Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Rouvoet aan de minister-president, minister van Algemene Zaken, over het voortijdig door het kabinet naar buiten brengen van onderdelen van de Miljoenennota en van andere prinsjesdagstukken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. We leven weer toe naar prinsjesdag, een van de weinige mooie tradities van de parlementaire democratie die we nog hebben. Een terugkerend probleem in de aanloop naar prinsjesdag is het voortijdig uitlekken van kabinetsplannen die dan gepresenteerd zouden moeten worden. Dat is niet zoals het hoort: het is niet netjes tegenover de Tweede Kamer, want die mag nog niet reageren zolang de plannen niet officieel zijn; het is verder vooral niet chic tegenover Hare Majesteit, die in dat geval een troonrede mag houden die voor het overgrote deel al bekend is. Kortom, het is ook een uitholling van prinsjesdag.

Vorig jaar schond een krant het embargo en dit jaar, overigens niet voor het eerst, zijn het ministers die hun eigen goednieuwsshow hebben gepresenteerd. Terecht wil de minister-president daar een eind aan maken. Daarom heeft hij besloten dat de pers de begrotingsstukken later gaat krijgen. En als het aan het kabinet lag, zou ook de Tweede Kamer pas op de maandag vóór prinsjesdag de begrotingsstukken mogen ontvangen.

Welnu, je zou dan denken dat de ministers op het hart gebonden krijgen dat zij hun mond hebben te houden over de besluitvorming ten aanzien van prinsjesdag. Maar nee: de minister-president heeft een persconferentie gegeven met het argument dat de minister-president altijd persconferenties geeft om kabinetsbesluiten bekend te maken. Er was dus niets aan de hand.

Er is in dit geval één maar, namelijk artikel 65 van de Grondwet, waarin het volgende wordt bepaald. Jaarlijks op de derde dinsdag van september of bij een bij wet te bepalen ander tijdstip wordt door of namens de Koning in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven. Zie hiervoor ook artikel 105.2 van de Grondwet, waarin staat dat dit samenvalt met de indiening van de begroting. Het lekken van kabinetsbesluiten met betrekking tot prinsjesdag en de uitholling of degradatie van prinsjesdag zelf worden zo dus niet tegengegaan, maar in strijd met de Grondwet door de minister-president zelf bevorderd en gelegitimeerd. Op zichzelf is het begrijpelijk dat de minister-president ook zijn aandeel wil hebben in het brengen van goed nieuws, maar zijn optreden roept ten minste een aantal vragen op bij mijn fractie.

Ten eerste: hoe ziet de minister-president zijn eigen rol in het bekendmaken van prinsjesdag plannen in het licht van artikel 65 van de Grondwet en tegen de achtergrond van de rol van het staatshoofd, de troonrede? Ten tweede: wat is zijn motief geweest om met het oog op het stoppen van het lekken door ministers zelf voortijdig besluiten met het oog op prinsjesdag naar buiten te brengen? Ten derde: waarom heeft hij de ministers niet gewoon verteld dat zij in verband met prinsjesdag en met de positie van Hare Majesteit worden geacht om hun mond te houden over kabinetsbesluiten? Heeft hij dat überhaupt gedaan? Ten slotte: hoe verhoudt de nieuwe openheid van het kabinet zich met de kramp waarmee ten opzichte van de Tweede Kamer dit jaar is gehandeld? Ik doel op het verschijnsel dat de begrotingsstukken op de valreep naar de Kamer worden gestuurd, want stel je voor dat er iets uitlekt.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Laat ik vanaf deze plaats de heer Cornielje dankzeggen voor de goede contacten en hem complimenteren met de manier waarop hij invulling heeft gegeven aan het Kamerlidmaatschap. Ik wens hem, uiteraard ook namens het kabinet, geluk met zijn benoeming tot commissaris van de Koningin van de provincie Gelderland.

Voorzitter. Ik dank de heer Rouvoet voor de mogelijkheid om in te gaan op vragen die ook in het nieuws zijn. Vorige week, nadat ik een verklaring had afgelegd, zei professor Vis als eerste dat dit een uitholling van prinsjesdag zou zijn. Ik heb mij daarover wat verbaasd. Waarom heb ik er vorige week voor gekozen om iets te zeggen over de besluitvorming en de gedachtewisseling in de vierhoek en de ministerraad? Al tijden lang praten wij over de inkomensontwikkeling, zo ook voor de zomervakantie. Vorige week begon in de pers het beeld te ontstaan dat de bomen tot in de hemel zouden groeien en dat iedereen in de plus zou komen. Ik heb toen gezegd dat wij een eerlijk verhaal moesten vertellen over de koopkrachtontwikkeling om te voorkomen dat er verkeerde verwachtingen werden gewekt. Dat zat er even aan te komen. In overleg met de leden van de vierhoek en het kabinet heb ik toen een korte presentatie gegeven. Dat was niet een uitzetting van beleid. Ik heb iets gezegd over het streven naar koopkrachtbehoud met de mededeling dat de meeste groepen in de plus zullen zitten, maar dat dit geen garantie is en dat er ook bepaalde groepen in de min zullen komen. Ik heb uiteengezet dat dit samenhangt met het nieuwe zorgstelsel en dat sommige effecten ook beoogd zijn. Ik heb dit weloverwogen gedaan, om de verwachtingen te temperen en om een eenheid te brengen in de presentatie naar buiten.

Vervolgens is de vraag gesteld of dit een nieuwe ontwikkeling is. Ik ben het nog eens nagegaan. Sinds 1995 is het gebruikelijk dat er onderdelen worden gemeld tijdens persconferenties. Minister-president Kok heeft dat gedaan. Er is een bepaalde traditie gegroeid. Het betrof dus het temperen van de verwachtingen; er is niets nieuws onder de zon. Inmiddels krijgt deze discussie door de uitlatingen van professor Vis, van u, voorzitter, en van de heer Rouvoet een extra dimensie. De heer Rouvoet heeft gevraagd naar de verhouding tot artikel 65 van de Grondwet. In dat artikel wordt gesproken van het geven van een uiteenzetting van het beleid. Wat ik vorige week heb gemeld, was geen uiteenzetting van het beleid maar het temperen van een verwachting. Wij moeten het niet zwaarder maken dan het is. Het heeft ook niets te maken met het voor de voeten lopen van het staatshoofd.

De heer Rouvoet vraagt zich ook af waarom besluiten voortijdig naar buiten zijn gebracht. Ik heb helemaal geen besluiten naar buiten gebracht. Ik heb geen getal genoemd, bij het korte persstatement van afgelopen woensdag noch bij de persconferentie. Voor ministers is grote terughoudendheid uiteraard op zijn plaats.

Ik kom bij de "kramp" in de richting van de Tweede Kamer. Het gaat niet om kramp maar om het goed onder ogen zien van wat zich vorig jaar heeft afgespeeld bij het naar buiten brengen van onderdelen van begrotingen. In dat licht hebben wij een embargoregeling voorgesteld. Gehoord het argument van de Kamer dat er voldoende tijd nodig is om de stukken te bestuderen, hebben wij een handreiking gedaan door deze een aantal dagen eerder te verstrekken. Dat is geen kramp maar rekening houden met de gevoelens in deze Kamer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb goed naar de minister-president geluisterd. Hij begon met te zeggen: er is niet zo veel nieuws onder de zon, het was een noodzakelijke correctie op de beeldvorming. Hoe is dat beeld echter ontstaan? Kwam dat niet door uitspraken van bewindslieden uit zijn ploeg? Wellicht wilde de minister-president voorkomen dat het alle kanten op ging en iedereen de pers te woord ging staan, en gaf hij daarom een persconferentie om de samenhang aan te geven? Dat begreep ik vorige week van hem uit de communicatie rond de persconferentie. Ik zou graag zien dat hij mijn vraag op dat punt alsnog beantwoordt: heeft hij tegen de ministers gezegd dat zij niet voortijdig met (delen van) besluitvorming naar buiten mogen treden?

De minister-president zegt voorts: ik heb geen besluiten naar buiten gebracht. Via de persconferentie van de minister-president heb ik een begin van inzicht gekregen in het pakket van maatregelen dat het kabinet voor ogen staat om de gewenste koopkrachteffecten te bereiken in het kader van "het zoet na het zuur". Wat ik daarover weet, komt van de persconferentie van de minister-president, voorzover de ministers die informatie niet al zelf naar buiten hadden gebracht. Mijn vraag blijft daarom staan: waarom heeft de minister-president niet tegen de ministers gezegd dat zij dat niet behoren te doen? Of heeft hij dat wel gedaan en is er niet naar hem geluisterd? Waarom heeft hij besloten tot een persconferentie? Misschien mag ik hem herinneren aan een uitspraak van zijn voorganger, voormalig premier Kok: "Prinsjesdag is prinsjesdag." Vindt de minister-president dat ook? Zo ja, wat zijn de consequenties daarvan voor het bekendmaken van besluitvorming over het nieuwe begrotingsjaar? Als hij vindt dat het zo niet meer kan, wordt dit soort persconferenties dan een verschijnsel dat wij ieder jaar tegemoet mogen zien? Of kunnen wij andere voorstellen verwachten, zoals het vervroegen van prinsjesdag? Het kabinet was daar vorig jaar nog niet voor, maar krachtens de Grondwet bestaat die mogelijkheid wel. Kortom: welke voorstellen heeft de minister-president in gedachten om te voorkomen dat het de komende jaren op dezelfde manier gaat als dit jaar? Ik hoop dat wij het er in ieder geval over eens zijn dat de wijze waarop het nu is gegaan, ongewenst is.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Er zijn natuurlijk vele oorzaken voor de beeldvorming. Voordat het zomerreces begon, kregen wij al vragen van journalisten: wat gebeurt er met het koopkrachtbeeld? Toen heb ik gezegd: ons streven is om zo veel mogelijk te werken aan een positief beeld. Daaruit werd meteen de conclusie getrokken dat er garanties werden gegeven. Om te voorkomen dat een dergelijk beeld ontstaat, moet je als kabinet de verwachtingen temperen en een eerlijk beeld neerzetten. Wij kunnen lang of kort praten over de vraag: hoe is het zo gekomen? Iedereen weet hoe het gaat in augustus: er worden vragen gesteld, er zijn speculaties. Het is dus niet mogelijk om één oorzaak te geven.

Heb ik de ministers toegesproken? Natuurlijk heb ik gezegd: wij moeten uiterst terughoudend zijn met zaken naar buiten brengen. Om te voorkomen dat allerlei indianenverhalen ontstaan, is het wel gebruikelijk om sommige onderdelen bekend te maken. Dat doen wij om informatie te kanaliseren, niet om prinsjesdag uit te hollen maar wel om te voorkomen dat volstrekt onjuiste beelden ontstaan. Dat is niet iets nieuws. Onder mijn voorganger Kok gebeurde dat voortdurend. Overigens veel gedetailleerder dan nu is gebeurd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister-president zegt nu: ik heb de ministers voorgehouden dat zij uiterst terughoudend moeten zijn met het naar buiten brengen van kabinetsbesluiten. Die formulering intrigeert. Uit het weblog van onze minister van Financiën heb ik begrepen dat de minister van SZW – beiden zijn toevallig aanwezig in deze zaal – alvast een deel van het goede nieuws naar buiten mocht brengen. Dat werd hem blijkbaar van harte gegund, omdat hij de afgelopen jaren steeds negatief nieuws naar buiten moest brengen. In hoeverre speelt dat soort overwegingen een rol bij het selectief naar buiten brengen van delen van de kabinetsplannen? Deelt hij de gunnende houding van de minister van Financiën in de richting van de minister van SZW?

Minister Balkenende:

Mijn benadering is dat er behoefte bestaat aan een eerlijk beleid en eerlijke politiek, en dat moet worden voorkomen dat verkeerde beelden worden neergezet. Ik heb te vaak meegemaakt dat werd opgemerkt dat het heel goed gaat en dat er garanties worden gegeven. Dat wilden wij voorkomen. Het is de Kamer ook bekend dat het niet ongebruikelijk is dat voor journalisten en anderen die ons dagelijks opwachten slechts enkele hoofdlijnen worden geschetst. Dat is iets anders dan het uiteenzetten van het totale beleid.

De heer Rouvoet heeft vervolgens gevraagd naar de persconferentie. Er zou een begin zijn gemaakt met besluitvorming. Nadat ik mijn persstatement heb gemaakt, heb ik zowel in de media als van de voorzitter van het CNV niets nieuws gehoord. Het argument was juist dat de premier terughoudend is geweest. Dat was dus niet een presentatie van beginnende besluitvorming. De geciteerde woorden van voormalig premier Kok over prinsjesdag zijn juist. Het is echter niet vreemd dat ik naar aanleiding van de discussie in de vierhoek enkele hoofdlijnen aangeef om te voorkomen dat er verkeerde verwachtingen worden gewekt. Bovendien past dat bij een eerlijke aanpak en doet dat niets af aan de betekenis van prinsjesdag.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Niet al mijn vragen zijn beantwoord, waaronder die over de weblog. Maatschappelijke organisaties zijn van mening dat er nog meer informatie diende te worden gegeven. Dat hoeft voor mij echter geen belemmering te zijn om de vinger te leggen bij de spanning die ik ervaar tussen de rol van de minister-president, de Grondwet en de rol van Hare Majesteit de Koningin.

De heer Van As (LPF):

Het antwoord van de premier komt op mij zeer plausibel over. Nu en dan wordt opgemerkt dat hij het initiatief moet nemen en dat hij de regie in handen dient te nemen. Nu hij dat doet, heeft de heer Rouvoet echter ook commentaar. De heer Rouvoet is over het algemeen genomen zeer gedegen met zijn werk bezig, maar nu zoekt hij naar mijn idee spijkers op laag water.

De heer Bos (PvdA):

Ik vraag de minister-president of het misschien niet tijd is om een andere conclusie te trekken. Naar mijn oordeel constateert hij terecht dat het de afgelopen jaren steeds lastiger is geworden om besluiten van de ministerraad lang geheim te houden. Het maakt niet uit wat de reden daarvan is, bijvoorbeeld lekkende ministers of kranten die zich niet aan embargo's houden. Wellicht heeft de uitbreiding van de elektronische media daarmee ook te maken. Moeten wij die realiteit niet gezamenlijk erkennen en zeggen dat dit ook in het belang is van de democratie en dat dit de duidelijkheid ten goede komt? Het lijkt mij goed dat een besluit van het kabinet zo snel mogelijk openbaar wordt gemaakt en dat wij niet proberen om een illusie levend te houden, namelijk niets zeggen en doen alsof de Koningin ons op prinsjesdag met een geweldig nieuw betoog zal verrassen. Moeten wij daaraan niet de conclusie verbinden dat het beter zou zijn als wij gezamenlijk de functie van prinsjesdag centraal durfden te stellen in het licht van die nieuwe realiteit? Het lijkt mij goed om het ritueel van de koets, de hoedjes en de Ridderzaal te handhaven. Die pracht en praal draagt immers bij aan een mooie opening van het parlementaire jaar. Naar mijn idee is het echter ook goed om de Koningin de gelegenheid te geven om een eigen inhoudelijk en zinvol betoog te houden in plaats van haar een boodschappenlijstje te laten voorlezen dat iedereen al lang kent van de dienstdoende minister-president.

Minister Balkenende:

Wij zijn het erover eens dat pracht en praal bij prinsjesdag past. Prinsjesdag is iets van ons allemaal en het is goed om dat te onderlijnen. Daarna volgen forse debatten. De vraag van de heer Bos is echter intrigerend, want hij spreekt over het wezen van de troonrede. Ook vorig jaar heeft hij dergelijke opmerkingen gemaakt in onder andere radio-interviews. De heer Rouvoet heeft terecht gesproken over artikel 65: het is een uiteenzetting van de hoofdlijnen van beleid. De heer Bos stelt voor om dat artikel te schrappen. Hij geeft de voorkeur aan een meer persoonlijk getint betoog van de Koningin. Naar mijn idee zouden wij constitutioneel verkeerd bezig zijn als wij dat deden. De regering spreekt namelijk metéén mond en prinsjesdag is de dag waarop de voornemens uiteen worden gezet. Als wij aan het verzoek van de heer Bos zouden voldoen, was er sprake van een totaal andere situatie. Dat zou ook de positie van het staatshoofd in de regering raken. Ik ben daarvan geen voorstander. Dat neemt echter niet weg dat het een interessante gedachte is om over te discussiëren.

Naar boven