Vragen van het lid Arib aan de minister van Buitenlandse Zaken over de hulp die de Nederlandse ambassade in Cambodja biedt aan Nederlandse toeristen die verdacht worden van het seksueel misbruiken van kinderen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag hebben wij op het NOS-journaal kunnen zien hoe mensen van de Nederlandse politieacademie bezig zijn om samen met hun collega's in Cambodja seksueel misbruik van kinderen aan te pakken. Daarbij ging het er ook om hoe Nederlandse sekstoeristen die deze kinderen misbruiken, sneller kunnen worden aangepakt en vervolgd. Ik dacht: eindelijk, heel goed, zo hoort het ook. Kindermisbruik in arme landen als Brazilië, Marokko, Indonesië enzovoorts is een internationaal probleem dat zonder internationale samenwerking niet kan worden opgelost. Maar, wat blijkt? De Nederlandse ambassade zal geen vinger uitsteken om Nederlandse sekstoeristen die betrokken zijn bij kindermisbruik achter de tralies te krijgen. Sterker nog, terwijl de betrokken landen proberen de sekstoeristen die kinderen seksueel uitbuiten hard aan te pakken, zou de Nederlandse ambassade noodpaspoorten verlenen aan Nederlandse verdachten, om het land te ontvluchten en daarmee hun straf te ontlopen.

Je zou verwachten dat niet alleen door de politie ondersteuning wordt aangeboden, maar dat de ambassades de landen die proberen de sekstoeristen hard aan te pakken, steunen. Terwijl de politiemensen met hun collega's zouden moeten samenwerken om het probleem aan te pakken, zegt de Nederlandse ambassade eigenlijk tegen de sekstoerist dat hij snel naar huis moet gaan, omdat hij daar veilig is.

Mijn eerste vraag is dan ook hoe dit mogelijk is. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Wij hebben in september 2004 een soortgelijke situatie meegemaakt in Brazilië. De hele Kamer heeft daarvan toen gezegd dat het absoluut niet kon. Bij zo'n bericht vraag ik mij af of wij te maken hebben met een incident of met een structureel probleem bij de Nederlandse ambassades.

Natuurlijk wil ik ook van de minister weten hoe hij over deze berichten denkt. Zijn die in zijn opvatting juist? Wat gaat hij met de berichten doen? Heeft hij naar aanleiding hiervan een onderzoek ingesteld? Als dat niet het geval is, is hij dan bereid dat alsnog te doen? Hoe verhoudt dit zich tot hetgeen wij in september 2004 hebben meegemaakt? Toen hebben twee Nederlandse verdachten ook noodpaspoorten gekregen. Wat is sinds 2004 in soortgelijke gevallen gebeurd?

Het is nu mogelijk om de daders van kindermisbruik in het buitenland in Nederland te vervolgen. Ik heb daarover al eerder vragen gesteld. Graag verneem ik hoeveel vervolgingen en veroordelingen er sinds het opheffen van de dubbele strafbaarstelling tot nu toe, tot 2006, hebben plaatsgevonden.

De voorzitter:

U zou zich beperken tot vragen over de ambassades. De laatste vraag valt daar buiten.

Minister Bot:

Voorzitter. Nederlanders die zich bij een ambassade of een consulaat-generaal melden omdat zij een nieuw reisdocument willen hebben om naar Nederland te komen, krijgen in principe pas na verifiëring van hun persoonsgegevens een reisdocument. Indien blijkt dat zij het land waar zij verblijven niet mogen verlaten wegens een ernstig misdrijf of omdat er een juridische procedure loopt, zal aan hen geen – ik herhaal: geen – reisdocument worden verstrekt. Nederlandse ambassades werken ook anderszins niet mee om deze landgenoten te helpen het land te verlaten als er sprake is van een ernstig misdrijf, als nog een gerechtelijke procedure loopt of als iemand voorlopig of onder restricties in vrijheid is gesteld.

De reactie van Buitenlandse Zaken is doorgegeven aan de redacteur van het item van het NOS-journaal. De eindredacteur heeft er uiteindelijk voor gekozen de reactie van Buitenlandse Zaken niet in het item op te nemen. Mijn ministerie heeft het NOS-journaal hierop aangesproken, waarop de NOS excuses heeft aangeboden voor het weglaten van de reactie van Buitenlandse Zaken.

Ik heb het uiteraard nagetrokken bij onze ambassade in Bangkok. Die heeft de beschuldigingen eveneens nagetrokken. Gebleken is dat een dergelijk voorval zich niet – ik herhaal: niet – heeft voorgedaan. Er is om een schriftelijke reactie gevraagd aan mevrouw Bijnsdorp van Terre des Hommes. Terre des Hommes is bovendien uitgenodigd voor een gesprek met een van mijn directeuren op het ministerie.

Ik zie onder deze omstandigheden geen reden om een onderzoek in te stellen. De regel is helder. Mevrouw Arib heeft verwezen naar september 2004. Ik heb toen naar alle ambassades zeer uitdrukkelijk instructies laten uitgaan dat in de gevallen die ik genoemd heb, misdrijven, juridische procedures, vervolging of wat dies meer zij, geen reisdocumenten moeten worden verstrekt. In dit geval blijkt dat geen reisdocument is verstrekt. Er is gehandeld conform de staande instructie. Ik hoef dus geen onderzoek te doen.

Wat wij geleerd hebben uit het vorige geval, is wat ik zo-even heb gezegd. Wij zien buitengewoon streng toe op dit soort situaties. Het mag niet voorkomen en naar mijn beste informatie is het ook niet voorgekomen, dat iemand die daarvan beschuldigd is, een paspoort heeft gekregen, een reisdocument of wat dan ook, om zich te onttrekken aan de justitie van het land waar het misdrijf is begaan.

Mevrouw Arib (PvdA):

Als ik het goed begrijp, zegt u dat sinds het geval in Brazilië er daar noodpaspoorten worden verleend aan Nederlandse verdachten ter plaatse? U weet zeker dat dit niet gebeurt?

Minister Bot:

Ik heb die instructie heel duidelijk uit laten gaan naar alle ambassades. Dit wordt uiteraard ook geverifieerd. Ik heb tot dusver geen andere informatie ontvangen dan dat daar strikt de hand aan wordt gehouden. Naar mijn beste kennis is er geen enkel geval waarbij afgeweken zou zijn van deze procedures en mensen die verdacht worden of waartegen een onderzoek loopt, een paspoort hebben gekregen. Wij verifiëren de persoonsgegevens en vragen aan de mensen wat de situatie is. Wij kijken daar serieus naar en in een dergelijk geval krijgen zij geen reisdocument.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik vind het lastig als de minister zegt dat hij de NOS daarop heeft aangesproken en dat de NOS excuses, kennelijk niet publiekelijk, heeft aangeboden. Ik denk dat er sprake is van twee werkelijkheden. Rapporten die tot nu toe zijn verschenen over seksueel misbruik in arme landen, laten zien dat het zich voordoet, zoals onlangs in Marokko. Er blijkt uit dat een groep Nederlandse toeristen speciaal in die landen op bezoek gaat, misbruik maakt van de situatie aldaar en zich schuldig maakt aan kinderuitbuiting. Als de minister zegt dat er vanaf 2004 geen reisdocumenten worden verleend, ga ik daarop af. Ik zal nagaan of een bericht van de NOS hierover wel of niet klopt.

Wat bij mij blijft hangen, is dat de minister in een brief aan de Kamer van juli 2005, over het doen uitgaan van instructies aan de ambassades, aangeeft dat hij tegelijkertijd met de minister van Binnenlandse Zaken zou overleggen of die instructies een wettelijke basis kunnen krijgen. Immers, als het wettelijk is, dient iedereen zich daaraan te houden en is het niet afhankelijk van degene die op enig moment in de ambassade aanwezig is. Hij zou ons daarover informeren. Ik zou daarom graag van de minister vernemen hoe het staat met de wettelijke verankering van de instructies die nu naar de ambassades uitgaan.

Minister Bot:

Dat is iets wat de minister van Binnenlandse Zaken betreft, zodat ik daarop niet kan antwoorden...

Mevrouw Arib (PvdA):

Het was uw brief!

Minister Bot:

Ik kan u alleen maar zeggen dat ik er in ieder geval voor heb gezorgd dat die instructies duidelijk zijn – zij laten echt aan duidelijkheid niets te wensen over – en dat de ambassades daar ook op afgerekend worden. Ik heb tot dusver geen aanleiding om te twijfelen aan de strikte nakoming. Uiteraard kan ik niet verifiëren wie er allemaal naar welke landen reizen om daar iets uit te spoken, want dat is een heel ander traject. Het is zeer verwerpelijk en wij moeten er alles aan doen om dat tegen te gaan. Waar wij het hier over hebben, is dat als mensen eenmaal door de justitie in land X of land Y zijn betrapt en in staat van beschuldiging zijn gesteld, de ambassade er niet aan meewerkt om hen dan, zoals u eerder zei, snel naar Nederland te krijgen. Daar doet de ambassade niet aan mee. Ik kan u alleen maar zeggen dat de NOS zijn excuses heeft aangeboden en dat de dame van Terre des Hommes de uitspraak niet waar heeft kunnen maken. Wij hebben haar uitgenodigd voor een gesprek en gezegd: kom maar op met je bewijzen. Wij zullen graag meewerken om dat tegen te gaan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wij weten dat de twee kinderpornohandelaren die in Brazilië bij een dergelijk feit betrokken waren en hun straf zijn ontvlucht, in Nederland nog steeds niet vervolgd worden. Dat moet en mag niet nog eens gebeuren. Mijn verzoek aan de minister is of hij bereid is de Kamer te informeren, na het gesprek van zijn ministerie met Terre des Hommes, over de beschuldigingen die zijn geuit door Terre des Hommes. Tijdens de journaaluitzending was de vrouw heel erg stellig met haar uitspraken. Wilt u mij op de hoogte houden en laten weten welke bewijzen er eventueel zijn?

Minister Bot:

Ja.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Het is goed dat het vragenuur gebruikt kan worden om de harde feiten te achterhalen. Ik ben dan ook blij dat de minister naar aanleiding van het incident dat zich vorig jaar in Brazilië voordeed, de instructies heeft aangescherpt. Op één punt wil ik nog opheldering.

De minister begon met te zeggen dat Nederlanders in het buitenland voor het verkrijgen van een reisdocument kunnen aankloppen bij een ambassade of een consulaat. Daar worden hun persoonsgegevens geverifieerd. In beginsel kunnen zij dan een reisdocument krijgen om het land te verlaten. Is echter niet juist de crux dat op hetzelfde moment sprake kan zijn van een strafrechtelijk onderzoek. Het een kan dan het ander kruisen. Hoe kan de minister dan voorkomen dat hij geen weet heeft van een bestaand traject en zodoende iemand onbedoeld een reisdocument verschaft? Die persoon kan dan het land verlaten, terwijl dat niet de bedoeling was.

Minister Bot:

Ik sluit niet uit dat zoiets zich voordoet in grote landen. Ter illustratie noem ik India. Dat land heeft zeer veel provincies en die provincies hebben niet alle een eigen rechtssysteem, maar wel een afgeperkt rechtssysteem. Dan kan het in zo'n land voorkomen dat ergens in het noorden van India iemand net is aangeklaagd, terwijl dat niet overal bekend is. Ik kan alleen maar zeggen dat wij te goeder trouw handelen en dat wij zo scherp mogelijk verifiëren wat er aan de hand is. Daarbij gebruiken wij alles wat ons ter beschikking staat. Echter, van een ambassade kan niet het onmogelijke geëist worden.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik ben heel erg blij met het duidelijke en rechtstreekse antwoord van de minister: in de genoemde gevallen wordt geen reisdocument verstrekt. Dat is buitengewoon duidelijk. De minister raakte met zijn antwoord ook aan de bredere problematiek. Hij zei niet te weten of er Nederlanders naar het buitenland reizen om iets uit te spoken of te doen wat niet deugt. Ik wijs erop dat wij sinds 2002 de mogelijkheid hebben om mensen die in andere landen kinderen misbruiken, in Nederland te berechten. De minister gaat hierover de Kamer nog rapporteren. De vraag die ik op dit punt heb, betreft eigenlijk het terrein van de minister van Justitie, maar toch vraag ik deze minister: wilt u bij uw rapportage aan de Kamer aangeven hoe het staat met het gebruik van de mogelijkheid om mensen die in andere landen kinderen hebben misbruikt, hier te berechten? Leidt het gebruik van die mogelijkheid tot een succesvolle vervolging? Helder moet zijn dat de mensen die zich aan dit soort vergrijpen schuldig maken, berecht moeten worden, hetzij in het land zelf hetzij in Nederland.

Minister Bot:

Ik ben met de ernst van dit soort misdrijven net zo erg begaan als ieder ander hier. Het gaat om vreselijke dingen. Deze kwestie betreft echter het terrein van collega Donner. Ik zal hem graag vragen hoe het hiermee staat.

De heer Bakker (D66):

Ik vroeg u om dit punt te betrekken bij de rapportage.

De voorzitter:

Dat heeft de minister toegezegd.

De heer Nawijn (Groen Nawijn):

Ik wil er nog op wijzen dat het de voorkeur verdient dat deze criminelen in Nederland worden berecht. Over een andere zaak heb ik langdurig met de ambtenaren van het ministerie van deze minister gesproken en ik maak ze een compliment voor de wijze waarop zij geopereerd hebben en voor het feit dat zij excuses hebben gemaakt voor hetgeen in het verleden is gebeurd. Daar ben ik blij mee.

Verder vraag ik de minister of hij ook aan voorlichting doet, zodat de mensen die met verkeerde bedoelingen naar het buitenland gaan op de hoogte zijn van de gevolgen.

Minister Bot:

Zoals u weet is er een reiswijzer. Die wordt elk jaar dikker. Het blijkt namelijk dat Nederlanders ieder jaar inventiever worden als zij in het buitenland de wet willen overtreden. Wij weten wat de consequenties zijn en wat het betekent om in een buitenlandse gevangenis te moeten verblijven. Vaak gaat het dan om een straf van vele jaren, want in de landen waar men heen gaat wordt meestal strenger gestraft dan in Nederland. U weet dat het aantal Nederlandse gevangenen in het buitenland ieder jaar stijgt. Wij doen er daarom alles aan om te voorkomen dat Nederlanders elders in de gevangenis komen, maar het blijkt dat velen hardleers zijn. Ondanks de spotjes op de tv en ondanks deze reiswijzer die iedereen meekrijgt die een paspoort aanvraagt, blijkt dat Nederlanders jarenlange gevangenisstraffen riskeren voor vergrijpen in de drugsfeer waarmee vaak kleine bedragen gemoeid zijn. De reiswijzer wordt ieder jaar in de zomervakantie ruimhartig uitgedeeld. Wat wij nog kunnen doen is deze voorlichtingsinspanningen voortzetten, maar nogmaals, als deze dames en heren in het buitenland zijn, hebben wij geen greep meer op hen.

Naar boven