Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 maart 2006 over voetbalvandalisme.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Enkele weken geleden voerde de Kamer met de ministers van BZK en Justitie en de staatssecretaris van VWS een overleg over voetbalvandalisme en de aanpak van voetbalgeweld. Er is toen met name gesproken over het pakket maatregelen dat wordt ingezet om voetbalvandalisme te voorkomen en te bestrijden. De SGP-fractie heeft er daarbij op aangedrongen dat de regering op dit dossier een krachtige en actieve rol vervult. Het blijft te vaak bij goede voornemens die uiteindelijk niet of veel te laat tot uitvoering komen. De Kamer moet ervan op aankunnen dat de voorgenomen maatregelen ook daadwerkelijk en voortvarend worden uitgevoerd en dus niet stranden op bijvoorbeeld trainerend gedrag van andere gesprekspartners.

Voortvarendheid is ook geboden ten aanzien van het invullen van mogelijke lacunes die nu nog bestaan in bevoegdheden inzake de aanpak van voetbalvandalisme. Omdat het AO toch wat losse einden overliet, wil ik mede namens een aantal collega's een motie indienen die het belang van een ambitieuze, voortvarende en daadkrachtige aanpak onderstreept. De motie luidt aldus:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voetbalvandalisme al lange tijd veel schade en breed ongenoegen geeft en de bestrijding daarvan met grote urgentie en voortvarendheid moet plaatsvinden;

voorts overwegende dat, gelet op de veelheid van organen en instanties die hierin een rol hebben, een krachtige en actieve regierol van de kant van de rijksoverheid noodzakelijk is en het van groot belang is dat gemaakte afspraken ook werkelijk worden nagekomen;

constaterende dat thans door een interdisciplinaire stuurgroep wordt onderzocht of lacunes bestaan in de bestaande regelgeving;

verzoekt de regering, voor 15 juni 2006 te komen met:

  • - een overzicht van mogelijke aanscherpingen van de geldende wet- en regelgeving terzake van de bestrijding van voetbalvandalisme en het verhaal van de daardoor ontstane schade, alsmede mogelijke verbeteringen in de handhaving van die regels;

  • - beleidsvoornemens die hierin kunnen voorzien, met het daarbij voorziene tijdpad;

  • - inzicht in het tijdstip en de wijze van uitvoering van reeds aangekondigde afspraken en beleidsintensiveringen, zoals de aanpassing van de aanwijzing bestrijding voetbalvandalisme en geweld;

  • - een beschrijving van de inzet om een tijdige en effectieve uitvoering van door alle betrokken organen en instanties overeengekomen afspraken te waarborgen;

en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Verbeet, Dittrich, Atsma en Van der Sande.

Zij krijgt nr. 50(25232).

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie steunt de motie-Van der Staaij van harte; daarom hebben wij die ook meeondertekend. Wij ergeren ons aan de lage prioriteit die dit kabinet geeft aan een stevige aanpak van het voetbalvandalisme. Wij willen op dit punt een lik-op-stukaanpak. Daarvoor is het in ieder geval nodig dat iedereen exact weet wie waarvoor verantwoordelijk is. De gang van zaken bij Hercules en andere verenigingen laat zien dat burgemeesters en raden eigenlijk niet eens goed op de hoogte zijn van de bestuursrechtelijke mogelijkheden en eisen. Dit weekend zijn er weer allerlei ongeregeldheden in het amateurvoetbal geweest, waarbij een scheidsrechter is gemolesteerd. Ik verwacht van de minister dat hij op een en ander ingaat in het plan van aanpak waar in de motie om wordt gevraagd.

De regering wil dat het voetbal de sociale cohesie versterkt en verwacht op dit punt veel van deze sport. Er is pas weer een contract afgesloten tussen de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de KNVB; heel veel nieuwe Nederlanders en jonge mensen moeten via het voetbal op de hoogte gebracht worden van de normen en waarden. Ik vind dat het voetbal gesteund moet worden als men daar laat zien dat deze normen en waarden werkelijk gelden op en om het veld. Ik denk dat de minister de clubs moet steunen door het geven van helderheid over de vraag wie waarvoor verantwoordelijk is.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ik heb tijdens het algemeen overleg aandacht gevraagd voor het specifieke punt van de toenemende handel in kaarten die op de markt verschijnen buiten de regels die zijn afgesproken om. Afgelopen weekend werd bekend dat er opnieuw een pakket van zo'n 10.000 toegangskaarten voor het wereldkampioenschap voetbal in Nederland via een ander dan het officiële circuit op de markt lijkt te komen. Voor dergelijke kaarten worden gigantische bedragen gevraagd en betaald, terwijl die kaarten eigenlijk via de reguliere kanalen bij supporters en de echte fans terecht zouden moeten komen. Het twintig- of dertigvoudige van de normale kaartprijs moet worden betaald, terwijl het dan ook nog de vraag is of degene die in het bezit komt van zo'n kaartje, daadwerkelijk het stadion in komt. Er zitten dus ook veel andere risico's aan vast, even los van de risico's dat supporters in de verkeerde vakken terechtkomen.

Ik heb het kabinet gevraagd om in overleg en in samenspraak met de KNVB te bezien wat wij zouden kunnen doen. Wellicht moeten wij ook de ticketbureaus bezien die op dit moment al massaal deze kaarten aanbieden. Het lijkt erg wenselijk dat de staatssecretaris van VWS of het kabinet met de collega's binnen de EU over dit onderwerp spreekt als die gelegenheid zich voordoet. Dat kan op korte termijn. Er is meer dan één risico aan deze kwestie verbonden. Wij roepen het kabinet op om, daar waar het kan, gelijk op te trekken met de KNVB. Het kabinet moet stelling nemen tegen deze ongewenste vorm van zwarte handel, die buitengewoon risicovolle consequenties heeft.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De minister is tijdens het algemeen overleg niet ingegaan op de vragen die ik heb gesteld over de 168 stadionverboden die na de wedstrijd Ajax-Roda zijn opgelegd. Ik heb stellig de indruk dat de politie de plank bij deze wedstrijd flink heeft misgeslagen; mensen zijn lukraak gearresteerd en hun namen zijn doorgegeven aan de KNVB. Hierdoor kunnen deze mensen een jaar lang in heel Europa niet meer naar het voetbal; ook niet naar het wereldkampioenschap. Het betreft mensen die niets gedaan hebben, anders dan dat zij gewoon een dagje naar het voetballen gingen. Dit dagje eindigde voor hen uiteindelijk om half vijf in de ochtend op een politiebureau in de Bijlmer. De zaak is inmiddels onder de rechter, dus ik zal de minister in dit concrete geval niet meer om een oordeel vragen. Voor de SP-fractie staat echter voorop dat hooligans moeten worden aangepakt, maar niet de echte fans. Daarom vraag ik de minister om te laten onderzoeken, bijvoorbeeld door het auditteam voetbalvandalisme, wat tot nu toe de praktijk is geweest bij het opleggen van stadionverboden, en of de politie wel voldoende onderscheid maakt tussen hooligans en fans.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Ik steun het uitgangspunt dat er goed onderscheid moet worden gemaakt tussen vandalen en fans. Ik vind het echter ook belangrijk dat wij de politie steunen in het uitvoeren van haar taak. Het is terecht dat men bezwaar maakt als men vindt dat men niet goed is bejegend, maar ik vind dat u wel erg snel bent met het vellen van een oordeel voordat de rechter uitspraak heeft gedaan.

De heer Irrgang (SP):

Wij steunen de politie het beste door kritisch te zijn wanneer de indruk bestaat dat zij over de schreef is gegaan. Een vak, waarin overduidelijk door enkelen gerotzooi is veroorzaakt, is in zijn geheel afgevoerd. Iedereen in dat vak heeft een stadionverbod opgelegd gekregen. Wij moeten dat veroordelen. Het is aan de rechter om in individuele gevallen een oordeel te vellen. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen echte hooligans en fans. De indruk bestaat dat dit niet is gebeurd. Toch is dat belangrijk, om het draagvlak voor en de legitimiteit van het politieoptreden in stand te houden.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

U hebt het nu met nog meer nadruk over de echte hooligans. Daarmee suggereert u dat wij dit onderscheid niet belangrijk zouden vinden. Mijn fractie vindt dat echter zeer belangrijk, maar het lijkt wel of u er die dag zelf bij bent geweest, terwijl dat volgens mij niet zo was. Dan moet u eerst maar eens de uitkomst van het onderzoek naar de gang van zaken afwachten. Ik steun uw verzoek om een oordeel van het auditteam, maar ik vind dat de Kamer haar reactie moet uitstellen tot het moment waarop het rapport verschijnt.

De heer Irrgang (SP):

Ik ben blij dat u mijn verzoek om een oordeel van het auditteam steunt. Ik wacht dat oordeel met veel belangstelling af en hoop dat de minister hieraan meewerkt.

De heer Atsma (CDA):

Dit neemt niet weg dat u al wel een oordeel velt over datgene wat de rechter mogelijkerwijs zou kunnen uitspreken, terwijl u er tegelijkertijd de aandacht op vestigt dat de zaak nog onder de rechter is. Is het niet ongepast om nu al kwalificaties in de mond te nemen waarvan het maar zeer de vraag is of deze terecht zijn? Het lijkt mij niet verstandig dat de minister inhoudelijk op deze affaire reageert. Ik vind het overigens prima dat u wilt dat het auditteam een onderzoek uitvoert.

De heer Irrgang (SP):

Het is goed dat ook de CDA-fractie dit verzoek steunt. Het is mijn stellige indruk dat wij in algemene zin kunnen concluderen dat de politie in haar optreden onvoldoende onderscheid heeft gemaakt tussen de hooligans en de echte fans. Het is aan de rechter om een individueel oordeel te vellen over al die mensen die een stadionverbod hebben gekregen. Onder hen zijn vaders en zonen die gewoon naar het voetballen wilden, maar uiteindelijk bij een politiebureau in de Bijlmer eindigden. Ik vel geen oordeel over individuele gevallen, maar in algemene zin heb ik de stellige indruk dat de politie in haar optreden onvoldoende onderscheid heeft gemaakt tussen fans en hooligans.

De heer Atsma (CDA):

U zegt: "in algemene zin heb ik de indruk dat..." Dat is toch ongelooflijk? U bent toch de rechter niet? Wacht nu even rustig het oordeel van de rechter af!

De heer Irrgang (SP):

Het is mijn algemene indruk. De rechter oordeelt over de individuele situaties. Ik vraag de minister om het auditteam voetbalvandalisme in algemene zin te laten uitzoeken in hoeverre de politie voldoende onderscheid maakt tussen fans en hooligans. Het gaat mij daarbij niet alleen om de wedstrijd tussen Ajax en Roda.

De heer Van Schijndel (VVD):

Meent u werkelijk dat u de minister kunt aanspreken op het politieoptreden? De burgemeesters gaan immers over de inzet van de politie. De minister van BZK gaat over organisatorische kwesties en beheerszaken. Ik denk niet dat u bij hem aan het goede adres bent. Hooguit kunt u de minister van Justitie aanspreken over de verdere vervolging.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb de minister verzocht om een onderzoek te doen naar de praktijk bij het opleggen van stadionverboden door het Auditteam Voetbalvandalisme. Dat heb ik hem gevraagd. Natuurlijk is het de verantwoordelijkheid van de lokale fracties om hun korpsbeheerders en hun burgemeesters ter verantwoording te roepen. Ik ga ervan uit dat dit ook gebeurt.

Dan kom ik tot mijn slotopmerking. De minister ontkende tijdens het algemeen overleg dat C2000 bij de Ajax-Feyenoordrellen van 17 april 2005 een oorzaak kon zijn van de communicatieproblemen. Rotterdam had helemaal geen C2000, zo zei hij tegen mij. Het rapport van het auditteam spreekt hem daarin voluit tegen. In de combitrein waar de eerste communicatiestoornissen optraden, kon alleen via C2000 en mobiele telefoons worden gecommuniceerd. Erkent de minister alsnog dat de communicatie aan het begin van deze rellen beter had kunnen verlopen, als C2000 naar behoren had gewerkt?

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Voorzitter.

De voorzitter:

Een korte vraag nog. U hebt op dat punt al een keer geïnterrumpeerd.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

De heer Irrgang zei dat de lokale fracties vragen zouden kunnen stellen aan de korpsbeheerder, maar volgens mij is de SP-fractie in Amsterdam zo wijs geweest om eerst de uitspraak van de rechter af te wachten. Er zijn dus nog geen vragen gesteld.

De heer Irrgang (SP):

Ik spreek niet namens de SP in Amsterdam, maar zoals u weet is daar nog geen college.

De voorzitter:

Dan zijn wij in dit VAO aan het einde gekomen van de inbreng van de Kamer. Ik zie dat de minister bereid is om meteen te gaan antwoorden. Het woord is aan hem.

Minister Remkes:

Voorzitter. Het lijkt mij dat het laatste er in ieder geval helemaal niets mee te maken heeft. Dat er nog geen college is, belet SP'ers in gemeenteraden absoluut niet om de burgemeester te bevragen.

De heer Irrgang (SP):

Ik reageer hierop omdat het uitlokking is. Ik heb uiteraard ook contact gehad met de SP-fractie in Amsterdam. De communicatie binnen de SP gaat heel goed en u kunt ervan uitgaan dat de SP-fractie in Amsterdam het er niet bij zal laten zitten.

Minister Remkes:

U hebt ze kennelijk wat aangemoedigd, maar ik constateer wel dat hier vragen over deze kwestie worden gesteld voordat er een uitspraak in het kort geding is gedaan door de rechter. Dat kort geding dient, als ik het wel heb, hedenmiddag.

Voorzitter. Wil C2000 werken, dan moeten alle partijen over dat systeem beschikken en dat was dus niet het geval. Daarom was die opmerking misplaatst. De heer Irrgang vraagt mij om een soort algemeen onderzoek bij de Nederlandse politie te doen. Ik ben dat niet van plan. Geen haar op mijn hoofd denkt eraan om dat te doen. Ik zet even de feiten op een rij. Bij de desbetreffende wedstrijd hebben zes personen een proces-verbaal gekregen voor openlijk geweld. De 183 overige personen hebben een bekeuring gekregen voor overlast en die bekeuringen zijn voorgelegd aan het OM. Het OM vond de zaken voldoende ernstig om aan de KNVB door te geven en de KNVB heeft direct 130 personen een stadionverbod opgelegd. Dat geldt, naar ik begrepen heb, waarschijnlijk ook voor de overige personen uit die groep.

Ik heb vooralsnog geen reden om te twijfelen aan het beoordelingsvermogen van de politie en het OM. Ik ga er in alle simpelheid maar even van uit dat er niet voor niets is ingegrepen, dat de personen in kwestie niet voor niets een bekeuring hebben gekregen en dat het OM niet zomaar gegevens doorstuurt naar de KNVB. Ik doe voorlopig dus niets. Ik wacht de uitspraak af. Die zullen wij zorgvuldig bestuderen. Het algemene onderzoek doen wij niet.

De heer Atsma maakte een opmerking over de handel in kaarten. Ik ben een beetje gehandicapt en zal het verzoek dus overbrengen aan de staatssecretaris. Daar was het verzoek van de heer Atsma in het algemeen overleg ook aan gericht. Ik zal haar dat verzoek nogmaals doen. Collega Ross gaat daar in de eerste plaats over.

De voorzitter:

Mij lijkt dat de heer Irrgang nog een vraag over het voorgaande heeft.

De heer Irrgang (SP):

De minister verwijt mij op de zaken in te gaan, maar doet dat vervolgens zelf ook. Als de uitspraak van de rechter ongunstig blijkt te zijn voor het optreden van het OM en de politie, is hij dan bereid om het auditteam dit ook in algemene zin te laten onderzoeken?

Minister Remkes:

Ik heb op de eerste cursus die ik heb gevolgd, geleerd om niet op alle vragen in te gaan. Dat doe ik nu dus ook niet.

Er is de afgelopen paar jaar stevig geïnvesteerd in regie en in sturing. De Kamer lijkt dit te onderschatten, maar hierdoor zijn de afgelopen tijd stevige resultaten geboekt. In het algemeen overleg heb ik ook onderstreept dat de vele zelfstandige partijen die hier acteren, altijd het laatste woord hebben. De heer Van der Staaij wijst daar in zijn motie op. Hij kent de staatkundige verhoudingen voldoende om te weten dat als puntje bij paaltje komt, hier niets afdwingbaar is. Dat moet dus gebeuren via investeringen in de stuurgroep. Daartoe verricht de auditcommissie activiteiten. Die is niet voor niets ingesteld. Er zijn ook uitvoerige gedragsregels opgesteld. Laat er dus geen misverstand over bestaan dat wij absoluut niet van mening verschillen over de normen en waarden op en rondom het voetbalveld. Ik heb de Kamer vaker laten weten dat ik mij regelmatig enorm erger aan wat er soms op dit vlak gebeurt.

Laat ik een paar voorbeelden geven van wat er de laatste tijd in gang is gezet. Er zijn afspraken over de nieuwe competitieopzet gemaakt. Verder is een landelijke uitrol van het project Hooligans in beeld en wordt het wetgevingstraject bestuursrechtelijke meldingsplicht gestart. Waarom kon dat gebeuren? Omdat de regierol de afgelopen tijd verstevigd is. U merkt zo af en toe ook wel eens dat er wat discussie in de pers is over hoe het gaat. Ik durf hier de stelling te verkondigen dat naarmate de regierol van een minister van Binnenlandse Zaken steviger wordt neergezet, de discussie toeneemt omdat er sprake is van een hardere hand. Daar schrik ik niet van. In mijn ogen kun je oorzaak en gevolg aldus duiden.

De stuurgroep is het voertuig om gemeenschappelijke afspraken te maken. Ik heb tijdens het algemeen overleg gezegd dat in het kader van de nieuwe competitieopzet en de discussie over de pasfotoregistratie er ook nieuwe afspraken zijn gemaakt over de werking van het besluitvormingsproces ten principale. Dat verschil van opvatting is ook uit de wereld. Het is aan alle partijen om in eigen kring toe te zien op de voortgang bij de uitvoering van de gemaakte afspraken. Als die onvoldoende voortvarend worden uitgevoerd, worden partijen daarop aangesproken. Laat ik een voorbeeld geven. In maart heeft een stuurgroepbijeenkomst plaatsgevonden waarin een aantal casusposities, aangedragen door de SOVS, is besproken. Het resultaat is dat wij samen met de VNG de ambtenaren van voetbalgemeenten die belast zijn met de handhaving van de openbare orde gaan informeren over een aantal actuele ontwikkelingen en knelpunten. De leden van de stuurgroep worden geacht hun eigen achterban te informeren. Ook moeten ze de uitvoering van de gemaakte afspraken in de gaten houden. Ik heb al iets gezegd over het auditteam. De politie werkt sinds een paar maanden met intercollegiale audits. Er kan altijd hier of daar nog iets meer of minder, maar ik vind dat er op dit ogenblik veel gebeurt. Als de Kamer vindt dat er op een bepaald punt nog iets meer moet gebeuren, wil ik daar best over spreken, want ik sta open in het debat.

Dan een reactie op de motie. In de motie wordt een datum genoemd, maar er is sprake van een regulier rapportageschema in de richting van de Kamer. Ik houd mij daar het liefst aan. In juni organiseren BZK en de VNG een overleg met alle voetbalgemeenten. Er wordt dan ook aandacht geschonken aan het beleidskader en de knelpunten in de praktijk. In de reguliere informatievoorziening aan de Kamer zal ik daarover rapporteren. Dat wil zeggen dat de motie eigenlijk al geruime tijd in uitvoering is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het klopt dat er geen nieuwe of revolutionaire dingen in de motie staan, maar via de motie wordt wel druk op de ketel gezet. Ook is het een aanmoediging in de richting van een ambitieuze aanpak. Op vragen tijdens het algemeen overleg wanneer inzicht wordt gegeven in de lacunes in de regelgeving werd geantwoord dat dit niet bekend was. Op meer punten ontstond het beeld van: we weten niet precies wanneer we een stap verder zijn. Gelet op een geschiedenis van nogal wat traagheid op dit dossier vind ik het verstandig te bezien hoe we zo snel mogelijk verder kunnen komen. Dat is de achtergrond van de motie.

Minister Remkes:

Over de bestuursrechtelijke meldingsplicht heb ik zojuist aangegeven waarmee we in juridisch-technisch opzicht bezig zijn. Ik heb ook meegedeeld dat er in ander opzicht nog een inventarisatie plaatsvindt. Daar wordt in de motie om gevraagd. Nu de heer Van der Staaij aandringt, merk ik op dat ik de motie overbodig vind.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

De minister herinnert zich ongetwijfeld de discussie met zijn collega van Justitie rond de meldingsplicht. Toen kregen wij een buitengewoon vaag en afhoudend antwoord over de termijn waarop we verder geïnformeerd zouden worden. Dat was voor mij één van de redenen om het verzoek van de heer Van der Staaij van harte te ondersteunen. Ik wil data voor de vakantie horen over wanneer wij het vraagstuk van de meldingsplicht gaan aanpakken.

Minister Remkes:

De Kamer krijgt die data voor de vakantie niet. Op 15 juni vindt een vergadering van de stuurgroep plaats. Dan worden de lacunes in de regelgeving aan de orde gesteld. Zo snel mogelijk na die vergadering wordt de Kamer op de hoogte gesteld. Dan kan er na het reces over worden gesproken.

De heer Atsma (CDA):

Het lijkt mij wel verstandig om datgene wat er op 15 juni besproken zal worden, te verwerken in een rapportage aan de Kamer, maar volgens mij zijn wij het er allen over eens dat er druk op de ketel gezet moet worden. En ik meen dat dit signaal ook bij de minister goed is overgekomen.

De minister zei dat hij eventuele suggesties van de Kamer graag verneemt. Nu hoop ik dat het niet nodig is om te herhalen wat wij in het algemeen overleg hebben besproken, maar ik noem toch maar even een paar dingen. De informatie van de burgemeesters is soms onvoldoende. Het opleidingsniveau van de stewards en wat je van hen kunt vragen, verschilt van club tot club. Daar worden kritische kanttekeningen bij geplaatst, dus zal er aandacht aan moeten worden besteed. Ook verdient het aandacht of er soms niet te veel politie-inzet wordt gevraagd. Dit soort vragen zullen allemaal bij de rapportage betrokken moeten worden. Wat mij betreft komen wij er dus zo snel mogelijk na 15 juni op terug, maar dan zou de minister de zaak, mede naar aanleiding van de vragen van mevrouw Verbeet, wel zo breed moeten aanpakken dat men ermee aan de slag kan en dat men weet waar men met de overheid aan toe is.

Minister Remkes:

Zo snel mogelijk na 15 juni, dat heb ik zojuist aangegeven. Dat is natuurlijk de bedoeling.

De heer Van der Staaij (SGP):

De datum van 15 juni is natuurlijk niet heilig, het is niet zo dat 16 juni ineens te laat zou zijn. Maar de Kamer vraagt de minister nu niet voor niets, op een aantal punten spoedig duidelijkheid te verschaffen. Het moet na 15 juni dus niet "weglopen"; het kan niet tot bijvoorbeeld augustus wachten, want dat zou echt te laat zijn.

Minister Remkes:

Ik heb deze motie niet nodig om ervan doordrongen te raken dat wij praten over een belangrijk probleem dat urgent moet worden aangepakt.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Ik heb nog geen reactie gehad op mijn vraag over de ellende in het amateurvoetbal.

Minister Remkes:

Daar gaat in de eerste plaats mijn collega Ross over. Ik ben best bereid om aan haar over te brengen dat die kwestie in de Kamer genoemd is, maar wij praten nu primair over het betaald voetbal. De situatie in het amateurvoetbal is een totaal nieuw thema. Ik ben best bereid om het eens te bekijken en ik ontken ook niet dat er ook daar een probleem is, maar het doet zich nu hoofdzakelijk nog even elders voor.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 15.04 uur tot 16.30 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven