Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 december 2005 over de situatie van gezinnen en kinderen in vreemdelingenbewaring.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik zal drie moties voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Inspectie voor de Sanctietoepassing constateert dat de onderzochte instellingen voor vreemdelingenbewaring in hun bedrijfsprocessen ordehandhaving, veiligheid en het voorkomen van ontvluchting centraal stellen;

overwegende dat deze bedrijfsprocessen naar het oordeel van de Inspectie nadelig zijn voor minderjarigen;

overwegende dat de Inspectie de aanbeveling doet om ouders met minderjarige kinderen als bijzondere doelgroepen te zien waarvoor aparte regelgeving, accommodatie en voorzieningen noodzakelijk zijn die het aspect van "gevangenisomgeving" ontberen;

verzoekt de regering, gezinnen met minderjarige kinderen niet in vreemdelingenbewaring te nemen, maar te plaatsen in opvangvoorzieningen waarin onvrijwillig vertrek gerealiseerd kan worden zonder dat er sprake is van een "gevangenisomgeving",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(29344).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vreemdelingenbewaring kan worden opgelegd indien zicht bestaat op uitzetting;

overwegende dat in veel gevallen vreemdelingenbewaring wordt opgeheven zonder dat daadwerkelijke uitzetting heeft plaatsgevonden;

overwegende dat opheffing van vreemdelingenbewaring tot gevolg kan hebben dat gezinnen met minderjarige kinderen illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen worden;

overwegende dat het in het geval van gezinnen met minderjarige kinderen wenselijk is dat opvang ook na de opheffing van vreemdelingenbewaring geboden wordt;

verzoekt de regering, gezinnen met minderjarige kinderen te allen tijde opvang te bieden tot het moment dat vertrek uit Nederland gerealiseerd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(29344).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Inspectie voor de Sanctietoepassing heeft geconstateerd dat onderwijs in de onderzochte instellingen voor vreemdelingenbewaring slechts beperkt of helemaal niet beschikbaar was;

overwegende dat alle in Nederland verblijvende minderjarige kinderen vallen onder de leerplicht;

overwegende dat het recht op onderwijs zowel in de Grondwet als in internationale verdragen erkend is;Vos

verzoekt de regering, de Inspecteur-Generaal van de Inspectie voor het Onderwijs te vragen een onderzoek in te stellen naar de beschikbaarheid en de kwaliteit van het aan minderjarigen geboden onderwijs in verwijdercentra, uitzetcentra en centra waar vreemdelingenbewaring ten uitvoer wordt gelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(29344).

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Wij spreken over de positie van ouders met kinderen die in vreemdelingenbewaring worden opgesloten. In het algemeen overleg is de positie van de kinderen aan de orde geweest. Ik heb toen namens mijn fractie naar voren gebracht dat die positie niet voldoende is geregeld. Met name het belang van het kind staat niet steeds voorop, zoals wel is voorgeschreven. Vandaar de volgende moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is voor de rechtspositie van minderjarigen en hun ouders in vreemdelingenbewaring dat de regelgeving op basis waarvan zij gedetineerd worden, rekening houdt met hun specifieke belangen en rechten, zoals vastgelegd in onder andere het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVKR) en de United Nations Rules for the Protection of Juveniles Deprived of their Liberty ("Havana Rules");

overwegende dat een dergelijke regeldifferentiatie ook wordt aanbevolen door de Inspectie voor de Sanctietoepassing;

verzoekt de regering, aparte regelgeving op te stellen voor de toepassing en tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring van minderjarigen en hun ouders, met inachtneming van de geldende (inter)nationale wet- en regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(29344).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het grenshospitium te Amsterdam en in het uitzetcentrum te Rotterdam gezinnen met minderjarige kinderen in vreemdelingenbewaring worden gehouden;

overwegende dat uit het inspectierapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing blijkt dat de toezichthoudende medewerkers in het grenshospitium en het uitzetcentrum niet specifiek geschoold zijn in de omgang met minderjarigen, terwijl dat door artikel 85 van de United Nations Rules for the Protection of Juveniles Deprived of their Liberty (Havana Rules) wel wordt voorgeschreven;

van oordeel dat de Nederlandse overheid zou moeten streven naar een zo volledig mogelijke toepassing van de United Nations Rules for the Protection of Juveniles Deprived of their Liberty;

verzoekt de regering, de toezichthoudende medewerkers in het grenshospitium, het uitzendcentrum te Rotterdam en iedere andere locatie waar minderjarigen in vreemdelingenbewaring worden gehouden, specifiek te scholen in de omgang met minderjarigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(29344).

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik dien een motie in die betrekking heeft op de toekomst van de opvang in vreemdelingenbewaring.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Inspectie voor de Sanctietoepassing in haar rapport oordeelt dat de huidige tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring van ouders en minderjarigen aansluit bij de meerderheid van de normen die daarvoor (inter)nationaal zijn gesteld;

constaterende dat de Inspectie tegelijkertijd oordeelt dat, vanuit het oogpunt van het belang van het kind, de huidige voorzieningen voor de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring voor ouders met kinderen niet worden beschouwd als een omgeving waar het belang van het kind mee is gediend;

constaterende dat de UNHCR eveneens oordeelt dat de twee in het rapport besproken centra voor vreemdelingenbewaring ongeschikt zijn voor de detentie met kinderen;

verzoekt de regering, zich te bezinnen over alternatieve vormen van opvang van ouders met minderjarigen in vreemdelingenbewaring en de Kamer hierover in te lichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaas de Vries. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(29344).

Minister Verdonk:

Voorzitter. Wij hebben enkele dagen geleden gedebatteerd over de positie van kinderen in vreemdelingenbewaring. Ik ga maar meteen in op de moties.

Mevrouw Vos verzoekt de regering, gezinnen met minderjarige kinderen niet in vreemdelingenbewaring te nemen, maar deze te plaatsen in opvangvoorzieningen van waaruit onvrijwillig vertrek mogelijk is zonder dat er sprake is van een gevangenisomgeving. Ik heb er al meermalen op gewezen dat uitgeprocedeerde asielzoekers altijd zelf kunnen besluiten om terug te keren naar het land van herkomst; wij bieden daarvoor ook faciliteiten. Wie uiteindelijk echt niet wil terugkeren, zal daartoe gedwongen worden. Ouders kunnen hun kinderen in zo'n situatie meenemen naar de vreemdelingenbewaring, maar zij kunnen er ook voor kiezen om hen elders te laten opvangen. Ik vind dit voldoende waarborg en ik wijs er nogmaals op dat het altijd gaat om de keuze van de ouders zelf. Ik ontraad de Kamer dan ook om deze motie aan te nemen.

In haar tweede motie verzoekt mevrouw Vos de regering, gezinnen met minderjarige kinderen te allen tijde opvang te bieden tot het moment van vertrek uit Nederland. Dit zou eigenlijk een soort premie zijn op het niet meewerken aan of het frustreren van terugkeer naar het land van herkomst. Zulk gedrag kunnen wij niet belonen met opvang, dus ik ontraad de Kamer ook aanneming van deze motie.

Mevrouw Vos heeft ook een motie ingediend om de inspecteur-generaal van de Inspectie van het Onderwijs te vragen, een onderzoek in te stellen naar de beschikbaarheid en de kwaliteit van het aan minderjarigen geboden onderwijs in verwijdercentra, uitzetcentra en centra voor vreemdelingenbewaring. Ik verzoek haar, deze motie aan te houden. Ik zal de motie voor een reactie voorleggen aan de minister van Justitie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik zal erover nadenken, voorzitter.

Minister Verdonk:

De heer De Wit verzoekt de regering in zijn eerste motie, aparte regelgeving op te stellen voor de toepassing en tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring van minderjarigen en hun ouders met inachtneming van de geldende internationale wetgeving. Als aanbeveling wordt verder vermeld dat een dergelijke regeldifferentiatie wordt aanbevolen door de Inspectie voor de Sanctietoepassing. Ik heb daar reeds wat over gezegd in een eerder debat. Ik beschouw de motie als overbodig en ontraad dan ook de aanvaarding ervan.

De heer De Wit geeft in zijn tweede motie aan dat hij van oordeel is dat de Nederlandse overheid zou moeten streven naar een zo volledig mogelijke toepassing van de United Nations Rules for the protection of juveniles deprived of their liberty. Verder verzoekt hij de regering om de toezichthoudende medewerkers in het grenshospitium en het uitzetcentrum Rotterdam en iedere andere locatie waar minderjarigen in vreemdelingenbewaring worden gehouden, specifiek te scholen in hun omgang met minderjarigen. Daar wordt op dit moment al rekening mee gehouden. In het algemeen zijn die regels ook al overgenomen in regelgeving. Die regels zijn echter niet bindend en daarom ontraad ik de aanvaarding van deze motie.

De heer De Wit (SP):

De minister heeft gezegd dat mijn eerste motie overbodig is. Betekent dit dat zij van plan is om specifieke regelgeving te maken voor ouders met kinderen in bewaring? Zo neen, wat is dan haar argument?

Minister Verdonk:

Ik maak zeker geen aparte regelgeving. Ik heb reeds gesteld dat de vreemdeling bij zijn inbewaringstelling en bij binnenkomst wordt geïnformeerd. Verder kan ik melden dat op uitvoeringsniveau contact zal worden opgenomen – dat heb ik al eerder gemeld – met de in bewaring stellende ketenpartners, de politie en de KMar, om te onderzoeken of het mogelijk is om de voorlichting aan de ouders op het punt van de omstandigheden aan te passen.

Tot slot kom ik op de motie van de heer De Vries waarin de regering wordt verzocht om zich te bezinnen op alternatieve vormen van opvang van ouders met minderjarigen in vreemdelingenbewaring. Eigenlijk heeft deze motie dezelfde strekking als die van mevrouw Vos terzake. Ik ontraad dan ook de aanvaarding ervan. Ik voeg hier nog aan toe dat wij de vorige keer in het debat een aantal alternatieven de revue hebben laten passeren. Ik heb toen ook gezegd dat er uiteindelijk, als mensen echt niet willen meewerken, maar één mogelijkheid is, namelijk mensen ter fine van uitzetting in een uitzetcentrum plaatsen. Nogmaals, ik ontraad dus de aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister heeft mij gevraagd om een van mijn moties aan te houden. Is het mogelijk dat de minister van Justitie ons voor dinsdag een reactie geeft, opdat wij de motie dan alsnog in stemming kunnen brengen?

Minister Verdonk:

Ik zal het de minister van Justitie verzoeken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag aan het eind van de vergadering over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven