Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Van Bommel aan de minister van Buitenlandse Zaken over diens uitspraak dat je in sommige gevallen beter maar niet kunt stemmen in het Referendum over de Europese Grondwet.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De regering geeft miljoenen euro's uit aan een krant om de bevolking te informeren. Er zijn folders en radiospotjes; mensen moeten gaan stemmen over de Europese grondwet. Nu blijkt uit peilingen dat een meerderheid tegen is. Dan komen de spookverhalen. Als de grondwet er niet komt, komt er misschien wel oorlog. Volgens de minister van Economische Zaken zou het licht uitgaan in Nederland. Na het horen van die verhalen is een nog groter deel van de bevolking tegen. De laatste peiling geeft aan dat 60% van de bevolking tegen de grondwet is en 40% ervoor. Nu horen wij leden van de regering ten einde raad zeggen dat een referendum eigenlijk geen geschikt instrument is. De minister van Buitenlandse Zaken maakt het nog bonter met zijn uitspraak dat als mensen twijfelen, zij maar beter thuis kunnen blijven. Ik vat dat op als een poging om het referendum te doen mislukken. De regering heeft daar ook baat bij. Een Kamermeerderheid van PvdA en CDA heeft laten weten dat een opkomst van 30% het minimum is. Een lage opkomst betekent dat een Kamermeerderheid zal instemmen met de grondwet. Daarom stel ik de regering de volgende vragen.

Ten eerste vraag ik mij af hoe de uitspraak om maar beter niet te stemmen, is te rijmen met de dure pogingen van de regering om mensen te laten opkomen bij het referendum op 1 juni. Wil de minister eigenlijk nog wel dat mensen hun stem uitbrengen over de Europese grondwet? Ten tweede wil ik weten of "thuisblijven bij twijfel" het officiële standpunt van de regering is. Vindt de minister dit vanuit een democratisch oogpunt een goede houding? Zegt hij straks bij de verkiezingen ook dat mensen die niet op het CDA stemmen maar beter niet kunnen stemmen? Ten derde: erkent de minister dat hij met zijn oproep de opkomst in feite niet bevordert, maar negatief beïnvloedt? Erkent hij tevens dat hij baat heeft bij een slechte opkomst? Dat zou zijn uitspraak namelijk kunnen verklaren. Ten vierde: zullen andere leden van het kabinet de kiezer vanaf nu ook oproepen om bij twijfel of om welke andere reden ook maar thuis te blijven? Ten vijfde wil ik graag weten wat de minister van plan is met de nog steeds lopende campagne om de opkomst te bevorderen. Wordt deze campagne nu stopgezet? Met dit soort uitspraken rijdt de minister de campagne natuurlijk in de wielen, terwijl hier belastinggeld is uitgegeven om mensen te laten opkomen. Ten slotte zou ik het liefste horen dat de minister zich gewoon heeft versproken, dat hij het volgende had willen zeggen. Als u twijfelt, dan hebt u nog een week, informeert u zich goed, leest u de folders van de regering, van de voorstanders en van de tegenstanders, zoals het boekje dat de heer Van Baalen en ik hebben geschreven over de grondwet. Dat heeft de minister natuurlijk bedoeld te zeggen. Ik geef hem graag de gelegenheid om dat vandaag recht te zetten.

Minister Bot:

Voorzitter. De laatste vraag was of wij de campagne gaan stoppen. Ik ben blij dat ik vandaag hier als eerste het woord mag voeren omdat ik straks naar Friesland ga. Ik ga daar verschillende steden aandoen om de mensen duidelijk te maken waarom zij "ja" moeten stemmen. Ik ben de afgelopen weken door stad en land getrokken om die boodschap helder en duidelijk uit te dragen. Ik en de regering zijn bezig met een duidelijke ja-campagne. Wij proberen om aan de Nederlanders duidelijk te maken waarom het zo belangrijk is om "ja" te stemmen. Het gaat namelijk om de grondwet. Wij vinden dat dit verdrag niet gegijzeld mag worden door argumenten die niets met die grondwet te maken hebben. Het ongenoegen over andere zaken mag er niet toe leiden dat mensen negatief gaan stemmen. Het onderwerp dat nu aan de orde is, is de vraag of men voor of tegen deze grondwet is. Daar moet duidelijkheid over bestaan. Ik ben ook voor de ja-stem omdat ik geloof dat het heel belangrijk is dat Nederland, als een van de voorvechters door de hele periode van de Europese integratie heen, een krachtige positie in het Europese bouwwerk heeft.

Als men mij vraagt wat mijn advies is, zeg ik dat het "ja" is. Er zijn echter mensen die hun ongenoegens willen laten blijken over zaken die niets met de grondwet te maken hebben en die argumenten naar voren brengen die misschien wel gerechtvaardigd zijn, maar die geen betrekking hebben op de grondwet. Mensen kunnen op inhoudelijke gronden "nee" tegen de grondwet zeggen en dat respecteer ik natuurlijk. Mensen kunnen "ja" zeggen als zij vinden dat het een goede grondwet is die het huidige verdrag vervangt. Het is een grondwettelijk verdrag. Dat zijn argumenten die ik kan billijken. Argumenten over bijvoorbeeld de euro, de uitbreiding of de toetreding van Turkije doen niet terzake. Ik heb gezegd dat mensen die gevoelens van ongenoegen hebben over onderwerpen die geen verband houden met de grondwet nog maar eens te rade moeten gaan bij zichzelf.

Ik heb nu ook weer gelezen van de heer Marijnissen en anderen dat mensen die twijfelen "nee" moeten stemmen. Het credo van de voorstanders van de nee-stem is bij twijfel "nee" stemmen. Ik zeg als Europeaan dat mensen bij twijfel "ja" moeten stemmen. Als mensen echter geen twijfels hebben, maar om redenen die buiten de grondwet staan tegen willen stemmen, vind ik het fair dat zij zich onthouden. Dat heb ik gezegd. Ik geloof dat dit op zich een zinnig advies is. Men moet de argumenten voor of tegen de grondwet afwegen. Ik zeg niet dat mensen geen "nee" mogen stemmen, al heb ik liever dat zij "ja" zeggen. Als mensen ongenoegens hebben over dingen die buiten deze grondwet staan, moeten zij fair zijn en deze niet gijzelen om die redenen.

De heer Van Bommel (SP):

De minister loopt weg voor zijn eigen woorden. Hij heeft niet gezegd dat mensen bij twijfel "ja" moeten stemmen. Hij heeft gezegd dat zij bij twijfel niet moeten gaan stemmen. Dat heeft hij gezegd. Zo staat het in alle kranten en zo staat het in het ANP. Dat zijn de woorden die hij heeft gebruikt. De minister heeft de woorden uitgesproken dat mensen om bepaalde redenen maar niet moeten gaan stemmen.

Minister Bot:

Nee, dat heb ik niet gezegd. Dat ontken ik ten stelligste. Ik heb gezegd dat mensen "ja" moeten gaan stemmen en ik heb gezegd het niet fair is om de grondwet het slachtoffer te laten worden van ongenoegens die erbuiten staan. Dat heb ik gezegd.

De heer Van Bommel (SP):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Ik heb de feitelijke vraag gesteld of de minister erkent dat het ja-kamp, de regering, baat heeft bij een lage opkomst. De fracties van het CDA en de PvdA hebben immers gezegd dat zij de uitslag respecteren als de opkomst hoger is dan 30%. Een lage opkomst is dus in het voordeel van de regering. Hij zegt dat hij een nee-stem op inhoudelijke gronden kan billijken. Deze minister gaat niet over de argumenten van de kiezer. De kiezer zit ook niet op zijn goedkeuring te wachten om "ja" of "nee" te zeggen tegen die grondwet. Het gaat er niet om wat u kunt billijken; het gaat er vandaag, de komende dagen en zeker op 1 juni a.s. om wat de kiezer kan billijken. De kiezer is namelijk wat gevraagd. U is over de argumenten van kiezers helemaal niets gevraagd. Dat wilde ik voorlopig ook maar even zo houden.

Minister Bot:

Wij verschillen fundamenteel van mening. De kiezer is gevraagd om "ja" of "nee" te zeggen tegen de grondwet. De kiezer wordt dus gevraagd om helder te besluiten. Daarom voert de regering op het ogenblik campagne. Daar draag ik aan bij. Ik probeer de mensen ervan te overtuigen dat een ja-stem een goede stem is. Natuurlijk ga ik niet over de argumenten van de kiezer. Ik kan de kiezer wel duidelijk maken dat het in dezen om de grondwet gaat en om niets anders. Ik geloof dat dit ook heel duidelijk moet zijn. Natuurlijk heb ik er belang bij als veel mensen gaan kiezen. Het is niet voor niets dat ik iedere dag op stap ben en tracht om de Nederlandse bevolking ervan te overtuigen dat zij wel naar de stembus moet gaan en uiteraard "ja" moet stemmen.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Voorzitter. Wat minister Bot van Buitenlandse Zaken heeft laten zien, is echt enorm schandalig. Hij legt een totaal gebrek aan respect voor de kiezer aan de dag en een arrogantie van heb ik jou daar. Deze minister zou juist alle mensen moeten aanmoedigen om te gaan stemmen.

Minister Bot:

Dat doe ik ook, mijnheer Wilders.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Ook ik vind dat mensen moeten gaan stemmen. Iedereen moet gaan stemmen, of dat nou voor- of tegenstanders zijn. Natuurlijk knokt een aantal partijen in de Kamer ervoor om een meerderheid aan nee-stemmen te krijgen. Het ziet er vooralsnog ook naar uit dat die komt. Het is uw goede recht om naar Friesland en andere gemeenten te gaan om het tegenovergestelde te doen. Zegt u alstublieft alleen nooit meer, met wat voor een mitsen en maren dan ook, dat mensen niet moeten gaan stemmen. Mensen maken zelf wel uit wat zij doen. Mensen hebben goede overwegingen om voor, maar ook om tegen deze grondwet te stemmen. Onderschat u de mensen in Nederland niet. Ik vind wat u gedaan hebt totaal geen pas geven. Ik hoop dat u dit achterwege laat. Hoe meer mensen gaan stemmen, hoe beter het is voor de democratie.

Minister Bot:

Ik kan alleen overeenstemming met u bereiken over uw uitspraak dat het goed is als mensen goede overwegingen hebben om "ja" of "nee" te stemmen. Ik zal de eerste zijn om dat te erkennen. Ik vind het alleen onjuist als mensen "nee" gaan stemmen om redenen die geheel losstaan van de grondwet. Dat probeer ik duidelijk te maken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag had ik het genoegen om met deze minister in een kerkgebouw in Leiden ten overstaan van zo'n duizend studenten op te treden. Ik herinner mij dat de minister allemaal argumenten gaf om voor de grondwet te gaan stemmen. Een van de argumenten was dat de studenten wellicht na aanneming van de grondwet een baan kregen bij de diplomatieke staf van de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken. Ik weet niet of dat een van de inhoudelijke argumenten is die in de ogen van de minister een stem voor de grondwet wel rechtvaardigt?

Is de minister het met mij eens dat alleen de kiezers gaan over de geldigheid van hun argumenten om hun stem naar hun goeddunken uit te brengen? Wat bij gewone verkiezingen geldt, geldt toch ook bij het referendum? Vindt de minister ook dat de Kamer of de minister niet over de vraag gaat wat al dan niet een valide argument is? Ik vind dit een zeer cruciaal uitgangspunt in een democratie. Ik heb graag dat de minister het hierover onomwonden met mij eens is.

Minister Bot:

Mag ik hierop antwoorden wat ik eerder heb gezegd, namelijk dat de kiezer een bepaalde vraag is voorgelegd die niet luidt of die voor of tegen de euro is, voor of tegen de uitbreiding van de Europese Unie, of die iets met Turkije heeft en of die deze regering goed vindt. De vraag is of de kiezer voor of tegen de grondwet is. De taak van de regering is om nog eens uiteen te zetten wat de inhoud van de grondwet is en dat het wenselijk is dat er in Nederland voor de grondwet wordt gestemd met het oog op de open economie van Nederland, de afhankelijkheid van Nederland en het gegeven dat Nederland een van de oprichters van de Europese Unie is. Die taak vervult de regering voortdurend op neutrale en objectieve manier. Ik vind dat de Nederlandse regering wel degelijk het recht heeft om erop te wijzen dat alle andere argumenten geen rol behoren te spelen bij de beantwoording van deze vraag. Ook dat behoort bij de objectieve informatie aan de Nederlandse burger over wat er op dit ogenblik op het spel staat.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Het kabinet zou in 2002 ook heel blij zijn geweest als een miljoen kiezers thuis was gebleven waardoor de onvrede niet naar buiten was gekomen. Het is de fractie van de Lijst Pim Fortuyn altijd een doorn in het oog als er opmerkingen worden gemaakt die rieken naar regentesk gedrag. Dit was er weer een fraai staaltje van. Ook tijdens dit debat houdt de minister die regenteske trekjes door allerlei onderwerpen niet aan de orde te verklaren. Of iets al dan niet aan de orde is, bepaalt de kiezer. De hardnekkigheid waarmee het kabinet ontkent dat bijvoorbeeld Turkije iets te maken heeft met deze grondwet, is er de oorzaak van dat de kiezer deze regering niet meer gelooft. Het referendum gaat uiteraard niet over de toetreding van Turkije. De kiezer is wel zo slim om dat te begrijpen. Zo slim is Mat Herben ook nog wel. Maar de rechten die aan deze grondwet kunnen worden ontleend, gaan ook gelden voor Turkije. Als de minister straks naar Friesland gaat, zou ik hem willen adviseren ook antwoord te geven op vragen van burgers die gaan over de Verenigde Staten van Europa. Dat is de kern van het probleem. Omdat de drie grote partijen eendrachtig hebben besloten een front te maken voor Europa en doordat kosten noch moeite worden gespaard om darvoor ex-bewindslieden en bekende Nederlanders in te huren, wordt verdoezeld...

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Herben (LPF):

Mijn vraagt komt zo. Het wordt verdoezeld dat het wel degelijk gaat over de Verenigde Staten van Europa. De VVD-fractie en dit kabinet zijn tegen de Verenigde Staten van Europa. Het CDA is verdeeld. De Partij van de Arbeid is helemaal voor.

De voorzitter:

Uw vraag, mijnheer Herben?

De heer Herben (LPF):

Mijn vraag aan de minister is, of hij bereid is om alle vragen te beantwoorden die de burgers stellen en niet alleen de vragen die hem welgevallig zijn.

Minister Bot:

Het is jammer dat de heer Herben de afgelopen weken niet met mij is meegegaan op tournee. Ik nodig hem uit dadelijk met mij mee Friesland in te gaan. Hij kent mij geloof ik, en zou kunnen weten dat ik antwoord geef op alle vragen. Ik geef ook antwoord op vragen over Turkije, over de uitbreiding en over de euro. Dat zal ik ook blijven doen, omdat ik denk dat het heel verstandig is om dat te doen. Tezelfdertijd blijf ik erop wijzen wat de inhoud van de grondwet is en waarom ik geloof dat het goed voor Nederlands is om daar op dit moment "ja" tegen te zeggen.

De heer Herben (LPF):

Geen vraag meer, maar wel een opmerking.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Herben.

De heer Herben (LPF):

Misschien kunnen wij onze agenda's trekken?

De heer Van der Staaij (SGP):

Het lijkt mij schaatsen op glad ijs om de kiezers de maat te willen gaan nemen wat precies wel en niet meegenomen mag worden bij hun voor- of tegenstem. Dat maakt onderdeel uit van de vrijheid van het debat. Ik vraag de minister om hierop te reageren, vooral met het oog op het volgende. Als de uitslag van het referendum straks "nee" wordt, gaat dat "nee" dan onder het fileermes van de minister en bekijkt hij of de mensen wel op de goede gronden "nee" hebben gezegd? Betekent dit dan, dat zijn woorden nu eigenlijk een voorspel zijn op een relativering van een eventueel "nee"? Is het gevaar niet aanwezig dat, ondanks de precisering die de minister aanbrengt, de uitstraling wordt gegeven dat je beter thuis kunt blijven als je het niet eens bent met de regering.

Minister Bot:

Nee, dat is niet het geval. De uitstraling is, dat wij proberen duidelijk te maken waar het om gaat. De Kamer weet dat ik gaarne bereid ben om in al mijn toespraken en bij al mijn wandelingen te antwoorden op alle vragen die aan mij worden gesteld. Ik heb dat zojuist ook aan de heer Herben geantwoord. Het is heel goed voor de regering en voor mijzelf om te weten wat er leeft en wat de redenen zijn waarom men bepaalde gevoelens van ongenoegen koestert. Ik neem daarvan kennis en geef er duidelijke antwoorden op. Ik ben heel blij dat die vragen gesteld worden. Maar terwijl ik al deze vragen beantwoord terwijl ik rond trek, vind ik dat ik ook de plicht heb om erop te wijzen dat de vraag die in het referendum voorligt, een vraag is naar een "ja" of "nee" tegen de grondwet. Ik begrijp alle andere vragen en geef er antwoord op. Ik tracht er zo goed mogelijk mee om te gaan en lessen uit te trekken voor de toekomst. Tezelfdertijd vind ik dat, gegeven het belang van deze grondwet voor Nederland op dit moment, ik ook de plicht heb de mensen erop te wijzen dat zij heel goed moeten nadenken waar zij "ja" of "nee" tegen zeggen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vraag, of al deze opmerkingen van de minister een voorspel zijn dat als de minister in de situatie dat de uitkomst van het referendum "nee" is, de uitslag wil gaan analyseren om te bepalen of de kiezer zich wel op de goede gronden heeft uitgesproken.

Minister Bot:

Dat oordeel is niet aan de regering. De Kamer heeft een consultatief referendum uitgeschreven. De Kamer moet er vervolgens over besluiten. Wij hebben ons besluit genomen. Ik heb mijn handtekening onder de grondwet gezet. Die betekent dat deze regering achter dit verdrag staat. Het is aan de Kamer om te kijken wat met de uitslag van het referendum gebeurt.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Het is jammer om te zien hoe het "nee"-kamp weer gaat springen op deze of gene opmerking. Om te voorkomen dat zij een inhoudelijke discussie zouden kunnen hebben over de grondwet, gaat het alleen maar over dit soort zaken. Ik wil twee vragen stellen aan de minister. De eerste betreft het feit dat de afgelopen week enige onduidelijkheid is ontstaan over de vraag wat de regering zal doen met de uitslag van het referendum. Door minister Verdonk werd zelfs de indruk gewekt dat de regering over de uitslag zou gaan, in plaats van de Tweede Kamer. Ik verzoek de minister om hier, in de Tweede Kamer als initiatiefnemer van het referendum, even duidelijk uit te leggen wat de positie van de regering dan wel is.

Het is natuurlijk logisch dat mensen er allerlei dingen bij halen zoals de toekomst, Turkije, het verleden, de euro. Mijn tweede vraag is daarom de volgende. Is het niet het beste om uit te leggen dat als je "nee" stemt, de gulden niet terugkomt, het kabinet-Balkenende blijft zitten en Turkije over vijftien jaar wellicht toch toetreedt? Dat dit de feiten zijn? Dat wij nu alleen maar kunnen stemmen over een kleine stap vooruit om Europa wat democratischer en slagvaardiger te maken?

Minister Bot:

Ik zou graag zien dat u met mij op campagne gaat, want ik merk dat wij ongeveer dezelfde benadering hebben en dezelfde antwoorden geven op de vragen die gesteld zijn.

De eerste vraag heb ik eigenlijk al beantwoord. Het is niet aan de regering om zich uit te spreken over de consequenties van het referendum. Dat is de verantwoordelijkheid van de Kamer en uitsluitend van de Kamer. Wij hebben onze verantwoordelijkheid genomen en wij hebben die in volle overtuiging genomen. Ik constateer dat meer dan 80% van deze Kamer achter het grondwettelijke verdrag staat, benevens veel andere organisaties. Dat zijn de mensen die werkelijk weten of het Verdrag van Nice, dat wij nu hebben, beter is of dat het nieuwe grondwettelijke verdrag beter is. U weet zelf wat mijn antwoord is: ik geloof dat wij een grote stap voorwaarts maken en dat alle nee-stemmers die argumenten gebruiken om ertegen te zijn, in feite voor zijn. Als zij het verdrag goed zouden lezen, zouden zij zien dat het in elk geval een hele verbetering is vergeleken met wat wij hebben.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik begrijp dat deze minister die bepaalde mensen oproept om vooral thuis te blijven en niet te gaan stemmen, toch nog steeds de opkomst wil bevorderen. Nu ligt er een nieuw voorstel van de fractie van de Partij van de Arbeid, dat inhoudt: stem je nee, dan krijg je een tweede. Dan mag je over anderhalf jaar nog eens over het zelfde grondwettelijke verdrag aan een referendum deelnemen. Ik krijg graag van deze minister een oordeel daarover. Denkt hij dat de opkomst wordt bevorderd door de kiezer voor te houden dat hij nog een keer mag komen stemmen als hij "nee" stemt?

Minister Bot:

Ik ben voor een grote opkomst en een groot aantal ja-stemmers. Dat zult u begrijpen. Ik heb al duidelijk gezegd dat het aan de Tweede Kamer is om te besluiten wat er met het referendum gebeurt. Wij zullen vervolgens zien wat wij verdergaan doen. Ik heb echter geen enkele behoefte om nu te speculeren over wat er gaat gebeuren in het geval van een ja, of een nee of zus of een zo. Ik geloof niet dat dat nu aan de orde is.

De heer Van Dijk (CDA):

De minister heeft zich gisteren uitgelaten in de zin dat men meer naar de inhoud zou moeten kijken. Hij heeft van een aantal randverschijnselen eromheen gezegd, dat er een ander moment is om daarover de mening helder te maken als men daarover een mening heeft. Heeft hij daarmee niet geprobeerd te zeggen dat het eigenlijk meer een discussie over de inhoud zou moeten zijn?

Minister Bot:

Dat is inderdaad de bedoeling geweest. Ik heb daarover vandaag ook in alle duidelijkheid antwoord gegeven. Ik vind het essentieel dat in Nederland duidelijk wordt waar dit grondwettelijke verdrag over gaat en waarom de kiezer wordt gevraagd om zich daarover helder uit te spreken. Ik kan het alleen maar herhalen: ik vind het belangrijk dat wij ook alle andere vragen beantwoorden. Als men vragen stelt over al die verschillende onderwerpen, vind ik het belangrijk om, zoals ook mevrouw Van der Laan zojuist heeft geïndiceerd, nog eens duidelijk aan te geven waarom de Nederlandse regering een bepaalde houding heeft ingenomen of waarom zij gelooft dat onder het huidige verdrag de situatie niet beter is dan onder het toekomstige verdrag, Dat geeft mij de gelegenheid om de openheid van zaken te geven die ik graag geef. Ik blijf dat ook doen de komende dagen tot het referendum.

De heer Van Baalen (VVD):

Is de minister het niet met de VVD-fractie eens dat de kiezer het recht heeft om "nee" te stemmen en dat hij het recht heeft om dat op basis van welk argument dan ook te doen? Het is aan u en aan mij en aan de tegenstanders om de argumenten aan te dragen. Wij dienen echter niet een soort van extra check te doen of men juist heeft gestemd of niet. Dat doet de kiezer zelf.

Minister Bot:

Het gaat niet over rechten, mijnheer Van Baalen. Ik heb dat nu tot uit den treure herhaald. Natuurlijk heeft de kiezer het recht om te doen wat hij wil. Het gaat om de vraag of wij duidelijk moeten maken wat de inhoud van het verdrag is en waarom het een duidelijk "ja" of een duidelijk "nee" moet zijn. Waartoe ik wel het recht heb – en dat is dan mijn recht – is om aan de kiezer uit te leggen dat bepaalde redenen die worden aangevoerd, niets uit te staan hebben met dit verdrag. Ik wil daar ook antwoord op geven en ik doe dat ook voortdurend. Ik ontken natuurlijk niet het recht – dat kan ik ook helemaal niet – aan de kiezer om te bepalen wat hij wil. Ik geloof dat ik dat vandaag duidelijk hier uiteen heb gezet.

De heer Bos (PvdA):

Mevrouw Van Velzen suggereerde zojuist dat de Partij van de Arbeid het voorstel heeft gedaan om een tweede referendum bij een nee-uitkomst te organiseren. Ik moet haar teleurstellen. Dat voorstel ligt er niet. Wat de Partij van de Arbeid wel heeft gedaan – en ik stel het op prijs omdat hier te kunnen zeggen – is duidelijkheid bieden. Als de uitkomst van het referendum "nee" is, dan dient het "nee" gevolgd te worden door de Kamer. Dan dienen politici in deze Kamer of in het kabinet niet met een beroep op veranderende omstandigheden, niet met een beroep op overmacht en niet met een beroep op het feit dat Nederland alleen zou staan in Europa plotseling van dat "nee" alsnog een "ja" te maken. Immers, de enige die van een eenmaal gegeven "nee" een "ja" kan maken, is de kiezer zelf en als dat nodig zou zijn, moet je inderdaad terug naar de kiezer.

Minister Bot:

Ik geloof dat ik duidelijk heb gezegd dat het aan de Kamer is om te bepalen wat er vervolgens met de uitkomst van het referendum gebeurt. Wij als regering hebben gesproken. Onze positie is glashelder voor eenieder die ons heeft zien ondertekenen en ons heeft zien onderhandelen. Ik stem derhalve volledig met u in.

Naar boven