Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 februari 2006 over Cultuur en economie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week hebben wij gesproken met de staatssecretaris van OCW en met de minister van EZ over de nota met de titel "Ons creatieve vermogen" van het kabinet. Namens de GroenLinksfractie heb ik mijn waardering uitgesproken voor het feit dat die nota gereed is. Ik heb begrepen dat het voor beide departementen ingewikkeld was om over dit onderwerp met elkaar in gesprek te gaan. Ik waardeer het dan ook dat dit toch is gebeurd. De door mij geformuleerde kritiek op de nota zal ik niet herhalen. Ik hecht er wel aan om op één punt terug te komen, omdat het debat daarover voor mij onbevredigend is geweest.

Wij zijn met het kabinet van mening dat er grote kansen voor onze nationale economie en voor nieuwe en schone werkgelegenheid liggen in het versterken van de verbindingen tussen het rijke culturele leven in dit land en het innovatieve bedrijfsleven, alsmede op het terrein van uitwisseling en het vormen van stedelijke netwerken die gericht zijn op creativiteit en innovatie. Het moet de GroenLinksfractie van het hart dat zij op het punt van de uitvoering veel meer ambitie van het kabinet had verwacht. Zij heeft daarover haar teleurstelling uitgesproken en dient mede namens mevrouw Gerkens de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het ontwikkelen van structurele netwerken tussen creatieve instellingen, het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen van groot maatschappelijk, economisch en cultureel belang is;

van mening dat structurele netwerken grote kansen bieden voor innovatie, nieuwe werkgelegenheid en een bloeiende creatieve industrie in Nederland;

overwegende dat een daadwerkelijke structurele versterking tussen creatieve sectoren, het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen vraagt om meer ambitie dan het kabinet tentoonspreidt in de brief "Ons creatieve vermogen, brief cultuur en economie";

overwegende dat niet alleen economische bedrijfstakken maar ook creatieve en culturele instellingen en sectoren, alsmede lagere overheden dienen te profiteren van de investeringen die in het kader van de maatregel als Creative Challenge Call worden gedaan;

constaterende dat van de 6 mln. die is gereserveerd voor de Creative Challenge Call reeds 5 mln. is belegd voor een tweetal grootschalige projecten;

verzoekt de regering, bij de Voorjaarsnota 2006 te komen met een uitgewerkt plan van aanpak "Creatieve industrie" waarin 100 mln. uit het FEZ beschikbaar wordt gesteld voor een fonds waarbij ondernemers en instellingen uit de culturele sector en de creatieve industrie, kunstenaars en lagere overheden worden uitgenodigd om creatieve projecten in te dienen ter versterking van voornoemde netwerken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70(27406).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Deze motie dien ik uiteraard ook in omdat iedereen weet dat het op tafel zetten van een pot met geld mensen bijzonder creatief maakt. Die creativiteit hebben wij in dit land nodig.

Tijdens het debat van vorig week hebben de bewindslieden zijdelings verwezen naar het prachtige boek van de inmiddels bekende Richard Florida. Daarin werd een aantal indicaties gegeven voor een creatieve industrie. Eén kwalificatie is ook in dit geval van belang, namelijk tolerantie. Wij hebben een tolerant en open land nodig om die creatieve industrie maximaal tot ontplooiing te laten komen. Hoe staat het met de tolerantie in dit land? Wat vindt het kabinet daarvan en wat wenst het te doen om een meer tolerante samenleving te bevorderen?

De voorzitter:

Dat is een betrekkelijk brede vraag in een VAO.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ondanks mijn kritiek dat cultuur in mijn ogen niet gelijk is aan de creatieve industrie, vind ik de nota echt een goed initiatief. Ik moet eerlijk zeggen dat ik genoten heb van het debat dat wij hebben gevoerd. Achteraf gezien was het misschien wel te kort; misschien hadden wij wel vier uur over dit onderwerp moeten praten. De hele Kamer vindt het een belangwekkend onderwerp.

Ik ben erg blij met de toezegging van de minister inzake Music Export. Het is hard nodig en ik heb begrepen dat het ministerie inmiddels hard bezig is met te bekijken hoe dit vorm kan krijgen.

De staatssecretaris heeft een toezegging voor een fonds voor videoclips gedaan. Zij had daarover een brief gestuurd, waarover wij in het debat niet hebben kunnen spreken. Het is belangrijk dat clips gemaakt worden, maar ook dat ze een podium hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een nieuwe subsidieregeling ter ondersteuning van videoclips heeft aangekondigd;

overwegende dat het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst de subsidieregeling voor videoclips in het kader van de nota Cultuur en Economie gaat ontwerpen;

van mening dat de regeling alleen succesvol kan zijn als relevante mediapartners c.q. commerciële en publieke omroepen actief betrokken worden bij de regeling;

verzoekt de regering, te stimuleren dat commerciële en publieke omroepen actief betrokken worden bij de nieuwe subsidieregeling ter ondersteuning van videoclips,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71(27406).

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik vind dat EZ goed op weg is bij het ondersteunen van de stap van Nederlandse popmuziek naar het buitenland. Bij de EVD zien wij dit op allerlei punten gebeuren, maar wij denken dat er meer kansen liggen. Ik verwijs naar een opmerking van mevrouw Van Vroonhoven in het debat over mijn initiatiefnota: de koningin kan ook een keer een band mee naar het buitenland nemen. Ik heb toen gezegd dat dat misschien meer voor de hand ligt bij Máxima. Een van de aanbevelingen in mijn nota gaat hier ook over. Ik denk aan een promotiecampagne in samenwerking tussen de ministeries van OCW, EZ en Buitenlandse Zaken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering het belang van cultuur en creativiteit voor de Nederlandse economie benadrukt in de nota Cultuur en Economie;

overwegende dat de waarde die de Nederlandse muziekexport toevoegt aan de Nederlandse economie in 2004 naar schatting 31,5 mln. bedroeg;

van mening dat de internationale promotie van Nederlandse bands bevorderlijk is voor cultuur en economie;

verzoekt de regering, een vier jaar durend pilotproject te starten voor een internationale promotiecampagne van Nederlandse bands in een samenwerkingsverband tussen de ministeries van OCW, EZ en Buitenlandse Zaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72(27406).

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik zal niet afsluiten met een net zo moeilijke vraag als de heer Vendrik deed, want dan wordt het debat breder dan gebruikelijk bij een VAO. Ik hoop zeker dat wij over dit onderwerp nog een aantal malen komen te spreken.

De heer Douma (PvdA):

Voorzitter. Wij hadden een algemeen overleg met een bijzonder karakter. Wij weten van de minister dat hij de Kamer regelmatig uitnodigt om meer ambitie te tonen, om meer risico's te nemen. In het debat over cultuur en economie bleek de Kamer zeer ambitieus, eigenlijk ambitieuzer dan de regering.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ons creatieve vermogen een cruciale bijdrage kan en moet leveren aan de concurrentiekracht van Nederland;

overwegende, zoals ook door het Innovatieplatform gesuggereerd, dat in regionale clusters een brug kan worden geslagen tussen cultuur, onderwijs en economie;

overwegende dat partijen in de markt elkaar op dit moment onvoldoende hebben gevonden en kansen onbenut blijven;

verzoekt de regering, nog in 2006 een voorstel aan de Kamer te zenden om voor een periode van vier jaar jaarlijks 20 mln. à 25 mln. ter beschikking te stellen, ofwel uit de EZ-begroting, ofwel uit FES-middelen, voor een uit te schrijven tender voor circa vijf regionale clusters van creatieve industrie met een – potentieel – internationale uitstraling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Douma en Leerdam. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73(27406).

De heer Douma (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een wat bijzonder verzoek. Ik wist dat collega Nijs die ook een bijdrage heeft geleverd aan het AO, een motie wilde indienen. Een kwartiertje geleden ben ik erachter gekomen dat zij door ziekte is geveld. Aangezien ik van plan was om die motie mede te ondertekenen, verzoek ik u deze motie te mogen indienen zodat zij deel kan uitmaken van de beraadslaging.

De voorzitter:

Het wordt officieel de motie-Douma/Nijs. Ik begrijp evenwel dat u het naar de geest de motie-Nijs/Douma maakt.

De heer Douma (PvdA):

Precies.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een wisselwerking is tussen cultuur en economie en dat het juist is dat deze een impuls krijgt;

constaterende dat het kabinet 8 mln. beschikbaar heeft gesteld voor de Creative Challenge Call, die is bedoeld als eerste aanzet om de door het kabinet gewenste verbindingen en dynamiek tussen cultuur en economie tot stand te brengen;

constaterende dat verschillende projecten via deze Creative Challenge Call subsidie zullen ontvangen;

overwegende dat structurele projecten een grotere en zinvollere bijdrage leveren aan de verdieping van de wisselwerking tussen cultuur en economie dan kortetermijnprojecten;

van mening dat de beschikbare 8 mln. om die reden structureel ingezet moet worden;

overwegende dat niet alleen de combinaties cultuur en onderwijs en cultuur en ondernemerschap een stimulans verdienen, maar dat voor het welslagen van een integrale aanpak de driehoek moet bestaan uit cultuur, onderwijs en bedrijfsleven;

verzoekt de regering, de beschikbare gelden aan te wenden voor projecten die voornoemde drie pijlers samenbrengen door het oprichten van blijvende centra van creativiteit en innovatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Douma en Nijs. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(27406).

Mevrouw Gerkens (SP):

Begrijp ik het goed dat u voorstelt dat de Creative Challenge Call door die drie pijlers wordt ingevuld? Betekent dit dat initiatieven die niet op alledrie de pijlers berusten, geen aanspraak kunnen maken op die gelden?

De heer Douma (PvdA):

Er zullen natuurlijk meer projecten voor ingediend worden. Bij de beoordeling moet bekeken worden of de projecten op alledrie de pijlers scoren in de geest van mevrouw Nijs.

Mevrouw Gerkens (SP):

Mag ik u vragen waarom u dat zo vernauwt? Het leuke van de nota is dat daardoor de creativiteit wordt gestimuleerd. Ik vind dat je dat niet te veel moet inperken door te zeggen dat projecten op alledrie de pijlers moeten rusten. Vooral kleine projecten zullen er dan buiten gaan vallen.

De heer Douma (PvdA):

Ik denk dat het goed zou zijn om verschillende onderwijsinstellingen die op dit terrein actief zijn, hierbij te betrekken. Ik vind het een beetje lastig om de motie hier namens een collega te verdedigen, maar dat is volgens mij de strekking van de motie, zoals die in beginsel door mevrouw Nijs is ingediend. Ik verzoek u ook om er een beetje rekening mee te houden dat ik een motie heb ingediend namens een collega.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat begrijp ik wel, maar uw naam staat er ook onder. U staat dus achter het idee. Laat ik een voorbeeld geven. Vanuit de muziekindustrie wordt bekeken hoe er websites kunnen worden opgericht waarop legaal downloaden wordt gestimuleerd. Er zijn leuke ideeën en initiatieven voor het bouwen van een dergelijke website. De mensen daarachter willen voor dit project aanspraak maken op gelden van de Creative Challenge Call, maar door de motie is dat niet meer mogelijk.

De heer Douma (PvdA):

Ik denk dat ik duidelijk ben geweest. Conform deze motie verdienen projecten de voorkeur die scoren ten aanzien van drie pijlers. Bij een nadere beoordeling kan dan natuurlijk bekeken worden of het tot de gewenste resultaten leidt. Natuurlijk zijn er hoofdlijnen met uitzonderingen.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Ik ben het volledig met mevrouw Gerkens eens dat het algemeen overleg van de vorige week fundamenteel en bijzonder was en dat wij er echt een eind mee zijn opgeschoten. Ook ik had graag gezien dat het algemeen overleg iets langer had geduurd, aangezien een aantal zaken onvoldoende uitgekristalliseerd zijn. Ik noem als voorbeeld de wijze waarop het kunstvakonderwijs erbij kan worden betrokken om de creatieve industrie op een hoger plan te brengen. Dat is een van de zaken die wij in de toekomst verder zullen moeten uitwerken.

Tijdens het algemeen overleg heb ik aangegeven dat het kabinet met zijn idee van de creatieve industrie en het verder uitbouwen ervan, goud in handen heeft. Ik blijf daar bij. Het moet echt gezien worden als een investering om op zo'n manier verder te gaan. Als wij straks terugkijken, zullen wij constateren dat er een heel nieuwe tak van sport bij is gekomen, een tak van sport waar wij heel veel goud mee kunnen winnen, om maar in Olympische termen te blijven.

Voorzitter. Ik wil graag een motie indienen over de kansenzones. De link met innovatie en creativiteit moet was ons betreft vooropstaan. Niet voor niets staat het rapport over de creatieve industrie van het Innovatieplatform aan de basis van de onderhavige nota. EZ is ondertussen begonnen om de kansenzones op te zetten, in de eerste plaats voor starters en snelle groeiers. Het zou eigenlijk de bedoeling moeten zijn dat het gaat gelden voor de creatieve industrie. In samenwerking met bijvoorbeeld de universiteiten zouden zulke kansenzones ingesteld moeten worden als een proeftuin. In onze ogen is het niet meer dan logisch dan dat die kansenzones ook gericht worden op de ontwikkeling van de creatieve industrie. De kansenzones zouden dan bijvoorbeeld ook gebruikt kunnen worden om de auteursrechten meer handen en voeten te geven. Ik dien hiertoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de verbinding tussen innovatie, creativiteit en ondernemerschap gewaarborgd moet worden;

constaterende dat de kansenzones bedoeld zijn om een versnelling van innovatieve bedrijvigheid te bewerkstelligen;

overwegende dat ondersteuning bijvoorbeeld in de vorm van ruimte, coaching en assistentie bij de aanvraag van subsidies en vergunningen, creatieve ondernemers een flink eind op weg kan helpen;

overwegende dat de kansenzones tot nu toe vooralsnog gericht zijn op starters en snelle groeiers;

verzoekt de regering, de kansenzones uitdrukkelijk ook toe te spitsen op de ontwikkeling van de creatieve industrie en de Kamer vóór 1 mei aanstaande te berichten over de wijze waarop zij dat wil doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Vroonhoven-Kok, Dittrich, Douma en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75(27406).

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Rest mij nog om het kabinet en daarmee ook de bewindslieden die hier aanwezig zijn, heel veel sterkte te wensen bij de verdere uitbouw van dit geweldige plan.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ook van de zijde van de fractie van D66 lof voor het initiatief van staatssecretaris Van der Laan, minister Brinkhorst en staatssecretaris Van Gennip. Het Innovatieplatform had de creatieve industrie als een van de sterktes in Nederland gedefinieerd. Het kabinet heeft dat voortvarend opgepakt en is met een veelbelovende nota gekomen. Wij hebben inderdaad een heel interessant debat daarover gehad. Het belooft in de toekomst een van de speerpunten te kunnen worden in het cultuurbeleid en bij Economische Zaken als zodanig.

Ik kan mij nog herinneren de begrotingsbehandeling in 2005 over Cultuur. Toen was de Kamer nog heel erg cynisch en sceptisch en zei toen tegen staatssecretaris Van der Laan dat het alleen maar van het Cultuurbudget afgaat. Ondertussen blijken de gelden hoofdzakelijk afkomstig te zijn van Economische Zaken. Je zou zelfs kunnen zeggen dat met deze nota de staatssecretaris van Cultuur de bezuinigingen van drie jaar geleden helemaal heeft weggewerkt. Dus ook dat is een compliment waard. Verder bedank ik de minister van Economische Zaken voor zijn toezegging over music export.

Voorzitter. Ik wil graag twee moties indienen. De eerste motie heeft te maken met de financiën. Uit de nota blijkt dat na 2008 de gelden niet doorlopen. Luisterend naar de bijdragen vanuit de Kamer, proef ik dat de Kamer echt vindt dat dit een structurele inbedding zou moeten krijgen. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet het initiatief heeft genomen om een forse beleidsimpuls te geven aan "Cultuur en economie";Dittrich

overwegende dat de brief "Ons creatieve vermogen" goede aanzetten geeft tot creatieve ideeën op het gebied van cultuur en economie;

constaterende dat de middelen die het kabinet uittrekt voor cultuur en economie, na 2008 aflopen;

verzoekt de regering, bij de bespreking over de verdeling van middelen in het voorjaar een structurele impuls aan cultuur en economie te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dittrich. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76(27406).

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. Er is al veel gezegd over de creatieve industrieterreinen en de kansenzones. De staatssecretaris heeft daar in het algemeen overleg terecht op geantwoord dat dat regionaal en lokaal beleid is. De staatssecretaris sluit echter ook allerlei convenanten af en heeft allerlei besprekingen. Om haar een steun in de rug te geven om er echt voor te zorgen dat er creatieve industrieterreinen ontstaan, wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de creatieve bedrijvigheid wordt gestimuleerd door de aanwezigheid van een goede infrastructuur;

voorts overwegende dat de ontwikkeling van festivalterreinen of creatieve bedrijfsterreinen hieraan bijdraagt;

verzoekt de regering, in overleg te treden met het IPO en de VNG over de mogelijkheden van creatieve industrieterreinen in en om grote steden en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dittrich, Van Vroonhoven-Kok en Douma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77(27406).

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Tot slot wil ik het kabinet veel succes wensen met het verder uitwerken van alle ideeën die in de nota staan. Ik ben ervan overtuigd dat wij hier over vijf of tien jaar nog steeds over zullen praten, want dit is echt een belangwekkend initiatief.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Wij beiden bedanken de Kamer voor de buitengewoon positieve bejegening van onze nota over cultuur en economie. Het is belangrijk dat de Kamer het belang van de creatieve industrie onderschrijft en de desbetreffende plannen ondersteunt. Het ontbreekt het kabinet zeker niet aan ambitie, zo merk ik ook op aan het adres van de heer Vendrik.

De heer Vendrik heeft aan het slot van zijn bijdrage een opmerking over tolerantie gemaakt. Ik ben het zeker met hem eens dat een samenleving die open is en die de creatieve industrie kansen biedt, waardoor de cultuur bloeit, eigenlijk altijd een heel tolerante samenleving is. Een van de inzetten van het kabinet is om de gebieden van economische zaken en cultuur bij elkaar te brengen. Dat is ook de inzet van de motie. Wij hebben hier al uitvoerig over gesproken en ik ga die discussie hier nu niet verder verdiepen.

Tegen deze achtergrond bezien wij het programma. Allereerst kom ik te spreken over de motie van de heer Vendrik en mevrouw Gerkens. Welnu, het programma is bedoeld als een eerste impuls. Inderdaad is er met de brief een heel aantrekkelijk programma voor de creatieve industrie aangegeven. Wij hebben daarvoor in mijn ogen met een expliciete impuls van ruim 15 mln. een mooi bedrag uitgetrokken. Dat doen wij niet alleen maar via deze brief. Naast dit bedrag van 15 mln. gaat er namelijk via de reguliere budgetten heel veel geld naar de creatieve industrie. Ik denk aan alle nieuwe instrumenten die wij hebben ingezet met het basispakket voor ondernemers. In dit verband noem ik de herijking van het financiële instrumentarium van EZ. Deze onderdelen staan ook open voor de creatieve bedrijven, zoals de WBSO, de fiscale ondersteuning, Syntens, het Octrooicentrum Nederland, het randvoorwaardelijk beleid en de EVD. Ik ben ook verheugd over de gemaakte opmerkingen over de popmuziek. Een missie terzake zullen wij ondersteunen. De staatssecretaris gaat straks verder in op die motie.

Het zou toch verkeerd zijn om te zeggen dat geld alleen het probleem is. In onze brief wijzen wij er namelijk op dat de knelpunten in de creatieve sector bijvoorbeeld ook wet- en regelgeving zijn, alsook het aantrekken van kenniswerkers, ook in deze sector. Ik noem voorts weinig aandacht voor de bescherming van ideeën, het ontbreken van een internationale oriëntatie, het ontbreken van aandacht voor creativiteit binnen opleidingen of andersom het ontbreken van ondernemerschap in kunstvakken en die wisselwerking moet dus versterkt worden. Om die reden hebben wij, de staatssecretaris, mevrouw Van Gennip en ondergetekende, voorafgaande aan het uitbrengen van deze nota enkele diners georganiseerd. Daarmee wilden wij het duidelijke signaal geven dat het bij elkaar brengen van de creatieve sectoren van grote betekenis is.

Dit alles is dan ook de basis van onze acties. Ik doel op het verbeteren van de randvoorwaarden voor het intellectueel eigendom, de extra aandacht voor de exportmogelijkheden en het stimuleren van het onderwijs en het ondernemerschap in het onderwijs. In het vervolgonderzoek zullen wij daar uitdrukkelijk naar verwijzen. Het gaat erom of er voldoende wordt gedaan om de creatieve industrie te ondersteunen. Daarbij kijk ik ook heel uitdrukkelijk naar wat de sector zelf doet in dit opzicht. De sector heeft veel plannen en neemt volop initiatieven. De betekenis van deze nieuwe brief is dat er nu een kader geschapen is en dat dit verder wordt uitgewerkt. Ik sluit ook absoluut niet uit dat, mits er voldoende draagvlak is en een financieel commitment bij de sector, de plannen voor de creatieve industrie passen binnen een innovatieprogramma van het programmatisch instrumentarium van EZ.

De motie van de heer Vendrik gaat in dat opzicht veel verder. De strekking is namelijk dat er al bij de Voorjaarsnota van 2006 een uitgewerkt plan van aanpak is met een bedrag van 100 mln. Dat klinkt heel erg sympathiek, maar het is van groot belang dat wij eerst weten wat die plannen gaan inhouden, ook die van de sector. Daarna moeten wij tot een uitspraak komen. Dat is de volgorde. Tegen die achtergrond ben ik van mening dat, hoewel het allemaal heel sympathiek klinkt, de aanvaarding van deze motie door het kabinet ontraden moet worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vind dit heel jammer. Ik dacht dat de bewindslieden een steun in de rug goed konden gebruiken bij deze nota, dus ik dacht dat deze motie wel omarmd zou worden, maar dat is niet het geval. De vorige keer is de creatieve industrie niet expliciet aan bod gekomen bij het toebedelen van innovatiegelden. Dit voorjaar spreekt het kabinet over extra gelden die in het kader van het FES beschikbaar komen. Alle hulde voor de brief, maar wij gaan toch niet een tweede keer laten gebeuren dat het programma van de creatieve industrie niet aan bod komt bij het verdelen van veel geld? Er is een bedrag van 650 mln. genoemd. Ik begrijp niet waarom de minister nu tegensputtert. Waarom verwelkomt hij deze steun in de rug niet?

Minister Brinkhorst:

De ene steun in de rug is welkomer dan de andere. Ik ben nog niet uitgesproken over de financiële moties, die ook door andere leden zijn ingediend. Vanuit het kabinet bezien geven sommige moties betere steun dan deze motie. De motie van de heer Vendrik gaat een beetje overboord. Zij gaat zo ver dat het schip wel eens zou kunnen kapseizen. Ik heb al gezegd dat het erom gaat dat wij de creatieve industrie ook zelf uitdagen om met ideeën te komen. Daarom is dit verder uitgewerkt in een Creative Challenge Call. Hij gaat ervan uit dat de creatieve industrie achterover kan gaan zitten, omdat de regering wel met een plan van aanpak komt en 100 mln. gaat uitgeven. Why should we bother? Waarom moeten wij dat nu doen?

Een kenmerk van de groepering waartoe de heer Vendrik behoort, is dat deze soms weinig praktisch gericht is, met alle sympathie. Op dit moment is dit niet de beste wijze van aanpak. De geest achter de motie is mij uit het hart gegrepen, zoals heel vaak. De geest is dat wij ermee aan de gang moeten. Dat is ook de reden waarom de heer Vendrik altijd in de oppositie zit en de groepering waartoe ik behoor, in het kabinet. Ik denk dat dit de beste typering is. Het is helemaal niet verkeerd om op deze manier te kijken, maar het is weinig praktisch, vandaar dat de heer Vendrik nog geruime tijd in de oppositie zijn nuttige rol kan spelen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik laat mij dit allemaal graag welgevallen, maar dan zeg ik ook dat deze minister wel leuke plannen heeft, maar dat de uitvoering elke keer weer lastig is. Dat maken wij op meerdere terreinen mee en nu help ik hem een keer. Laat ik het andersom vragen. Ik zou het heel raar vinden als de minister de uitkomst voor zijn rekening wil nemen dat er dit voorjaar 650 mln. op tafel komt in het kabinet, en als wij dan weer vooral de oude economie gaan stimuleren. Dat is toch niet in de geest van de nota? Het gaat maar om 100 mln., een bescheiden bedrag in het licht van al die miljarden die de overheid uitgeeft voor infrastructuur, innovatie, onderwijs, et cetera, maar zelfs dat vindt deze minister al te veel.

Minister Brinkhorst:

In de kern zijn wij buitengewoon progressief bezig, ook in het perspectief van de heer Vendrik. In het verleden was er bij het FES vooral veel aandacht voor bakstenen en veel minder voor kennis en cultuur. Het is heel duidelijk dat er sinds het Paasakkoord structurele veranderingen zijn. Ik hoef mij niet te laten zeggen dat met de nieuwe FES-ontwikkelingen geen nieuwe richtingen worden bevorderd om de Nederlandse economie op een hoger niveau te brengen, inclusief de kennis. Tot die kennis behoort natuurlijk de creatieve industrie. Dat is een element dat naar mijn gevoel vanzelf spreekt. Wij hebben het erover of dit de beste manier is om gestalte te geven aan de nadere uitwerking van de hele brief over cultuur en economie, en daarover heb ik mijn oordeel gegeven.

Bij de motie van de heren Douma en Leerdam is de vraag ook hoe deze past in de initiatieven om gebiedsgerichte innovatie te bevorderen, want daar praten wij over. Men weet dat wij al heel wat doen. Bij de nota Pieken in de delta is in 2005 een bedrag van 8 mln. beschikbaar gesteld voor gebiedsgerichte innovatieprojecten. Een gedeelte van dat geld komt bij creatieve bestemmingen terecht, bijvoorbeeld in Zuid-Nederland, waar de start van een open innovatiecampus voor design en technologie wordt ondersteund. In de noordvleugel van de Randstad zal ik initiatieven ondersteunen zoals de crossmediaweek, samen met de staatssecretaris, de Nederlandse gamedagen, het leerbedrijf en Utrecht innovatiepartner.

Daarnaast zullen er in 2006 vijf nieuwe gebiedsgerichte economische programma's van start gaan en in 2007 komt daar het zesde programma bij, waarbij de creatieve industrie vooral een plaats zal krijgen in de programma's van de Randstad. Het is bekend dat dit een van de regio's is waar de creatieve industrie het meest bloeit. Tegen die achtergrond staat het regionale clusters vrij om mee te dingen in de Creative Challenge Call. Een belangrijk uitgangspunt is dat aangesloten wordt bij behoefte en ambitie in het veld. Dat is de rode draad in ons beleid. Wij willen stimuleren, maar willen ook reacties horen uit het veld. Aan de motie van de heren Douma en Leerdam bestaat geen behoefte. Er gebeurt immers al heel veel op dit terrein. Het voorstel omtrent vijf regionale clusters past in bepaalde zin in het beleid dat wij voeren. De motie van de heren Douma en Leerdam is dan ook overbodig.

De motie-Nijs/Douma vraagt om de beschikbare gelden aan te wenden voor projecten die de centra van cultuur en onderwijs en die van cultuur en ondernemerschap bij elkaar brengen. De vraag is om blijvende centra van creativiteit en innovatie op te richten. Ik ontraad aanvaarding van deze motie. Het is volstrekt onduidelijk of er in de markt behoefte bestaat aan een dergelijke stenen benadering. Ik ga ervan uit dat het wordt gezien als een centrum in de zin van een gebouw. Wij zijn momenteel met initiatiefnemers op deze terreinen in overleg. Er wordt een onderzoek gedaan. Ik verwijs ook naar pagina 43 van de brief over cultuur en economie. Er wordt opdracht gegeven voor een haalbaarheidsstudie door de burgemeesters van Amsterdam en Eindhoven. Als wij dat onderzoek afwachten, wordt helder wat een en ander concreet betekent. Wij zijn in overleg om te komen tot onder andere een topinstituut voor de creatieve economie in Eindhoven. Er bloeien dus duizend bloemen. Ik geef de voorkeur aan een correcte haalbaarheidsstudie alvorens nu al de beslissing te nemen over centra van deze aard. Ik zou het betreuren als wij nu reeds die weg in zouden slaan.

De motie van de heer Dittrich geeft het debat een interessante wending. De motie vraagt om het niet bij een eenmalige uitgave te laten. Het is duidelijk dat een structurele impuls op termijn wordt aangegeven in de nota. Ik doel op een structurele versterking van het beleid op het gebied van cultuur en economie. De heer Dittrich verzoekt de regering om bij de bespreking over de verdeling van de middelen in het voorjaar een structurele impuls aan cultuur en economie te geven. Wij zien de motie als een steun in de rug. Wij laten het oordeel over de motie dan ook graag aan de Kamer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Uit de toelichting van de minister op mijn motie en die van de heren Douma en Leerdam begreep ik dat het kabinet geen behoefte heeft aan dit type uitspraken. De brief Ons creatief vermogen leidt dit voorjaar immers niet tot een extra claim op de beschikbare middelen. Die middelen zijn voldoende voor de nota. Om die reden is mijn motie en die van de PvdA-fractie ontraden. Ik begrijp dat dit niet geldt voor de motie van de heer Dittrich. Ik vind dat een beetje flauw.

Minister Brinkhorst:

Ik kan dat duidelijk uitleggen. De heer Vendrik en de heer Douma lopen met hun moties voor de muziek uit. Er moet nu al structureel 100 mln. komen en een plan van aanpak. In de motie van de heer Douma en de heer Leerdam staat dat er een regionaal centrum moet komen en dat het zo moet worden uitgevoerd. Over de motie van de heer Douma heb ik gezegd dat wij bezig zijn met een haalbaarheidsstudie. Het gaat de heer Vendrik om een structurele versterking, maar hij vult het op zo'n manier in dat de creatieve industrie niet de prikkels krijgt om zelf aan het werk te gaan. Dit is het kabinet van de actie, zowel publiek als privaat. De motie van de heer Dittrich heeft de goede balans. Hij heeft de wens uitgesproken om het structureel te doen, maar daarvoor moet naar de Voorjaarsnota gekeken worden. Het is een signaal dat de Kamer geïnteresseerd is in het beleid van het kabinet, maar wel zo dat er een nadere invulling kan plaatsvinden. Het is niet aan mij om een stemadvies te geven, maar dit is een belangrijke impuls als de Kamer een structurele versterking wenst.

De motie van mevrouw Van Vroonhoven over de kansenzones wordt gesteund door de heer Dittrich, de heer Douma en de heer Vendrik. In de kansenzones wordt op het ogenblik al aandacht besteed aan de creatieve industrie. Ik kijk graag wat de mogelijkheden zijn om de creatieve industrie verder tot ontwikkeling te laten komen binnen de kansenzones. Wat mij betreft is het in eerste instantie aan de gemeenten. Wij doen centraal wat moet en decentraal wat kan. Dat is ook het CDA-standpunt. Ik kan dit proces dus uitsluitend stimuleren. Ik zie de motie dan ook als een ondersteuning van het kabinetsbeleid.

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. Ik ben blij dat de Kamer haar steun heeft uitgesproken voor het kabinetsbeleid op dit thema. De Kamer wil er zelfs een impuls aan geven en vraagt ons veel ambitieuzer te zijn. Wij vinden dat er al een goede basis is en dat wij veel ambitie laten blijken.

Mevrouw Gerkens is positief over het debat van vorige week over de videoclips. In haar motie vraagt zij ons om dat idee een extra impuls te geven door de commerciële en de publieke omroep daarbij actief te betrekken. Ik zie dat als een positieve benadering van het voorstel dat wij vorige week hebben gedaan. Wij willen de omroep graag betrekken bij het opstellen van een nieuwe subsidieregeling, maar daar gaat het natuurlijk niet om. Als er geld wordt gegeven aan verschillende kunstenaars, zou een actieve rol van de commerciële en publieke omroep in de context waarin deze subsidieregeling moet gaan functioneren zeer helpen. Wij staan zeer positief tegenover deze motie. Wij zouden de motie ook kunnen overnemen, in die zin dat wij de context en de effectiviteit van de regeling extra kunnen verhogen. Dat waren wij ook al van plan in het kader van de subsidieregeling.

Mevrouw Gerkens (SP):

Aangezien de staatssecretaris zegt dat zij de motie wil overnemen, trek ik haar in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Gerkens (27406, nr. 71) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Van der Laan:

De andere motie van mevrouw Gerkens betreft de internationale promotie van Nederlandse bands. Wij hebben in het AO uitgebreid over dit thema gesproken. Collega Brinkhorst heeft ook al wat uitspraken gedaan over de muziekexport. Op dit moment timmert de EVD al aardig aan de weg. Het is regulier beleid. In die zin vind ik het lastig om die motie goed te interpreteren. Wil zij echt een pilotproject, dan kan ik de motie niet volgen. Wij willen graag de vrijheid houden om de internationale promotie, die verschillende vormen kan aannemen, op een goede manier te doen. Er is beleid op het terrein van internationale promotie van muziek. De minister heeft in het vorige overleg reeds toegezegd, samen met Conamus te zullen bezien hoe de internationale promotie verder vormgegeven kan worden. Er zal dus overleg over worden gevoerd. Het gaat ons te snel om meteen heel specifiek te zeggen: en dan moet het ook zo. In die zin willen wij de ruimte houden om in het overleg te komen op het juiste concept en op de juiste vormgeving van de instrumenten die al beschikbaar zijn bij OCW en EZ. Wij willen bekijken hoe wij met dat palet aan instrumenten de internationale promotie van onze (pop)muziek, die al staand beleid is, op de juiste manier de beste ondersteuning kunnen bieden die mogelijk is en ook door het veld wordt gewaardeerd.

Mevrouw Gerkens (SP):

Begrijp ik het goed dat ik, als ik het dictum van de motie wijzig in "verzoekt de regering om te komen met voorstellen rondom een pilotproject..." u de ruimte geeft om te bezien hoe u kunt verbeteren wat u al doet?

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. U hebt gezien dat ik kort heb overlegd met collega Brinkhorst. Wij menen dat de exacte formulering die mevrouw Gerkens noemde nog te specifiek is. Dit is geen onderhandelingsproces, maar wij denken dat een formulering als "verzoekt de regering mogelijkheden te onderzoeken voor initiatieven voor een internationale promotiecampagne..." ons de ruimte geeft om in het overleg met Conamus andere ideeën en vormen te bespreken om met de beschikbare instrumenten effectief in te zetten.

De voorzitter:

U kunt uw motie dus wel intrekken, mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik heb de staatssecretaris goed gehoord en ga puzzelen op de tekst. U kunt een gewijzigde motie van mij verwachten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit is toch een beetje: de regering dicteert en de Kamer schrijft. Wat vindt u daarvan, voorzitter?

De voorzitter:

Ik denk dat de Kamer mans genoeg is om zelf te beslissen hier wel of niet op in te gaan.

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. Ik vind het prettig als de Kamer een open dialoog zoekt. Het is natuurlijk wel aan de Kamer om onze suggesties al dan niet ter harte te nemen.

De heer Dittrich vraagt mij in zijn motie om in overleg te treden met het IPO en de VNG over de mogelijkheden voor creatieve industrieterreinen. Deze motie ligt in het verlengde van de motie van mevrouw Van Vroonhoven over de kansenzones. Het kabinet neemt tegenover de motie van de heer Dittrich dan ook dezelfde positie in. Wij weten allemaal dat creatieve industrieterreinen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. Het kabinet kan niet bepalen hoe deze terreinen eruit zouden moeten zien en welke terreinen daar eventueel voor geschikt zijn.

In de motie wordt niet uitgegaan van een dwingende rol van het Rijk. Er wordt vooral opgeroepen tot een stimulerend gesprek met het IPO en de VNG. Ik ben natuurlijk altijd bereid om met hen hierover in gesprek te gaan in ons reguliere bestuurlijk overleg. Om deze motie uit te kunnen voeren zal ik het IPO en de VNG moeten vragen in hoeverre zij nu al denken te voldoen aan de ambitie die in de motie wordt uitgesproken. Op dit moment heb ik geen aanwijzing dat er te weinig ruimte zou zijn op bedrijventerreinen.

Tijdens mijn werkbezoeken merk ik dat gemeenten heel veel initiatieven ontplooien om te komen tot creatieve gebieden. Zo heb ik gisteren in Tilburg het mediagebied Veemarktkwartier bezocht. Dit terrein wordt een echt centrum voor creatieve industrie en dan met name de audiovisuele industrie. Al met al zie ik geen reden om het IPO en de VNG te benaderen met: u doet niet genoeg. Ik zou hen willen vragen: wat is uw beeld van de situatie? Op basis daarvan wil ik met hen verder spreken over de mogelijkheden voor samenwerking tussen Rijk en gemeenten en provincies. Overigens zijn het IPO en de VNG zeer enthousiast over dit thema en ik denk dan ook dat een gesprek zinvol zal zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.05 uur tot 13.45 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven