Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 15, pagina 905-910 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 15, pagina 905-910 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 (29800 XVI)
, en van:
- de motie-Arib over een plan van aanpak eerstelijnszorg (29800 XVI, nr. 36);
- de motie-Arib over een wettelijke code voor instellingen in de gezondheidszorg (29800 XVI, nr. 37);
- de motie-Arib over onderzoek naar juridische gevolgen van de WMO (29800 XVI, nr. 38);
- de motie-Arib over beschikbaarheid van aids-geneesmiddelen in ontwikkelingslanden (29800 XVI, nr. 39);
- de motie-Arib over langetermijnvergoeding van fertiliteits- en kunstmatige vruchtbaarheidsbehandelingen (29800 XVI, nr. 40);
- de motie-Arib c.s. over keuze tussen zorg in natura en PGB (29800 XVI, nr. 41);
- de motie-Heemskerk over de Valys-regeling (29800 XVI, nr. 42);
- de motie-Heemskerk over aanbevelingen van de commissie-Abeln t.a.v. de Inspectie gezondheidszorg (29800 XVI, nr. 43);
- de motie-Buijs c.s. over overheveling van op genezing gerichte zorg uit de AWBZ (29800 XVI, nr. 44);
- de motie-Vietsch c.s. over zorgvuldige vormgeving en invoering van de WMO (29800 XVI, nr. 46);
- de motie-Vietsch c.s. over de keuze voor PGB van cliënten met de indicatie van de functie verblijf (29800 XVI, nr. 47);
- de motie-Vietsch c.s. over afbouw en extramuralisering tegen de wens van in AWBZ-instellingen wonende cliënten (29800 XVI, nr. 48);
- de motie-Vietsch c.s. over budget voor AWBZ-instellingen voor terugkeer van patiënten na ziekenhuisopname (29800 XVI, nr. 49);
- de motie-Nawijn over export van medische kennis en deskundigheid (29800 XVI, nr. 50);
- de motie-Nawijn over overheveling van medische zorg voor ouderen uit de AWBZ naar de WMO (29800 XVI, nr. 51);
- de motie-Van Miltenburg c.s. over een visienotitie over de vermaatschappelijking van de zorg (29800 XVI, nr. 52);
- de motie-Van Miltenburg over een visienotitie over de toekomstige positie van het PGB (29800 XVI, nr. 53);
- de motie-Van Miltenburg/Rijpstra over uitvoering van het BOS-beleid (29800 XVI, nr. 54);
- de motie-Schippers c.s. over een jaarlijks overzicht van instellings- en projectsubsidies (29800 XVI, nr. 55);
- de motie-Kant/Tonkens over een instelling op het gebied van kwaliteit en management in de zorg (29800 XVI, nr. 56);
- de motie-Kant c.s. over het tekort van 24-uursopvang in de maatschappelijke zorg (29800 XVI, nr. 57);
- de motie-Kant/Arib over afspraken met de beroepsgroep over vruchtbaarheidsbehandelingen (29800 XVI, nr. 58);
- de motie-Koser-Kaya c.s. over een actieplan jeugdzorg (29800 XVI, nr. 59);
- de motie-Tonkens c.s. over de beloningsstructuur in het kader van de WTZi (29800 XVI, nr. 60);
- de motie-Tonkens c.s. over bureaucratievermindering in de zorg (29800 XVI, nr. 61);
- de motie-Tonkens/Arib over een emancipatie-effectrapportage ter zake van de WMO (29800 XVI, nr. 62);
- de motie-Tonkens/Arib over een ombudsman onbegrijpelijke taal (29800 XVI, nr. 63);
- de motie-Rouvoet c.s. over verbetering van het imago van het werken in de zorg (29800 XVI, nr. 64);
- de motie-Rouvoet over normering van de tegemoetkoming voor mantelzorg uit het PGB (29800 XVI, nr 65);
- de motie-Van der Vlies c.s. over verbetering van palliatieve zorg (29800 XVI, nr. 66).
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
De motie-Vietsch c.s. (29800-XVI, nr. 46) en de motie-Van Miltenburg c.s. (29800-XVI, nr. 52) zijn op een klein onderdeel gewijzigd. De gewijzigde moties worden rondgedeeld. Zij krijgen de nummers 68 en 69 (29800-XVI).
Er is veel besproken tussen de leden onderling. Er is echter ook heel veel gewisseld tussen de leden en de regering, om ook eens een term te gebruiken die ik eigenlijk niet zo mooi vind. Er zijn 30 moties ingediend en dat vind ik niet echt getuigen van een vernieuwende werkwijze, maar dat terzijde. Als de indieners bij ieder oordeel van de staatssecretaris of de minister over een motie interrumperen, staan wij hier vannacht om 3.00 uur nog. Ik sta dan ook geen interrupties toe. De meningen zijn inmiddels duidelijk.
Minister Hoogervorst:
Voorzitter. Ik zal proberen kort en bondig te antwoorden en zeker niet zodanig provocerend dat ik interrupties uitlok. Zo kent u mij trouwens ook, dus ik ga gewoon op de oude voet verder.
De heer Heemskerk wil dat ik samen met de NMa naar de premiestijging van ziektekostenverzekeringen kijk. Ik zal dat niet doen, want alles wat de zorgverzekeraars hebben gedaan, is perfect in overeenstemming met de Mededingingswet. De NMa heeft het proces nauwkeurig beoordeeld en daar is op zichzelf helemaal niets op aan te merken. Ook de Europese regelgeving laat dit toe. Ik wil wel bezien of een en ander niet op een andere manier kan worden vormgegeven, zodat niet het effect optreedt van het opblazen van cijfers.
Ik zeg de heer Buijs toe dat ik de ontwikkelingen in de fysiotherapie goed in de gaten zal houden. Ik zal de Kamer na enige tijd op de hoogte stellen van mijn bevindingen ter zake. Ik zeg hem ook toe dat specifiek aandacht wordt besteed aan de capaciteitsproblemen bij de huisartsen. Ten slotte kan ik de heer Buijs melden dat de Stuurgroep weesgeneesmiddelen de komende jaren zal blijven bestaan.
De heer Nawijn heeft gezegd dat wij handelen in de geest van Fortuyn. Ik neem aan dat dit als compliment is bedoeld. Ik moet echter zeggen dat wij in die zin niet trouw zijn aan het gedachtegoed van de heer Fortuyn dat wij er toch extra geld bij hebben gedaan en niet zo zuinig ook. Ik denk dat de heer Nawijn heel goed kan leven met de bestemming die wij aan dit geld geven.
Privé-klinieken vallen ook onder een eventuele governance code met betrekking tot salarissen voor zover er met collectieve middelen wordt gewerkt. De zogenaamde Botox-klinieken vallen daar natuurlijk niet onder.
Mevrouw Schippers heeft aandacht besteed aan de kwestie van het opvoeren van het verplichte bezoek aan de schoolarts. Ik heb al toegezegd dat ik zal onderzoeken of dat zinvol is, hoeveel het moet kosten en of het op zodanige wijze georganiseerd kan worden dat er geen extra kosten aan verbonden zijn. Ik zal de Kamer daarover berichten als dat onderzoek is voltooid.
Het onderzoek over de traumahelikopters wordt in maart 2005 afgerond.
Wij houden in onze begroting voor 2005 nog steeds rekening met een stijging van de kosten voor geneesmiddelen van 11%. Dat komt doordat de baten van het geneesmiddelenconvenant al dit jaar op de begroting zijn neergeslagen. Het leidt daarom niet tot een extra bezuiniging volgend jaar. Daar bovenop speelt de meerjarentendens mee. Dit is het beeld dat de afgelopen tien jaar te zien was. Ik hoop dat het een te conservatieve raming is, maar ik vrees dat ik die verzekering niet bij voorbaat kan geven.
Mevrouw Kant heeft mij gevraagd in te gaan op de kritiek van de Raad van State op de Zorgverzekeringswet. Niet om flauw te zijn, maar dat hebben wij heel uitvoerig gedaan in het nader rapport. Dit rapport, dat in zeer korte tijd is samengesteld, is van zeer hoog niveau. Op dit punt kan bij de discussie van de Zorgverzekeringswet nader ingegaan worden.
Ik ben mevrouw Koser-Kaya nog wat antwoorden schuldig naar aanleiding van haar inbreng in eerste termijn. Ten eerste heeft zij daarin uitvoerig aandacht besteed aan het aanpakken van de problematiek in de eerste lijn in het kader van ICT. Zij noemde het initiatief van het virtueel zorgcentrum. Ik denk dat ICT en het via de computer toegang krijgen tot medische adviezen zeer behulpzaam kan zijn om de capaciteitsproblemen op te lossen. Ik zal haar suggesties graag meenemen bij mijn beslissing over de toekomst van de eerste lijn. Haar zorgen over de particuliere klinieken zijn al verschillende keren onderwerp van discussie geweest in de Kamer. Het mag natuurlijk niet zo zijn dat de zorg in die klinieken van slechtere kwaliteit is dan in de reguliere branche. Daarom is het van groot belang dat de inspectie veel extra aandacht aan die privéklinieken besteedt. De inspectie heeft dit jaar al 45 klinieken bezocht en zal de overige nog niet bezochte klinieken dit jaar nog bezoeken. Er zijn ook al herhalingsbezoeken geweest. Voor het verplicht opleggen van een keurmerk voel ik niet veel. Juist in zo'n private sector is het belangrijk dat de branche kwaliteitseisen aan zichzelf stelt en dat men zich onderscheidt met een keurmerk. Wij hebben natuurlijk wel als achtervang het wettelijke toezicht dat wordt uitgeoefend door de inspectie. Dat is absoluut nodig.
Voorzitter. Dan kom ik bij de ingediende moties. In de motie van mevrouw Arib op stuk nr. 36 verzoekt zij mij haar voorstel "Lang leve de eerste lijn" over te nemen en nader uit te werken. Ik heb al gezegd dat ik zeer sympathiek sta ten opzichte van dat voorstel. Ik weet niet of ik het voor 100% kan uitvoeren, maar de grote lijnen bevallen mij zeer. Ik zal er waarschijnlijk zelf nog het een en ander bij betrekken. Ik kan in ieder geval goed met dat gedachtegoed leven.
In de motie op stuk nr. 37 wordt mij verzocht om nog voor 1 januari 2005 de "governance"-code te verankeren in de wet. Dat zal niet mogelijk zijn. Ik zal er alles aan doen om het te bespoedigen, maar ik beschik nog niet over de "governance"-code en ook nog niet over de nieuwe salariscode. Ik wil daar zoveel mogelijk druk op zetten. Ik zie deze motie dan ook als een aansporing tot spoed.
Dan de motie op stuk nr. 39 over aids-geneesmiddelen. Ik kan zo snel niet overzien hoe ik daarop moet reageren. Hiervoor moet ik mijn collega's van Ontwikkelingssamenwerking en EZ consulteren. Ik zal daar schriftelijk op reageren.
Ik vind de motie op stuk nr. 40 over IVF voorbarig. Ik wil de resultaten van het onderzoek van ZON-MW in mei 2005 afwachten. Ik verzoek mevrouw Arib dan ook, de motie aan te houden. Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 58 van mevrouw Kant en mevrouw Tonkens over hetzelfde onderwerp.
In de motie van de heer Heemskerk op stuk nr. 43 wordt mij gevraagd om de aanbeveling van de commissie-Abeln uit te voeren en de capaciteit van de inspectie meerjarig te vergroten. Wij doen er werkelijk alles aan om de capaciteit van de IGZ te vergroten door het toepassen van betere onderzoeksmethodes en veel meer gebruik te maken van indicatoren die door de sector zelf worden aangeleverd. De effectieve capaciteitsuitbreiding is 30%, omdat bureaucratie in de IGZ wordt weggenomen en vervangen door inspectiecapaciteit. Wij hebben de IGZ grotendeels of wellicht zelfs geheel uitgezonderd van alle efficiencykortingen die over het Rijk zijn uitgestort. Ik heb binnen de beschikbare mogelijkheden de inspectie ontzien. Ik zie op dit moment geen verdere mogelijkheden tot intensivering.
In de motie-Buijs c.s. op stuk nr. 44 wordt gevraagd om een soort plan van aanpak voor de overheveling van het eerste naar het tweede compartiment. Ik zal mijn best doen, de motie uit te voeren. Dat moet lukken.
In de motie van de heer Nawijn op stuk nr. 50 wordt gevraagd, de commerciële export van Nederlandse medische kennis mogelijk te maken. Ik wil uitzoeken waar er nog problemen zijn. Ik begrijp dat de heer Nawijn voorbeelden uit de praktijk heeft. Ik wil daarover graag worden geïnformeerd, zodat ik dat goed kan laten onderzoeken.
In de motie op stuk nr. 54 van mevrouw Van Miltenburg en de heer Rijpstra wordt verzocht om de uitvoering van het BOS-beleid weg te halen bij de directie Lokaal beleid en over te brengen naar de directie Sport. De Kamer kan de interne bedrijfsvoering echt wel overlaten aan het ministerie. Met dit voorstel wordt de directie Sport ernstig in de problemen gebracht. Je zou haast denken dat dit door de ambtenaren is ingestoken. Bij de eerstvolgende functioneringsgesprekken moet daar ernstig rekening mee worden gehouden! Dit is een slechte zaak.
In de motie op stuk nr. 55 van mevrouw Schippers c.s. wordt gevraagd om in de begroting een apart overzicht op te nemen van de doelstellingen van de verschillende instellings- en projectsubsidies. Ik voldoe daar graag aan.
In de motie op stuk nr. 56 van mevrouw Kant en mevrouw Tonkens wordt verzocht, onderzoek te doen naar een soort benchmarkinstelling. Ik wil zo snel mogelijk voort met alles waar ik mee bezig ben. Daarbij past niet het in het leven roepen van een nieuwe instelling. Ik weet dat men daar bijvoorbeeld in Groot-Brittannië een stuk verder mee is omdat men daar al eerder mee is begonnen. Ik denk wel dat het waardevol is om een paar mensen naar Groot-Brittannië en Duitsland te sturen opdat zij kunnen bekijken hoever men daar is en of wij daar iets van kunnen leren. Wie weet welke conclusies wij daaruit trekken.
In de motie op stuk nr. 60 van mevrouw Tonkens wordt mij gevraagd om een maximum te verbinden aan de salarissen van topfunctionarissen in de zorg. In de motie staat dat het salaris van een topfunctionaris in de zorg niet hoger mag zijn dan het salaris van de minister. Dat biedt natuurlijk wel heel veel perspectieven voor het salaris van de minister, dus ik weet niet of ik wel tegen deze motie moet zijn. Ik vrees echter dat het juridisch niet mogelijk is om de motie uit te voeren. Ik heb dat onderbouwd in de brief die ik naar de Kamer heb gestuurd. Ik raad het aannemen van deze motie daarom af.
De motie op stuk nr. 61 gaat over regelarme zorginstellingen. Op het gebied van administratieve lasten hebben wij een ontzettend ambitieus plan. Ik weet niet wat ik mij bij deze motie moet voorstellen. Een zorginstelling zonder patiëntenrechten bijvoorbeeld? Ik denk niet dat dit een goede zaak is. Laten wij gewoon op een serieuze manier verdergaan met het plan op het gebied van de administratieve lasten. Dat is heel concreet. Ik denk dat deze motie ons niet echt veel verder helpt.
In de motie op stuk nr. 63 wordt de regering verzocht om een Ombudsman onbegrijpelijke taal in te stellen. Ik heb al eerder betoogd dat wij dat aan instituten zoals de Consumentenbond moeten overlaten.
In de motie op stuk nr. 64 van de heer Rouvoet wordt gevraagd een strategie te ontwikkelen ter verhoging van het imago van het werken in de zorg. Een jaar of vier geleden had ik mij daar misschien iets bij kunnen voorstellen, maar op dit moment loopt het in de zorg werkelijk als een trein. Ik hoor eigenlijk helemaal niemand meer klagen dat het zo vreselijk is om die zorg te werken. Als ik hier apart aandacht aan besteed, is het alsof het probleem nog bestaat en daar moeten wij nou juist van af. Een heel groot deel van het imagoprobleem is ontstaan door het feit dat elk probleem in de zorg voluit in de publiciteit wordt gebracht in de hoop via de Eerste of de Tweede Kamer middelen binnen te krijgen. Dat is het werkelijke probleem van het imago in de zorg. Daar wil ik nog wel eens met de sectoren over praten.
Ik ga nu in op de amendementen die betrekking hebben op mijn portefeuille. Het amendement op stuk nr. 14 van mevrouw Kant gaat over de dekking van de fameuze 4%. Ik prefereer de dekking die wij tot op heden hebben gevonden, de 20 mln, boven de dekking die hier wordt aangegeven.
Met het amendement op stuk nr. 19 van mevrouw Arib wordt beoogd de pakketbeperkende maatregelen voor IVF, anticonceptie en zelfzorgmiddelen terug te draaien. Gezien de besluitvorming van verleden jaar en het feit dat wij nog helemaal geen zicht hebben op de resultaten daarvan ontraad ik het aannemen van dit amendement.
Het amendement op stuk nr. 23 van mevrouw Kant heeft tot doel een goede en brede voorlichting over het gebruik van foliumzuur te realiseren. Het oordeel over dit amendement laat ik over aan de Kamer.
Het doel van de amendementen op stukken nrs. 20 en 21 van mevrouw Tonkens is het realiseren van een dekking voor een amendement dat de heer Vendrik zal indienen of al heeft ingediend bij de behandeling van het belastingplan 2005. Het gaat daarbij om een speciale heffingskorting. Daarover hebben wij al een uitgebreide discussie gevoerd. Ik heb mij tegen dit idee gekeerd en daarom ben ik ook tegen deze amendementen.
In amendement nr. 34 van de heer Heemskerk wordt 1,5 mln uitgetrokken voor de vergroting van de IGZ-capaciteit. Op zichzelf vind ik het een sympathiek amendement, maar het wordt gefinancierd door niet-structureel geld. Dat geld is bovendien nodig voor de financiering van de publiekscampagnes rond de zorgverzekeringswet. Dat vind ik erg belangrijk en ook daarom ontraad ik aanneming van het amendement.
Amendement nr. 45 van de heer Heemskerk beoogt geld vrij te maken voor het comité J'accuse. Wij hebben geprobeerd J'accuse over te dragen aan SZW, maar daar vond men het niet belangrijk genoeg. Vervolgens hebben wij de subsidie afgebouwd dus op mijn begroting is er geen structureel geld meer voor dit comité. Als ik er toch geld voor ga uittrekken, gaat dat ten koste van andere subsidies. Ik ontraad daarom ook aanneming van dit amendement.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Voorzitter. Mevrouw Vietsch vroeg mij naar de bestedingen van het CIZ. Ik zal de Kamer de CIZ-begroting voor 2005 doen toekomen. Nog voor de stemmingen zal ik duidelijk maken wat de gevolgen zijn als het amendement dat op dit punt is ingediend, wordt aangenomen.
Het PGB wordt momenteel geëvalueerd; bij de invoering van de WMO speelt dit instrument een belangrijke rol en daarover zal dan ook ongetwijfeld uitgebreid worden gesproken tijdens het algemeen overleg over deze wet.
Op de opmerking van de heer Rouvoet over functiegerichte bekostiging in relatie tot palliatieve zorg zal ik schriftelijk reageren. Ik moet nog even nagaan wat de mogelijkheden zijn op dit punt.
Motie nr. 38 van mevrouw Arib handelt over de nadere invulling van de WMO. Ik kan mij voorstellen dat over de in de motie genoemde punten zal worden gesproken tijdens bedoeld algemeen overleg in december. Misschien dat zij haar motie kan aanhouden tot na dat overleg.
Motie nr. 41 vind ik erg sympathiek. Ik heb al gezegd dat ik het van belang vind dat het instrument van het PGB ook binnen de WMO kan worden benut. De WMO omvat natuurlijk meer zaken en daarom wil ik mevrouw Arib vragen om ook deze motie aan te houden tot na het debat over de WMO. Ik kan mij voorstellen dat wij enkele pilots inrichten om na te gaan hoe het PGB het beste vorm en inhoud kan krijgen binnen de WMO.
Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 42 van de heer Heemskerk over het opheffen van de maximumkilometervergoeding. Eind december is de evaluatie van de TRAX-regeling afgerond en wordt daarover met de Kamer gedebatteerd. Ik stel voor om het onderwerp dan aan de orde te stellen want op dit moment moet ik het aannemen van de motie ontraden.
De motie op stuk nr. 44 van de heer Buis beschouw ik als een ondersteuning van het beleid. Ik zeg toe, in het voorjaar van 2005 een plan van aanpak aan de Kamer te sturen.
Uit de motie-Vietsch c.s. op stuk nr. 46 blijkt hoezeer de Kamer waarde hecht aan een zeer zorgvuldige en gefaseerde invoering van de wet maatschappelijke ondersteuning. Ik ben blij dat deze motie zo breed ondersteund is want daaruit blijkt niet alleen dat er een groot draagvlak is voor de invoering van de wet maatschappelijke ondersteuning maar ook dat iedereen ziet hoe belangrijk het is om zeer zorgvuldige stappen te zetten. In de motie wordt mij een stevige opdracht gegeven. Ik beschouw haar als een ondersteuning, maar laat het oordeel erover graag aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 47 betreft de inhoud van het PGB. Ik vraag de indiener om deze aan te houden tot de bespreking van de evaluatie van het PGB. De strekking van de motie lijkt mij in het debat daarover thuishoren.
Ik sta zeer positief tegenover de motie van mevrouw Vietsch c.s. op stuk nr. 48 over het kunnen kiezen in wonen. Binnenkort ontvangt de Kamer een brief over de WTZi. Ik geef daarin duidelijk aan hoe ik denk over de invloed van cliënten op de eigen woonomgeving. Ik meen dat het punt in dat debat thuishoort. Ik beschouw de motie als een ondersteuning van het beleid. Ik heb daar dus een positief oordeel over. U krijgt daarover nog nadere informatie.
De motie op stuk nr. 49 van mevrouw Vietsch betreft het vasthouden van bedden bij tijdelijke opname. De stelling dat een en ander budgettair neutraal kan worden uitgevoerd kan ik niet onderschrijven. Ik zal de Kamer schriftelijk informeren over de kosten van uitvoering van deze motie. Als uitvoering geld kost, dan moet dekking worden aangegeven. Vooralsnog ben ik er niet van overtuigd dat het mogelijk is om dat budgettair neutraal te doen. Ik ontraad daarom het aannemen van de motie. De motie kan natuurlijk ook worden aangehouden en in een eventueel volgend debat worden ingediend.
De motie van de heer Nawijn op stuk nr. 51 over zorg in het buitenland is nauw verbonden met het debat van 9 december over de wet maatschappelijke ondersteuning. Het gaat over de manier waarop omgegaan wordt met overgangsregelingen, zoals het overhevelen van de huishoudelijke hulp. Ik kan mij niet voorstellen dat wij de zaken zo regelen dat iemand in het buitenland financieel veel beter af is in vergelijking met de mensen in Nederland. Dat zou een omgekeerde trek ten gevolge kunnen hebben. Ik verzoek de heer Nawijn om de motie aan te houden tot het debat van 9 december want dan kan de Kamer zich daarover een breder oordeel vormen.
De motie van mevrouw Van Miltenburg op stuk nr. 52 betreft de vermaatschappelijking van de zorg. Binnenkort ontvangt de Kamer de beleidsvisie op de WTZi. In het voorjaar van 2005 stuur ik een uitgebreidere notitie over dit onderwerp.
In de motie op stuk nr. 53 vraagt mevrouw Van Miltenburg om een visienota over het PGB. Ook hiervan zou ik zeggen: het lijkt mij niet zinnig om vooruit te lopen op het debat dat wij nog zullen hebben naar aanleiding van de evaluatie. Ik vraag mevrouw Van Miltenburg dan ook om haar opmerkingen in de verdere visieontwikkeling hierover mee te nemen en deze motie aan te houden tot wij dat debat hebben gehad.
De motie op stuk nr. 57 van mevrouw Kant c.s. over de doorstroom begeeft zich op het terrein van de minister van VROM. Ik ga daar niet over. Daarnaast is het een verantwoordelijkheid van de gemeentelijke overheid. Ik kan in het algemeen tegen mevrouw Kant zeggen dat ik de doorstroom zeker steun, die is natuurlijk prima. Toch ontraad ik de aanneming van deze motie, omdat ik daar gewoon niet over ga.
De motie op stuk nr. 59 van mevrouw Koser-Kaya inzake actieplan tegen verkokering in de jeugdzorg vind ik zeer sympathiek. Ik zie de motie als ondersteuning van mijn beleid en laat het oordeel daarover graag over aan de Kamer.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 62 van mevrouw Tonkens inzake de emancipatie-effectrapportage (EER). Ik heb net al in het interruptiedebatje gezegd dat dit mijns inziens niets toevoegt en onnodig tot extra bureaucratie leidt. Ik ontraad dus ook de aanneming van deze motie.
De motie op stuk nr. 65 van de heer Rouvoet over mantelzorg en PGB betreft eveneens een discussie die wij zullen voeren naar aanleiding van de evaluatie van het PGB in december. Ik vraag ook de heer Rouvoet om zijn motie aan te houden, omdat het mij beter lijkt om er in de context van de evaluatie nog over te debatteren.
De motie op stuk nr. 66 van de heer Van der Vlies betreft verbeteringen in de organisatie van de palliatieve zorg. Het lijkt mij een zeer sympathieke motie. Ik zie de motie als ondersteuning van het beleid dat ik reeds ingezet heb en laat het oordeel hierover graag over aan de Kamer.
Voorzitter. Dan heb ik hiermee de moties allemaal gehad en ga ik over op de amendementen. Het amendement op stuk nummer 6 van mevrouw Van der Laan beoogt het vrijmaken van middelen voor allochtone homoseksuelen. De inhoud van dit amendement stemt niet overeen met de beleidslijn die wij voor het nieuwe subsidiebeleid hebben gekozen. De voorzieningen op het gebied van maatschappelijke opvang, van algemeen maatschappelijk werk, GGZ en verslavingszorg zijn ook voor jonge allochtone homoseksuelen zeer toegankelijk. Bovendien is er geen vrije ruimte om dit amendement te financieren. Daarom ontraad ik de aanneming van dit amendement.
Het amendement op stuk nr. 13 van het lid Kant betreft een verbetering en uitbreiding van de maatschappelijke opvang. De dekking zou gevonden moeten worden in een aanscherping van de Prijzenwet voor medicijnen waarop patent rust. Vanuit de middelen uit de envelop preventie en jeugd die ik beschikbaar heb gesteld bij het Hoofdlijnenakkoord heb ik specifiek de uitkering voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid al opgehoogd met een bedrag dat oploopt tot 4 mln euro in 2007. Daarvan is nou net het doel om de doorstroom te bevorderen, dus daar hebben wij al echt veel geld in gestoken. De aangegeven dekking van het amendement deugt naar mijn mening ook niet. Op basis van enkel budgettaire gronden is het immers niet mogelijk om de WGP aan te passen. Voor dat doel is de wet niet ontworpen en aanpassing zou strijdig zijn met Europees recht.
De heer Buijs heeft het over projectsubsidies Scouting. Dat is uiteraard een zeer sympathieke organisatie, maar ook hier hebben wij ons eigen subsidiebeleid vastgesteld. Scouting zou projectsubsidies aanvragen en goede projecten indienen. Daarbij zou Scouting een streepje voor hebben en wij hebben serieus gekeken naar wat er is ingediend, maar zij zijn er dit jaar niet in geslaagd, goede projecten bij ons in te dienen, in tegenstelling tot NUSO, waar dat wel gelukt is. Ik moet recht blijven doen aan onze regels en daarom moet ik de aanneming van dit amendement ontraden.
Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 24 van de heer Van der Vlies. Hij wil grote gezinnen financieel tegemoetkomen en dat geld weghalen bij de topsport. De aanvullende kinderkorting voor gezinnen met drie kinderen zou verhoogd moeten worden bij het belastingplan door de middelen voor de topsport te verlagen. Ik ontraad de aanneming van dit amendement, omdat topsport tot de prioriteiten van het sportbeleid op onze begroting behoort. De vrije ruimte op het beleid van topsport is overigens niet 14 mln euro, want van het totale sportbudget is meer dan de helft juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden. Daarnaast is naar ons oordeel de inkomensontwikkeling van gezinnen met kinderen in 2005 evenwichtig, dus op dit moment zie ik geen aanleiding voor nadere maatregelen, ook niet met deze dekking.
Het amendement van mevrouw Vietsch op nummer 31 beoogt de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de centralisatie en goede uitvoering van indicatiestelling met 12 mln euro te verlagen, en die middelen beschikbaar te stellen voor de verbetering van de kwaliteit van verpleeghuizen en de indicatiestelling. Ik ontraad dit amendement. Ik heb al gezegd dat dit mij de mogelijkheid ontneemt de centralisatie van de indicatiestelling goed en snel uit te voeren. Ik vind dat dat echt goed moet worden geregeld. Ik zou ook niet willen dat wachtlijsten weer oplopen. Overigens doe ik op termijn wat in deze motie van mij wordt gevraagd. Het verzoek betreft een structurele verlaging van de CIS-begroting. Ik stel hiervoor structureel 43 mln euro beschikbaar. In 2005 en 2006 zijn er incidenteel echter wel weer incidenteel middelen nodig. De voorgestelde verlaging in dat snel krimpende budget acht ik echt onverantwoord. Wat het beschikbaar stellen van 12 mln euro ter verbetering van de kwaliteit van instellingen wijs ik erop dat in de voorbije jaren extra geld is geïnvesteerd uit de meerjarenafspraken. Extra middelen zijn niet altijd de oplossing voor meer kwaliteit. Ross-van DorpWij komen over kwaliteit ook nog te spreken. Hierover zijn goede plannen in voorbereiding.
Ik kom tenslotte bij het amendement-Arib over het jeugdbeleid. Dit moet ik ook ontraden, ook omdat wij besluiten hebben genomen en er simpelweg in ons subsidiebeleid geen geld voor is. Ik heb hier geen dekking voor.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de moties en op een nader te bepalen moment te stemmen over de amendementen en over de begroting, afhankelijk van andere begrotingsbehandelingen en van onderdelen die nog apart worden behandeld.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 18.20 uur tot 20.00 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-905-910.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.