Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regeling van een onafhankelijke uitoefening van risicobeoordeling door de Voedsel en Waren Autoriteit (Wet onafhankelijke risicobeoordeling Voedsel en Waren Autoriteit) (29863).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Vandaag leggen wij de uitvoeringstaken bij de risicobeoordeling en de mogelijkheid tot het verrichten van wetenschappe lijk onderzoek in dit wetsvoorstel vast. Die worden binnen de organisatie goed verankerd. Het kabinet zegt via dit wetsvoorstel echter niet alleen te willen zorgen voor een wettelijke verankering, maar ook voor een versterking van de positie van de Voedsel en Waren Autoriteit. Heeft het kabinet echt die intentie? Zo ja, heeft het kabinet dan nu het gevoel dat de autoriteit nog niet de positie heeft die zij zou moeten hebben? Voor de VVD-fractie is de VWA al een heel duidelijke autoriteit.

De VVD-fractie hecht zeer nadrukkelijk aan een goed functionerende VWA en een goed waarborgen van de voedselveiligheid. Zij weet dat de VWA nu al een onderdeel heeft dat aan risicobeoordeling doet. Mijn fractie heeft zich dan ook afgevraagd of deze nadrukkelijke wettelijke verankering noodzakelijk is om de onafhankelijkheid van de risicobeoordeling te waarborgen. Dat zou immers betekenen dat wat tot nu toe is gedaan, nog niet voldoende is. Wil de minister daarop nog eens ingaan? Mijn fractie is ook heel erg benieuwd of in de andere EU-landen een zelfde soort constructie wordt gekozen als waarvoor Nederland kiest. Laat ik vooropstellen dat de VVD-fractie zeker voorstander is van een goede risicobeoordeling. Die dient er zijn, waarbij ook onafhankelijk onderzoek nadrukkelijk aan de orde dient te worden gesteld en moet gebeuren. Een onafhankelijke risicobeoordeling binnen de VWA is erg belangrijk en noodzakelijk. De vraag blijft of daarvoor deze wettelijke verankering noodzakelijk is.

Mijn fractie heeft in de schriftelijke inbreng nadrukkelijk de zorg uitgesproken dat met deze onafhankelijke poot, waar mijn fractie wel voor is, twee verschillende organisaties binnen een organisatie ontstaan. Daardoor ontstaat het risico dat zij al langs elkaar heen werken. Een goede samenwerking, ook al is er onafhankelijkheid nodig, blijft voor mijn fractie voorop staan.

Daarnaast bestaat er ook een Europese Voedselautoriteit. Ook daarover heeft mijn fractie gezegd dat wij er vooral voor moeten waken dat er geen dubbel werk wordt gedaan. Hoe wordt gezorgd dat dit niet gebeurt en dat er een afbakening komt? Wat doet de VWA en wat doet de Europese Voedselautoriteit? Hoe kan de vinger aan de pols worden gehouden? De VVD-fractie wenst geen grotere organisatie. De ontwikkelingen dienen goed te worden bewaakt. Bestaat het risico dat met deze wettelijke verankering en deze onderzoeken een uitdijende organisatie met meer regelgeving ontstaat? Daarvoor is mijn fractie echt beducht.

Mijn fractie heeft zich vervolgens afgevraagd hoe het zit met de bekostiging van deze taak en of de inbedding in een wetsvoorstel extra kosten meebrengt. Is daarmee binnen de begroting van de VWA c.q. binnen de begroting van LNV thans rekening gehouden en is dit ook voor de toekomst gewaarborgd? Zal het ook voldoende zijn?

Nogmaals, mijn fractie wenst een sobere organisatie die een onafhankelijke positie heeft, waarbij absoluut geen overlap met de Europese Voedselautoriteit mag ontstaan en geen administratievelastendruk. Dat zijn voor mijn fractie duidelijke uitgangspunten.

De heer Koopmans (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Met instemming van de CDA-fractie is de minister van LNV eerstverantwoordelijke geworden voor de VWA. Het wetsvoorstel raakt uitsluitend de onafhankelijke risicobeoordeling, de verrichting van wetenschappelijk onderzoek en het uitbrengen van gevraagde en ongevraagde adviezen. Aangezien de VWA zich richt op voedsel, voeding en andere consumentenproducten is het voor de CDA-fractie van groot belang dat volstrekt duidelijk is wanneer de minister van LNV dan wel de minister van VWS aanspreekbaar is. Er is onmiskenbaar een relatie tussen de VWA en het staatstoezicht op de volksgezondheid. De minister van VWS moet in voorkomende gevallen zijn verantwoordelijkheid waarmaken door het geven van een aanwijzing. Hoe moeten de verschillende verantwoordelijkheden van de beide bewindslieden in dat kader worden beoordeeld?

De VWA is mede opgericht naar aanleiding van de komst van de Europese autoriteit voor de voedselveiligheid, de EFSA. Het is wel belangrijk te weten hoe de afbakening van verantwoordelijkheden exact geregeld is. Risicobeoordelingen behoren tot de taak van beide autoriteiten. Die moeten natuurlijk wel op elkaar aansluiten. Hoe voorkomt de minister dat er dubbel onderzoek wordt uitgevoerd of verschil van interpretatie ontstaat? Is het daarvoor geldende toetsingskader vergelijkbaar en hoe borgt de minister dat? Wat is de stand van zaken in de 24 andere Europese lidstaten? Is in alle landen een nationale autoriteit?

Het is vanzelfsprekend dat risicobeoordelingen en onderzoeken volstrekt onafhankelijk moeten kunnen worden uitgevoerd. Er is discussie over de vraag in hoeverre de minister een schriftelijke aanwijzing kan geven aan de VWA. In formele zin is dat mogelijk en daarmee heeft mijn fractie geen moeite. De minister is uiteindelijk immers aanspreekbaar op het functioneren en het budget van de dienst. Het is bovendien goed te beseffen dat de onafhankelijkheid van de VWA nog eens extra wordt gewaarborgd door een raad van advies. Die raad van advies moet volgens de CDA-fractie gezaghebbend en onafhankelijk zijn. Hij moet bestaan uit gezaghebbende en onafhankelijke leden. De raad zal jaarlijks een rapportage opstellen over zijn bevindingen en deze naar beide ministers zenden. Het lijkt ons gewenst dat deze ook naar de Kamer wordt gezonden. Hoe kijkt de minister daartegenaan?

Het wetsvoorstel beoogt uitsluitend waarborgen te creëren voor een onafhankelijke uitoefening van wetenschappelijk gefundeerde risicobeoordelingen en de daaraan gekoppelde advisering. Het wetsvoorstel brengt geen extra lasten mee voor de overheid, de burger en het bedrijfsleven, zo wordt gesteld in de memorie van toelichting en in de nota naar aanleiding van het verslag. Dit laatste mag dan wel zo zijn, maar dat hangt wel af van de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan het begrip operationaliteit. Bovendien kan de uitkomst van een risicobeoordeling wel degelijk gevolgen hebben voor betrokkene.

Het mag bekend zijn dat de CDA-fractie kiest voor een scherpe prioriteitsstelling door de VWA. Tijdens het AO in november over het functioneren van de VWA hebben wij daarover uitgebreid gesproken. Wij kiezen voor een kleinere en compactere organisatie. Als regelgeving verdwijnt, zal ook de VWA als toezichthouder met een kleinere capaciteit moeten toekunnen.

Onlangs las ik in een perspublicatie dat van de 1200 regels die de VWA zou moeten controleren, er slechts 80 gecontroleerd worden. Kan de minister dit bevestigen en daarin inzicht geven? Is het niet verstandig een streep te zetten door de 1120 regels die wel bestaan maar blijkbaar niet gehandhaafd worden?

In het kader van dit wetsvoorstel hebben wij als fractie nagedacht over de vraag of wij het voorstel van de regering over naming en shaming mogelijk in deze wet een wettelijke basis kunnen geven. Wij zitten daar namelijk nogal mee. De risico's voor de rijksoverheid zijn immers niet bepaald gering. Wie beoordeelt, wie bepaalt de grenzen, wat zijn de consequenties voor de betrokken ondernemers, instellingen of particulieren? Wij maken ons zorgen over de opkomst van zo'n publieke schandpaal.

Ik wijs in dit verband op een discussie die vorig week in Limburg plaatsvond. Het college van GS stelde voor om mensen die betrapt worden op het telen van wiet op een website te zetten. Meteen kwam er een reactie, ondersteund door het OM: het is verboden; het mag niet in verband met privacywetgeving. Hoe doen wij dat? Als iemand bewust crimineel gedrag vertoont, mag zijn naam niet op een website worden gezet. Maar de naam van een bakker bij wie bij wijze van spreken een legertje mieren naar binnen loopt, waar hij niet om heeft gevraagd en wat iedereen wel eens meemaakt, zou wel op een website kunnen worden gezet. De CDA-fractie heeft daar moeite mee en vindt dat een goede wettelijke regeling noodzakelijk is. Indien er sprake is van grote risico's voor de volksgezondheid, moet de zaak vanzelfsprekend met naam en toenaam worden genoteerd en op orde worden gebracht. Consumenten hebben daar recht op. Wij willen echter voorkomen dat de VWA, aangestuurd door de minister, er op grond van een beleidskader op een bepaalde manier mee kan omgaan. Ik weet hoe deze minister ongeveer redeneert. Hem vertrouw ik het nog wel toe dat hij er op een verstandige manier mee omgaat. De volgende ken ik echter niet; ik weet ook niet of hij hier aanwezig is. Wij willen een wettelijke regeling om willekeur te voorkomen.

Hoe staat het met het meldpunt klachtenregistratie en klachtenanalyse?

Op grond van het wetsvoorstel kunnen risicoanalyses worden gemaakt. Er is nog wat discussie naar aanleiding van het amendement van de heer Waalkens of de Kamer dat rechtstreeks of indirect kan vragen. Ik heb nu in elk geval een direct verzoek aan deze minister om een onafhankelijke risicobeoordeling te laten maken door de VWA naar aanleiding van de bewering "eet geen kip" van Wakker Dier. Is het onveilig om kip te eten, is het onveilig om ongeënte kip te eten et cetera? Wij willen graag dat alle vragen die op dat dossier van toepassing zijn door de VWA worden beantwoord.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Voor ons ligt het wetsvoorstel over een zelfstandige onderzoekspoot binnen de VWA. De VWA is een agentschap en valt rechtstreeks onder het ministerie van LNV en het ministerie van VWS. Wij hebben meermaals gesproken over de positie van de VWA. Gaandeweg dat debat is tegemoetgekomen aan de wens om de VWA een onafhankelijke positie te geven en zichtbaar te laten opereren. Er is een functionele scheiding tussen onderzoek, advies en inspectie. De inspectie kan gevraagd en ongevraagd kritisch reflecteren op het beleid. Ook in het kader van de openbaarheid van de inspectieresultaten hebben wij weer stappen kunnen zetten.

De PvdA heeft steeds de onafhankelijke positie van de autoriteit vooropgesteld. Wij schrijven VWA dan niet meer met een kleine a, maar met een hoofdletter A. Wij willen een onafhankelijke VWA die los van politieke inmenging keuringen en controles verricht en nader onderzoek doet in specifieke gevallen. Wij hebben bij herhaling onze teleurstelling uitgesproken over de gedeelde verantwoordelijkheid tussen twee ministeries. Die gedeelde verantwoordelijkheid is geen verantwoordelijkheid. Wij hebben meermaals gesproken en er zijn tal van brieven geschreven over de afbakening van de verantwoordelijkheden. Het is ook moeilijk om in het buitenland uit te leggen dat onze positie wordt bepaald door twee ministeries die de Voedsel en Waren Autoriteit in hun portefeuille hebben.

Collega Koopmans heeft gerefereerd aan de openbaarheid. Hij geeft aan dat hij geen behoefte heeft aan een publieke schandpaal. De PvdA-fractie heeft dat ook niet. Zij wil transparant inzicht in inspectieresultaten die je met fatsoen kunt publiceren en waarmee recht wordt gedaan aan de privacy en aan het eerlijk belang van iedereen.

Op het moment dat de VWA direct ressorteert onder één ministerie dan wel twee ministeries kun je wat betreft de politieke inmenging en de ministeriële verantwoordelijkheid duidelijk vragen stellen bij de onafhankelijkheid. Ik noem als voorbeeld de Nederlandse Mededingingsautoriteit die onder de ministeriële verantwoordelijkheid van Economische Zaken valt en een eigen missie heeft meegekregen. De NMa kan los van het ministerie en los van alle mogelijke andere partijen, uitspraken doen zonder dat er politieke interventies worden gepleegd.

Als de VWA in totaliteit niet onafhankelijk is, is het onzes inziens nodig om de onderzoekspoot wel onafhankelijk te maken. Dit onderlijnt ook wel de noodzaak van dit wetsvoorstel. Dat neemt niet weg dat wij als fractie nog een aantal verbetervoorstellen hebben.

Er is in het wetsvoorstel sprake van een adviesraad. Het is van belang dat die raad onafhankelijk, deskundig en breed gedragen is door maatschappelijke organisaties. Op dit punt hebben wij dan ook een amendement ingediend dat ertoe strekt de maatschappelijke inbedding in deze raad te verbeteren.

De heer Koopmans (CDA):

Ik begrijp het amendement op dit punt niet. Volgens het wetsvoorstel gaat het om een raad waarin vijf mensen uit de wetenschap zitting hebben. U wilt nu dat er ook nog iemand namens de Consumentenbond en nog iemand namens bij wijze van spreken Albert Heijn in die raad moeten zitten. Mijns inziens levert dat echter op geen enkele manier een bijdrage aan de zo-even door u zwaar beleden onafhankelijkheid.

De heer Waalkens (PvdA):

Het is een raad van advies die in feite meekijkt naar het functioneren van de onafhankelijke onderzoekspoot van de VWA. Wij vinden dat die raad voldoende maatschappelijk ingebed moet zijn.

De heer Koopmans (CDA):

Maar wat voegt dat toe aan de onafhankelijkheid? Waarom dient u dan geen amendement in waarin staat dat de NVV, de LTO of de Bond van bakkers er ook in moet zitten?

De heer Waalkens (PvdA):

Wij hebben heel nadrukkelijk aangegeven dat die maatschappelijke organisaties een plek moeten krijgen in de adviesraad. Als wij daarover van mening verschillen, dan zij dat maar zo.

De heer Koopmans (CDA):

Maar wat draagt uw voorstel bij aan die onafhankelijkheid?

De heer Waalkens (PvdA):

Dat behoeft niet met elkaar te conflicteren. Wij pleiten ervoor om in de raad van advies de vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties wettelijk te verankeren.

Ook op het punt van de onderzoeksagenda hebben wij een amendement ingediend, dat ertoe strekt dat de Kamer de mogelijkheid krijgt om zelf onderzoeken te laten doen door de onderzoekspoot van de VWA.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wat voegt dit toe aan de onafhankelijkheid? U gaat voor de onafhankelijkheid om vervolgens aan de Kamer de mogelijkheid te geven om onderzoeken te laten doen.

De heer Waalkens (PvdA):

Maar wij gaan niet over de uitkomsten van het onderzoek. Wanneer een kwestie zich voordoet die door de Kamer belangrijk wordt geacht, willen wij dat het mogelijk wordt dat zij een onderzoek daarnaar kan laten verrichten door de VWA. Laat de Kamer zich het recht voorbehouden om binnen die onafhankelijke onderzoekspoot opdrachten neer te leggen. Dat conflicteert niet met onafhankelijkheid. Wij gaan niet over de uitkomsten, maar wij kunnen mogelijk een aantal zaken agenderen die zich in specifieke kwesties voordoen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Mag ik concluderen dat de heer Waalkens dit meer ziet als onderzoekspoot dan als risicobeoordelingsorgaan? Dat is een cruciaal verschil. Zoals ik het begrijp, gaat het om het bekijken en beoordelen van de risico's en het wetenschappelijk onderzoek daarnaar. De heer Waalkens spreekt over een breed onderzoekscollege.

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb een vergelijkbare vraag. De heer Waalkens heeft gezegd dat hij twee ministers te veel politiek vindt, maar twee ministers en de gehele Kamer erbij is politiek in het kwadraat!

De heer Waalkens (PvdA):

Het is het goed recht van de heer Koopmans om dit zo te brengen. Momenteel heeft de onderzoekspoot een eigen agenda. Onze fractie is van mening dat ook de Kamer verzoeken tot het onderzoek bij de VWA mag neerleggen. De uitkomsten zijn onafhankelijk.

De PvdA-fractie heeft op het derde punt van de verbetering een amendement ingediend. Wij menen dat de directeur van de onderzoekspoot de uitkomst van het onderzoek direct aan de Kamer moet rapporteren. Daarmee wordt de onafhankelijke positie van de onderzoekspoot verstevigd. Wij willen bij het uitbrengen van een risicoanalyse, per kerende post daarover worden geïnformeerd.

De heer Koopmans (CDA):

Ik vind het apart dat de heer Waalkens zegt dat de uitkomsten meteen naar de Kamer gestuurd moeten worden. Bedoelt hij dat de directeur die naar de Kamer moet sturen zonder een brief van de minister erbij?

De heer Waalkens (PvdA):

Ja, natuurlijk!

De heer Koopmans (CDA):

Dus als de VWA iets vindt, moet zij die uitkomst meteen doorsturen zonder dat daarbij beleid wordt geformuleerd en het geconstateerde probleem wordt opgelost. In plaats van het onderzoek op het gebied van voedselveiligheid minder "hyperig" maken zoals de Kamer wilde, introduceert mijnheer Waalkens een soort van parlementaire gekte.

De heer Waalkens (PvdA):

De heer Koopmans wil die laten blussen door een ministeriële interventie en dat lijkt mij de slechtst denkbare oplossing. Net zoals de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) rapporteert aan de Kamer, wil onze fractie via het amendement dit ook voor de VWA regelen.

Met betrekking tot het onderzoeksbudget heeft onze fractie dezelfde vragen als mevrouw Snijder-Hazelhoff. Binnen de VWA en de ministeries zijn budgetten geoormerkt. De onderzoekspoot moet een vrij te besteden budget krijgen voor als specifieke risicoanalyses moeten worden uitgevoerd. Die risicoanalyses worden nu ondergebracht bij een aantal onderzoeksinstellingen. Afhankelijk van de prioritering kan de onderzoekspoot de risicoanalyse uitbesteden binnen de bestaande raamwerken. Zowel VWS als LNV moet daarvoor een budget beschikbaar stellen. Zijn de ministers bereid om in de volgende begroting een bedrag van ongeveer 3 mln. te oormerken voor dit bureau?

De heer Van den Brink (LPF):

Mevrouw de voorzitter. Hoe meer ik lees en nadenk over taken en werkwijze van de VWA en over de verantwoordelijkheidsverdeling, des te sterker worden mijn twijfels. Doen wij het op deze manier wel goed? Wij twijfelen zeker niet aan het nut van een goede bewaking van de volksgezondheid, maar wij plaatsen wel vraagtekens bij de manier waarop een en ander in de loop der jaren is geregeld. De VWA wordt aangestuurd door twee ministeries. Daar is heel lang over gesproken, maar dit blijft een vlek op het functioneren van deze instantie. De VWA zou door het ministerie van LNV aangestuurd moeten worden, want die club gaat over ons voedsel. Ik heb begrepen dat de minister van LNV wel de eerstverantwoordelijke voor de VWA is. Daarmee is een klein beetje tegemoetgekomen aan mijn wens.

Voor alles moeten de consumenten vertrouwen in de VWA hebben. Als mensen geen vertrouwen in deze autoriteit hebben, kan zij net zo goed afgeschaft worden. Vandaag spreken wij over de risicobeoordeling en de advisering door de VWA. Tijdens het algemeen overleg van november 2003 heb ik geconstateerd dat de minister in een lastig parket terecht kan komen, omdat ook de controle en inspectie onder de VWA valt. Advisering en onderzoek vragen nu eenmaal een nog onafhankelijker opstelling.

Nu deze taken toch bij de VWA worden ondergebracht, kun je zeggen dat de slager zijn eigen vlees keurt. Een goede slager zal zijn vlees de beste keuring laten ondergaan, want hij weet dat zijn afnemers anders weglopen. Wij betwijfelen of je die redenering door kunt trekken naar de VWA. Ik vraag de minister om dit nog eens goed uit te leggen. Hij heeft er in het verleden op gewezen dat op dit punt een spanningsveld kan ontstaan. Als dat er eenmaal is, krijg je het nooit meer weg. Ik vraag mij nog steeds af waarom deze minister er niet voor heeft gekozen om de advies- en onderzoekstaken in een apart instituut onder te brengen, bijvoorbeeld bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Op die manier zou elke eventuele schijn van belangenverstrengeling zijn vermeden. Als ik de keuze zou hebben, en ook de macht, maar die heb ik niet, zou ik het zeker zo hebben gedaan. Ik zou nooit willen dat er een stuk wetgeving werd gemaakt waarbij de schijn tegen mij is. Kan de minister dat nog eens goed uitleggen? Ook de Raad van State vond het niet zo'n geweldig idee om dit onderdeel wettelijk te regelen.

Waarschijnlijk kunnen wij vandaag weinig veranderen aan dit voorstel, behalve door domweg tegen te stemmen, maar dat is het laatste wat wij van plan zijn. Wat dat betreft haal ik de angel er meteen uit. Wij moeten ervoor zorgen dat het verhaal onafhankelijk is. De minister zegt dat hij een raad wil van vijf mensen die zorgdragen voor onafhankelijkheid. Dan vraagt hij mensen die in een sterke verbinding staan met de maatschappij, maar die ook onafhankelijk zijn. Ik hoorde eens een rechter zeggen dat hij ook elke dag de krant leest. Met andere woorden, vraag je hier niet naar een mens die er op deze aardbol niet is.

Eigenlijk denk ik dat de minister op een ander punt 180 graden is gedraaid. In het verleden zei hij dat een risicobeoordeling van de raad rechtstreeks naar de Kamer zou worden gestuurd, zoals daarnet ook is besproken. Nu staat er in het wetsvoorstel dat deze naar de minister gaat en binnen vier weken gepubliceerd moet worden. Dat is niet bij voorbaat slecht, maar de minister moet wel uitleggen waarom hij dat wil. Toch niet om in die vier weken nog wat te veranderen? Als dat de achtergrond is, is het geen goede zaak.

Gesteld dat uit een onderzoeksverhaal komt dat er wat met de volksgezondheid aan de hand kan zijn, dat de minister daarover advies krijgt en op grond daarvan nieuw beleid wordt ontworpen. Dan is mijn vraag of de minister, alvorens tot nieuw beleid over te gaan, er altijd voor wil zorgen dat de Kamer wordt medegedeeld hoe het in andere EU-landen is geregeld. Dat moet er een onderdeel van zijn. Daarnaast moet duidelijk zijn wat zo'n maatregel inhoudt voor de concurrentiepositie van de Nederlandse ondernemers die het product maken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie heeft de komst van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) indertijd verwelkomd als pendant van de Europese Autoriteit terzake. Zodoende zou er een instituut ontstaan dat adequaat zou kunnen optreden bij diercrises en bij de bevordering van voedselveiligheid en voedselkwaliteit. Het betrof een bijeenbrengen van de Keuringsdienst van Waren en de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees. De eerste dienst zat bij VWS, de tweede bij LNV. Zo is de vraag ontstaan waar de nieuwe VWA het beste kon worden geplaatst. Hierover is in de Kamer breedvoerig gesproken. Van meet af is de SGP-fractie van mening geweest dat de VWA bij het ministerie van LNV zou moeten komen. Ik herinner mij dat ik daarin werd gesteund, of omgekeerd, door de heer Ter Veer van de D66-fractie. Met name bij dierziektecrises of problemen in de diervoederketen is gebleken dat de minister van LNV adequaat moet kunnen optreden. Mijn fractie vond daarom dat de VWA het beste paste bij LNV. Daarom hebben wij de motie Waalkens destijds niet gesteund.

Bij het aantreden van het kabinet-Balkenende I is de VWA naar LNV verhuisd. De commotie die daarover ontstond, vond mijn fractie overtrokken. Alsof de minister van LNV zijn oren alleen te luisteren zou leggen bij de belangen van de primaire sector en daardoor de onafhankelijkheid van de VWA in het geding zou zijn en alsof welk ministerie dan ook zoiets straffeloos zou kunnen doen. Naar het oordeel van mijn fractie zijn dat spookbeelden. Het gaat om een krachtige, gezaghebbende, vertrouwenwekkende organisatie, niet opgetuigd, sober, maar tegelijk adequaat ingericht.

De reden waarom in dit wetsvoorstel een wettelijke basis wordt gegeven aan de onafhankelijke risicobeoordeling, is gelegen in het behoud van het vertrouwen van de consument in de veiligheid van ons voedsel. Die redenering begrijp ik, maar wij moeten ons niet uitleveren aan het maken van een wet op basis van – laat ik dit samenvatten als "georganiseerd" – wantrouwen. Het moet om meer gaan dan alleen een psychologisch verhaal. Dat zal de minister toch wel met mij eens zijn.

Natuurlijk is de SGP-fractie van mening dat er een heldere organisatorische scheiding moet zijn van de verschillende taken binnen de VWA, maar de vraag is vooral waarom dit via een wet moet worden geregeld. Mijn fractie is gevoelig voor de kritiek van de Raad van State dat het niet wenselijk is dat bepaalde onderdelen van een bij ministerieel besluit ingestelde ambtelijke organisatie bij wet in formele zin worden geregeld. Dan ontstaat de situatie dat de onafhankelijke risicobeoordeling bij wet is geregeld, terwijl de VWA bij ministerieel besluit is ingesteld. Naar de mening van mijn fractie had voor de regeling van de onafhankelijkheid van de risicobeoordeling kunnen zijn volstaan met een ministeriële regeling. Waarom heeft de regering hier niet voor gekozen? In de reactie op het advies van de Raad van State wordt hierover iets gezegd, maar ik leg de minister deze vraag voor, omdat datgene wat daarin staat, mij niet heeft overtuigd. Als de onafhankelijke risicobeoordeling een wettelijke bepaling vergt in verband met het signaal naar de samenleving, zou de consequentie volgens de Raad van State eigenlijk moeten zijn dat de VWA een wettelijke basis moet worden gegeven. Ik vind dat de regering iets te gemakkelijk voorbijgaat aan de fundamentele kritiek van de Raad van State op dit punt.

Ik sluit kort aan bij het verzoek van de heer Koopmans aan de minister om te bevorderen dat de VWA een onderzoek instelt naar de campagne "Eet geen kip" van Wakker Dier. Hij wil dit onderzoek ter bevestiging van wat hij allang weet, namelijk dat dit een onzinnige oproep is aan de samenleving. Het is ook een verkeerd signaal van een instituut dat nog altijd op de lijst van goede doelen prijkt. Dat is merkwaardig. Maar goed, als dat nodig is om af te komen van dergelijke demagogie, sluit ik mij daar op zichzelf bij aan.

Voor de SGP-fractie is deze wet dus niet noodzakelijk. Wij wachten de verdediging ervan door de minister uiteraard af, want als het niet baat, schaadt het ook niet heel erg veel. Wij wilden echter een sobere wetgeving. Dit voegt iets toe waarvan wij denken dat het niet echt hard nodig is.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik dank de leden voor hun inschikkelijkheid. Daar zullen wij vanmiddag rekening mee houden.

De vergadering wordt van 12.57 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

Ik verzoek de aanwezigen te gaan staan.

Geachte medeleden. Geachte familieleden van Hans Brouwer. Twaalf dagen geleden overleed Hans Brouwer. Hoewel het bericht niet onverwacht kwam, betekende het toch een grote schok voor zijn collega's. Hans Brouwer was nog veel te jong, nog maar 59 jaar. Hij werkte al heel lang voor de Tweede Kamer, bijna 35 jaar. Hans Brouwer was een zeer geliefde collega. Iedereen kon goed met hem overweg. Hij stond altijd voor zijn collega's klaar. Voor nieuwe collega's om ze in te werken en van adviezen te voorzien. Voor oudere collega's als het soms even niet zo goed met ze ging of als ze ergens waren vastgelopen. De opgewerkte raadgevingen van de altijd goedlachse Hans brachten dan vaak uitkomst. Toen Hans bij de Tweede Kamer kwam werken, zat iedereen nog in één gebouw. Er waren veel minder Kamerambtenaren dan nu. Het leek soms één grote familie. Juist in die werkomgeving gedijde Hans Brouwer uitstekend. Zorgzaam, hulpvaardig en altijd zichtbaar plezier hebbend in het werk. Dat was Hans Brouwer ten voeten uit, of het nu bij de Beveiligingsdienst was, waar hij zijn loopbaan bij de Tweede Kamer begon, of bij de bibliotheek, waar hij jarenlang als chef van de algemene ondersteuning en de documentatieassistentie werkte. De laatste jaren werkte hij als beheerder van het kunstdepot en als kwaliteitscoördinator bij de Facilitaire Dienst. Die laatste functie kreeg hij toen hij helaas wegens een zeer snel verlopende spierziekte het werk dat hij daarvoor deed niet meer kon doen.

Toen de collega's van hemzelf hoorden hoe slecht hij eraan toe was en hoe fataal zijn ziekte was, was de verslagenheid groot. De man bij wie zij altijd met zorgen en problemen terecht konden, bleek nu zelf een heel grote zorg te hebben. Hij kon daar goed over praten. Meer dan twee jaar is er heel intensief met Hans meegeleefd. Hij bleef zijn betrokkenheid bij de Tweede Kamer houden, tot het echt niet meer ging. Ook toen was er nog heel veel contact, werd er gebeld en op bezoek gegaan.

Woensdag 22 maart is er tijdens een heel bijzondere plechtigheid afscheid van Hans Brouwer genomen. Veel van onze medewerkers waren daarbij aanwezig. De Tweede Kamer denkt met grote dankbaarheid en grote waardering terug aan een plezierig, een goed en een zeer betrokken medewerker. Namens de Kamer breng ik mijn gevoelens van deelneming ook op deze manier over aan de vrouw en dochters van Hans en aan de andere aanwezige familieleden.

Ik verzoek u om een ogenblik stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven