Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met wijzigingen van eenvoudige aard (30446).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 8 en 9 maart:

  • - het voorstel tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake vervanging van de basisvorming door een nieuwe regeling voor de onderbouw (regeling onderbouw VO) (30323).

Ook stel ik voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

  • - woensdag 22 februari 2006 van 9.30 uur tot 11.30 uur van de vaste commissies voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gezamenlijk over de Wet geurhinder en veehouderij (30453);

  • - maandag 20 maart 2006 van 10.00 uur tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Economische Zaken over de Splitsingswet (vervolg) (30212).

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de algemene commissie Integratiebeleid het lid Meijer tot lid in plaats van het lid Depla en het lid Depla tot plaatsvervangend lid in de plaats van het lid Van Heemst.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koenders.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Namens de fractie van de PvdA vraag ik een debat aan met in elk geval de ministers van Buitenlandse Zaken en van Verkeer en Waterstaat over de zaak van de CIA-vluchten via Nederland. Mijn fractie heeft evenals een aantal andere fracties en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken daar in eerdere instantie een aantal vragen over gesteld die nog steeds niet zijn beantwoord. Inmiddels rust er een zodanige verdenking op betrokkenheid van Nederland dat de zaak serieus onderzocht moet worden. Ik verwijs naar de berichtgeving in NRC Handelsblad gisteren. Mijn fractie heeft de indruk dat iedereen op iedereen wacht: de minister van Buitenlandse Zaken op de Raad van Europa, de Raad van Europa op het Europees Parlement, et cetera. Het moet mogelijk zijn voor de Nederlandse regering om samen met de inlichtingendiensten en de Verenigde Staten helderheid aan de Kamer te verschaffen. De verdenking ten aanzien van renditions en de vluchten naar landen waar martelpraktijken plaatsvinden, moet uit de wereld worden geholpen en alle feiten moeten dus op tafel komen.

Mijn fractie wil dat alle uitstaande vragen over dit onderwerp zo spoedig mogelijk worden beantwoord en dat het kabinet in een brief ingaat op de laatste berichtgeving terzake. Daarin moet ook worden uitgelegd hoe de controle op dit type vluchten kan worden versterkt.

De voorzitter:

U vraagt om een brief en een debat.

De heer Koenders (PvdA):

Dat is juist.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van collega Koenders. Ook een aantal vragen van mijn fractie is nog niet beantwoord. Het gaat om de vragen die gesteld zijn op Kamerstuk nr. 576. Ik ontvang graag een antwoord op die vragen voor aanvang van dat debat. Daarnaast heeft de minister van Buitenlandse Zaken bij het debat op 26 januari de toezegging gedaan de antwoorden op de vragen van de Raad van Europa in afschrift naar de Kamer te sturen. Ik zie ook die antwoorden graag voor aanvang van het debat volgende week tegemoet.

De voorzitter:

De antwoorden waar u op doelt, betreffen Kamerstuk nr. 756 van 16 december.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Dat een krant oude informatie wat opleukt en daar vervolgens een hoofdartikel aan wijdt, is aan de krant, maar om vervolgens op basis daarvan direct een debat aan te vragen, gaat mij wat ver. Ik kan mij vinden in het verzoek van de heer Koenders die nadere schriftelijke informatie van de regering vraagt. Ik stel voor om die brief af te wachten en deze vervolgens in de procedurevergadering van de vaste commissie van Buitenlandse Zaken te bespreken om te kijken of wij daaraan een debat of algemeen overleg willen wijden.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik ondersteun het verzoek met de kanttekening dat de minister niet voortijdig van een buitenlandse reis hoeft terug te keren. Dit betekent dat dit debat pas moet worden gehouden op het moment dat hij weer beschikbaar is. Ik ondersteun ook het verzoek om alle antwoorden op openstaande vragen daarbij te betrekken.

De heer Koenders (PvdA):

Ik denk dat de heer Ormel niet goed naar mij heeft geluisterd, want ik heb zeker niet gezegd dat er een spoeddebat wordt aangevraagd vanwege een krantenartikel. De kern van het probleem is dat wij al weken zitten te wachten op antwoorden in verband met deze zaak. Ik vind dat het publiek recht heeft op een beantwoording. Het is inderdaad juist dat het artikel dat gisteren in NRC Handelsblad heeft gestaan, nog eens extra de nadruk legt op dit probleem. De heer Ormel kent de PvdA-fractie toch wel voldoende om te weten dat wij niet alleen op een artikel afgaan. Misschien is dat een verkeerd verwijt.

Ik dank de andere collega's in ieder geval voor hun steun. Ik ben het met de heer Van Baalen eens. Dit debat heeft wel een spoedeisend karakter en ik zou het dan ook graag voor het reces willen houden, maar er is geen enkele noodzaak om de minister van Buitenlandse Zaken eerder uit het buitenland terug te roepen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het kabinet op de hoogte te brengen van alle gevraagde informatie – inclusief de rappels van mevrouw Karimi en de informatie die is gevraagd door de heer Koenders – door het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Verkeer en Waterstaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Als deze informatie er is, kunnen wij een definitieve beslissing nemen over het houden van een spoeddebat. Het uitgangspunt van de heer Koenders, gesteund door een aantal andere leden, is om dit debat te houden. Als wij eerst de brief afwachten, komen wij ook tegemoet aan de wens van de heer Van Baalen om ministers niet uit het buitenland terug te roepen. De minister van Buitenlandse Zaken is pas volgende week donderdag beschikbaar voor een dergelijk debat. Ik denk dat de gevraagde informatie maandag beschikbaar moet zijn.

De heer Koenders (PvdA):

Als de beantwoording goed is, is dinsdagochtend wat mij betreft ook goed.

De voorzitter:

De brief moet dus dinsdag voor de regeling van werkzaamheden binnen zijn. Ik stel voor, deze procedure te volgen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Vanmiddag om 15.30 uur vergadert de vaste commissie voor Justitie over de aanstaande JBZ-raad. Afhankelijk van de uitkomsten van dat beraad is het mogelijk dat ik verzoek om het verslag van dat algemeen overleg op de plenaire vergadering van vandaag te plaatsen. Voorzitter, ik verzoek u rekening te houden met die mogelijkheid, omdat ik wellicht een motie wil indienen die nog vandaag in stemming gebracht zou moeten worden.

Mevrouw Jonker (CDA):

Het is op zich vreemd dat de heer De Wit het standpunt van de minister niet kan afwachten voordat hij een VAO aanvraagt. Ik kan mij voorstellen dat het vanmiddag helemaal niet meer aan de orde is. Als een Kamermeerderheid dat graag wil, dan gaan wij daar echter niet tegenin. Voorzitter, ik verzoek u wel om de stemmingen zo snel mogelijk na het algemeen overleg plaats te laten vinden, zodat wij onze afspraken voor vanavond kunnen nakomen.

De voorzitter:

Ik moet even een toelichting geven. De heer De Wit heeft ook zelf gezegd dat hij als het ware aankondigt dat er na het AO een VAO op de plenaire agenda gezet zou kunnen worden. Ik ben de heer De Wit daar dankbaar voor, omdat er vanmiddag geen regeling is. Ik volg dan de procedure dat ik de Kamer vraag om mij te machtigen om te beslissen om dat VAO op de agenda te zetten wanneer ik dat signaal vanuit de commissie of van de heer De Wit krijg. Wij doen ons best om niet onnodig te stemmen. De heer De Wit zal daaraan meewerken, heeft hij mij toegezegd. Het is echter het recht van een lid om een motie in te dienen en daar stemming over te vragen. Het betreft in dit geval een internationale conferentie, namelijk de JBZ-raad, die begin volgende week wordt gehouden. Het is onvermijdelijk dat dan vandaag wordt gestemd.

Wij beginnen straks met het vervolg op het debat over de nieuwe Geneesmiddelenwet, de eerste termijn van de regering. Daarna houden wij – ik denk rond 16.00 uur – de tweede termijn van de Kamer. Tussen de tweede termijn van de Kamer en de tweede termijn van de regering – ik denk dat dit rond 18.30 uur is – bespreken wij het verslag van het algemeen overleg, als dit dan is afgerond, en stemmen wij meteen over de ingediende moties. Ik denk dus dat wij rond 18.45 uur kunnen stemmen.

Mevrouw Schippers (VVD):

Is het mogelijk om die pauze tussen de eerste termijn van de minister en de tweede termijn van de Kamer te plannen?

De voorzitter:

Nee, dan zou ik de Kamer stimuleren om de eerste termijn van de minister te gaan oprekken tot 17.30 uur. Het punt is dat het algemeen overleg pas om 17.30 uur klaar is.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik had dit verzoek sowieso willen doen, want het betreft een groot en ingrijpend wetsvoorstel. Het hoeft geen lange pauze te zijn. Ik heb echter wel behoefte aan een korte pauze tussen de eerste en de tweede termijn waarin wij het een en ander even op een rijtje kunnen zetten.

De voorzitter:

De pauze in het debat hoeven wij niet af te spreken in deze regeling. Dat zien wij straks wel. Als de leden een korte schorsing willen, komt die er.

De heer Buijs (CDA):

Is het uw streven om het debat over de Geneesmiddelenwet om 18.45 uur af te ronden? Ik vraag dit in verband met een aantal andere afspraken.

De voorzitter:

Mijn streven ligt in uw handen, maar ik streef daarnaar.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb hetzelfde probleem. Ik heb om 17.30 uur een algemeen overleg waar ik eigenlijk naartoe moet. Streeft u ernaar om de tweede termijn van de minister nog voor de avondschorsing te houden?

De voorzitter:

Ja, want de avondschorsing is tevens de avond. Wij hebben namelijk geen avondvergadering.

Ik ben helemaal vergeten om de heer De Wit te vragen of hij nog wil reageren op dingen die zijn gezegd naar aanleiding van zijn verzoek.

De heer De Wit (SP):

Nee hoor, u hebt het goed verwoord.

De heer De Haan (CDA):

Ik vind het allemaal prachtig, maar wilt u er rekening mee houden dat afspraken in Groningen iets meer reistijd vergen dan die hier in Wassenaar en omstreken? Als er om 17.30 uur wordt gestemd, is het onmogelijk om op tijd op een afspraak om 20.00 uur in Groningen te zijn. Ik vraag u om daar rekening mee te houden.

De voorzitter:

Ik begrijp uw vraag, maar in dit geval is het heel lastig. Het algemeen overleg is om 17.30 uur afgelopen. Wat mij betreft, wordt het verslag van het algemeen overleg om 17.31 uur hier besproken. Ik zou niet weten hoe het nu anders kan. Misschien moeten wij dit soort algemeen overleggen voortaan niet op donderdagmiddag plannen, maar dat is een algemeen punt.

Mevrouw Kant (SP):

Ik wil het nog iets ingewikkelder maken. Ik sluit niet uit dat na het antwoord van de minister geen korte schorsing nodig is, maar zelfs opschorting van het debat. Er is namelijk wat gedoe over amendementen die nog moeten worden samengevoegd. Er is nog wel wat te verhapstukken. Ik sluit niet uit dat wij het debat pas volgende week kunnen afronden.

De voorzitter:

Dat zien wij straks. Er zijn blijkbaar geen leden meer die nog het woord willen voeren in de regeling van werkzaamheden.

Naar boven