Aan de orde is het debat over Christenasielzoekers en Iran.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn fractie maakt zich zorgen over de situatie van tot het christendom bekeerde moslims in Iran. Die zorgen leven breder in de Kamer. Vandaar dat er een motie van mijn hand is aangenomen om een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor bekeerde ex-moslims die in ons land asiel hebben aangevraagd, totdat met de Kamer over het nieuwe ambtsbericht is gesproken.

Het nieuwe ambtsbericht is inmiddels naar de Kamer gestuurd. De minister heeft daarbij aangegeven dat zij in dit ambtsbericht geen aanleiding ziet om een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen. Het uitzetten van Iraanse christenen kan volgens haar gewoon doorgaan. De minister legt de motie dus naast zich neer. Nu gaat het mijn fractie niet om het besluit- of vertrekmoratorium op zichzelf: wij willen de zekerheid dat geen christenen of tot het christendom bekeerde ex-moslims worden uitgezet, totdat de Kamer hierover met de minister heeft gesproken. Daarom hebben wij de minister hierover ook schriftelijke vragen gesteld, waaronder de vraag of zij wil toezeggen dat zij geen onomkeerbare stappen zal zetten. De minister heeft onze vragen negatief beantwoord. Zij wil dat niet toezeggen. Vandaar dit spoeddebat.

Voorzitter. In de beantwoording van de schriftelijke vragen heeft de minister gezegd dat zij de door mijn fractie gevraagde toezegging niet zal doen. Dat is de reden dat ik hierover in eerste termijn een motie indien. Ik kan natuurlijk wachten tot de tweede termijn en nu nogmaals om een toezegging vragen, maar dat zou vragen naar de bekende weg zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer nog niet heeft kunnen spreken over het recentelijk uitgebrachte ambtsbericht inzake Iran en de conclusies die het kabinet daaraan verbindt ten aanzien van onder meer bekeerde ex-moslims en voor niet-moslims die actief van hun geloof blijk geven;

verzoekt de regering, uitzettingen van bekeerde ex-moslims en voor niet-moslims die actief van hun geloof blijk geven naar Iran op te schorten, zolang nog niet met de Kamer is gesproken over het nieuwe ambtsbericht over Iran,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Vos, Klaas de Vries, Lambrechts, Van der Staaij, De Wit, Wilders, Van Fessem en Nawijn.

Zij krijgt nr. 1024(19637).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb de motie die mevrouw Huizinga zojuist voorlas, namens mijn fractie ondertekend, omdat wij vinden dat er een diepgaand debat met de minister moeten komen over de veiligheidssituatie in Iran voor christenen en tot het christendom bekeerde moslims. Wij betwijfelen namelijk sterk of de stelling van de minister dat een besluit- en vertrekmoratorium voor Iran niet nodig is, juist is. Zij zegt dat zij geen aanleiding daartoe ziet, omdat aan de voorwaarden voor een moratorium niet wordt voldaan. De enige voorwaarden zijn dat er sprake is van een korte periode van onzekerheid over de situatie in het land van herkomst of een onveilige situatie van korte duur. De minister zegt dat van geen van beide voorwaarden sprake is. Dat baseert zij op het ambtsbericht van februari 2006. Wij zullen daarover binnenkort uitvoeriger met de minister spreken.

Ons is in ieder geval duidelijk geworden dat er juist veel gezegd kan worden over het ambtsbericht. Het is ons opgevallen dat Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld zegt dat er een afnemende tolerantie jegens bekeerde christenen bestaat en dat zij gewoon kunnen functioneren zo lang zij niet in de openbaarheid treden. Verder valt het ons op dat onder meer door VluchtelingenWerk Nederland is gemeld dat het ambtsbericht onjuist gebruik maakt van een cruciale bron, namelijk de International Religious Freedom Report 2005 van het Amerikaanse Department of State. Het lijkt mij dat die bron wel degelijk zeer belangrijk is en ook goed gebruikt zou moeten worden. In die bron staat dat er wel degelijk met de doodstraf wordt gedreigd, maar dat onhelder is of deze straf daadwerkelijk is opgelegd. Ook een andere bron, namelijk het Deutsche Orient-Institut is door het ministerie niet gebruikt. Ook deze bron laat zien dat er wel degelijk oppositionele activiteiten door christenen worden ontplooid en dat daarmee arrestatie wordt geriskeerd.

Dit is niet het moment om daar uitvoerig over door te spreken, maar mijn fractie ziet in ieder geval wel een dringende reden voor dit debat. Uitzetting vinden wij daarom op dit moment volstrekt onverantwoord. Wij steunen dan ook de motie van de ChristenUnie-fractie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook de SGP-fractie had sterk de wens om de regering te verzoeken, een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor de groep christenen en tot het christendom bekeerde moslims in Iran zo lang nog niet in de Kamer is gesproken over het nieuwe ambtsbericht over Iran. Die behoefte kwam bij ons ook voort uit allerlei verontrustende signalen van buitenlandse diensten en wat wij hebben gehoord uit het land zelf, met name na de verkiezingen van de nieuwe president. Alles bij elkaar maakt dat het alleszins billijk om te zeggen: minister, even pas op de plaats tot wij gesproken hebben over dat nieuwe ambtsbericht. Dat was de strekking van de motie. Wij betreuren het dat daaraan geen uitvoering wordt gegeven.

Wij zijn het ook niet eens met wat de minister zegt. In de brief die wij hebben gekregen, staat kort samengevat dat het allemaal wel mee valt. Wij vinden dat dit debat niet geschikt is om daar inhoudelijk verder op in te gaan. Het gaat nu meer om de procedurele kant van de zaak. Als je vindt dat er wat meer over te zeggen is en dat er allerlei verontrustende signalen zijn, dan is het belangrijk om, teneinde onomkeerbare stappen te voorkomen, de uitzettingen ook voor deze risicogroep op te schorten tot wij het ambtsbericht hebben besproken.

Ik vind het jammer dat de minister in de brief een formalistische argumentatie aanvoert door te zeggen dat er formeel gesproken geen sprake is van nieuw beleid voor deze categorie waardoor zij het ook niet hoeft op te schorten tot daar met de Kamer over is gesproken. Op mijn beurt zeg ik dan tegen de minister dat de motie toch duidelijk zei dat voor de tot het christendom bekeerde moslims dezelfde redenering moest worden gevolgd als voor homoseksuelen. Deze redenering kwam er op neer dat even pas op de plaats moest worden gemaakt tot wij goed hebben gesproken over hun situatie op basis van het nieuwe ambtsbericht. In dit opzicht gaat het materieel om een vergelijkbare situatie. Ga niet via allerlei spitsvondigheden een andere route volgen voor die christenasielzoekers. Dat is de reden waarom wij de motie steunen die mevrouw Huizinga daarover heeft ingediend.

Wij zouden graag voorafgaand aan het debat over het ambtsbericht betreffende Iran, waarover wij binnenkort hopen te spreken, nader geïnformeerd worden over de manier waarop de oudere motie-Rouvoet/Van der Staaij is uitgevoerd. Die motie ging over het niet tegenwerpen dat christenen en tot het christendom bekeerde moslims geen problemen hoeven te verwachten zo lang zij het christelijke geloof in stilte belijden. De minister refereert daar ook aan in die brief, maar het is ons onduidelijk hoe daar in de praktijk handen en voeten aan wordt gegeven. Het zou goed zijn om dat ook bij dat debat te kunnen betrekken.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie heeft met overtuiging opnieuw een motie van mevrouw Huizinga-Heringa ondersteund. Dat hebben wij niet alleen gedaan vanwege de inhoud van de zaak, want daar komen wij nog over te spreken in het debat over het ambtsbericht. Het gaat ons ook om de omgangsvormen tussen de Kamer en het kabinet. Ik vind het buitengewoon kwalijk dat de reeds aangenomen motie van mevrouw Huizinga-Heringa waarin het kabinet wordt gevraagd om het moratorium te handhaven tot het moment dat er met de Kamer over het nieuwe ambtsbericht is gesproken, in feite niet wordt uitgevoerd waar het gaat om de christelijke asielzoekers uit Iran. Dat is buitengewoon ernstig.

Ik maak dit punt nog maar een keer omdat ik zeer hecht aan goede omgangsvormen tussen de Kamer en het kabinet. Er wordt niet om grote beleidswijzigingen gevraagd. Dat doen wij straks wel in het debat. Wij vragen het kabinet om op een correcte manier met Kameruitspraken om te gaan en elkaar de ruimte te geven om in een zorgvuldig debat tot besluitvorming te komen. Dat het kabinet dat niet kan opbrengen, is buitengewoon zorgelijk.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Wij hebben de motie van mevrouw Huizinga-Heringa van 7 februari 2006 van harte ondersteund omdat wij van mening zijn dat in dit soort zaken, waarin mensen in principe in levensgevaar kunnen worden gebracht, zorgvuldigheid voorop dient te staan. Als de Kamer de minister vraagt om de uitzetting van christelijke of tot het christendom bekeerde Iraniërs uit te stellen totdat de Kamer over het nieuwe ambtsbericht heeft gesproken, moet de minister wachten met het uitvoeren van haar voornemen om christenen wel uit te zetten naar Iran. Ik vind dat de door de Kamer aangenomen motie door de minister gerespecteerd dient te worden. De Kamer wil op korte termijn met de minister over dit ambtsbericht spreken, dus de vraag is ook waar het eigenlijk over gaat. Daarom heb ik ook de nieuwe motie van mevrouw Huizinga-Heringa ondersteund. Ik vind dat de minister dient te wachten totdat de Kamer het ambtsbericht met haar heeft besproken en dus heeft kunnen vaststellen of het verantwoord is om over te gaan tot uitzetting van christelijke of tot het christendom bekeerde Iraniërs.

De heer Van Fessem (CDA):

Voorzitter. Ook de CDA-fractie maakt zich zorgen over christelijke en tot het christendom bekeerde asielzoekers. Daarom hebben wij de motie ondersteund. Ik wil de minister in overweging geven om de onderliggende stukken bij het ambtsbericht over Iran op korte termijn ter inzage te leggen voor de Kamer, net als is gedaan bij Congo. Dat was toen voor iedereen zeer verhelderend. Ik weet niet of het mogelijk is om de minister van Buitenlandse Zaken te vragen. Het kan heel nuttig en informerend zijn voor de Kamer om deze stukken in te zien. Ik steun de motie van mevrouw Huizinga-Heringa, want wij maken ons ook zorgen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

U vraagt bijna onderdanig om informatie. Het is het recht van de Kamer om geïnformeerd te worden. Als u die informatie nodig hebt om te functioneren, moet u gewoon zeggen dat u die wilt hebben. Laten wij toch eens een beetje zelfverzekerd zijn in deze Kamer.

De voorzitter:

Heel goed, mijnheer Dijsselbloem. Volgens mij mag ik dat zeggen.

De heer Van Fessem (CDA):

Het is de toon die de muziek maakt. Ik ken het antwoord op mijn vraag niet. Ik kan alsnog aandringen, maar ik ga ervan uit dat dit niet nodig is.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Hoewel wij nog gaan discussiëren over het ambtsbericht, wil ik u vragen wat u nu doet voor de christenen die teruggestuurd moeten worden naar Iran. Wat vindt de CDA-fractie daar nu van? Het CDA is immers een christelijke partij. Wat vindt u ervan dat mensen terug worden gezonden naar het schurkenregime in Iran?

De heer Van Fessem (CDA):

Wij werken hier met ambtsberichten en niet op basis van opmerkingen links en rechts. Er is een ambtsbericht. Bij het debat over Congo hebben wij kunnen zien hoe goed doortimmerd dat was. Er is nu een ambtsbericht voor Iran. Ik wil daar vandaag, om met de heer Dijsselbloem te spreken – ik leer het snel – "per se" de onderliggende stukken van zien. Op basis daarvan gaan wij debatteren. Zo helder is het.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Erkent u niet dat het regime in Iran sinds de regeringswisseling als een wild beest tekeer gaat? Het is echt waar; ik hoor het van mensen die op en neer reizen tussen Iran en Nederland. Erkent u niet dat dit regime het non-proliferatieverdrag aan zijn laars lapt en dit soort mensenrechtenschendingen toelaat? Dat is toch erg? Wat vindt u daar nu van?

De voorzitter:

Hier krijgt u nog een debat naar aanleiding van het ambtsbericht over. Ik stel voor dat wij het laten bij deze opmerking, mijnheer Nawijn, want u gaat daar in commissieverband nog uitgebreid over praten.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Collega Visser laat zich om persoonlijke redenen verontschuldigen.

De VVD-fractie wil ook op korte termijn een afspraak maken om te spreken over de positie van homo's in Iran en de asielprocedure. Zij respecteert de wens van de Kamer om tijdens dat debat ook te spreken over de positie van christenen en om tot dat moment geen onomkeerbare stappen te zetten. De VVD-fractie gaat ervan uit dat dit debat op korte termijn wordt gevoerd. Haar voorkeur gaat er overigens naar uit dat de minister van Buitenlandse Zaken ook bij dat debat aanwezig is, omdat dat ook over het ambtsbericht, een landenbericht gaat. Dat is een onafhankelijk document dat op verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken wordt opgesteld en niet op die van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Misschien kan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie er wel op reageren.

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. Ik kan het kort houden. Ook mijn fractie is voor opschorting van uitzetting van christenen totdat er meer informatie over het ambtsbericht is en daarover in de Kamer is gesproken. Mijn fractie is wel van mening dat er op dit moment en in de toekomst geen reden bestaat om een categorale regeling te treffen voor Iraanse christenen. Zij realiseert zich dat deze mensen het op zijn zachtst gezegd niet fijn hebben in Iran, maar dat is nog geen reden om eventueel tot een categorale regeling over te gaan. De Nederlandse regering heeft voldoende middelen om deze mensen tegemoet te komen als zij gevaar lopen. In het kader van het Verdrag van Genève is de IND namelijk verplicht om goed na te gaan wat de positie van deze mensen is. Daarnaast heeft de minister haar discretionaire bevoegdheid op grond waarvan zij in individuele gevallen kan beslissen of deze mensen in aanmerking komen voor een verlengd verblijf in Nederland. Dat is in de ogen van mijn fractie voldoende.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Voorzitter. Ook ik kan het kort houden. Inderdaad vind ik ook dat de minister in ieder geval moet wachten met uitzetten tot wij in deze Kamer hebben gediscussieerd over de ambtsberichten, want hier wordt het beleid gemaakt en eventueel goedgekeurd. Dit gaat dus in alle gevallen op. Verder steun ik het voorstel van de VVD-fractie om de minister van Buitenlandse Zaken voor dat debat uit te nodigen. Ik heb veel rechtstreekse informatie uit Iran. U hoeft maar te vragen aan de stewardessen van de KLM wat daar allemaal gebeurt. Op dit moment is er gewoon een schurkenregime aan de macht. Daarom vind ik dat wij uitermate voorzichtig moeten zijn met het terugsturen van mensen naar Iran. In het debat over de ambtsberichten kunnen wij dat met elkaar bespreken. Ik sta volledig achter de motie van mevrouw Huizinga-Heringa, getuige het feit dat ik die mede heb ondertekend.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Als ik u goed beluister, vindt u dat wij eigenlijk helemaal niemand naar Iran kunnen terugsturen.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Sowieso kunnen wij de twee groepen waarover wij het hebben, dus de homo's en de christenen, tenminste, de mensen die moslim waren en zich bekeerd hebben tot christen, niet terugsturen. Zij lopen in Iran namelijk een uitermate groot gevaar. Ik ga binnenkort Kamervragen stellen over een andere kwestie. Je schrikt ervan wat er in Iran gebeurt. Je hebt daar bijvoorbeeld een religieuze politie – het is te gek voor woorden – die op straat mensen aanspreekt, blanken, die gesluierd over straat moeten lopen, omdat zij er anders niet bijhoren en in de gevangenis terecht kunnen komen. Vooral mensen die christen zijn, lopen er groot gevaar. Ik bespreek dit graag met de minister van Buitenlandse Zaken. Ik hoop ook dat hij een hoorzitting houdt met mensen die regelmatig in Iran komen of er contacten hebben, want dan kan hij vernemen wat daar op dit moment allemaal gebeurt.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Wij zullen dit ambtsbericht gelukkig binnenkort bespreken. Het gaat met name om twee specifieke groepen: de homo's en de christenen. Wij vinden het vanzelfsprekend dat voor de christenen dezelfde route bewandeld wordt als wij afgesproken hebben voor de homo's. Om die reden hebben wij de motie van mevrouw Huizinga medeondertekend. Het debat kan heel snel gehouden worden. Ik begrijp niet waarom de minister daar niet op zou kunnen wachten.

Ik ondersteun ook het verzoek van de heer Van Fessem, juist omdat er over dit ambtsbericht veel vragen leven. Bij Congo heeft het heel verhelderend gewerkt. Ik hoor tegenstrijdige berichten over de inhoud van het ambtsbericht en de interpretaties die anderen eraan geven. Ik vraag de minister of zij bij haar collega van Buitenlandse Zaken wil bepleiten dat wij de onderliggende stukken kunnen inzien.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Er lag een motie van mevrouw Huizinga, waarvan ik heb gezegd dat ik aanneming ervan ontraadde. Ik kon die motie niet uitvoeren, omdat niet aan de wettelijke voorwaarden voor het instellen van een besluit- en vertrekmoratorium werd voldaan. Dat juridische argument hoort bij de spelregels in de Nederlandse samenleving: wij houden ons aan wetten.

Er ligt nu een motie waarmee de regering verzocht wordt om uitzetting naar Iran van bekeerde ex-moslims en niet-moslims die actief van hun geloof blijk geven op te schorten, zolang nog niet met de Kamer is gesproken over het nieuwe ambtsbericht inzake Iran. Het is duidelijk dat het gaat om een heel breed gedragen wens. Ik neem de motie over. Om zo veel mogelijk aan de wens van de Kamer tegemoet te komen, zal ik de uitzetting van christenen en bekeerde ex-moslims naar Iran feitelijk opschorten totdat op heel korte termijn in aanwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken over het nieuwe ambtsbericht is gesproken. Het verzoek van de heer Van Fessem en mevrouw Lambrechts om de onderliggende stukken in te zien, zal ik per direct overbrengen aan mijn collega van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Wat betekent deze toezegging van de minister voor de eerste indiener van de motie?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik ben erg blij dat de minister de motie overneemt, maar ik ben er wel verbaasd over dat in dit debat opeens een nieuwe reden wordt gegeven waarom aanneming van de vorige motie ontraden werd.

Moet een overgenomen motie per se ingetrokken worden?

De voorzitter:

Mijn procedurele advies is om de motie niet in stemming te brengen en dus in te trekken.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Dan trek ik de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Huizinga-Heringa c.s. (19637, nr. 1024) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven