Noot 1 (zie blz. 3631)

Interpellatievragen van het lid Nawijn (Groep Nawijn) aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie naar aanleiding van de zaak-Kalou

1

Waarom stelt u in sommige gevallen, zoals in de zaak-Kalou, de eis dat een vreemdeling de naturalisatietest moet halen, terwijl artikel 10 Rijkswet op het Nederlanderschap uitdrukkelijk de mogelijkheid kent om van het inburgeringsvereiste (waarop de naturalisatietest betrekking heeft) af te wijken?

2

Waarom eist u dat de betrokken vreemdeling (zoals in de zaak-Kalou) moet bewijzen voornemens te zijn in Nederland te verblijven, terwijl aan het Nederlanderschap het «Europees burgerschap» is verbonden en dat Europese burgerschap het recht geeft om overal in de Europese Unie te gaan werken?

3

Acht u deze eis niet in strijd met het Europese recht?

4

Deelt u de mening dat het Nederlandse recht niet eist dat een verzoeker tot naturalisatie voornemens moet zijn om in Nederland te verblijven?

5

Is het waar dat de volgende vragen onderdeel uitmaken van de naturalisatietest: «Wat moet men doen als de buurvrouw bevalt?» en «Waar moet je de kinderbijslag aanvragen?»

Naar boven