw Kroes voorop. Zij verzet zich niet principieel tegen grote reuzen, maar zij vindt dat er in ieder geval per markt concurrentie moet blijven. Ook in de Nederlandse markt mogen er reuzen zijn, maar zij mogen de markt niet domineren. Dat is op zichzelf een goede lijn. Voorwaarde hiervoor is dat er ook in andere landen vrije toegang is tot markten. Daar komen al die splitsingsvoorstellen ook vandaan. Daarnaast moeten de mededingingsautoriteiten binnen de verschillende landen die machtspositie tegengaan. De Europese Commissie draagt deze lijn eensgezind uit. De vraag is alleen of dit zal slagen, gezien de politieke macht van de grote landen. Het is eerder misgegaan. Toen de fusies in Duitsland kwamen, riepen wij allemaal dat het giganten waren, maar het mocht toch van Brussel. Ik hoop dus dat mevrouw Kroes geen vervolgnederlaag zal leiden.

Het is aardig om te memoreren dat oud-commissaris Frits Bolkestein ons nu opeens waarschuwt voor de grote Europese ontwikkelingen. Ik deel die vrees. Ik ben dan ook blij dat wij zijn advies in 2000 niet hebben gevolgd. Hij wilde toen nog alles privatiseren en liberaliseren. Ik herinner mij goed dat hij één grote Europese markt wilde. Hij verweet mij toen dat ik zorgde voor een koude poolwind in Nederland, omdat ik de netten niet wilde verkopen aan buitenlandse geïntegreerde bedrijven. Dat schreef hij in NRC Handelsblad van 7 januari 2000. Ik ben blij met zijn late bekering, maar ik vraag hem om nu zichzelf de maat te nemen. De argumenten die hij toen gebruikte, gebruikt hij nu om het omgekeerde te zeggen. Als wij de lijn van Frits Bolkestein hadden gevolgd, dan waren de bedrijven nu geprivatiseerd. De beursgang was al voorbereid. De prospectussen werden ons al trots getoond. Als wij dat hadden gedaan, hadden wij nu met de pet in de hand gestaan in directiekamers in Berlijn of Parijs om te vragen om een investering in de Maasvlakte. Dan waren de netten niet meer ons eigendom. Zonder de PvdA zat de VVD nu met de gebakken peren. Ik ben uiteraard heel blij met deze 180 graden ommekeer van de heer Bolkestein.

De heer De Krom (VVD):

U hebt een aantal keren het stuk van de heer Van Halderen genoemd in het Financieele Dagblad van vanmorgen. Hij heeft het over de strategie van Nuon die erop gericht is om een tegenwicht te ontwikkelen tegen Duitse en Franse energiereuzen als E.ON en EdF. Allianties met het Deense Dong Centrica, het Noorse Statkraft en het Zweedse Vattenfall behoren tot de mogelijkheden. Dat spreekt mij enorm aan. Ik neem aan dat het u ook aanspreekt, want u hebt dat standpunt altijd verkondigd. Waarom zegt u dan dat wij alles in het werk moeten stellen om de privatisering te vertragen?

De heer Crone (PvdA):

Ik dacht dat er een interruptie zou komen over de VVD en Bolkestein, maar daar gaat u handig overheen. Ik maak dit eerst even af, want dan kom ik vanzelf bij het antwoord op uw vraag. Ik zou het plezierig vinden om eens in het openbaar met de heer Bolkestein te discussiëren over de vraag hoe hij dit beoordeelt. Als Europees Commissaris zei hij wat mevrouw Kroes nu zegt, maar daar is hij nu van teruggekomen. Hij is een groot tegenstander van mevrouw Kroes geworden. Is dat vanwege zijn ervaringen met Europa? Denkt hij wellicht dat het daar toch niets wordt? Hij is nu wellicht niet zo naïef als mevrouw Kroes en onze minister. Zij strijden samen voor de goede zaak, maar dat gaan zij uiteindelijk verliezen. Het kan eervol zijn om van de grote landen te verliezen, maar het is wel jammer.

Mijn lijn is niet die van de heer Van Halderen, hoewel hij wel consistent is. Hij zei eerst dat wij allianties moesten aangaan met andere spelers in Europa en dan groeien, maar dat moest gebeuren met de netwerken erbij. Dat was tot vanochtend de strategie. Nu zijn die netwerken er niet meer bij, maar wil hij toch doorgaan op de ingeslagen weg. Dat is wel een beetje op de automatische piloot. Laten wij er eerst voor zorgen dat er een sterke Nederlandse productiesector is. Na splitsing moeten wij er dus voor zorgen dat Nuon, centrales en handelshuizen sterk in de markt staan in Nederland. Dat kan door een alliantie of een fusie aan te gaan, met Essent of andere. Vanuit die positie kun je je vervolgens Europees versterken, bijvoorbeeld door je inkoopmacht of verkoopmacht te vergroten. Het moet wel in die volgorde. Ik hoop dat ik hierbij op de steun van de heer De Krom mag rekenen.

De heer De Krom (VVD):

Wij zijn geen lid van de directie van Nuon! U houdt een mooi betoog, alleen hebben u en ik hierover niets te zeggen. De minister kan met Nuon gaan praten en u kunt hem alleen maar vertellen wat de strategie van dit bedrijf zou moeten zijn. Verder is er ook de NMa om te beoordelen of er onafhankelijke marktmacht bestaat. U houdt nu een heel betoog over de vraag hoe bedrijven zich strategisch moeten ontwikkelen, maar u gaat daar helemaal niet over!

De heer Crone (PvdA):

U vroeg mij toch echt wat ik Cronevind van de opmerkingen van de heer Van Halderen. Als u niet wilt horen wat ik vind dat hij moet doen, had u mij die vraag niet moeten stellen. Ik heb hierover volgens mij terecht een opvatting, want splitsing biedt ons de mogelijkheid om te bedenken wat wij met de productiebedrijven willen doen.

Zonder die splitsing hebben namelijk niet alleen wij, maar ook de aandeelhouders geen bal te vertellen. De aandeelhouders zijn in de huidige statuten namelijk helemaal buiten spel gezet. De holding mag namelijk alles zelf beslissen. Dat betekent dat de heer Van Halderen morgen voor 499 mln. een centrale kan kopen, zonder zijn aandeelhouders te raadplegen. En overmorgen nog één! De meeste aandeelhouders hebben overigens in de hoorzitting toegegeven dat ze niets te zeggen hebben.

Van Halderen is zeer transparant over zijn plannen en ik waardeer dat. Op de ochtend van de hoorzitting zei hij nog dat hij niet wilde splitsen maar privatiseren, omdat hij de netten mee wilde nemen naar het buitenland en niet in Nederland maar in het buitenland wil investeren. De overgrote meerderheid van de Kamer wil drie dingen: de netten in eigen hand houden, niet in het buitenland maar in Nederland investeren en splitsen als voorwaarde voor een privatisering. De aandeelhouders zijn het eens met deze hoofdpunten van de Kamer, maar desondanks zegt mijnheer Van Halderen: niets mee te maken. Over maatschappelijk verantwoord ondernemen gesproken!

Al met al is het heel goed dat de Kamer de aandeelhouders kan steunen die hebben gezegd dat ze er niet zo snel uit willen stappen. Ik begrijp dan ook niet dat er gezegd wordt dat de bedrijven na een eventuele splitsing verkocht zullen worden. Een bedrijf kan pas verkocht worden als het te koop is gezet. Niemand kan mijn auto kopen, want ik heb hem niet te koop gezet. Deze bedrijven zijn dus niet te koop zolang de aandeelhouders dat niet willen.

Het is daarom des te beter dat de provincie Limburg vorige week unaniem een motie heeft aangenomen, waarin het college van gedeputeerde staten wordt gevraagd om de aandelen niet te verkopen, ervoor te zorgen dat er in Nederland wordt geïnvesteerd en dat de consumentenprijzen niet uit de hand lopen. Men heeft zelfs gezegd dat het beter zou zijn als het weer een nutsbedrijf zou worden. Met dat soort aandeelhouders wil ik zaken doen. Dat kan ook, want het zijn medeoverheden. Als zij niet willen verkopen, is dat dus nog geen reden om de splitsing uit te stellen. Integendeel, dat is reden om na splitsing Essent en Nuon sterker te maken.

Als bedrijven niet worden verkocht, kunnen wij een aantal vliegen in één klap slaan. In de moeilijke overgangssituatie waarin Europa verkeert, kun je dan ten eerste controle houden op de productiebedrijven. Ten tweede kan die alliantie dan beginnen met de bouw van een nieuwe centrale voor grootverbruikers. Wij weten allemaal dat geen van de Nederlandse bedrijven op dit moment bereid is om te garanderen dat die centrale er komt. Wij zijn daardoor afhankelijk van Nederlandse of buitenlandse bedrijven. Een combinatie van Nuon en Essent zou die centrale wel kunnen bouwen. Daardoor zou die alliantie overigens een sterke basis krijgen, want men heeft dan een enorme afzet voor de basislast en dat is goed voor de ratings op de kapitaalmarkt. Ze zeggen wel dat die productiebedrijven zwak komen te staan na een splitsing, maar dat is niet waar. Ze moeten er alleen wel voor zorgen dat ze over goede afnamecontracten beschikken.

Ten derde is een dergelijke alliantie zo sterk dat ze vervolgens allianties kan aangaan met buitenlandse bedrijven om inkoopmacht in het buitenland te organiseren of om technologie en kennis te delen. Je gaat dan vanuit een sterke positie allianties aan en staat dus niet met de pet in de hand, zoals de heer Van Halderen vanochtend in de krant suggereerde toen hij zei: als ik geen netten meer heb, moet ik maar wat anders gaan doen. Ten vierde blijft de overheid dan aandeelhouder. Het is volgens mij zelfs mogelijk dat het Rijk gaat participeren en dat is ook goed voor de ratings op de kapitaalmarkt. Het kan dus heel hard gaan met een bedrijf. Natuurlijk moet het uiteindelijk altijd door de normale toetsing van NMa om te bepalen of er geen dominante macht in de Nederlandse markt ontstaat. Er zijn ook veel andere producenten dus het wordt geen alleenheerser, maar het zou heel voordelig zijn als de NMa zegt dat het bedrijf iets te groot is en slechts een deel van de capaciteit naar de beurs kan brengen. De markt wordt dan eindelijk liquide en transparant. Het zou geweldig zijn als de APX en de Gasbeurs daardoor aan kracht winnen. De Nederlandse overheid is daarbij zeer betrokken bij de Gasunie waardoor een heel sterke positie ontstaat, niet alleen vanwege algemene marktregels, wat de hoofdlijn moet vormen, maar ook vanwege eigendom waaraan de komende vijf jaar gemakkelijk kan worden vastgehouden.

Ik acht het wenselijk dat de minister voor 1 september een verkenning hiernaar uitvoert. Dit soort dingen gaat niet vanzelf. Partijen zoals aandeelhouders en managers hebben verschillende belangen en visies. Verschillende fracties hebben gevraagd naar de productie. De minister mag niet een beetje met de handen in de hoogte gaan staan onder het mom van: er is nu een Europese markt en daar geloof ik in. Geloof is hier niet genoeg. Laten wij niet hopen dat de minister over vijf jaar à la Bolkestein zegt: dat vond ik toen wel, maar nu heb ik gezien dat het niet zo werkt. Laat de minister zich de afgang van de heer Bolkestein besparen en laat hem de regie in handen nemen. Regie betekent niet dat in de wet geregeld moet worden dat privatisering niet mag of dat Essent en Nuon al dan niet samen mogen. Misschien is het juist een goede optie dat Nuon en Essent samen gaan en Eneco bij E-on wordt ondergebracht. Waarom niet? De minister moet de regie voeren ten behoeve van de aandeelhouders; zij vragen daar ook om.

Wellicht kan het Rijk daarin participeren via de Bank Nederlandse Gemeenten of anderszins. Dat zou een goede zaak zijn want dan wordt industriepolitiek gevoerd naar een Hollands model dat perspectief biedt. Daarmee wordt een nieuwe eenheid voor productie opgebouwd, een nieuw bedrijf. De Nederlandse productie groeit daardoor en de buitenlandse avonturen zijn verleden tijd. Waarom zou een Nederlandse productie BV moeten investeren in het buitenland als dat niet nodig is? Die BV moet het accent in Nederland leggen. Precies zoals de provinciale staten in Zuid-Limburg hebben gezegd, kan deze zich dan concentreren op de Nederlandse markt waardoor de risico's beperkt zijn.

Dat is natuurlijk ook het beste voor de werkgelegenheid. Ik begrijp werkelijk niet waarom de ondernemingsraden zich zo verzetten tegen de splitsing. Het eerste voordeel daarvan zou zijn dat de netwerken gewoon in Nederland blijven. Dat is dus de verzekering van het grootste deel van de werkgelegenheid. Het grootste deel van de werkgelegenheid is gelegen in de netwerkbedrijven. Die is dan veilig gesteld. Als er niet wordt gesplitst, gaan die netten vroeg of laat mee naar het buitenland. Dat weten wij allemaal. Het gaat dan net zoals met KPN. Dan worden avonturen in het buitenland aangegaan en gaat het bedrijf failliet tenzij de aandeelhouders er geld in stoppen. Als men het management volgt en doorgaat met privatiseren, dan zal de werkgelegenheid uiteindelijk onderdeel worden van een internationaal conglomeraat. Dan worden ook vraagtekens gezet bij een hoofdkantoor in Nederland. Uit het rijtje dat vanochtend door Van Halderen is genoemd – Centrica, Dong en Nuon – maak ik op dat het hoofdkantoor overal kan komen behalve bij de kleinste speler, Nederland. Waarom dat soort strategieën steunen ten koste van een splitsing en het opbouwen van een Nederlandse productie-eenheid?

De heer Van den Brink (LPF):

De heer Crone snapt het bedrijfsleven en de ondernemingen niet. Is dat niet het gevolg van het feit dat hij geen ondernemer maar Kamerlid is?

De heer Crone (PvdA):

Ik ben zoon van een uitstekend ondernemer. Dat zegt natuurlijk niets over mij want soms valt de appel wel degelijk ver van de boom, dat kan ik niet ontkennen. Ik ben in mijn jonge jaren wel ondernemer geweest en mijn zoon wordt nu alweer ondernemer. Misschien komt de appel dus weer terug bij de boom van mijn vader. Deze beeldspraak loopt nu mis geloof ik.

Voorzitter: De Pater-van der Meer

De heer Crone (PvdA):

Een slimme ondernemer onderscheidt verschillende takken van sport in zijn bedrijf, namelijk netwerk, productie en handel. Daar zit weinig synergie tussen. Hij zet die onderdelen dus apart in twee bv's. De meeste ondernemers zetten bijvoorbeeld hun bedrijfspanden in een aparte onderneming, want dat is waardevast en daarmee kunnen zij hun pensioen opbouwen. Risicovolle activiteiten zetten zij in een andere bv. Ik heb tijdens de hoorzitting aan de aandeelhouders gevraagd waarom zij dat eigenlijk niet doen. Waarom accepteren zij dat alles in een holding zit, want dit levert gemene risico's op en is onoverzichtelijk voor de aandeelhouder? Alleen al uit puur bedrijfseconomisch opzicht zouden zij moeten willen splitsen, zodat zij greep krijgen op zowel de productie-eenheid als de neteenheid. Ik geef echter toe dat er ook ondernemers zijn die het anders kunnen zien.

De heer Van den Brink (LPF):

Het is prachtig dat u een ondernemende zoon hebt en dat uw vader ondernemer was, maar ondernemer zijn is niet erfelijk. Dat weet u. U hebt toch door dat het eigenlijke probleem van deze splitsing zit in het feit dat wij hier bedrijven splitsen? Het is perfect dat de privatisering van de netwerken wordt tegengehouden door het amendement-Hessels. Het probleem is echter dat wij hier een gesplitst bedrijf hebben dat straks, wanneer het de Europese markt op wil, alleen geïntegreerde bedrijven kan kopen. Het buitenlandse geïntegreerde bedrijf kan hier bovendien alleen maar een gesplitst bedrijf kopen. Het probleem waar iedereen tegenaan hikt, is het feit dat er geen sprake is van een gelijk uitgangspunt. Ik vind dat u hier een prachtverhaal hebt gehouden met alle mogelijkheden die er zijn. U had bijna mijn onderwijzer kunnen zijn. U hebt echter niet aangegeven wat de ondernemer wil, namelijk hoe je het gelijke speelveld realiseert. Daartoe daag ik u uit.

De heer Crone (PvdA):

Natuurlijk kan er na de splitsingswet een ongelijk speelveld ontstaan tussen bijvoorbeeld Duitse geïntegreerde bedrijven en Nederlandse gesplitste bedrijven. Dat is twee keer in ons voordeel. Mag ik eens zeggen hoe ik dat zie? Dat doe ik echter niet als onderwijzer, dus mijn excuses daarvoor. Als de Nederlandse bedrijven niet gesplitst zijn, dan lopen wij het risico – en dat is al bijna een zekerheid – dat wij op basis van de waarde van het net gaan vechten tegen die grote reuzen in Duitsland. Wij lopen dan dubbel risico. Wij verspelen geld met investeringen in het buitenland die wij niet terugverdienen, en het holt de waarde van onze netten uit. Omdat zij gesplitst zijn, kunnen wij daar geen eerlijke strijd voeren. Als wij vervolgens zeggen dat wij niet gaan splitsen, houd je dat proces niet tegen. Door splitsing houd je het proces wél tegen, want dan kunnen zij in ieder geval geen avonturen aangaan in het buitenland op basis van de waarde van het net. Splitsen heeft dus het voordeel dat je je net niet kunt uithollen.

Maar nu omgekeerd. Stel dat de Duitsers hier komen met geld uit de Duitse netwerken om iets te kopen. In dat geval subsidiëren de Duitse consumenten onze consumenten. Dat is toch geweldig? Zij hebben dat daar ook door. In Duitsland is er een heel gevecht gaande. De vier grote bedrijven worden al "de bezettingsmacht" genoemd. Dat is zelfs in Duitsland geen koosnaam. Deze bedrijven worden zo genoemd omdat de grote en kleine verbruikers klagen over de windfall profits, het niet onderhouden van de netten, het misbruiken van de grote gelden uit Duitsland om in Spanje iets te kopen. Alles wat wij niet willen dat onze bedrijven doen, doen de Duitse bedrijven wel. Ik ben echter wel zo cynisch om te zeggen dat het een voordeel is voor ons zo lang zij hier prijssubsidies uitdelen. Ik ben het ermee eens dat het niet zou moeten mogen.

De heer Van den Brink (LPF):

Als Albert Heijn en andere supermarkten een prijzengevecht voeren, dan zijn wij op korte termijn allemaal heel blij. Op lange termijn betalen u en ik. Dat geldt ook voor dit verhaal. Als je hier splitst en in het buitenland niet, heb je in mijn ogen een ongelijk speelveld. Het maakt niet uit waar op korte termijn de voordelen liggen: als je dat speelveld niet gelijk maakt, dan betaal je. Je kunt dan wel zeggen dat je de consument niet laat betalen en dat het bedrijf moet betalen, maar ten slotte betaal je als overheid die de wet maakt en derhalve betalen de onderdanen. Wij moeten niet zo kortzichtig zijn.

De heer Crone (PvdA):

Ik zou het heel kortzichtig vinden om nu te besluiten om niet te splitsen. In dat geval weten wij dat er risico's worden genomen. Wij weten hoe die statuten zijn en welke mogelijkheden de heren Boersma en Van Halderen hebben om zelfs risico's in het buitenland te nemen. Al die risico's laat u dan liggen, want u hebt hier geen enkel voorstel of amendement ingediend om dat te voorkomen. Als iets slecht is in deze wereld, is het wel stilstand. De wereld verandert immers. Wij zitten nu niet meer in een veilige nutssituatie zoals anderhalf jaar geleden het geval was waarin consumenten niet weg kunnen zodat ondernemers zekerheid hebben. Zo lang onze bedrijven hun zaken niet op orde hebben en wel investeren in het buitenland, lopen wij grote risico's. Als u tegen de splitsingswet bent, bent u verplicht om te zeggen wat wij dan wel moeten doen. Vooralsnog zegt u niets.

Als er sprake is van een ongelijk speelveld, moet worden geanalyseerd wie daar voor- en nadelen van heeft. Wij hebben er nadelen van als wij het gevecht met Duitsers in Duitsland aangaan, want dat verliezen wij. Wij hebben er ook nadeel van als wij onze netten niet in veilige handen brengen. Wij hebben een relatief voordeel op de korte termijn als bedrijven nu in Nederland komen met subsidie van de Franse of Duitse netten. Daarom wil ik ook dat u mijn oproep aan de minister steunt om de boel niet te privatiseren. Wij moeten niet hebben dat buitenlandse bedrijven hier boven de prijs onze bedrijven na splitsing opkopen. Ik ben daar niet principieel tegen, maar ik wil een dubbel slot op de deur zetten. Wij hebben de bescherming van de mededingingsautoriteiten. Buitenlandse bedrijven mogen hier geen machtspositie opbouwen. Dat moet NMa tegenhouden. Daarnaast hoeven wij niet te verkopen. Als u er met ons voor zorgt dat gemeenten en provincies zich happy voelen in het Hollandse model en besluiten om niet te verkopen, is het alleen maar beter.

Ik vervolg mijn betoog. Een deel van wat ik in mijn betoog wou zeggen, heb ik al gezegd in interrupties. Ik zal het dus wat verkorten. Het dubbele slot op de deur kan zijn dat de NMa ervoor zorgt dat er geen machtsposities ontstaan van buitenlandse concerns. Geen van alle mogen te groot worden. Het tweede is – dat is heel legitiem – om ook het proces van privatisering van de productiebedrijven niet snel te laten gaan. Bij KPN en TPG is toch ook besloten om het proces van liberalisering en eventueel privatisering heel geleidelijk te laten verlopen? Wij hebben er meer dan tien jaar over gedaan om de laatste aandelen KPN te verkopen. Dat is heel goed, want dan kan je af en toe nog eens aan de rem hangen en zijn er minder risico's.

Ik wil de minister, vakbonden en werkgeversorganisaties erop wijzen dat er zo veel kansen zijn voor Nederland als wij er samen voor zorgen dat de productiebedrijven in Nederland de centrale gaan bouwen en zorgen voor een goede Nederlandse markt door een deel van de capaciteit op de veiling te brengen. De minister kan het met steun van de aandeelhouders en werkgevers- en werknemersorganisaties nog mooier maken dan het nu al is.

Een ander onderdeel van het debat over de splitsingswet is de vraag wat wij met de netten doen. Ook bij de netten is een verstandige herstructurering mogelijk. Wij hebben nu een vrij toevallig samenraapsel van netten verdeeld over het land. Dat kan veel efficiënter worden georganiseerd door het aantal netten terug te brengen tot vier of zes, buiten het hoogspanningsnet van TenneT, waardoor kostenvoordelen voor de consument kunnen ontstaan. Het voordeel hiervan is dat de onafhankelijkheid en de toegankelijkheid van het net veel eenvoudiger kunnen worden georganiseerd omdat het ons eigendom blijft en omdat er een heldere marktstructuur ontstaat. Voor decentrale opwekking, zoals WKK voor de glastuinbouw, duurzame energie, microwarmtekrachtkoppeling, slimme afschakelcontracten en slimme meters hebben wij onafhankelijke netten nodig. Het CPB schrijft dat niet voor niets. Ik denk dat de minister kan bijdragen aan een snelle en verstandige herstructurering.

Ik vind het verstandig om niet dogmatisch te zijn over privatisering, samenwerking of financiering mede door pensioenfondsen. Ik steun dus ook het amendement van de heer Hessels op dit punt. Een minderheidsprivatisering met de noodzakelijke beschermingsconstructies lijkt mij heel verstandig. Mijn pensioengeld wordt dan immers goed belegd, namelijk in het Nederlandse net in plaats van in het buitenland. Dat is goed voor het rendement van mijn pensioen. Dit geeft ook gemeenten en provincies weer wat extra financiële ruimte die zij kunnen besteden in de normale gemeentebegroting, maar ook om in het productiebedrijf, waar zij wat mij betreft in blijven, investeringen mee te kunnen financieren. Het is dan echter geen kruislingse subsidie meer in een holding; het is dan een heel transparante investering.

Ik wil toch nog even ingaan op de capaciteit en de prijzen. Dit alles moet namelijk bijdragen tot een efficiëntere sector, wat weer moet leiden tot minder prijsstijgingen. Dit staat overigens los van de wereldmarktprijzen. Die zullen nog wel verder stijgen. De efficiencywinst zal dan groot zijn. Desalniettemin is Nederland een duurte-eiland, niet alleen door inefficiency, maar ook doordat er een relatief groot aandeel van "gasopwekking" is. Als wij dit vergelijken met de Duitsers, kan je zeggen dat die goedkoper met stroom zijn. Dat gebeurt niet door efficiency; zij zijn inefficiënter dan wij. Zij zijn goedkoper met stroom, omdat er voor de bruinkool werkgelegenheidssubsidies zijn. Bovendien brengen zij daar veel lagere milieukosten in rekening. Bruinkool en steenkool komen er dus goedkoop van af in Duitsland bij onder andere CO2-heffingen.

Wij horen van de liberalen dat wij meer importcapaciteit moeten hebben, zodat wij de goedkope Duitse stroom kunnen importeren. Dit heeft wel enkele grote nadelen. Om te beginnen moeten wij importcapaciteit aanleggen. Die is heel duur. Vervolgens moeten wij in Nederland capaciteit sluiten, dus afschrijven. Dit is ook duur. Daarbij moeten wij het voor lief nemen dat de milieukwaliteit achteruit gaat. Immers, ons relatief schone gaspark wordt vervangen door het relatief vuile Duitse energiepark. Daar ben ik allemaal niet voor.

Ik geef hiermee aan dat de werkelijke concurrentievervalsing niet is gelegen in het tekort aan import- of exportcapaciteit, maar in milieunormen en soms zelfs werkgelegenheidssubsidies. Ik wil van de minister dan ook een harde toezegging, zoals ik al gevraagd heb in een van onze laatste overleggen over de Concurrentie- en Energieraad. De minister vond dat een goed punt. Hij wilde daar ook naar informeren bij onder andere het Groenboek. Hij wilde daarvoor gaan strijden. Dat komt nu echter helemaal niet terug in de toelichting op de nota van wijziging. Ik denk dan ook dat de minister dit snel vergeten is. Ik breng het hem dus graag in herinnering.

Ik wil een hardere opstelling van de minister om te bewerkstelligen dat er gelijke milieunormen komen. Zo lang die er niet zijn, is de oplossing niet om hier de boel maar te sluiten en vuile stroom te importeren. Je moet dan overwegen of er compensatie verleend moet worden in die zin dat wij bereid zijn om de hogere milieunormen niet af te wentelen op alleen maar bedrijven en gezinnen. Uit de winsten van verkoop van de gasopbrengst moet er een compensatie verzonnen worden, omdat wij bijvoorbeeld duurzame energie marktconform subsidiëren met onder andere MEP-toeslagen. Nogmaals, het moet niet op de verbruikers worden afgewenteld. In dat geval gaan de bedrijven namelijk dicht.

Ik herhaal de heel evidente oproep aan de minister over de (glas)tuinbouw. Die sector heeft helemaal gelijk met de opmerking dat de afsplitsing voor haar een gouden kans is. Immers, daar kan meer warmtekrachtkoppeling worden geïnstalleerd. Bovendien kunnen zij van energieverbruikers, energieproducenten worden. Ik ben blij dat de LPF altijd het LTO-standpunt volgt; zij is ook voor splitsing.

Dit is nog maar een deel van het verhaal. De (glas)tuinbouw en de grootverbruikers hebben een groot nadeel van onze "gasopwekking". Wij hebben al eerder bepleit dat zij via het FES of anderszins gesteund worden bij het doen van investeringen in bijvoorbeeld energiebesparing.

De heer De Krom (VVD):

Evenals bij mijn fractie gaat de zorg van de heer Crone uit naar de energie-intensieve industrie, die door de hoge prijzen in moeilijkheden zijn geraakt. Daar zijn wij allemaal bezorgd over.

De heer Crone heeft het over compensatie. Hij kan hiermee beginnen door de verhoging van de energiebelasting met honderden miljoenen extra, die in de eigen begroting is aangekondigd, achterwege te laten.

De heer Crone (PvdA):

Hebt u het over honderden miljoenen? Wilt u dat even nakijken? De discussie is nu over, want dat staat er niet.

De heer De Krom (VVD):

Ik zal het nakijken. Als je voorts de grenzen niet opengooit, houd je de prijsverschillen tussen landen in stand. De heer Crone zegt dat de bedrijven die in de problemen zitten, wel energie in het buitenland willen kopen. Dat zijn dezelfde bedrijven die hij zo graag wil helpen. Hij zegt: dat interesseert mij niet; dat wil ik niet; wat mij betreft, gaat dat niet gebeuren. Daarmee houdt hij het duurte-eiland in stand, dus het prijsverschil tussen Nederland en de landen om ons heen. Hij komt er niet uit en vervolgens zegt hij: wij gaan maar compenseren via het FES.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb al gezegd dat wij op het eerste punt helemaal niet hoeven in te gaan, omdat wij in onze tegenbegroting helemaal niet voorstellen om voor honderden miljoenen aan energiebelasting te verhogen voor grootverbruikers. Bovendien staat het daar in de context dat er gelijke heffingen moeten komen. Zo lang er een ongelijk speelveld is, hoeft dat dus ook niet.

Het tweede punt is wel serieus. De heer De Krom wil niet alleen het duurte-eiland opheffen, of door importcapaciteit goedkope stroom binnenhalen, maar wil ook nog de capaciteit in Nederland afbreken. Ik zeg altijd tegen de grootverbruikers dat zij er meer belang bij hebben dat er in Nederland centrales worden gebouwd. Wij hebben een goed investeringsklimaat, zoals ik de heer De Krom ook altijd hoor zeggen, voor bijvoorbeeld kolen of biomassa. Laat hij niet meegaan in de strijd wie de vuilste energie heeft. Vuile energie is goedkoper te importeren, maar die strijd verliest de heer De Krom toch, tenzij hij zou zeggen dat het milieu hem niet interesseert. Zo ken ik hem echter niet. Als wij zeggen dat de milieukwaliteit vooropstaat, waardoor de prijs hier hoger is, wat een nadeel is voor onze energiegebruikers – gezinnen en grote bedrijven – zeg ik daarop dat wij gelukkig verdienen aan de gasinzet via het FES en dat wij dit voor een deel kunnen compenseren, direct of via investeringen in energiebesparing. Vandaar dat ik het een geweldige uitdaging vindt om de glastuinbouw over de brug te helpen, die kassen wil maken die energie opleveren. Dan doen wij iets wat aan twee kanten werkt: het is rendabel en schoon, terwijl de heer De Krom alleen maar buitenlandse stroom wil importeren.

Hoe kunnen wij zorgen voor een internationaal gelijk investeringsklimaat, inclusief de milieueisen? De minister moet zich ervoor inzetten dat wij vanuit Nederland stroomcapaciteit opbouwen. Dat is het beste voor de afnemers hier, maar ook voor de werkgelegenheid hier. Ik ben dan ook heel blij dat ik deze week van werkgevers- en werknemersorganisaties heb begrepen dat zij dit ook een goede optie vinden. De minister moet hier dan ook echt in de benen.

Wij kunnen nu eindelijk de snelle herstructurering tegemoetzien van zowel de netten als de productie. Dan kunnen wij weer vooruit, een beetje onder de regie van de minister. Ik roep in herinnering dat hij niet alleen de steun van de lokale aandeelhouders zal kunnen krijgen, zoals zij hier tijdens de hoorzittingen hebben gezegd – een aantal van hen wil verkopen, maar de meeste niet – maar ook van de Consumentenbond, van MKB Nederland en van LTO Nederland. Dat zijn allemaal partijen die zien dat hun belang ligt bij splitsing en goede marktwerking. Ik verwacht dat uiteindelijk zelfs de topmensen van deze bedrijven hun bonus nog zullen kunnen waarmaken omdat zij afzien van buitenlandse avonturen en doen wat de burgers willen: investeren in Nederland en goede bedrijvigheid in ons land.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik heb begrepen dat wij bij splitsing het amendement-Hessels steunen, dat inhoudt dat privatisering van bedrijven niet meer kan. Vervolgens zegt de heer Crone dat wij iets moeten verzinnen opdat productiebedrijven niet worden verkocht. Wordt ons land dan niet een eiland in Europa? Hoe lang zou de heer Crone dan de verkoop willen voorkomen?

De heer Crone (PvdA):

Ik zie geen mogelijkheid maar ook geen wenselijkheid om wettelijk de verkoop van productiebedrijven te verbieden. Dat kan niet, omdat wij in Nederland voor de helft private productie kennen, in bedrijven als E.ON en Electrabel. Ik noem als voorbeeld ook de afvalverbrander in Amsterdam, een van de modernste in Europa, die een BV is met de gemeente Amsterdam als eigenaar. Amsterdam hoeft zoals wij weten niet alles te privatiseren, of het nu om een vliegveld of een afvalverbrander gaat. Die BV moet gewoon marktconform meedoen, maar daarvan wordt Amsterdam alleen maar rijker, met goede stroom voor de burgers, een goede oplossing van het afval en ook nog een rendabele exploitatie. In die lijn zie ik heel veel kansen om voort te gaan. Nuon en Essent zijn goede, sterke bedrijven, die wij niet wettelijk hoeven te verplichten dat zij de zaak niet verkopen. Als zij verstandig zijn, doen zij dat niet omdat zij iets goeds doen voor hun eigen burgers. Ik vertrouw soms ook een beetje op het verstandige beleid van lokale overheden. Zij kunnen gewoon in deze bedrijven blijven zitten en onder leiding van deze minister goede zaken doen.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Na ruim twee jaar, vele discussies en vele rapporten, onderzoeken en hoorzittingen gaan wij dan nu beslissen over de splitsingswet. De vraag is: splitsen of niet? Tijdens de vele gesprekken die wij met voor- en tegenstanders hebben gevoerd, was er één rode draad. De boodschap was: "dames en heren Kamerleden, beslis nu eindelijk eens iets en laat het niet lang meer duren". Zij hebben gelijk. Onzekerheid werkt verlammend. De VVD-fractie maakt daarom een heldere keuze. Wij zijn voor splitsing en dus voor het wetsvoorstel. In het wetgevingsoverleg, dat twaalf uur duurde, heb ik uitvoerig uiteengezet waarom mijn fractie tot deze keuze is gekomen. Ik zal dat hier dus niet allemaal overdoen. De conclusies van het rapport van de heer Kist hebben ons in ieder geval in onze overtuiging gesterkt.

De Europese Unie heeft in de jaren negentig van de vorige eeuw de liberalisering van de energiemarkten ingezet. Dat was terecht, want door verschillende partijen is uitgerekend dat de kosten zonder liberalisering een stuk hoger zouden hebben gelegen dan nu het geval is. Het zou dan ongeveer 15% duurder zijn. Maar de markt is nog niet af. Het recente onderzoek dat door de Europese Commissie is uitgevoerd, toont dat aan. Er valt nog veel meer winst te boeken.

Het is onbegrijpelijk dat landen als Frankrijk en Spanje op de golven van publieke sentimenten – want ik kan het toch echt niet anders zien – en economisch nationalisme al of niet geprivatiseerde nationale kampioenen proberen te creëren ter bescherming van hun bedrijven en hun eigen markten, maar ten koste van efficiency, concurrentie en dus van hun consumenten. Als wij dit in Europa allemaal weer gaan doen, als ieder land de ophaalbrug weer ophaalt en zich verschanst achter de muren van het eigen protectionisme, weten wij in ieder geval één ding zeker. De Europese markt komt er dan niet, en dan betalen wij met zijn allen natuurlijk gewoon te veel.

Mijn fractie acht dit een rampzalig scenario. Het betekent voor ons zoveel als een directe aanslag op het hart van Europa: de interne markt. Als de Europese Commissie er niet in slaagt om dit te doorbreken, hebben wij echt een probleem. Zo ver is het gelukkig nog niet. De Europese Commissie is overduidelijk op oorlogspad. Zoals collega Hessels al heeft gesignaleerd, is een groot aantal inbreukprocedures gestart tegen landen die zich niet aan de afspraken houden. Ik heb gelezen dat de Commissie dreigt met gedwongen eigendomssplitsingen naar Nederlands voorbeeld om op deze manier in te grijpen tegen de creatie van nationale kampioenen met onevenredige marktmacht.

Het is mijn verwachting dat de Europese Commissie deze strijd uiteindelijk zal winnen. De kwestie is echter, wanneer dit het geval zal zijn. Het antwoord op deze vraag hangt ervan af hoe scherp het zwaard van de Europese Commissie is, van de steun van de Europese Raad, en van de vraag of politici in de Europese hoofdsteden zowel als in Brussel het lef hebben om zich te ontworstelen aan de lobbytentakels van de grote en machtige Europese energiebedrijven. Voor de VVD-fractie is het helder. De Europese Commissie moet de muren van de nationalistische, conservatieve bastions zo snel mogelijk aan flarden schieten.

De afgelopen weken hebben wij, kennelijk opgeroepen door de Franse en Spaanse achterhoedegevechten, herhaaldelijk weer het idee gehoord van een nationale kampioen. Waarom doen wij in Nederland het tegenovergestelde en splitsen wij de bedrijven? Waarom zouden wij niet doen wat deze landen nu juist wel doen? Ik heb daar zojuist al iets over gezegd. Ik wil er kort en duidelijk over zijn. Wij doen dat, omdat een slecht voorbeeld geen navolging verdient. Omdat de bezwaren vanuit het oogpunt van transparantie en oneerlijke marktwerking die aan geïntegreerde bedrijven kleven, in dat geval recht overeind zouden blijven. Omdat je de concurrentie in Nederland, en daarmee dus de liberalisering in Nederland, de nek zou omdraaien en wij weer terug zouden zijn bij af, toen iedereen met huid en haar aan een monopolist was uitgeleverd. Omdat een Spaanse nationale kampioen nauwelijks van invloed is op de nationale markt in Nederland. Omdat niet splitsen niets bijdraagt aan de totstandkoming van een level playing field in Europa, maar wel aan verslechtering van het level playing field in Nederland. Ook dat kunnen wij lezen in het rapport van de commissie-Kist. Omdat potentiële efficiencywinsten maar ten dele zouden worden gerealiseerd en de situatie zou blijven bestaan dat publieke aandeelhouders weinig druk uitoefenen op het management. Omdat de kans dat de Nederlandse nationale kampioen kan opboksen tegen de echt grote kampioenen klein is. Tenslotte omdat een eventuele overname van een Nederlandse kampioen door een buitenlandse speler zou betekenen wij in dat geval ook de netten kwijt zijn en daarvoor een buitenlandse nationale kampioen terugkrijgen. Voor zover je al bang bent voor buitenlandse spelers op onze markt, lijkt mij dat al helemaal geen wenkend perspectief. Binnen de huidige Nederlandse verhoudingen blokkeert de NMa overigens een fusie. Wat de VVD-fractie betreft, kan de NMa dit standpunt na splitsing herbezien.

Wij hebben naar een groot aantal alternatieven gekeken. Collega Crone heeft er al even over gesproken. Wij hebben het gehad over gedeeltelijke privatisering van geïntegreerde bedrijven en over wel splitsen maar niet privatiseren. Uiteindelijk kwamen wij tot de conclusie dat dit geen aantrekkelijke scenario's zijn, die ook niet de voordelen zouden bieden die een volledige splitsing van de eigendom wel biedt.

Een laatste alternatief, dat ook herhaaldelijk aan de orde komt, is helemaal niets doen. Waarom zouden wij eigenlijk wat doen? In het scenario waarin wij alles laten zoals het is, blijven de kostenniveaus te hoog, ten koste van de consument. De prikkels om scherp te concurreren blijven uit. De bedrijven gaan op slot. Zij kunnen niet of beperkt fuseren of naar de beurs gaan. De groeimogelijkheden zijn beperkt. De investeringen blijven achter. De onzekerheid blijft. De bedrijven verpieteren. Vroeger of later worden ze vermalen in het Europese krachtenveld en alsnog opgekocht of zij verliezen de slag om de consument van buitenlandse bedrijven, die natuurlijk ook nu al op onze markt kunnen opereren, met goed gevulde oorlogskassen. De toezichthouder blijft in dat geval achter de feiten aan hollen, de aandeelhouders blijven nog jaren aan de bedrijven vastzitten en de bedrijven nog jarenlang aan hun aandeelhouders. Het kapitaal van de aandeelhouders blijft ook nog jarenlang opgesloten zitten, terwijl sommigen ervoor zouden kunnen en willen kiezen om dat kapitaal te gebruiken voor nieuwe investeringen in de samenleving.

Dit is een dramatisch doormodderscenario, dat mijn fractie niet aanspreekt. Vandaar onze heldere keuze. Bovendien biedt het nieuwe scenario nieuw perspectief en nieuwe dynamiek. Wie het rapport van de commissie-Kist leest, kan niet anders dan concluderen dat de commissie tot dezelfde conclusie komt. De fractie van de VVD ondersteunt de conclusie van de commissie dan ook, en die van het CPB, dat de welvaartsvoordelen het grootst zijn bij volledige privatisering van productie, handel en levering en een minderheidsprivatisering van de netten. Dat is een duidelijke conclusie. De kostenreductie en efficiencyvoordelen zijn het grootst en de governance wordt verbeterd.

Wij zijn het er allemaal over eens dat de netten van groot strategisch belang zijn. Regulering, effectief toezicht en behoud van een meerderheidsaandeel van de overheid, dat mijn fractie ook voorstaat, garandeert dat de publieke belangen ook in de publiekprivate samenwerkingsvorm goed worden gediend. Wij hebben in het wetgevingsoverleg uitvoerig besproken dat tegelijkertijd de deur wordt opengezet voor professioneel aandeelhouderschap. Voor de VVD is de optie van een minderheidsprivatisering van de netten een belangrijk onderdeel van het kabinetsbesluit, alhoewel het geen onderdeel uitmaakt van het wetsvoorstel.

De heer Hessels (CDA):

Welke bezwaren ziet de heer De Krom tegen het aanbrengen van een onderscheid tussen het juridisch eigendom en het economisch eigendom van de netten?

De heer De Krom (VVD):

Dat is eigenlijk heel eenvoudig. Ik vind het gewoon niet nodig. Dat onderscheid maakt het onnodig gecompliceerd.

De heer Hessels (CDA):

Stel dat een beheerder van een geïntegreerd net, die dus de juridische en de economische eigendom heeft, failliet gaat. Volgens de regels van de I&I-wet kun je een netbeheerder van je net af zetten, maar er moeten dan wel twee verschillende organisaties zijn. Bij een faillissement vervalt de eigendom aan de schuldeiser en hebben wij helemaal niets meer in de hand. Zou het dan niet veel beter zijn, gelet op het algemeen belang van de nutsvoorziening, dat monopolistische netwerk, in ieder geval de hardware in overheidshanden te houden?

De heer De Krom (VVD):

Daar pleit ik ook voor. Ik heb gesproken over een goede regulering en toezicht. Wij vinden het van belang dat de overheid een meerderheidsbelang in de netten heeft.

De vraag is nu wat de constructie van de heer Hessels toevoegt aan de bescherming van het publieke belang. Ik neem tenminste aan dat dit de achtergrond van zijn amendement is. Dat is voor mij niet helder. Volgens mij is het amendement voer voor juristen, want je krijgt allerlei gehannes over en weer. Als je iets aan de netten moet doen, aan de draadjes dus, hoe het zit het dan met de eigendom, als alles is gesplitst? Volgens mij wordt dat gecompliceerd en ingewikkeld. Daarom zou ik er geen voorstander van zijn, maar ik ben natuurlijk nog wel heel geïnteresseerd wat de minister hierover te zeggen heeft. Ik zie echter geen toegevoegde waarde. De commissie-Kist onderschrijft, met het CPB, die visie als zij de conclusie trekt dat in deze variant – privatisering van productie, levering en handel en minderheidsprivatisering van de netten – de welvaartsvoordelen het grootst zijn.

Hoewel de baten van de splitsing uiteindelijk groter zijn dan de kosten, zo heeft ook het CPB aangegeven, moeten er op korte termijn toch reorganisatiekosten worden gemaakt. Ervaringen in het buitenland en bij Intergas en NRE leiden mij tot de conclusie dat splitsing niet noodzakelijkerwijs hoeft te leiden tot hogere kosten voor de consument. Dit zijn namelijk twee verschillende zaken: de reorganisatiekosten en de mate van doorberekening ervan aan de consument. Het zou echter tot hogere kosten voor de consument kunnen leiden en daarom vind ik het goed dat de minister maatregelen heeft genomen in de nota van wijziging, teneinde te voorkomen dat deze kosten aan de consument worden doorberekend.

Ik heb kennisgenomen van de woordenwisseling tussen de heer Hessels en de heer Crone over de structurele kosten. Mede tegen de achtergrond daarvan vraag ik de minister om eens uit te leggen waarom hij die kosten erbuiten laat. Ik ben benieuwd naar zijn argumentatie daarvoor.

De commissie-Kist signaleert een aantal mogelijke risico's in de transitiefase: suboptimale medewerking van de bedrijven zelf; een onvoldoende governance-structuur gedurende de transitiefase; het opzetten van nieuwe bedrijven; concentratie van nieuwe productiecapaciteit op bedrijven die al gesplitst en/of overgenomen zijn; stijging van de netwerktarieven door reorganisatiekosten. Dit laatste is, denk ik, afdoende afgedekt. Ik zou echter graag van de minister horen hoe hij gedurende de transitiefase de overige risico's ondervangt. Gaat hij in gesprek met de bedrijven en de aandeelhouders om daar afspraken over te maken? Hoe gaat hij dit precies doen? Wij hebben het splitsingsplan en dat zal daarin een rol spelen, maar ik zou een nadere verklaring hierover op prijs stellen.

Een andere vraag van mijn kant waar duidelijkheid over moet komen, voor zover die er niet is, is de vraag of het voorliggende wetsvoorstel niet van toepassing is op TenneT en GTS. Ik ga daarvan uit, maar het zou goed zijn als de minister, ook met het oog op de wetsgeschiedenis, in zijn antwoord op dit punt ingaat.

De commissie-Kist bevestigt dat de minister en zijn ambtenaren hun huiswerk goed hebben gedaan. De commissie heeft zich op basis van al het materiaal een volledig beeld kunnen vormen. Onderzoeken en adviezen voldoen aan de eisen van expertise en professionaliteit. De conclusies die de minister ten aanzien van het beleid trekt, vinden steun, aldus de commissie, in het onderzoeksmateriaal. Het overgangsrecht adresseert mogelijke Cross Border Lease-kwesties voldoende.

Wij constateren dat de minister open oog en oor heeft gehad voor kritiek en voor suggesties tot verbetering, komende zowel van buiten, als vanuit deze Kamer. Hij heeft daarmee, zo denk ik, het draagvlak voor het kabinetsbesluit en het wetsvoorstel weten te vergroten.

De conclusie van mijn fractie is dat met dit wetsvoorstel nieuwe wegen worden ingeslagen die in het belang zijn van Nederland. Mijn fractie is zich er tegelijkertijd heel goed van bewust dat dit wetsvoorstel zowel voor- als tegenstanders kent en zeker niet onbesproken is. Politiek is echter uiteindelijk de kunst van het kiezen en mijn fractie doet dit dan ook met overtuiging.

Mocht dit wetsvoorstel worden aangenomen, dan is wat mijn fractie betreft een belangrijke en ook noodzakelijke stap genomen op weg naar herstructurering van de energiemarkt. Dat wil evenwel niet zeggen dat wij er dan zijn: nee, wij zijn wij er dan nog lang niet. Immers, de gasmarkt is nog lang niet af; wij hebben daar gisteren over gesproken. Wij moeten nog het marktmodel invoeren; daar komen wij nog over te spreken. Er liggen echter grote kansen voor Nederland als hub in de internationale gasmarkt; dit zijn kansen die moeten wij grijpen. Een Europese elektriciteitsmarkt is een wenkend perspectief, maar nog geen realiteit. Ik verschil daarover fundamenteel van mening met collega Crone. Wat ons betreft moet er tevens een Europese toezichthouder komen. Voorts is de brandstofmix in Nederland nog verre van optimaal. Ook op dat punt zijn wat ons betreft keuzen onontkoombaar. Kortom, er is nog heel veel te doen. Mijn fractie verwacht van dit kabinet en van deze minister in het bijzonder dat hij alles op alles zet om die ene Europese energiemarkt zo snel mogelijk te realiseren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat is de positie van de VVD-fractie ten aanzien van de toekomst van de commerciële delen?

De heer De Krom (VVD):

De heer Crone probeerde net op verschillende knoppen te drukken, maar die zitten in een kastje waarvan hij de sleutel niet heeft. Wij zijn geen eigenaar van die bedrijven, dat zijn provincies en gemeenten. Na splitsing zou ik het aan hen willen overlaten, in ieder geval voor het commerciële deel, hoe zij daarmee willen omgaan. Ik kan mij heel goed voorstellen dat er strategische allianties worden gezocht, waarmee Nuon kennelijk al bezig is, zo hebben wij vanmorgen in het Financieele Dagblad kunnen lezen. Zonder privatisering ontstaan er natuurlijk geen synergievoordelen, en geen consolidatie. Dat zie je terug in de berekeningen van het CPB, dat uitrekent dat de welvaartsvoordelen in die variant het grootst zijn. De heer Crone vindt dat de minister met iedereen om de tafel moet gaan zitten, en heeft aangegeven welke allianties wel kunnen, en welke niet. Ik heb daar ook een mening over, maar ik zit niet aan de knoppen, en de heer Crone ook niet. Als Essent en Nuon na splitsing graag samenwerken, zeg ik: ga je gang, maar laat wel even een NMa-toets uitvoeren. Als dat hun positie op de Europese markt verstevigt, ben ik daar niet op tegen, maar wij regelen dat hier niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Houdt de heer De Krom het voor mogelijk en wenselijk dat in de nabije toekomst, als de splitsing materieel een feit is, commerciële delen van voormalige geïntegreerde bedrijven in Nederland worden opgekocht door één van de vier Europese mastodonten?

De heer De Krom (VVD):

Ik zou het niet wenselijk vinden. Veel wenselijker zou ik het vinden als de strategie zoals vanmorgen in het Financieele Dagblad is geschetst, wordt gevolgd. Maar los van de vraag of ik dat wenselijk vind, is de vraag of ik dat kan tegenhouden. Het antwoord is hoogstwaarschijnlijk "nee", tenzij het vanuit Europees perspectief leidt tot onevenredige marktmacht, waarvoor toezichthouders nodig zijn. De heer Crone heeft terecht gezegd dat de rol van de toezichthouders essentieel is. Zij moeten scherp ingrijpen als er situaties van onevenredige marktmacht dreigen te ontstaan. Maar als u mij vraagt of ik dat kan uitsluiten, is het antwoord "nee", omdat het Europeesrechtelijk niet kan. Wel besef ik dat niet alleen naar maximale opbrengsten wordt gekeken, iets wat ik heel verstandig vind.

De heer Crone (PvdA):

Dat is precies het punt. Waarom zegt u iedere keer dat u dingen niet kunt? Ik stel alleen maar vast dat als wij niets doen, het beleid wordt bepaald door de raad van bestuur. Om te beginnen moeten de aandeelhouders dus hun aandeelhoudersmacht hernemen. Verder zijn de bedrijven bereid ook in Nederland te investeren en genoegen te nemen met minder dan het maximale rendement. Als zij dat willen, is er toch een basis voor wilsovereenstemming? Ik ben zelfs bereid om te zeggen: de rijksoverheid kan via de Bank Nederlandse gemeenten of anderszins participeren.

De heer De Krom (VVD):

Ik geloof dat wij langs elkaar heen praten. Ik kan hier wel allerlei dingen vinden, maar wij zitten hier ook als wetgever, en die gaat hier gewoon niet over. U houdt een betoog van zo'n tien minuten over wat zij precies moeten doen en wat niet. Maar de knoppen zitten in een kastje waarvan u de sleutel niet hebt. U bent geen directeur van Nuon en ik ook niet.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil niet praten over wat ik niet kan, maar over het mobiliseren van die krachten in de samenleving die het goede willen, namelijk de aandeelhouders, het Rijk en de consumentenorganisaties. Als wij met zijn allen iets willen, moeten de managers die dat niet willen maar vertrekken.

De heer De Krom (VVD):

Ik vat dat op als een waarschuwing van de heer Crone voor de heer Van Halderen. Vermoedelijk ligt hij vannacht trillend in zijn bed. Als de heer Crone dit wil, moet hij naar mijn idee toetreden tot de raad van bestuur van Nuon. Daar behoort die discussie immers te worden gevoerd. Ik vermoed dat wij niet een heel andere mening hebben over de strategische richting en de visie, maar uiteindelijk gaan wij toch niet over die zaken.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Aan de behandeling van dit wetsvoorstel is een lange voorgeschiedenis voorafgegaan. De oorsprong daarvan ligt in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw. In dat tijdperk was de muur net gevallen. Francis Fukoyama had het einde van de geschiedenis uitgeroepen en er was een ongebreideld vertrouwen ontstaan in de werking van de markt. Een veel gehoorde kreet uit die tijd was dat de samenleving niet maakbaar was, maar terugblikkend kunnen wij concluderen dat de heersende politieke klasse uit die tijd daarin juist wel geloofde. Zij had er blind vertrouwen in dat de introductie van marktwerking in nagenoeg alle sectoren van de economie de meest zekere weg naar het paradijs was. In dat tijdperk van ideologische verblinding kwam de Europese Richtlijn voor de liberalisering van de elektriciteitsmarkt tot stand, namelijk in 1996. Als uitvloeisel daarvan heeft de Tweede kamer in 1999 de Elektriciteitswet aangenomen. Het voert te ver om alle bezwaren tegen de liberalisering nu tot in detail te herhalen. Wel hecht ik eraan om te zeggen dat toen al door onder andere de SP-fractie werd gewezen op het feit dat elektriciteit een bijzonder economisch goed is. Het is een basisproduct waarover iedere Nederlander op elk moment moet kunnen beschikken. Het is zelfs niet mogelijk om het een milliseconde op te slaan. Dat beperkt de mogelijkheden voor marktwerking sterk. Import uit het buitenland is problematisch en bovendien inefficiënt doordat er hoge transportverliezen worden geboekt.

Het kost jaren om de productiecapaciteit uit te breiden en de markt bouwt een prikkel in voor schaarste, met alle risico's van dien voor de leveringszekerheid. Schone energie is duurder en de import van vuile stroom nam daardoor toe. Last but not least zijn de energienetwerken een natuurlijk monopolie. Daar ligt dan ook de verbinding tussen de liberalisering van de markt, de voorge stelde splitsing en de daaruit voortvloeiende privatisering van de energiebedrijven en de netwerken. Als het al mogelijk is om tot een functionerende energiemarkt te komen, vereist dat toegang van concurrenten tot die energienetwerken. Formeel voldoet ons land aan de Europese richtlijn die stelt dat het netwerk juridisch gescheiden moet zijn van de levering. Dat dit niet vanzelfsprekend is, blijkt in sommige andere EU-lidstaten. Daar is dat tot op de dag van vandaag namelijk nog steeds niet gebeurd. Alleen Nederland en Denemarken voldoen volledig aan de Europese regels.

Al in de nadagen van het Paarse kabinet woedde er een heftige politieke discussie met de intentie om het juridisch eigendom van de netten af te splitsen en het economisch eigendom te privatiseren. Het voorliggende wetsvoorstel is het sluitstuk van deze geschiedenis, maar intussen is ook de wereld om ons heen veranderd. Na het einde van de geschiedenis begon de 21ste eeuw, namelijk op 11 september 2001. De wereld werd zich opnieuw bewust van het immense geopolitieke belang van de energielevering en van de kwetsbaarheid van de maatschappij op het moment dat vitale voorzieningen uitvallen. De enorme vraag van de opkomende economische supermachten China en India heeft geleid tot een stijgende energieprijs en een wedloop tussen staten om de eigen energievoorziening veilig te stellen. De VS zijn Irak binnengevallen, China doet zaken met Iran en onze eigen minister Brinkhorst doet zaken in Libië. Het zijn stuk voor stuk illustraties van de herpolitisering van het energiebeleid. Daarbij past ook een toenemende invloed van staten op hun energiesector. Schaamteloos gebruikt Rusland Gazprom als een verlengstuk van hun buitenlandse politiek. Frankrijk en Spanje voorkomen dat hun eigen energiereuzen worden overgenomen door buitenlandse concurrenten. Is deze splitsingswet in zo'n veranderende wereld nog wel op zijn plaats? Is het soms niet beter om je kaarten nog even tegen de borst te houden? Hoewel ik weet dat mijn fractie en deze minister het misschien nooit eens zullen worden, doe ik een klemmend beroep op hem om te wachten en geduld te hebben. Bezint eer ge begint. De minister gelooft in de West-Europese energiemarkt, maar hoe reëel is die eigenlijk nog? Komt die er uiteindelijk? En als dat zo is, dan kunt u altijd nog op deze weg verder.

Minister Zalm zei vorige week dat hij begrip had voor de wens van de overgrote meerderheid in deze Kamer, waaronder ook PvdA, VVD en GroenLinks, om het slechten van de beschermingsconstructies voor grote Nederlandse ondernemingen nog maar even uit te stellen, omdat andere landen dat ook niet doen. Moeten wij dan doorgaan met het slechten van de beschermingsconstructies voor energiebedrijven, zodat zij kunnen worden overgenomen door de buitenlandse giganten en de Nederlandse consumenten straks de kosten van die overnames via de stroomrekeningen mogen betalen?

Ik vind het dan ook een goede suggestie van de heer Vendrik om te kijken of wij kunnen voorkomen dat ongesplitste bedrijven straks hiernaartoe kunnen komen, terwijl wij hier in Nederland gemankeerde bedrijven hebben omdat zij gesplitst zijn. Volgens mij moeten wij gewoon onderling bezien of wij deze wet nog zo kunnen wijzigen dat dat in ieder geval voorkomen kan worden.

De kwestie van Cross Border Leases heeft een groot deel van onze tijd bij het wetgevingsoverleg geconsumeerd. Het is voor mij een buitengewoon complexe materie. Het vraagt veel tijd en energie om die goed te kunnen overzien, ook gezien de evidente commerciële belangen aan één kant en de politieke belangen aan beide kanten. Het is mijn indruk dat de risico's van deze schandelijke constructies, waarmee minister Jorritsma destijds, ondanks waarschuwingen van onder andere de SP-fractie, toch is doorgegaan, wel worden beperkt door de nota van wijziging. Het ziet er op dit moment naar uit dat deze wet zal worden aangenomen. De minister heeft er al veel over gezegd, maar ik wil tijdens de afsluiting van dit debat ook graag van hem horen, dat hij verwacht dat dit hoogstens tot beperkte claims zal leiden. Met beperkte claims bedoel ik dan: in de orde van enkele miljoenen euro's. Het is niet de bedoeling dat wij straks achteraf constateren dat het toch veel hoger is uitgevallen. Is deze minister daartoe bereid? Als hij deze uitspraak aandurft, dan ligt het politieke risico, wat mij betreft, ook voor een groot deel verder bij hem. En oud-minister Ruding heeft in ieder geval in één ding gelijk: dat wij deze minister ook na mei 2007 kunnen oproepen voor een parlementaire enquête naar de splitsing van energiebedrijven.

Minister Brinkhorst:

Tot 2030!

De heer Irrgang (SP):

Nou, tot 2030! Wie weet!

Als het goed is, is de kosten-batenafweging de essentie van iedere memorie van toelichting op een wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel heeft op dit punt een rare geschiedenis. In de memorie van toelichting werd gesproken over kosten van honderden miljoenen euro's, corresponderend met € 50 per huishouden in Nederland. In het wetgevingsoverleg heeft de minister zijn eigen memorie van toelichting op dit punt te vuur en te zwaard bestreden en gesteld dat dit niet juist was. Ik constateer ook dat het Centraal Planbureau in zijn eerste notitie stelde dat de verwachte baten van splitsing klein zijn en de risico's groot.

Na het wetgevingsoverleg hebben wij nieuwe kosten-batenanalyses gehad van de commissie-Kist met onderliggend een nieuwe notitie van het CPB. Voor de SP-fractie heeft deze nieuwe kosten-batenanalyse vooral veel nieuwe vragen opgeleverd. De eerste vraag die ik dan ook maar even voor de vorm stel, luidt als volgt. Onderschrijft de minister de kosten-batenanalyse van de commissie-Kist?

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de commissie-Kist, en deels ook het CPB, met deze nieuwe kosten-batenanalyse de plank heeft misgeslagen. En waarom? In de eerste plaats wordt gesteld dat de meeste kosten die de minister in zijn aanvankelijke memorie van toelichting noemt, en die ook door Deloitte en Ronald Berger in hun rapporten zijn genoemd, samenhangen met het creëren van een vette netbeheerder. Die kosten moet je sowieso maken – zo luidt de redenering – dus die moet je dan ook niet aan splitsing toerekenen. Ik vind dat op zichzelf een logische redenering. De SP-fractie is ook voorstander van een vette netbeheerder, maar zij mag dan toch hopen dat ten opzichte van die honderden miljoenen kosten voor het creëren van zo'n vette netbeheerder, ook honderden miljoenen aan baten staan van het creëren van een vette netbeheerder. Waar zijn wij anders hier mee bezig! Is dat zo? Moet je die baten – ik ga ervan uit dat die er ook zijn – dan ook niet in mindering brengen op de baten van het wetsvoorstel als je ook de kosten van het creëren van zo'n vette netbeheerder niet meeneemt in de kosten-batenanalyse?

Verder wordt volgens de onderliggende CPB-notitie het grootste deel van de baten gevormd door de overdracht van de transportnetten aan TenneT. Het CPB komt tot de conclusie dat dit bij een toenemend belang van decentrale elektriciteitsopwekking grote welvaartsvoordelen met zich meebrengt. Ik deel die conclusie en ik denk dat hiervoor hetzelfde zou moeten gelden als voor de vette netbeheerder. Wij moeten het beheer van deze netten sowieso overdragen. Niemand is daarop tegen. Wij moeten de kosten en baten daarvan dus ook niet aan splitsing toeschrijven.

In de analyse is alleen gekeken naar statische voordelen terwijl er in de context van een oneerlijke Europese energiemarkt waarschijnlijk dynamische verliezen zullen worden behaald doordat buitenlandse energiegiganten hier de boel zullen overnemen met hogere prijzen als gevolg.

Ik zal in de tweede termijn de definitieve balans opmaken. Ik kan nu al zeggen dat de SP-fractie om al deze redenen zeer sceptisch is over het voorliggende wetsvoorstel. De minister moet vooral op het punt van de kosten en baten nu eindelijk eens duidelijkheid scheppen. Wij kunnen dan de behandeling van dit wetsvoorstel definitief afronden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie is voorstander van splitsing van de energiebedrijven. Tijdens het wetgevingsoverleg over de splitsingswet in februari jongstleden heb ik al gezegd dat wij tegenstander waren en zijn van marktwerking in de energiesector. De lidstaten van Europa, waaronder Nederland met minister Andriessen van CDA-huize, de voorganger van deze minister, voorop, zijn 15 jaar geleden de verkeerde weg ingeslagen onder druk van neoliberale dogmatici die overal markten wilden creëren in Europa. Dit was geen project van de Europese Commissie, maar een project waaraan alle lidstaten en alle daarin regerende kabinetten, ook in Nederland, voluit hun steun hebben gegeven. Dit gold voor het CDA/VVD-kabinet Lubbers III, het CDA/PvdA-kabinet dat daarop volgde en ook voor Paars I onder leiding van de heer Weijers.

GroenLinks is van mening dat niet marktwerking, maar een duurzame en zuinige energievoorziening de energiepolitieke agenda moet domineren. Waar alle hens aan dek is geboden voor een revolutie in de energiehuishouding, voor de pijnlijke, moeilijke en langdurige transitie van een aan olie en gas verslaafde samenleving naar een schone en duurzame maatschappij, hebben de afgelopen 15 jaar alle betrokkenen bij de energiepolitiek in Nederland en Europa, jaren van tijd, aandacht, energie en geld verdaan om het spel van de markt tot ontwikkeling te brengen. Dit blijft zonde.

Helaas is marktwerking nu lang en breed een feit; de eerste richtlijn kwam 10 jaar geleden tot stand. Met dit cruciale gegeven in het achterhoofd is en blijft splitsing van de energiebedrijven een noodzaak. De netwerken, de stelsels van elektriciteitskabels en gasleidingen hebben het karakter van een natuurlijk monopolie en dit zal nooit anders worden. Die mogen nooit in handen zijn van één toevallige speler op die energiemarkt. Die netwerken horen afgesplitst in publieke handen te komen c.q. te blijven. Nu er is gekozen voor marktwerking in de energiesector in Nederland en in Europa, moet dan ook onmiddellijk worden gekozen voor splitsing, dat wil zeggen voor een onafhankelijk, publiek, zelfstandig beheer en volledig publiek eigendom van de netwerken.

Dit standpunt van GroenLinks is bepaald niet nieuw. Wij worden al jaren, meestal tegen onze politieke zin, geconfronteerd met marktwerking in allerlei netwerksectoren. Energie, telefonie, kabel, post, dit zijn allemaal netwerksectoren met een nutsfunctie waarin vroeger staatsmonopolisten de dienst uitvoerden en soms ook iets te vaak uitmaakten. Ik heb het dan nog maar niet over openbaar vervoer, vliegtuigen, Schiphol, trein, stads- en streekvervoer, en dergelijke. Het is opvallend dat in bijna al deze sectoren de vermarkting van de nutsfunctie essentiële gebreken vertoont. In de telefoniemarkt is het vaste net met een uniek monopoloïde karakter nog steeds in handen van KNP dat inmiddels grotendeels in handen is van private partijen, terwijl er winstaandelen worden verhandeld op de beurs. De toezichthouder Opta heeft keer op keer grote moeite, deze monopolist in de klauwen te houden, de tarieven voor vaste telefonie omlaag te brengen en de toegang tot het vaste netwerk voor concurrenten tegen normale kosten veilig te stellen.

In de kabelsector is het nog erger. Een hele generatie gemeentebestuurders heeft zich begin jaren negentig bezondigd aan privatisering van complete kabelmaatschappijen. Essentiële netwerken – alweer monopolies – voor doorgifte van radio- en tv-signaal kwamen in één klap in handen van enkele private partijen, met name UPC en Casema. Voor GroenLinks is dit een horrorscenario. Burgers en bedrijven worden uitgeleverd aan de grillen van private partijen. En inderdaad, inmiddels zijn de kabeltarieven zeer fors gestegen met tientallen procenten en wordt nog steeds, na jaren van gesodemieter, gevochten over vrije en eerlijke toegang tot de kabel tegen normale prijzen voor concurrerende internetbedrijven. Daar is de Kamer ook al jaren mee bezig. Het is nog steeds niet goed geregeld. Ook in de postale markt is het voor de Opta lastig om TPG Post qua tarieven en niveau van dienstverlening in het gareel te houden. Ook hier heeft de politiek – wij dus – weer de handen vol, hoewel de postmarkt, overigens in het geheel van netwerksectoren die aan de marktwerking bloot zijn gesteld, nog relatief goed functioneert.

Mijn conclusie is dat vrijwel nergens het proces van vermarkting van nutsfuncties goed en fatsoenlijk is verlopen. Overal zijn essentiële weeffouten in het marktontwerp geslopen en tot op heden niet hersteld. KPN heeft zelfs haar faillissement verhaald op de schatkist. Ik sprak daar al over tijdens het wetgevingsoverleg. Voor mij was dat een bijna stichtelijke politieke ervaring een aantal jaren geleden. Inderdaad, wat moet je als overheid als zo'n machtige monopolist zes maanden voor de verkiezingen dreigt om te vallen, een vitale, unieke dienstverlening als vaste telefonie in één klap uitgeschakeld wordt dan wel in handen valt van een paar curatoren? De rekening van deze vermarkting is heel duur betaald: 5 mld. aan dure publieke guldens zijn wij aan dit foute marktontwerp kwijtgeraakt.

De energiemarkt dreigde onder minister Jorritsma tijdens Paars II dezelfde kant op te gaan als de kabelsector, gesteund door commissaris Bolkestein. Die had er zin in. Volledige privatisering van de complete geïntegreerde energiebedrijven, ons horrorscenario. De energiebazen en alle aandeelhouders, provincies en gemeentes, lobbyden hier in Den Haag om het hardst: privatiseer ons! Voor GroenLinks was die periode opnieuw een dieptepunt in de vermarkting. Er is inderdaad, zeg ik met name tegen de heer Van den Brink, één ding wat minister Heinsbroek in zijn korte ambtstermijn echt goed heeft gedaan. Hij heeft de marktgekte van mevrouw Jorritsma de nek omgedraaid en een tijdelijk privatiseringsverbod in de wet opgenomen. Staatssecretaris Wijn heeft dat karwei in het voorjaar van 2003 afgemaakt. Dat was op dat moment nodig, maar niet voldoende.

Nu marktwerking ook in deze netwerksector al lang en breed een feit is, staat de overheid het volgende te doen. Het eigendom en beheer van het netwerk met een uniek karakter, een natuurlijk monopolie, behoren beide volledig in handen te zijn van de overheid onder directe verantwoordelijkheid van onze minister. De netbeheerder moet pal staan voor gelijke toegang van alle spelers tegen redelijke tarieven. Deze tarieven moeten een fatsoenlijk en duurzaam beheer van het net mogelijk maken, cruciaal voor leveringszekerheid in het belang van alle burgers en bedrijven in Nederland. Commerciële activiteiten, dat wil zeggen productie, handel en levering die in concurrentie worden uitgevoerd – dat is op dit moment al lang en breed het geval – behoren geheel los van eigendom en beheer van netwerken plaats te vinden. Met andere woorden, hier zit het springende punt voor de fractie van GroenLinks dat vraagt om een volledige splitsing of ontbundeling van commerciële en netwerkactiviteiten.

Ik zei het al, het is niet nieuw dat ik hier namens GroenLinks jaren voor heb gepleit. Ook het aantreden van deze minister in de zomer van 2003 heb ik benut om hem deze optie namens mijn fractie voor te houden. Ik ben zeer blij dat hij dit wetsvoorstel nu op tafel heeft gelegd. Ik ga echter niet zo ver als de heer Hessels door te zeggen dat de minister naar mij geluisterd heeft, want dat kan niet waar zijn. Maar ik ben toch blij. Dit wetsvoorstel creëert namelijk de condities die ik zojuist heb geschetst. Zouden wij dit niet doen, dan zijn de volgende vier scenario's, die ik alle vier even onwenselijk vind, denkbaar.

Scenario één. Geïntegreerde bedrijven gebruiken de netwerken als basis voor de financiering van nieuwe, wellicht buitenlandse investeringen. Gaat dat fout, dan is de overheid de klos of wordt het netwerk na faillissement eventueel eigendom van de private schuldeisers. Geen theorie, maar praktijk: zie KPN in 2001.

Scenario twee. Gelijke toegang tot het netwerk voor nieuwkomers zonder netwerk tegen redelijke tarieven is niet zekergesteld. Allerlei administratieve en technische barrières kunnen worden ingezet om nieuwkomers, die concurrenten zijn van de commerciële partijen binnen de geïntegreerde bedrijven, de voet dwars te zetten. De commissie-Kist spreekt hier terecht over. Benadeling van nieuwkomers moet absoluut worden voorkomen. Kijk naar de interessante nieuwe, groene energiebedrijven die juist voor zeer veel innovatie zorgen op het gebied van duurzame energie. Zij doen het op dit punt zelfs beter dan de bestaande geïntegreerde bedrijven die in handen zijn van de lagere overheden. Zie ook de perspectieven voor wkk; het levert voortdurend een heet debat op hier in de Kamer om wkk het te laten redden in de strijd om toegang tot het net tegen fatsoenlijke tarieven. De toekomst van wkk, een belangrijke optie in de transitie naar een duurzame energiehuishouding, wordt beter gegarandeerd bij een gesplitste netwerkbeheerder.

Scenario drie. Geïntegreerde bedrijven kunnen niet alleen andere benadelen, maar zichzelf ook oneigenlijke voordelen toe-eigenen door vormen van kruissubsidiëring toe te passen, waardoor winsten uit het netwerk worden ingezet voor activiteiten die in het commerciële deel worden bedreven. Is dat irreëel? Nee, kijk naar de discussie over de bonus van de heer Boersma: wij hebben begrepen uit het jaarverslag van Essent dat zo'n 80% van de winst werd gemaakt op het netwerk; de bonus van Boersma werd verdedigd door zijn geweldige performance in het commerciële deel. Vreemd. Ziehier een stukje kruissubsidiëring.

Scenario vier. Op termijn ontstaat opnieuw het risico à la Jorritsma, zoals ten tijde van Paars II, dat energiebazen en aandeelhouders de handen ineenslaan om privatisering van de volledig geïntegreerde energiebedrijven erdoorheen te drukken. Het was tijdens Paars II bijna gelukt. Zie het bijbehorende scenario van de kabelsector voor de onvermijdelijke rampen die daarvan het gevolg zijn.

Wij nemen geen politieke verantwoordelijkheid voor welk van deze vier scenario's ook. Daarom steunen wij in hoofdlijnen het splitsingswetsvoorstel van de minister. Over het laatste scenario nog de volgende opmerking. GroenLinks heeft de afgelopen jaren met verbazing en soms met afgrijzen kennisgenomen van het bestuur in de energiesector. Welke gek heeft ooit verzonnen om Cross Border Lease contracten af te sluiten op de energienetwerken en stroomfabrieken? Het is me nog steeds niet helder wie dat is geweest, ook niet na het wetgevingsoverleg. Maar het is zeker dat de provinciale en lokale aandeelhouders hierbij zeer in gebreke zijn gebleven. Zij moeten die Cross Border Lease contracten hebben goedgekeurd. Wie is hiervoor nu eigenlijk politiek aansprakelijk? Heeft de minister in het veld al enkele heren en een toevallige dame spijt horen betuigen over deze absurde constructies?

Maar dit is niet het enige. Als de energiebaronnen pleiten voor privatisering, pleiten de aandeelhouders voor privatisering; als energiebaronnen pleiten tegen splitsing, pleiten de aandeelhouders grotendeels tegen splitsing. Wie is nou eigenlijk de baas van wie? Als de topsalarissen de pan uit rijzen, komen de aandeelhouders te laat, ze komen niet of ze komen in ieder geval niet toereikend in actie. Ze zullen het ongetwijfeld menen, maar niets, helemaal niets garandeert mij dat de mooie woorden van de meerderheid van de aandeelhouders van vandaag – dus: "we gaan niet privatiseren" – ook de woorden en beloftes van morgen zullen zijn. Het spijt mij zeer, maar mijn fractie heeft deze aandeelhouders niet op enige consistentie en leiderschap kunnen betrappen in de afgelopen jaren.

Eerlijk gezegd heb ik met verbazing de rol van de bestuurders van de geïntegreerde bedrijven aanschouwd. Zij hebben de heer Wouter van Dieren op ons dak gestuurd. Zij vallen het Nederlands publiek lastig met angstaanjagende en domme spotjes. Al met al is dit een weinig chique en ondoordachte actie van bedrijven die in handen zijn van de overheid: een miljoenenopdracht plus geldsmijterij, deels betaald uit netwerktarieven en dus betaald door alle burgers van dit land. Over de topinkomens in deze sector zwijg ik maar even; anders vlieg ik met de premier weer tegen het dak.

Het belangrijkste punt is het volgende. Op 22 november 2005 stuurden de bedrijven ons, alle fracties in de Tweede Kamer, een bereidverklaring, een deal. De Tweede Kamer schiet de splitsingwet af en dan gaan de energiebedrijven goede werken verrichten. Ik noem er enkele. De belofte was dat zij hun administratie op orde maken. De belofte was dat zij met ons allemaal gaan nadenken over de structuur van de energiemarkt. De belofte was dat zij robuust gaan investeren in duurzame energie. De belofte was dat zij gaan inzetten op energiebesparing. De belofte was dat zij mensen met schulden niet meer afsluiten in de winter. Mevrouw de voorzitter, moet ik uit deze deal afleiden dat de bedrijven het voorgaande niet doen als de Tweede Kamer de splitsingswet van deze minister aanvaardt? Begrijp ik het goed dat, als wij hun wens niet inwilligen, de administratie een puinhoop blijft, er niet wordt geïnvesteerd in duurzame energie en energiebesparing en dat zij mensen met schulden blijven afsluiten in de winter?

Ik verbaas mij hierover. Ik verbaas mij ook over het bijpassende gevoel voor bestuurlijke verhoudingen. Deze bedrijven zijn namelijk nog steeds 100% eigendom van de overheid. Toch denken zij zelf te kunnen beslissen en zelf aanbiedingen te kunnen doen over de essentialia van de bedrijfsvoering en investeringsplannen? Men denkt daarover te kunnen onderhandelen met de eigenaar? Dat zal toch echt niet de bedoeling zijn. Daar ga ik van uit. Dat zal niet het beeld willen zijn dat de energiebedrijven ten opzichte van de Tweede Kamer, dus ook van mijn fractie, willen neerzetten. Ik ga uit van goede intenties, dus zeg ik: heren energiebaronnen, graag zie ik vanaf morgen dat u uw maatschappelijke verantwoordelijkheid op alle benoemde punten in praktijk brengt, want u bent namelijk een publiek bedrijf. Uw maatschappelijke verantwoordelijkheid is geen optie, maar een dure plicht die bij de status van overheidsbedrijf hoort. Ik zou zeggen: ga vooral uw gang, u hebt mijn volle steun, voer uw bereidverklaring uit. Ondertussen splitsen wij onze bedrijven.

Ik kom te spreken over een ander misverstand, waarna ik terechtkom bij een aantal concretere punten. De heer Crone sprak er terecht over. In veel media-uitingen en in de nodige protesten wordt de splitsingwet voorgesteld als een nieuwe fase in het proces van marktwerking, liberalisering en privatisering. Dat is echt onjuist. Zou dat namelijk wel het geval zijn, dan stond ik hier waarschijnlijk met een heel ander betoog. De marktwerking in de energiesector is voltooid: alle markten zijn open. Productie en handel zijn vrij, zowel van elektriciteit als van gas. Van liberalisering is dus ook geen sprake. Er worden geen nationale markten geopend voor buitenstaanders; die zijn allang open. Van privatisering is in dit wetsvoorstel ook geen sprake. De splitsingswet stelt geen volledige privatisering van de energiebedrijven verplicht. Sterker nog, dit wetsvoorstel creëert juist de voorwaarden om voor eens en voor altijd de vitale netwerken in publieke handen te houden. Daarom herhaal ik het nog maar eens: de splitsingswet is geen voortzetting van de operatie marktwerking in de energiesector, maar een door de fractie van GroenLinks zeer gewenste correctie op dit proces van vermarkting. Dat laatste, die noodzakelijke correctie, steunt de fractie voluit.

De heer Slob (ChristenUnie):

Even voor de duidelijkheid: ik hoor de heer Vendrik zeggen dat dit wetsvoorstel voorwaarden biedt om de netwerken in publieke handen te houden. Ik meende dat wij een amendement nodig hadden om dat te regelen, want dat zat niet in dit wetsvoorstel verpakt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik kom daar zo direct nog over te spreken. Het is het eerste punt van mijn volgende blokje. Ik heb geprobeerd om duidelijk te maken hoezeer alles in het publieke debat over dit wetsvoorstel op een hoop is gegooid, alsof splitsing betekent dat er meer vermarkting of liberalisering komt of dat het automatisch privatisering betekent. Dat is allemaal niet het geval.

Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg vier punten genoemd die voor de fractie van GroenLinks zwaar wegen, maar waaraan nog niet helemaal is tegemoetgekomen. De minister is een klein stukje onze kant opgekomen, maar nog niet helemaal.

Het eerste punt is dat van de 100% publieke eigendom van de netten. Tijdens het wetgevingsoverleg heeft de minister desgevraagd tegen mij gezegd dat het opnemen van de plicht tot 100% eigendom van de netten niet kan worden vastgelegd in de wet omdat dit mogelijk als een "event of default" kan worden beschouwd door de Amerikaanse tegenpartij in de CBL-contracten. Daarom is het volgens de minister mede van belang om de optie van minderheidsprivatisering van de netten op te nemen in het wetsvoorstel. Ik zeg nogmaals dat ik hier helemaal niet van gecharmeerd ben. Wij treffen hier alweer de Cross Border Lease-contracten aan. Ik zal de kwalificatie achterwege laten die ik in gedachten had. Volgens de fractie van GroenLinks is namelijk 100% publiek eigendom van de netten vanzelfsprekend. De minister van Economische Zaken zou na aanvaarding van het wetsvoorstel direct de volgende doorstart mogen maken; ik zou hem bijna willen vragen het dossier alvast klaar te maken voor zijn opvolger. Gemeentelijke en provinciale aandeelhouders van de netten zouden na splitsing moeten worden uitgekocht door het Rijk en alle lokale en regionale distributie- en hoogspanningsnetten zouden in handen moeten komen van één landelijke netbeheerder. Die netbeheerder zou voor 100% in publieke handen moeten zijn, zoals ook de autosnelwegen voor 100% in publieke handen zijn. Of de publieke netbeheerder nu TenneT is, of een andere beheerder, dat is mij om het even. Mijn fractie is een groot voorstander van het Rijkswaterstaatmodel. Ik vraag opnieuw of de minister een dergelijke stap voor mogelijk houdt en of hij bereid is om voor een volgend kabinet een dergelijke stap alvast te verkennen. Ik kan mij voorstellen dat een en ander tijd nodig heeft; de splitsingsoperatie omvat een tijdspanne van ongeveer tweeëneenhalf jaar na aanvaarding van het wetsvoorstel. Daarna zou zo'n optie in beeld kunnen komen. Ik vind het een belangrijke optie en ik zou het goed vinden als de minister dit voor een nieuw kabinet voorbereidt. Kan de minister op dit voorstel reageren?

De heer Hessels (CDA):

Ik vind dit een heel interessante gedachte. Is er volgens de heer Vendrik hierbij ook nog een onderscheid tussen de juridische eigendom en de economische eigendom? Of is hij er een voorstander van dat alle netwerkbedrijven helemaal in handen van de rijksoverheid komen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

In de meest ideale situatie kies ik voor de laatste optie, maar ik heb zojuist alle voetangels en klemmen rond de CBL-contracten al genoemd. Dit zouden wij ook in zo'n verkenning een rol moeten laten spelen. Net als deze splitsingswet niet mag dienen als een incentive voor Amerikaanse investeerders om de Nederlandse samenleving een poot uit te draaien, mag zo'n model daar uiteraard ook niet voor dienen. Ik vrees namelijk dat wij van die vermaledijde CBL-contracten voorlopig nog niet afkomen. Maar ik heb mijn ideaalbeeld geschetst en ik zou het zeer waarderen als de minister van Economische Zaken dit idee in de vorm van een verkenning alvast "in productie" zou willen nemen.

Ik kom terug op de minderheidsprivatisering. Ik heb zeer van harte het amendement van de heer Hessels meeondertekend, omdat ik zo ver mogelijk wil gaan in het vermijden van de optie van minderheidsprivatisering. Ik geloof namelijk niet dat private minderheidsaandeelhouders zullen gaan instappen zonder een substantiële vorm van zeggenschap te willen verwerven. Die optie biedt het wetsvoorstel nu. Die vorm van zeggenschap vindt de fractie van GroenLinks onwenselijk. Ik vraag de minister om een reactie.

Ik vind het bovendien vreemd – ik sta even stil bij de toekomstige structuur van netbeheerder en netwerkbedrijf – dat de minister netwerkbedrijven toestaat om commerciële activiteiten te ontwikkelen. Voor de vette netbeheerder die er gaat komen, geldt dat niet; daarvoor is een expliciet verbod opgenomen om activiteiten in concurrentie aan te bieden. Maar voor het netwerkbedrijf blijft het mogelijk dat commerciële zusterorganisaties een plaats hebben in de groep waar ook het netwerkbedrijf onderdeel van is. Zeker in combinatie met een mogelijk privaat minderheidsaandeelhouderschap kan dit tot ongewenste resultaten leiden. Ik vraag de minister daarom zijn opstelling ten opzichte van commerciële nevenactiviteiten te herzien. Wij hebben daarover een notitie van hem gehad; ik ben daar eerlijk gezegd niet tevreden over. Ik wil nogmaals weten waarom de minister voor deze door mij ongewenst geachte en onheldere positie van de netwerkbedrijven kiest. Waar is dit voor nodig? Veel voordelen die wij in de splitsing zien, vervallen weer omdat netwerkbedrijven tevens in een groep gaan functioneren, waar mogelijk tevens commerciële nevenactiviteiten worden verricht. Dat wilden wij nu juist met de splitsing voorkomen.

De tweede conditie betreft de mogelijke verkoop van de afgesplitste commerciële delen van de voormalige geïntegreerde bedrijven. De vraag is aan de orde, wat hiermee gebeurt nadat deze bedrijven zijn gesplitst. Strikt genomen gaat de splitsingwet daar niet over, en zou het in eerste aanleg aan de aandeelhouders zijn om daarover te besluiten. De minister schrijft dat ook. Toch raakt dit aan het brede Europese debat en aan de neiging tot economisch patriottisme, zoals premier De Villepin het uitdrukte. Laat ik vooropstellen waar ik niet in geloof. Ik zie, met de minister, geen heil in een nationale kampioen, dat wil zeggen in een soort samensmelting van alle nationale commerciële delen van de voormalige geïntegreerde bedrijven tot één grote partij met een zeer aanmerkelijke marktmacht van 60 à 80%. Als dat de bedoeling is, kunnen wij meteen ophouden; laten wij de zaak dan maar weer nationaliseren. Ik ben slechts geïnteresseerd in één nationale kampioen, en dat is Ajax. Dat is dit jaar ook al weer goed gegaan, dus je moet er enorm mee oppassen.

Tegelijkertijd is de mogelijkheid reëel dat de commerciële delen van de voormalige geïntegreerde energiebedrijven de komende tijd worden opgekocht door buitenlandse giganten; de vier van de heer Crone, zal ik maar zeggen. Deze mastodonten kunnen inderdaad met een enorme zak geld boodschappen gaan doen in aantal kleinere Europese landen. Dat scenario komt alleen in beeld als de publieke aandeelhouders besluiten tot verkoop. Tot nu staat de overgrote meerderheid van de aandeelhouders op het standpunt dat er niet wordt verkocht. Of dat de komende jaren zo blijft, moet maar even worden afgewacht. Ik zou daar niet op voorhand op willen vertrouwen.

Gegeven de omstandigheden lijkt het mij logisch dat niet de nationaliteit van de opkopende partij relevant is, maar de vraag of er sprake zal blijven van voldoende mededinging, nadat een commercieel deel is opgekocht. Die bril zouden wij met zijn allen moeten opzetten bij het beoordelen hiervan. Ik ga ervan uit dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit dit beoordeelt en dat de relevante markt waaraan het oordeel wordt ontleend de Nederlandse energiemarkt is. Dan vrees ik dat er geen beletsel is voor overname van commerciële delen door een Europese gigant. Ik heb echt bezwaren tegen een dergelijke uitkomst. Stel dat de Europese of de Noordwest-Europese energiemarkt als relevante markt wordt gedefinieerd. Dat zou logisch zijn, want dat is het toekomstbeeld van de energiesector voor de komende tien jaar. Het oordeel over een dergelijke overname van een Nederlands commercieel deel van een voormalig geïntegreerd bedrijf door een Duitse of Franse gigant kan waarschijnlijk heel anders komen te liggen. De energiegiganten hebben namelijk een aanmerkelijke marktmacht op hun thuismarkt, en zouden vermoedelijk geen goedkeuring moeten krijgen voor de overname. Zo zouden Europese bedrijven met een netwerk binnen de groep naar onze mening niet in aanmerking mogen komen voor overname van de Nederlandse commerciële delen. Waarvoor voeren wij anders deze splitsingswet in?

Dit alles vraagt natuurlijk ook om een actuele waardering van de rol van de Commissie. De minister schrijft daarover in zijn laatste brief. De Commissie is boos, ontzet, energiek, en de Commissie vindt van alles, maar concrete acties om te reageren op het economisch patriottisme in een aantal grote landen en op het bevorderen en beschermen van de nationale kampioenen aldaar, zijn niet in beeld. Ik vind dat niet sterk. Het voorafgaande betekent in de ogen van de fractie van GroenLinks dus ook dat er twee opties zijn als het gaat om het toekomstig eigendom van de commerciële delen. Ik reageer hiermee ook op de uitdaging van de heer Slob. Optie één is dat verkoop aan private partijen van die commerciële delen – productie, handel of beide – slechts dan wordt toegestaan indien deze opkopers geen netwerk binnen een groep elders in Europa hebben en indien zij geen aanmerkelijke marktmacht hebben op de relevante markt. Ik zou denken dat de Noordwest-Europese energiemarkt dan als die relevante markt wordt gedefinieerd. Dat moet niet straks gebeuren, als de Europese Commissie heeft gereageerd dan wel als die Noordwest-Europese energiemarkt een beetje op gang is gekomen, maar het zou nu moeten worden geborgd.

De eerste conditie die ik stel, zou eigenlijk als een soort verlengde splitsing kunnen worden beschouwd. Als in Nederland netwerk en commercieel deel om een goede reden uit elkaar worden gehaald, geldt dat uiteraard ook voor buitenlandse geïntegreerde concerns die hier willen toeslaan, ook al liggen de risico's van niet-splitsing in het thuisland van het netwerk en niet hier in Nederland. Wij zetten hier een Europese bril op, niet een Nederlandse. Deze conditie kan worden beschouwd als een krachtige bijval van het pleidooi van deze minister tegen het op slot gooien van de nationale energiemarkten in Europa, onder het motto "als u uw deur dichtgooit, doen wij dat ook voor uw nationale geïntegreerde kampioenen; gelijk oversteken". Fair deal, zou ik denken.

De tweede conditie betreft uiteraard nut en noodzaak van voldoende mededinging. Het zou vreemd zijn om Nederland eerst als de relevante markt te beschouwen, om vervolgens een fusie toe te staan die in de Noordwest-Europese energiemarkt als bezwaarlijk kan worden aangemerkt. Dat lijkt mij ook niet logisch.

Ik zie heel graag dat deze condities op de een of andere manier stevig in het wetsvoorstel worden verankerd. Ik ben mij zeer bewust van mogelijke kwetsbaarheden van deze redenering in het licht van het Europees Verdrag, de vrijheid van kapitaalverkeer enzovoort. Ik zou er eigenlijk wel voor zijn dat deze minister een beetje pootaan speelt in het licht van wat er nu in Europa gebeurt. Ik zou het zeer onwenselijk vinden dat wij netjes ruim binnen de Europese regels blijven, terwijl andere landen er niet voor terugschrikken om alle afspraken op het terrein van de energiemarkt in Europa regelrecht te schenden. Dat vind ik geen sterke positie. Ik vraag daarom de minister om hierop te reageren en deze twee condities in de wet op te nemen, te weten het beoordelingskader van de NMa van wat de relevante markt is en het verlengde splitsingsidee waarbij buitenlandse geïntegreerde concerns in Nederland niet welkom zijn.

Als dat niet kan of als de minister het niet wil, zit er wat mij betreft maar één andere optie op, namelijk voorlopig geen verkoop van afgesplitste commerciële delen van de energiebedrijven. Zij blijven dan tot nader order in handen van de huidige aandeelhouders. Dat vergt een wettelijke regeling. Die hebben wij nu ook, namelijk een tijdelijke privatiseringsstop met een horizonbepaling. Die kunnen wij gewoon verlengen voor de commerciële delen. Ik vraag de minister ook op dit punt om een reactie. Als het een niet kan, zou ik pleiten voor het ander. Het wetsvoorstel zoals het er nu ligt, biedt te veel ruimte voor mogelijke overnames op de Nederlandse energiemarkt, die mijn fractie als onwenselijk beschouwt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben het zeer eens met de insteek die u hier kiest en met de creativiteit waarmee u zoekt naar mogelijkheden om toch een van de grote zorgen weg te nemen die ook bij mijn fractie leven. Stel nu dat de minister die zorgen niet deelt, hetgeen tot nu toe de situatie was waarmee wij te maken hadden, bent u dan bereid om te zien of wij door middel van amendering iets kunnen doen en te proberen daarvoor een meerderheid in deze Kamer te vinden?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik sta te popelen. Dat is ook een waarschuwing aan deze minister. Dan gebeurt er iets.

De heer Irrgang (SP):

Dit zie ik als een heel belangrijk punt. Anders zijn wij bezig met het organiseren van oneerlijke concurrentie, doordat onze eigen energiebedrijven op één been moeten concurreren met Europese energiegiganten uit het buitenland die ongesplitst bij ons alle ruimte krijgen. Is dit voor de heer Vendrik een punt om te zeggen: als dit niet wordt geregeld, staat mijn steun aan de splitsingswet ook ter discussie?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zo ver is het nog niet. In alle rijkdom van mijn gedachten heb ik twee opties op tafel gelegd. Ik vraag de minister om een reactie. Ik heb een voorkeur voor optie 1. Die acht ik de meeste zuivere. Als optie 1, om wat voor reden dan ook, niet doorgaat, kunnen wij nog bezien of iets mogelijk is door middel van een amendement. Ik zie het nog niet, maar het zou kunnen dat er zeer harde juridische argumenten tegen optie 1 bestaan. In dat geval kies ik voor optie 2. Daarvan denk ik met redelijke waarschijnlijkheid te weten dat die in ieder geval kan. Als wij nu in de wet al een tijdelijk privatiseringsverbod hebben opgenomen dat een aantal jaren loopt, zou ik echt niet weten waarom dat voor de komende jaren niet opnieuw in de splitsingswet zou kunnen worden gemonteerd. Ik denk aan een jaar of vier. Daarna zien wij wel weer.

Voordat de heer Crone interrumpeert, wil ik hieraan graag nog het volgende toevoegen. Ook ik heb het rapport van de heer Kist gelezen. Met alle waardering voor het rapport en de snelheid ervan, want ik heb er veel aan gehad, vond ik eerlijk gezegd dat de heer Kist op één punt het parlement een beetje de verkeerde richting op stuurt. Ik doel op zijn conclusie dat de voordelen van de splitsingswet vooral liggen in de stap die daarna volgt, te weten de privatisering van de commerciële delen. Ik acht dit een onheldere en ten dele zelfs onjuiste argumentatie. De grote voordelen van de splitsing zijn niet gelegen in de privatisering, maar in het waarborgen van eerlijke concurrentie. Het eigendom van de bedrijven is volstrekt ondergeschikt aan het feit dat je een goede markt organiseert. Op dat punt ben ik het niet eens met de heer Kist. Voor de volledigheid wilde ik dat hier toch even melden.

De heer Crone (PvdA):

Met dat laatste ben ik het geheel eens. Het is inderdaad het zwakke punt. Als onze productiebedrijven niet worden geprivatiseerd maar gewoon overheidsbedrijven blijven, kunnen zij zeer efficiënt in de markt concurreren. Het afvalbedrijf van Amsterdam is van de overheid, maar doet in de markt van de opwekking heel erg goed mee. Ik ben het ook eens met het kernpunt van de heer Vendrik. Ook ik heb geprobeerd iets te vinden om de privatisering uit te stellen. De beste route is naar mijn mening nog steeds die van vrijwilligheid. De aandeelhouders hoeven niet te verkopen. Het beeld dat zij móéten verkopen, moet worden weggenomen. Daarover zijn wij het eens. Wanneer je het wettelijk, of via een reciprociteitsformule, verplicht gaat stellen, zie ik helaas het bezwaar dat E.ON en Electrabel allebei al netten in het buitenland hebben. Je krijgt dan in ieder geval te maken met een discussie over bestaande en nieuwe gevallen. Dat lijkt mij moeilijk. Ik ben benieuwd of de heer Vendrik daarvoor al een oplossing heeft bedacht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zie dat probleem ook. Ik heb er op zitten puzzelen. Mag ik mij ervan afmaken door nog maar eens een keer te zeggen dat het mij toch een beetje vreemd te moede wordt als wij hier juridisch gesproken heel heilig gaan zitten doen, terwijl zo ongeveer in alle andere Europese lidstaten allerlei manoeuvres worden ondernomen die door God zijn verboden. Eerlijk gezegd ben ik van mening dat wij wel wat offensiever zouden mogen opereren. Misschien moeten wij een beetje aanschuren tegen de grenzen van wat juridisch mogelijk is in het licht van het verdrag, jurisprudentie, richtlijnen en alles waartoe wij verplicht zijn. Een houding van iets minder serviliteit zou naar mijn mening wel uitkomst bieden. Dat ken ik ook wel van deze minister. Dat moet hem in ieder geval lukken. Dan zorg ik voor de bijbehorende creativiteit.

In het licht van de smoezelige Europese discussie herhaal ik ten aanzien van de privatisering van de commerciële delen dat Nederland er het best aan doet om een duidelijk politiek signaal te geven door voort te gaan met de splitsing. Wij steunen op die manier commissaris Piebalgs. De Belgische regering heeft het inmiddels ook goed begrepen. Met grote vreugde zeg ik tegen deze minister dat het kabinet aansluit bij het standpunt van alle Europese groene partijen. Die zijn voor volledige splitsing. Ik meen dat dit niet gering is.

Ik deel het gevoel van gemankeerdheid dat ik bespeurde bij de heer Irrgang ten aanzien van de claims uit hoofde van het CBL-contract. Het is een buitengewoon complexe problematiek die bijzonder lastig kan worden ingeschat. Het is een kwestie van met gezond verstand kijken wat de verschillende rapporten, de beweringen van de minister en de geluiden uit het veld hebben teweeggebracht. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik heel nadrukkelijk gemarkeerd dat de splitsingswet niet mag leiden tot een verhoogd risico op dergelijke claims. Daarover zijn wij het allemaal eens. Het blijft echter een ontluisterend onderdeel van de wet en het is zeer terecht dat de minister hieraan zeer uitgebreid aandacht heeft besteed. Wij kunnen niet af van de CBL's. Wij moeten er om een of andere manier langsheen zeilen en roeien met de riemen die wij hebben.

Ik verzoek de minister, in zijn eerste termijn in te gaan op mijn taxatie dat de risico's aardig zijn geminimaliseerd. Dat wordt in soortgelijke bewoordingen min of meer bevestigd door de heer Kist en de zijnen, hoewel de heer Kist geen eigenstandig onderzoek naar de CBL's heeft gedaan. Ik heb de neiging daar voorlopig op te vertrouwen, maar ik wil het nog een keer heel goed door de minister uitgelegd zien.

Met betrekking tot de CBL's heb ik niet voor niets bij de regeling van werkzaamheden opheldering gevraagd over de Falcon-kwestie. De provincie Friesland is voornemens om haar aandelenbezit Nuon als het ware te verpanden. Zij krijgt daar een bak geld voor, die zij gaat gebruiken, als een soort frontloading van inkomsten, voor belangrijke uitgaven in Friesland. Budgettair heb ik daar de nodige aarzelingen bij. Ik zou denken dat ook de minister van Financiën stelling moest nemen. Ik heb hem daartoe al uitgedaagd, maar het is nog niet helemaal gelukt. Het zijn eigenlijk geen Cross Border Lease-contracten, maar No Border Lease-contracten.

Nu hebben wij zoveel ellende van de CBL's, maar vanochtend hoorde ik weer dat de minister van Binnenlandse Zaken goedkeuring heeft gegeven aan dit NBL contract. Waar zijn wij nu mee bezig? Ik zou denken dat het kabinet het besluit moet intrekken en de provincie Friesland duidelijk moet maken dat wij dit niet gaan doen. Laat dat een signaal zijn voor alle aandeelhouders. Nog even gauw binnenlopen met dit soort constructies, frontloading van kosten terwijl je over de hele looptijd publiek geld kwijtraakt aan private partijen, die jou een som geld in ruil voor de aandelen verschaffen, mag niet de bedoeling zijn. Dat belast het splitsingsdossier en de uitvoering van de wet, die als het aan mijn fractie ligt met enige wijzigingen wordt aangenomen. Ik roep het kabinet op om de goedkeuring in te trekken.

Ik heb inmiddels begrepen dat er hard wordt gewerkt aan mijn vragen in tweede ronde, die ik de vorige week heb ingediend. Ik hoop dat het antwoord kan samengaan met de eerste termijn van de minister. Ik zou het echt een absurde stap vinden.

Een laatste punt is ook uitgebreid besproken, namelijk de kosten van de splitsingswet en de gevolgen voor de werkgelegenheid. Ik heb de neiging om de contra-expertise in tweede aanleg door het Centraal Planbureau serieus te nemen. Ik weet dat dit soort doorrekeningen altijd met de nodige voorzichtigheid is omgeven, behalve als het Centraal Planbureau de tegenbegroting van GroenLinks doorrekent, want die gegevens zijn altijd hoger dan de waarheid. In dit geval laat het CPB tamelijk treffend en overtuigend zien dat kosten en baten op de lange termijn in het voordeel van de Nederlandse samenleving uitvallen.

Ik begrijp heel goed dat de ondernemingsraden van de geïntegreerde bedrijven maximale aandacht vragen voor de consequenties voor de werkgelegenheid. Zij koppelen daaraan een standpunt tegen de splitsing. Ik volg ze daar niet in, maar ik begrijp hun zorg voor het werk van mensen die vaak al jaren in de energiesector werkzaam zijn heel goed. Ik heb het idee dat op grond van de voorliggende cijfers zeker de komende jaren geen additioneel werkgelegenheidsverlies ten gevolge van de splitsing te verwachten valt, met dien verstande dat wij iets goeds moeten regelen voor de privatisering van de commerciële delen, want daar zit een angel in. Voor het overige zal de efficiencywinst, die in de normale bedrijfsuitvoering in deze sector ook binnen de geïntegreerde bedrijven behaald kan worden, op termijn afbreuk doen aan de werkgelegenheid, maar dat staat los van de splitsingswet. Misschien is dit toch een punt van extra aandacht voor de minister. Hij is al door verschillende fracties opgeroepen om nog eens stevig in gesprek te gaan met de aandeelhouders. Ik vind dat de lokale en de provinciale aandeelhouders op dit punt mogen vragen om maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, in het belang van de werknemers, als er geherstructureerd wordt. Of dat het gevolg is van de splitsingswet of niet maakt mij eerlijk gezegd niet uit. Ik vind dat moderne aandeelhouders ook het belang van de werknemers in hun toezichttaak tot uitdrukking moeten brengen. Graag hoor ik een reactie van de minister.

De heer Hessels (CDA):

Na de gemeenteraadsverkiezingen is een flink aantal wethouders van GroenLinks op belangrijke posten in de colleges terechtgekomen, waarmee ik de heer Vendrik feliciteer. Mag ik van de heer Vendrik ook verwachten dat hij hier en op andere plaatsen namens zijn fractie en zijn partij zijn partijgenoten in de colleges in de grote steden oproept om dezelfde lijn te volgen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijnheer Hessels, ik doe niet alleen een oproep aan mijn zeer gewaardeerde partijgenoten, de zweep gaat erover als zij niet doen wat ik zeg. Ik maak de verhoudingen maar even helder...

Al vaker hebben wij de minister gevraagd naar het beleid van energiebedrijven bij afsluitingen. Inmiddels is uit het antwoord op schriftelijke vragen van de heer Crone en mij gebleken dat er anders dan wat de minister een keer bij de beantwoording van mondelinge vragen heeft beweerd, wel degelijk in de winter afgesloten wordt. De minister schrijft dat hij hierover door EnergieNed verkeerd geïnformeerd was. Nu heeft hij een ministeriële regeling toegezegd; wanneer komt die? Ik zit er nu echt op te wachten en als die regeling niet snel komt, ben ik er een groot voorstander van om zonder meer in de wet op te nemen dat er in de winter gewoon niet wordt afgesloten. Niks ministeriële regeling, niks vrijheid van energiebedrijven, er wordt gewoon niet afgesloten. Ik overweeg om een amendement in te dienen, tenzij de minister het ontwerp van die ministeriële regeling straks even aan de Kamer kan voorleggen.

De heer Hessels (CDA):

Dat amendement is er al, dat is het amendement dat ik vanmiddag samen met de heren Irrgang en Crone heb ingediend om ervoor te zorgen dat er in ieder geval een ministeriële regeling komt. Ik ben blij met uw steun.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb uw amendement even bekeken, maar volgens mij wordt daar niet in geregeld wat ik wil bewerkstelligen. Ik wil dat er ongeacht de casuïstiek, ongeacht de schuldvraag bij oplopende rekeningen, achterstallige betalingen enz. in de winter niet wordt afgesloten. Er moeten andere wegen bewandeld worden, om wanbetalers, mensen met schulden ter wille te zijn. Het uitgangspunt blijft dat er betaald moet worden, maar de sanctie van de straat opengooien voor € 500 om de boel af te sluiten en vervolgens gezinnen met kinderen in de kou laten staan is wat mij betreft geen optie. Dit moet keihard in de wet worden opgenomen. De minister heeft een ministeriële regeling toegezegd, maar die heb ik nog niet gezien. Ik weet ook niet wat de zin van uw amendement is, want er is al een ministeriële regeling onderweg. Maar ik weet niet wat erin staat en wanneer die komt, en ik ben het eerlijk gezegd dan ook een beetje zat. Dus als de minister geen regeling aan de Kamer voorlegt voor wat ik wil, dien ik een amendement in om het te regelen.

De heer Hessels (CDA):

De minister heeft zo'n regeling nog niet toegezegd, hij heeft een "kan"-bepaling in de wet opgenomen. Onze fractie denkt er precies hetzelfde over als u, wij vinden het net zo belangrijk, maar zou het niet beter zijn om dit met een ministeriële regeling aan te pakken, waardoor er wat meer flexibiliteit ontstaat? Dat is de kern van mijn amendement, ik denk dat de minister het veel flexibeler kan regelen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ben dol op flexibiliteit, ik ben zelf ook heel flexibel, maar niet op dit punt. Niks ministeriële regeling die weer gewijzigd kan worden, ik wil keihard in de wet opgenomen zien dat er in de winter niet wordt afgesloten. Dat is de hoogste vorm van juridische helderheid die ik mijn kiezers kan bieden. Voor het overige mag er een ministeriële regeling komen voor de precieze uitvoering, voor nadere voorwaarden enz. En volgens mij heeft de minister wel degelijk in antwoord op de genoemde schriftelijke vragen een ministeriële regeling aangekondigd. Als die niet komt, kunnen wij dit volgende week even regelen, dan zijn wij van deze kwestie verlost.

Ik wil het de minister overigens ook een beetje makkelijk maken. Daarom heb ik vanmiddag samen met de heer Bakker een amendement ingediend om de energiebedrijven de ruimte te geven – dit is zeker voor mijn fractie een gevoelig punt – om bij achterstallige betalingen en bij gebrek aan medewerking van de schuldenaar sneller de sociale dienst of de gemeente te informeren. Nu mag dit niet, wat mij betreft mag het straks wel, op nader te bepalen voorwaarden. Daarvoor is een ministeriële regeling nodig, daar gaan wij weer... Maar goed, ik wil de minister hiervoor de ruimte geven; dan is afsluiting niet meer nodig en worden problemen met schulden, die vaak leiden tot wanbetaling, achterstallige betaling enz., gezamenlijk en snel aangepakt. De gemeente kan hier dan tijdig, zo snel mogelijk het initiatief toe nemen; zij hoeft niet te wachten met ingrijpen tot de zaak volledig uit de hand gelopen is.

Ten slotte de nationale energieconventie. Ik heb hiervoor in het wetgevingsoverleg een voorstel gedaan. Ik heb gesproken over het wantrouwen in de energiesector en over het verbale gooi- en smijtwerk dat de laatste maanden dit wetsvoorstel heeft begeleid; ik geloof dat de heer Slob het daar ook een beetje over had. Hoe je het ook wendt of keert, wij staan aan de vooravond van een buitengewoon langdurige en moeizame, maar zeer noodzakelijke transitie van onze complete energiehuishouding. Dat vraagt ook om gezamenlijkheid van alle denkbare spelers die te maken hebben met de energiepolitiek. De minister heeft het voorstel dat ik had gedaan om in het najaar zijnerzijds het initiatief te nemen tot een nationale energieconventie, tijdens het wetgevingsoverleg vrij rustig becommentarieerd, welwillend maar rustig. De dag daarna bleek ineens dat hij het een interessante suggestie vond. Het schoot dus lekker op. Ik zou echter graag een nadere, brede reactie willen vernemen. Ik overweeg wellicht een motie op dit punt in te dienen, want het gaat mij om nogal wat.

Ik vind het van groot belang dat na afronding van de splitsingswet de hoofdvraag van de energiepolitieke agenda weer centraal komt te staan. Dat is niet, hoe belangrijk ook, hoe wij in Nederland en Europa marktwerking binnen de energiesector organiseren, maar dat is hoe Nederland en Europa zo snel mogelijk de weg inslaan naar een duurzame energievoorziening. Dat is een gruwelijk zware opdracht die tientallen jaren zal vergen, maar daar hoort onze prioriteit te liggen en daar hoort onze energie voor beschikbaar te zijn: dáár horen wij voor te gaan! Het zou prachtig zijn als de minister, bij wijze van nalatenschap, in het laatste jaar van zijn ministerschap daartoe het initiatief zou willen nemen.

De voorzitter:

Als volgende spreker staat op de sprekerslijst de heer Bakker van de D66-fractie, maar deze is niet aanwezig. Het betekent dat ik nu het woord geef aan de heer Van den Brink van de LPF-fractie.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Er is vanmiddag veel gezegd over splitsing en ik denk dat het meeste wat is gezegd, op de een of andere manier wel waar is. Alleen, de kunst is altijd om wat er is gezegd, in een juiste context te zetten, zodat je er ook wat mee kunt.

Ik denk dat de LPF-fractie het eens is met de minister, als de minister ook vindt dat wij een compleet Europees energiebeleid zouden moeten hebben, want zo kun je voor een deel van de wereld, zoals Europa, de energie veiligstellen. Zoals wij één Europees landbouwbeleid hebben – een aantal partijen wil dit afbouwen, maar daar hoor ik niet bij – zo hebben wij dan ook één groot Europees energiebeleid. Als je dat ene Europese energiebeleid wilt hebben, dan heb je daarvoor als uitgangspunten nodig: gelijke monniken, gelijke kappen en een gelijk speelveld.

Voor mij is het daarbij nog steeds wat onduidelijk gebleven waarom de minister, die toch altijd het Europese beeld voor ogen heeft gehad en altijd heeft gezegd dat hij eigenlijk meer Europeaan is dan Nederlander, nu ineens zo dit nationale beleid voert op het gebied van energie. Immers, met deze splitsingswet verwijs je in wezen dat Europese speelveld, dat de minister mijns inziens toch ook wil bewerkstelligen, naar een later stadium. Ik denk dat wij hier vanmiddag weinig tegen de minister hoefden te zeggen, wanneer de Europese regels zo waren dat wij een Europese splitsingswet zouden krijgen, waarmee het klaar zou zijn en er een gelijk speelveld zou zijn. Dan zouden wij naar mijn idee weinig met elkaar te bespreken hebben. De minister doet dat echter niet. Hij zet Nederland neer als een eiland in Europa. Daarmee geeft hij andere Europese bedrijven de mogelijkheid om de afgesplitste bedrijven op te kopen. Ik vermoed dan ook dat de Nederlandse consumenten, de werknemers en de aandeelhouders in de provincie angstig zullen worden voor deze minister die pretendeert dat hij Europeaan is en die desondanks een wet creëert die van Nederland op energiegebied een eiland maakt. Dat is de kern van de zaak. Het gaat er niet om of de minister al dan niet gelijk heeft. Het punt is dat die mensen deze minister niet zullen begrijpen.

Ik ben van mening dat ook de heer Kist met zijn commissie betrokkenen niet heeft gerustgesteld. Hij haalt het rapport van zijn commissie onderuit door te zeggen dat het noodzakelijk is om voorzichtig te zijn met het trekken van stellige conclusies. Als ik voor iemand een onderzoek doe en een rapport uitbreng dat die woorden bevat, haal ik daarmee een streep door dat stuk. De heer Kist had moeten zeggen dat hij er voor 99,9% van overtuigd is dat datgene wat hij heeft opgeschreven juist is. Met die woorden zou hij zekerheid en duidelijkheid hebben uitgestraald. Hoewel ik het betreur, ben ik van mening dat de commissie om de zojuist door mij genoemde reden heeft gefaald. De Kamer wilde duidelijkheid over de vraag of de CBL-contracten niet die last zouden veroorzaken die door sommigen werd verwacht. Die heeft zij echter niet gekregen. Als er claims komen die worden gehonoreerd, zou de minister moeten zeggen dat de consument die niet betaalt, dat het bedrijf dat evenmin doet en dat het ministerie de kosten dus voor zijn rekening neemt. Als hij dat deed, zou hij lef hebben. Daarmee zou hij aantonen dat hij er veel vertrouwen in heeft dat de CBL-contracten niet tot kosten zullen leiden. De minister durft die uitspraak niet te doen, omdat hij veel te angstig is voor claims. Als hij ervan overtuigd was dat er geen claims kwamen, kon hij met een gerust hart zeggen dat de Staat die voor zijn rekening neemt. Zo eenvoudig is het.

De heer Hessels (CDA):

Ik vind dit een heel opmerkelijk voorstel van de heer Van den Brink. Hoe denkt hij dat de energiebedrijven gaan reageren als deze regeling wordt opgenomen? Het wordt dan wel heel erg aantrekkelijk voor een energiebedrijf om zodanig te acteren dat die claim vervalt. Zij houden dan de honderden miljoenen die gereserveerd zijn voor die opties, want de Nederlandse Staat gaat toch betalen.

De heer Van den Brink (LPF):

Dat kan ik mij niet voorstellen. Waarom niet? Het zijn in wezen de Amerikanen die de claims indienen die, als zij worden gehonoreerd, door de energiebedrijven moeten worden betaald. Dan zet je er maar een Nederlandse advocaat bij en zorg je maar dat je dat zo transparant mogelijk speelt. Wat heeft het energiebedrijf eraan om het op die manier te verliezen en dat de Staat moet betalen? Ik kan mij heel goed voorstellen dat een Nederlands energiebedrijf zo veel Nederlander is, dat hij liever heeft dat de Amerikaan het betaalt dan de Nederlandse Staat.

De heer Hessels (CDA):

Ik kan de heer Van den Brink heel goed uitleggen wat de energiebedrijven eraan hebben. De energiebedrijven hebben bij het afsluiten van de Cross Border Leases al een voorziening getroffen om de koopoptie na 25 jaar te lichten. Die hebben voor tientallen miljarden aan voorzieningen klaarstaan waarvan zij die leases gaan terugbetalen of waarmee zij eventuele claims kunnen betalen. De heer Van den Brink stelt voor dat de overheid sowieso moet betalen als er een claim wordt ingediend. Dat is dan een mooie opbrengst voor de energiebedrijven.

De heer Van den Brink (LPF):

Dat is niet waar. Ik had het over een gehonoreerde claim. Een ingediende claim is nog geen gehonoreerde claim. Stel nu dat energiebedrijven zo gigantisch veel voorzieningen hebben getroffen, dan kunnen zij die voorziening prachtig doorsluizen naar de consument. Ziehier tweemaal een voordeel. Wat wilt u nog meer?

Nu wil ik het hebben over een punt waarover ik het met de minister eens ben. Ik denk namelijk dat de minister ook wil dat op Europees niveau een splitsing tot stand wordt gebracht. Wanneer er een Kamermeerderheid komt voor de splitsing – waar ik vooralsnog niet aan meewerk – is het de vraag hoe voorkomen kan worden dat de Nederlandse productiebedrijven uitverkoop houden. Dan zal toch de eilandgedachte in de praktijk gebracht moeten worden, hoezeer ik daar ook tegen ben, door op de een of andere manier te regelen dat onze commerciële bedrijven niet te koop zijn, zolang het Europees niet is geregeld. Dan zal ik daarin noodgedwongen mee moeten gaan, maar het staat wars op de Europese gedachte. Het is een noodsprong omdat er een splitsing wordt doorgevoerd die Europa niet wil. Dan stel ik keihard de vraag of de minister echt denkt dat wij als klein landje in Europa dat verhaal in de versnelling kunnen krijgen. Als hij dat werkelijk denkt, zou ik het nog een goed verhaal vinden. Maar als wij denken dat Europa die Europese energiesteen niet aan het rollen krijgt, waarom zullen wij ons dan inspannen? Dan zou het alleen maar zijn ter meerdere glorie van deze minister. Ik vind dat je net zoveel glorie mag hebben als je wilt, maar niet als het onterecht is.

Ik kan mij zo ongeveer aansluiten bij alle zaken die wij hier hebben besproken rondom afsluiten et cetera. Ik vind dat zaken voor het individu. Het is natuurlijk van levensbelang dat je iemand niet mag laten bevriezen. Anderzijds, er zijn zaken in het verhaal van de splitsingswet die op een heel andere leest geschoeid zijn. Minister, als u zegt dat u de splitsing wilt doorzetten en dat u niet meer doet aan wetgeving in de zin van andere zaken beperken, dan levert u de Nederlandse productiebedrijven uit aan het buitenland. Daar ben ik van overtuigd. Als wij gezamenlijk bereid zouden zijn om door middel van een stukje wetgeving die uitlevering te voorkomen, dan kunnen wij de schade wat beperken. Dat is één. Ik ben benieuwd hoe de minister daarover denkt.

Er is nog een ander punt. Wij hebben steeds gesproken over aandeelhouders, besturen en de directies van deze bedrijven. Ik zit zelf in een gemeenteraad, dus heel dicht bij die besturen. Zoals bekend zijn gemeenten en provincies de aandeelhouders. Ik denk het volgende. Als wij splitsen, dan zullen de gemeenten en de provincies eerder bereid zijn om een productieapparaat te verkopen dan wanneer wij niet splitsen. Iedere weldenkende lokale of provinciale bestuurder weet immers hoe belangrijk dat energieverhaal is. Juist als wij splitsen, zal de lokale c.q. provinciale bestuurder sneller tot het idee en de beslissing komen om aandelen te verkopen. Als lokale bestuurder weet je immers dat, wanneer je iets verkoopt waar ook het netwerk in zit, je compleet overgeleverd kan zijn aan het buitenland. Dat zul je dus niet doen. Als je als lokale bestuurder weet dat je via ... je netwerk behouden hebt, dan zul je veel sneller overgaan tot verkoop van het productiebedrijf.

Ik ben geen voorstander van de splitsing zolang het niet Europees is geregeld. Toch zal er hier een meerderheid voor zijn. Ik zal het amendement van de heer Hessels steunen om de privatisering van het netwerk tegen te gaan. Maar nationalist die ik ben – iets minder Europeaan dan de minister – zal ik er dan nog voor kiezen om ervoor te zorgen dat, zolang het in Europees verband niet is geregeld, zolang er nog geen sprake is van één Europees energiebeleid, de productiebedrijven veel minder gemakkelijk of helemaal niet kunnen worden verkocht.

De vergadering wordt van 18.12 uur tot 19.30 uur geschorst.

Voorzitter: Hamer

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Wij zetten vandaag een belangrijke stap op weg naar een duurzame energievoorziening in Nederland. Ik sluit aan bij de opmerkingen van de heer Vendrik die de splitsing ziet in het perspectief van de duurzaamheid. Ik ben dit met hem eens. Wij willen met dit wetsvoorstel publieke belangen eenduidig, stevig en op structurele wijze borgen. Ik herhaal dit tegen de achtergrond van mijn motto: wij hebben een sterke markt nodig en een sterke overheid.

Dit wetsvoorstel kent een lange aanloop. Het eerste jaar na mijn aantreden was vooral gewijd aan de verwezenlijking van de liberalisering, maar sinds juli 2004 zijn wij met elkaar bezig geweest over het voornemen om de energienetwerken veilig te stellen tegen internationale overnames en tegelijkertijd de concurrentie te versterken. In de richting van de heer Van der Vlies zeg ik dat dit van een vooruitziende koopmansblik getuigt die sneller bewaarheid is geworden dan verwacht, want wij zien thans in heel Europa een consolidatietendens in de energiesector. Ik ben blij dat de leider van de SGP zich tot het kamp van de koopmannen heeft bekeerd. Ik had eigenlijk niet anders van hem verwacht. Ik wacht nu op de consequenties die hij daaraan verbindt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil opnieuw de woorden "in dit geval" onderstrepen. De minister zal zich herinneren dat ik daar een streepje onder heb gezet.

Minister Brinkhorst:

Ja, maar ik ben blij dat ik dit met de heer Van der Vlies kan delen.

Met de splitsing zal een heldere en toekomstbestendige marktstructuur ontstaan. Naar mijn gevoel is dit de beste basis voor een effectieve concurrentie waarvan de consument optimaal zal kunnen profiteren. Ik wilde voorkomen dat onze netwerken door de internationale consolidatie onder de controle van buitenlandse partijen zouden kunnen komen. Dit zou de leveringszekerheid kunnen schaden. Tegen die achtergrond heb ik voorgesteld om de Nederlandse bedrijven eerst te splitsen alvorens er sprake kan zijn van privatisering. Wat de heer Vendrik zei is waar, de motivatie voor dit wetsvoorstel is splitsing en niet privatisering.

Ik wil tijdens de rest van mijn betoog over vijf onderwerpen spreken. Ik zal eerst iets zeggen over de Europese ontwikkelingen en in de tweede plaats iets over de kosten, de baten en de werkgelegenheidseffecten. Het derde onderdeel heeft betrekking op de Cross Border Leases. Vervolgens zal ik ingaan op de situatie van het netwerkbedrijf na de splitsing en ik zal afsluiten met eigendomsvraagstukken. Aan het einde volgen dan nog wat varia.

Ik begin dus met het Europese perspectief. Ik heb al gezegd dat het debat over splitsing ruim twee jaar geleden is begonnen toen het kabinet op verzoek van de Kamer zijn visie gaf op de energiemarkt en in dat kader de splitsing van energiebedrijven aankondigde. Dit vloeide als het ware rechtstreeks voort uit de vraag wat er zou gebeuren na de liberalisering. Ik heb toen voorspeld dat wij een verdergaande internationalisering van de energiemarkt zouden zien en ik wilde in dat licht de netten veiligstellen en de concurrentie bevorderen. Dit alles uit het oogpunt van profijt voor de consument.

De beste manier om die publieke belangen veilig te stellen, is te zorgen voor volledige onafhankelijkheid van de natuurlijke monopolies waarover de concurrentie plaatsvindt. De heer Hessels heeft terecht geconstateerd dat de voorspelbare onomkeerbare trend van internationalisering met de daarbij behorende fusies en overnames werkelijkheid is geworden. De recente ontwikkelingen in de Europese Unie illustreren dit.

Ik wil hier aan het begin graag duidelijk maken hoe het zit met mijn nationale en Europese inzet. Mijn beoordeling van de problematiek was gebaseerd op een "no regret policy", eigenlijk ongeacht de vraag hoe het verder gaat met de Europese ontwikkeling. Hier en daar werd gesuggereerd dat ik voor de muziek uit loop, dat ik een gekke Henkie ben, dat het in Europa om machtspolitiek gaat. Natuurlijk zie ik dat soort zaken, het kan in Europees verband anders gaan dan wij nu denken. Ik verdedig hier niet dat wij een prachtig Europees ideaal hebben waar wij in moeten passen of waarop wij moeten vooruitlopen. Nee, het gaat om de keiharde vraag hoe de Nederlandse belangen het best kunnen worden veiliggesteld, met name wat de netwerkcompositie betreft. Dit alles staat natuurlijk wel in een bepaald perspectief: uiteindelijk is het om economische en geopolitieke redenen wenselijk dat een Europese energiemarkt wordt bereikt. Maar ook wanneer het blijft bij de betrekkelijk nationalistische tendensen hier en daar, is dit de gewenste oplossing. Ik wil graag afrekenen met de telkens terugkerende gedachte dat ik het zo graag Europees wil hebben.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De minister zegt wel dat het gewenst is ongeacht de ontwikkelingen in Europa, maar hij kan er toch niet omheen dat onze straks gesplitste bedrijven het doelwit zullen worden van buitenlandse overnames? Wij sturen onze energiebedrijven eigenlijk met één been die markt op, terwijl de buitenlandse bedrijven niet gesplitst zijn en wel alle mogelijkheden hebben om onze bedrijven over te nemen. Laten we over een ding duidelijk zijn: we hoeven niet te privatiseren. De minister heeft dat zelf ook gezegd. We hoeven onze bedrijven dus niet over te laten nemen. Dat betekent dat we ook niet hoeven te splitsen.

Minister Brinkhorst:

Het is bekend dat vanaf het eerste ogenblik mijn inzet is geweest om het beste te bereiken voor de consument. Mijn uitgangspunt was een goede voorziening: dus dat het gas en het licht nooit uitgaan en de voorzieningszekerheid wordt geoptimaliseerd. Op dit ogenblik wordt al 50% van de Nederlandse elektriciteitsmarkt bediend door buitenlandse energiebedrijven, net vanmorgen heeft RWE aangekondigd dat het graag een nieuwe biomassacentrale en deels kolencentrale wil opstarten. Tegen die achtergrond moeten de belangen worden gezien waarvoor ik opkom, dat is ook het centrale doel van de splitsing.

De heer Irrgang (SP):

Als dat scenario zich voltrekt, komen die grote buitenlandse energiereuzen bij ons de bedrijven overnemen. Het is maar zeer de vraag of dat in het belang van de consument is. We zullen zien dat de prijzen omhooggaan. Het is toch niet in het belang van de consument als een paar grote bedrijven uit het buitenland onze energiemarkt gaan beheersen en dat we straks met nog minder bedrijven zitten dan nu? De concurrentie op de energiemarkt is nu namelijk al niet perfect.

Minister Brinkhorst:

Ik kom straks op de kwestie van de prijs terug. Mijn constatering is dat we op dit moment een duurte-eiland vormen. We spraken zojuist over de grote energie-intensieve bedrijven en we constateerden dat in de huidige situatie de kosten structureel te hoog zijn. Tegen die achtergrond is de consument op dit moment slechter af dan in welke nieuwe situatie ook.

De heer Irrgang (SP):

Ik vroeg u waarom het in het belang is van de consument als buitenlandse energiebedrijven hier straks de markt gaan beheersen, met als consequentie dat de prijs omhooggaat. Daar kreeg ik geen antwoord op.

Minister Brinkhorst:

Ik kom zo meteen te spreken over de kosten, de baten en de situatie na de splitsing. Met mijn opmerking van zojuist over de "no regret policy" beoogde ik mijn visie te geven, een algemene toonzetting voor het debat te leveren en de suggestie te weerleggen dat deze minister zich alleen maar met Europa zou willen bezighouden.

Ik denk dat door recente ontwikkelingen in de Europese Unie de splitsing alleen maar urgenter is geworden. Ik weet me in mijn beleid gesteund door de Europese Commissie. Ook daarover bestond de afgelopen tijd enige twijfel. Een paar jaar geleden suggereerden zelfs de energiebedrijven dat mijn beleid tegen het Europese beleid in zou gaan. De Europese Commissie treedt hard op tegen achterblijvende lidstaten: 16 lidstaten worden nu aangesproken. Commissaris Kroes denkt serieus na over maatregelen naar aanleiding van haar sectoronderzoek. In dat opzicht is het van groot belang dat deze lijn wordt ingezet; dat ligt rechtstreeks in het verlengde van het Nederlandse belang.

Terecht heeft de heer Slob erop gewezen dat moet worden gekeken naar alternatieve scenario's. Je kunt inderdaad kiezen om je af te sluiten voor de Europese ontwikkelingen door er met de rug naartoe te gaan staan en vast te houden aan relatief kleine publieke nutsbedrijven. Ik bestrijd de opmerking van de heer Slob hierover en ben het eens met degenen die hebben gezegd dat niets doen geen optie is. Dat is de halve liberalisering waarin wij nu zitten en waardoor Nederland het duurste eiland in Europa blijft. Ik verwijs naar de terechte opmerking op dit punt van de heer Crone. De tweede optie is om je blindelings in het Europese marktgeweld te storten door de energiebedrijven, inclusief de netten, te privatiseren – de oude Bolkestein-doctrine – desnoods nadat je eerst een nationale kampioen hebt gemaakt. Naar mijn gevoel help je de marktwerking in Nederland dan om zeep. Je levert de netten zonder meer over aan het buitenland.

De derde optie is die van dit wetsvoorstel, namelijk de splitsing: een openheid naar de Europese markt waarvan grote en kleine afnemers zullen profiteren, een mogelijke inbreng van privaat kapitaal en druk bij ondernemingen om te excelleren. Nederland zou dan een efficiency-eiland in Europa worden, waarbij de cruciale netten in publieke Nederlandse handen blijven. Met dit alles probeer ik een evenwichtig beleid te voeren waarin verschillende belangen zorgvuldig worden afgewogen. In de eerste plaats is dat het grote belang van de totstandbrenging van een Europese interne markt, met zeer direct daaraan gekoppeld het belang van de Nederlandse afnemers. In de tweede plaats, dat is ook door alle leden onderstreept, is dat het publieke belang van de voorzieningszekerheid en het private belang van energieproductie, -handel en -levering. Dat is niet onnodig vooruitlopen op Europa en ook niet het beste jongetje van de klas willen zijn, maar goed begrepen ondernemerschap en koopmanschap omdat uiteindelijk het belang van de Nederlandse consument vooropstaat.

De heer Slob had het vanmiddag over neo-nationalistische of patriottistische gevoelens. Ik vind het van groot Nederlands belang dat wij bewust omgaan met de publieke belangen. Tegen die achtergrond vind ik het ook niet nodig om beschermingsconstructies aan te leggen, zoals gesuggereerd door de heer Irrgang. Nederland moet een goed werkende markt hebben met een goed investeringsklimaat. Wij zijn goed op weg. RWE heeft een investeringsplan aangekondigd, net zoals E.ON, om productiecentrales in Nederland te hebben. Ook Essent en andere Nederlandse bedrijven zijn volop bezig. Ik zie de toekomst van de voorzieningszekerheid in Nederland bepaald veel positiever tegemoet dan bijvoorbeeld een jaar of twee geleden. Nu speelt tegen die achtergrond de kwestie van de vrijwillige splitsing. De heer Slob heeft laten weten dat hij niet tegen splitsing is, maar wel tegen verplichte splitsing. Het is juist dat het partijen nu al vrijstaat om vrijwillig tot splitsing over te gaan. Zoals ik al zei, is vrijwillige splitsing mijns inziens geen optie. Dan blijft de sterke belangenverstrengeling voortbestaan binnen de energiebedrijven die niet splitsen. Dan blijven de vier horrorscenario's waarop de heer Vendrik terecht wees voortbestaan. Er ontstaat niet de transparante markt die ik met de splitsing voor ogen heb en wij realiseren niet de structurele voordelen die een verplichte splitsing in zich heeft.

De heer De Krom vroeg mij in dit verband wat mijn inzet is in de Europese context. Ik zet inderdaad alles op alles om die ene Europese energiemarkt te bevorderen. Op dit ogenblik werken wij hard, naar ik hoop met enig resultaat in de komende maanden, aan de totstandkoming van een Noordwest-Europese energiemarkt. Die verdere marktintegratie van de vijf Noordwest-Europese landen – de drie Benelux-landen, Frankrijk en Duitsland – is de inzet van het op mijn initiatief opgestarte energieforum. Ik hoop dat wij in juni van dit jaar de eerste resultaten zullen krijgen van die marktintegratie. Om helemaal precies te zijn: op 8 juni hebben wij een speciale vergadering in Luxemburg gepland in de marge van de Europese Energieraad om te zien wat wij doen. Het gaat daarbij om het optimaliseren van de benutting van interconnectoren, het harmoniseren van wet- en regelgeving en de verbetering van de internationale samenwerking tussen de TSO's en de toezichthouders. In drie werkgroepen wordt daar op dit moment door overheden, netbeheerders en toezichthouders samen aan gewerkt; ik denk dat wij op vrij korte termijn resultaten kunnen zien. In tegenstelling tot de heer Irrgang vind ik dat wij door moeten gaan met het tot stand brengen van deze Europese markt.

Enkele woordvoerders hebben terecht stilgestaan bij mogelijke oneerlijke concurrentie uit het buitenland. Dit is een serieus punt waar serieus op moet worden ingegaan. De gedachtegang is dat Nederlandse bedrijven wel verplicht zijn om te splitsen, terwijl buitenlandse concurrenten dit niet hoeven te doen. Ik stel heel helder dat het niet mogelijk is – ik zou het heel graag doen – om geïntegreerde buitenlandse bedrijven te belemmeren om te investeren in Nederland. Dat kan op dit moment niet en dat zal in de toekomst ook niet kunnen. Binnen Nederland is natuurlijk wel de Nederlandse wetgeving van toepassing. Dat betekent heel concreet dat het splitsingsgebod ook geldt voor buitenlandse bedrijven op de Nederlandse markt. Een Nederlandse netbeheerder en een commercieel energiebedrijf mogen niet in dezelfde groep actief zijn in Nederland, en dit geldt ook voor buitenlandse bedrijven die opereren op de Nederlandse markt. Dit betekent dat er een zelfstandige, vette netbeheerder met een transparante kostenstructuur zal zijn.

Het is echter de vraag of dit splitsing minder urgent maakt. Ik vind dat niet, want gegeven de Europese marktdynamiek en de ontwikkelingen waar ik eerder over sprak, is het van belang de netten veilig te stellen en de marktwerking te bevorderen. Ik ben het met de heer Crone eens dat juist concurrentievervalsing op het gebied van milieunormen en werkgelegenheidssubsidies in andere landen, in Europees perspectief bestreden moet worden; daar zijn geen andere instrumenten voor dan deze. Ik zeg u toe dat ik mij daarvoor sterk zal inzetten, opnieuw vanwege het Nederlandse belang in breder perspectief.

De heer Van den Brink (LPF):

Het verhaal dat de minister houdt is duidelijk. Ik ben het nog niet met hem eens, maar dat is vers twee. De minister kan toch niet ontkennen dat je schietschijf bent als je voor de troepen uit loopt? En als je in dit verhaal schietschijf bent, dan kan je toch niet de Nederlandse productiebedrijven na splitsing opofferen aan de rest van Europa? Wij zijn het niet oneens over het einddoel. Wij zijn het echter niet eens over de weg daar naartoe. Ik vind dat de minister een heel gevaarlijke weg bewandelt. Bovendien geeft de minister niet met redenen omkleed aan waarom hij geen gevaarlijke weg zou bewandelen. Dat zou hij eens moeten doen.

Minister Brinkhorst:

Ik denk dat wij langzamerhand in een herhaling van zetten terechtkomen. Ik voer een no regret policy. Het belangrijkste belang dat ik daarbij in het oog houd, is dat van de Nederlandse consument. Die consument weet op dit moment al niet of zijn elektriciteit door E.ON of door Electrabel, of in de toekomst wellicht door RWE geleverd wordt. Het gaat de Nederlandse consument er niet om of er een oranje vlaggetje staat op de centrale van waaruit hij zijn energie ontvangt, maar of hij ook in de toekomst zeker kan zijn van continue levering tegen zo laag mogelijke kosten. Dit is de kern van de zaak en het punt waar uw en mijn weg zich scheiden. Nederland is nu een duurte-eiland. Ik denk dat de consument er mee gediend is dat wij een efficiencyeiland worden. Wij zijn samen aanwezig geweest bij verschillende openbare overleggen over de energie-intensieve industrie, en ook daar bleek dat Nederland een duurte-eiland is; de feiten pleiten voor mij. Er is in Nederland geen splitsing, er is geen uitverkoop, en er zijn geen bedrijven weg, maar er is sprake van een duurte-eiland. De bewijslast ligt bij degenen die van mening zijn dat dit de beste situatie is. Tegen die achtergrond zeg ik met grote overtuiging dat niets doen – dat wil de heer Van den Brink – geen optie is.

De heer Slob (ChristenUnie):

De Kamer heeft enige aarzeling rond de vraag wat de effecten zullen zijn van de aanneming van dit wetsvoorstel voor Nederlandse energiebedrijven. U zegt dat deze bedrijven mogelijkerwijs in een wat nadelige positie terechtkomen, ook in Europees perspectief. Dat is dan jammer, vindt u, want de consument is het allerbelangrijkst.

Minister Brinkhorst:

Dat is de grondslag van het wetsvoorstel. De heer Slob vat het uitstekend samen.

De heer Slob (ChristenUnie):

De volgende vraag is dan natuurlijk of de consument er per saldo beter van zal worden, maar daar zal de minister straks nog op terugkomen. Als daaraan ook twijfel bestaat, kan de minister zich toch voorstellen dat de warme gevoelens die andere fracties wellicht voor dit wetsvoorstel koesteren bij onze fractie in elk geval ontbreken, omdat wij gerede twijfel hebben over de vraag of die effecten daadwerkelijk zullen optreden.

Minister Brinkhorst:

Ik denk dat wij op een goed ogenblik inderdaad moeten constateren dat onze wegen zich scheiden. U bent voorstander van een onafhankelijke publieke netwerkstructuur die niet verkocht kan worden. Welnu, Electrabel was een nationale kampioen in België, die 90% van de markt daar in handen had. Daaraan gekoppeld was een netwerkstructuur. In één klap is Electrabel overgenomen door Suez en verdwenen naar Frankrijk. Is dat de weg waar u voor kiest? Mijn Belgische collega heeft daaruit de conclusie getrokken dat een splitsingsvoorstel zoals dat thans hier voorligt, beter was geweest. Ik ben in zeer intensief overleg met de Belgische regering om te bezien of het mogelijk is om onder omstandigheden bepaalde elementen uit Electrabel te halen. De Europese Commissie heeft geconstateerd dat er ongerechtvaardigde marktmacht ontstaat, waardoor stukken moeten worden teruggegeven. Het is geen theorie, maar harde praktijk, en daarmee confronteer ik u.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik verzet mij tegen het beeld dat wordt gecreëerd, namelijk dat mijn fractie niets zou willen doen, evenals een aantal andere fracties die de minister op het oog heeft. Wij zijn al een aantal jaren lang heel duidelijk in ons standpunt dat de netwerken in publieke handen moeten blijven. Daar zal ook naar gehandeld moeten worden. Het is niet zo dat wij alles maar in de uitverkoop willen doen.

Minister Brinkhorst:

Na 1 januari hebt u geen instrumenten in handen om de verkoop van geïntegreerde Nederlandse bedrijven te voorkomen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Tijdens het wetgevingsoverleg hebben wij uitvoerig over dit onderwerp gesproken, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een motie van de heer Hessels. Die motie is inmiddels ingetrokken, maar hield wel een duidelijke boodschap voor de minister in. Er wordt dus door de hele Kamer heel actief meegedacht. Het is jammer dat onze wegen zich in een aantal opzichten scheiden. Het zou mooi zijn als wij gelijk op konden trekken, maar wat wij niet moeten doen is karikaturen maken van standpunten van anderen. Ik heb dat bij u ook niet geprobeerd.

Minister Brinkhorst:

Ik maak geen karikatuur. Ik constateer alleen dat de heer Slob geen steekhoudende argumenten aanvoert waarom hij splitsing afwijst.

De heer Irrgang (SP):

Ik vind het een raar uitgangspunt van de minister dat hij niet hoeft te bewijzen dat het splitsingsvoorstel goed is, maar dat degenen die daar tegen zijn moeten uitleggen dat het een slecht voorstel is. De bewijslast wordt dus omgekeerd. Dat kan toch niet? In Nieuw-Zeeland en Engeland, waar splitsing heeft plaatsgevonden, zien wij toch dat de consument er slechter van is geworden? Dan is het toch aan de minister om uit te leggen en hard te maken dat splitsing wel in het voordeel van de consument is? Ik ben er niet van overtuigd. Gezien de ervaring in andere landen lijkt mij dat een heel redelijke veronderstelling. De minister moet uitleggen wat het voordeel voor de consument is, en dat heeft hij tot nu toe niet gedaan.

Minister Brinkhorst:

Het is het recht van iedere interveniënt om dat te vinden.

Dan kom ik nu toe aan de kosten en baten. Toen wij op 13 februari met elkaar spraken, is afgesproken dat er een validatieonderzoek zou komen. Ik ben heel blij dat op verzoek van de Kamer onderzoek is gedaan naar de kosten en baten. In dit verband is het van belang aan te geven wat het mandaat was van de commissie-Kist. Dat was een onafhankelijke commissie, waarvan de personen ook aan de Kamer zijn voorgelegd. De taak van die commissie was niet om zelfstandig nieuw onderzoek te doen maar om datgene te valideren wat er aan onderzoek, studies en rapporten van de kant van Economische Zaken tot stand was gebracht. De conclusie was dat in globale zin het huiswerk goed was gedaan.

Daarnaast heeft ook het CPB in opdracht van de validatiecommissie de kosten en de baten opnieuw bekeken en gekwantificeerd en heeft het het welvaartseffect van een aantal scenario's naast elkaar gezet. Het CPB heeft geconcludeerd dat eigendomssplitsing leidt tot een positief netto welvaartseffect, waarvan de kosten van splitsing zullen worden overtroffen door de baten. Dat netto welvaartseffect kan volgens het CPB oplopen tot 1 mld. Het CPB heeft geconstateerd dat de welvaartseffecten van de eigendomssplitsing groter worden wanneer die splitsing gepaard gaat met privatisering. In dat geval kunnen de baten de kosten met 1,5 mld. overtreffen. Als binnen de huidige groep wordt volstaan met slechts een interne scheiding, dus als een eigendomssplitsing niet plaatsvindt, zou dat volgens het CPB leiden tot een netto welvaartsverlies. Dat is geen eigen conclusie van mij; ik formuleer slechts datgene wat het CPB heeft aangegeven.

De heer Crone (PvdA):

U citeert hier het CPB correct dat privatisering leidt tot een extra efficiencywinst, maar het bedoelt naar mijn mening dat dat gebeurt als er maar goede concurrentie is tussen de verschillende partijen. Concurrentie kan ook optreden als er veel private partijen zijn, maar ook enkele overheidsbedrijven. Ik noemde het afvalverwerkingsbedrijf in Amsterdam, maar ook een eventuele nieuwe constructie van Nuon en/of Essent.

Minister Brinkhorst:

U vindt in mij niet een proponent om meteen morgen te gaan privatiseren. Voor mij was het, net als voor de overgrote meerderheid van de Kamer, verrassend dat de welvaartseffecten van de splitsing door het CPB – ons meest onafhankelijke orgaan – als heel groot zijn gekwantificeerd en dat het CPB heeft geconstateerd dat dit ook het geval is bij een verdergaande privatisering. Ik ontken echter niet het punt dat u hier aanroert.

Het CPB heeft nog iets anders aangegeven in de rapportage, namelijk dat splitsing eerder een neerwaarts effect op de prijs van energie heeft dan een opwaarts effect. Dit zeg ik aan het adres van de econoom Irrgang, als onderdeel van mijn bewijsvoering. Zo zullen de baten als gevolg van de concurrentie in hoge mate bij de consument terechtkomen. De kosten zullen bij voldoende concurrentie echter in beperkte mate kunnen worden doorgegeven. De eenmalige splitsingskosten zijn de zogenaamde sunk costs en zullen weinig invloed hebben op de prijs. De structurele splitsingskosten komen alleen bij een deel van de markt voor. Op een voldoende competitieve markt zullen ook deze kosten beperkt aan de consument in rekening kunnen worden gebracht. Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg gezegd dat de consument niet mag opdraaien voor de kosten van het wetsvoorstel. Dat herhaal ik bij dezen. Omdat de kost voor de baat uitgaat, heb ik op advies van de validatie commissie en in overleg met de NMa een wettelijke regeling getroffen om dit te waarborgen, naar ik hoop tot tevredenheid van de Kamer.

De heer Irrgang (SP):

Het CPB is niet ingegaan op het punt dat er door buitenlandse overnames een monopolistische situatie kan ontstaan op de markt. Dan gaat het om de zogenaamde dynamische voordelen. In dit geval zijn dat vooral risico's. Ik heb een aantal vragen gesteld over een analyse die de commissie-Kist heeft gemaakt van de baten en lasten, omdat daarop naar mijn mening nogal wat is af te dingen. Ik heb de minister ook gevraagd of hij die analyse onderschrijft. Ik hoop daarom dat hij hierop nog ingaat.

Minister Brinkhorst:

De conclusie van de heer Kist spreekt voor zichzelf. Ik ga daarvan uit. De heer Hessels heeft in een ander verband gezegd dat wij eenmaal de validatiecommissie moeten valideren. Ik adviseer de heer Irrgang om het CPB-rapport nog eens goed te lezen. Alle kosten en baten, ook van de vette netbeheerder, zijn daarin meegenomen. Als de heer Irrgang het anders ziet, zie ik graag een ESB-artikel van zijn hand verschijnen.

De voorzitter:

Wellicht dat de minister toch kan ingaan op de vraag die aan hem is gesteld.

Minister Brinkhorst:

Dit was mijn antwoord.

De heer Irrgang (SP):

Een ESB-artikel zal er niet inzitten. De kosten voor de netbeheerder bedragen 100 mln. Volgens mij is de minister dat met mij eens. Als ik het rapport van het CPB goed heb gelezen, zie ik daarin nergens dat de baten, die naar ik aanneem ook in de honderden miljoenen lopen, in mindering zijn gebracht op de kosten van splitsing.

Minister Brinkhorst:

Ik kom daarop nog terug.

De heer Irrgang (SP):

Een tweede punt dat ik heb genoemd en waarop de minister evenmin is ingegaan, betreft de overdracht van het beheer van de transportnetten. Volgens mij staat die los van de splitsing. Als je, zoals ik, tegenstander bent van splitsing, kun je niettemin heel goed het beheer overdragen. De baten daarvan worden aan de splitsing toegerekend. Naar mijn mening is dit niet correct. In principe zouden deze er los van moeten staan.

Minister Brinkhorst:

Ik ben pas aan het begin van mijn tweede blokje. Ik kom later nog te spreken over de kwestie van de kostenafwenteling en de formuleringen die in het rapport-Kist staan. Volgens de regeling die ik heb voorgesteld, zullen alle kosten die voortvloeien uit het wetsvoorstel de eerste vijf jaar niet mogen worden doorberekend aan de consument. Ik benadruk de formulering "alle kosten". Aan het einde van mijn betoog zal ik ingaan op het amendement op stuk nr. 27 dat hierover gaat. Alle structurele kosten waarover de heren Hessels, Crone en De Krom hebben gesproken en de eventuele CBL-kosten vallen hieronder. Deze mogen dus niet worden doorberekend.

Ik deel niet de zorg van de heer Crone dat de consument uiteindelijk toch voor deze kosten opdraait door de uitkering van een lager dividend aan de publieke aandeelhouders. Volgens het CPB bedragen de structurele kosten voor de sector tot 100 mln. per jaar. Dat cijfer is eerder genoemd. Dat is 2% tot 3% van het bedrijfsresultaat. Er is dus slechts een beperkte invloed op de winstgevendheid van de energiebedrijven en daarmee op het uit te keren dividend. Gegeven de hoge winstgevendheid van de sector kunnen aandeelhouders naar mijn mening het besluit nemen om het uitkeringspercentage verder te verhogen boven de genoemde 2% à 3%.

In antwoord op de vraag van de heer Van der Vlies merk ik op dat de regeling mede op verzoek van de fractie van het CDA zo is uitgewerkt en aangescherpt dat goed toezicht mogelijk is door de NMa en mijzelf, zodat de lasten van de splitsing goed worden verdeeld. Bij overtreding kunnen een last onder dwangsom en forse boetes worden opgelegd.

Als gevolg van de marktdynamiek en nieuw beleid is het zeer onwaarschijnlijk dat zich na vijf jaar nog significante kosten zullen voordoen die direct verbanden houden met dit wetsvoorstel. Hiermee heb ik alvast een eerste reactie gegeven op het amendement op stuk nr. 27. Als dit al het geval zou zijn, is het bovendien heel moeilijk te traceren. Handhaving van een verbod over een langere periode dan vijf jaar is in een zo dynamische sector als deze bijna onmogelijk. Naar mijn gevoel is het ook niet nodig, omdat doorberekening vanwege de concurrentie aan de leveringskant en de regulering aan de netwerkkant niet zal plaatsvinden.

Na vijf jaar zullen de baten veel groter zijn dan de kosten. De eerste drie jaar zullen de kosten hoger zijn dan de baten, maar na vijf jaar zal dat zeker andersom zijn. Deze baten zullen uiteraard aan de consument worden doorberekend. De eenmalige kosten die maximaal 100 mln. bedragen en de structurele kosten over de eerste jaren die 100 mln. per jaar bedragen, moeten dus door de bedrijven zelf worden opgebracht. Afgezet tegen de winst van de sector en de te verwachten stijging van de aandeelhouderswaarde door splitsing zijn deze kosten relatief beperkt.

Op verzoek van de heer Slob zal ik graag ingaan op de kritiek van de energiebedrijven op het rapport van de validatiecommissie onder leiding van de heer Kist. De bedrijven hebben de gelegenheid te baat genomen om al hun bezwaren die zij de afgelopen twee jaar hebben geuit nog eens op een rij te zetten.

De heer De Krom (VVD):

Ik wil nog een vraag stellen naar aanleiding van wat de minister heeft gezegd over het amendement op stuk nr. 27. Hij zegt dat de structurele kosten na een jaar of vijf uitfaseren en dan niet meer zichtbaar zijn. Ik deel die analyse. Het is echter de vraag waarom hij heeft geregeld dat de reorganisatiekosten niet mogen worden doorbelast, maar dit niet heeft gedaan met betrekking tot de structurele kosten, die er kennelijk toch wel zijn.

Minister Brinkhorst:

De heer De Krom grijpt een beetje vooruit op mijn oordeel over het amendement op stuk nr. 27. In de wijziging die ik heb voorgesteld, wil ik het woord "reorganisatiekosten" graag vervangen door: kosten. Dan vallen alle kosten eronder. Daarmee wordt naar mijn mening een belangrijk deel van de zorgen weggenomen. Ik had hierop willen terugkomen naar aanleiding van het amendement op stuk nr. 27, maar het is eigenlijk het centrale punt.

De heer Slob zeg ik dat de eerdere analyse door mij aan de onafhankelijke commissie is opgedragen, met de beperkte opgave om de daarop gebaseerde conclusies te valideren. Dat is naar mijn gevoel in de beperkte tijd die de commissie ter beschikking stond zeer deskundig gebeurd. De energiebedrijven zijn gehoord door de commissie. Zij hebben de gelegenheid gehad hun standpunt kenbaar te maken. Dat is allemaal betrokken bij de validatie. Ik vind voorts dat het CPB de eerdere analyse op een zorgvuldige wijze heeft geactualiseerd.

De heer Van der Vlies vroeg mij welke waarde ik hecht aan het validatierapport. Ik zeg zo sotto voce mogelijk dat ik verheugd ben dat de commissie mijn eerdere conclusies steunt. In die zin ervaar ik de uitkomst van de validatie als een steun voor het beleid. De opmerkingen van de energiebedrijven geven mij geen reden om daarover anders te gaan denken.

Samenvattend zeg ik dat alle mogelijke kosten en baten uitvoerig zijn onderzocht. Uiteraard gaan ingrijpende structuurveranderingen altijd gepaard met kosten en risico's. Die kosten en risico's zijn ten opzichte van de structurele baten beperkt. De eenmalige kosten, de structurele kosten en de CBL-kosten, de drie componenten, komen terug naar de consument.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik vroeg ernaar omdat in de conclusies van het validatierapport een bepaalde terminologie wordt gebruikt, die ik als volgt samenvat. Het maakt wat uit of de conclusie in een rapport is dat de conclusies van de minister de juiste zijn dan wel of zij luidt dat de commissie te weinig heeft gevonden om die conclusies tegen te spreken. Dat is nogal een verschil. Ik meen dat de conclusies uit het validatierapport tot de laatste categorie behoren. Dat noopt dus tot voorzichtigheid. Deelt de minister die opvatting?

Minister Brinkhorst:

Ik wil daar klip en klaar over zijn. Toen de heer Van der Vlies die uitspraak deed, heb ik de conclusies nagelezen. Het is niet mijn oordeel dat de mening van de commissie het tweede element dat hij noemde omvatte. De commissie stelt alle rapporten en alle basisgegevens daarvoor te hebben gezien. Daarvan is zonder meer duidelijk dat het beleid van het kabinet wordt ondersteund. De commissie heeft eraan toegevoegd dat, omdat het onderwerp een dynamische markt in de toekomst is, er onzekerheden zijn. Uiteraard moet een aantal elementen met prudentie worden bekeken. Dat is een van de redenen waarom de commissie concludeert dat een iets andere overgangsperiode nodig is. Ik heb dat oordeel overgenomen. Over de Cross Border Leases is gezegd dat er nog steeds beperkte risico's zijn. De hoofdteneur is heel duidelijk dat de conclusies waarop mijn beleid is gebaseerd, zijn gevalideerd en dat mijn beleid daarmee wordt ondersteund. De energiebedrijven hebben gesuggereerd dat de commissie-Kist een conclusie heeft getrokken over het al dan niet wenselijk zijn van de splitsing, maar dat is uitdrukkelijk niet zo. Dat zou een beleidsoordeel zijn. Dat spreekt de commissie-Kist niet uit. Dat was ook niet haar taak.

Daarmee kom ik bij het blokje over de Cross Border Leases. Velen hebben nogmaals aandacht gevraagd voor de CBL-problematiek. Dat is heel begrijpelijk. Ik heb er zelf buitengewoon lang op gestudeerd. Begin februari heb ik de Kamer een uitgebreide risicoanalyse gestuurd. Ik heb toen al een aantal overgangsregels in het wetsvoorstel opgenomen. Zonder enige reserve zeg ik dat de grote hardnekkigheid van de heer Hessels op dit punt ertoe heeft geleid dat ik er steeds dieper in ben gedoken. Ik heb alle lof voor die hardnekkigheid. De heer Hessels handelde daarbij altijd zeer te goeder trouw, wat ik zeer waardeer. Maar ik ben er niet van overtuigd dat men in sommige gevallen – ik spreek nu niet nadrukkelijk over de Kamer – niet met andere bedoelingen naar de Cross Border Leases heeft gekeken. Daar kom ik zo dadelijk nog op terug. Hoe dan ook, met name naar aanleiding van opmerkingen van de heer Hessels in het wetgevingsoverleg heb ik na overleg met al mijn adviseurs verdergaand overgangsrecht gemaakt om de risico's te minimaliseren. En vervolgens is dit overgangsrecht nadrukkelijk betrokken bij het validatieonderzoek waarover ik al sprak. Met het overgangsrecht worden de rechten van CBL-partijen expliciet en zeer vergaand gerespecteerd. En ik meen dat wij door dit voorstel te doen deze problematiek zeer verantwoord behandeld hebben. Ik voel mij hierin bevestigd door de validatie. Natuurlijk kan ik niet de garantie geven dat er in geen enkele omstandigheid een CBL-claim zal worden ingediend. Het leven is nooit zonder risico's, en als er iets is waardoor mij dit duidelijk is geworden, dan is het wel het debat over mond- en klauwzeer en varkenspest dat ik indertijd met de heer Van den Brink heb gevoerd. Het leven heeft risico's, dat besef je beter naarmate je ouder wordt. Maar er is naar mijn volle overtuiging in ieder geval al het mogelijke aan gedaan om deze risico's te beperken.

In het betoog van de heer Slob op dit punt zie ik een dilemma: blijven wij steken bij het met krokodillentranen constateren dat CBL's de publieke belangen helaas niet dienen of stellen wij het publieke belang voorop, bewust rekening houdend met zekere risico's? Ik kies voor het laatste en ik ben buitengewoon verheugd over met name het betoog van de heer Vendrik, die zijn misprijzen liet blijken in verband met de manier waarop verschillende publieke partijen, zoals gemeenten en provincies, louter met het oogmerk van geldelijk gewin hebben meegewerkt aan het afsluiten van CBL's. Er is niemand aan te wijzen die hieraan als enige schuldig is, maar wat er gebeurd is, is een gegeven. En tegen de achtergrond hiervan heb ik deze kwestie zeer zorgvuldig bekeken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als er niemand als enige schuldige is aan te wijzen, is er wellicht wel meer dan één schuldige aan te wijzen, misschien ook in deze zaal.

Minister Brinkhorst:

Daar heb ik geen idee van.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik bedoel hiermee dat het natuurlijk eigenlijk onverteerbaar blijft dat wij nu door schade en schande wijs zijn geworden over de werkelijke betekenis van deze contracten, terwijl er nergens politieke verantwoording voor wordt afgelegd, wie er op welk moment toestemming heeft gegeven voor een CBL-contract. Dit blijft heel vreemd, zeker gelet op het oordeel over de zeer schadelijke consequenties van deze contracten dat wij met de minister delen.

Minister Brinkhorst:

Uiteraard ben ik tot mijn oordeel gekomen als rechtsopvolger van vele voorgangers, maar een van mijn motieven is in ieder geval geweest dat de publieke belangen beter geborgd moeten worden. De hele discussie over Cross Border Leases is tegen deze achtergrond van een totaal andere orde. Het gaat om de marktordeningsdimensie, het versterken van de marktstructuur. Ik heb dan ook alles op alles gezet om voor optimale omstandigheden te zorgen. Ik zal hier zo dadelijk nog op ingaan.

De heer Irrgang (SP):

In het kader van de parlementaire enquête over Cross Border Leases zou ik u willen vragen, wat u vindt van de rol van VVD-minister Jorritsma in de periode waarin deze contracten tot stand kwamen.

Minister Brinkhorst:

Ik heb daar geen flauw idee van en ik denk ook niet dat dit hier op dit ogenblik aan de orde is.

De heer Irrgang (SP):

U bent het toch met mij eens dat, door er niet tegen op te treden, mevrouw Jorritsma, één van uw voorgangers, mede verantwoordelijk is voor het probleem dat wij nu hebben met die Cross Border Leases?

Minister Brinkhorst:

Ook de namen van andere ministers zijn genoemd. Ik heb gezegd dat een enkele schuldige niet is aan te wijzen. Ik begrijp het vanuit de oppositie gezien wel dat u het punt naar voren brengt, maar ik vind het niet het meest relevante punt. De vraag is hoe wij in de nieuwe situatie, met een minister die met hartstocht deze problematiek wil beheersen ter wille van het Nederlandse belang en ter wille van een Nederlands publiek belang, ervoor kunnen zorgen dat de zaken worden geminimaliseerd. Het enige dat ik zonet constateerde, is dat door sommige partijen – ik maak het maar wat algemeen; het betreft niet de Kamer – de Cross Border Leases zijn opgepakt als een geweldig belangrijk argument om ervoor te zorgen dat wij nu juist de splitsing niet krijgen. Daarmee zou in feite een systeem worden gehandhaafd waardoor die publieke belangen helemaal niet geborgd kunnen worden en vandaar mijn opmerking over de krokodillentranen. Dat was de discussie waarover wij het hadden.

De heer Irrgang (SP):

Ik begrijp dat de minister daar om politieke redenen niet op in wil gaan, maar nu even van het verleden naar de toekomst. Ik heb erop gewezen dat het een buitengewoon complexe materie is, die moeilijk is te overzien. Ik begrijp dat de minister geen waterdichte garanties kan geven. Kan hij echter wel het parlement verzekeren dat als wij hiermee doorgaan, dit niet tot claims zal leiden van tientallen miljoenen of misschien wel van honderden miljoenen of zelfs van miljarden?

Minister Brinkhorst:

Ik kan u in ieder geval de garantie geven dat het geen miljarden zullen zijn. Ik heb wat dat betreft een letterlijke tekst gebruikt, die ik even zou moeten opzoeken; dat is de tekst waar ik voor sta. Het betekent dat wij eerder moeten spreken in termen van tientallen miljoenen. Dat is ongeveer de tekst die ik gebruikt heb; die tekst wil ik graag opgenomen zien in de notulen.

De heer Irrgang (SP):

U sluit niet uit dat de Cross Border Leases kunnen leiden tot claims die in de honderden miljoenen euro's lopen?

Minister Brinkhorst:

Nee, ik heb gesproken van tientallen miljoenen. U trekt het meteen naar u toe. Ik heb gezegd dat je nooit alle risico's kunt uitsluiten in het leven. Je moet uitgaan van wat menselijkerwijs als mogelijk wordt gezien, niet alleen op grond van mijn eigen onderzoeken en niet alleen op grond van de juridische onderzoeken, maar ook op grond van de bevindingen van de validatiecommissie. Te dien aanzien sluit ik mij aan bij de opmerking van de heer Hessels, dat je er eens een punt achter moet zetten; dan treedt de politieke verantwoordelijkheid in. U kunt mij aanspreken op wat ik hier publiekelijk zeg. De garantie dat er geen enkele claim zal worden ingediend, kan ik u niet geven. Ik ken de juristen; ik heb dit, meen ik, ook gezegd in mijn overleg met uw Kamer. Mijn leven ben ik begonnen als advocaat op een Amerikaans advocatenkantoor en ik weet wat voor sharks daar rondlopen, maar iets anders is of die zaken zullen slagen. Dat is de kern waarover wij spreken en dat is ook de reden waarom ik u zeg dat wij, in volle overtuiging, alles gedaan hebben om te verhinderen dat die ontwikkelingen plaats gaan vinden.

De heer De Krom (VVD):

De heer Irrgang vroeg de minister naar mevrouw Jorritsma, maar ik neem aan dat collega Irrgang doelde op de brief van 22 maart 1999, zoals die indertijd was geschreven door de heer Vermeend. Ik denk dat dit een kleine correctie is. Misschien heeft de minister over die brief wel een oordeel, want hij was toen ook lid van het kabinet.

Minister Brinkhorst:

Als u insisteert, kunnen wij daar in tweede termijn op ingaan. Ik heb op dit ogenblik niet precies de termen van de brief van 22 maart 1999 in het hoofd. Misschien is het een interessant proefschriftonderwerp voor iemand om eens te zien wat er ooit met de Cross Border Leases is gebeurd.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik vind nog steeds dat Brinkhorstde minister een beetje slap antwoordt; dat doet hij niet zo vaak maar nu wel. Als wij het nu hebben over de CBL's en de eventueel te verwachten claims, dan is mijn oproep de volgende. Minister, wees een echte kerel en zeg gewoon: komen er claims en worden zij toegekend, dan staat de staat garant.

Minister Brinkhorst:

Maar, mijnheer Van den Brink, hoe heb ik het nu? De overheid is toch helemaal geen partij bij die contracten geweest?

De heer Van den Brink (LPF):

U maakt toch als overheid de wet en u brengt toch de problemen in het geding? Als u de wet niet maakt rondom de splitsing, is het probleem niet aan de orde. Dus dan bent u of dan zijn wij samen de veroorzaker van het probleem.

Minister Brinkhorst:

Ja, zo ken ik er nog een! Een lantaarnpaal is ook van ijzer: dat ben ik met de heer Van den Brink eens.

De heer Van den Brink (LPF):

Dat heb ik niet verstaan.

De voorzitter:

Misschien kan de minister voor de heer Van den Brink zijn woorden herhalen?

Minister Brinkhorst:

Om aan te geven dat er geen enkel causaal verband is, heb ik de uitspraak gebruikt dat een lantaarnpaal ook van ijzer is. De heer Van den Brink kent die uitspraak wel.

De heer Van den Brink (LPF):

Die uitspraak ken ik inderdaad en ik ben van mening dat die in dit geval ook niet van toepassing is. Ik constateer dat wij op dit punt een groot meningsverschil hebben.

Minister Brinkhorst:

Ja, bij mij blijft het licht branden.

De heer Slob (ChristenUnie):

De validatiecommissie heeft ten aanzien van de CBL-contracten opgemerkt dat wij voorzichtig moeten zijn met het trekken van conclusies. Zij heeft daarvoor onder andere het argument gebruikt dat niet al die contracten zijn ingezien. Toch is de minister betrekkelijk stellig in zijn opmerking dat het is uitgesloten dat er claims van honderden miljoenen euro's zullen komen.

Minister Brinkhorst:

Over die claims heb ik inderdaad een uitspraak gedaan en daar sta ik nog steeds achter. Ik ben bereid om die woorden te herhalen of die uitspraak schriftelijk te bevestigen. Het is mij bekend dat ik als jurist en als verantwoordelijk politicus moet blijven binnen de grenzen van datgene wat ik heb gezegd. De suggestie dat het miljardenclaims zouden zijn, werp ik in ieder geval verre van mij en door de uitspraak van de validatiecommissie voel ik mij daarin gesteund.

De heer Slob (ChristenUnie):

De minister is toch weer stellig in zijn uitspraken. Hij werpt verre van zich dat er sprake zal zijn van miljardenclaims en sluit dat zelfs uit, terwijl de validatiecommissie heeft opgemerkt dat het belangrijk is om voorzichtig te zijn met het trekken van conclusies.

Minister Brinkhorst:

Ik ben het eens met de conclusies van die commissie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik hecht eraan dat de minister zijn conclusie gedetailleerd door de microfoon uitspreekt, zodat het mogelijk is om die in de Handelingen op te nemen. Naar mijn idee is dat ook voor de wetsgeschiedenis van belang.

Minister Brinkhorst:

Dat doe ik graag.

De heer Hessels heeft mij gevraagd of energiebedrijven verplicht kunnen worden gesteld om de koopoptie uit te oefenen zodra de periode afloopt, bijvoorbeeld na vijftien of twintig jaar, waarin de bedrijven netten en installaties van de Amerikaanse investeerders hebben teruggehuurd. Evenals de heer Hessels vind ik dat punt belangrijk. Ik heb mijn adviseurs daarom gevraagd om dat na te gaan en ik heb de Kamer die adviezen vandaag toegestuurd. Daarmee wordt bevestigd dat die verplichting niet kan worden opgelegd, ook niet indirect, om die uitoefening te onderwerpen aan ministeriële goedkeuring. Als wij dat deden, zou het risico bestaan dat er een zogenaamd regulatory event of loss werd gecreëerd met alle schadelijke gevolgen van dien. Dan zouden Amerikaanse investeerders de contracten kunnen beëindigen en betaling van de zogenaamde termination value kunnen eisen. Dat moet uiteraard niet gebeuren.

De heer Hessels heeft aangegeven dat het onderzoeks- en verificatiebureau van de Kamer hieraan ook aandacht besteedt. Dat is uiteraard een zaak van de Kamer, maar ik vrees dat het opleggen van een verplichting die overeenkomt met de ideeën van de CDA-fractie, niet tot de mogelijkheden behoort. Naar mijn oordeel zijn de adviezen op dat punt glashelder. De opmerking van de heer Hessels over het de facto verzekeren dat de koopoptie wordt uitgeoefend, heb ik goed gehoord, maar het gaat in dit geval om een voorstel met juridische verplichtingen. Daaronder kan het verplichten van de koopoptie dus niet vallen. Het is dus niet nodig om wat dat betreft te wachten met de verdere afhandeling van dit wetsvoorstel.

De heer Van der Vlies (SGP):

Wij hebben over deze kwestie een procedurevergadering gehouden. De commissie heeft besloten om het wetsvoorstel gewoon te behandelen. Zij stelt echter wel voor om dat advies "in te wachten". Als het dan nodig is, moet er een gelegenheid zijn om met de minister daarop terug te komen. De commissie is dus van mening dat het een niet op het ander hoeft te wachten.

Minister Brinkhorst:

Doelt de heer Van der Vlies op het advies dat het interne bureau maakt naar aanleiding van de brief die ik vandaag heb geschreven met daarin de adviezen van mijn adviseurs?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ja.

Minister Brinkhorst:

Ik neem daar graag kennis van.

Ik kom op het punt van het netbeheer en het netwerkbedrijf na de splitsing. Daarover is veel gezegd en geschreven. Ik heb de Kamer een netwerknotitie toegestuurd. Na de splitsing zal de netbeheerder deel uitmaken van een groep waarbinnen andere nutsactiviteiten worden ontplooid. Met het oog op een weg naar de toekomst, hebben wij uitdrukkelijk gekozen voor een bedrijf dat de mogelijkheid heeft om zich te ontwikkelen en te innoveren. Ik kom nu op een punt dat met name door de heer Vendrik is genoemd. Ik spreek niet over een zuivere netbeheerder van een als het ware kleine bv, omdat de realiteit in Nederland is dat het multi-utilityconcept mogelijk moet zijn. Het is de Kamer bekend dat er bedrijven zijn die zowel betrokken zijn bij het waterbeheer als bij het kabel- en elektriciteitbeheer. Ik doel onder andere op Delta. Het gaat dus niet om branchevreemde activiteiten. Men mag bijvoorbeeld geen strandtenten verhuren en tegelijkertijd het net beheren. Het gaat niet om de vraag of er een commerciële activiteit mag zijn die niets met elektriciteit te maken heeft. Het gaat over de mogelijkheid dat een netbeheerder andere nutsactiviteiten in de beheersfeer vervult. Voor een goed functionerende markt is onafhankelijkheid van het netbeheer cruciaal. Wij zijn het eens over de splitsing, maar daarnaast is het niet wenselijk vanwege het synergieverlies en de hoge kosten. Een zuiver netbeheer brengt ook grote financiële risico's met zich vanwege de Cross Border Leases. Ook praktisch gezien is het lastig vorm te geven. Er zijn twee harde voorwaarden. Ten eerste mag er geen handel, levering en productie in de groep plaatsvinden. Ten tweede mogen er geen activiteiten of handelingen zijn die strijdig zijn met het belang van de netbeheerder. In dat verband noemde ik het wat vreemde voorbeeld van het verhuren van strandtenten. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Het gaat om nutsactiviteiten. Bij nota van wijziging heb ik gespecificeerd wat onder strijdig moet worden verstaan: geen financiële kruisverbanden tussen netbeheer en die andere activiteiten. Verder wordt ook de zelfstandigheid van het netbeheer binnen de toekomstige groep in het wetsvoorstel goed geregeld. Dus naar mijn gevoel is dat misverstand rechtgezet.

De heer De Krom vroeg waarom het wetsvoorstel niet van toepassing is op GTS en TenneT. Het antwoord is eenvoudig. Zowel GTS als TenneT is reeds gesplitst. Er zijn natuurlijk activiteiten die als het ware ook van toepassing zijn op netbeheerders als TenneT of GTS. Het gaat in beide gevallen om zuivere structuren die niet in de commerciële sfeer zitten.

Ik kom bij het punt van de privatisering als onderdeel van het netwerkbedrijf na de splitsing. Met het wetsvoorstel wordt de onafhankelijkheid van het netbeheer adequaat en structureel geborgd. Naar mijn gevoel leidt dat tot eerlijke concurrentie en een optimaal netbeheer. Dat is het hoofddoel van het wetsvoorstel. Tegelijkertijd wordt met de splitsing de huidige impasse ten aanzien van de privatisering doorbroken. Toen de Kamer tweeënhalf jaar geleden vroeg om een kabinetsvisie op de structuur van de energiemarkt, was de achterliggende vraag hoe wij na de liberalisering met privatisering zouden omgaan. Zoals bekend, stond de borging van het publieke belang toen bij de beantwoording van die vraag centraal en dat is nog steeds het geval. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de privatisering van de commerciële bedrijven en de privatisering van de netwerkbedrijven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over het vorige punt. Uit de tweede nota van wijziging en de notitie die de minister gestuurd heeft over de vraag in hoeverre het netwerkbedrijf onderdeel uit mag maken van een groep waarin energievreemde activiteiten commercieel worden ontwikkeld, kan ik niet opmaken dat dit type activiteiten is gereglementeerd. Ik lees in de toelichting van de minister dat het voor een deel een rol van de aandeelhouders is om dat te bewaken. Tevens heb ik begrepen dat commerciële activiteiten binnen een groep niet de integriteit van het netbeheer mogen aantasten op grond van de regels voor een adequaat financieel beheer. Dat begrijp ik eerlijk gezegd niet. De minister zegt dat het hem gaat om het handhaven van de mogelijkheid van multi-utility. Dat is een heel andere insteek dan het in principe ruimte geven voor commerciële activiteiten binnen een groep, die energievreemd zijn, behoudens het feit dat het volgens de regels van het financieel beheer moet gaan. Waarom neemt u niet op dat er in principe geen commerciële activiteiten in een groep waarvan een netwet deel uitmaakt, mogen worden ondernomen, tenzij het heel dicht aan het karakter van het netwerkbeheer zit? Waarom is dat niet geregeld?

Minister Brinkhorst:

Ik ben blij met de precisering van de heer Vendrik. Ik denk dat hij en ik het in grote mate met elkaar eens zijn. Ik zal mijn medewerkers er nog even naar laten kijken. Misschien is die formulering juist gekozen in verband met de Cross Border Leases, want er zit bij mij geen enkele andere gedachte achter. Wij spreken namelijk over de situatie dat die splitsing plaatsvindt. De vraag is: wat voor activiteiten zijn er dan in dat netwerkbeheer? Het zou kunnen zijn dat daar om strikt juridische redenen bepaalde beperkingen bij aan de orde zijn. Maar mijn intentie is dat het gaat om nutsgerichte activiteiten die in breder verband aanwezig zijn. Daarom probeer ik er ook klip en klaar op te reageren. Ik denk dat het goed is als dit nog even specifiek wordt bekeken. Ik ben heel graag bereid om met de heer Vendrik te werken aan een zodanige afgrenzing, omdat het absoluut niet mijn bedoeling is om branchevreemde dingen te doen. De juridische formulering wordt daar wellicht door bepaald.

Ik ga door met het punt van de commerciële bedrijven. Buitenlandse spelers zoals E.ON en Electrabel, nieuwkomers zoals Oxio en Green Choice en vrijwillig gesplitste bedrijven zoals NRE en Intergas zijn al in private handen. De privatisering van commerciële bedrijven is nooit een onderwerp van discussie geweest. Het kon altijd al, maar het gebeurde niet omdat er via de netten een privatiseringsslot zit op de geïntegreerde energiebedrijven. Daar heeft vooral de heer Hessels regelmatig over gesproken.

De vraag is nu wat wij moeten gaan doen met de gemeenten en de provincies. De heren Crone, Hessels en Vendrik hebben gevraagd om een soort regiefunctie. Ik begrijp dat aan de ene kant wel. Aan de andere kant zit er ook iets in van, zoals de heer Vendrik het noemde, een democratiseringsontwerp. Het gaat om de vraag, wat de zelfstandigheid van de aandeelhouders is. Het betekent toch uiteindelijk ook dat u aan mij vraagt om de gemeenten en de provincies op te roepen om andere afwegingen te maken dan zij anders wellicht zouden doen. Hoewel ik het qua intentie heel erg met u eens ben, is mijn rol daarin toch een wat kwetsbare, omdat het uiteindelijk niet afdwingbaar is. De heren Slob en Van der Vlies hebben daar specifiek op gewezen.

Ik wil aangeven wat voor mij de kernpunten van het geheel zijn. Een kernpunt is dat gemeenten en provincies ook vanwege het publieke belang dat zij moeten behartigen, afstand kunnen doen van risicodragende aandelen. Een tweede kernpunt is dat het professionele aandeelhoudersschap ook bijdraagt aan een efficiëntere energiesector waar de consument van kan profiteren. Een derde kernpunt is dat de echte voorzieningszekerheid naar mijn gevoel niet wordt geborgd door gemeenten en provincies, maar door een goedwerkende markt en een goed investeringsklimaat. Dat dit klimaat goed is, blijkt bijvoorbeeld ook weer uit de vandaag aangekondigde plannen van RWE om in Nederland een grote kolen-biomassacentrale te bouwen. Dat betekent dus ook dat de publieke aandeelhouders zelf, zonder een al te grote beïnvloeding van de Staat, moeten bepalen wat zij men hun aandelen in die commerciële bedrijven doen. Dan heb ik het over publieke aandeelhouders zoals gemeenten en provincies. Ik ben het met u eens dat sommige aandeelhouders andere posities hebben ingenomen dan andere aandeelhouders. Sommige hebben heel ferme uitspraken gedaan. Maar uiteindelijk is het toch hun verantwoordelijkheid. In dat opzicht begrijp ik de lijn van de heer De Krom. Ik ben wel graag bereid om het niet in de uitverkoop doen van de sector nog eens goed met hen te overwegen. Volgens mij was dat het kernpunt van de heer Crone. Ik zou hen dan ook nog graag willen wijzen op hun verantwoordelijkheid voor de bredere werkgelegenheidseffecten. Dat punt is door de heer Vendrik naar voren gebracht.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb ook het werkgelegenheidsaspect en de technologische ontwikkeling in Nederland als hoofdpunten genoemd. U zegt in het begin: ik ga de gemeenten en de provincies toch niet laten doen wat zij niet willen. Nee, dat is ook mijn punt niet. Natuurlijk zijn zij autonoom in hun aandeelhoudersbeslissing. Maar het is toch normaal dat je in dit land met elkaar overleg voert! Het gaat om de vraag of er gelijkgestemde belangen zijn. Zijn er gelijkgestemde belangen van aandeelhouders, van het Rijk, van grote energiegebruikers, van werkgeversorganisaties en vakbonden, om samen te zeggen: wij hebben liever dat die centrale er komt onder de hoede van Nuon en Essent of een alliantie van die twee? Door het afstemmen van belangen kun je juist op vrijwillige basis tot een mooi product komen. Ik weet wel dat de minister geen polderaar is, maar misschien heeft hij onvermoede krachten om mensen bij elkaar te brengen. Wij moeten immers wel wat bij elkaar brengen om na de splitsing de productiesector op een lijn te brengen. Ik wil dat de minister zich daarvoor inzet.

Minister Brinkhorst:

Ik begrijp dit wel, maar er is ook een andere kant. Toevallig kreeg ik vanochtend het bericht dat RWE, zonder dat er speciaal overleg is gevoerd, een kolenbiomassacentrale wil openen, wellicht in de Eemshaven. Dit is een voorbeeld van een bijdrage aan het publieke belang die de Kamer en ik nastreven. In dit geval wordt dit bepaald door de particuliere bereidheid van dit bedrijf, dat overigens voor een deel in publieke handen is, dat wil zeggen van de Duitse publieke overheid. Zoals gezegd: ik wil graag met de aandeelhouders om de tafel gaan zitten. Ik heb dit in het verleden al een aantal malen gedaan en onder meer gesproken over de vraag hoe zij de dingen afwegen. Ik wil ook aan hen vragen of zij inzien dat zij een publiek belang hebben. Ik zie echter geen sturende functie van de centrale overheid die zegt: ik wil dat jullie niet afstoten, of juist wel, of onder bepaalde omstandigheden. Ik zie wel het technologie- en werkgelegenheidsbelang, maar dit blijft toch beperkt tot een gesprek met behoud van eigen verantwoordelijkheid. Dit is voor mij de kern. Dit heeft niets te maken met het feit dat ik niet zou willen ingrijpen in processen. Ik doe dit vaak genoeg en als ik met de energiebedrijven spreek, doe ik dit wel degelijk, maar ik vind dat er een grens is aan de niet-aandeelhoudersrol van de kant van de overheid.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil nog een poging doen. Het is natuurlijk fantastisch dat RWE nu die plannen bekend heeft gemaakt, maar ik plaats die aankondiging in het kader van het spreekwoord over tien vogels in de lucht. Ik heb er liever een in de hand, opdat wij zelf, zowel de rijksoverheid als de lokale overheid, kunnen beslissen om een einde te maken aan die buitenlandse avonturen en in Nederland iets te bouwen. Dan hebben wij zekerheid in hetzelfde investeringsklimaat. De minister kan aan die zekerheid bijdragen en ik vind dat hij dit wat enthousiaster zou moeten brengen. Ik zal hier een hoofdpunt van maken in mijn tweede termijn, want ik vind het van belang dat het kabinet op dit punt wat laat zien.

Minister Brinkhorst:

Ik wacht dit met belangstelling af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik kan de redenering van de minister niet volgen. Als het gaat om een eventuele privatisering van de commerciële delen van de voormalige geïntegreerde bedrijven na splitsing, is opeens zijn parool dat hij hier eigenlijk niet over gaat. Ik vind dit een vreemde redenering, want het feit dat het aandeelhouderschap in handen is van lagere overheden, is voor hem ook geen reden geweest om bij dit wetsvoorstel te zeggen dat hij hier niet over gaat. In de tweede plaats hebben meerdere fracties de minister proberen duidelijk te maken dat er publieke belangen in het geding zijn die als het ware van nationale aard zijn, die het individuele aandeelhoudersbelang van de betreffende gemeente of provincie overstijgen. In mijn perspectief gaat het dan vooral om de kwestie van voldoende mededinging en de vraag hoe je dit beoordeelt bij een eventuele overname door een buitenlands geïntegreerd concern in het Europees perspectief. Dit zijn nationale en zelfs Europese belangen. Dit zou toch alle reden voor de minister moeten zijn om tegen zichzelf te zeggen: ik vind dat ik op grond van die nationale en Europese belangen in ieder geval de mogelijkheid heb om in te grijpen in de wijze waarop in de toekomst eventueel de commerciële delen worden geprivatiseerd, want dit raakt aan nationale belangen. Waarom zegt de minister dit niet?

Minister Brinkhorst:

De hele zaak is begonnen om de borging van de publieke belangen. Ik heb in en na overleg met de Kamer het initiatief genomen om langs deze weg te opereren. Ik vind het echter een ding om te zeggen dat je ervoor moet zorgen dat de netstructuur zodanig is dat de publieke belangen worden gewaarborgd, maar een ander ding om in te grijpen in de investeringsbeslissingen van de aandeelhouders van de commerciële bedrijven. Ik loop daarmee vooruit op de vraag naar de internationalisering van de splitsing. Er zijn nu eenmaal grenzen aan de mogelijkheid om in te grijpen in eigendomsverhoudingen. Op dit punt heb ik inderdaad een zekere terughoudendheid. Ik zeg echter toe dat ik zal nagaan wat de aandeelhouders nu als hun verantwoordelijkheid zien. Maar u zei zelf dat er in het verleden nogal wat zwalkend gedrag is geweest: men heeft de hele boel over de heg gegooid en is met Cross Border Leases gekomen. Ik vond dat geen publiek belang en wil nu teruggrijpen. Dat is heel actief optreden, niet altijd tot genoegen van velen die hier in de zaal aanwezig zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik prijs uw activisme, maar dat ontbreekt hier wel: u zegt nu dat de verkoop van commerciële delen een zaak van de lokale en provinciale aandeelhouders is, terwijl ik zou denken dat ook daarin activisme past. De positie van de aandeelhou ders is door de jaren heen wisselend geweest, dat ben ik helemaal met u eens. Dat zou voor een minister een zelfstandige reden moeten zijn om zich de vraag te stellen wat zijn verantwoordelijkheid is. Het is uw wetsvoorstel, ik spreek ú aan op úw verantwoordelijkheid: welke privatisering van welke commerciële activiteiten is wenselijk? Welke taak ziet u voor zichzelf, behalve bellen met uw vrienden, de aandeelhouders?

Minister Brinkhorst:

Laat ik het dan zo zeggen: in beginsel zie ik geen grote problemen bij de privatisering van de commerciële bedrijven. Maar ik heb wel duidelijke randvoorwaarden gesteld. Uiteindelijk zullen zij de verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik kom straks bij de beoordeling van het amendement van de heer Hessels dat gaat over de netbeheerderskant, hier spreken we over de commerciële dimensie. Maar misschien kunnen we hierop terugkomen in tweede termijn.

De heer Hessels (CDA):

De minister wil niet aan het stuur zitten van de bedrijven. Dat is juist, dat is zijn taak niet; we hebben net met genoegen geconstateerd dat de provincies en de gemeenten, de aandeelhouders, aan het stuur zitten. Wij verwachten echter wel van de minister dat hij er als een soort rij-instructeur naast gaat zitten: dan heeft hij namelijk niet een stuur, maar een dubbele bediening en kan zo nu en dan een beetje bijremmen. Wij zoeken naar de grenzen van de minister. Hij zegt dat er grenzen zijn, maar waar liggen die? In tweede termijn zullen we erover doorgaan. Ik denk dat een aantal partijen in de Kamer wel ideeën heeft over die grenzen, maar ik hoor graag nu van de minister waar hij die grenzen zelf ziet: hoe ver wil hij gaan in het bijsturen, c.q. afremmen van de aandeelhouders?

Minister Brinkhorst:

Ik zei al dat ik best bereid ben om eens met de aandeelhouders aan tafel te gaan zitten. We hebben dat al eens gedaan, ze hebben al bepaalde signalen aan de Kamer gegeven. De uitkomst van de hoorzitting lijkt mij bevredigend: de meeste partijen zeggen dat ze er geen behoefte aan hebben om uit te stappen. Maar het is een dynamische markt en door de nationale en Europese ontwikkelingen heb ik er geen behoefte aan om nu geweldig te gaan meerijden. Laat ik een klein voorschot geven op de tweede termijn: misschien kunnen we afspreken dat ik na afloop daarvan, als de Kamer het wetsontwerp hopelijk heeft aangenomen, toezeg dat we aan tafel gaan zitten. De nationale energiediscussie kan hier ook deel van uitmaken. Ik zal verslag doen van bepaalde elementen, waarover we later kunnen doorspreken. Dit zou ik de Kamer willen voorstellen.

Nu de vraag over het gezamenlijk laten bouwen van een centrale. Natuurlijk ben ik in gesprek met de grote energie-intensieve bedrijven en de elektriciteitsproducenten, maar ik zie hierin niet een directe rol voor de overheid. Ik faciliteer, want het is een groot publiek belang dat die grote energie-intensieve bedrijven blijven bestaan, maar een echte rol bij een gezamenlijke bouw van een centrale zie ik niet. Ik wil niet aan de ene kant met splitsing een heldere marktstructuur voor de toekomst neerzetten en aan de andere kant met een gedwongen bouw van een centrale dit tegenwerken. We hebben allemaal de ervaring gehad met de SEP; degene die de SEP leidde, de heer Ketting, is inmiddels tot de conclusie gekomen dat splitsing het beste is. Het is een soort exclusieve groep ondernemers maken en daarmee vijftien jaar teruggaan in de tijd. Tegen die achtergrond zou ik, met name als ik kijk naar de ondernemerszoon en ondernemersvader van de heer Crone, willen zeggen dat ik voor september de strategie van de productiebedrijven ga verkennen. Ik heb het gevoel dat daar bepaalde grenzen zijn waar ik liever niet al te zeer in terecht wil komen, maar ik faciliteer wel. Wanneer zo'n centrale er niet komt, zitten wij inderdaad met bepaalde problemen. Daarom ben ik dit geval, mede op verzoek van de Kamer, actief bezig om oplossingen te vinden. Dat is iets anders dan het participeren in het produceren van een elektriciteitscentrale.

De voorzitter:

Ik wil de heer Vendrik de gelegenheid geven om op een punt terug te komen, met de afspraak dat hij meteen "to the point" komt. Daarna proberen wij om wat vaart in het debat te krijgen. Met andere woorden: ik ga wat strenger worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb op het stellen van een vraag aangedrongen, omdat ik vrees dat de zojuist door de minister gedane toezegging echt niet voldoende is. Zie ik het goed dat hij gaat praten met gemeentelijke en provinciale aandeelhouders over hun plannen, mogelijk de verkoop van aandelen van de commerciële delen, maar dat dit gesprek pas plaatsvindt ver na de stemmingen in de Tweede Kamer? Als dat het geval is, is dat echt onvoldoende. Ik hoor graag van de minister of ik goed heb begrepen wat hij zojuist tegen de Kamer zei.

Minister Brinkhorst:

Misschien is het toch helder. De heer Vendrik stelt bepaalde grenzen; ik wil ook bepaalde grenzen stellen. Het lijkt mij niet dat de afronding van het wetvoorstel inzake de splitsing afhankelijk moet zijn van de uitkomst van een algemeen overleg van mij met de aandeelhouders over datgene wat zij in de toekomst met de privatisering doen. Dat lijkt mij echt een stap te ver gaan. Het lijkt mij goed dat wij daar nu eens een keer helderheid over hebben. Ik ben voor een heldere marktstructuur en voor een sterke structuur waarin de publieke belangen worden geborgd, maar ik ben er niet voor om als een soort regisseur het stuur over te nemen van de aandeelhouders van verschillende overheidsbedrijven. De suggestie van de heer Crone vind ik dan verstandiger en interessanter. Laten wij kijken wat hun visie is en of wij op een of andere manier tot een gezamenlijke lijn kunnen komen. Ik ga niet zeggen: ik verzoek u om uw aandeelhoudersrol die u in het verleden op een verkeerde manier hebt vervuld door de Cross Border Leases aan te gaan, op een andere manier in te vullen. Daar ligt voor mij heel duidelijk een grens.

Voorzitter. Ik kom op een andere, heel interessante vraag van de heer Vendrik. Wij spreken dan over de kwestie van de netwerkbedrijven. Daarbij is sprake van een natuurlijk monopolie dat van vitaal belang is voor de energievoorziening. Daarover hebben wij het al gehad. De overheid moet op de vitale belangen letten en moet ook de overwegende zeggenschap in die netwerkbedrijven houden. Wat mij betreft, en dat is ook het standpunt van het kabinet geweest, moet er de mogelijkheid zijn van een minderheidsprivatisering. In die aanpak worden de publieke belangen goed geborgd en kan tegelijkertijd de inbreng van privaat kapitaal worden benut.

Ik wil op dit punt meteen een reactie geven op het amendement van de heer Hessels op stuk nr. 22, dat door diverse woordvoerders is ondertekend. Ik zeg klip en klaar dat het niet mijn eerste keuze zou zijn; anders was ik er zelf wel mee gekomen. Ik denk echter ook dat wij verder moeten komen in dit debat. Ik zie de brede steun die ervoor bestaat en ik constateer dat het amendement het zicht op een gedeeltelijke privatisering van het economische eigendom van netwerkbedrijven openhoudt. Dat kan alleen als daarvoor een AMvB is opgesteld die in ontwerp aan de Kamer is overlegd. Wat mij betreft, komt die er dan ook op afzienbare termijn. Dat zeg ik voor de helderheid ook tegen de heer De Krom, die de meeste problemen heeft met het amendement van de heer Hessels. Ik begrijp dat het amendement een onderscheidssplitsing aanbrengt tussen het eigendom van de aandelen in netbeheerders en het juridisch eigendom van de netten. Dat laatste, het juridisch eigendom van de netten, blijft binnen de kring van de overheid, waaronder mede worden begrepen 100%-overheidsbedrijven zoals GTS en TenneT. Dat wil meer precies zeggen dat – let u goed op mijn woorden – los van de situatie die wij kennen rond de Cross Border Leases, met komende eigendomswijzigingen geen instemming wordt verleend indien daardoor het juridische eigendom buiten de overheidskring komt. De heer Hessels benadrukt dat vooral in die zin privatisering van de netwerken is uitgesloten. Het is wat dit betreft echter de vraag of het glas halfleeg of halfvol is. In dit goede vaderland is het glas nooit helemaal vol of leeg; wij zijn altijd met elkaar aan het polderen. Dat geldt ook op dit punt. Ik vind het echter wel van belang dat wij zaken helder maken. Ik constateer dat de economische eigendom, dat wil zeggen de aandelen in de netwerkbedrijven, onder bij AMvB te bepalen voorwaarden vervreemd kunnen worden; dit staat dus los van de juridische kant. Er moet wel eerst een discussie met de Kamer over een ontwerp-AMvB zijn geweest; daar zijn wij het met elkaar over eens.

Het standpunt van de heer Vendrik is duidelijk; hij lijkt onder alle omstandigheden de totale eigendom van de netwerken in juridische en economische zin bij de overheid te willen leggen. Hij wil dit nog het liefst helemaal bij de rijksoverheid onderbrengen; hij spreekt van een rijksnetwerk. Ik kan hem daarin niet volgen; ik denk dat er ook nog andere belangen zijn. Met name netten kunnen belang hebben bij regionalisering, omdat daarmee ook een soort van competitive edge ontstaat. De benadering die in het amendement wordt gekozen, vergt de nodige uitwerking. De heer De Krom noemde het voer voor juristen. Ik acht het echter, met de commentaren die ik heb gegeven, wel werkbaar. Ik heb er echter nog twee opmerkingen bij.

In de eerste plaats moet de eigendom wel goed worden geregeld in het Burgerlijk Wetboek als wij duidelijk invulling willen geven aan de gewenste positie van de juridische eigendom van de netten. Ik laat in dit verband niet onvermeld dat het amendement dat de heer Hessels op dit punt gisteren heeft ingediend tijdens het debat over het wetsvoorstel inzake de Telecommunicatiewet, mij nog enige zorg baart. In dit amendement gaat men volgens mij onnodig ver; de rechtszekerheid wordt daarmee niet gediend. Dit is niet goed voor de implementatie van het privatiseringsamendement waar wij het nu over hebben. Ik zal hier nu verder niet op ingaan, want dat compliceert de discussie. Het gaat immers over een ander wetsvoorstel, maar er is wel een indirect verband. Ik denk dat ik de Kamer daar zo snel mogelijk een brief over ga sturen zodat wij hierover helderheid krijgen.

Voor de zorgvuldigheid wijs ik er nog eens op dat de uitzondering die het Cross Border Lease-overgangsrecht maakt op de privatiseringsbeperkingen ook geldt voor dit amendement. Dit is in het wetsvoorstel uitdrukkelijk geborgd; ik wil geen extra "sores" hebben over de Cross Border Leases, omdat wij daarmee weer verder van huis zijn. Ik weet dat de heer Hessels en ik het op dit punt eens zijn, maar ik zeg dit voor de helderheid nog eens in het plenaire debat.

De heer Hessels (CDA):

Misschien is goed dat ik als indiener van het amendement dit laatste nog eens uitdrukkelijk bevestig.

Minister Brinkhorst:

Dank u zeer.

De heer Slob (ChristenUnie):

U hebt gezegd dat dit amendement niet uw eerste keus zou zijn geweest, want dan was u er zelf wel mee gekomen. Ondertussen constateer ik dat u al een hele lijst toezeggingen aan de Kamer hebt gedaan over zaken waarmee u niet zelf bent gekomen. Dat geeft al aan dat u zoekt naar een breed draagvlak in de Kamer.

Minister Brinkhorst:

Ik wil graag in goed overleg met u tot iets komen. Ik weet niet of ik u kan overtuigen, maar ik probeer een brede meerderheid te krijgen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ziet u dit amendement als een "gebaar" naar onder meer de CDA-fractie? U hebt in het wetgevingsoverleg gezegd dat u er veel aan gelegen is dat de grootste coalitiefractie haar steun geeft aan dit wetsvoorstel.

Minister Brinkhorst:

Mijn positie is altijd heel helder geweest. Het kabinet gaat wat mij betreft door tot mei 2007. Ik probeer in eerste instantie, met alle begrip die ik ook voor andere fracties heb, met de coalitiefracties tot afspraken te komen. Dat geldt uiteraard ook voor de Eerste Kamer. Tegen die achtergrond, maar ook omdat ik ervan overtuigd ben dat de CDA-fractie ten principale achter de splitsing staat, doe ik inderdaad "water bij de wijn", hoewel mijn lijn iets meer gericht is geweest op dynamiek. Ik kan hiermee echter leven, en ik vind het werkbaar. Mooier kan ik het niet maken.

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Hessels heeft in zijn eerste termijn vanmiddag aangegeven dat het nog niet zeker is dat de CDA-fractie het wetsvoorstel zal steunen. Dat moet blijken uit zijn tweede termijn. Voor u is dit de deal? U spreekt zich heel open uit voor dit amendement, maar daar behoort dan iets tegenover te staan. Is dat de manier waarop u er tegenaan kijkt?

Minister Brinkhorst:

Zo gaan wij niet met elkaar om. Ik ga altijd uit van de goede trouw van regeringsfracties, net zo goed als de regeringsfracties de goede trouw van de minister mogen veronderstellen. Ik vind dit een begaanbare weg. Het is wel een heel cruciaal punt. Wat mij betreft, is dit het ook ongeveer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Begrijp ik nu goed uit de toelichting dat als wij het amendement van de heer Hessels niet steunen het kabinet weg is? Is dat de portee van deze opmerking? Ik probeer even alle opties in beeld te krijgen. Een beetje splitsing in het kabinet kan ook nooit kwaad als het aan ons ligt!

Minister Brinkhorst:

Een kinderhand is gauw gevuld!

De heer Crone (PvdA):

Het voorstel van de heer Vendrik wordt gaarne door mijn fractie overgenomen!

Minister Brinkhorst:

Dat begrijp ik, maar u moet nog even wachten.

De heer Hessels heeft mij gevraagd om in overleg te treden met de tuinders om de problemen rond de aansluiting van de warmtekrachtkoppeling (wkk) op te lossen. Door de splitsing worden problemen van producenten bij aansluiting van wkk op het net verkleind, zoals ook de heer Crone heeft gezegd. De tuinders zijn mijn grootste bondgenoten bij de splitsing. Ik heb kort geleden mogen spreken op het jaarcongres van de bloemenveilingen. Het overkomt mij maar zelden dat ik zo warm door landbouwers wordt ontvangen. De heer Van den Brink weet hoezeer ik daar altijd naar heb gesnakt. De marktstructuur wordt transparanter. Zelfstandige wkk-producenten hoeven niet meer te concurreren met producenten die onderdeel uitmaken van een groep waarbinnen ook het netbeheer plaatsvindt. Als er specifieke problemen zijn waardoor tuinders in een nadelige positie verkeren met wkk, ben ik zeker bereid om dit te onderzoeken en om te bezien hoe dit kan worden opgelost. Ik vind meer wkk en de betrokkenheid van de tuinders van buitengewoon groot belang.

De heer Hessels heeft gevraagd of het N-1 criterium in de wet kan worden veranderd. Dat criterium is van toepassing op de transportnetten en is vastgelegd in regelgeving. De NMa ziet streng toe op de toepassing van die regelgeving. Die aanpak functioneert prima en waarborgt ook de nodige flexibiliteit. Als men op enig moment tot de slotsom zou komen dat er meer betrouwbaarheidsbevorderende maatregelen nodig zijn, kost het veel tijd om dat te realiseren. Ik ben ook om die reden geen voorstander van vastlegging in de wet van het N-1 criterium.

De heer Hessels (CDA):

De achtergrond van mijn vraag is dat nu een veel groter deel van de hoogspanningsnetten naar TenneT gaat. Wij zouden dat beter in de hand kunnen houden als wij het N-1 criterium, wat toch feitelijk het zekerheidscriterium is, in de wet verankeren, met alle mitsen en maren die nu ook in de codes staan.

Minister Brinkhorst:

Dit is een nogal technisch onderwerp. Ik stel voor dat wij hierop in de tweede termijn terugkomen. Wellicht kan er nog overleg plaatsvinden over de wijze waarop wij zonder dat ik aan de wetsformuleringen kom hiervoor tot een oplossing kunnen komen.

Het laatste punt voordat ik inga op de amendementen zijn de mogelijke fiscale problemen waarover de heer Crone heeft gesproken bij de invoering van het nieuwe marktmodel. Er heeft vorige week overleg plaatsgevonden tussen mijn departement en de sector over deze zaak. De technische aspecten van de invoering van het capaciteitstarief zijn daarbij aan de orde geweest. Ook met het ministerie van Financiën is in dit verband gesproken. Er is overeenstemming over het benutten van de energiebelasting om invoering van het capaciteitstarief te faciliteren. Op 18 mei aanstaande zullen wij over dit marktmodel spreken in deze Kamer. Ik zal de Kamer voor die datum per brief informeren over de wijze waarop een en ander op een zorgvuldige manier kan worden ingevoerd. Uit het knikken van de heer Crone begrijp ik dat hij tevreden is met dit antwoord.

Ik zal nog met een kleine nota van wijziging komen om enkele technische onvolkomenheden op te lossen. Dan gaat het niet om inhoudelijke politieke punten.

Ik constateer dat het amendement op stuk nr. 11 van de heer Irrgang over de extra consumentenbescherming tegen afsluiting na mijn toezegging is verwerkt in de nota van wijziging, als onderdeel g en l. Het amendement op stuk nr. 13 van de heer Hessels gaat over het vervallen van de mogelijkheid om bij ministeriële regeling werkzaamheden aan te wijzen die de netbeheerder mag uitbesteden. Het wetsvoorstel noemt drie gevallen waarin netbeheerders mogen uitbesteden. Naar mijn mening is het praktisch om dat te doen met een ministeriële regeling wanneer de praktijk daarom vraagt. Dat geeft een zekere technische snelheid. Ik ben daarom wat minder gelukkig met het amendement om hiervoor geen ministeriële regeling ter beschikking te hebben. Ik vind echter niet dat ik hiervan een hard punt moet maken. Ik doe een beroep op de heer Hessels om erover na te denken of de dynamiek van het wetsontwerp niet vereist dat een aantal zaken beter met ministeriële regelingen kunnen worden uitgevoerd. Als een geste wil ik eventueel nog graag toezeggen dat ik, voordat ik een ministeriële regeling tref, hierover met de Kamer in overleg zal treden. Dat is iets simpeler te regelen dan dat het in de wet zou staan.

Het amendement op stuk nr. 23 van de heer Hessels verplicht tot het stellen van minimumeisen aan het splitsingsplan. Het is zeker mijn bedoeling om regels te stellen. Ik heb dus geen bezwaar tegen dit amendement.

Het amendement op stuk nr. 24 is ook van de heer Hessels, samen met de heren Irrgang en Crone. Dat is een nieuwe, interessante coalitie. Het amendement beoogt de consument te beschermen tegen hoge naheffingen van transport. De gedachte is dat een vordering tot betaling van de rekening twee jaar nadat de rekening opeisbaar is geworden, vervalt. De heer Hessels heeft terecht gesteld dat in het Burgerlijk Wetboek een regeling is opgenomen voor het vervallen van de vorderingen voor de leveringen van elektriciteit en gas. Het amendement bewerkstelligt hetzelfde voor de leveringen van transport. Ik heb daartegen geen bezwaar. Ik heb evenmin bezwaar tegen de verplichte ministeriële regeling. Het zal de indieners misschien teleurstellen, maar ik was dat toch al van plan.

Het amendement op stuk nr. 25 is van de heer Vendrik. De heer Bakker was door dringende omstandigheden verhinderd. Hij heeft zeker geen protest tegen dit debat tot uitdrukking willen brengen. Hij had een instemmende reactie willen geven over het wetsontwerp. Dit amendement betreft een extra consumentenbescherming tegen afsluiting. De inhoud van het amendement van de heren Bakker en Vendrik is dat het overleg van het energiebedrijf met instanties zoals de sociale dienst ook zonder instemming van de consument mogelijk is. Ik vind dat een goede zaak. Uitgangspunt is dat pas na overleg met de consument wordt opgetreden, maar de consumenten die dit betreft, zijn niet altijd bereikbaar en vatbaar voor overleg. Ik kan mij daarom geheel vinden in dit amendement. De heer Vendrik heeft de vraag gesteld wanneer ik hierover met een ministeriële regeling zal komen. Hij hoopt dat dit volgende week al zal zijn. Er wordt hard aan gewerkt. Ik denk echter niet dat ik hem volgende week al af kan hebben. Ik doe het wel zo snel mogelijk. Ik streef ernaar haar rond het meireces af te ronden. Ik hoor geen"neen", dus is het "ja". De Kamer mag de ministeriële regeling rond het meireces tegemoet zien. De delegatiegrondslag wordt ruimer als de wet in het Staatsblad staat. Ik meen dat het handig zou zijn om deze regeling gelijktijdig met de publicatie van de wet in het Staatsblad vast te stellen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Afgezien van het tijdstip waarop wij de ministeriële regeling zullen ontvangen, heb ik ook aan de minister gevraagd wat er in zal komen te staan. Als het aan mij ligt komt er in te staan, dat er in de winter niet wordt afgesloten. Punt. Is dat ook de regelrechte strekking van de regeling die de minister direct na het meireces aan de Kamer zal doen toekomen?

Minister Brinkhorst:

Ik reageer op het amendement op stuk nr. 25 waarin staat dat het overleg van de energiebedrijven met instanties als de sociale dienst mogelijk wordt gemaakt zonder instemming van de consument. Ik heb gezegd dat een goede zaak te vinden. Omdat het woord "overleg" in het amendement staat, meen ik dat het niet vreemd is om hierover overleg te voeren met de energiebedrijven. Een ministeriële regeling zonder dat wij er overleg met de energiebedrijven over hebben gevoerd, zou naar mijn mening een contradictio in terminis zijn. Dan heb je geen overleg nodig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar dan is er een misverstand. In het amendement wordt inderdaad om een ministeriële regeling ter nadere uitwerking gevraagd. Dat vertrouw ik de minister toe. Mijn vraag betrof echter de ministeriële regeling die er sowieso zou komen, om de ruimte voor netwerkbeheerders om mensen in de winter af te sluiten te reguleren.

Minister Brinkhorst:

Dat begrijp ik, maar in het amendement staat dat er overleg met de energiebedrijven moet plaatsvinden. Het lijkt mij redelijk dat ik bij het vaststellen van de ministeriële regeling overleg met de energiebedrijven heb.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat de heer Vendrik dit in tweede termijn nog eens goed aan de minister moet uitleggen.

Minister Brinkhorst:

Over het amendement op stuk nr. 27 heb ik al het een en ander gezegd. Wellicht kunnen de heren Hessels en Crone dit amendement intrekken, na mijn toezegging dat "reorganisatiekosten" wordt vervangen door: kosten. Het amendement zou voor een totaal onbeperkte periode gelden, zonder enige tijdslimiet. De termijn van vijf jaren die ik heb genoemd, lijkt mij een handig criterium. Dat gaat verder dan de vier jaar die door de commissie-Kist wordt genoemd. Na die termijn is het heel moeilijk om aan te geven welke kosten er nog zijn.

De heer Hessels (CDA):

Ervan afgezien dat de minister er overheen leest dat in lid 2 wordt bepaald dat het lid 1a na drie jaar vervalt, ben ik hem zeer erkentelijk dat hij dit deel van de structurele kosten onder de algemene kosten voor vijf jaren wil rekenen. Dat vind ik nog eens genereus. De heer Crone en ik trekken het amendement in.

De voorzitter:

Het amendement-Crone/Hessels (stuk nr. 27) is ingetrokken.

Minister Brinkhorst:

Dan maak ik een enkele afsluitende opmerking. Ik constateer dat het wetsvoorstel naar intentie breed wordt gedragen in de Kamer. Ik spreek daarvoor graag mijn erkentelijkheid uit.

Ik maak vervolgens een opmerking over de toon van het debat zoals dat de afgelopen maanden is gevoerd. De heer Vendrik heeft daar op 13 februari over gesproken. Hij heeft mij toen verzocht de dialoog te zoeken met de sector en de aandeelhouders. Ik heb hem die toezegging gedaan. Dat was ook nodig. Ik heb de toon van het debat af en toe als grievend en als shockerend ervaren. Met die gedachte heb ik de Kamer op 26 januari geschreven niet te willen reageren op het bericht dat ik een keten van leugens over het wetsvoorstel zou verspreiden.

Hetzelfde geldt voor de advertentie die ik gisteren op de voorpagina van een groot landelijk dagblad aantrof, gericht tot de heer De Krom. Ik ken de heer De Krom als een liberale denker, die bijzonder constructief aan het debat heeft bijgedragen. Mede dankzij zijn inbreng zullen de publieke belangen in de energiesector in de toekomst adequaat worden geborgd als de Kamer het wetsvoorstel aanvaardt. Ik heb mij zeer geërgerd aan de advertentie. Ik heb er behoefte aan om dit publiekelijk te zeggen.

De heer De Krom (VVD):

Mij is vanavond gebleken dat er nog meer van dit soort advertenties zijn verschenen, ook aan het adres van de Partij van de Arbeid. Ik neem aan dat de woorden van de minister ook van toepassing zijn voor die kant.

De heer Crone (PvdA):

Nee, dat is niet correct. Ik ben heel tevreden dat ik de voorpagina van De Telegraaf heb gehaald. Ik was daar heel blij mee. Het was een rood gekleurde advertentie, de goede kleur. Daar is dus extra geld voor uitgetrokken door de betrokkenen, want zo'n advertentie kost tweemaal zoveel als een zwartwitadvertentie. Ik ben geheel tevreden.

Minister Brinkhorst:

Dat is dan mooi. Ik heb het debat vanaf het begin niet gezien als een debat tussen regering en oppositiepartijen. De heer Crone is een belangrijke inspirator van het initiatief geweest. Ik heb zijn bijdrage en ook die van de heer Vendrik als zeer constructief ervaren. Vooral de laatste heeft tijdens het wetgevingsoverleg het dilemma waarin wij ons thans bevinden bijzonder treffend verwoord. Door private contracten is de overheid in een lastige positie geplaatst om de publieke belangen te beschermen. Ik heb zeer gewaardeerd dat hij de worsteling heeft aangegeven tussen enerzijds het in de publieke hand houden van de netten en anderzijds de daaraan verbonden risico's van de CBL-contracten. Parallel daaraan waren de opmerkingen van de heer Hessels, die heeft geworsteld om aan oplossingen bij te dragen. Ook hem zeg ik graag dank. De argumenten van het vermeende verlies van werkgelegenheid en de kosten die samenhangen met het wetsvoorstel, zijn echter veelal tendentieus en zeer onterecht in de maatschappelijke discussie naar voren gebracht. De werkgelegenheid in de energiesector zal op de langere termijn afnemen, ongeacht het wetsvoorstel. En de kosten die nu aan de splitsing worden toegerekend, zouden sowieso grotendeels zijn gemaakt als wij hadden besloten tot een alternatieve marktordening.

Voorzitter, ik hoop dat ook velen in de Kamer over hun eigen schaduw heen kunnen springen en bereid zijn om structuren te doorbreken die naar mijn stellige overtuiging niet toekomstbestendig zijn. Ik eindig mijn antwoord met de woorden die ik ook in het begin gebruikte, namelijk dat ik hoop dat dit een bijdrage zal zijn aan een duurzame energievoorziening in het belang van de burgers van dit land.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, ik heb nog twee vragen aan de minister. Hij zei in het debat over de zuivere netbeheerder en over de activiteiten die binnen een groep zijn toegestaan, dat hij daarop nog zou terugkomen. Zou hij dit in een brief kunnen doen, nog voor de aanvang van de tweede termijn?

Minister Brinkhorst:

Ik zeg dit graag toe. Het was ook mijn initiatief om te verhelderen waarom het mij ging, en ik wil niet dat er op een naar mijn gevoel ondergeschikt, maar voor de heer Vendrik belangrijk punt een misverstand blijft bestaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan was er nog een misverstand, namelijk over de kwestie van afsluitingen in de winter. In antwoord op schriftelijke vragen van de heer Crone en mij heeft de minister eind februari toegezegd dat hij op dit punt een nadere ministeriële regeling aan de Kamer zal voorleggen. Volgens mij is dit een andere regeling dan de regeling die voortvloeit uit het amendement-Vendrik/Bakker.

Minister Brinkhorst:

Ik ben nu enigszins in verwarring, misschien omdat wij nu al vele uren met elkaar spreken. Ik dacht dat het ging om het amendement waarover wij zojuist spraken. Ik wil contact tussen energiebedrijven en sociale diensten en daarvoor zal ik een ministeriële regeling maken. Is dat iets anders dan wat ik had toegezegd?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het gaat mij om de regeling die u had toegezegd naar aanleiding van onze vragen over berichten dat een aantal energiebedrijven in de afgelopen winter wel degelijk tot afsluiting zijn overgegaan.

De voorzitter:

Het lijkt mij goed dat de minister hierop schriftelijk ingaat, dan kan hij nog even goed nagaan welke regeling nu precies bedoeld wordt.

Minister Brinkhorst:

Dit lijkt mij een goede suggestie. Ik moet overigens zeggen dat ik mij er niet van bewust was dat ik twee ministeriële regelingen over afsluitingen zou maken. Ik zal hierop terugkomen, voor de tweede termijn moet er helderheid ontstaan zijn.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dit debat zal volgende week woensdag worden voortgezet. Ik wens eenieder prettige paasdagen.

Sluiting 21.21 uur

Naar boven