Vragen van het lid Bussemaker aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over oplopende wachtlijsten in de sociale werkvoorziening.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. De WSW-bedrijven doen fantastisch werk om de meest kwetsbare groep op de arbeidsmarkt een kans te geven. Ik doel dan op arbeidsgehandicapten, die over het algemeen overigens zeer gemotiveerd zijn en die een indicatie hebben voor een beschermde werkplek. Naar mijn idee zijn wij het allemaal eens over de waarde van de sociale werkvoorziening. De voltallige Kamer heeft al enkele malen uitgesproken dat deze groep mensen perspectief op participatie moet hebben en dat het belangrijk is wachtlijsten en wachttijden te vermijden. In 2003 is de motie-Verburg aangenomen die daarop betrekking heeft. Daarin wordt de regering verzocht om zodanige afspraken te maken met alle betrokken partijen dat de wachttijd voor WSW-geïndiceerden niet langer dan maximaal een jaar bedraagt. Wij ontvangen echter steeds meer signalen dat de wachttijden onvoldoende afnemen. Sterker nog, die wachttijden nemen toe. De gemiddelde wachttijd nam weliswaar af, maar de vraag is of dat nog steeds het geval is. Het is ernstig dat wij signalen ontvangen dat de wachttijden inmiddels langer zijn dan twaalf maanden.

Wij hebben informatie uit Noord-Kennemerland ontvangen, waar 214 mensen op de wachtlijst staan. Daar groeit het aantal wachtenden en het merendeel daarvan staat inmiddels al langer dan twaalf maanden op de wachtlijst. Bij het huidige beleid ten aanzien van de taakstelling en de budgettering zal een deel daarvan zelfs jaren lang op de wachtlijst blijven staan. Mogelijk zal dat zelfs langer dan tien jaar het geval zijn. Dat is althans de inschatting van de SW-Noord-Kennemerland.

Hoe is het mogelijk dat de wachttijden zo oplopen? Is de staatssecretaris met de fractie van de PvdA van mening dat een wachttijd van mogelijk tien jaar onaanvaardbaar is? Hoe rijmt hij deze wachttijden met de Kameruitspraak naar aanleiding van de motie van de CDA-fractie dat wachttijden niet langer dan twaalf maanden mogen zijn?

Is het juist dat gemiddeld altijd nog 28% van de mensen langer dan een jaar moet wachten voordat een plaats bij de SW beschikbaar is? Kan de staatssecretaris de Kamer een overzicht geven van de gemiddelde wachttijden en van de langste wachttijd per regio?

Is het juist dat SW-bedrijven die werknemers vasthouden, meer subsidie ontvangen dan werkplaatsen die hun mensen aan een baan helpen?

Is de staatssecretaris bereid de wijze van toedeling zodanig te veranderen dat wachttijden van tien jaar niet meer kunnen voorkomen?

Waarom is het bedrag van € 20 mln., dat door middel van een amendement van de fractie van het CDA bij de begroting voor 2005 van het ministerie van Sociale Zaken voor de SW is gereserveerd, nog steeds niet voor de sector bestemd? Ik bemerk dat die bedrijven daarop dringend zitten te wachten. Hetzelfde geldt voor de uitvoering van de motie-Bussemaker waarin staat dat SW-bedrijven dienen te worden gecompenseerd voor de afschaffing van de SPAK. Dat zou namelijk een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van de wachtlijsten, alsmede aan het verkorten van de wachttijd.

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Mevrouw Bussemaker heeft gelijk als zij zegt dat de wachtlijsten op dit moment oplopen. Het overzicht van de aantallen toont aan dat in 1998 sprake was van 23.000 mensen op de wachtlijst. In 2002 stonden 5500 personen op de wachtlijst en de laatste tijd is er sprake van een toename tot ongeveer 13.000 mensen. De reden daarvan is niet mathematisch te geven. Daarvoor is namelijk een aantal oorzaken te bedenken. Eén van de redenen is uiteraard de economische conjunctuur. Verder is per 1 januari jl. de indicatiestelling voor de WSW overgegaan naar het CWI. Vooral in het begin van dit jaar zijn door het CWI niet heel veel nieuwe keuringen verricht, terwijl zich wel degelijk eind vorig jaar een groot aantal mensen voor de indicatiestelling heeft gemeld. Kennelijk hebben gemeenten besloten om schoon schip te maken voordat de indicatiestelling overging. Dat kan natuurlijk consequenties hebben.

De wachttijden zijn iets anders dan de wachtlijst. De Kamer heeft inderdaad de motie-Verburg over de wachttijden aangenomen. Deze motie is uitgevoerd en wordt in het veld over het algemeen geïdentificeerd met het lifo-systeem. Dat is niet geheel juist, maar door de wijze waarop mensen op wachtlijsten en vervolgens in het SW-bedrijf worden geplaatst, mag niemand langer dan twaalf maanden op de wachtlijst staan.

De cijfers uit Noord-Kennemerland ken ik niet. Ik heb begrepen dat een en ander is gebaseerd op een krantenartikel, maar dat hebben wij helaas niet kunnen achterhalen. Ik kan daarom niet precies de achtergrond schetsen. Mevrouw Bussemaker vraagt of een overzicht van de wachtlijsten beschikbaar is en zo ja, of ik de Kamer dat overzicht wil doen toekomen. Dat lijkt mij zeer wel uitvoerbaar. Ik moet daar natuurlijk naar vragen, maar als ik het overzicht heb, zal ik het haar beschikbaar stellen.

Houden WSW-bedrijven mensen binnen de beschutte omgeving actief met het oog op meer geld? Dat is anders dan, zoals wij ook willen, mensen aan de slag helpen door hen begeleid te laten werken buiten het bedrijf of door hen te detacheren. Ik sluit niet uit – ik zeg het maar voorzichtig – dat de huidige financieringssystematiek niet inspirerend genoeg is om mensen via begeleid werken buiten de SW-setting aan de slag te krijgen. Om die reden heb ik de Kamer een moderniseringsnotitie toegezegd over de wachtlijsten, het begeleid werken en de financieringssystematiek. Deze notitie, waaraan inmiddels heel hard is gewerkt, bevindt zich in de afrondende fase. Het overleg over deze notitie met de gemeenten, de cliëntenraad en de brancheorganisatie Cedris verloopt zodanig dat ik durf te vermoeden dat er straks een breed draagvlak zal zijn. In deze notitie, waarin de genoemde onderwerpen uitgebreid aan de orde komen, zitten maatregelen om begeleid werken te bevorderen en een ander financieringssysteem. Na de afronding zal de notitie aan het kabinet worden voorgelegd. In juni wordt zij aan de Kamer toegezonden.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. De staatssecretaris zegt dat hij de gegevens van Noord-Kennemerland niet kan traceren. Het krantenbericht waar ik naar verwees, was geschreven naar aanleiding van de brief die de SW-bedrijven Noord-Kennemerland naar de staatssecretaris hebben gestuurd. Als ik het goed begrijp, is de staatssecretaris daar op werkbezoek geweest. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat die informatie niet bij de staatssecretaris bekend is. Hoe dan ook, zij schrijven dat ze de Kameruitspraak over de twaalf maanden onder de huidige systematiek en met de bezuinigingen waar zij mee te maken krijgen, niet kunnen uitvoeren. Daarom stel ik de staatssecretaris een principiële vraag. Is hij van mening dat de wachttijd niet langer dan twaalf maanden mag zijn en dat de wachtlijst teruggedrongen moet worden? Antwoordt hij daarop met "ja", dan ben ik benieuwd in hoeverre de brief die de Kamer in juni zal ontvangen, daarop een antwoord geeft, zodat de wachttijden niet langer zijn dan twaalf maanden en de wachtlijsten de komende jaren worden ingekort. Ik kan mij voorstellen dat die moderniserings-operatie daar iets aan kan bijdragen. Het is al treurig genoeg dat de wachtlijsten zo sterk toenemen. Het is eigenlijk nog erger als je beseft dat heel veel SW-bedrijven te maken krijgen met bezuinigingen als gevolg van het niet-compenseren van de SPAK, gestegen loonkosten en pensioenlasten. De SW-bedrijven voorspellen dat in 2005 80% van hen met een tekort te maken krijgt. Wat gaat de staatssecretaris eraan doen om dat tekort tegen te gaan? Een ding weten wij zeker: met een tekort zullen de wachttijden verder oplopen.

De staatssecretaris heeft niet geantwoord op mijn vraag wanneer de SW-bedrijven eindelijk eens zullen horen hoe zij die 20 mln. kunnen besteden waarover het afgelopen jaar bij de begrotingsbehandeling afspraken zijn gemaakt. De SW-bedrijven wachten met smart op dat geld.

Als de Kamer de overige informatie krijgt met het totale overzicht van de wachttijden en wachtlijsten per regio hoop ik dat wij daarover in juni verder kunnen debatteren.

Staatssecretaris Van Hoof:

Mevrouw Bussemaker weet dat wij bij de behandeling van de begroting voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over twee moties over de WSW afspraken hebben gemaakt, namelijk de motie-Bussemaker over de compensatie voor de SPAK en de motie-Weekers over een onderzoek van de kostenstructuur van SW-bedrijven. Vooruitlopend op de informatie die de Kamer in juni van mij zal ontvangen, kan ik alvast zeggen dat de cijfers uit het onderzoek niet wijzen op bezuinigingen. Gezien de kostenontwikkeling en de inkomstenontwikkeling van de SW is er geen sprake van vermindering, zo blijkt uit het onderzoek. Als mevrouw Bussemaker over bezuinigingen spreekt, lijkt het mij wijs die term in zijn context te hanteren.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Wij hebben hier verschillende debatten gevoerd over de SPAK. U kunt mij niet wijsmaken dat de afschaffing van de SPAK, de afdrachtskorting met name voor lage lonen en kwetsbare groepen, geen bezuiniging is. Zeg dat nou eens gewoon!

Staatssecretaris Van Hoof:

Het gaat niet om de vraag of de afschaffing van de SPAK een bezuiniging is, maar om de vraag wat het totaal aan financiële middelen voor de SW is, hoeveel middelen die SW-bedrijven beschikbaar hebben, wat zij met die middelen doen, hoe zij hun bedrijf runnen en wat hun financiële resultaten zijn. Mevrouw Bussemaker weet net zo goed als ik zeker op basis van de verschillende werkbezoeken die ik aan deze bedrijven heb afgelegd, dat het ene SW-bedrijf dat op een heel andere manier doet dan het andere SW-bedrijf. Dat is zeer relevant. Het heeft te maken met de manier waarop die bedrijven georganiseerd zijn en zij resultaten boeken. De gegevens die daarover beschikbaar komen, kunnen ons het nodige inzicht daarin geven.

Tegelijk met die onderzoeksresultaten zal ik de Kamer voorstellen doen hoe de middelen die via het amendement-Smilde aan de begroting zijn toegevoegd, besteed kunnen worden aan de sector. Die middelen komen de sector immers toe. Tevens zal ik ingaan op hetgeen in de motie-Bussemaker is gevraagd in relatie tot de motie-Weekers.

Mevrouw Bussemaker heeft aan het begin van haar eerste termijn gezegd dat haar stellige overtuiging is dat wij het er allemaal over eens zijn dat het SW-bedrijf in stand moet blijven voor de mensen voor wie het is bedoeld. Uiteraard deel ik die mening, maar wel voor de mensen voor wie het bestemd is en moeten wij nagaan of de activiteiten en de mogelijkheden niet op een andere manier worden gebruikt.

Ik ben van mening dat de wachttijden niet langer dan twaalf maanden mogen zijn. Op basis van hetgeen wij op dit moment weten, zou die, indachtig hetgeen is afgesproken over de motie-Verburg, in de praktijk niet langer dan twaalf maanden moeten zijn. Voor mij is dit een extra impuls om te bekijken hoe het echt is, want andere indicaties heb ik niet. Ik heb al toegezegd dat te zullen nagaan. In de brief zal ik uiteenzetten hoe wij met een heel andere methode willen proberen de effectiviteit van de SW groter te maken en daarmee de wachtlijsten korter.

De voorzitter:

Er kunnen enkele korte aanvullende vragen worden gesteld. Ik verzoek de staatssecretaris daarop ook kort te reageren, omdat er hierna nog een serie vragen gesteld zal worden aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zij is speciaal voor die vragen teruggekomen uit Brussel. Het zou niet redelijk zijn, deze serie vragen nu te laten vervallen.

De heer De Wit (SP):

De staatssecretaris zegt dat de SW-bedrijven een belangrijke voorziening in ons land zijn. Nu voegt hij er ineens iets aan toe. Wat is er volgens hem aan de hand? Trekt hij het nut en het bestaansrecht van de SW-bedrijven in twijfel? Hij vraagt zich af of het allemaal wel gaat zoals het behoort. Zo begrijp ik althans zijn woorden. De koepel van de SW-bedrijven, Cedris, wijst er bij herhaling op dat juist de SW-bedrijven over het algemeen financiële tekorten hebben. Erkent de staatssecretaris dat? Of weet hij inmiddels beter en erkent hij dat het niet klopt? Erkent hij dat de wachtlijsten ontstaan door de tekorten?

Staatssecretaris Van Hoof:

Er is van mijn kant geen schijn van twijfel over de noodzakelijkheid van de SW-bedrijven voor de mensen die daarin daadwerkelijk moeten worden ondergebracht. Cedris geeft aan dat er SW-bedrijven zijn met tekorten. Ik kan ook SW-bedrijven aanwijzen die wel degelijk in de zwarte cijfers zitten. Daar zijn diverse omstandigheden voor aan te wijzen, maar daar zullen wij aan de hand van de moderniseringsbrieven nog wel over spreken. Ik heb het vermoeden dat Cedris de inhoud van die brieven zal steunen.

De heer Bruls (CDA):

Voor de CDA-fractie is het duidelijk dat wij, modernisering of niet, in de toekomst rekening moeten houden met een uitgebreide behoefte aan werkplaatsen in de sociale werkvoorziening. Daarom hebben wij ook een amendement ingediend waarin het bedrag van € 20 mln. wordt genoemd. Ik schrik als de staatssecretaris zegt dat er pas eind juni meer duidelijkheid komt. Hij moet hier toezeggen dat het bedrag van € 20 mln. in ieder geval wordt besteed aan arbeidsplaatsen en niet aan het opvullen van allerlei andere tekorten die er wellicht zijn in de sociale werkvoorziening. De bedoeling van het amendement is het investeren in nieuwe sociale werkvoorzieningplaatsen waaraan veel behoefte is. Op die manier kunnen de wachtlijsten worden bekort. Is dat de insteek van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik heb al gezegd dat ik in juni met een brief kom die op een aantal onderdelen redelijk ingrijpend zal zijn. Daaraan zullen kosten verbonden zijn. Ik heb ook al gezegd dat ik in juni zal voorstellen hoe wij het bedrag van € 20 mln. uit het amendement willen besteden. Het is mij op dit moment te vroeg om daarover te spreken. Ik heb een conceptbrief waarover ik nog nader met het kabinet moet spreken. Ik kan er op dit moment nog niet veel over zeggen. Ik ben van mening dat er meer varianten zijn om het bedrag, dat eenmalig beschikbaar is, te besteden. Op het moment dat je het bedrag besteedt aan arbeidsplaatsen, heb je een structurele bestemming.

Naar boven