99ste vergadering

Dinsdag 30 augustus 2005

14.00 uur

Voorzitter: Weisglas

Tegenwoordig zijn 142 leden, te weten:

Van Aartsen, Aasted Madsen-van Stiphout, Adelmund, Albayrak, Algra, Aptroot, Arib, Van As, Atsma, Azough, Van Baalen, Bakker, Balemans, Van Beek, Blok, Blom, Van Bochove, Van Bommel, Bos, Van den Brink, Brinkel, Bruls, Buijs, Bussemaker, Van de Camp, Cornielje, Çörüz, Crone, Van Dam, Depla, Dezentjé Hamming, Van Dijk, Dijksma, Dijsselbloem, Dittrich, Douma, Dubbelboer, Duivesteijn, Duyvendak, Eerdmans, Van Egerschot, Eijsink, Eski, Ferrier, Van Fessem, Fierens, Van Gent, Gerkens, De Haan, Van Haersma Buma, Halsema, Van der Ham, Hamer, Haverkamp, Heemskerk, Van Heemst, Herben, Hermans, Hessels, Van Heteren, Van Hijum, Hirsi Ali, Hofstra, Ten Hoopen, Huizinga-Heringa, Jager, Joldersma, Jonker, Kalsbeek, Kant, Karimi, Koenders, Koomen, Koopmans, Kortenhorst, Koser Kaya, Kraneveldt, De Krom, Kruijsen, Van der Laan, Lambrechts, Van Lith, Luchtenveld, Marijnissen, Mastwijk, Van Miltenburg, Mosterd, Nawijn, De Nerée tot Babberich, Nijs, Noorman-den Uyl, Omtzigt, Oplaat, Örgü, Ormel, De Pater-van der Meer, Rambocus, Roefs, Rouvoet, Samsom, Van der Sande, Schippers, Van Schijndel, Schreijer-Pierik, Slob, Smeets, Smilde, Smits, Snijder-Hazelhoff, Spies, Van der Staaij, Sterk, Straub, Stuurman, Szabó, Tichelaar, Timmermans, Tjon-A-Ten, Varela, Veenendaal, Van Velzen, Vendrik, Verbeet, Verburg, Verdaas, Vergeer, Verhagen, Vietsch, Visser, Van der Vlies, Vos, Bibi de Vries, Jan de Vries, Klaas de Vries, Van Vroonhoven-Kok, Waalkens, Weekers, Weisglas, Wilders, Van Winsen, De Wit en Wolfsen,

en de heer Balkenende, minister-president, minister van Algemene Zaken, de heer Zalm, vice-minister-president, minister van Financiën, mevrouw Dekker, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw Peijs, minister van Verkeer en Waterstaat, en de heer De Geus, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Boelhouwer en Van Oerle-van der Horst, wegens bezigheden elders;

Leerdam, wegens bezigheden elders, de gehele week;

Van Dijken en Timmer, wegens ziekte;

Jungbluth, wegens familieomstandigheden.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Het is voor mij en ons allen een vreugde om elkaar weer te zien na het reces, waarvan, naar ik hoop, Ledenook een deel aan een goede vakantie is besteed.

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de Griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Er is vandaag een brief binnengekomen, gedateerd 30 augustus, van ons medelid – dat kan ik nu nog zeggen – de heer Cornielje. Die brief zal ik met plezier aan u voorlezen.

Geachte voorzitter, beste Frans,

Aan alles komt een einde, zelfs aan een verblijf van ruim 22 jaar op het Binnenhof. Op 31 augustus 2005 zal ik door Hare Majesteit de Koningin worden beëdigd als commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland. Op dezelfde dag vindt ook de installatie plaats. Daarom leg ik morgen het lidmaatschap van de Tweede Kamer neer. U zult begrijpen dat ik dit met gemengde gevoelens doe. Allereerst is er de vreugde over het mooie ambt dat ik mag gaan vervullen in de – en dat zal iedereen vandaag beamen – mooiste provincie van Nederland, de provincie waar ik geboren en getogen ben.

Maar het is ook met enige weemoed dat ik dit huis ga verlaten. In deze lange tijd heb ik op en rond het Binnenhof "gewoond", gewerkt en, jawel, ook gerecreëerd. Het verblijf hier was vanaf het allereerste begin één groot feest voor mij en is dat bijna de gehele periode ook gebleven. Een hoogtepunt vormde mijn benoeming tot lid van uw Kamer op 17 mei 1994, na elf jaar medewerker te zijn geweest. Ook aan de tijd dat wij samen in het fractiebestuur zaten, jij als secretaris en ik als vice-voorzitter van de 38 leden tellende VVD-fractie in de periode 1998-2002, bewaar ik goede herinneringen. In deze periode is de basis voor onze vriendschap gelegd.Voorzitter

Ooit zat ik op kamers op Binnenhof 7, op Koloniën, het voormalige ministerie van Justitie en het voormalige Hotel Centraal. Vandaag, of beter tot en met vandaag, heb ik een kamer met uitzicht op het Binnenhof en de Ridderzaal. Het is het symbolische hart van onze democratie. Het is bijzonder eervol om als een van de 150 leden op deze historische plek te mogen werken. Soms vraag ik mij af of iedereen dat wel altijd ten volle beseft, niet alleen vanwege de staatsrechtelijke kant van de functie, maar ook omdat wij als vertegenwoordigers van de Nederlandse bevolking aanwezig mogen zijn bij tal van traditionele, plechtige, en unieke gebeurtenissen.

Het was voor mij ook een voorrecht om op zoveel verschillende plaatsen in de grote zaal te hebben mogen zitten, zelfs op de stoel van de voorzitter! In de vakken voor de medewerkers, de ambtenaren, als voorlichter dicht bij de journalisten en natuurlijk de laatste elf jaar tussen de leden. Ik ben mijn partij heel veel dank verschuldigd voor alle kansen die zij mij in al die jaren geboden heeft. Er is één vak waar ik nog nooit gezeten heb en waar ik ooit nog hoop plaats te nemen. En dat is ... vak-G. Het vak waar de gasten van de Voorzitter plaatsnemen. Want, geachte collega's, in mijn nieuwe functie hoop ik u nog vele malen te ontmoeten. Hier in Den Haag of in Gelderland, want Gelderland is dichterbij dan je denkt! Natuurlijk nodig ik u bij dezen uit om de grootste provincie van Nederland te bezoeken. Dat kan op locatie, maar ook in het Huis der Provincie. De bijna twee miljoen inwoners van de Veluwe, de Achterhoek, het Rivierenland en het stedelijk Knooppunt Arnhem-Nijmegen zullen uw aandacht ook zeer waarderen (en dat bij verkiezingen tot uitdrukking brengen).

Ik ga u verder geen wijze lessen meer meegeven, hoewel dat een echte onderwijsman niet zou misstaan. Rest mij u allen te danken voor de plezierige samenwerking. Ook wil ik alle medewerkers van de Tweede Kamer die mij in al deze jaren altijd op voortreffelijke wijze hebben ondersteund, of op andere wijze het verblijf in dit huis nog zo veel aangenamer hebben gemaakt, hiervoor heel hartelijk danken. In het bijzonder wil ik in dit kader de griffier, Eveline de Kler, en de staf van de vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap noemen.

Het ga u allen goed!

(Applaus)

De voorzitter:

Geachte heer Cornielje, beste Clemens, u bent geboren en getogen in Lobith. Uw vader was lange tijd burgemeester van Angerlo. U hebt uw middelbareschoolopleiding in Zevenaar gevolgd en de lerarenopleiding in Nijmegen. U was leraar wiskunde in Arnhem en Bemmel. Het eerste deel van uw leven was dus reeds zeer Gelders.

U bent hier begonnen als beleidsmedewerker bij de VVD-fractie. Daarna volgden de functies van politiek adviseur van de vice-minister-president en hoofd Voorlichting van uw fractie. Sinds 17 mei 1994 bent u lid van de Tweede Kamer. Alles bij elkaar waren dat 22 jaren in en rond de Kamer. Als ik u omschrijf als een zeer ervaren en aimabel Kamerlid met groot politiek inzicht en ervaring, zullen velen dat onderschrijven.

Uw maidenspeech hield u al op 17 juni 1994. Onderwerp was het Plan van scholen. Galant bedankte u uw collega van toen én morgen, Jan Franssen, voor de gelegenheid, het woord te voeren. Collega Van de Camp, reeds toen een oudgediende, prees uw gedegen inbreng en zei dat u bewees dat een woordvoerder van een fractievoorzitter een goed Kamerlid kan worden.

Vanaf 2002 hebt u zich als lid van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beziggehouden met het belangrijke, actuele en brede thema veiligheid. Enigszins opmerkelijk was de motie die u onlangs indiende bij het debat over de veiligheidsregio's om de bevoegdheden van de commissaris van de Koningin bij crisisbeheersing te handhaven ... Een motie die overigens met algemene stemmen is aangenomen!

Graag wil ik zeggen dat ik het bewonderenswaardig vind hoe spaarzaam u in al die jaren dat u Kamerlid bent geweest, met het kostbare instrument "motie" bent omgegaan. U hebt in totaal 31 moties als eerste indiener ingediend. Slechts twee daarvan zijn verworpen, acht zijn gewijzigd, vervallen of afgevoerd van de agenda. En 21 van die 31 moties zijn, al dan niet met algemene stemmen, aangenomen. Dat is niet mis!

Van 1994 tot 2002 was u woordvoerder onderwijs en hebt u aan talloze overleggen en debatten over dat onderwerp deelgenomen. Als ik zo eens wat kernwoorden uit uw inbrengen haal, kan ik noemen: de Zwolse variant in beroepsonderwijs, de leerwerkvariant, de schoolbegeleidingsmiddelen in handen van scholen, de verhoging van schoonmaakvergoedingen in het basisonderwijs, steun voor newMetropolis, verkenning lerarenbeleid van de 21ste eeuw en de veiligheid op scholen. Op al deze onderwerpen, en op zeer vele andere, hebt u een overduidelijk stempel gedrukt.

U was in uw politieke opstelling altijd zeer trouw aan uw principes. Vele malen hebt u betoogd dat het motto moet zijn: recht doen aan verscheidenheid. Mensen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig, zei u. Hoewel u niet snel uw fractie- of partijprogramma zal afvallen, hebt u vorig jaar november als enige VVD'er toch tegen een motie van een fractiegenoot gestemd. Die situatie deed u pijn. Met de motie werd getracht, de groei van het islamitisch onderwijs tegen te gaan door te voorkomen dat leerlingen op een school nog maar uit één etnische minderheid bestaan. In een stemverklaring zei u dat voor u niet vaststond dat de motie de vrijheid van onderwijs voor alle burgers in het land ten volle respecteert. De vrije schoolkeuze van ouders is voor u een liberale kernwaarde. Nog altijd draagt u de tekst van artikel 23 van de Grondwet in de binnenzak van uw jas. Met dat kaartje verdedigde u acht jaar lang het recht op vrije schoolkeuze van ouders, maar u gebruikte het ook voor uw strijd om de fusie tussen openbare en bijzondere scholen mogelijk te maken, de zogeheten samenwerkingsscholen. Na een jarenlang debat ging de Kamer daar vorig jaar mee akkoord.

Geachte heer Cornielje, beste Clemens. Al deze wapenfeiten op een rij – en er zijn er nog veel meer – zeggen nog niet hoezeer u als Kamerlid en persoon wordt gewaardeerd. U bent integer, een bruggenbouwer, en u bezit grote sociale vaardigheden. Er is veel waardering voor de wijze waarop u vele jaren hebt gefunctioneerd als voorzitter van de commissie OCW én vele malen als plaatsvervangend voorzitter van de plenaire Kamervergaderingen. De Kamer en ikzelf zijn u daar zeer dankbaar voor. U was uniek in de combinatie van een milde gemoedsstemming en een streng voorzitterschap, waarbij u iedereen in zijn waarde liet. Met uw humorvolle en soms wat onderkoelde opmerkingen wist u de leden te bespelen als een orkest.

U schrijft dat u ons geen wijze lessen wilt geven. Maar laat ik u toch citeren uit een krant van vanochtend: "De politiek moet terug naar de hoofdzaak: mensen moeten kunnen kiezen voor idealen. Niet voor personen."

Met uw benoeming tot commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland keert u terug naar uw bakermat. Ik ben ervan overtuigd dat u daar met dezelfde grote toewijding aan het werk zult gaan en wens u alle succes toe in uw nieuwe functie. Ik weet dat ik namens iedereen in deze zaal spreek als ik zeg: we zullen u missen. We hopen u hier nog vaak te zien in vak-G.

Ten slotte doet het mij veel plezier u te kunnen meedelen dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd u de onderscheiding toe te kennen van Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ik zal u nu graag de daarbij behorende versierselen opspelden.

(De voorzitter speldt de heer Cornielje de bij de onderscheiding behorende versierselen op.)

(Applaus)

De voorzitter:

Het leven gaat door, evenals onze werkzaamheden. Ik deel verder mede dat van het ontslag van de heer Cornielje mededeling is gedaan aan de voorzitter van het Centraal Stembureau en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ik geef het woord aan mevrouw Kalsbeek tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.

Mevrouw Kalsbeek:

voorzitter der commissie

De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer Van Schijndel te Amsterdam. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat hij terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de eden of de verklaringen en de beloften af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer Van Schijndel is in het gebouw der Kamer aanwezig.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Van Schijndel door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.

De voorzitter:

Het is mij een genoegen u als eerste te mogen feliciteren met uw benoeming. Ik verzoek u, de presentielijst te tekenen en in ons midden plaats te nemen.

Op een later moment zal ik de vergadering schorsen om de leden in de gelegenheid te stellen om u te feliciteren. Toch moeten uitzonderingen mogelijk zijn, dus laat ik van deze gelegenheid gebruikmaken om u als eerste te feliciteren. Er komt ook een mooie bos bloemen voor u aan!

Naar boven