Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 2 juni 2005 over modernisering van het huurbeleid.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Anita Schultz woont en werkt als bejaardenhulp in De Pijp. Haar particuliere huurwoning heeft een WOZ-waarde van € 220.000, zij verdient net te veel om in aanmerking te komen voor huursubsidie en in 2010 blijkt in Amsterdam het aantal afgesproken woningen te zijn gebouwd. Toch is er dan nog woningnood, de huren worden vrijgegeven. De woningmarkt is krap; dit betekent hoge huren en ondanks alle mooie woorden van D66 en CDA kan zij geen kant op. Dan maar naar Alkmaar, zo hoor ik de woordvoerder van de CDA-fractie al zeggen; jammer voor de bejaarden in de Pijp die Anita helpt. Tegen deze achtergrond dien ik mede namens de fracties van GroenLinks en de SP een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat liberalisering alleen kan in een woningmarkt waar bewoners iets te kiezen hebben;Depla

overwegende dat er woonregio's zijn die, ook al worden de regionale bouwafspraken gehaald, in 2010 nog steeds een woningtekort van meer dan 1,5% hebben, zodat bewoners niets te kiezen hebben;

overwegende dat niet de woningbouwproductie, maar het werkelijke woningaanbod bepaalt of bewoners iets te kiezen hebben;

spreekt uit dat er in alle woonregio's waar in 2010 het feitelijk woningtekort hoger is dan 1,5%, geen verdere stappen gezet worden om te komen tot liberalisering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Gent en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(27926).

De heer Depla (PvdA):

Hogere huren leiden niet tot meer woningen, de financiële reserves van corporaties zijn enorm. Daarom dien ik ook hierover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huurmatiging met het oog op de in het sociaal akkoord afgesproken loonmatiging voor de komende twee jaar dringend gewenst is;

overwegende dat in het zogenaamde overgangsgebied de totale huurverhoging door het ontbreken van de huursombeperking beduidend hoger uitvalt dan in de gereguleerde huursector;

verzoekt de regering, de huursombeperking tot 2008 ook van toepassing te verklaren op het overgangsgebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Gent en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(27926).

De heer Depla (PvdA):

Het ministerie draagt ambtelijk een andere boodschap uit over de precieze techniek uit dan de boodschap die de minister voor ons leek te hebben. Ik spreek met nadruk van "leek" en ik hoop dat er aan het eind van dit debat duidelijkheid op dit punt zal zijn. Maar om aan de onzekerheid in ieder geval een einde te maken dien ik nog een motie in. Ik hoop dat de minister deze als overbodig zal aanmerken, dan hebben wij ook duidelijkheid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat als in een woonregio de bouwafspraken in 2008 niet gehaald zijn, de extra huurverhogingen van 3% boven de inflatie in 2009 en 4% in 2010 opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden;

spreekt uit dat er ook bij het halen van de bouwproductieafspraken in 2008 tot 2010 geen huurwoningen mogen overgaan van het overgangsgebied naar het geliberaliseerde gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Gent en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65(27926).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. De minister schrijft telkens dat de grens van de WOZ-waarde zo hoog gelegd zal worden dat het aandeel van de geliberaliseerde huurwoningen in het totale bestand op 1 juli 2006 5% zal blijven. De heer Van Bochove antwoordt hetzelfde aan alle verontruste huurders die hem schrijven. Maar in de tabel die ons bij de schriftelijke gedachtewisseling is voorgelegd, staat gewoon dat vanaf 1 juli 2006 niet 5%, maar 10% van de huurwoningen geliberaliseerd zal zijn. Ik heb hierover al een paar keer opheldering gevraagd, maar ik heb nog steeds geen reactie gekregen. Ondanks alle mooie beloften zijn deze cijfers nog steeds niet weerlegd, dus voor de zekerheid dien ik ook hierover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat per 1 juli 2006 alleen de 5% van de huurwoningvoorraad die al was geliberaliseerd, dat ook blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Gent en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66(27926).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik hoop dat de minister ook deze motie overbodig verklaart.

Het huurbeleid bevordert segregatie, omdat in de betere buurten de huurprijzen worden vrijgegeven. Om dit effect enigszins te beperken, dien ik mede namens SP en GroenLinks de volgende twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat socialehuurwoningen gebouwd worden met het oogmerk bereikbaar te zijn voor de lagere inkomens;

overwegende dat een deel van deze nieuwbouwwoningen door de gekozen systematiek vrijwel direct in het geliberaliseerde gebied zal vallen;

constaterende dat het daardoor onmogelijk wordt gemengde wijken te bouwen;

verzoekt de regering, vast te leggen dat nieuwe socialehuurwoningen, gebouwd door de corporaties, niet mogen worden geliberaliseerd zonder goedkeuring van de desbetreffende gemeente,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Gent en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67(27926).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten een formele positie dienen te hebben voor die gevallen, waarbij het maken van prestatieafspraken met woningbouwcorporaties stagneert over het aantal en de locaties van de betaalbare huurwoningen in verband met bestrijding van de segregatie en beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen voor de inwoners van de gemeente;

spreekt uit dat de wettelijke regelingen van de versterking van de positie van de gemeenten van kracht moeten zijn voordat de corporaties bepalen, welke huurwoningen in het gereguleerde overgangsgebied of liberaliseringsgebied gaan vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68(27926).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. De meeste mensen zullen na deze zes moties al de draad zijn kwijtgeraakt, maar de huurplannen van deze minister zijn zo ingewikkeld dat huurders, verhuurders, gemeenteambtenaren en soms de minister zelf het allemaal niet meer precies kunnen volgen. Daarom dien ik mede namens GroenLinks de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huurbeleid begrijpelijk moet zijn voor huurders en bestuurders;

overwegende dat er minimaal 42 verschillende situaties zijn voor huurders;

overwegende dat het voor huurders daarom volstrekt onduidelijk is, welke huurverhogingen hij of zij de komende jaren te verwachten heeft;

overwegende dat dit de kloof tussen politiek en samenleving verder zal doen vergroten;

verzoekt de regering, met eenvoudige voorstellen voor het huurbeleid te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69(27926).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. De minister is het volgende lid van het kabinet dat een onzalige systeemwijziging op haar naam wil brengen. De PvdA ondertekent daarom de GroenLinks-motie om het huiswerk over te doen. Anders moeten we de kiezers in 2007 vragen, dat te doen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben lang en breed met elkaar gesproken over het nieuwe huurbeleid. Er zijn veel stukken geweest, berekeningen, uitkomsten, toekomstperspectieven, en ik moet zeggen dat de GroenLinks-fractie niet enthousiast blijft over deze plannen. Uiteindelijk komt het er toch op neer dat de zoveelste rekening, een forse rekening van € 250 mln., wordt neergelegd bij huurders. Wij weten hoe dat werkt: de corporaties zijn geen liefdadigheidsinstellingen. Uiteindelijk zullen ze die € 250 mln. op de een of andere manier terug willen krijgen. Er zijn nog steeds onzekerheden over de bouwhoeveelheid en de keuzevrijheid. Ik word daar niet vrolijk van. Huurders hebben het moeilijk in Nederland, met lange wachtlijsten, continue huurverhogingen en kortingen op de huursubsidie. Nu weer die € 250 mln. die als een zwaard van Damocles boven de hoofden van de huurders hangt. Dat kan eerlijker en beter. Daarvoor kunnen andere oplossingen gezocht worden in de begroting van het kabinet.

Na deze opsomming zou je chagrijnig in een hoekje kunnen gaan zitten. Ik moet zeggen dat ik er wel eens chagrijnig van wordt dat deze plannen geaccepteerd worden door de gehele coalitie, terwijl D66 en het CDA aanvankelijk tegensputterden. Nu lijken zij toch door de bocht te zijn gegaan. Het laatste woord is hier zeker nog niet over gesproken, want wij zullen op een aantal dingen terugkomen. Het lijkt mij goed als dit anders aangepakt wordt. Om bescherming in te bouwen als deze plannen doorgaan, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de voorgestelde hervorming van het huurbeleid vraagt om ongelukken;

verzoekt de regering, haar plannen met betrekking tot het huurbeleid op te schorten en met uitvoerbare voorstellen te komen die steun krijgen van huurders, verhuurders en gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Depla en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70(27926).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Deze motie is met name zo belangrijk omdat er maatschappelijk en politiek een grote oppositie is tegen de voorstellen. Er lijkt een deal gesloten te zijn, maar dat is slechts met een deel van de corporaties gebeurd. Wij vinden dat huurders en gemeenten daar tot nu toe te weinig bij betrokken zijn geweest.

Bij de verdere uitwerking van de huurplannen vraag ik de aandacht voor twee zaken. Daarover dien ik de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de hervorming van het huurbeleid verder wordt uitgewerkt;Van Gent

overwegende dat een effect hiervan kan zijn dat individuele huurders gedwongen worden te verhuizen omdat zij de geliberaliseerde huur van hun woning niet meer kunnen opbrengen;

verzoekt de regering, bij het uitwerken van het huurbeleid vast te leggen dat gedwongen verhuizingen om financiële redenen, zeker wanneer het om ouderen gaat, moeten worden voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Depla en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71(27926).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de hervorming van het huurbeleid verder wordt uitgewerkt;

overwegende dat deze hervorming ertoe kan leiden dat huurders zich als gevolg van mogelijk forse huurverhogingen genoodzaakt zien te verhuizen naar een goedkopere woning;

verzoekt de regering, vast te leggen dat in dergelijke gevallen deze huurders recht hebben op een verhuiskostenvergoeding van minimaal € 5000,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Depla en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72(27926).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Allereerst deel ik mee dat ik in dit debat mevrouw Van Velzen vervang omdat zij op dit moment aanwezig is bij een belangrijk debat over walvissen. Haar naam staat echter wel onder een aantal moties.

Voorzitter. Het lijkt erop alsof het kabinet er veel aan gelegen is om zo veel mogelijk huurders zo snel mogelijk hun huis uit te jagen. Ruim een halfjaar na het bekend worden van de liberaliseringsplannen van deze minister is er voor de goede lezer helaas vrijwel niets veranderd, ondanks de vele terechte protesten. Nog steeds worden op termijn 600.000 huurders het geliberaliseerde gebied ingejaagd, waarmee zij hun huurbescherming kwijtraken en straks slechts de keuze hebben tussen veel meer betalen of gewoon oprotten. En dat alles vanwege de hoop van deze minister dat daardoor straks meer beleggers bereid zijn om in nieuwe huurwoningen te investeren. Hiervoor is geen enkel bewijs, laat staan dat er duidelijke aanwijzingen zijn of dat er fatsoenlijk onderzoek aan ten grondslag ligt.

Het is wrang dat veel huurders met middeninkomens, die bij de afgelopen verkiezingen CDA, D66 of misschien zelfs wel VVD gestemd hebben, gedupeerd zullen worden door dit voorstel. Van je vrienden moet je het hebben! Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie dit liberale huurbeleid afwijst. Dat hebben wij in alle debatten ook duidelijk verwoord. Om deze reden hebben wij moties van de heer Depla en mevrouw Van Gent, die nu al ingediend zijn, mede ondertekend en gesteund. Ik heb zelf echter ook nog twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - meer doorstroming gewenst is op de woningmarkt;

  • - de verwachting is dat door de verregaande liberaliseringsplannen van dit kabinet de huren zullen stijgen en doorstroming zal stagneren;

  • - deskundigen stellen dat de gewenste doorstroming mogelijk juist bereikt wordt door het verhogen dan wel afschaffen van de huidige liberaliseringsgrens (zodat alle huurders onder het gereglementeerde deel vallen), omdat huurders eerder geneigd zijn door te stromen naar een duurdere huurwoning, indien zij zich verzekerd weten van huurbescherming;

  • - de regering tot op heden geen alternatieve mogelijkheden dan de liberalisering van de woningmarkt heeft onderzocht;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de effecten op doorstroming in de huurwoningmarkt van het verhogen dan wel afschaffen van de liberaliseringsgrens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73(27926).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de woningmarkt alleen vlot getrokken kan worden door de integrale aanpassing van de grondpolitiek en het beleid voor de huur- en koopsector;

  • - deze visie, zoals gevraagd in de motie-Giskes, in voorbereiding is en medio juli gereed is;

draagt de regering op, niet eerder met een plan tot wijziging van het huurbeleid te komen dan het moment waarop er een visie op de totale woningmarkt is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Depla. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(27926).

De heer Hofstra (VVD):

Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie gaat ervan uit dat er twee grote problemen zijn in onze woningmarkt. Het ene probleem is dat er te weinig eigen woningen zijn. Het andere probleem is dat er een DDR-achtige regulering van de huurwoningen is. En dat met een zelfredzame bevolking! Het is dus heel goed dat de minister het heeft aangedurfd om het huurbeleid zo te veranderen dat het meer de goede kant op gaat. Daar prijzen wij haar voor. Daarmee bedoelen wij dat er een betere afstemming komt tussen aan de ene kant de hoogte van de huur en aan de andere kant de kwaliteit, de grootte en de locatie van de woning. 5% is nu geliberaliseerd en dat blijft zo en 20% komt in een overgangsregime. Op naar liberalisering, zou ik zeggen. 70% blijft gereguleerd. Er zijn ook waarborgen geschapen om de huren niet explosief te laten stijgen, zeker niet voor bestaande huurders. Wij vinden het hele pakket dus evenwichtig. Overigens zijn de stapjes wel wat kleiner dan wij gewild hadden, maar wij moeten op een gegeven moment ook afspraken met elkaar maken.

De minister weet dat wij ons nog wel afvragen hoe het mogelijk zal zijn om in de toekomst af en toe bepaalde woningen te liberaliseren, maar daar komen wij graag op terug aan het eind van het jaar als de minister met een voorstel komt voor het woningwaarderingsstelsel. Wij zijn blij dat wij na maanden debatteren vandaag een punt achter dit belangrijke dossier kunnen zetten. Wij wensen de minister veel succes met de invoering en de uitvoering van deze plannen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Na de voorgaande geluiden is het goed om vast te stellen dat de huren per 1 juli aanstaande stijgen met een percentage dat het laagste is van de afgelopen tien jaar. Bovendien stel ik vast dat de normhuur op 1 juli aanstaande daalt met 0,6% in plaats van dat die stijgt met 1,8%. 75% van de voorraad blijft beschikbaar voor huurders met een inkomen tot aan de ziekenfondsgrens. De huurontwikkeling in dit deel van de voorraad blijft beperkt. Het overgangsgebied, 20% van de voorraad, blijft bestaan tot ten minste 2010. Ik hecht er waarde aan dat de minister dat in dit debat nog eens bevestigt. Daarnaast is lokaal maatwerk mogelijk – ik verwijs naar de brief van 4 februari 2005 – door het hanteren van een andere WOZ-grens. Zo zal het gereguleerde gebied in een enkele regio boven de 75% moeten liggen, gezien de omvang van de doelgroep. De minister schrijft in haar brief van 4 februari deze benadering ook te handhaven voor het overgangsgebied. Daarbij is het duidelijk dat wat geliberaliseerd is, geliberaliseerd blijft, ook al ligt dat in een enkele regio op 8%. Grote schommelingen en ongewenste situaties worden op deze manier voorkomen. De onderscheiden doelgroepen worden op deze manier bediend. Geliberaliseerd mag er worden als het woningtekort generiek op 1,5% ligt.

De CDA-fractie stelt, in tegenstelling tot wat anderen zojuist suggereerden, vast dat door haar inzet veel is bereikt. Het feit dat de percentages voor het woningtekort, 2,2 in 2008 en 1,5 in 2010, regionaal kunnen worden toegepast, een verzoek mede van de CDA-fractie, is een goede aanscherping van de voorstellen van de minister.

Feitelijk gaat het nieuwe huurbeleid per 1 juli 2006 in. De CDA-fractie roept de minister daarom op om de uitwerkingsvoorstellen, voorzover deze door het parlement moeten worden vastgesteld, tijdig naar de Kamer te sturen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is een mooi voorbeeld van eerst het zoet en dan het zuur. U houdt namelijk een goednieuwsverhaal, terwijl u tegelijkertijd accepteert dat er € 250 mln. wordt bezuinigd. Die bezuiniging is natuurlijk de grote, dikke, vette adder onder het gras van deze voorstellen. Het is verder nog maar helemaal de vraag hoe het in latere jaren voor mensen uitwerkt. Die € 250 mln. moet immers door de huurders worden opgebracht, want de corporaties gaan het echt niet zelf betalen.

De heer Van Bochove (CDA):

Als gevolg van de opstelling van de CDA-fractie zijn de oorspronkelijke voorstellen aangepast. Zo kunnen de voorstellen pas worden uitgevoerd als er voldoende voorraad is. Verder is het juist dat de verhuurders die € 250 mln. met elkaar zullen moeten opbrengen. De verhuurders mogen dat voor een deel doen door de huren te verhogen. Op die manier krijgen ze het hele bedrag zeker niet bij elkaar en dat betekent dat ze het voor een deel ook uit hun eigen vermogen zullen moeten halen. Dat eigen vermogen is daarvoor zeker toereikend.

De heer Depla (PvdA):

U hebt eerder gezegd dat je niet moet liberaliseren als er woningtekort is omdat liberalisering dan wel tot ongelukken moet leiden. U gaat nu echter wel akkoord met een voorstel waardoor in de regio's Amsterdam, Utrecht, Den Bosch in 2010 nog steeds een woningtekort zal zijn. Waarom accepteert u wel dat in deze regio's ongelukken gebeuren?

De heer Van Bochove (CDA):

Voor nagenoeg alle regio's kan men passende en sluitende maatregelen nemen, zie de correspondentie van de Kamer met de minister. In een enkele regio zal een oplossing moeten worden gevonden door de naburige regio's erbij te betrekken. Dat heeft alles te maken met de grote aanzuigende werking die een bepaald woongebied, met name Amsterdam, heeft. Als men daar wat verder kijkt, bijvoorbeeld naar Haarlem, Hilversum en Alkmaar en de ROA-gemeenten, kan het overgrote deel van het percentage worden gehaald.

De heer Depla (PvdA):

De huren in Amsterdam, Utrecht en Den Bosch gaan dus omhoog, want als je de schaal maar groot genoeg maakt, is er nooit een tekort. De huren in Amsterdam zullen dus exploderen en u vindt dat de mensen die die huren niet kunnen opbrengen dan maar naar Alkmaar, Almere of Haarlem moeten verhuizen.

De heer Van Bochove (CDA):

Al die mensen hebben een huurcontract. Dat contract moet gerespecteerd worden. Verder moet er ook in die gebieden een voldoende grote woningvoorraad zijn voor mensen met een inkomen tot en met de ziekenfondsgrens. Die woningvoorraad blijft intact en daardoor wordt het mogelijk, zeker omdat er ook in Amsterdam en de regio Amsterdam woningen aan de voorraad worden toegevoegd, om diegenen die te goedkoop wonen, naar bij hen passende woningen te laten verhuizen. Voor de mensen die op deze woningvoorraad zijn aangewezen, komen dus wel degelijk woningen beschikbaar.

De vergadering wordt vijf minuten geschorst.

Minister Dekker:

Voorzitter. Om misverstanden te voorkomen en om in één keer duidelijkheid te geven over het kader van dit huurbeleid, hoop ik dat u mij toestaat om zo klip en klaar mogelijk nog eens neer te zetten hoe ver wij zijn gekomen na alle beraadslagingen.

Naar aanleiding van verschillende AO's en door mij bevestigd in verschillende brieven, hebben wij afgesproken dat er één gereguleerd gebied is, macro gesteld op 75%. In dat gereguleerde gebied dient de doelgroep tot aan de ziekenfondsgrens te worden gehuisvest. In dat gereguleerde gebied geldt een aantal percentages voor huurverhogingen die staan beschreven, namelijk 1,5, 1,5, 2,5, 2,5 en 3. Na overweging hebben wij gezegd dat het toch beter zou zijn om een overgangsgebied in te stellen voordat er kan worden geliberaliseerd. Er komt een overgangsgebied van 20%, op macroniveau gezien. In dat overgangsgebied geldt een tweetal beschermingsreeksen. Op de eerste plaats is dat de reeks van de percentages zelf, namelijk 2, 3, 3,5 en 4. Die gelden voor dat overgangsgebied. Op de tweede plaats geldt in dat overgangsgebied ook nog een huurprijsplafond voor zittende huurders en voor huurders die instromen omdat er geen mogelijkheid is om in het gereguleerde gebied een woning te vinden.

Ik wil dat nog eens nadrukkelijk stellen, omdat wij vervolgens hebben gezegd dat niet alleen de huurprijsregeling aan de orde is, maar dat er vooral prestaties moeten worden geleverd door de verhuurders en de ontwikkelaars. Die prestaties heb ik ook benoemd. Wij meten die prestaties in 2008 op 2,2% van het woningtekort en in 2010 op 1,5% van het woningtekort. Dat zijn de kaders waarover het gaat. Vervolgens hebben wij gezegd dat het huurprijsplafond niet meer wordt gebaseerd op 5,4% van de WOZ-waarde, maar vanuit hetzelfde perspectief wordt gebaseerd op het woningwaarderingsstelsel plus 10%. Dat is het uitgangspunt. Ik denk dat het goed is, dit nog eens te noemen. Hiermee is het kader opnieuw gesteld. Nu kan ik reageren op de moties en verklaren waarom mijn antwoorden zijn zoals ze zijn. Ik zal de moties behandelen in de volgorde waarin ze zijn genoemd. Ik heb misschien niet altijd het juiste nummer voor mij, maar ik hoop dat u mij dat niet kwalijk neemt.

De eerste motie van de heer Depla spreekt uit dat in alle woonregio's waar het feitelijk woningtekort in 2010 hoger is dan 1,5%, geen verdere stappen tot liberalisatie worden ondernomen. Ik heb altijd gezegd dat het tweede ijkmoment in 2010 ligt. Dat is 1,5%. Dan zullen wij bezien of er kan worden geliberaliseerd. Dat meetmoment van 1,5% is het uitgangspunt. Dat is opgebouwd op basis van de afspraken in de regio. Wij hebben gezegd dat regionale woningbouwafspraken van belang zijn, omdat wij alleen in de regio kunnen kijken of zij zijn gerealiseerd. In de regio zullen ook de percentages van gereguleerd gebied gelden, afhankelijk van de doelgroep die wij moeten huisvesten. Het geliberaliseerde gebied is en blijft 5%. Ook dat hebben wij nadrukkelijk uitgesproken. Daartussen is een overgangsgebied. Zowel het geliberaliseerde gebied als het overgangsgebied wat dan ontstaat kan variëren, afhankelijk van de doelgroepen die wij eerst moeten huisvesten. Ik ontraad dus aanvaarding van deze motie. Wij hebben daar alles van gezegd wat er te zeggen valt. Zoals ik al eerder heb gezegd, is die 1,5% het meetmoment.

De heer Depla (PvdA):

Ik ben een beetje verbaasd. De minister zegt eerst dat wij dit precies hebben afgesproken, namelijk dat wij in 2010 naar het tekort kijken. Ik dacht dat zij de motie overbodig zou verklaren. Nu zegt zij dat de motie ongewenst is. Hoe kan dat nou? Waar zit het verschil tussen het beleid van de minister en hetgeen in deze motie wordt voorgesteld?

Minister Dekker:

Ik wijs op de laatste zin van de motie. Daarin is naar mijn idee alles verwoord. In die zin staat dat in alle regio's waar het feitelijke woningtekort in 2010 hoger is dan 1,5% geen verdere stappen zullen worden gezet. Wij zullen in ieder geval meten wat het percentage is. Het moet daadwerkelijk 1,5 zijn. Zoals de Kamer weet, heb ik die marge de vorige keer weggehaald. Als de heer Depla met die tekst aangeeft dat het uitgangspunt om het woningtekort te meten in ieder geval 1,5% is, verneem ik dat graag van hem. Dat heb ik eerder namelijk ook aangegeven. De heer Depla heeft bij de overwegingen echter aangegeven dat niet de woningbouwproductie bepaalt of de bewoner iets te kiezen heeft, maar het werkelijke woningaanbod. Op dat punt verschil ik met hem van mening. Ik heb nadrukkelijk aangegeven dat het om de woningbouwproductie gaat. Als de heer Depla zegt dat hij het eerste punt loslaat omdat dit betrekking heeft op de gerealiseerde woningen, zijn wij het met elkaar eens. Anders is dat niet het geval.

De heer Depla (PvdA):

Dan komen wij heel dicht bij elkaar. Ik zal de tekst bij het derde bolletje met genoegen schrappen als de minister zegt dat in 2010 het feitelijke woningtekort haar vertrekpunt is en dat dit voor elke regio geldt in plaats van gemiddeld voor Nederland.

Minister Dekker:

Dan zullen wij spreken over de woningbouwafspraken in de regio.

De heer Depla (PvdA):

Nee. In de laatste zin wordt gedoeld op het feitelijke woningtekort. De minister gaat uit van de prestatieafspraken, ofwel de papieren werkelijkheid. Ik ga echter uit van het feitelijke woningtekort.

Minister Dekker:

Als dat het geval is, ontraad ik de Kamer deze motie aan te nemen.

Met zijn tweede motie verzoekt de heer Depla de regering om de huursombeperking tot 2008 ook van toepassing te verklaren op het overgangsgebied. Dat zal de regering niet doen. De huursombeperking was namelijk bedoeld voor de corporaties in het gereguleerde percentage en het gereguleerde gebied. Naar mijn idee is er sprake van voldoende beperkingen in het overgangsgebied en dient de huursombeperking uitsluitend te blijven bestaan in het gereguleerde gebied. Daarom ontraad ik de Kamer deze motie aan te nemen.

Met de derde motie vermengt de heer Depla bepaalde zaken. Met die motie pleit hij ervoor de extra huurverhogingen van 3% boven inflatie in 2009 en 4% in 2010 opnieuw tegen het licht te houden, als in een woonregio de woningafspraken in 2008 niet zijn nagekomen. De heer Depla geeft in die motie ook aan dat geen huurwoningen overgaan van het overgangsgebied naar het geliberaliseerde gebied, ook niet als de bouwproductieafspraken in 2008 en 2010 worden nagekomen. Wij hebben nadrukkelijk afgesproken dat het woningtekort in 2008 niet meer dan 2,2% moet zijn. De eerste meting wordt dus in 2008 gedaan. In 2010 – dan vindt de tweede meting plaats – dient het woningtekort niet meer te zijn dan 1,5%. Tussentijds gelden de woningbouwafspraken die ik daar heb gemaakt. Wij hebben gezegd dat wij nagaan wat er in 2008 gebeurt. Als het woningtekort dan niet 2,2% bedraagt, hebben wij een nieuw moment om dat nadrukkelijk te bepalen. Wij schuiven door met 3% en 4% in dat overgangsgebied als wij die doelstelling wél halen. Hetzelfde geldt voor 2010: als de doelstelling van een woningtekort van 1,5% in dat gebied is gerealiseerd, kan er worden geliberaliseerd.

De heer Depla (PvdA):

Dan blijft er nog één element over. Als in 2008 aan de woningbouwafspraken in de regio is tegemoetgekomen, vraag ik mij af of die woningen in het overgangsgebied op dat moment zullen worden geliberaliseerd of dat die tot 2010 onveranderd in het overgangsgebied zullen blijven.

Minister Dekker:

Ik herhaal dat het overgangsgebied zoals wij dat hebben geformuleerd, voor zittende huurders zal blijven bestaan. Ook de heer Van Bochove duidt daarop.

De heer Depla (PvdA):

Als de geplande woningbouwproductie in 2008 is gerealiseerd, zullen die woningen van de nieuwe huurders dus meteen tot het geliberaliseerde segment behoren? Daar verandert het dus niet. De minister zegt wel toe dat het ministerie nu niet meer zal zeggen dat het overgangsgebied in 2008, als er is gebouwd, zal verdwijnen. Ik neem dus aan dat dit blijft bestaan.

Minister Dekker:

Ik herhaal wat ik eerder heb gezegd en waar de heer Van Bochove op duidt. Het overgangsgebied voorziet erin dat bescherming voor de zittende huurders blijft bestaan.

De heer Depla (PvdA):

Als de woningbouwproductie in 2008 is gehaald, dan gaan die woningen voor nieuwe huurders meteen naar het geliberaliseerde segment. Dat verandert dus niet en dat zegt u dus niet toe. U zegt wel toe dat het ministerie ophoudt naar buiten te brengen dat het overgangsgebied in 2008 verdwijnt als er is gebouwd. Het overgangsgebied blijft dus gewoon bestaan?

Minister Dekker:

Daarom kwam ik straks ook met dat kader. Ik zal nog een keer herhalen wat mijn ministerie zal gaan uitspreken. Wij hebben het overgangsgebied gekozen om bescherming te verlenen aan de huurders. Daarvoor hebben wij een gematigde reeks ingevoerd die u hebt gezien. Vervolgens hebben wij een huurprijsplafond ingebracht. Het huurprijsplafond is vooral bestemd voor zittende huurders. Als er nieuwe huurders in de periode voor het meetmoment van 2008 van buiten komen die geen woning kunnen vinden in het gereguleerde gebied en in het overgangsgebied komen, dan geldt daarvoor ook de reeks en het huurprijsplafond. Wij meten in 2008 en dat is 2,2%. Wij hebben gezegd dat het overgangsgebied voor de zittende huurders blijft bestaan. Nieuwe huurders die binnenkomen kunnen een geliberaliseerd contract aangeboden krijgen. Dat is de werkelijkheid en zo zal het ook worden gecommuniceerd. Daarmee heb ik volgens mij antwoord gegeven op de vraag die de heer Depla heeft geformuleerd, maar toch net iets anders dan ik het hier heb uitgesproken. Daarom ontraad ik aanname van de motie.

De motie-Depla c.s. op stuk nr. 66 waarin wordt gesteld dat per 1 juli 2006 alleen de 5% huurwoningvoorraad mag zijn geliberaliseerd die nu ook al is geliberaliseerd, is overbodig. Ik heb dat namelijk al aangegeven.

De voorzitter:

De heer Depla had expliciet gevraagd of deze motie overbodig is. Betekent dit dat de motie kan worden ingetrokken?

De heer Depla (PvdA):

Als de minister tenminste ook iets zegt over vraag 58. In die vraag wordt helder gesteld dat het niet om 5%, maar om 10% gaat, want 5% van het bestaande plus 5% van het gereguleerde wordt bij elkaar 10%. Als die tabel ook niet meer klopt, dan wil ik mijn motie met vreugde intrekken. De minister kan niet zeggen dat het 5% blijft, terwijl zij tabellen bij haar antwoorden stuurt waaruit blijkt dat het naar 10% groeit. Ik vraag elk debat om antwoord op vraag 58 en ik krijg het maar niet en nu dus weer niet.

Minister Dekker:

Ik had de indruk dat de heer Depla naar de bekende weg vroeg: 5% geliberaliseerd is en blijft 5% geliberaliseerd. Bij de toedeling in de woningbouwafspraken per regio is het eerste uitgangspunt dat wij bepalen hoe groot de woningvoorraad en het percentage moet zijn voor de doelgroep tot aan de ziekenfondsgrens. Je kijkt vervolgens naar het geliberaliseerde gebied. Dat zal niet altijd precies 5% zijn, maar dat zal eromheen zweven. Ik heb zojuist het overzicht aangereikt gekregen waarop de heer Depla duidt voor wat betreft vraag 58 uit mijn antwoorden. Ik hoop dat u mij toestaat om daarop apart terug te komen.

De voorzitter:

Prima.

Minister Dekker:

Ik kom nu te spreken over de motie-Depla c.s. op stuk nr. 67 met het verzoek vast te leggen dat nieuwe socialehuurwoningen die door de corporaties worden gebouwd, niet mogen worden geliberaliseerd zonder goedkeuring van de betreffende gemeente. Wij hebben de verhuurders de instrumenten in handen gegeven en de verhuurders moeten dan ook aan de opdracht voldoen om binnen de woonvisie die de gemeente aangeeft, hun plannen uit te werken. De verhuurders hebben ook de percentages aangereikt gekregen waarbinnen zij mogen en kunnen handelen. Het uitgangspunt gedifferentieerd bouwen blijft in ieder geval van belang. Ik ontraad aanname van deze motie omdat ik het niet terecht vind, want er is altijd overleg tussen de gemeenten en de corporaties.

De heer Van Bochove (CDA):

De minister zegt dat zij aanname van deze motie ontraad, maar is de motie niet veeleer overbodig? Is het niet zo dat corporaties altijd kunnen bouwen en huurprijzen zodanig kunnen vaststellen dat zij wel of niet binnen het geliberaliseerde gebied vallen? Het aftoppen van de feitelijke kosten leidt er immers toe dat de woning gereguleerd kan worden verhuurd. Het ligt dus aan het beleid van de corporaties, en daarmee is de motie volgens mij overbodig.

Minister Dekker:

U doet mij een goede suggestie aan de hand, waarmee de rol van de corporaties wordt bevestigd zoals ik die heb omschreven in mijn antwoord. Ik kan de motie dus ook overbodig verklaren.

De heer Depla (PvdA):

Het gaat om de vraag wie de formele positie heeft. De corporaties kunnen een en ander doen zoals zij het willen doen. Wat gaat u doen om dit te voorkomen? Wie kan de corporaties tegenhouden, gaat u dat elke keer doen, of heeft de gemeente daarin een positie?

Minister Dekker:

Daarover gaat ook de volgende motie van de heer Depla. Daarin loopt hij vooruit op het debat dat wij nog moeten voeren, namelijk het debat op hoofdlijnen op 29 juni aanstaande naar aanleiding van de uitkomsten van het rapport van RIGO en de commissie-De Boer. Ik denk dat de heer Depla heel goed weet wat de positie van de gemeente is. Mijn lijn voor de komende tijd is dat de gemeente als contractpartner een duidelijke positie moet krijgen. Ik heb nu te handelen vanuit de wettelijke kaders. De heer Depla wil dat de wettelijke regeling van de versterking van de positie van de gemeenten van kracht moet zijn voordat de woningcorporaties bepalen welke huurwoningen in het gereguleerde gebied of in het liberaliseringsgebied zullen vallen. Dan kom ik echter terug op de voorgaande motie, waarin heel duidelijk staat dat de corporaties aan zet zijn om hierin duidelijk te acteren.

De heer Depla (PvdA):

Ik moet helaas constateren dat deze laatste motie niet overbodig is, want als alles wettelijk geregeld is, misschien over drie jaar, dan heeft de gemeente geen formele positie. Mijn vorige motie kan ik als overbodig intrekken, maar deze motie wordt een zeer principiële, want u zegt wel dat u het met mij eens bent, maar misschien regelt u het als het kalf al verdronken is.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Depla c.s. (27926, nr. 67) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Dekker:

De heer Depla suggereert in zijn motie op stuk nr. 68 dat een en ander op de lange baan wordt geschoven. Hij weet wel beter, maar als hij bij zijn formulering blijft, ontraad ik de aanneming van de motie. Hij loopt namelijk vooruit op de discussie die nog zal plaatsvinden, waarin ik met nadruk de rol en de positie van de gemeenten aan de orde zal stellen.

Wat betreft de motie van de heer Depla op stuk nr. 69, waarin de regering wordt verzocht om te komen met eenvoudige voorstellen voor het huurbeleid, merk ik op dat ik heel duidelijk heb uitgelegd hoe de verschillende gebieden zijn omschreven. Het gaat om de positie van de huurders in de regio. Hierin zal met veel voorlichting door de verhuurders en mijn ministerie inzicht worden gegeven. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.

Na de uitvoerige beraadslaging die wij hebben gehad, zult u begrijpen dat ik de aanneming ontraad van de motie van mevrouw Van Gent om de plannen op te schorten.

Mevrouw Van Gent heeft een motie ingediend over een verhuiskostenvergoeding van minimaal € 5000 naar analogie van de vergoeding die mensen in het kader van de herstructurering krijgen. Zij weet dat de regeling van € 5000 al overgedragen is. Ik vind de motie dan ook overbodig. Tenslotte is de huurstijging zowel in het gereguleerde als in het overgangsgebied nog steeds aan een maximum gebonden en zijn er grenzen gesteld, vooral in het overgangsgebied. Bovendien vormt de huursubsidie een vangnet voor de kosten bij stijgende huren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mij gaat het erom dat ouderen met een AOW en een klein pensioentje die net niet in aanmerking komen voor huursubsidie, maar wel onder de ziekenfondsgrens zitten, niet gedwongen hun huis uit moeten. Het is al winst als de minister mij dat kan toezeggen. Als zij dat niet wil toezeggen en dit toch gebeurt, moeten deze mensen tenminste een bijdrage in de verhuiskosten krijgen. Dit is geen herstructurering, hè?

Minister Dekker:

Ik zeg mevrouw Van Gent toe dat ik in ieder geval zal monitoren wat er in verschillende situaties gebeurt na de aanwijzing van de gebieden. Daarmee hoop ik een aantal ongewenste situaties boven tafel te krijgen, als die er zijn. Dat is wel iets anders dan mevrouw Van Gent verzoekt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is mij dan duidelijk. Ik hoop dat de minister het met mij eens is dat vooral de groep ouderen binnen de groep die ik net noemde, niet om financiële redenen voor een gedwongen verhuizing mag komen te staan.

Minister Dekker:

Woningcorporaties zijn sociale verhuurders. Dat typeert ze. Hier wil ik toch nog eens op wijzen. Wat mij betreft, spelen zij die rol. Aan deze taak hebben zij zich te houden. Ik ken de woningcorporaties als organisaties die individuele situaties oplossen. Natuurlijk hanteren zij daarnaast ook een zakelijke benadering. Laten wij niet voor iedere doelgroep van alles en nog wat regelen. Daar voel ik helemaal niets voor. Als u dat wilt, ontraad ik de aanneming van de motie. Ik zeg toe dat ik naga wat er zoal aan situaties ontstaat.

De heer Van Bochove (CDA):

De minister heeft in haar brief toch gesteld dat iedereen die huursubsidie krijgt, de huursubsidie in de onderscheiden gevallen behoudt en dat het zelfs mogelijk is om woningen die eerst in een overgangsgebied lagen, terug te brengen naar gereguleerd gebied? Ook op die manier worden de mensen toch beschermd? Dit maakt toch al deel uit van de voorstellen?

Minister Dekker:

Ik heb zowel in de voorstellen die de heer Van Bochove aanhaalt, als met wat ik nu beschrijf, voldoende duidelijk gemaakt wat ik beoog. De aanneming van de feitelijke motie ontraad ik. Ik zal wel monitoren vanwege de sympathie die mij wordt toegekend. Dat heb ik toegezegd.

Mevrouw Kant heeft een motie ingediend met het verzoek om onderzoek te doen naar de effecten van het afschaffen van de liberaliseringsgrens op de doorstroming in de huurwoningmarkt. In antwoord daarop merk ik op dat wij al heel wat onderzoeken hebben laten doen naar de effecten. Zowel het Centraal Planbureau als ABF Research hebben die gedaan. Tegen de achtergrond van die onderzoeken heb ik met overtuiging deze systeemwijziging aan de Kamer voorgesteld. Ik ontraad dan ook de aanneming van de motie-Kant, want het onderzoek is al gedaan.

De heer Depla (PvdA):

Het klopt dat de minister al heel wat onderzoek heeft gedaan, maar over het onderzoek waarom wordt gevraagd, namelijk naar het effect van de verhoging van de liberaliseringsgrens, heeft de minister de Kamer nog nooit geïnformeerd.

Minister Dekker:

Het gaat om vijf onderzoeken, die ik werkelijk allemaal naar de Kamer heb gestuurd. Als de heer Depla iets specifieks wil weten, zal ik dat uit de rapporten halen.

Mevrouw Kant (SP):

Er is uitgebreid over gediscussieerd. Dit kan natuurlijk niet. Het is gewoon niet waar! Dit onderzoek is niet gedaan of de minister heeft de Kamer daarover niet geïnformeerd. Een van beide is waar.

Minister Dekker:

Ik heb alle onderzoeken verricht die ik heb moeten en willen doen ter wille van deze wijziging.

Mevrouw Kant (SP):

De minister zegt terecht: "Die ik heb willen doen." Deze specifieke vraag wilde zij niet onderzoeken, omdat zij het alternatief niet wilde. Zij wilde blijkbaar niet weten wat de effecten daarvan zijn. Zij moet dan niet zeggen dat alles is gedaan. Dit onderzoek heeft zij niet gedaan omdat zij niet wil weten welke positieve effecten het alternatief kan bieden.

Minister Dekker:

Dit wil ik niet op mijn bordje hebben. Ik heb alle onderzoeken gedaan die ik heb willen, kunnen en moeten doen om inzicht te geven in de effecten. Ik heb alle rapporten aan de Kamer overgedragen. Het onderzoek waar de Kamer nu om vraagt, wordt allemaal gedekt door de onderzoeken die zijn gedaan. Er is een verschil van mening. Ik ontraad de aanneming van deze motie.

Mevrouw Kant heeft een motie ingediend om naar aanleiding van het plan pas met een wijziging van het huurbeleid te komen wanneer er een visie op de totale woningmarkt is. Ik heb in alle debatten gezegd dat wij zo snel mogelijk tot beweging op de woningmarkt moeten komen. Niet alleen het huurbeleid, maar ook de herstructurering en de nieuwbouw zijn aan zet. Ik heb de Kamer een bredere visie toegezegd. Ik ontraad de aanneming van deze motie.

Het kader dat de heer Van Bochove heeft genoemd, heb ik duidelijk omschreven in het huurbeleid. Ik merk aan zijn reactie dat hij daarmee instemt.

Ik kom op het overzicht naar aanleiding van vraag 58 en de percentages. Ik kijk vooral naar kolom 3. De heer Depla heeft die ook voor zich. Als ik kijk naar de verschillende gemeenten, dan kan ik daaruit geen 10% afleiden. De gemeentegrootten zijn verdeeld over de G4, de G26 en overige gemeenten en bedragen 5, 3 en 7%. In de Aprilbrief heb ik circa 5% genoemd. Ik heb dat allemaal verduidelijkt. Dit is mijn antwoord. Ik kan de Kamer het overzicht nog een keer geven en het aan de Handelingen toevoegen.

De heer Depla (PvdA):

Ik stel voor samen de tabel door te lopen. Het klopt dat het gemiddeld 5% is. De 5% die hier staat is 5% van wat nu het gereguleerde deel is. Wij hebben al 5% van de huurwoningen geliberaliseerd. Met de plannen van de minister komt daar per 1 juli 2006 nog eens 5% bij.

Minister Dekker:

Nee.

De heer Depla (PvdA):

Ik probeer hier al drie maanden achter te komen en krijg elke keer het antwoord dat het niet waar is.

De voorzitter:

U moet een duidelijke vraag stellen. Anders moet u het algemeen overleg heropenen.

De heer Depla (PvdA):

Misschien moeten wij dat maar doen. In de tabel gaat het om de gereguleerde woningvoorraad van 2,8 miljoen woningen. Ik lees uit de tabel van de minister dat daarvan per 1 juli 2006 ongeveer 5% wordt geliberaliseerd. Is dat waar of niet waar?

Minister Dekker:

Het uitgangspunt is dat 5% is geliberaliseerd en blijft geliberaliseerd.

De heer Depla (PvdA):

Daar komt dus niets bij per 1 juli 2006?

Minister Dekker:

Ik herhaal het nog eens. Het uitgangspunt bij de start van het nieuwe huurbeleid per 1 juli 2006 is dat 5% is en blijft geliberaliseerd. Als het overgangsgebied er is en er is voldoende gebouwd, zal het gebied worden vergroot. In mijn laatste brief heb ik geschreven dat het om circa 5% gaat. Ik wil graag de stelling bevestigd hebben dat vanaf 1 juli 2006 het startpunt is dat 5% is en blijft geliberaliseerd.

De heer Depla (PvdA):

Dan wordt mijn motie overbodig. Ik zal de minister hieraan houden, want de cijfers die zij ons stuurt geven een ander beeld. Als zij echter zegt dat het zo is, houd ik haar daaraan en kan ik mijn motie intrekken. Dan spreken wij volgend jaar verder.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Depla c.s. (27926, nr. 66) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader moment te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.10 uur tot 14.45 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven