Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 2 maart 2005 te Enschede totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden (Trb. 2005, 86 en 241) (30407);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel, de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, de Zeebrievenwet en enkele andere wetten in verband met het Europese recht op vrije vestiging (30412);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet rol werknemers bij de Europese vennootschap in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2003/72/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (30386);

  • - het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten (29978);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs (30404).

Op verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport stel ik voor, de wens uit te spreken, nadere inlichtingen te ontvangen over oprichting van de Stichting Topinstituut Pharma (30502).

Voorts stel ik voor, de stukken onder de nummers 23490, nr. 408, 19637, nr. 1019, 29507, nr. 35, 30300-IXB, nrs. 22 en 24, 30300-XVI, nr. 126, 30300-VI, nr. 116, 30300-III, nrs. 10 en 11, voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Schijndel.

De heer Van Schijndel (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Namens de VVD-fractie wil ik een spoeddebat aanvragen met de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken over het gisteren verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Dynamiek in islamitisch activisme. Over dit rapport is in de media al heel veel te doen geweest. Dat geldt niet alleen voor de beleidsaanbeveling over organisaties zoals Hamas en Hezbollah. Naar het oordeel van de VVD-fractie dient dit debat ook en juist in dit huis gevoerd te worden.

Ons verzoek is dat de regering, voorafgaand aan dit debat, een brief aan de Kamer stuurt met haar (eerste) reactie op het rapport van de WRR en dat zij daarbij ingaat op een aantal nader te noemen hoofdpunten. Ons verzoek is voorts dat het spoeddebat wordt gehouden in de tweede helft van de komende week, althans als de agenda van de Kamer dat toelaat en de regering ervoor kan zorgen dat de brief in ieder geval een dag voor de datum van het debat bij de Kamer is.

De onderwerpen die het voorwerp van de reactie van de regering zouden kunnen worden, zijn de volgende:

  • - de vraag of het rapport een waarderelativisme tentoonspreidt en of dat politiek acceptabel is;

  • - de vraag of de focus op aanknopingspunten voor democratie en mensenrechten, dus de lichtpuntjes die worden ontwaard in allerlei tendensen in de islamitische wereld, gepast is voor het onderhavige onderwerp, alsook of dat een wetenschappelijk en politiek evenwichtige benadering vormt;

  • - de vraag of de beschrijving van positieve ontwikkelingen in het activistisch islamitisch denken recht doet aan de feitelijk bestaande tendensen van radicalisering in de islamitische wereld en wat de representativiteit is van de aangehaalde denkers, die meer democratie en mensenrechten bepleiten;

  • - de instrumentele focus van het rapport; het is gericht op vermindering van spanningen met en binnen de islamitische wereld; de vraag is hoe de regering denkt over zo'n benadering en waarom het stellen van eisen aan landen en bewegingen, wat in het begin tot meer spanning leidt, niet meer voor de hand ligt, bijvoorbeeld Hamas;

  • - de publicitaire omlijsting van de presentatie van het rapport met de uitspraken van een aantal stafleden van de WRR;

  • - in het algemeen de vraag hoe de inhoud en de politieke strekking van het rapport zich verhouden tot de wetenschappelijke taak van de raad.

Die hoofdpunten zouden in de eerste kabinetsreactie in elk geval aan de orde moeten komen volgens de VVD-fractie.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat de WRR een belangwekkend rapport heeft gepresenteerd. Dat blijkt ook wel uit de publicitaire gevolgen. Ik kan mij voorstellen dat de collega's van de VVD-fractie een kabinetsreactie willen op het WRR-rapport. Ik pleit wel voor een volwaardige kabinetsreactie. Ik wil het kabinet de ruimte geven om de eigen prioriteiten naast de zes punten van de VVD-fractie te leggen en na ontvangst van de brief een procedure voor een debat afspreken. De CDA-fractie heeft er geen behoefte aan om volgende week een hijgerig kortetermijnnummer te maken. Het hoeft niet te worden weggeschoven. Er kan met spoed een debat komen, maar wel eerst een fatsoenlijke reactie en daarna een fatsoenlijk debat.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie spreekt graag over WRR-rapporten aan de hand van een regeringsstandpunt. Wij voelen niet voor een eerste reactie op een rapport. Wij willen een weloverwogen reactie van het kabinet, waarbij fracties op zichzelf aandacht kunnen vragen voor een aantal accenten. Het kabinet is natuurlijk vrij om het rapport breed van commentaar te voorzien. Wij willen het kabinet de ruimte geven om een weloverwogen reactie te geven en het dus niet aan een tijdslimiet van een week binden, want dan krijgen wij heel vluchtige reacties en daar zitten wij niet op te wachten. Op het moment dat wij de reactie van het kabinet binnen hebben, uiteraard wel zo snel mogelijk, kunnen wij definitief beoordelen wanneer wij een debat houden.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Voorzitter. De Groep Wilders steunt graag het verzoek van de heer Van Schijndel. Wij zijn zeer voor een debat naar aanleiding van dat merkwaardige rapport van de WRR. De heer Van Schijndel heeft met zijn zes punten ongeveer al de brief van het kabinet geschreven. Dat hoeft voor mij niet.

Ik stel voor om wel een spoeddebat te houden, maar het kabinet vrij te laten in de onderwerpen van zijn eigen reacties zoals bij ieder WRR-rapport. Als wij de brief van het kabinet volgende week kunnen krijgen, zouden wij kort daarna een debat met de regering kunnen houden. Mijn enige verzoek is om de Kamervragen die ik heb gesteld over hetzelfde thema, met name het interview van de WRR-onderzoeker, en die gisteren zijn doorgeleid, weliswaar apart maar tegelijkertijd te laten beantwoorden zodat zij bij het debat aan de orde kunnen zijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Er is een rapport van de WRR verschenen. De WRR is een van de belangrijkste adviesorganen van de regering. Volgens mij heeft dat orgaan langer dan twee jaar aan het rapport gewerkt. Wij willen heel graag een heel gedegen analyse, antwoord en reactie van de regering. Wij willen daarna een volwaardig en goed debat over dit buitengewoon belangrijke onderwerp. Wij willen dus graag een volwaardige reactie. Dat mag een paar weken duren. Voor ons hoeft het dus niet per se volgende week.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie ziet ook uit naar het debat over het WRR-rapport, maar wel op basis van een volwaardige regeringsreactie. Het is dan niet aan ons om te zeggen of men er een paar dagen of iets langer over doet om het op te schrijven. Wij sluiten ons in dat opzicht voor het gemak procedureel aan bij de woorden van de heer Van de Camp, die eerst een reactie wil vragen en vervolgens wil afspreken op welke wijze wij het debat voeren. Het staat echter vast dat het debat er moet komen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ook de SGP-fractie wil het debat over het rapport van de WRR voeren. Het moet echter wel grondig worden voorbereid. Mijn collega's, enkelen ervan althans, hebben dat geaccentueerd en ik voeg mij erbij. Ik ben ook geïnteresseerd in de visie van de regering op het rapport. Uiteraard is elke wetenschappelijke raad die is ingesteld, redelijk autonoom in het afscheiden van een, in dit geval ongevraagd, rapport. Die vrijheid bestaat, maar deukt wel bestaand regeringsbeleid op de korte termijn in. Bij de presentatie van het rapport zijn politiek beladen uitspraken gedaan, waarop ik graag een expliciete reactie zou vernemen. Om het maar even simpel aan te duiden, gaat het dan bijvoorbeeld over Hamas.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het is een politiek beladen rapport, en daar hebben wij zo'n raad ook voor. Het debat over de islam moet zorgvuldig worden gevoerd. Ik sluit mij bij iedereen aan die heeft gevraagd om een zorgvuldige, uitgebreide reactie van de regering. Pas als die reactie er is, moeten wij het debat aangaan. Het moet niet op de onderbuikachtige, snelle manier die wij nu bij enkele fracties, waaronder helaas die van de VVD, ontwaren.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. De LPF-fractie heeft geen last van haar onderbuik, maar steunt het verzoek van de heer Van Schijndel. Wij zijn met name geïnteresseerd in het antwoord op de laatste vraag die hij heeft geformuleerd, namelijk die naar de rol van de WRR in relatie tot de aard van het rapport. Van onderbuikgevoelens of onzorgvuldigheid is geen sprake.

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. De SP-fractie wil graag een zorgvuldige reactie van het kabinet en een zorgvuldig debat. Voor die zorgvuldige reactie moet het kabinet de tijd kunnen nemen.

De voorzitter:

Ik constateer dat in de Kamer ruim gehecht wordt aan een zorgvuldig debat. De specifieke vragen staan in de Handelingen. Wij vragen het kabinet om een reactie.

De heer Van Schijndel (VVD):

Voorzitter. Wij blijven hechten aan een debat over die paar hoofdpunten die ik heb genoemd. Volgens ons zou dat best in de tweede helft van de komende week kunnen. Het zou voor ons overigens geen ramp zijn als het de week daarop wordt. Wij willen de brief van de regering in ieder geval in de loop van de komende week ontvangen, opdat wij ons goed kunnen voorbereiden op het debat.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Daarin staan alle specifieke wensen over de onderwerpen en het tijdstip verwoord. Na ontvangst van de brief zullen wij besluiten wanneer en op welke wijze het debat moet worden gevoerd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verdaas.

De heer Verdaas (PvdA):

Voorzitter. Gisteren hebben wij een overleg gehad over de nota "De verkoop van een luchthaven, de privatisering van een werkstad" van collega Duivesteijn. Ik heb een uniek verzoek: ik wil het verslag van het notaoverleg op de agenda laten plaatsen. Omdat het slechts gaat om het indienen van twee moties, vraag ik u of het vandaag nog kan. De moties behelzen verificatie en het advies van externe deskundigen over de nota van collega Duivesteijn. Wij hebben ons gecommitteerd aan een rapportagedatum van 19 mei. Als wij pas volgende week het VAO en de week daarna de stemmingen hebben, verliezen wij kostbare tijd.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Collega Verdaas brengt het argument "tijd" in. Ik wil een verdere tijdsbesparing realiseren, door te trachten hem ervan te overtuigen dat het niet nodig is om die moties in te dienen. Immers, de Kamer heeft al eerder een soortgelijke motie "afgestemd".

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik ondersteun de opmerking van collega Haverkamp van harte.

De heer Verdaas (PvdA):

Voorzitter. De heer De Krom was slechts bij het begin van het overleg aanwezig, de heer Haverkamp was er helemaal niet. Tijdens het overleg bleek dat er een Kamermeerderheid is voor twee van de aanbevelingen. Als de collega's zeggen dat mijn verzoek oneigenlijk is, dan plegen zij een oneigenlijke inbreuk op mijn verzoek. Zij kennen de feiten niet.

De voorzitter:

Het lijkt mij niet goed dat wij hierover nu verder gaan discussiëren. De heer Verdaas heeft terecht opgemerkt dat er misschien wel sprake is van een primeur aangezien nu een VAO wordt aangevraagd over een overleg over een nota van een lid van deze Kamer. Desalniettemin is het een goede gewoonte dat bij een dergelijk debat een adviseur van het kabinet aanwezig is. Wij zullen dus moeten nagaan of diens aanwezigheid vandaag mogelijk is. Mocht dat niet het geval zijn, dan lijkt het mij verstandig om het VAO de volgende week te houden. Ik constateer dat de Kamer zich hiermee kan verenigen, zodat aldus is besloten.

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. De vorige week heb ik schriftelijke vragen gesteld – dat was voor de tweede keer – aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën over de zogeheten Falcon-constructie. Het betreft het verpanden van aandelen in het geïntegreerde energiebedrijf Nuon door de provincie Friesland. Dat was een voornemen en daarvoor is inmiddels toestemming gevraagd aan het kabinet. Helaas heb ik vanochtend moeten constateren dat die toestemming gegeven is, in het bijzonder door de minister van Binnenlandse Zaken. Dat doet mij buitengewoon veel verdriet; het raakt ook het debat dat wij na deze regeling van werkzaamheden gaan voeren, namelijk het debat over de splitsingswet. Ik zou via u, voorzitter, met grote spoed het kabinet willen verzoeken om uiterlijk begin volgende week, voor aanvang van het laatste deel van het debat over de splitsingswet, dus dinsdag, de beantwoording van de tweede set schriftelijke vragen aan de Kamer te zenden, zodat wij ook in relatie met de splitsingwet waarvan wij de behandeling volgende week waarschijnlijk gaan afronden, deze kwestie met het kabinet kunnen bespreken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verburg.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Vanmorgen is de tweede termijn van het algemeen overleg gehouden over de voedselbanken. Aangezien de CDA-fractie eraan hecht om een paar moties in te dienen, verzoek ik u het verslag van dit algemeen overleg op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit verslag op de plenaire agenda van de volgende week te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weekers.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Wij hebben gisteren een algemeen overleg gehad over het programma Versterking opsporing en vervolging. Ik verzoek u om het verslag ervan op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit verslag op de plenaire agenda van de volgende week te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dijsselbloem.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Afgelopen dinsdag bij de regeling van werkzaamheden hebben wij als Kamer aan het kabinet met spoed een brief gevraagd over de zaak van de verdwenen Indiase jongetjes uit Nederlandse opvangcentra, teneinde zo nodig een spoeddebat daarover te kunnen hebben. Ik heb zo-even van de Griffie begrepen dat die brief er niet zal komen voor Pasen. Dat is op zichzelf al een slechte zaak. Ik verzoek u, voorzitter, om in ieder geval een spoeddebat hierover te agenderen voor de volgende week.

De voorzitter:

Wilt u dan debatteren zonder een reactie van het kabinet?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Uiteraard niet. Die brief komt er. Dat is het punt niet. Alleen, wij hebben te verstaan gekregen dat het niet meer lukt voor het weekend.

De voorzitter:

Dan stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering, dus inclusief uw verzoek tot spoed, door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enige minuten geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven