Aan de orde is de behandeling van:

de brief van de minister-president, minister van Algemene Zaken, over afspraken over het Hoofdlijnenakkoord tussen de fractievoorzitters van het CDA, de VVD en D66 in de Tweede Kamer met het kabinet (30056).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Pasen is het feest van de wederopstanding. Dit jaar waren wij met Pasen getuige van de – in ieder geval voorlopige – wederopstanding van het kabinet-Balkenende. Tegen iedereen die zich nu zorgen begint te maken, zeg ik: ik zal de parallellen met het andere grote christelijke feest dat daarop volgt, namelijk de Hemelvaart, verder achterwege laten.

Vorige week werden wij vergast op een brok staatkundige vernieuwing, te weten de voorwaardelijke deelname of de voorwaardelijke crisis. Ten minste twee bewindspersonen wisten niet of zij eigenlijk nog wel tot het kabinet wilden behoren. Wat je daar verder ook van vindt, lang moest het niet duren, want dat zou de helderheid niet dienen. Het is dan ook goed dat de afspraken tussen de coalitiepartners zo snel zijn gemaakt en dat wij nu met elkaar duidelijkheid hebben.

Vervolgens is het wel zaak om te bezien wat er precies is afgesproken. In de eerste plaats is er geld vrijgekomen voor kennis, innovatie en onderwijs. Wij steken niet onder stoelen of banken dat wij daar blij mee zijn. Elke euro extra voor die doelen is prachtig. Voor leerlingenaantallen komt 250 mln structureel beschikbaar en 500 mln eenmalig. Het is wel de vraag of dat geld er zonder deze afspraken niet zou zijn gekomen. Ik ben benieuwd of de heer Van Aartsen en de heer Verhagen vandaag hier gaan verklaren dat zij, als D66 niet bij het overleg had aangezeten, mordicus tegen verhoging van de onderwijsbudgetten zouden zijn geweest. Zouden zij het te verklaren hebben gevonden om geen extra geld aan het onderwijs te besteden in geval van stijgende leerlingenaantallen? Aan de minister-president vraag ik: is het niet zo dat hij op 9 maart, nog maar drie weken geleden, in een overleg met de Kamer over het Innovatieplatform al duidelijk maakte dat men in het kabinet al lang en breed bezig was na te denken over het besteden van de aardgasmeevallers aan kennis, innovatie en onderwijs? Zo nieuw is het onderwerp dus niet, maar de besluitvorming daarover is naar voren gehaald. Het gaat echter om geld dat waarschijnlijk, en wat ons betreft terecht, toch wel voor het desbetreffende doel zou zijn aangewend.

Het is ook interessant om het akkoord te bezien vanuit de optiek van wat er niet in staat. Er staat niets in over energiebeleid, over de Waddenzee of over Borssele. Er staat niets in over het milieu. Er staat niets in over natuur. Er staat niets in over de nieuwe ziektekostenverzekering. Er staat niets in over gehandicapten en chronisch zieken. Er staat niets in over de WW of andere elementen van onze sociale zekerheid. Er staat niet in over een specifiek of generaal pardon voor asielzoekers en er staat ook niets in – zeg ik tegen de heer Dittrich – over kinderopvang. Dat betreuren wij. Dit was een uitgelezen moment geweest om ervoor te zorgen dat op al die gebieden juist wel de koers van het kabinet veranderd zou worden.

Maar goed, de voorzitter van D66 had het zelf al gezegd: dit is uiteindelijk een crisis die gaat over bestuurlijke vernieuwing. Natuurlijk ga je dan lezen wat er over bestuurlijke vernieuwing is afgesproken. Welnu, er gaat niet veel vernieuwd worden. Misschien komt er wel een onderzoek, maar vooral is afgesproken dat er een voorstel tot onderzoek zal worden gedaan. Wij wachten dat voorstel voor een onderzoek naar vernieuwing graag af. In de brief hebben wij gelezen dat het kabinet, en kennelijk ook de heren Verhagen, Van Aartsen en Dittrich, van mening zijn dat het juist bij onderwerpen aangaande staatkundige vernieuwing van belang is om een breed draagvlak te creëren, ook hier in de Staten-Generaal. Als dat een uitgestoken hand is naar de Partij van de Arbeid om over al die onderwerpen mee te denken, nemen wij die uitgestoken hand graag aan.

Over het kiesstelsel kan ik kort zijn, want wij weten nog precies wat er op dat punt voorgesteld gaat worden. De VVD heeft vorige week de stekker van het voorstel van minister de Graaf met betrekking tot het kiesstelsel eruit getrokken. Toch is het juist nu de VVD die beloond gaat worden, omdat precies datgene gaat gebeuren waar die partij al tijdenlang op heeft aangedrongen, te weten een zwaarder belang van voorkeurstemmen. Ik feliciteer de heer Van Aartsen dan ook met dat resultaat van de onderhandelingen.

Met het verschijnen van dit akkoord en de daarin opgenomen afspraken over de burgemeester is wat er volgende week is misgegaan en waarom minister De Graaf moest aftreden eigenlijk alleen nog maar onbegrijpelijker geworden. Ik ben ervan overtuigd dat ook minister De Graaf het prachtig had gevonden als hij al die afspraken over onderwijs en innovatie had kunnen incasseren. Nu is er afgesproken dat de gekozen burgemeester in 2010 moet komen. Precies dat aanbod lag vorige week op tafel in de Eerste Kamer. Kennelijk moest Barbertje eerst hangen. Kennelijk moest de minister eerst weg om iets wat de coalitie vorige week nog afschoot, vandaag acceptabel te vinden. Er is ook een nieuw voorstel gedaan: een grondwetswijziging. Het plan is dat in de Grondwet wordt gezet dat de bevolking de burgemeester moet kiezen. Ik heb hier het afgelopen weekend al duidelijk over gezegd wat ik ervan vind. Dit strijdt met ons programma. Wij zullen daar dan ook tegen stemmen. Wij moeten ons eens goed bedenken dat de aanpak waarvoor de coalitie nu heeft gekozen, ertoe leidt dat de Nederlandse burger in 2010 nog steeds geen gekozen burgemeester heeft. Wij willen eraan meewerken dat de gekozen burgemeester er wel komt. Ik heb de heer Dittrich en ook de heer Balkenende mooie woorden horen spreken over de behoefte aan draagvlak. In de brief met de afspraken staat dat voorstellen voor bestuurlijke vernieuwing bij een dergelijk breed draagvlak gediend zijn. Ik bied u dat draagvlak aan. Wat de Partij van de Arbeid betreft, heeft elke gemeente in Nederland in 2010 een gekozen burgemeester. Laten wij in onze verkiezingsprogramma's opschrijven of die burgemeester moet worden gekozen door de gemeenteraad of door de bevolking. Laten wij daar een normaal debat over voeren en laat wie er dan ook aan tafel zit bij de formatie de zaakjes beter regelen dan dit keer is gebeurd. Noch het CDA, noch de VVD had in de verkiezingsprogramma's van 2003 voorgesteld om de bevolking de burgemeester te laten kiezen. Ik daag hun nu uit om dat wel te doen en om daar tijdens de verkiezingscampagne gewoon over in debat te gaan.

Als er één ding is wat deze episode heeft laten zien, is het wel dat de coalitiepartijen niets meer met elkaar gemeen hebben. Alles is tegen elkaar uitruilbaar, alles valt af te kopen. Als er een probleem is, wordt het niet opgelost, maar gecompenseerd. Wat gisteren nog een kroonjuweel was, wordt vandaag weggerelativeerd.

Deze crisis is niet opgelost, maar uitgesteld. Daarom kwamen bij een crisis die over bestuurlijke vernieuwing ging, opeens onderwijs en innovatie uit de hoge hoed. Die onderwerpen vinden wij allemaal belangrijk. Wij allen zullen dan ook iedere poging van D66 om daar extra geld voor vrij te maken, steunen. Als er dan toch heronderhandeld werd, zo vraag ik de heer Dittrich, waarom ging het dan niet over natuur, milieu, energiebeleid, Waddenzee, Borssele of een generaal pardon voor asielzoekers? Daarmee had D66 de koers van het kabinet echt kunnen veranderen.

Ik zei net dat de coalitiepartijen niets met elkaar gemeen hebben, maar dat hebben zij wel degelijk: angst voor verkiezingen en angst voor de kiezer. Of het nu om de burgemeester of het omroepbestel gaat, er wordt stelselmatig geprobeerd om zaken dicht te regelen voor een volgende periode, zodat het niets uitmaakt wat de kiezer er bij volgende verkiezingen over zegt. Als je gewoon kijkt en luistert naar wat deze partijen de afgelopen dagen in de pers hebben gezegd, kun je niet anders concluderen dan dat de wens dat er geen nieuwe verkiezingen komen de voornaamste drijfveer is om het met elkaar eens te worden. Als die verkiezingen zouden komen, zo horen wij, zou de Partij van de Arbeid misschien wel eens kunnen profiteren. Dit is een zeer merkwaardig argument voor partijen die menen dat de kiezer juist de Partij van de Arbeid de rekening zal presenteren voor de gang van zaken van de afgelopen weken. Als u dat werkelijk vindt en zo veel vertrouwen hebt in de juistheid van uw opstelling van de afgelopen dagen en als u met mij concludeert dat dit kabinet nauwelijks meer een gemeenschappelijke grondslag heeft, anders dan dat men elkaar af en toe wat kan toeschuiven, dan zou juist u nu moeten staan trappelen om een en ander aan de kiezer voor te leggen. Wij zijn daar in ieder geval klaar voor.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Dit debat gaat over geloofwaardig heid en vertrouwen. Je laat je hoogste man in het kabinet vallen, je vice-premier, de man die nota bene een speciaal voor D66 uitgevonden ministerschap bekleedt, en terwijl hij nog huilend naar huis fietst, ga je weer praten met degenen die je frontman hebben laten vallen.

Hoe geloofwaardig kan het zijn? Laten wij even teruggaan naar de nacht van Wiegel. Een lid van een van de coalitiepartijen, de heer Wiegel, maakt tijdens het paarse kabinet het correctief referendum onmogelijk, een van de toenmalige kroonjuwelen van D66. D66 onderhandelde, lijmde en bleef zitten. Later zei de heer De Graaf dat er toen een cruciale fout was gemaakt.

De kroonjuwelen van D66 fungeerden weer volop als inzet voor de daarop volgende verkiezingen. De heer Dittrich ontkende in alle toonaarden – het is in de afgelopen dagen op de televisie nog herhaald – dat er ook maar een kans was dat D66 CDA en VVD aan een meerderheid zou helpen. Het gebeurde toch. Hoe geloofwaardig kan het zijn? Het verweer van D66 was natuurlijk dat het zijn kroonjuwelen binnengehaald had, want het stond in het regeerakkoord. Ik heb het er in het afgelopen weekend nog eens op nagelezen; inderdaad, het staat er, inclusief aanpassing van het kiesstelsel. Vervolgens wordt dit D66 weer afgepakt, de kroonjuwelen verdwijnen. D66 is dan de eerste om te zeggen dat andere partijen de kroonjuwelen voor D66 belangrijk maakten: "wij zijn een partij die breder georiënteerd is". Fijn om te horen, maar toch: hoe geloofwaardig is dit?

Nieuwe verkiezingen zouden nu veruit het meest voor de hand hebben gelegen, maar dit moest – de heer Bos zei het al – koste wat kost voorkomen worden. Hoe geloofwaardig is het eigenlijk als politieke partijen dit tot het hoogste doel verheffen?

D66 sprak indertijd over bestuurlijke vernieuwing, niet als iets wat op zichzelf van belang zou zijn, maar als iets wat nodig zou zijn om het cynisme over de politiek bij de bevolking weg te nemen, om de vermeende kloof tussen burger en politiek te verkleinen. De democratie moest beter. In dit licht kan ik nu alleen maar concluderen dat D66 juist bij uitstek het toonbeeld is geworden van de politiek die mensen zo cynisch maakt. Want hoe geloofwaardig is het dat er nu een nieuw akkoord is? Zowaar, in dit akkoord komt de bestuurlijke vernieuwing terug, maar geen harde en duidelijke maatregelen, maar een onderzoek. Na veertig jaar alsnog een onderzoek naar bestuurlijke vernieuwing! De direct gekozen burgemeester komt in de Grondwet, hoe geloofwaardig is het? De heer Bos refereerde er terecht aan, in het stuk staat dat de zaak met de Kamer besproken zal worden, dat er voor een breed draagvlak voor de gekozen burgemeester in de Staten-Generaal gezorgd zal worden. Maar het voorstel in dit stuk kan niet rekenen op een breed draagvlak, want een groot deel van de Kamer is ertegen, zoals iedereen weet. Het voorstel van de heer Bos om deze kwestie over de verkiezingen heen te tillen en alle politieke partijen gewoon eens eerlijk te laten vertellen wat zij op dit punt willen, heeft de SP al een keer gedaan. Dit heeft dan ook onze steun.

Een bedrag van 250 mln extra voor onderwijs, structureel. Uitstekend! Dit hadden wij verleden jaar al voorgesteld, maar D66 was ertegen; de alternatieve begrotingen van links waren niet bespreekbaar. Maar er zit een meevaller aan te komen en in de boezem van het kabinet is er natuurlijk allang over de besteding daarvan gesproken. Kortom, dit bedrag is naar voren gehaald. Is dit iets om cynisch van te worden? Nee, ik ben erg blij voor de mensen in het onderwijs, al hoop ik wel dat de incidentele meevaller van 500 mln niet rechtstreeks naar het bedrijfsleven zal vloeien, maar dat die echt in kennis en innovatie geïnvesteerd zal worden.

Nog één aspect van de geloofwaardigheid van dit geheel. De heer Dittrich heeft op een gegeven moment gesproken over een groep van 26.000 mensen. Ik zie hem nu "nee" schudden; misschien kunnen wij dit meteen ophelderen. Ik herinner me dat hij zei dat een verwijzing naar een nieuw kiesstelsel misschien niet zou lukken, maar dat hij dan wel een oplossing voor die 26.000 mensen wilde. Ik heb er niets over gelezen en ik vraag me echt af of dit nu wel kan. Kan een partij zaken doen en daarbij een onderwerp als dit, waarbij 26.000 mensen betrokken zijn, maar ook nog vele honderdduizenden anderen die zich ernstige zorgen maken over het onrecht dat die groep wordt aangedaan, laten varen? De heer Dittrich reageert nu niet, maar ik wil van hem graag in zijn termijn hierop een antwoord.

Voorzitter. Er zijn mensen die geloven in de paashaas. Er zijn ook mensen die alles wat ik nu heb opgenoemd, geloofwaardig vinden. Het is om je dood te lachen was het allemaal niet zo in- en intriest. De populariteit van de regering heeft een naoorlogs dieptepunt. Juist vandaag kwam het SCP met cijfers waaruit blijkt dat 65%, twee derde van de bevolking vertrouwen in dit kabinet had. Nu is dat nog slechts een derde, 35%.

De heer Verhagen (CDA):

Als u uit het SCP-rapport wilt citeren, moet u dat goed doen. Het SCP heeft onderzocht welk percentage van de Nederlandse bevolking tevreden was met de regering in 2000 en in 2002. De waardering voor het functioneren van de overheid daalde fors, maar weet u wie hier in 2002 zat? Kok! En juist omdat de bevolking zeer ontevreden was, hebben wij nu het kabinet-Balkenende.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik meen dat de bril van de heer Verhagen schoongemaakt moet worden. Ik ben noch de heer Bos noch de heer Kok noch een lid van de PvdA. En ik ben al helemaal niet iemand van Paars. De heer Verhagen mag deze opmerking maken aan het adres van de heer Bos, maar ik stel vast dat de cijfers die hij terecht noemt en die het stempel en de handtekening van het SCP dragen, een indicatie zijn voor het dalende vertrouwen. Mijnheer Verhagen, als u beschikt over cijfers waaruit blijkt dat het vertrouwen van de bevolking sinds het aantreden van uw premier en uw kabinet is toegenomen, wil ik die graag in uw termijn horen.

Mijnheer Verhagen (CDA):

U refereerde aan het onderzoek van het SCP. Dat onderzoek betrof het gebrek aan waardering voor en het afnemende vertrouwen in de kabinetten-Kok. Het ging dus over de publieke opinie in de periode 1970 tot 2002. Men constateerde dat juist in de laatste twee jaar van Paars het vertrouwen fors daalde. Dus ik geef u gelijk. Juist door die daling komt het dat dit kabinet er zit.

De heer Marijnissen (SP):

Dan verwijs ik naar de uitslag van de opiniepeilingen naar het vertrouwen van de burgers in dit kabinet. Laten wij elkaar toch geen mietje noemen, mijnheer Verhagen. U kunt de cijfers van die peilingen bij alle bureaus opvragen. Het vertrouwen van de bevolking in dit kabinet is nu lager dan het ooit in een kabinet na de Tweede Wereldoorlog was. Met andere woorden, onder Paars is het vertrouwen fors gedaald en onder dit kabinet is het nog verder gedaald. Kunt u nagaan! U komt triomfantelijk naar voren en zegt dat het vertrouwen onder Paars laag was. Toen was het inderdaad laag, maar ik verzeker u: het is nu nog veel lager.

Voorzitter. De verklaring daarvoor ligt voor de hand. De wantoestanden in de verpleeghuizen zijn ons bekend, maar wij doen er niets aan. In dit land groeien nog steeds 360.000 kinderen op in armoede. Eén op de tien huishoudens merk ik aan als arm. Onderwijs loopt uit de rails. De woonlasten van de mensen lopen uit de hand. De woningnood is terug. De kinderopvang is een ramp. Het gevoel van veiligheid is weg en de natuur en milieubelangen worden verrommeld.

Voorzitter. Ik zou een eindloze litanie kunnen houden van voorbeelden waaruit blijkt dat het kabinet dagelijks een brevet van onvermogen afgeeft. Mijn grote kritiek die ik hier herhaal is: de mensen wordt totaal geen perspectief geboden, geen hoop op een betere toekomst. Een minderwaardigheidscomplex is ons door deze regering aangepraat. Het kabinet is alleen maar met negativisme gekomen: wij werken niet hard genoeg, wij werken niet lang genoeg, de winsten zijn niet hoog genoeg, de lonen zijn natuurlijk te hoog enz. enz.

Tot de adviseurs van het kabinet zeiden: dames en heren, u bijt in uw eigen staart, u moet eens positivistisch worden. En prompt komt er in de Volkskrant een interview met de minister-president waarin hij oproept tot positivisme. Dat interview deed mij denken aan de act van Van Kooten & De Bie, waarin zij optreden als de positivo's. Zij persifleerden de positivo's van de EO met: Wij zijn blij, blij, blij. Maar, voorzitter, zo gaat dat niet in de politiek. Met deze bevolking, met onze rijkdom en met alles wat hier is opgebouwd, is er ruimte voor nieuw optimisme in dit land, zeker, maar dat nieuwe optimisme is juist door dit kabinet de grond ingeboord.

Het mag zo zijn dat CDA, VVD en D66 het vertrouwen in elkaar hebben uitgesproken, maar de bevolking vertrouwt het kabinet allerminst. Gezien de ministerscrisis in combinatie met het gebrek aan geloofwaardigheid en vertrouwen van de bevolking in dit kabinet, lagen nieuwe verkiezingen het meest voor de hand. Maar dat kon nie, want dat moch nie. D66 wil dat rechts het asociale karwei kan afmaken. Een van de roemruchte voorgangers van D66 persiflerend, zeg ik: een D66'er blijft altijd een D66'er.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Het CDA is blij met het akkoord dat wij zaterdagavond hebben bereikt. Het is een bevestiging van de goede band en samenwerking in de coalitie en tekent het enthousiasme waarmee de coalitie samen de hervormingsagenda steunt. Het is ook de afsluiting van een moeilijke week, waarbij een belangrijk onderwerp uit het regeerakkoord door het politiek opportunisme van de PvdA onmogelijk werd gemaakt. De coalitie is door de wateren gewassen, maar er versterkt uit herrezen.

Vanaf het begin werd in de coalitie het gevoel gedeeld dat wij er samen uit moesten komen. Het gesprek tussen de drie partijen is ook in een goede sfeer verlopen met respect voor elkaars positie. Het gevoel dat het gat dat in het regeerakkoord was geschoten moest worden opgevuld, werd alom als een gerechtvaardigde wens beschouwd. Daarnaast vond elke coalitiepartij dat de hervormingsagenda van het kabinet net de eerste vruchten begint af te werpen en dat wij op de drempel van economische groei staan. Het zou naar onze mening onverantwoord zijn geweest om datgene waar wij de laatste twee jaar zo hard aan gewerkt hebben, in de waagschaal te stellen. De politieke wil in de coalitie om met elkaar door te gaan was sterk, niet omdat wij bang zijn voor de kiezer, maar omdat wij het van belang vinden om de structurele hervormingen voort te zetten en Nederland klaar te maken voor de toekomst, om de problemen in de samenleving op te lossen, zoals wij dat ook aan het begin van deze kabinetsperiode hebben vastgesteld.

De kracht van dit akkoord is de combinatie van een nieuwe impuls voor de bestuurlijke vernieuwing en een grote investering in onderwijs en innovatie. Onderwijs en innovatie zijn cruciaal voor onze concurrentiepositie en daarmee voor de economische groei. Ondanks de financieel schaarse tijden is daarvoor een fors bedrag uitgetrokken. Dat geeft aan dat wij er ook echt werk van willen maken. Die extra financiën voor onderwijs betekenen voor onze fractie overigens niet dat wij op onze lauweren kunnen rusten. Er is nog steeds een grote efficiencyslag te maken in het onderwijs. Daar moet het kabinet zich voor blijven inspannen.

Twee onderwerpen van bestuurlijke vernieuwing vinden al in deze kabinetsperiode plaats: het zwaarder laten tellen van de voorkeursstem bij verkiezingen en het begin van een grondwetswijziging voor de gekozen burgemeester met het doel deze in de volgende periode af te ronden. Daarmee geven wij aan dat wij willen doorgaan op het pad van de rechtstreeks gekozen burgemeester.

Daarnaast is er overeenstemming over een nieuw plan voor de publieke omroep. Voor het CDA is het daarbij van belang dat de interne en externe pluriformiteit gewaarborgd zijn. Wij hebben als CDA steeds geijverd voor een pluriform en representatief mediabestel.

De opstelling van de linkse oppositie blijft ons enigszins verbazen. Met ongekende energie wil men de bestuurlijke vernieuwing tegenhouden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Verhagen sprak kort over het omroepbestel. Staatssecretaris Van der Laan heeft aangegeven dat juist deze paragraaf voor haar een doorbraak betekent ten opzichte van de situatie die wij in de afgelopen periode in de Kamer kenden. In die periode hadden CDA, PvdA, ChristenUnie en SGP andere opvattingen over het omroepbestel. Begrijpt de heer Verhagen waarom mevrouw Van der Laan spreekt van een doorbraak?

De heer Verhagen (CDA):

Wij hebben ons gebogen over de vraag hoe wij in de komende periode over dit dossier, waarvan wij hadden afgesproken om in deze kabinetsperiode tot verandering te komen, de opvattingen konden samenvoegen. In de discussie naar aanleiding van de concessieperiode is het volgende gesteld: wij zullen naar een nieuw omroepbestel moeten, waarbij er op dit moment geen sprake is van een pluriform bestel maar van een eenheidsworst. Zie de analyse in de rapporten van Rinnooy Kan en de WRR. Ik heb zelf in dat verband meerdere malen gezegd: we hebben nu drie keer de Volkskrant op drie verschillende netten. Nu is er niets mis met de Volkskrant, maar drie keer op de drie verschillende netten hoeft ook weer niet. We moeten dus toe naar een versterking van de externe pluriformiteit, zodat die verscheidenheid aan opvattingen eindelijk van de grond komt, juist waar het gaat om de televisie. In het akkoord wordt onderstreept dat er waarborgen komen om de externe en interne pluriformiteit meer handen en voeten te geven. Daarnaast is van groot belang dat de omroepverenigingen volledig autonoom zijn ten opzichte van de inhoud van de programma's. Op die wijze kunnen wij naar onze mening verantwoord inspelen op de uitdagingen die ook de toekomst ons biedt, zoals de digitalisering, en tegelijkertijd de waarborgen overeind houden die wijzelf van groot belang vinden voor een omroepbestel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U stemt kennelijk wel in met het terugdringen van de invloed van de omroepverenigingen en het omvormen van het huidige bestel tot een D66-bestel, zoals mevrouw Van der Laan het noemde.

De heer Verhagen (CDA):

Ik weet niet of mevrouw Van der Laan dit een D66-bestel heeft genoemd, maar als u dat zegt, neem ik dat aan. Wij gaan akkoord met de positionering van een raad van toezicht die onafhankelijk is van de omroepverenigingen en tegelijkertijd zeker stelt dat er een volledige autonomie van de omroepverenigingen ten aanzien van de inhoud van de programma's blijft bestaan, inclusief een gelijkwaardige toedeling. Wat we nu zien, onderschreven door de rapportage van ons eigen wetenschappelijk instituut, is dat er nu geen sprake is van pluriformiteit en verscheidenheid aan opvattingen, maar dat het in toenemende mate een eenheidsworst is. Met deze kaders, hier overeengekomen, wordt het een uitdaging voor de omroepverenigingen om daadwerkelijk invulling te geven aan de externe pluriformiteit en de eigen identiteit, zodat we ten minste verscheidenheid aan opvattingen krijgen, in plaats van een eenheidsworst, zoals wij dat nu in toenemende mate zien.

De heer Bos (PvdA):

Op het gebied van pluriformiteit kunnen de heer Verhagen en de PvdA-fractie het altijd prima met elkaar vinden. Maar voor het garanderen van pluriformiteit is niet zozeer de autonomie met betrekking tot de programma's van belang, maar veeleer de vraag wie coördineert op het net en besluit wat er wanneer wordt uitgezonden. Daarover heeft staatssecretaris Van der Laan gesteld dat dat geheel in handen van de Raad van Bestuur komt. Bent u het daarmee eens?

De heer Verhagen (CDA):

De raad van bestuur zal getoetst moeten worden op de vraag, of er een gelijkwaardige toewijzing qua omvang en plaatsing van de programma's plaatsvindt, en dat er dus geen programma's die juist invulling kunnen geven aan die pluriformiteit na twee uur 's nachts worden uitgezonden. Nee, ook op dat punt zullen er waarborgen zijn die zeker stellen dat die verscheidenheid in opvattingen ook op relevante tijdstippen tot uiting kan worden gebracht.

De heer Bos (PvdA):

Maar zegt u nu eigenlijk wel of niet dat u het standpunt van staatssecretaris Van der Laan deelt dat de netcoördinatie volledig in handen komt van de raad van bestuur?

De heer Verhagen (CDA):

De netcoördinatie zal inderdaad in handen komen van de raad van bestuur. Ik ben dat volledig met de staatssecretaris eens. Maar er zijn waarborgen waarbij niet alleen de autonomie, maar ook de pluriformiteit zeker wordt gesteld.

De heer Bos (PvdA):

Een tweede uitspraak van de staatssecretaris die ik aan de heer Verhagen wil voorleggen, is de volgende. Zij heeft gezegd dat omroepen zich slechts bezig hoeven te houden met het maken van programma's, en niet meer met andere zaken. Deelt hij ook die uitspraak van de staatssecretaris?

De heer Verhagen (CDA):

Het lijkt mij op zich van groot belang Verhagendat omroepen zich bezighouden met het maken van programma's, willen ze invulling kunnen geven aan de opinievorming. Anders kunnen ze beter helemaal ophouden! Het aardige van de gemaakte afspraken is dat de publieke omroep, juist met het oog op de digitalisering en de toekomstige ontwikkelingen, actief kan zijn op andere terreinen, zoals internet, en combinaties daarvan met radio en televisie. Daarmee kunnen op een veel breder spectrum activiteiten ontstaan dan nu het geval is. Zoals bekend is de huidige wetgeving daarvoor belemmerend.

De heer Bos (PvdA):

Ik constateer dat de heer Verhagen met alle behendigheid die hem eigen is, deze afspraken al aan het relativeren is.

De heer Verhagen (CDA):

Nee, ik relativeer niets.

De heer Bos (PvdA):

Heeft de heer Verhagen het onderwerp onderwijs overigens al afgerond? Ik zou hem daarover namelijk ook nog wel een vraag willen stellen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb dat onderwerp inderdaad afgerond. De heer Bos is niet zo behendig dat op het moment dat het onderwerp zelf aan de orde is, hij met vragen komt.

De heer Bos (PvdA):

Was de heer Verhagen toen hij het overleg dit weekend inging, eigenlijk tegen het verhogen van het onderwijsbudget in verband met stijgende leerlingaantallen?

De heer Verhagen (CDA):

Wat er op dit moment is vastgelegd, is ook geschied op basis van afspraken in het regeerakkoord en de huidige regelgeving. Dat komt erop neer dat slechts een beperkt deel buiten de onderwijsbegroting gevonden kan worden. Wij hebben afgesproken om uitgaande van de beperkte, schaarse middelen, hoe dan ook 0,25 mld euro extra voor onderwijs te bestemmen, dus naast de gelden die voor innovatie zijn bestemd. In feite geef je een prioriteit aan om daarmee de kwaliteit van het onderwijs zeker te stellen.

De heer Bos (PvdA):

Dat begrijp ik, maar mijn vraag was of dit iets was waar u tegen was. Heeft u dit met veel pijn en moeite moeten slikken omdat u het eigenlijk niet wilde? Heeft u op dit punt dus een enorme concessie moeten doen of was het iets waarvan u eigenlijk altijd de redelijkheid inzag?

De heer Verhagen (CDA):

Ik begrijp dat de heer Bos het begin van mijn inbreng gemist heeft. Ik heb gezegd dat wij met respect voor elkaars standpunten en in goede harmonie tot deze afspraken zijn gekomen. Het is dus ook niet een kwestie van pijn lijden, maar van gezamenlijk zoeken naar een duidelijke basis om de hervormingsagenda van dit kabinet met kracht voort te zetten. Daarbij hebben wij respect voor elkaars standpunten gehad. Waar naar voren is gekomen dat innovatie, kenniseconomie en onderwijs een extra impuls behoeven, is dat in het gesprek tussen ons drieën ook aldus geformuleerd.

De heer Bos (PvdA):

Ik sluit af met de constatering dat het akkoord op dit punt een belangrijk element bevat, namelijk 250 mln voor het onderwijs, maar dat dit kennelijk geen van de deelnemers, in ieder geval niet de heer Verhagen, echt moeite heeft gekost om daaraan toe te geven.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. De opstelling van de linkse oppositie en van de heer Bos blijft ons overigens in toenemende mate verbazen. Met ongekende energie wil men de bestuurlijke vernieuwing namelijk tegenhouden. Het is vooral vreemd uit de mond van Wouter Bos te horen dat hij zich met hand en tand zal verzetten tegen de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. Dat is wel een heel snelle capitulatie voor het gestaalde PvdA-kader. Want hij was toch altijd voor die rechtstreeks gekozen burgemeester? Zijn politieke leiderschap zou toch gekenmerkt worden door meer vertrouwen aan de burger te geven? Dat beloofde hij de kiezer toch steeds tijdens talloze werkbezoeken in het land. Blijkbaar heeft hij niet de politieke moed om voor zijn eigen opvattingen te vechten als het moeilijk wordt. Hij staat nu namelijk een model voor waar eigenlijk iedereen van af wil, namelijk een burgemeestersbenoeming op basis van onduidelijke lokale partijpolitieke achterkamertjespolitiek. Een begrip dat hijzelf altijd als de grootste politieke doodzonde heeft gezien. Dus ik constateer hieruit dat de angst voor de kiezer bij u zit, mijnheer Bos, aangezien u uw lokale partijbonzen meer toevertrouwt dan de burgers zelf.

De heer Bos (PvdA):

Ik constateer dat het CDA de afgelopen verkiezingen is ingegaan met een verkiezingsprogramma waarin stond dat de burgemeester benoemd moest worden. Ik vind het prima dat men halverwege van mening verandert – dat mag – maar laten wij het dan niet op een kwestie van moed gooien. Als u echt moed heeft, als u van mening bent dat uw verhaal een beter verhaal is dan ons verhaal, laten wij dan samen bij de kiezer gaan kijken wie er gelijk krijgt.

De heer Verhagen (CDA):

In het congres van onze partij maar ook in de richting van bestuurdersverenigingen hebben wij steeds aangegeven waarom wij gekomen zijn tot de gekozen burgemeester. Wij hebben op dat punt gezegd dat wij staan voor onze handtekening onder het regeerakkoord. In het debat van de vorige week heb ik gezegd dat het ons niet overal in dank is afgenomen, maar dat wij wel staan voor onze handtekening. Ook dat is een kwestie van betrouwbaarheid. Op het moment dat wij dat zo zeggen, mag de kiezer daarvan uitgaan. Zoals bekend staan wij een grondwetswijziging op dit punt voor, waarbij wij ook rekening houden met de gevoelens in de Eerste Kamer die namelijk vroeg om reconstitutionalisering; wij slaan die stap over door meteen met een grondwetswijziging te komen. Welnu, op het moment dat er verkiezingen zijn en u dat wil terugdraaien, moet u dat dan maar uitleggen aan de kiezers, mijnheer Bos. U kunt dan tegen de burger zeggen: een stem op de PvdA is het tegenhouden van de bestuurlijke vernieuwing op dit punt. U mag dat best doen.

De heer Bos (PvdA):

Misschien vindt het CDA dat ook wel prettig. Het heeft in elk geval zelf geen moeite gedaan om ervoor te zorgen dat de gekozen burgemeester er komt.

De heer Verhagen (CDA):

O nee? Dit is een omkering van de feiten.

De heer Bos (PvdA):

In de brief met de afspraken staan mooie woorden over de noodzaak van consensus en draagvlak op tal van gebieden van bestuurlijke vernieuwing. Ik doe de coalitie het aanbod om in die geest van draagvlak en consensus ook te zoeken naar een oplossing voor het burgemeestersvraagstuk. Wij kunnen daarover ruziën en de ramkoers blijven volgen die u voorstaat, maar dan is het risico groot dat er in 2010 nog steeds geen gekozen burge meester is. U kunt ook mijn aanbod aannemen. Dan vechten wij het eerlijk uit en kan de kiezer er uiteindelijk zijn oordeel over geven. Eén ding is dan zeker en dat is dat de gekozen burgemeester er in 2010 komt.

De heer Verhagen (CDA):

Als het uw bedoeling is om de gekozen burgemeester in 2010 zeker te stellen, wil ik u in overweging geven om voor de grondwetswijziging te stemmen, want dat is de enige manier. U moet het mij niet euvel duiden dat ik enige twijfels heb over de geloofwaardigheid van dit aanbod. De PvdA heeft gepleit voor de gekozen burgemeester en voor de deconstitutionalisering, maar heeft dat in de Eerste Kamer onmogelijk gemaakt. Ik heb dan ook wat twijfels over de draagwijdte van uw uitspraak.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer Verhagen heeft een snoeihard oordeel uitgesproken over het standpunt dat de leden van het CDA in 2002 en in 2003 in het verkiezingsprogramma van hun partij hebben laten vastleggen. Is dit de vooraankondiging dat de door de Kroon benoemde burgemeester niet meer in het CDA-verkiezingsprogramma zal terugkeren? Wij hebben enige ervaring opgedaan met het standpunt van het CDA bij de verkiezingen en vervolgens de vertaling daarvan in een regeerakkoord. Zijn wij nu van dat gejojo af? Ik begrijp dat de heer Verhagen er niets meer voor voelt om nog een keer met de kroonbenoeming de boer op te gaan.

De heer Verhagen (CDA):

Ik zeg dat het CDA evenals de andere coalitiepartijen met alle kracht door wil gaan op het pad van de rechtstreeks gekozen burgemeester.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U hebt daar een heel hard oordeel over gegeven.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb daar een heel duidelijke uitspraak over gedaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat kunt u rijmen met uw grote woorden vorige week woensdag in de richting van andere fracties van dat je vooral moet staan voor je eigen standpunt.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb het standpunt van de CDA-fractie verwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik weet niet of de heer Verhagen als warm pleitbezorger van de bestuurlijke vernieuwing aan het eind is gekomen van zijn aanval op de PvdA. Als dat het geval is, heb ik nog een vraag aan hem. Ik ben benieuwd naar de steun van het CDA voor de onderwerpen die zijn genoemd in het kader van dat zeer brede onderzoek. Ik ben het meest geïnteresseerd in het referendum, dat door dit kabinet is afgevoerd, en het burgerinitiatief. Staat het CDA nu open voor herinvoering van het referendum?

De heer Verhagen (CDA):

Ik weet niet of u op dit punt de Europese grondwet heeft bestudeerd. Binnenkort zullen wij campagne gaan voeren voor aanvaarding daarvan. Dat geldt voor mij, maar ook voor de PvdA van de heer Bos en voor het GroenLinks van u. Het burgerinitiatief is in die grondwet opgenomen. Het zou vreemd zijn als wij pleiten voor een "ja" tegen deze grondwet en ons dan vervolgens tegen het burgerinitiatief keren. In het akkoord staat niets meer en niets minder dan dat er onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van het referendum. Er moet een zodanig draagvlak zijn dat de voorstellen ook op voldoende steun kunnen rekenen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als het CDA op dit punt van mening verandert, dan kan ik verzekeren dat er een heel breed draagvlak voor is in de Kamer en daarbuiten. Het is dan ook de vraag waarom er nog onderzoek nodig is. Uw opmerking over het burgerinitiatief vind ik zeer interessant. Het lijkt mij mogelijk om ten aanzien daarvan vergaande initiatieven te nemen.

De heer Verhagen (CDA):

Als GroenLinks op alle onderwerpen die op de hervormingsagenda van dit kabinet staan zijn mening wijzigt, kunnen wij op een nog veel bredere steun rekenen in deze Kamer. Als u partijen uitnodigt om van standpunt te veranderen, wat let u om dat op tal van andere terreinen ook te doen? U vraagt mij om het referendum bij voorbaat te accorderen. Nee, dat doen wij niet, want dan had dit in het akkoord gestaan. In het akkoord staat niets meer en niets minder dan dat er een onderzoek komt naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van het realiseren van een aantal initiatieven zoals vermeld. De uitkomst staat daarbij niet vast.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Moet ik het terugkaatsen van de bal, het appèl op GroenLinks om van mening te veranderen, zo begrijpen dat u ook van plan bent om van mening te veranderen? In dat geval hebben wij inderdaad een goed gesprek.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb nog niets gemerkt van een eventuele verandering van opstelling van GroenLinks, dus gelijk oversteken is er wat dat betreft zeker niet bij.

Voorzitter. Het is een akkoord waarmee in ieder geval de coalitie tevreden kan zijn, maar waarmee naar mijn mening ook Nederland tevreden kan zijn. Niet alleen weerspiegelt het de politieke wil in de coalitie om met vernieuwde kracht door te gaan, maar het is met name goed voor de politieke stabiliteit in Nederland en voor het voortzetten van de noodzakelijke hervormingsagenda.

De heer Van Aartsen (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Ik maak twee opmerkingen en heb een tweetal observaties. Na de door de Eerste-Kamerfractie van de PvdA veroorzaakte ministerscrisis van vorige week heeft de coalitie onder leiding van de minister-president er naar ons oordeel goed aan gedaan, terstond te verzekeren dat er vrij baan zou zijn voor de benoeming van een nieuwe minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Verwacht de minister-president – dit is uiteraard in eerste instantie een zaak van D66 – binnen nu en een aantal dagen de voordracht tot benoeming van een nieuwe minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksaangelegenheden?

Mijn fractie staat ten volle achter de afspraken van zaterdag 26 maart. Wij steunen hetgeen daar is afgesproken en besproken. Eenieder die de VVD in de afgelopen twee jaar een beetje heeft gevolgd, weet dat wij voor bestuurlijke vernieuwing zijn, voor de door de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester en voor wijziging van de Kieswet. Wij steunen de innovatie van ons mediabestel. Wij zijn voor versterking van de kennisinfrastructuur van ons land en wij zijn enthousiaste supporters van investeringen in ons onderwijs. Het gaat ons niet om het snelle gewin, maar om een daadwerkelijke versterking van dit land, nationaal en dus ook internationaal.

De afspraken van afgelopen zaterdag zijn naar het oordeel van onze fractie een impuls, een investering in democratie, in werk en in onderwijs. De avond van Noten en Van Thijn heeft de drie fracties waarop de coalitie rust, CDA, D66 en VVD, nader aaneengesmeed. Zeer veel dank, mijnheer Bos.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Van Aartsen reageerde vorige week nogal fel toen ik hem confronteerde met de brief van minister De Graaf. Ik begrijp dat wel, want hij had die brief toen nog niet gelezen. Inmiddels neem ik aan dat hij dat heeft gedaan. Uit de brief wordt duidelijk dat minister De Graaf uiteindelijk besloten heeft, te vertrekken vanwege de onwil in de coalitie om perspectief te bieden op het districtenstelsel. Hoe kijkt hij nu eigenlijk terug op die woensdag, dat wil zeggen op de dag van Van Aartsen?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb inmiddels kennisgenomen van die brief. Dat heb ik meteen die avond al gedaan. Ik heb die brief heel goed gelezen. Ik weet uiteraard ook hoe het proces is gegaan. Het wordt heel vervelend om dit iedere keer te herhalen, maar het begint en het eindigt bij het stemgedrag van de Eerste Kamerfractie van de Partij van de Arbeid, vorige week dinsdagavond. Dat was volstrekt onnodig en misbruik of oneigenlijk gebruik van de tweede lezing van een grondwetsherziening. Daar heeft de fractie van de Partij van de Arbeid willens en wetens voor gekozen, heb ik begrepen uit een interview van de heer Noten. Dat is de reden voor de val, de ministerscrisis of het vertrek van de vice-premier, de heer Thom de Graaf. Dat had niets, maar dan ook niets te maken met de stellingname van de Tweede Kamerfractie van de VVD vanaf het begin van het totstandkomen van dit kabinet, ook bij het hoofdlijnenakkoord, wat betreft de wijziging van het kiesstelsel. Wij zijn in alle stadia helder geweest dat wij in deze parlementaire periode geen vorm van een districtenstelsel of gemengd districtenstelsel willen. Daarom luidde het hoofdlijnenakkoord ook zoals het luidde.

De voorzitter:

Wij hebben afgelopen woensdag tot een uur 's nachts gesproken over de gebeurtenissen in de Eerste Kamer van afgelopen dinsdag. Vandaag hebben wij het over de brief die de Kamer heeft ontvangen over het akkoord tussen drie fractievoorzitters. Ik sta mevrouw Halsema nog een korte vraag toe, maar dan sluiten wij dit af, want wij gaan niet het debat over doen dat wij vorige week uitgebreid hebben gevoerd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil de heer Van Aartsen nog een vraag stellen. Als ik het goed begrijp, wordt de uitspraak van minister De Graaf zelf dat vooral de onwil van de VVD aanleiding was om te vertrekken, door hem niet serieus genomen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit is een volstrekt verkeerde weergave van de brief van de heer De Graaf.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind het toch wel grappig om van de fractievoorzitter van de VVD te horen dat de coalitie dankzij de oppositie nu weer cohesie heeft.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ja, toch is het zo.

De heer Marijnissen (SP):

Dat vind ik heel frappant. Ik feliciteer hem ook met dit triootje. Ik wil nog even terug naar de opening van de toespraak van de heer Van Aartsen, waarin hij de minister-president vroeg of de opvolger van de heer De Graaf al deze week bekend kan worden. Mijn vraag aan de heer Van Aartsen is of hij het staatsrechtelijk kies zou vinden, indien zo'n bewindspersoon inderdaad al voor het congres van D66 beëdigd zou worden. Dat impliceert dat het mogelijk of hopelijk een erg kort zittende minister wordt.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik vind dit niet alleen kies, maar ook nodig, zoals ik heb gezegd toen ik deze vraag stelde aan de minister-president.

De heer Marijnissen (SP):

U dringt er bij de minister-president op aan dat door D66 nog voor het D66-congres een minister wordt voorgedragen als opvolger van Thom de Graaf en dat deze dan ook nog wordt benoemd of beëdigd door de Koningin?

De heer Van Aartsen (CDA):

Ik heb mijn woorden heel zorgvuldig gekozen. Ik heb gezegd dat ik daarvan uitga. Per slot van rekening zijn er afgelopen zaterdag afspraken gemaakt waarin onze drie fracties zich kunnen vinden. Dat zal men dadelijk ook nog van de heer Dittrich horen. Zoals ik heb gezegd, is daarmee de baan vrij, of vrij baan in dit geval, voor de benoeming van een nieuwe minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksaangelegenheden. De D66-leiding heeft daarin het voortouw, maar ik ga er vanuit dat het de bedoeling is om nog in de komende dagen een nieuwe minister te benoemen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben verbijsterd. De heer Dittrich laat zich er in alle interviews, en dat zijn er heel veel, op voorstaan dat D66 een democratische partij is, dat de leden het voor het zeggen hebben, dat hij zelfs niet zijn politieke lot wil verbinden aan de uitspraak van het congres. Dat congres is heel belangrijk. Nu zet u als coalitiegenoot de heer Dittrich onder druk om nog voor het congres een nieuwe bewindspersoon beëdigd te krijgen. Ik ben verbijsterd! Volgens mij kan dat helemaal niet en is dit buitengewoon ongewenst. Wat u doet, is D66 voor het blok zetten, iets wat de heer Dittrich niet durft of niet wil. Volgens mij is dat zeer ongewenst. Ik zal de minister-president naar zijn mening hierover vragen.

De heer Bos (PvdA):

De heer Van Aartsen ging vorige week het overleg met de coalitiepartners in met de uitspraak: ik voel mij niet in de positie dat ik iets moet bieden, het is immers niet mijn schuld. Heeft hij inderdaad niets hoeven bieden?

De heer Van Aartsen (VVD):

Zoals de heer Verhagen al heeft gezegd en naar ik aanneem de heer Dittrich nog uiteen zal zetten, hebben wij naar aanleiding van de door uw Eerste-Kamerfractie veroorzaakte ministerscrisis in de coalitie een overleg gehad op donderdagavond en de gehele zaterdag. Dat waren elf uur zeer vruchtbaar overleg, onder leiding van de minister-president. Dat was een investering van ons allen in de coalitie. Onze fractie heeft daar vanochtend uiteraard over vergaderd. De fractie van de VVD in de Tweede Kamer en naar ik verwacht ook in de Eerste Kamer kan zich vinden in deze afspraken, omdat wij ze belangrijk vinden. Het is een impuls in democratie en ik ben reuze benieuwd, wanneer wij u eindelijk weer op dat pad krijgen. Het is voorts een impuls in werk en in onderwijs.

De heer Bos (PvdA):

Prima. De burger zal niet vergeten wie het referendum heeft afgestemd. De burger zal ook niet vergeten hoe de discussie verliep over de Europese Grondwet. Dat komt allemaal nog wel.

Ik constateer dat volgens u het overleg met uw coalitiegenoten een goed overleg was met collega's over een besluit dat nu eenmaal genomen moest worden en waarin iedereen zich kon vinden. Ik geloof dat meteen, maar dat betekent wel dat er in feite niets bijzonders is gebeurd. Het besluit is alleen iets vroeger genomen dan anders het geval zou zijn geweest.

Zou de heer Van Aartsen kunnen uitleggen waarom hij zich vandaag gelukkig prijst met een afspraak tussen de coalitiegenoten dat de burgemeester in 2010 gekozen wordt, terwijl dat vorige week nog ononderhandelbaar en onacceptabel was?

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij waren voor een heel ander traject. Dit is een onbegrijpelijke vraag van u. Wij wilden dat een gekozen burgemeester mogelijk werd in 2006. Uw fractie in de Eerste Kamer heeft dat onmogelijk gemaakt. U schreef vorig jaar oktober nog in uw weblog dat u zo'n groot voorstander van een rechtstreeks gekozen burgemeester was. U heeft noch toen ten opzichte van uw eigen partij, noch vorige week ten opzichte van uw fractie in de Eerste Kamer een poot uitgestoken om het mogelijk te maken. Als je je realiseert hoe vaak de Partij van de Arbeid, u en trouwens ook uw fractie in de Eerste Kamer bij monde van de heer Van Thijn van argumenten zijn gewisseld, dan duizelt het je.

De heer Bos (PvdA):

Ik probeer mij in te leven in de duizelingen van de heer Van Aartsen, maar dit moet mij van het hart: waar was hij vorige week? Hij prijst zich nu gelukkig met afspraken dat de gekozen burgemeester er in 2010 moet komen. Dat aanbod werd hem vorige week gedaan door de Eerste Kamer. Als hij toen minister De Graaf had gesteund, had hij de gekozen burgemeester in 2010 gehad. Minister De Graaf was dan nog in functie geweest.

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij hebben het mogelijk gemaakt dat minister De Graaf duidelijke toezeggingen kon doen inzake de politie. De heer De Graaf heeft ook duidelijk toezeggingen kunnen doen over de fasering, waarvan de fractie van de Partij van de Arbeid zo'n groot voorstander was. Uiteindelijk vond zij de politie het allerbelangrijkste. Dat kan allemaal. Dat mag. In de toespraak van de heer Van Thijn stond dat voor zijn fractie het derde punt het belangrijkste was. Naar ik heb begrepen, heeft hij dat ook zo uitgesproken. Wij hebben het vorige week mogelijk gemaakt dat de minister op dat front toezeggingen kon doen. Uiteraard was dat ook een verantwoordelijkheid van het kabinet.

Laten wij het eens hebben over de inhoudelijke standpuntbepaling van de fractie van de Partij van de Arbeid in de Eerste Kamer. Die was onbegrijpelijk. Als men inderdaad de politie en het beheer over de politie zo belangrijk vond, zou het heel logisch zijn geweest als de heer Van Thijn namens de fractie van de PvdA in de Eerste Kamer ervoor had gepleit dat ook de "korpsbeheerdersgemeenten" tot de eerste fase in 2006 hadden behoord. Wij hadden burgemeesters kunnen kiezen in 2006, maar dat heeft, zoals de heer Dittrich zaterdagavond heeft gezegd, een conservatieve minderheid in de Eerste Kamer onmogelijk gemaakt. Ik heb het vorige week niet over de "chambre de réflexion", maar over de "chambre de réaction" gehad.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Dittrich heeft vorige week iedere gelegenheid aangegrepen om via de media te zeggen dat de balans moest worden hersteld en dat er compensatie moest komen voor het verlies van de kroonjuwelen. De vraag aan de heer Van Aartsen is Van Aartsenof hij vermag in te zien waar in dit akkoord die compensatie, dat herstel van de balans, voor D66 zit en of hij het eens is met de inschatting van de minister-president, die zegt dat het kabinetsbeleid ietsje meer van D66 is geworden. Op welk punt is dat volgens de heer Van Aartsen precies het geval?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ook mijn fractie vindt het heel belangrijk dat die eerste paragraaf over dat brede onderzoek erin staat. Dat zou je als een balansherstel kunnen zien voor ons alle drie. Voor ons en voor ons alle drie is de afspraak dat wij gewoon doorgaan met de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester, volgens mij zeer belangrijk geweest. Dat pad willen wij vervolgen. Ik weet wel hoe u daarover denkt; u bent daartegen. Van de heer Bos moeten wij in 2007 maar eens zien welke hoek hij dan ongeveer weer inslaat, eventueel bij de kabinetsformatie als de heer Bos daarbij betrokken zou zijn, hetgeen de kiezer hopelijk zal verhinderen. Dat zijn elementen van balansherstel, maar verder moet u die vraag vooral aan de heer Dittrich stellen. Ik ben geen D66'er, maar als ik dat zou zijn – ik kom dezer dagen bijna in de verleiding om mij voor dat congres als lid aan te melden; misschien doen wij dat bij wijze van spreken alle 27 – zou ik zeggen: het is ook voor ons een mooi akkoord.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik volg uw partijpolitieke beweging de afgelopen dagen met veel belangstelling. Vorige week zei u dat u niet in de positie was om iets te hoeven bieden, want het was niet de schuld van de VVD. Dat hebt u hier herhaald; ik heb inmiddels begrepen dat u de schuld ergens anders lokaliseert. Wat u de heer Dittrich hebt geboden, is eigenlijk: onderwijsgeld waarmee u het al eens was en daarnaast de – ook door de voorstanders – als "vaag" aangeduide toezegging van een brede agenda en een onderzoek, waarin u zich wel kunt vinden. Dat is wat u geboden hebt en dat is waarschijnlijk ook wat de minister-president bedoelt met de opmerking dat het kabinetsbeleid nu ietsje meer van D66 is.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik vond dat de minister-president de spijker op zijn kop sloeg.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Voor de laatste strohalm geldt dat je die moet grijpen. Dat is precies wat D66 heeft gedaan. Wie de afspraken van 26 maart tot zich neemt, kan maar één ding concluderen: de VVD is blij: niets hoeven te bieden. Het CDA is blij: niets hoeven te geven. D66 is blij: verkiezingen bespaard gebleven. Tenminste: als het D66-congres net zo opgelucht is als de heer Dittrich, die zich het afgelopen weekend overigens als een echte baron Boris van Münchhausen aan zijn haren uit het moeras trok.

Misschien zijn degenen bij D66 die al langer vonden dat de kroonjuwelen verpand konden worden aan de VVD en het CDA en degenen die bereid waren om daarvoor een minister te offeren, blij. Voor de anderen van D66 – laten wij zeggen: de democraten – moet dit toch een hard gelag zijn. Per saldo is van de bestuurlijke vernieuwing immers minder over dan voordat D66 tot het tweede kabinet-Balkenende toetrad. Het referendum is ingeruild voor een districtenstelsel, dat nu definitief van de baan is. Er komt een onderzoek naar bestuurlijke vernieuwing in brede zin. Daarmee zijn, naar goed Haags gebruik, alle bestuurlijke ambities van D66 getorpedeerd. Dat rechtvaardigt mijn conclusie van vorige week: Thom de Graaf is gestruikeld in de Senaat, maar gevallen over de onwil van de coalitie. Of D66 zou werkelijk moeten geloven dat de gekozen burgemeester nu in de Grondwet terechtkomt. Hallo, wakker worden! Het is een te vroege 1 aprilgrap, of een herhaling van zetten. Want dan is het de coalitiefracties kennelijk zo goed bevallen om de verantwoordelijkheid voor hun onderlinge conflicten naar de oppositie te verschuiven, dat de heren Verhagen en Van Aartsen hebben gedacht: dat doen wij nog een keer. Mijn vraag aan de premier is, waarom het kabinet de gekozen burgemeester wil opnemen, terwijl van tevoren bekend is dat dit voorstel de vereiste tweederde meerderheid niet zal krijgen. Is dat wat je noemt: rekening houden met een breed draagvlak in de Staten-Generaal, zoals heel vroom in de afspraken staat vermeld?

Nu de kroonjuwelen zijn verpand, resteert de conclusie dat bestuurlijke vernieuwing is opgeofferd aan 1 mld voor onderwijs; het andere issue van D66. Laat ik vooropstellen dat ik, evenals de andere woordvoerders, heel blij ben dat het kabinet eindelijk bereid is gebleken om de meevaller, die al in de kluis lag te bederven, alsnog in te zetten. Daar zal ik niet flauw over doen. Ik wil echter wel graag dat het geld gaat naar versterking van het vmbo, naar onderwijsachterstanden en naar versterking van de leraren, en niet naar een prestigeproject dat – zo staat het in de afspraken – gericht is op dynamisering van focus en massa. Je moet hebben doorgeleerd als je dat wilt begrijpen. De heer Van As schijnt het wel te begrijpen.

Aan de heer Dittrich, die nu de zaal heeft verlaten, vraag ik: waarom alleen onderwijs? Waar is de kinderopvang gebleven? Waar zijn natuur en milieu? Misschien is er voor de heer Dittrich een reden om even weg te zijn, want ik vraag hem: waar zijn de 26.000 asielzoekers gebleven? De heer Marijnissen maakte er ook al een opmerking over. Die kun je niet zomaar in paasonderhandelingen vergeten, lijkt mij.

Dan nog een suggestie van mijn kant. Als de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties 1 mld voor onderwijs waard is gebleken, dan schat ik minister Brinkhorst op 1,5 mld voor de gezondheidszorg. En volgens mij moet staatssecretaris Van der Laan minimaal goed zijn voor wel 0,5 mld kinderopvang of natuur en milieu. Misschien kan het kabinet hier een gedachte aan wijden.

Wat blijft er dan over? Misschien zou D66 werkelijk blij zijn met de herziening van het publieke omroepbestel tot elitaire staatstelevisie. Ik herinner mij dat echter vooral als een lang gekoesterde droom van de VVD. Terecht vermindert het kabinet de macht van de omroepverenigingen. Maar dat moet niet gebeuren ten gunste van een centrale top van financiële managers: bureaucratische functionarissen, die niets weten of begrijpen van televisie maken. Dit gaat ten koste van televisiemakers, maar het gaat vooral ten koste van de kijkers. Als een centraal, door de politiek benoemd orgaan – dat is wat de raad van bestuur is – mag gaan bepalen wat wanneer wordt uitgezonden, zeg dan maar dag met je handje tegen onafhankelijke journalistiek en tegen autonome publieke televisie.

Minister Thom de Graaf trok vorige week een harde lijn, nadat zijn laatste initiatief op het gebied van bestuurlijke vernieuwing, te weten het districtenstelsel, door de VVD werd geblokkeerd. Vorige week zei fractievoorzitter Dittrich dat de werkelijke kroonjuwelen van D66 de mensen in het land zijn, die op een directere manier invloed moeten kunnen uitoefenen op hun bestuur en hun leven. Dat is mooi gezegd, maar dan was het volgens mij de koninklijke weg geweest om naar de mensen terug te gaan. Dat betekent: geen Pritt-stiftcompromis, maar gewoon verkiezingen. Dat is geloofwaardig en dat is democratisch. Het stemt mij droevig dat al die mensen nu zijn opgescheept met dit laatstestrohalmakkoord.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw Halsema, er moeten ook problemen worden opgelost in dit land!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Precies, en daarom pleit ik voor verkiezingen. Eerlijk gezegd heb ik er geen fiducie in dat u die problemen oplost. Vorige week heeft de coalitie ruzie gemaakt, in plaats van problemen op te lossen. In dezelfde week waarin de VVD het districtenstelsel blokkeerde, werd hier in de Kamer voor de zoveelste keer gedebatteerd over de zorg in verpleeghuizen. Dat kreeg niet uw volle aandacht; uw volle aandacht kreeg het doorschuiven van de zwartepiet naar de oppositie. Ik wil inderdaad graag problemen oplossen, maar dat kan niet met dit kabinet!

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. De coalitiepartijen zijn vlak voor het Paasweekend met zijn drieën paaseieren gaan zoeken. Zo waar, ze hebben er een aantal gevonden. Het is voor de coalitie echter te hopen dat er geen kievits- of giereieren tussen zitten.

Ik ga concreet in op een aantal punten die de minister-president heeft genoemd in zijn brief. Het eerste punt houdt verband met de brede agenda van de bestuurlijke vernieuwing. Dat lijkt nogal wat. In de brief staat een lijst met onderwerpen die de minister voor onderzoek naar bestuurlijke vernieuwing mag gaan bestuderen. Dat zijn allemaal zeer interessante ideeën. Wij wachten maar af wat de nieuwe minister daarvan maakt en hopen dat hij wil ingaan op ideeën van de LPF als het samenvoegen van ministeries en provincies en het invoeren van projectgebonden staatssecretarissen. Daarnaast hopen wij dat hij wil nadenken over de positie van de Eerste Kamer, ook in relatie tot de positie van de Raad van State. Ik ben benieuwd wat D66 concreet denkt te hebben binnengehaald op dit voor deze partij zo belangrijke beleidsterrein. De nieuwe D66-minister mag van alles gaan onderzoeken, eindelijk, na veertig jaar. Je zou beter kunnen spreken van een minister van Onderzoek.

Wat is de gemeenschappelijke basis van de drie coalitiepartijen bij de voorstellen die in de brief worden genoemd? Hoe zit het met de gekozen premier, mijnheer Dittrich? Of laat men over twee jaar weer een D66-minister door de Partij van de Arbeid afserveren? Ik hoor graag de reactie van de minister-president.

Het is onbegrijpelijk waarom men vasthoudt aan een grondwetswijziging voor de gekozen burgemeester, terwijl de PvdA al te kennen heeft gegeven een dergelijke grondwetswijziging wederom te torpederen. Wouter Bos heeft deze aanpak een zelfmoordmissie genoemd. Hij weet waarover hij spreekt, want hij is met een vergelijkbare missie bezig in het kader van de vernieuwing van zijn eigen partij.

Waarom de LPF-variant niet serieus wordt bestudeerd, is ons eigenlijk een raadsel. De direct gekozen burgemeester is mogelijk met een kleine aanpassing in de Kieswet en de Gemeentewet, dus zonder grondwetswijziging. De direct door de burger gekozen burgemeester wordt door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgedragen en door de Kroon benoemd. Overigens zal de LPF om bovengenoemde reden gewoon een inhoudelijke inbreng blijven geven bij de wetsvoorstellen Wet introductie gekozen burgemeester en Wet verkiezing gekozen burgemeester. Wij zullen desnoods met eigen voorstellen komen, want de gekozen burgemeester moet er, wat ons betreft, gewoon komen. Er mag niet langer sprake zijn van uitstel van executie. Er moeten niet allerlei verhalen over onderzoek enz. worden opgehangen.

Het voorstel om een groter gewicht toe te kennen aan voorkeursstemmen sluit naadloos aan bij wat de LPF altijd al heeft gewild, namelijk dat de meeste stemmen gelden. Dat is eigenlijk zeer simpel. Kan de minister-president concreter zeggen wat er met dit voorstel wordt bedoeld? Kan anders de heer Dittrich, die toch ook even in de race was voor de ministerspost, dit winstpunt concreter maken?

Volgens de staatssecretaris is een doorbraak bereikt ten aanzien van de publieke omroep. Die zou nu echt geherdefinieerd worden. Een doorbraak zou de LPF zeer graag willen, maar of de staatssecretaris ver genoeg durft te gaan, is nog maar de vraag. De omroepverenigingen verliezen weliswaar hun zeggenschap in het bestuur, maar blijven hofleverancier van programma's. Zij krijgen gegarandeerde zendtijd en geld. Is dat een echte doorbraak? Wij moeten het nog maar zien.

Het is prima dat in onderwijs, kennis en innovatie 750 mln extra wordt gestoken. Waar gaat al dat geld eigenlijk naartoe? Mevrouw Van der Hoeven zal een goed weekend hebben gehad. Zij mag het gaan uitgeven. Waarom heeft D66 niet de moed gehad om het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te claimen? Ik snap niet dat D66 de ministerspost van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet heeft opgeëist. Dan had de premier moeten kiezen tussen het voortzetten van zijn kabinet of het inleveren van minister Van der Hoeven. Ik ben eigenlijk benieuwd hoe de premier erover had gedacht als dat de keuze was geweest. Het is overigens wel opmerkelijk dat wij dat geld kennelijk nog kunnen vrijmaken in deze barre tijden. Ten koste van welke andere beleidsterreinen gaat die 250 mln die structureel extra wordt uitgetrokken? Waar is het sociale gezicht van D66 en van deze coalitie? Nergens wordt gesproken van extra gelden die ten goede komen aan de zwakkeren in de samenleving. Blijft er op prinsjesdag nog wat over voor volksgezondheid en sociale zaken?

Wij zijn het ermee eens dat investeren in de kenniseconomie hard nodig is om Nederland uit het slop te trekken. Het is absoluut noodzakelijk om het vmbo als speerpunt te kiezen; 60% van de leerlingen volgt deze vorm van onderwijs en het is enorm belangrijk voor de beroepskolom vmbo-mbo-hbo-bedrijfsleven. Een impuls voor toponderzoek is prima, kies voor speerpunten waarmee Nederland kan excelleren om de ambities van Lissabon nog enigszins geloofwaardig te laten klinken. Wij moeten zeer voorzichtig zijn met het toedelen van middelen aan het Innovatieplatform voor een kwaliteitsimpuls, want dit is een onduidelijk gezelschap. Een prominent lid van het platform heeft zelfs al gezegd dat het beter zou zijn, het op te heffen. Ik zou graag van de voorzitter van het platform, premier Balkenende, de toezegging vernemen dat er bij de opstelling van de begroting voor 2006 zeer concrete projecten zullen worden genoemd waaraan het geld zal worden uitgegeven. Er mag onder geen beding worden toegestaan dat er geld aan het budget van het Innovatieplatform wordt toegevoegd zonder dat wij weten in welke potten het geld verdwijnt.

Voorzitter, net als het de rest van het land wachten wij in spanning af wat het congres van D66 ons zal brengen. D66 wil blijkbaar dat de coalitie de rit zal uitzitten, maar dan zal men toch meer moeten tonen wat de heer Van Aartsen heeft gezegd, namelijk dat deze coalitie in het afgelopen weekend wat beter aaneengesmeed is, ook wat het stemgedrag in deze Kamer betreft. Dit is toch tot nu toe erbarmelijk geweest. Of is hiervoor nog een andere zak met geld nodig?

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Weinigen zaten op vervroegde verkiezingen te wachten; althans, wij niet. Het is daarom goed dat de coalitiefracties eruit zijn gekomen, en nog eerder dan verwacht was. Dat het kabinet gewoon kan doorgaan, is op zichzelf goed voor het land en voor de coalitie. Immers, na twee jaar van straffe bezuinigingen breekt de oogsttijd aan, en oogsten doe je toch maar liever zelf. Meevallers, geen nieuwe bezuinigingen en dergelijke, leuke dingen om toe te kunnen leven naar de volgende verkiezingen. Maar de inhoud van het zaterdag tot stand gekomen akkoord roept nog wel kritische vragen op. Er zitten toch geen dingen in waarvan de burgers vóór de crisis echt wakker lagen. Maar goed, het akkoord is ook niet direct voor hen bedoeld, het gaat nu om een document dat CDA, VVD en D66 herbevestigt in de wil om samen verder te gaan. Staatsrechtelijk pikant, zij het niet nieuw, is wel dat het partijcongres van D66 nog moet oordelen. Dit congres heeft kennelijk het lot van het tweede kabinet-Balkenende in handen.

Voor bestuurlijke vernieuwing gaan wij opnieuw een hele reeks in het akkoord genoemde thema's bestuderen. Negatief beschouwd kun je dit zien als een uitsteloperatie, als het opnieuw snel vullen van de kinderhand van D66 met een zoethoudertje: komt tijd, komt raad. Als je het akkoord constructief benadert, kun je er afspraken in zien die blijk geven van volhardendheid in de coalitie op dit terrein. Dan is het een extra nederlaag voor de PvdA. De winst zit voor de VVD bij het nieuwe kiesstelsel, dat is van de baan. Een lagere drempel voor verkiezing via voorkeurstemmen komt er wel. Of alle grotere partijen daar nu uiteindelijk blij mee zullen zijn, zal de tijd leren. En waar heeft het CDA zaterdag eigenlijk zijn stempel op het dossier van bestuurlijke vernieuwing gedrukt?

Markant is het voorstel om de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester meteen in de Grondwet te verankeren. De koninklijke weg van de grondwetswijziging is gekozen om de koninklijke weg van de burgemeestersbenoeming te verlaten. Een saillant detail is wel dat wij, terwijl wij verleden week D66 nog konden prijzen voor zijn consistentie, nu samen met de ChristenUnie eenzaam achterblijven met onze consistentie. Immers, tot verleden week vond D66 dat de wijze van aanstelling van de burgemeester niet in de Grondwet thuishoort. Kennelijk hebben de PvdA-senatoren de D66-fractie toch op andere gedachten kunnen brengen. Het resultaat is ook dat de benoemde burgemeester vooreerst weer enkele jaren moet "bungelen", tot 2010. Of dat kwaliteit aantrekt, valt sterk te betwijfelen.

Een vraag die ons nog wel bezighoudt, is of de opvolger van minister De Graaf een fulltime- dan wel een parttimefunctie zal hebben. Dat is op grond van de inhoud van het akkoord nog niet erg helder.

De paragraaf over het mediabestel is er eigenlijk in gesmokkeld. Dit was vorige week geen thema. Er zou in mei aanstaande een kabinetsstandpunt komen. Dat standpunt is hard nodig om het publieke bestel overeind en krachtig te houden. Nu is een kader voor de te maken afspraken gepresenteerd. Het kan gemakkelijk gelezen worden als wordt er heel veel overhoop gehaald. De TROS-voorzitter voelt zich althans verraden. Nu ligt in die richting niet onze primaire zorg. Ik zou – en ik spreek daar vooral het CDA op aan – deze kans hebben aangegrepen om ook een voornemen te formuleren om de "verplatting" in de media tegen te gaan. Laat dat een punt van zorg zijn en blijven.

Bij de paragraaf Onderwijs, kennis en innovatie komen we enkele punten tegen die er toch al wel gekomen zouden zijn in het kader van de bestemming van de meevallers. Dat is althans mijn nuchtere conclusie. Ter illustratie noem ik 0,25 mld euro in verband met hogere deelname aan het onderwijs. Een ander voorbeeld is de intensivering in het vmbo. Inderdaad, die is hard nodig en onontkoombaar. Het is dus goed dat dit gebeurt. Het is leuk voor D66 dat zij het voorrecht krijgen om deze zaken op hun conto te schrijven, maar wat nu is besloten zou er toch wel gekomen zijn. Daarvoor staat een brede Kamermeerderheid garant. Geen misverstand: wij doen niet miezerig over deze intensiveringen. Nogmaals, zij zijn nuttig en nodig.

Voorzitter. Dan nog iets over de laatste zin van de brief van de minister-president. We zouden haast zeer tevreden worden over de vorige week redelijk onverwachts ontstane crisis – of moet ik zeggen: bijna-crisis? – als we aan het einde van de brief van de minister-president lezen dat deze crisis ons middellijkerwijze in staat heeft gesteld om Nederland te doen oprukken naar de Europese voorhoede op het gebied van innovatie. De minister-president moest nota bene de Europese Raad in Brussel vroegtijdig verlaten. Hij ging wel heel letterlijk om met de daar getrokken conclusie dat er absoluut en onverwijld een nieuwe impuls aan de Lissabonstrategie moet worden gegeven. Zo heeft inderdaad elk nadeel zijn voordeel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Zaterdag bleek dat dit kabinet niet voor niets meedoen hoog in het vaandel heeft staan: alles was erop gericht dat D66 blijft meedoen. Voor D66 zelf bleek het oude gezegde op te gaan dat meedoen belangrijker is dan winnen. Zo kwam er toch nog verrassend snel een akkoord. De belangrijkste reden is niet zozeer dat de drie partijen het zo goed met elkaar hebben. Collega Van Aartsen zei woensdag wel dat de coalitiepartijen door de bijna-crisis hechter aan elkaar zijn gesmeed, maar het is duidelijk dat er niets is gesmeed, er is alleen gelijmd. Dat is echt wat anders. De houdbaarheid van die operatie moet worden afgewacht, maar wie zich realiseert dat de basis van de lijm bestaat uit de gedeelde vrees voor verkiezingen – in verkiezingstijd spreken wij altijd over een feest en het hoogtepunt van de democratie – zal beseffen dat het er allemaal niet gezelliger op geworden is. De eerste test is aanstaande zaterdag. Het moet de minister-president, maar ook de andere kabinetsleden, een weinig comfortabel gevoel geven dat hun lot de facto in handen ligt van de leden van D66.

Er vallen sowieso staatsrechtelijke vragen te stellen over de gang van zaken in de afgelopen dagen. Ik verbaasde mij er woensdag al over dat de minister-president niet het initiatief nam om het probleem met zijn ploeg en zijn regeerakkoord op te lossen. Hij volstond met het uitspreken van zijn vertrouwen in de uitkomsten van het overleg van de fracties. Zaterdagavond stuurde hij de afspraken van de fractievoorzitters naar de Kamer, weliswaar gemaakt "in overleg met het kabinet", maar toch. Is de minister-president het niet met mij eens dat op zijn minst de indruk wordt gewekt dat het kabinet de uitvoerder is van wat fracties afspreken? Past de gang van zaken volgens hem bij het beleden dualisme? Kan hij aangeven wat zijn rol precies is geweest?

Over de bewegingen van collega Dittrich wat betreft de bestuurlijke vernieuwing moeten de D66-leden zich zaterdag maar uitspreken. Mij heeft het verbaasd dat hij al op dinsdag in Eerste Kamer de bestuurlijke vernieuwing als profielpunt losliet, vervolgens op woensdag minister De Graaf liet vallen, die wél de missie van het D66-congres van 2003 serieus wilde nemen maar geen perspectief op realisatie van de kroonjuwelen zag, vervolgens na vanuit zijn partij op de vingers te zijn getikt bestuurlijke vernieuwing toch weer op de agenda heeft gezet en zich uiteindelijk tevreden heeft laten stellen met niet eens een half paasei.

Op zichzelf snap ik wel dat de heer Dittrich zijn partij na veertig jaar van deze juwelenlast wil bevrijden, maar oud-D66-fractievoorzitter Wolffensperger stelde natuurlijk wel de kernvraag: hoe geloofwaardig zijn wij nog als wij blijven? Vermoedelijk had hij ook gelijk met zijn inschatting dat het D66-congres wel akkoord zal gaan. Wat moet je als je partijleider én je partijvoorzitter hun lot aan voortzetting van kabinetsdeelname verbinden, zeker als de laatste ook nog eens minister kan worden? Tja, het is nog altijd zo dat iedere partij en iedere politicus in laatste instantie zélf over de eigen geloofwaardigheid gaat.

Het eindresultaat is een vage afspraak over het opstellen van een brede agenda, plus een kansloze poging om de Grondwet alsnog te wijzigen. Grappige toevoeging is wel weer dat de nieuwe minister rekening moet houden met een "breed draagvlak in de Staten-Generaal". Blijf daar maar eens serieus bij kijken. Ik ben benieuwd of de nieuwe minister zich werkelijk met de aanduiding "voor Bestuurlijke Vernieuwing" durft te gaan tooien. In kringen van D66 is al cynisch geconstateerd dat dit een thuiswerkplek gaat worden.

De coalitie heeft zich kennelijk mijn opmerking van vorige week aangetrokken, dat wie vindt dat de aanstellingswijze van de burgemeesters niet meer van deze tijd is, niet mag volstaan met deconstitutionaliseren, maar een nieuwe procedure in de Grondwet dient te verankeren. Daarvoor ben ik de partijen erkentelijk. Helaas hebben de coalitiepartijen mijn andere waarschuwing in de wind geslagen, namelijk dat je niet moet proberen om via regeerakkoorden grondwetswijzigingendoor te drukken waarvoor geen breed en beproefd draagvlak bestaat. Nu al is duidelijk dat deze grondwetswijziging dit keer al in de Tweede Kamer zal stranden, iets dat bij de vorige ronde gebeurd had moeten zijn. Hoe collega Dittrich kan stellen dat de afspraken met de coalitiepartners zodanig zijn dat het "onontkoombaar" is dat de gekozen burgemeester er nu komt, is mij in elk geval een raadsel.

Nogal gênant vind ik het gedetailleerde stappenplan met betrekking tot het aangekondigde wetsvoorstel rond de gekozen burgemeester. Ik geef een kleine leeswijzer. Waar bij de punten a tot en met f staat "de regeringsfracties zullen bevorderen dat", leze men dat het zal worden doorgedrukt, ongeacht wat de andere fracties ervan vinden, althans in eerste lezing. Hoezo breed draagvlak? Hoezo dualisme? Het blijft lastig, leer en leven bij elkaar houden. Wat het kiesstelsel betreft is wél een stap vooruit gezet. De plannen van minister De Graaf, waarvoor werkelijk geen enkele steun bestond, zoals hij zelf vorige week ook had vastgesteld, zijn definitief van de baan. In de ijskast ermee! Daarmee is overigens met name een megaprobleem van de VVD-fractie opgelost, die daarover immers zwaar verdeeld was. Als goedmakertje komt er een voorstel over voorkeurstemmen. We wachten het af.

Wat valt er verder over de inhoud van het akkoord te zeggen? In ieder geval dat er geen woord over natuur en milieu in staat. En dat terwijl de heer Dittrich daarover vorige week nog zulke warme woorden had gesproken. Het was een van de echte redenen waarom D66 in het kabinet was gestapt. Dit dan wel weer in afwijking van datgene wat twee jaar geleden aan het congres is gezegd, maar vooruit. Pijnlijk is ook dat niemand de gelegenheid heeft aangegrepen om iets extra's te doen voor de verpleeghuiszorg. Ik had daar vorige week nog wel zo'n constructieve suggestie voor gedaan, namelijk om de vrijgevallen miljoenen die waren gereserveerd voor de gekozen burgemeester na aftrek van de kosten voor de bustocht en de premature folder, hiervoor in te zetten. Het is een pijnlijke conclusie, maar kennelijk zijn de stokpaardjes van bestuurlijke vernieuwing en omroepbeleid belangrijker dan de schrijnende situatie in de ouderenzorg. Er komt wel 1 mld euro voor onderwijs/innovatie. Daar is niemand tegen, zeg ik minimalistisch, maar juist daardoor kan het natuurlijk niet de compensatie voor het profielverlies van D66 zijn, waarom de heer Dittrich had gevraagd. Ook de heren Van Aartsen en Verhagen hebben vandaag laten blijken dat zij daar erg voor waren, en dat het in ieder geval moest gebeuren. Ik betwijfel zeer of de heer De Graaf zou zijn aangebleven als hij geweten had dat de balans waarover de heer Dittrich sprak, op deze wijze zou worden hersteld. Maar dat geldt eigenlijk weer voor het hele akkoord.

En dan de publieke omroep. Staatssecretaris Van der Laan krijgt en neemt alle ruimte: eindelijk een doorbraak in het vastgelopen debat, het wordt een "D66-bestel" – dat is op zich al een reden om je hart vast te houden – de omroepverenigingen hebben straks niets meer te zeggen over het bestuur van de publieke omroepen en "Hilversum" houdt zijn hart vast wat mevrouw Van der Laan wel en wat ze geen cultuur vindt. Kopspijkers mag blijven – ik ben benieuwd wat de ministers Donner en Balkenende daarvan vinden, Lingo is een twijfelgeval, zo begrijp ik. Wie is hier nu regentesk?! Miljoenen leden van omroepverenigingen moeten wijken voor een afspraak tussen zes heren. Is dit nu "de politiek dichter bij de burgers brengen"? Ik wens collega Atsma veel succes om dit in het debat uit te leggen, na zijn geharnaste verzet van de afgelopen jaren.

Ik begrijp uit de afspraken dat CDA en VVD bij deze onverwachte midterm-review zelf geen nieuwe punten hebben ingebracht, behalve het onderwijs. Daar kan ik op zichzelf nog wel iets bij voorstellen. Maar ik vind het werkelijk onbegrijpelijk dat kennelijk noch de heer Verhagen, noch de minister-president de gelegenheid hebben aangegrepen om richting D66, en in mindere mate richting de VVD, te markeren dat zij wat betreft de rol van religie in het publieke leven, de grondrechten, de vrijheid van onderwijs en van godsdienst, al een poosje met vuur spelen. Als ik even terugdenk aan de commotie rond een thema als de smalende godslastering, dan vrees ik dat hiermee mogelijk onbewust en hopelijk onbedoeld het signaal is afgegeven dat men aan de provocaties van de liberale coalitiegenoten niet zo zwaar tilt. Een gemiste kans!

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ik heb het al eerder gezegd, maar ik herhaal het hier: vorige week heeft een conservatieve minderheid in de Eerste Kamer, bestaande uit Partij van de Arbeid, GroenLinks en de SP, de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester afgestemd. Wij hebben daarover vorige week een debat gevoerd, waarin het aftreden van vice-premier Thom de Graaf centraal stond. De coalitiepartijen zijn op verzoek van D66 om de tafel gaan zitten, om de bres die in het hoofdlijnenakkoord was geslagen op een evenwichtige manier te herstellen. De besprekingen die we de afgelopen dagen hebben gevoerd, zijn uitgemond in het Paasakkoord. Ik moet zeggen dat ik tevreden ben met het bereikte resultaat. Diverse sprekers van de oppositie hebben gezegd: het enige wat de drie coalitiepartijen bindt, is een soort angst voor verkiezingen. Ik moet zeggen: ik vind dat wel zo gemakkelijk: al die zure verhalen, die bijna wanhopige blikken in hun ogen, om te zeggen "het stelt toch niets voor wat er is afgesproken"? Wat een onzin! Waarom hebben wij dit akkoord gesloten? Omdat we de problemen in Nederland willen oplossen. Mensen in Nederland hebben er zo schoon genoeg van, van dit soort politieke argumenten! 1 mld euro voor onderwijs, kenniseconomie en innovatie. Hoe kun je dat nu wegzetten als "het stelt zo weinig voor"? Ik vind het werkelijk ongelooflijk.

Op het vlak van bestuurlijke vernieuwing zijn nieuwe afspraken gemaakt: CDA, VVD en D66 erkennen alledrie dat er van alles aan de relatie kiezer/gekozene schort. Maar wij weten ook dat er bij andere politieke partijen allerlei hervormingen plaatsvinden. Ik noem een voorbeeld, zonder enige ironie, kijkend naar de heer Bos: bij de Partij van de Arbeid is er een commissie-Andeweg, die een interessant rapport heeft uitgebracht over hoe de burger op een betere manier zijn Tweede-Kamerlid kan kiezen. Ik vind en ik denk dat er voor de nieuwe minister een taak is weggelegd, als een soort consensusminister, om te proberen het slot op het democratisch bestuur in Nederland open te breken. De kans op succes is het grootst wanneer niet alleen de coalitiefracties maar ook de oppositiefracties daarbij worden betrokken, als het ware uitstijgend boven de partijpolitieke hekjes en standpunten en zoekend naar een gemeenschappelijke basis om noodzakelijke veranderingen in Nederland door te voeren. Bij verschillende politieke partijen leven verschillende ideeën, maar allemaal hebben wij eigenlijk wel voor ogen dat er echt iets moet veranderen. Laat de nieuwe minister naar een breed draagvlak zoeken in de Staten-Generaal, dus niet alleen in de Tweede Kamer maar ook in de Eerste Kamer. In de brief over de gemaakte afspraken is een breed terrein aangegeven waar allerlei knelpunten liggen.

De heer Van As (LPF):

De heer Dittrich steekt hier van wal met een verhaal alsof er een soort metamorfose is ontstaan in het paasweekend dat hij met de coalitie onder de leiding van de premier heeft doorgebracht. Hoe denkt hij de gekozen burgemeester, toch een heel belangrijk item van zijn partij, te realiseren? Hij loopt nu toch ook tegen dezelfde problematiek van de grondwetswijziging aan?

De heer Dittrich (D66):

Ik keer hiervoor dan terug naar de ontwikkelingen van de afgelopen week en naar het bizarre stemgedrag van de fracties van de PvdA, GroenLinks en de SP, fracties van wie je zou verwachten dat ze toch wat vernieuwing zouden willen doorvoeren in Nederland maar die zo ontzettend door de mand zijn gevallen.

De heer Van As (LPF):

U wist toch al jaren dat ze conservatief waren?

De heer Dittrich (D66):

Wij hebben ons steeds voor ogen gesteld wat wij in Nederland willen. Wat ons alledrie nu bindt, is dat wij de kiezer vertrouwen. Wij willen de kiezer een stuk macht geven als het gaat om wie de nieuwe burgemeester wordt in hun gemeente. Wat het linkse blok evenwel voor ogen staat, is dat burgemeesterskandidaten weliswaar tegen elkaar in het strijdperk treden, maar dat aan het eind van de rit wordt gezegd: ho burgers, even stil, morgen is er een gemeenteraadsvergadering en dan gaat de gemeenteraad wel even bepalen wie de burgemeester is. Men durft dus niet de kiezer die macht te geven. Dat willen wij doorbreken, aangezien wij vinden dat de kiezer die macht moet hebben.

De heer Van As (LPF):

Hoe denkt u de gekozen burgemeester nog deze kabinetsperiode voor elkaar te krijgen middels een grondwetswijziging?

De heer Dittrich (D66):

Gedrieën hebben wij afgesproken om in de Grondwet op te nemen dat de bevolking de eigen burgemeester kiest. Dat vergt uiteraard een grondwetswijziging in twee lezingen. In de eerste lezing is geen tweederde meerderheid nodig. Wij hebben er goede hoop op dat alle partijen bij zichzelf te rade gaan op dit punt. Ik zeg dit met name tegen de partij van de heer Bos die zelf wel voor de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester is. Het zou goed zijn als tegen de tijd van de verkiezingen in mei 2007 de partijen in hun verkiezingsprogramma duidelijk durven uit te spreken dat de bevolking zelf haar burgemeester mag kiezen.

De heer Van As (LPF):

Maar dan schuift u de zaak vooruit naar de verkiezingen van mei 2007. Dus dan lost u in deze periode niets op. Per saldo heeft u dan een lege dop.

De heer Dittrich (D66):

Dat er in deze periode niets is opgelost, komt door het linkse blok. Die heeft dit allemaal veroorzaakt. Om in de tussentijd burgemeesterskandidaten te stimuleren tegen elkaar in het strijdperk te treden, willen wij gemeenten die hieraan vrijwillig mee willen werken, helpen als ze kosten moeten maken vanwege de verordening om dit allemaal mogelijk te maken. Het Rijk gaat dit betalen. De nieuwe minister gaat informatie geven. De commissaris van de Koningin krijgt een andere ambtsinstructie waardoor het mogelijk wordt om elke burgemeesterskandidaat te vragen of deze bereid is mee te doen aan verkiezingen. Op zo'n manier proberen wij in de tussentijd toch iets van die betrokkenheid te waarborgen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Uw loyaliteit aan de coalitie is roerend. Als ik u zo hoor, zou ik bijna vergeten dat het districtenstelsel en het referendum u door uw politieke vrienden door de neus zijn geboord. U doet een appèl op de Staten-Generaal om de nieuwe minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties de kans te geven om draagvlak te zoeken voor de gekozen burgemeester. Ik heb dan ook de simpele vraag waarom de oude minister dit niet kon.

De heer Dittrich (D66):

Die heeft dit heel sterk geprobeerd. De weken voorafgaand aan behandeling in de Eerste Kamer is er uitgebreid contact geweest met de heer Bos, met fractievoorzitter Noten en met de heer Van Thijn om te proberen, draagvlak te verwerven. Er zijn talloze concessies gedaan. Zoals iedereen echter heeft kunnen horen en lezen, is er van alles misgegaan bij de PvdA. De heer Van Thijn had tevoren besloten om de vernieuwing in Nederland tegen te houden, wat er ook zou gebeuren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik weet dat het niet te doen is, maar toch vraag ik u om bij de beantwoording van mijn vraag 2 seconden de PvdA buiten beschouwing te laten.

De heer Dittrich (D66):

Het geldt ook voor uw fractie. GroenLinks in de Eerste Kamer was in eerste lezing nog voor, maar is in tweede lezing als een soort hondje achter de PvdA aangelopen. Er waren in het geheel geen inhoudelijke argumenten. Men deed gewoon wat de grote linkse broer deed. Daarom wilt u natuurlijk ook het linkse blok met de PvdA en de SP. Gedrieën staat u sterk, maar ik vond het wel een treurige vertoning, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben vorige week buitengewoon openhartig geweest in mijn oordeel over de Eerste-Kamerfractie. Wij hebben hier met overtuiging ingestemd met de deconstitutionalisering. Ik zal geen flauwe opmerkingen maken over hondjesgedrag, hoewel dat na dit weekend wel verleidelijk is. Ik houd het beschaafd. Mijn vraag blijft dezelfde. De concessie die minister De Graaf niet kon of mocht doen aan de Eerste Kamer heeft u nu wel gedaan.

De heer Dittrich (D66):

Welke concessie?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het kiezen van de burgemeester in 2010. Die ruimte had minister De Graaf niet. Nu is die concessie wel gedaan, maar zonder minister De Graaf. Vervolgens doet u een appèl op de Kamer om de nieuwe minister te steunen. Ik weet dat dit pijnlijk is voor u, maar mijn vraag blijft waarom de oude minister die concessie niet kon doen. Waarom hebt u hem niet gesteund?

De heer Dittrich (D66):

Wij wilden de door de bevolking gekozen burgemeester in 2006. Minister De Graaf heeft in de Eerste Kamer concessies gedaan om een deel van de steden hun burgemeester in 2006 te laten kiezen en de rest in 2010. Op die manier probeerde hij draagvlak te vinden bij onder andere uw fractie, maar u bent gewoon blijven zitten en heeft het allemaal maar laten gebeuren. Daardoor is Nederland weer op slot gegaan. Dat slot proberen wij nu open te breken door toch de mogelijkheid te bieden om de burgemeester te laten kiezen. Wij geloven daarin. In dit akkoord is vastgelegd dat wij nooit een initiatiefwetsvoorstel zullen steunen wat die macht weer bij de bevolking weghaalt en teruggeeft aan partijbaronnen en regenten in gemeenteraden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Fantastisch mijnheer Dittrich, u hebt volstrekt gelijk dat u iets anders wilde bij de gekozen burgemeester. Dat is niet doorgegaan en dat hoeft u niet steeds te herhalen. Mijn vraag blijft hetzelfde. Minister De Graaf is de ruimte niet gegund die u nu voor een nieuwe minister wel krijgt. Dat is toch treurig? Daar kunt u toch niet trots op zijn? Ik zou mij in uw geval een beetje schamen.

De heer Dittrich (D66):

Weet u wie zich zouden moeten schamen? De fracties in de Tweede Kamer die proberen om de zwartepiet ergens anders neer te leggen, terwijl hun Eerste-Kamerfracties op een heel andere manier gestemd hebben. Ik zie de heer De Vries achterin zitten. Hij heeft, als minister, het wetsvoorstel gemaakt. Als Tweede-Kamerlid heeft hij opeens tegengestemd. Hoe geloofwaardig kun je zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, ik geef u nog eenmaal het woord omdat uw vraag niet is beantwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, maar ik ga ervan uit dat de heer Dittrich die ook niet kan beantwoorden, omdat dit te dichtbij en te pijnlijk is.

Mijnheer Dittrich, zo langzamerhand begin ik mijn buik vol te krijgen van de verwachte kadaverdiscipline van Eerste-Kamerfracties. Schijnbaar is uw opvatting dat de D66-fractie in de Eerste Kamer precies doet wat u zegt. Dat is een opvatting van democratie die de mijne niet is. Dan kun je de Eerste Kamer inderdaad beter opheffen. Ik ben daar overigens voorstander van. Als u dat wilt, wees daar dan eerlijk in, maar eis niet dat Eerste-Kamerfracties precies doen wat u zegt.

De heer Dittrich (D66):

Natuurlijk zijn Eerste-Kamerfracties onafhankelijk in hun stemgedrag. Maar dit heeft ook iets te maken met politiek leiderschap. Als je echt wilt dat Nederland bestuurlijk vernieuwt en dat mensen een beetje macht krijgen om hun burgemeester te kiezen, dan had u kunnen opstaan en naar uw Eerste-Kamerfractie kunnen gaan.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, dit is al vele malen heen en weer gegaan. Ik geef het woord aan de heer Rouvoet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als er een suggestie wordt gedaan over politiek leiderschap, wil ik een laatste opmerking maken. Dan had de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing er nog moeten zijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb al gezegd dat ik de beoordeling van politiek leiderschap overlaat aan de leden van partijen. Daar krijgen wij zaterdag een eerste test van.

De heer Dittrich (D66):

Wilt u ietsje langzamer praten, want ik versta u niet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wil het graag nog een keer herhalen. Ik heb in mijn eigen bijdrage gezegd, de beoordeling van politiek leiderschap over te laten aan leden van partijen en daar krijgen wij zaterdag een eerste test van.

De heer Dittrich (D66):

Sommige partijen zijn heel democratisch georganiseerd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daar zouden wij ook een debat over kunnen voeren.

Ik wil de heer Dittrich serieus nemen als hij zegt dat de kiezer de buik vol heeft van politieke argumenten en partijpolitiek gehakketak. Hij zou mij een dienst bewijzen als hij dat dit keer in zijn antwoord dan ook achterwege wil laten en gewoon antwoord wil geven op mijn vraag. Hij heeft in de media gezegd dat het door de afspraken in de coalitie onomkeerbaar is geworden dat de gekozen burgemeester er nu wel komt. Uit zijn bijdrage begreep ik echter dat dit afhankelijk is van de vraag of onder andere de PvdA-fractie tot inkeer komt. Heb ik dat goed gezien? Of heeft hij andere garanties dat in tweede lezing de vereiste tweederde meerderheid in Tweede en Eerste Kamer gehaald wordt? Alleen in dat geval kan van onomkeerbaar worden gesproken.

De heer Dittrich (D66):

Die garanties zijn er niet. In tweede lezing heb je een tweederde meerderheid nodig. Ik doe een dringend appèl op het voortschrijdend inzicht bij de PvdA. Is het wel zo logisch dat mensen niet zelf hun burgemeester kunnen kiezen?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is dus niet onomkeerbaar. U doet een dringend appèl en u hoopt dat daar gevolg aan wordt gegeven. Maar de komst van de gekozen burgemeester is door de afspraken in de coalitie niet onomkeerbaar.

De heer Dittrich (D66):

Wat onomkeerbaar is, is dat CDA, VVD en D66 hebben gezegd dat de bevolking haar eigen burgemeester moet kiezen. Er waren allerlei interrupties aan het adres van de heer Verhagen waarin erop werd gewezen dat in het verkiezingsprogramma van het CDA iets geheel anders staat. Dat klopt. Nu staat zwart op wit dat deze drie partijen van mening zijn dat mensen zelf de macht moeten krijgen om te kiezen wie zij als burgemeester willen hebben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Conclusie: wat onomkeerbaar is, is het commitment van de drie fracties en niet de komst van de gekozen burgemeester.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Wij hebben afgesproken dat de nieuwe minister zal proberen om dynamiek te brengen in een breed terrein van onderwerpen waarop allerlei problemen zijn en waarmee politieke partijen altijd problemen hebben. Eigenlijk zijn wij een soort krabbenmand. Iedere keer als een voorstel het bijna haalt, is er wel weer iemand in de Eerste Kamer – of de heer Wiegel of de heer Van Thijn – die dat wil tegenhouden en uiteindelijk gebeurt er niets, terwijl wij allemaal vinden dat er iets moet veranderen. Ik vraag dan ook om het partijpolitiek gekissebis te laten voor wat het is. Laten wij nagaan op welke wijze Nederland hervormd en vernieuwd kan worden. Ik hoor al weer veel gejoel in het linkse blok, maar ik hoop dat men bij zichzelf te rade wil gaan. Als je Nederland vooruit wilt helpen, doe dan een keer mee.

In plaats van het ingewikkelde kiesstelsel wordt er meer gewicht toegekend aan voorkeurstemmen, zodat kandidaten met een eigen achterban eerder in de Tweede Kamer kunnen worden gekozen. De macht van partijbaronnen, die bij veel politieke partijen nog de lijst samenstellen, wordt daardoor ingedamd. Ik heb er goede hoop op dat die nieuwe Tweede Kamerleden veel meer een eigen achterban hebben, misschien ook wel uit bepaalde regio's en districten in Nederland. Dat kan zich vertalen in meer onafhankelijke, zelfstandige Kamerleden, die niet achter de brede rug van de heer Marijnissen, die ik nu zie staan, de Kamer in komen.

De heer Marijnissen (SP):

Tja, ik probeer iets positiefs te ontdekken in de toespraak van de heer Dittrich. Dat was twee minuten geleden, toen hij de oproep deed om dat gekissebis nu eens te laten. Ik vind wel dat hij het slechte voorbeeld geeft. Een aantal collega's van mij heeft vragen gesteld, maar hij heeft geen enkele moeite gedaan om die vragen te beantwoorden. Hij heeft alleen geprobeerd om ze te ridiculiseren en een punt te maken van zijn onvrede over het gedrag van Eerste Kamerfracties die gelieerd zijn aan drie fracties in deze Kamer.

Laat ik er dit van zeggen. Ik vind dat hij onrecht doet aan degenen die inhoudelijke argumenten aandragen tegen de direct gekozen burgemeester. Er zijn mensen zoals ik die zeventien jaar in de gemeenteraad hebben gezeten, en die op grond van die ervaring zeggen dat het niet verstandig is om een gekozen burgemeester te hebben met een eigen mandaat en een meerderheid in de gemeenteraad met een eigen mandaat van de kiezer. Daar krijg je onherroepelijk problemen mee.

Dat is een reële argumentatie, maar daar is de heer Dittrich geen moment op ingegaan. Al die mensen die hier zitten, zijn tegen de benoemde burgemeester. Dat hebben wij gemeenschappelijk. Als de heer Dittrich zegt: laten wij stoppen met dat gekissebis en proberen vooruitgang te boeken, waarom zegt hij daar dan niet volmondig "ja" tegen? Waarom zegt hij niet: laten wij met z'n allen zorgen dat het uit de Grondwet gaat en dat wij het erover eens worden hoe de burgemeester vervolgens wordt gekozen? Zoals in de afspraken staat, moet worden geprobeerd om draagvlak te creëren. Dat betekent ook dat je ingaat op de eerlijke en oprechte verontrusting bij een heel grote groep Kamerleden. Er zijn er heel veel met ervaring in het lokaal bestuur. Daar moet serieus rekening mee worden gehouden en dat moet niet badinerend terzijde worden geschoven.

De heer Dittrich (D66):

Dit verbaast mij toch wel hogelijk. U zegt dat iedereen die daar zit, tegen de benoemde burgemeester is, maar dan begrijp ik niet waarom uw fractie vorige week niet gewoon voor die Grondwetswijziging heeft gestemd.

De heer Marijnissen (SP):

Ik zal het antwoord geven, want dit klopt gewoon niet. Wij hebben in de eerste lezing voor gestemd en in de Tweede Kamer wel, maar in de Eerste Kamer niet bij de tweede lezing. Ik zal zeggen waarom. Wij wisten dat het met tweederde meerderheid moest. Wij wisten tegelijkertijd dat het voorstel voor de direct gekozen burgemeester dat in de maak was, nog maar hoefde te rekenen op een eenvoudige meerderheid. Dat is een voorstel waar wij het niet mee eens zijn, dat heb ik net duidelijk gemaakt. Bij de eerste lezing waren alle opties nog open, maar de coalitie heeft bepaald dat dit zal gebeuren met eenvoudige meerderheid en direct gekozen. De inhoudelijke argumenten van alle Kamerleden over of het wel verstandig is om twee kapiteins op één schip te krijgen in het lokaal bestuur, zijn hooghartig terzijde geschoven.

De heer Dittrich (D66):

Die argumentatie van al die Kamerleden is onzuiver, want vorige week lag in de Eerste Kamer een Grondwetswijziging voor om de benoeming uit de Grondwet te halen. Er lag helemaal geen inhoudelijk wetsvoorstel voor over de bevoegdheden van de burgemeester, want daarover moesten wij nog debatteren in de Tweede Kamer. U hebt die kans aangegrepen om elke mogelijkheid van vernieuwing voor jaren weer van de baan te laten zijn door uw fractie tegen te laten stemmen.

De voorzitter:

Wilt u niet tijdens het spreken op de tafels slaan? Dan kan de heer Dittrich zichzelf niet meer verstaan. Dat getimmer wordt nu een beetje overdreven.

De heer Marijnissen (SP):

Dat vond ik ook. Ik vind de heer Dittrich een aardige man, maar soms, zoals nu, wat naïef. Hij is naïef in de inschatting van mijn politieke inzicht, lijkt mij, want er was wel degelijk sprake van een koppelverkoop. Laten wij elkaar toch geen mietje noemen. Iedereen wist dat de direct gekozen burgemeester een feit was, als de deconstitutionalisering was doorgegaan. Daar kunnen wij toch eerlijk over zijn? Dat is een vraag.

De heer Dittrich (D66):

Ik vind de heer Marijnissen een aardige man, maar zo somber en zwartgallig. In zijn bijdrage kijkt hij alleen maar naar alle mogelijke negatieve elementen in het akkoord. Hij probeert alleen maar alles de grond in te boren. Ik kom nog te spreken over onderwijs, kennis en innovatie. Wat wij proberen met het akkoord, is problemen oplossen die mensen in het land hebben. Wat hier gebeurt, is op zo'n Haagse manier proberen dingen uit hun verband te rukken. Dat is mijn antwoord op uw vraag.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer Dittrich, kom op, wees een man! Ga in op mijn vraag! Wat u nu zegt, heeft u van te voren bedacht. Dat mag allemaal. Het is uw termijn. Ik stel u alleen maar een vraag. Die vraag was: u bent het toch met mij eens dat het naïef is, te veronderstellen dat als de deconstitutionalisering, het uit de Grondwet halen, was doorgegaan en vervolgens een eenvoudige meerderheid in deze Kamer en aan de overkant gezegd had dat er een direct gekozen burgemeester komt, dan was er geen aandacht en geen oog meer geweest voor de argumenten van degenen die pleiten voor in ieder geval een in eerste aanleg te kiezen burgemeester door de gemeenteraad. Dat is toch zo?

De heer Dittrich (D66):

Wat ik signaleer, is dat de Eerste Kamer in dit geval gewoon pure partijpolitiek heeft bedreven. Zij heeft gewoon opportunistisch politiek gedacht, terwijl de Eerste Kamer zich er altijd op voorstaat dat zij moet bekijken of wetgeving wel goed is en of wetgeving in relatie tot de Grondwet deugt. Zij heeft haar kans gehad, net als u, om gewoon te wachten tot in de Tweede Kamer de inhoudelijke voorstellen rond de gekozen burgemeester aan de orde waren. Daarover hadden wij hier dan een heel debat kunnen houden, maar dat is onmogelijk gemaakt.

De heer Marijnissen (SP):

De deformatie bij D66 in het politieke denken is inmiddels zo toegeslagen, dat u het blijkbaar uitgesloten acht dat er ook nog politici zijn die gewoon eerlijk menen wat zij zeggen. U denkt dat bij alles en iedereen altijd partijpolitieke spelletjes in het geding zijn. Die deformatie zit bij u, niet bij mij! Als ik zeg dat ik denk dat het beter is voor dit land en voor het lokale bestuur dat wij, zeker in eerste aanleg, de lokale democratie verrijken met een door de raad te kiezen burgemeester, dan meen ik dat en is dat geen partijpolitiek spelletje. Uw oproep om te stoppen met het gekissebis moet u tot uzelf richten.

De heer Dittrich (D66):

U wijst nu zo met uw vinger en u zegt dat omdat u zoveel ervaring heeft met de politiek in de gemeenteraad, burgers geen macht mogen hebben om een eigen burgemeester te kiezen. Mijnheer Marijnissen, ik vind u een autoritaire man!

De voorzitter:

De heer Dittrich vervolgt zijn betoog.

De heer Dittrich (D66):

Op het gebied van onderwijs, kennis en innovatie is er een structureel bedrag van 0,5 mld voor de resterende kabinetsperiode aan onderwijs toegekend. Uit het FES-fonds komt nog eens 0,5 mld aan incidentele gelden. Ook toekomstige meevallers zullen aan kennis worden besteed. Ik hoorde zeggen dat alle middelen nu naar topinstituten gaan en het hoger onderwijs. Daar zijn inderdaad problemen, maar die problemen zijn er ook bij het vmbo. Op basis van deze afspraken kunnen de leerlingen van vmbo-scholen, die meer dan 60% van de leerlingen in Nederland uitmaken, geholpen worden om een deel van hun problemen opgelost te krijgen.

Natuurlijk is in dit Paasakkoord niet alles geregeld. Er werd gevraagd waarom er niets over kinderopvang is gezegd of het lesgeld. Laten wij wel wezen: er komen nog zoveel debatten in de Tweede Kamer met dit kabinet. Over een aantal weken komt de Voorjaarsnota. In september wordt weer over de begroting gesproken. Er volgen nog heel veel nieuwe rondes met evenveel nieuwe kansen, ook voor D66 in het kabinet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mag ik dit verstaan als een begin van een belofte dat wij van D66 voorstellen kunnen verwachten bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota op het punt van de verpleeghuiszorg om maar eens een schrijnend onderwerp te noemen? Of moeten wij dat afwachten?

De heer Dittrich (D66):

Afhankelijk van de financiële ruimte zal de fractie van D66 de voorstellen doen die zij goed acht.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U hebt het over nieuwe rondes en nieuwe kansen, maar die zijn afhankelijk van de budgettaire ruimte. Er was nu budgettaire ruimte. U heeft die benut voor onderwijs. Dat valt te prijzen. Die ruimte is niet benut voor verpleeghuiszorg. Wij hebben daar vorige week nog een indringend debat over gevoerd, onder andere met een woordvoerder van de fractie van D66. Het gaat om een schrijnende situatie. Laat ik het omkeren. Als ik een voorstel doe bij de Voorjaarsnota om de verpleeghuiszorg extra toe te delen, mag ik dan op uw steun rekenen?

De heer Dittrich (D66):

Het hangt ervan af hoe het voorstel luidt en wat de eigen voorstellen zijn. Uiteraard zullen wij dan onze keuze maken. U zult begrijpen dat wij voorrang geven aan onze eigen keuzes. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen, maar nieuwe rondes bieden nieuwe kansen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ook voor de verpleeghuiszorg, hoop ik.

De voorzitter:

De heer Marijnissen mag nog één vraag stellen, want hij is zeer ruim aan het woord geweest in de termijn van de heer Dittrich. Daarna mag ook mevrouw Halsema nog één vraag stellen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb een vraag over de kandidaat die D66 gaat voordragen. Ik vraag niet wie dat is, want dat moet natuurlijk intern nog worden besproken. De heer Van Aartsen wekte echter de suggestie dat het al deze week moest gebeuren en dat zo mogelijk ook de beëdiging al deze week moest plaatsvinden, dus nog voor het congres van D66. Steunt u die opvatting?

De heer Dittrich (D66):

Jazeker, daar streef ik zeer naar. Ik vind immers dat de leden van D66 die zaterdag op het congres bijeen zijn, het totale plaatje moeten kunnen zien en "ja" of "nee" moeten kunnen zeggen.

De voorzitter:

Nee mijnheer Marijnissen, ik had gezegd dat u nog één vraag mocht stellen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb een vraag over wat D66 nu terug heeft gekregen, namelijk de voorkeurstemmen. De heer Dittrich heeft de voorkeurstemmen aangeprezen met als argument dat er dan eindelijk zelfstandige Kamerleden achter bijvoorbeeld de rug van de heer Marijnissen vandaan komen. Ik stel mij daarbij allemaal Ed van Thijns voor die zeer zelfstandig keuzes maken. Dat is heel goed, maar ik vond het vooral interessant dat u daarbij zei dat dat ingeruild was voor een ingewikkeld kiesstelsel. Kunt u mij dat nog eens uitleggen?

De heer Dittrich (D66):

Ik heb het hier vorige week ook al gezegd, maar ik herinner mij nog de woorden van de fractie van GroenLinks over het kiesstelsel dat voorlag. U had namelijk een emmer vol kritiek. Uw fractie zei dat dat kiesstelsel helemaal niet deugde. Helaas maakten ook andere fracties in de Kamer dat soort opmerkingen. Van dat kiesstelsel, zoals het er lag, werd dus gezegd dat het heel ingewikkeld uit te leggen is, dat niemand het snapt en dat adviesorganen zeggen dat het haast onbegrijpelijk is en dat het niet de problemen oplost die het zou moeten oplossen. Daar hebben wij naar geluisterd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat blijkt.

De voorzitter:

Nee, ook tegen u had ik gezegd dat u nog maar één vraag mocht stellen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb aandachtig naar de heer Dittrich geluisterd en dacht hem ongeveer te begrijpen, maar op het laatst zei hij iets wat mij toch naar de interruptiemicrofoon brengt: hij zei dat het congres zaterdag "ja" of "nee" kan zeggen tegen het hele pakket, inclusief een voordracht.

De heer Dittrich (D66):

Daar streef ik naar, ja.

De heer Van der Vlies (SGP):

Als het congres nu eens "nee" zegt, wat dan?

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer Van der Vlies, ik zit sinds 1994 in de Tweede Kamer. Een van de eerste lessen die ik kreeg, was: nooit op een "als ... dan"-vraag reageren. Ik snap dat u mij die vraag stelt, want eigenlijk bent u niet mij in gesprek, maar ziet u achter mij al die leden van D66 die graag naar dat congres willen komen. Daarom stelt u die vraag aan mij. Ik wil hen niet onder druk zetten. Ik wil gewoon dit totale pakket verdedigen en ik laat de keuze aan hen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het kan toch niet zo zijn dat u niet strategisch denkt? Dat zou mij erg van u teleurstellen.

De heer Dittrich (D66):

Ja, ik geloof dat ik wel strategisch denk.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dan houdt u toch met twee scenario's rekening? Daarbij mag u een wens uitspreken en een hoop koesteren, maar ik vind dat u het aan de regering, de coalitie en de Kamer verplicht bent om u te realiseren wat er gebeurt in het geval dat het onverhoopte tweede scenario werkelijkheid wordt. Dat is geen "als ... dan"-vraag; dat is gewoon strategisch denken.

De heer Dittrich (D66):

Het ontbreekt mij volgens mij niet aan strategisch denken. Zaterdag is het congres. De hele fractie van D66 en de bewindslieden zullen hun uiterste best doen om het congres ervan te overtuigen om te zeggen: ja, dit is een goed pakket en wij gaan door met het kabinet-Balkenende, omdat nog zoveel problemen in Nederland moeten worden opgelost; er is zoveel werk aan de winkel. Ik hoop dat de leden die keuze met ons maken, maar die keuze is wel aan hen. Wij zijn een partij met leden die zelfstandig en onafhankelijk denken. Wij zijn een debatpartij en ik ga het debat graag met hen aan. Ik hoop hen te kunnen overtuigen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng in de eerste termijn. Wij staan hier niet voor het eerst; afgelopen woensdag heb ik in het debat met de Tweede Kamer verantwoording afgelegd voor het aftreden van de heer De Graaf als minister voor BVK. In het debat van die woensdag was mijn conclusie dat het kabinet het volle vertrouwen, de steun en de inzet van de coalitie heeft om het Hoofdlijnenakkoord en het beleidsprogramma uit te voeren. Drie dagen later, zaterdagavond, heb ik die conclusie onderstreept door de Kamer de afspraken toe te sturen die de fracties van CDA, VVD en D66 en het kabinet hebben gemaakt. Nu wij aan het begin staan van herstel van de economie en nu een aantal hervormingen kunnen worden bereikt die Nederland voorbereiden op de toekomst, is "politiek gedoe" – om het zo maar eens huiselijk uit te drukken – het laatste wat burgers kunnen gebruiken. Met de afspraken van de coalitie van afgelopen zaterdag, snel en eensgezind, is dat voorkomen. De fracties van CDA, VVD en D66 en het kabinet hebben hun verantwoordelijkheid genomen in het landsbelang.

Vorige week dinsdagavond is een ministerscrisis ontstaan door toedoen van een minderheid van PvdA, GroenLinks en SP in de Eerste Kamer. Afgelopen woensdag hebben wij hierover uitvoerig gedebatteerd. Ik hoef dat nu niet over te doen. Door de blokkade van een minderheid van de Eerste Kamer kon een belangrijk element uit het Hoofdlijnenakkoord niet worden uitgevoerd. Het is de burgers bij voorbaat onmogelijk gemaakt om in 2006 hun eigen burgemeester te kiezen. Dat gegeven was voor de coalitie een nieuw feit. Dan hoort er gewoon overleg te zijn in coalitieverband om zich te beraden op de ontstane situatie. Dat overleg heeft geresulteerd in nadere afspraken die passen in het Hoofdlijnenakkoord en waarmee wordt gereageerd op het nieuwe ontstane feit. Dat is het karakter: nadere afspraken ter invulling van het Hoofdlijnenakkoord van de coalitie. Dat is open en transparant gegaan. Ik heb namelijk woensdag in de Kamer aangegeven dat dergelijk overleg zou plaatsvinden. Zaterdagavond heb ik de Kamer de resultaten direct toegezonden. De fractievoorzitters van CDA, VVD en D66 en ikzelf hebben publiekelijk toelichting gegeven en ik leg hier nu verantwoording af.

De kern van het debat lijkt mij te zijn de vraag van de oppositie waarom wij het voorstel dat zíj vorige week heeft afgewezen, niet opnieuw indienen. Hoezo, Haagse logica? Ik kan slechts hopen dat het denken bij de oppositie de komende jaren niet stilstaat. Dat brengt mij op een punt van de heer Bos. Hij stelt voor bij de Grondwetswijziging ruimte te scheppen voor de gekozen burgemeester in 2010 en over de modaliteiten te beslissen na de Kamerverkiezingen, mede aan de hand van de dan nieuwe verkiezingsprogramma's. De consequentie van dat standpunt is echter de herindiening van het Grondwetsvoorstel dat nu juist door de PvdA is afgewezen. Als je wilt praten over modaliteiten, moet je werken aan deconstitutionalisering en dat kan nu net niet. Zo wordt de zaak wel moeilijk. Ik hecht eraan om nog maar eens te zeggen dat als de fractie van de heer Bos voor had gestemd, wij het door hemzelf voorgestelde debat hadden kunnen voeren. Juist dat is onmogelijk gemaakt. Een en ander noopt ons wel tot doorgaan op de ingeslagen weg van bestuurlijke vernieuwing. De heer Bos heeft daarnaast gezegd dat nu angst voor de kiezer ontstaat. Er is echter helemaal geen angst voor de kiezer. Er is maar één ding dat wat dat betreft speelt, als je het toch hebt over politieke consequenties: dat is het niet geven van een beloning voor fout gedrag in de Eerste Kamer.

Wij gaan door met de agenda van bestuurlijke hervorming. Eens te meer is gebleken hoezeer de coalitiepartijen willen doorgaan. Vorige week, nadat een en ander zich in de Eerste Kamer had afgespeeld, heb ik in het debat gezegd dat wij doorgaan met de agenda van bestuurlijke vernieuwing. Het denken over de gekozen burgemeester en het kiesstelsel staat niet stil. Precies dat vindt men terug in de conclusies van afgelopen zaterdag.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter, via u roep ik de minister-president op dit debat wel enigszins op niveau te blijven voeren. Vorige week heeft hij in het debat al de integriteit van de woordvoerder van de PvdA in de Eerste Kamer ter discussie gesteld door feitelijk te zeggen dat hij niets geloofde van de redenen die deze woordvoerder aangaf als verklaring van het stemgedrag van de Eerste-Kamerfractie van de PvdA. Vandaag bestempelt hij het stemgedrag van de Eerste Kamer als "fout gedrag". Ik vind dat beide kwalificaties niet thuishoren in dit debat en zeker niet uit de mond van de minister-president.

Minister Balkenende:

Als u vindt dat er een fair debat moet worden gevoerd over de modaliteiten van de gekozen burgemeester, zeg ik op mijn beurt: Dat debat had gevoerd kunnen worden, als de fractie van uw partij in de Eerste Kamer vorige week vóór had gestemd, maar juist dat hebt u onmogelijk gemaakt. Het is u niet gelukt om de Eerste-Kamerfractie te overtuigen. Dat is jammer, maar dan moet u mij geen verwijten maken.

De heer Van As (LPF):

Ik stel u dan toch een gewetensvraag. Als het u, en met u de coalitiepartijen CDA, VVD en D66, werkelijk ernst is met de gekozen burgemeester, wat is er dan op tegen om ons voorstel gewoon uit te voeren? U hebt echter de aanneming ontraden van de motie die ik vorige week woensdag heb ingediend. U wijst naar de Partij van de Arbeid en dat is helemaal terecht. Het heeft er echter de schijn van dat u nu weer uitstel van executie hebt bedongen tot aan de verkiezingen in 2007. Als u werkelijk de bestuurlijke vernieuwing en de gekozen burgemeester wilt, is er niets op tegen om met ons voorstel akkoord te gaan. Dan kunt u in elk geval tijdens de proefperiode nagaan hoe dit functioneert. Wat vindt u daar nu van?

Minister Balkenende:

Ik ben graag bereid het debat van vorige week over te doen. Ik heb toen aangegeven waarom ik vond dat uw voorstel niet gehonoreerd zou moeten worden. De reden was, dat uw voorstel feitelijk een omwegconstructie is, en dat zou staatsrechtelijk niet juist zijn geweest. Het kabinet gaat door met de grondwetsherziening met het oog op de gekozen burgemeester. Wij kiezen voor de koninklijke weg. Als gemeenten via een volksraadpleging willen werken aan het peilen van de gevoelens bij de bevolking, zullen wij dat steunen. Dat is staatsrechtelijk de zuivere weg. Uw benadering was echter staatsrechtelijk niet zuiver. Dat heb ik vorige week aangegeven en daarom heb ik de aanneming van uw motie ontraden. Ik heb begrepen dat de Kamer vandaag deze motie heeft verworpen.

De heer Van As (LPF):

Dat is juist, maar als u werkelijk de intentie hebt om binnen deze coalitie te komen tot bestuurlijke vernieuwing en de invoering van de gekozen burgemeester, vind ik dat u zich er te gemakkelijk vanaf maakt.

Minister Balkenende:

Ik begrijp uw argument wel, maar wat u wilt is staatsrechtelijk niet juist. Ik heb vorige week precies aangegeven waarom het niet goed was, en kennelijk heeft de grote meerderheid van deze Kamer mij daarin gevolgd. Daar ben ik blij om.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil nog even terugkomen op die twee woorden: fout gedrag. Het zit mij toch niet lekker. Ik geloof niet dat een premier tegen de volksvertegenwoordiging kan zeggen dat één van de twee Kamers van de Staten-Generaal "fout gedrag" aan de dag legt. Volgens mij klopt die kwalificatie gewoon niet. Ik hecht eraan, dat de premier dit hier staande de vergadering toegeeft, want anders krijgen wij een heel rare verhouding. U kunt zeggen dat u het er niet mee eens bent, of dat er sprake is van foute gronden. U kunt echter niet spreken van fout gedrag van de volksvertegenwoordiging.

Minister Balkenende:

Iedereen kiest de woorden die hij kiest. Ik heb vorige week in het debat uitbundig aangegeven dat minister De Graaf zich zeer ervoor heeft ingezet om de PvdA-fractie over de streep te trekken. Hij heeft daartoe contact gehad met de heer Bos, met fractievoorzitter Noten van de PvdA-fractie in de Eerste Kamer en met woordvoerder Van Thijn. Hij heeft op meerdere momenten handreikingen gedaan. Als ik dan ook nog weet dat de PvdA in het verleden vóór deconstitutionalisering was, en als ik dat allemaal op een rijtje zet, kunt u misschien begrijpen waarom ik deze woorden heb gebruikt.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ken de geschiedenis, dus die hoeven wij niet te herhalen. U bent er zeer door gefrustreerd en daar kan ik mij iets bij voorstellen. Ik snap het niet helemaal, omdat ik het inhoudelijk niet met u eens ben. Ik heb geprobeerd aan de heer Dittrich uit te leggen waarom de fractie van mijn partij heeft gedaan wat zij heeft gedaan. Dit staat echter los van het feit dat het staatsrechtelijk geen pas geeft dat een premier spreekt van fout gedrag door Kamerleden. Ik vind het echt een precedent, dat u niet op uw naam zou moeten willen hebben. Ik vraag u nogmaals om nog eens te bezien of dit nu wel de juiste bewoordingen zijn.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven waarom ik deze woorden heb gebruikt, tegen de achtergrond van het debat dat vorige week is gevoerd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Zeker nu de heer Marijnissen hem er nogmaals op heeft gewezen, verwacht ik van de premier iets meer grootheid. Volgens mij is er een verschil tussen een premier en een CDA-partijpoliticus. Ik vind het heel jammer dat hij dat verschil niet ziet.

Minister Balkenende:

Ik zeg niet dat de PvdA-fractie in de Eerste Kamer niet de standpunten mag innemen die zij zou willen. Laat er geen misverstand over bestaan dat ik dat respecteer. In de totale context van het debat dat heeft plaatsgevonden, heb ik er echter een politiek-bestuurlijke kwalificatie aan willen geven. Het heeft niets te maken met grootheid, maar wel met mijn visie op de gang van zaken in de Eerste Kamer. Gelet ook op de enorme inzet van minister De Graaf ben ik tot die kwalificatie gekomen.

De heer Marijnissen is ingegaan op de voordracht van een minister. Hij heeft in alle scherpte de vraag aan de orde gesteld of het staatsrechtelijk kies is om daar nog voor het congres van D66 aan te werken. Ik denk dat het staatsrechtelijk niet kies is als D66, ik en anderen die verantwoordelijk zijn voor de beëdiging van de nieuwe minister, wachten tot na het congres van D66. Dat zou merkwaardig zijn, want dat zou betekenen dat de fracties die het kabinet dragen en ik als minister-president geen zelfstandige verantwoordelijkheid hebben. Dan zou de besluitvorming afhankelijk zijn van een congres. Dat zou in mijn ogen staatsrechtelijk niet kies zijn. Daarom juich ik toe dat D66 heeft gezegd te zullen trachten om deze week nog een nieuwe kandidaat voor te dragen, zodat wij de zaak formeel in orde kunnen brengen.

De heer Marijnissen (SP):

Het scenario is niet denkbeeldig dat het D66-congres Boris en alle anderen niet steunt. Wat dan?

Minister Balkenende:

Daar ga ik uiteraard niet op in. U hebt het zelf gehad over positivisme. Laten wij dus uitgaan van positieve ontwikkelingen. Ik heb er alle vertrouwen in dat de heer Dittrich, de heer Brinkhorst en anderen zullen wijzen op het belang van het akkoord van afgelopen zaterdag. Ik vind dat D66 ook best een pluim verdient voor het feit dat zij verantwoordelijkheid voor het land wil nemen en niet wegloopt voor moeilijkheden. Wat dat betreft, zie ik zaterdag aanstaande met vertrouwen tegemoet.

De heer Marijnissen (SP):

Bent u ook lid van D66?

Minister Balkenende:

Dat zit er niet direct in, maar dat is niet de strekking van dit onderwerp.

De heer Marijnissen (SP):

Alle gekheid op een stokje. Het is een iets serieuzer onderwerp dan wij nu misschien doen voorkomen. U bent van het positivisme; ik ben van het nieuwe optimisme, dus er is alle reden om te denken dat het D66-congres de voorgedragen minister niet steunt. De leden hebben immers goede gronden om dat te doen. Als dat gebeurt, hebt u geen coalitie meer. Dan hebt u in mijn ogen het staatshoofd in verlegenheid gebracht door haar te verzoeken, iemand te benoemen en te beëdigen die vervolgens door een congres naar huis wordt gestuurd. Een uitkomst in dezen kan zijn dat D66 niet tot zaterdag wacht met dat congres, maar het stante pede organiseert, dus voordat er nog maar sprake kan zijn van een benoeming door het staatshoofd.

Minister Balkenende:

Weet u wat ik zo goed vind van de heer Dittrich? Dat hij klip en klaar zegt dat hij zowel de inhoud als de opvolging, dus het totaalpakket, aan zijn congres wil voorleggen en dat hij daar de verantwoordelijkheid voor neemt. Dat getuigt van moed. Dat betekent niet dat de heer Dittrich het voor zich uit schuift en nog even wil wachten. Zijn moed verdient waardering en respecteert. Die uit ik bij dezen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik blijf erbij dat u het staatshoofd in verlegenheid kunt brengen door de rare figuur waarvoor gekozen is en door de rare volgorde der dingen. Daardoor kan het zijn dat u bij het scheiden van de markt op zaterdag-avond geen kabinet meer hebt en de bewindspersoon naar huis wordt gestuurd met wachtgeld na er net twee dagen te hebben gezeten.

Minister Balkenende:

Ik waardeer het zeer dat de heer Marijnissen zich bekommert om het staatshoofd en haar niet in staatsrechtelijke verlegenheid wil brengen. Precies om die reden moeten wij voorkomen dat wij besluiten om het uit te stellen tot na het congres. Anders brengen wij het staatshoofd nog meer in verlegenheid.

De heer Marijnissen heeft het gehad over politieke ontwikkelingen. Hij heeft het gehad over de peilingen. Laat hij toch oppassen met die peilingen! Die peilingen zijn voor zijn partij altijd beter geweest dan de resultaten. Bij het CDA is het tegendeel waar. Laat hij dus oppassen met die peilingen. Het CDA heeft vijf verkiezingen op rij gewonnen. Dit zeg ik even als politiek leider. Ik besef dat dit op dit moment niet hoort.

De heer Verhagen heeft haarfijn uitgelegd waar het om gaat in deze tijd. De heer Verhagen heeft het gehad over de politieke stabiliteit, de noodzaak daarvan en van het kunnen doorvoeren van de hervormingsagenda. Precies die punten staan de coalitiepartijen scherp voor ogen. Dat is ook goed. Zeker in een tijd waarin je door moet gaan met het invoeren van maatregelen om Nederland sterker te maken, heb je stabiliteit nodig en moet je de hervormingsagenda kunnen doorzetten. Dat behoort plaats te vinden in een sfeer van gemeenschappelijkheid en gezamenlijke verantwoordelijkheid. Die hebben de partijen, zo is mij vorige week donderdagavond en zaterdag duidelijk gebleken.

De heer Van Aartsen heeft gevraagd of ik een voordracht verwacht. Ik heb er goede hoop op. Ik ben enigszins afhankelijk van D66 en uiteraard van de formaliteiten die aan de orde zijn. Ik heb al gezegd dat ik ernaar streef dat dit tijdig wordt afgerond. De argumenten hiervoor zijn bekend.

Mevrouw Halsema heeft gevraagd waarom de gekozen burgemeester nu in de Grondwet wordt opgenomen terwijl wij op voorhand zouden weten dat er geen twee derde meerderheid voor gehaald kan worden. Wij hebben het voornemen, een wetsvoorstel in te dienen ter verandering van artikel 131 van de Grondwet; dit is in het overleg van afgelopen zaterdag overeengekomen. Dit wetsvoorstel zal ertoe strekken, in de Grondwet te bepalen dat de burgemeester rechtstreeks door de bevolking wordt gekozen. Dit is een rechtstreekse weg om dit te bereiken. Natuurlijk zijn er evenveel argumenten aan te voeren om de indirecte manier te kiezen, dat wil zeggen artikel 131 schrappen en in de wet regelen hoe de burgemeester wordt gekozen of benoemd. Hier ging het verleden week om; niet voor niets heeft het kabinet dit voorstel afgelopen dinsdag in de Eerste Kamer verdedigd.

In de aard van een grondwetswijziging ligt besloten dat er twee lezingen zijn. Na een eerste lezing volgen verkiezingen, opdat de kiezer zich erover kan uitspreken. De kiezer weet wat hij krijgt als de wijziging doorgaat, hij heeft dan zelfs meer zekerheid dan langs de weg van deconstitutionalisering. De ontbinding van de Tweede Kamer bij grondwetswijziging is precies hiervoor bedoeld: het voorleggen van belangrijke wijzigingen aan de kiezer. Natuurlijk hebben wij rekening gehouden met de staatsrechtelijke gevoelens in de Eerste Kamer, ook in het debat van verleden week. Daarom hebben wij in onze conclusies aangegeven waarom wij op deze manier voortgang willen boeken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter, het is mij nu echt duidelijk geworden dat ik in debat ben met de politiek leider van het CDA. Aan hem zou ik dan ook een vraag willen stellen.

De voorzitter:

Dat kan formeel niet, dat weet u heel goed.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar de minister-president maakt zelf steeds deze vergissing, dus ik weet het niet meer.

De voorzitter:

U stelt uw vragen aan de minister-president.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Goed. Ik hoop dat hij dan ook weer wil plaatsnemen in vak K. Nu mijn vraag. Als het CDA bij de verkiezingen onvoldoende stemmen behaalt en niet in de regering deelneemt, dan neem ik aan dat de CDA-fractie in de Eerste Kamer tegen het opnemen van de rechtstreeks gekozen burgemeester in de Grondwet zal stemmen.

Minister Balkenende:

Voorzitter, het zou in dit debat meer passend zijn om deze vraag aan de heer Verhagen te stellen, maar het lijkt mij volstrekt niet vruchtbaar om over dit soort dingen in discussie te gaan. Ik sta hier als minister-president en ik leg uit waarom wij verleden week afspraken hebben gemaakt. Wij zullen over de veranderingen die wij beogen, een debat aangaan met deze Kamer en met de Eerste Kamer. Onze agenda voor bestuurlijke vernieuwing staat vast, daar gaan wij mee door. Wat er zal komen te staan in de verkiezingsprogramma's en wat er na de verkiezingen zal gebeuren, zullen wij dan wel zien, maar het is niet vruchtbaar om daar nu over te spreken en ik vind ook niet dat het tot mijn rol behoort om erop in te gaan. En wat ik zojuist zei als politiek man, was een grapje voor de heer Marijnissen over de peilingen. Dat kan toch wel, mevrouw Halsema?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja hoor, een beetje fout gedrag moet kunnen, zo nu en dan...

Maar, voorzitter, het is wel degelijk relevant om hierover te spreken, omdat D66 anders blij gemaakt is met niks. D66 gaat er namelijk van uit dat de gekozen burgemeester er komt, met een appel aan de hele Staten-Generaal. Maar de minister-president weet net zo goed als ik dat het CDA er weer tegen zal stemmen, als het niet in de regering deelneemt.

Minister Balkenende:

Wij moeten het debat van verleden week niet overdoen, wij moeten hier niet allerlei dingen bij halen die nu niet aan de orde zijn en wij moeten zeker niet vooruitlopen op formaties of andere gebeurtenissen. Dat is niet vruchtbaar en het is op dit moment trouwens ook niet mijn rol.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik begrijp de uiteenzetting van de minister-president over de totstandkoming van de afspraken over het wetsvoorstel voor de gekozen burgemeester. Ik heb ook geen vraag over het stemgedrag van het CDA, maar wel over het perspectief voor de gekozen burgemeester. Ik heb de heer Dittrich gevraagd hoe hij staande kan houden dat de gekozen burgemeester met de afspraken in de coalitie, even afgezien van de vraag hoeveel zetels die zal kunnen verkrijgen, onontkoombaar is geworden. Kan de minister-president bevestigen, ook gelet op zijn uitlating van zojuist, dat hij slechts kan hopen dat het denken bij PvdA, GroenLinks en SP niet stilstaat en dat de afspraken geen garantie bieden dat de gekozen burgemeester er komt, maar dat die hooguit in eerste lezing afgedwongen kan worden?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Dit is een goed punt van de heer Rouvoet. Hij weet dat wij met het Hoofdlijnenakkoord de afspraak hebben gemaakt om onomkeerbare stappen te zetten op weg naar de gekozen burgemeester. Vorige week is ons voornemen op dit punt in de Eerste Kamer gestrand. Dat betreuren wij zeer, maar het is niet anders. Wat is ons standpunt nu? Van deze coalitie mag worden gevraagd om door te gaan met het proces van bestuurlijke vernieuwing. Om die reden zullen wij kiezen voor grondwetswijziging en doorgaan met de wettelijke veranderingen om te komen tot de gekozen burgemeester. Is daarmee de garantie aanwezig? Natuurlijk niet. Ik weet ook wel dat wij weer een discussie krijgen over de grondwetsherziening. Wij zullen daarover hier en in de Eerste Kamer debatten krijgen, maar wij zullen op ons terrein in deze periode onomkeerbare stappen zetten. Wij gaan verder de gemeenten ondersteunen die via het houden van een raadpleging de band tussen kandidaat-burgemeesters en de bevolking versterken. Dat mag van ons worden gevraagd, maar niet de garantie voor iets in 2010.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is helder. De onontkoombaarheid hangt dus af van de bereidheid van de fractie van de Partij van de Arbeid of die van GroenLinks. Misschien hangt die wel af van de bereidheid van de ChristenUnie of de SGP. De medewerking van een van die fracties is nodig als het gaat om het voorstel van de direct gekozen burgemeester. Zonder die medewerking komt hij er gewoon niet.

Minister Balkenende:

Dat is waar. Dat is de ultieme werking van de democratie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is helder.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De heer Van As heeft een vraag gesteld over de optie ten aanzien van de voorkeurstemmen. Ik kan daarover uiteraard nog geen mededelingen doen en wel om de simpele reden dat afgelopen zaterdag de afspraak is gemaakt dat zal worden gekozen voor een variant van verandering van het systeem van voorkeurstemmen. De Kamer zal hierover meer horen wanneer het zover is.

De heer Van As heeft opmerkingen over het Innovatieplatform gemaakt. Over de verdelingen van de gelden die worden aangewend zal nog nader worden gesproken. Het geld zal inderdaad zoveel mogelijk moeten gaan naar concrete projecten en niet naar instituties. Het innovatieplatform speelt natuurlijk een rol bij de selectie van concrete projecten. Voor het overige mag ik verwijzen naar het VAO in deze Kamer. Tijdens dat debat heeft minister Brinkhorst nog eens aangegeven wat hij vindt van de opmerkingen van de kant van de Kamer. Ik meen dat ik hiermee recht heb gedaan aan de terechte opmerkingen van de heer Van As.

Ik dank de heer Van der Vlies voor het feit dat hij blij is dat de coalitie door kan gaan. Hij onderlijnde in dat verband het punt van de stabiliteit. Hij heeft nog de vraag gesteld of de minister voor BVK een fulltime- of parttimefunctie heeft. Vorige week heb ik nog eens aangegeven dat het pakket van deze minister veel omvat: bestuurlijke vernieuwing, Antillen, de andere overheid, informatisering en grondrechten. Het uitvoeren van dit pakket is noodzakelijk en het vergt uiteraard een fulltimeminister.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Het zal de minister-president niet zijn ontgaan dat ik een enigszins ludiek getoonzette opmerking maakte toen ik sprak over de functie van deze minister. Het ging mij echter om het volgende. Er worden weer veel thema's in studie genomen. Al deze thema's hebben een parlementaire geschiedenis en daaruit blijkt dat er niet veel kansen zijn op doorbraken in deze zittingsperiode. Dan vraag je je af: hoe geloofwaardig is het nog dat een geestverwant van de heer De Graaf wel kan doen wat de heer Graaf echt niet meer zag zitten? Daarover hebben wij vorige week gediscussieerd. Daar refereer ik slechts aan en wijs erop dat dit punt in de toekomst een rol gaat spelen.

Minister Balkenende:

Ik begrijp heel goed wat u bedoelt. Ik wijs er echter van mijn kant op dat ook een andere keus mogelijk was geweest. Wij hadden na wat zich in de Eerste Kamer voordeed, kunnen zeggen: wij stoppen maar even met het proces. De ambitie is echter om niet te stoppen. Geen misverstand daarover! Het gevoel van vorige week donderdagavond én van zaterdag is: wij gaan door. Wij zien echter wel de ontstane situatie onder ogen. Wij hebben met het akkoord aangegeven hoe wij verder willen gaan met zowel het punt van de gekozen burgemeester als met dat van de voorkeurstemmenvariant, het onderzoek naar varianten van het kiesstelsel en van de brede agenda voor de bestuurlijke vernieuwing. Die stellingname is betrokken om nog eens het belang van de bestuurlijke verandering in dit land aan te geven. Daarvoor zal de nieuwe persoon, naast al die andere zaken, het nodige te doen krijgen. De heer Van der Vlies heeft gelijk. De persoon in kwestie zal door moeten gaan met de agenda en het onderzoek en daarbij met de Kamer overleg moeten plegen. Bij het ene onderwerp zal hij in deze periode meer resultaat kunnen boeken dan bij het andere, maar dat is ook afhankelijk van het debat over het onderzoek.

De heer Van der Vlies (SGP):

Volgens de brief moet de nieuwe minister gaan speuren naar een breed draagvlak voor bepaalde thema's. Daarbij zal hij ook stuiten op de waarschuwingen rondom bepaalde thema's vanuit Tweede en Eerste Kamer.

Minister Balkenende:

De thema's die zijn aangeduid zullen worden verkend. De opmerking over het draagvlak hangt samen met onze wens om het debat met de Kamer en met anderen te voeren.

De heer Rouvoet maakte vanuit staatsrechtelijk oogpunt een interessante opmerking. Zo kennen wij hem natuurlijk ook. Hij vroeg zich af of het kabinet de uitvoerder moet zijn van de wensen van de fracties. Dat geldt per definitie voor de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord. Dat akkoord is totstandgekomen in een overleg van de drie fracties die de regering vormen. Wij hebben daar recht aan te doen. Dat behoren wij uit te voeren. Dat is feitelijk gebeurd via de nadere uitwerking in het beleidsprogramma. Je zou kunnen zeggen dat het Hoofdlijnenakkoord de arbeidsvoorwaarden van een kabinet vormt. Natuurlijk voel ik mij verantwoordelijk voor het proces, juist omdat een goede uitkomst van het proces van groot belang is om de hervormingen te kunnen doorvoeren. Daar heb ik graag leiding aan gegeven.

Wat is mijn rol geweest? Ik ben voortdurend betrokken geweest bij minister De Graaf, ook op afstand. Toen het in de Eerste Kamer helaas misging, heb ik weer uitvoerig met minister De Graaf overlegd. Op donderdagavond heb ik gezegd dat het van belang is dat de regeringspartijen bij elkaar komen om zich te beraden op de situatie. Zaterdag heb ik leiding gegeven aan de besprekingen. Ik ben zeer gelukkig dat het na lang beraad mogelijk is gebleken om er samen uit te komen. Zo vul je je taak in. Er is een verschil tussen de verantwoordelijkheid van het kabinet en die van de regeringsfracties. Bij een Hoofdlijnenakkoord naderen beide verantwoordelijkheden elkaar. Dat is vorige week gebeurd bij de totstandkoming van het nader akkoord.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wil daar niet flauw over doen, maar ik denk echt dat wij een principieel verschil van mening hebben. De minister-president maakt een vergelijking tussen de huidige situatie en een kabinetsformatie. Laten wij even kijken naar de laatste formatie. De minister-president heeft toen onderhandeld als fractievoorzitter van het CDA. Als formateur heeft hij uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor het hele pakket op zich genomen. Nu was er een probleem met zijn kabinetsploeg en met zijn regeerakkoord. Dan is het raar om te zeggen dat de fracties afspraken hebben gemaakt, dat de minister-president er wel bij betrokken is geweest maar dat het voortouw bij de fracties lag. Het gaat om het regeerakkoord waarvoor de minister-president de verantwoordelijkheid heeft genomen. Hij zou dus het initiatief moeten nemen bij een oplossing voor het ontstane probleem.

Minister Balkenende:

Ik denk dat de heer Rouvoet het niet helemaal goed ziet. Wanneer het Hoofdlijnenakkoord op onderdelen op problemen stuit, is er voor de regeringspartijen een reden om opnieuw met elkaar van gedachten te wisselen, om zich te bezinnen op de vraag hoe de doelen van het Hoofdlijnenakkoord kunnen worden gerealiseerd. Precies om die reden hebben de drie fracties met elkaar gesproken. Het ging over de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord. Het kabinet is gehouden om de afspraken uit te voeren. Na de avond in de Eerste Kamer konden wij niet verder. In dat geval moet je gezamenlijk onder ogen zien waar je voor staat. Precies daarom was het zo goed dat delegaties van het kabinet en van de regeringsfracties met elkaar hebben overlegd over de ontstane situatie. Zowel politiek als staatsrechtelijk is dat de goede weg.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daar hebben wij een verschil van opvatting over. De minister-president zal mij niet horen suggereren dat hij erover had moeten spreken zonder de fractievoorzitters. Het is logisch dat de fracties die het kabinet dragen er intensief bij betrokken zijn. Eerder hebben wij bij de tegenbegroting van de coalitie het probleem gehad dat men het regeerakkoord op belangrijke onderdelen herschreef. Dat werd aan de minister-president meegegeven ter uitvoering. Vanuit een oogpunt van dualisme vind ik dat echt een verkeerde benadering. De minister-president had het initiatief moeten nemen: vrienden, wij hebben een probleem, mijn vice-premier is weg en wij hebben een probleem met een van de partijen die het regeerakkoord dragen, ik roep u bij elkaar om te praten. Woensdag zei de minister-president in feite: ik heb er vertrouwen in dat jullie er met zijn drieën wel uitkomen.

Minister Balkenende:

U kent toch de feiten? Donderdag is er overleg geweest tussen de drie regeringsfracties. Daarna heb ik als premier de uitnodiging gedaan om met elkaar van gedachten te wisselen, en ik heb dat gesprek voorgezeten. Wie is er afgelopen zaterdag, toen we het hadden over het akkoord, als eerste naar buiten gekomen? Ik geloof niet dat u mijn rol moet bagatelliseren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wil niemands rol bagatelliseren, dat moet de minister-president van mij aannemen. Maar ik heb goed geluisterd en de brief goed gelezen. U schrijft aan de Kamer – en dat is geen letterknechterij van mijn kant – "hierbij doe ik u toekomen de afspraken van de drie fractievoorzitters uit de Tweede Kamer, die in overleg met het kabinet gemaakt zijn". Het initiatief lag niet bij de minister-president, die zag dat er een vice-premier vertrok en er een gat in het regeerakkoord was gevallen, maar bij de fractievoorzitters, die hebben teruggekoppeld. Wat mij betreft: het kan een kwestie van volgorde zijn, maar ik vind het een vrij principiële kwestie, en de volgorde had omgekeerd moeten zijn.

Minister Balkenende:

Op dat punt verschil ik met u van mening. De conclusie is overigens wel dat het precies is gegaan zoals het moest: de drie regeringspartijen richtten zich op de ontstane situatie na de Eerste Kamer, waarbij men onder ogen heeft gezien wat dit betekent voor het Hoofdlijnenakkoord en de uitvoering ervan. Omgekeerd heeft het kabinet gezegd: wij zullen dat debat aangaan, om vooruitgang te boeken. Dat goede onderling overleg heeft geleid tot het akkoord van zaterdagavond. Bovendien is het allemaal flink snel gegaan. Iedereen was verheugd dat het op deze manier kon. Het toont de goede onderlinge relaties binnen de regeringscoalitie, en dat is winst.

De heer Rouvoet vroeg mij nog of Kopspijkers mag voortbestaan. Het antwoord is voluit "ja".

De heer Dittrich heeft heel scherp aangegeven, wat zijn fractie de afgelopen dagen heeft gemotiveerd, na vorige week, om te handelen zoals er is gehandeld: het kiezen voor deze coalitie, het zich willen inzetten voor het hervormingsbeleid, en dat in goed overleg met de twee andere coalitiepartners. Hij heeft dat in alle duidelijkheid gedaan. Uiteraard wachten wij het congres af, maar de heer Dittrich heeft aangege ven, niet te wachten tot na het congres. Hij neemt nu zijn verantwoordelijkheid, en legt daarna verantwoording af. Volgens mij is dat de goede volgorde. Ik ben blij met het overleg van afgelopen zaterdag, dat heeft aangegeven dat de regeringspartijen de vaste wil hebben om door te gaan met de hervormingsagenda, in het belang van Nederland. Het toont de vitaliteit en de kracht van de coalitie aan. Ik zeg dat misschien niet als minister-president, maar veel meer als een waarnemer van de wijze van omgaan van de drie regeringsfracties. Het toont aan dat gezamenlijk overleg kan leiden tot goede resultaten. De heer Bos zei dat we de crisis voor ons uit hebben geschoven. Als dit soort crisis bestaan, zijn het heel prettige crises!

De heer Marijnissen (SP):

Prettige crises! Ik las net dat de peilingen inmiddels uitwijzen dat het vertrouwen van de bevolking in dit kabinet 3,7 is.

De heer Dittrich heeft in zijn termijn gesproken over een bres, die zou zijn geslagen in de bijdrage van D66 aan de coalitie. Eerder is gezegd dat de balans zal moeten worden hersteld. Vervolgens is het akkoord tussen de drie partijen gesloten, waaraan u hebt meegeholpen. U hebt dat getypeerd als "dit is iets meer D66 geworden". Waar zit hem dat nu in?

Minister Balkenende:

Het meer D66 zit hem hierin dat je, wanneer de plannen die samen zijn gemaakt stranden in de Eerste Kamer, je daar niet bij neerlegt, maar als drie partijen zegt: wij gaan ermee door, en dan niet alleen om te kijken naar een reparatie van de situatie rond de gekozen burgemeester, of het kiesstelsel, maar ook breder naar de agenda voor bestuurlijke vernieuwing. Dat is een belangrijk punt, waar D66 aan hecht, en het is neergelegd in de conclusies. Dat vervolgens aandacht is gevraagd voor twee andere onderwerpen, te weten kennis, innovatie en onderwijs en het mediabestel is goed, want dat zijn aangelegen punten voor D66. Dat is geen totale breuk, maar het geeft wel aan dat de agenda van bestuurlijke vernieuwing niet is verdwenen, maar mede en vooral op instigatie van D66 is versterkt, gesteund door de twee andere regeringspartijen.

De heer Marijnissen (SP):

In het Hoofdlijnenakkoord staat een uitgebreide passage over de bestuurlijke vernieuwing, die om allerlei redenen nu is verdwenen. De minister, de vice-premier is weg. En dan komt er een onderzoek voor in de plaats. Dan is het volgens mij minder D66 en niet meer D66.

Verder merk ik op dat ten aanzien van onderwijs, kennis en innovatie de woordvoerders van de andere twee fracties zeggen: dat waren ook onze punten, die waren niet alleen van D66. Dan blijft er toch heel weinig over.

Minister Balkenende:

Iedereen onderstreept het belang van onderwijs, kennis en innovatie. Natuurlijk zijn er opmerkingen over gemaakt. Alleen, door de opstelling van ook D66 is er een versnelling in dat proces gekomen. Zo liggen de feiten. Wat er afgelopen zaterdag is gebeurd, is een belangrijke stap geweest voor én de hechtheid van de coalitie én de voortgang van de bestuurlijke agenda en enkele andere punten. Dat was ook de wens van D66. Ik meen dan ook dat de heer Dittrich een heel goed verhaal heeft in de richting van zijn congres.

De heer Marijnissen (SP):

Over de bestuurlijke vernieuwing zullen wij het nu maar niet hebben; blijkbaar bent u het met mij eens dat het onderzoek minder is dan wat er lag. Met betrekking tot het onderwijs zegt u eigenlijk dat u de voorjaarsnota wat naar voren heeft gehaald. Het wordt langzamerhand steeds duidelijker. Ik wil niet zeggen dat het een soort fopspeen is, omdat dit weer zo zuur klinkt. In ieder geval kan ik wel concluderen dat het niet substantieel is. Als u spreekt van "meer D66" dan meen ik dat u dat hier niet echt waar kan maken.

Minister Balkenende:

Waar D66 bij de onderhandelingen ten aanzien van de totstandkoming van dit kabinet heeft aangedrongen op de gekozen burgemeester en dit punt vervolgens strandt in de Eerste Kamer, zijn er in feite twee mogelijkheden: je stopt of je gaat door. Welnu, wij gaan ermee door. Sterker nog, binnen de bestaande mogelijkheden komt er een grondwetswijziging en tegelijkertijd zullen wij de gemeenten in dezen ondersteunen. Dat is niet minder, dat is anders. Daarnaast hebben wij afgesproken door te gaan met de discussie over het kiesstelsel. Bovendien is er nog sprake van de brede agenda. Gelet op dit alles kun je mijns inziens dan ook niet volhouden dat dit minder zou zijn. Precies om die reden heb ik gezegd: het is wat meer D66. Zo liggen ook de feiten.

De voorzitter:

Ik heb van een aantal fracties begrepen dat er behoefte bestaat aan een korte tweede termijn. Ik stel de spreektijd per fractie vast op maximaal twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Namens de PvdA trek ik enkele conclusies uit dit debat. De meest dodelijke kwalificaties van de inhoud van het Paasakkoord zijn gegeven door de minister-president en de heer Van Aartsen. De minister-president zei desgevraagd dat D66 vooral een versnelling van het proces heeft bereikt. De heer Van Aartsen verwees in antwoord op de vraag wat precies de balans ten gunste van D66 had hersteld, naar het onderzoek naar bestuurlijke vernieuwing. Ik heb daar niets aan toe te voegen.

Mijn volgende conclusie betreft de burgemeester. De heer Rouvoet wist de heer Dittrich een uitspraak te ontlokken over wat er feitelijk aan de hand is. De coalitie heeft geen onomkeerbare beslissing genomen. Zij heeft de medewerking van oppositiepartijen nodig om ervoor te zorgen dat er in 2010 een gekozen burgemeester komt. Als je met iemand wilt samenwerken, als je iemand nodig hebt om ergens te komen, werken een ramkoers, een confrontatie en op de man spelen in het algemeen niet. Een oprechte poging tot dialoog en het zoeken van consensus en draagvlak werken echter wel. Ons aanbod is gericht op consensus, dialoog en draagvlak. Ons aanbod is niet de door de bevolking gekozen burgemeester koste wat kost te blokkeren, noch om de door de raad gekozen burgemeester koste wat kost te forceren, maar om de benoemde burgemeester uit de Grondwet te halen en daarna bij de verkiezingen eerlijk op basis van standpunten de strijd aan te gaan. Ik zeg tegen alle leden van de coalitiepartijen: als u gelooft dat uw verhaal over de door de bevolking gekozen burgemeester sterker is dan ons verhaal over de door de raad gekozen burgemeester, dan zou u die strijd met vertrouwen tegemoet moeten zien.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik begrijp dat u nu weer wel de deur openzet naar de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester.

De heer Bos (PvdA):

Als ik het over de gekozen burgemeester heb, doel ik op de door de raad of de door de bevolking gekozen burgemeester. Op dit moment hebben wij een benoemde burgemeester.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat betekent dat de route die wij moeten gaan vanwege de Eerste-Kamerfractie van de PvdA helemaal niet onbegaanbaar is, zoals u eerder zei.

De heer Bos (PvdA):

Ik citeerde de heer Dittrich. Hij heeft gezegd dat er geen onomkeerbare beslissingen zijn genomen en dat de medewerking van de oppositiefracties nodig is. Ik adviseer u en hem: als u onze medewerking wilt, benader ons dan niet met confrontatie, geruzie en een ramkoers, maar doe eens een oprechte poging tot dialoog en het verwerven van draagvlak. Daar sta ik zeer open voor.

De heer Van Aartsen (VVD):

Had u dat dan maar vorig jaar oktober tegen de leden van uw partij gezegd en vorige week en ook daarvoor tegen de Eerste-Kamerfractie van uw partij. In een interview in de NRC gaf de heer Noten al ruim voor vorige week dinsdag aan dat de fractie toch tegen zou stemmen. Toen had u moeten zeggen dat u dat niet beviel, maar dat deed u niet.

De heer Bos (PvdA):

Ik kijk graag nog eens met u terug op wat er allemaal gebeurd is, maar wij hebben te maken met de huidige situatie. Het is duidelijk dat een meerderheid van deze Kamer van mening is dat de benoemde burgemeester uit de Grondwet moet verdwijnen. Wij willen daaraan meewerken, mits er daarna open en democratisch, zoals dat ook hoort, gedebatteerd kan worden over de wijze waarop de burgemeester vervolgens gekozen wordt. Nogmaals, als u er vertrouwen in heeft dat uw verhaal dat de burgemeester door de bevolking gekozen moeten worden beter is dan ons verhaal dat hij door de raad gekozen moet worden, kunt u de strijd voor het aangezicht van de kiezer met vertrouwen tegemoet zien.

Rond de heer De Graaf heeft zich een koningsdrama afgespeeld. Zoals bekend, zijn in de koningsdrama's van Shakespeare de uiteindelijke dolkstoten nooit afkomstig van de vijanden, maar altijd van de eigen hofhouding. De citaten liggen voor het oprapen. Ik houd het deze keer bij Hamlet: "Though this be madness, yet there is method in it". Het is misschien allemaal heel idioot, maar er zit wel een lijn in. De lijn van de coalitiefracties vandaag was vooral: wij geven Bos overal de schuld van, wij hebben het niet over onze eigen rol en wij doen er alles aan om niet naar de kiezer te hoeven. Dat laatste kan ik wel weer begrijpen, want dan zullen zij inderdaad met de billen bloot moeten, niet alleen over de burgemeester, maar ook over de verpleeghuiszorg, over de vraag waarom onze economie langzamer dan welke economie dan ook in Europa aanhaakt bij het economisch herstel, over de kinderopvang en over de uitblijvende aanpak van de leefbaarheid in de grote steden.

De minister-president eindigde zijn betoog met de opmerking: als dit een soort crisis is, dan is dat eigenlijk een prettige crisis. Deze opmerking gaat volstrekt voorbij aan hoe deze crisis op de heer De Graaf zal zijn overgekomen. Mijn bezwaren tegen het betoog van de minister-president gaan nog iets verder dan dat. Hij sprak zijn afkeuring uit over redeneringen en argumenten die door de oppositie zijn gebruikt met de woorden: fout gedrag. Ik vind dat niet kunnen. Juist de minister-president moet zich in een debat als dit boven de partijen verheffen. Juist hij zal moeten kijken hoe wij met elkaar draagvlak kunnen verwerven voor zaken die wij allemaal belangrijk vinden. Juist hij moet respect uitstralen voor andersdenkenden in dit soort kwesties. Ik vind het buitengewoon jammer dat hij dat niet heeft gedaan. Ik hoop dat hij die fout in zijn tweede termijn goed wil maken.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Er is een bres geslagen en de balans moet hersteld. De premier heeft, desgevraagd, daarop geantwoord dat wij het aangekondigde onderzoek naar de bestuurlijke vernieuwing moeten beschouwen als meer D66 in het Hoofdlijnenakkoord. Ook het naar voren halen van de structurele investering van 250 mln in het onderwijs moeten wij beschouwen als een bewijs van meer D66 in het regeerakkoord. Het is alleen jammer dat de heren Verhagen en Van Aartsen dat niet willen bevestigen.

Voorzitter. De crisis heeft slachtoffers geëist, in ieder geval één zichtbaar en direct, oud-minister De Graaf. Maar zij heeft ook een geloofwaardigheidsaanslag gepleegd op D66, op zijn leider, maar ook op de coalitie als geheel. De heer Dittrich sprak gedragen: u bent zo zuur, wij willen problemen oplossen. Voorzitter. D66 is niet de oplossing van de problemen van het land. D66 is het probleem zelf. D66 heeft samen met deze coalitiefracties een beleid uitgestippeld dat het vertrouwen in de samenleving weg doet sijpelen, in de overheid, in de politiek. Ook het hele theater, al of niet met Hamlet, dat in de afgelopen dagen, rond Pasen, is opgevoerd, is niet erg verheffend.

Een aantal keren is het woord "regenten" gevallen. De echte regenten zijn degenen die geen antwoord geven op vragen. De echte regenten zijn degenen die om de hete brei heen draaien en niet bereid zijn om serieus in te gaan bijvoorbeeld op de concrete vraag waar de groep van 26.000 mensen is gebleven. Mijnheer Dittrich, ik heb u daartoe uitgenodigd. Voorzitter. Ik vind dat niet sterk. Als er iets van regentendom getuigt, is het wel dat je juist op deze plek waar het debat moet plaatsvinden, elkaar in het debat mijdt en beschimpt in plaats van serieus van tijd tot tijd ruimte in te ruimen voor debat.

De heer Van As (LPF):

U hebt lange lokale bestuurlijke ervaring, want u hebt zeventien jaar in een gemeenteraad gezeten. Wij kunnen ons misschien met elkaar meten. Hoe verklaart u dat Nederland, als een van de weinige landen, geen gekozen burgemeester kent? Dat is toch te gek voor woorden? Hoe kijkt u daartegenaan?

De heer Marijnissen (SP):

Zo lang de SP bestaat, zijn wij voor een gekozen staatshoofd, voor een gekozen commissaris van de Koningin en voor een gekozen burgemeester. Bent u wel goed op de hoogte?

De heer Van As (LPF):

Wit u dat doen op de wijze zoals de PvdA wil, namelijk dat regenten andere regenten kiezen?

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind het denigrerend om u met terugwerkende kracht als een regent te bestempelen, omdat u ooit in een gemeenteraad zat. Dat zou erg dom zijn, want ik heb zelf ook zeventien jaar in de gemeenteraad gezeten en menigeen heeft dat gedaan. Ik kan u verzekeren dat de meeste gemeenteraadsleden geen regenten zijn. Ik zal mijn voorstel geven. Mijn idee vormt een combinatie van het goede van beide systemen. Wij kunnen afspreken dat alle lijsttrekkers bij gemeenteraadsverkiezingen de potentiële burgemeester zijn en dat de lijsttrekker van de grootste fractie van de coalitie als vanzelfsprekend de eerste wethouder wordt. Dan hebben de mensen bij de raadsverkiezingen een mogelijkheid om invloed uit te oefenen op wie de eerste burger wordt. Tegelijkertijd hebben wij een nadeel vermeden dat levensgroot aanwezig is, nu het dualisme ook al zo'n ramp is in het lokaal bestuur, namelijk dat wij twee kapiteins op één schip hebben.

De voorzitter:

De Kamer is bezig om de minister-president verantwoording te laten afleggen over de brief die hij heeft geschreven. Dit gesprek gaat wel erg ver.

De heer Van As (LPF):

Mag ik nog een opmerking plaatsen? U hebt de heer Marijnissen in eerste termijn alle mogelijkheden gegeven om zijn zienswijze hier neer te zetten, en u ontneemt mij dat. Dat vind ik toch wel een kwalijke zaak.

De voorzitter:

Laat ik maar niet reageren op deze onterechte opmerking.

De heer Marijnissen (SP):

Ik had het over het begrip "regenten". Ik denk echt dat de stelling te verdedigen is dat het van een regenteske instelling getuigt, wanneer je een coalitie politiek steunt die ontzettend weinig en nog afnemend vertrouwen geniet onder de bevolking, die het geloof van mensen in een betere toekomst in Nederland ontneemt, die bovendien een ministerscrisis heeft aangaande een zeer aangelegen punt voor een van de drie coalitiefracties, maar dat je desalniettemin toch besluit om door te gaan en verkiezingen te vermijden. Het kan toch niet zo zijn dat de linkse oppositie, in het bijzonder de demon, Bos geheten, zou profiteren van de crisis? Ik vind dit een regenteske manier van benaderen.

Het spijt mij dat ik het zeggen moet aan het adres van de premier, maar ik vind de twee woorden "fout gedrag" echt niet passen bij een uitspraak van een premier over een Tweede of een Eerste Kamer. Ik geloof dat de premier de lading daarvan onderschat. Wij kunnen van mening verschillen met elkaar, maar in ons staatsrecht staat echt dat er tweederde meerderheid nodig is in de Eerste Kamer. Als die er niet is, vind ik dat de minister-president niet kan spreken over fout gedrag. Ik nodig de voorzitter van de Tweede Kamer uit om daar zijn mening eens over te geven.

Ik heb al gezegd dat ik het woord "regent" eerder in de richting van D66 wil ventileren dan van de andere partijen die hier vandaag beschimpt zijn. Ik denk dat de houding van D66 niet zo verschrikkelijk moedig is, maar dat deze meer lijkt op die van een schoothondje dan van de democratische waakhond die de heer Dittrich zo graag wil zijn.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn reactie in eerste termijn. Ik denk dat deze ook aansluit bij het gevoelen van de CDA-fractie over de ontstane situatie en bij de appreciatie van de gemaakte afspraken. Zoals ik in eerste termijn al heb gezegd, hecht ik eraan, te onderstrepen dat het gevoelen bij alle partijen van de coalitie, dus inclusief het CDA, was dat het gat dat in het regeerakkoord was geschoten, moest worden opgevuld. Dat beschouwden wij als een gerechtvaardigde wens. Het is absoluut niet zo dat dit akkoord is ingevuld met de houding dat wij wel zullen zien waar wij uitkomen en dat wij elkaar niets gunnen. Integendeel. Wij hebben met respect voor elkaars standpunten en wensen gezocht naar een akkoord om de basis te blijven leggen voor het hervormingsbeleid van dit kabinet.

Ik moet zeggen dat ik ook niet begrijp dat de heer Bos pleit voor het wederom aangaan van de discussie over de wijze waarop de gekozen burgemeester vorm zou kunnen krijgen, aangezien de uitspraken van de heer Noten in de NRC zeer helder waren. Hij zei dat voor zijn fractie de luiken dicht waren. Hij zei ook dat hij het verkeerd had gedaan en dat het prutswerk was. Desalniettemin was er geen aanleiding om terug te komen op het standpunt van de fractie zoals hij dat had verwoord. Om die reden hebben wij duidelijk gesteld dat als de PvdA-fractie in de Eerste Kamer niet accepteert dat er een deconstitutionalisering plaatsvindt, wij moeten kijken naar de wijze waarop de gekozen burgemeester gerealiseerd kan worden. Daarbij heeft de CDA-fractie in de Tweede Kamer rekening gehouden met de wensen die door de woordvoerder van het CDA in de Eerste Kamer zijn verwoord. Hij heeft gepleit voor een reconstitutionalisering. Daarom hebben wij gekozen voor een grondwetswijziging om het pad naar de gekozen burgemeester in de toekomst mogelijk te maken.

De heer Bos (PvdA):

Het is een eerlijke, maar ook ontluisterende bijdrage van de heer Verhagen. Hij legt net perfect uit waarom de burgemeestersparagraaf in het Paasakkoord vooral een overwinning is voor het CDA en niet zozeer voor D66.

Als de heer Verhagen de heer Noten in het interview citeert, moet hij dat wel nauwkeurig doen. Diens opmerking dat de luiken dichtgingen, sloeg op het moment in het debat nadat de minister tot twee keer toe de suggestie had afgewezen om gemeenten zelf te laten bepalen wanneer zij een stap wilden maken.

De heer Verhagen (CDA):

Uit de hele opstelling van de PvdA-fractie bleek dat zij zich niet wilde laten overtuigen door argumenten en concessies van minister De Graaf. Dat debat hebben wij vorige week woensdag gehouden. Wat ook werd toegezegd, het had geen enkele invloed. De luiken waren dicht.

Aangezien de coalitiepartijen ervoor kiezen, het pad op weg naar de gekozen burgemeester te vervolgen, dan betekent dit dat de inzet van de CDA-fractie in de Tweede Kamer is verwoord in het akkoord. Ik heb dat in mijn eerste termijn geantwoord op interrupties van mevrouw Halsema. De vragen over de opstelling van het CDA na 2007 begreep ik dan ook niet, aangezien ik het pad dat de CDA-fractie in de Tweede Kamer wil volgen, zeer helder heb geschetst.

Rest mij de minister-president te bedanken en mijn waardering uit te spreken voor zijn inzet de afgelopen week om de problemen die zijn ontstaan door het wegvallen van voldoende steun in de Eerste Kamer voor het regeerakkoord, zo snel mogelijk op te lossen. Ik waardeer het dat hij ernaar streeft de situatie zo snel mogelijk zodanig te wijzigen dat de hervormingsagenda met volle kracht kan worden aangepakt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. De gedachte die zich steeds dwingender van mij meester maakte in de loop van dit debat, is dat je vooral een vijand zoekt als je het onderling niet zo goed met elkaar kunt vinden. Dat is namelijk wat de coalitiepartijen telkenmale doen met een nieuwe ronde van verwijten, het leggen van de verantwoordelijkheid buiten jezelf, permanent de weigering, publiekelijk verantwoording af te leggen voor het eigen handelen. Naar mijn mening zijn daarbij een paar terechte vragen te stellen.

Ik heb de heer Dittrich in eerste termijn een baron genoemd. Ik zou daar nu aan willen toevoegen dat de heer Dittrich in dit debat voor mij de koning van de jijbakken was. Nou kan ik mij dat ook wel voorstellen: je moet toch wat als je koste wat kost wilt regeren en eigenlijk niet zoveel hebt.

Ook de minister-president bezondigde zich aan jijbakken. Dat vond ik eerlijk gezegd erger. U kunt het zich misschien niet voorstellen, maar dé premier moet ook mijn premier zijn. Dé premier hoort boven de politieke partijen te staan. Dé premier hoort zich dan niet te bezondigen aan geladen kwalificaties als fout gedrag. Het stelt mij teleur dat ónze premier liever de verkiezingscampagne van 2007 regisseert voor zijn partij dan als premier dit debat te voeren.

Aangezien dit debat eigenlijk al vooruitloopt op de verkiezingscampagnes voor 2007, is dat misschien tevens het enige winstpunt. Dit gedrag van de premier en van de coalitiepartijen drijft Wouter Bos natuurlijk in mijn armen. Daarvoor moet ik hen bedanken.

Ik heb één overeenkomst tussen de heer Dittrich en de heer Balkenende ontdekt, namelijk dat zich van beiden een soort agressieve joligheid meester lijkt te hebben gemaakt. Dat doet mij denken aan een liedje van De Dijk. Wees gerust; ik zal het niet gaan zingen.

  • Het kan elk moment gebeurd zijn

  • maar ze gaan nog even door

  • nog dichter bij de afgrond

  • nog dichter op het vuur

  • En het wordt alleen maar erger met het uur ...

  • Dit is dansen op de vulkaan.

De heer Van As (LPF):

Mijnheer de voorzitter. Allereerst dank ik de premier voor zijn beantwoording, maar de wijze waarop hij een en ander heeft beantwoord, noopt mij om namens mijn fractie een paar opmerkingen te maken.

De regering en de Tweede Kamer willen de Grondwet aanpassen, omdat het verwijderen van de kroonbenoeming staatsrechtelijk zuiver zou zijn. De kroonbenoeming is niet om staatsrechtelijke redenen in onze Grondwet opgenomen, maar omdat de koning in 1848 bang was voor de kiezer. Er waren rellen en opstanden en daarom was greep op de bevolking nodig. Ik constateer eigenlijk dat de regering nog steeds bang is voor de kiezer en zich nu verschuilt achter staatsrechtelijke argumenten.

Het hele gebeuren rondom het paasweekend is, wat de financiële honorering betreft, eigenlijk een voorschot op prinsjesdag. Mijn vraag aan de premier is: is de koek nu op of blijft er nog geld over voor de ouderen en zwakkeren in de samenleving? Daarbij denk ik aan veiligheid, zorg enz. Dat is immers natuurlijk van essentieel belang. Het is heel makkelijk om nu iets uit te delen, maar wat gebeurt er dan de komende maanden en hoe denkt de premier dat op prinsjesdag in te vullen? Dan zal ik maar niet reppen over de enorme staatsschuld, waar de premier in 2002 zo hoog over opgaf; dat weet hij volgens mij nog wel.

Ik heb ook een opmerking over de bestuurlijke vernieuwing, waarover ik ook het een en ander heb gezegd. Hoe zit het dan met de gekozen premier? Ook daarover hoor ik van de kant van D66 eigenlijk niets meer.

Mijn laatste opmerking is gericht tot de heer Marijnissen. De LPF wijst verkiezing van een burgemeester door de gemeenteraad af, omdat je dan praat over een politieke benoeming. Je kiest immers iemand uit de raad. Wij willen juist dat je onafhankelijke kandidaten vanuit de burgerij door de kiezer laat kiezen en dat je niet afhankelijk bent van kandidaten van de grootste partijen, in dit geval dus van een politieke benoeming. Bij een verkiezing door de gemeenteraad is meer sprake van een politieke benoeming, terwijl een burgemeesterskandidaat boven de partijen hoort te staan. Dat is onze argumentatie in dezen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik zeg de minister-president dank voor zijn reactie. Een crisis kwam natuurlijk niet uit. Het moest ook niet te lang gaan duren en zeker niet definitief zijn. De hervormingsagenda die al stevig onderweg is, moest en moet immers worden doorgezet. De intenties in de coalitie zijn daarbij goed en de coalitie gaat dus verder. Zo vat ik dat stukje maar even samen. De minister-president heeft begrepen dat de SGP-fractie die positie op zich goed begrijpt.

Ik zou het akkoord als volgt willen kenschetsen: het gaat niet zozeer om een verbintenis op resultaat, maar om een verbintenis op inspanning. Dat maakt natuurlijk wel een groot verschil. Er zijn zaken snel en goed te regelen, bijvoorbeeld onderwijs, innovatie en dergelijke. Dat was echter toch wel gebeurd. Op z'n best is het wat versneld. Voor andere kwesties is onderzoek nodig en daar moeten meerderheden voor worden gevonden die niet vanzelfsprekend zijn, hier niet en aan de overkant niet. Als je de punten a tot en met f van punt 3 van de brief – punt 3 handelt over de wetgeving inzake de direct gekozen burgemeester – even doorneemt, zie je precies waar de risico's liggen. Dan moet je dus maar afwachten hoe dat zich precies zal voltrekken. De positie van de SGP-fractie is daarbij helder. Zij is bekend.

De uiteindelijke vraag is natuurlijk of D66 een voldoende verhaal heeft voor de partijraad. Die vraag hoef ik niet te beantwoorden. Dat is allereerst aan de heer Dittrich en zijn fractie. Natuurlijk is het ook aan de partijraad zelve. Zo spetterend is het verhaal evenwel niet. Het kiesstelsel is immers kwijt, de gekozen burgemeester komt er voorlopig niet en van algemene verkenning van bestuurlijke vernieuwing zou op enig moment iets kunnen komen. Tel uit je winst.

Ook de SGP heeft zaterdag aanstaande een partijraad. Die was al gepland. Ik denk dat ik het wat makkelijker heb dan de heer Dittrich in zijn partijraad. Ik meen echter dat hij er wel doorheen komt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn bijdrage. Ik sluit mij aan bij de woorden die hij een aantal keer heeft gebruikt, want "zo liggen de feiten". Hoe liggen de feiten op het punt van de bestuurlijke vernieuwing? Vast staat dat er een brede agenda komt, evenals onderzoek en voorstellen waarvoor onvoldoende draagvlak bestaat. Het staat niet vast dat er een rechtstreeks gekozen burgemeester komt, want dat hangt niet af van de afspraken maar van andere fracties in Tweede dan wel Eerste Kamer. Zowel de heer Dittrich als de minister-president heeft dat bevestigd. De minister-president zei zelfs enigszins wanhopig dat hij slechts kan hopen dat het denken bij andere fracties niet stilstaat. Dat lijkt mij niet de zekerheid waarop D66 heeft gekoerst bij het opstellen van de afspraken. Het is dus niet onontkoombaar dat er een gekozen burgemeester komt. En dat is maar goed ook. Vast staat dat het nieuwe kiesstelsel er niet komt. Dat is de echte winst van het debat van vorige week en deze week. De minister-president zei dat het kabinetsbeleid ietsje meer van D66 geworden is. Er is echter op geen enkele wijze overtuigend aangewezen dat de balans ten gunste van D66 is hersteld; in elk geval niet op het terrein van de bestuurlijke vernieuwing. Het kost mij enige moeite – ik geef het toe – maar als ik mij probeer te verplaatsen in het gemiddelde D66-lid, dat twee jaar geleden op aandrang van de heer Van Mierlo heeft ingestemd met deelname aan dit kabinet vanwege het perspectief van het binnenhalen van de kroonjuwelen door minister De Graaf, dan zou ik mij flink bekocht voelen. In elk geval zou ik niet graag mijn lot in handen leggen van het ledencongres van een andere partij.

Ook ik heb moeite met de opmerkingen die zijn gemaakt over de handelwijze in de Eerste Kamer in algemene zin. Ik ben maar zo vrij geweest om het niet op mijn partij persoonlijk te betrekken. Op de consistentie van mijn partij valt, naar ik meen, niets af te dingen. Als woorden zoals "onzuiver" worden gebruikt, evenals de bewoordingen die de minister-president gebruikte, dan heb ik daarmee ook problemen. Ik wijs erop dat er in dit huis zelfs pogingen zijn gedaan om het wetsvoorstel over de rechtstreeks gekozen burgemeester nog te behandelen vóórdat de Eerste Kamer had ingestemd met de deconstitutionalisering. Over politieke zuiverheid zouden wij nog een boom kunnen opzetten.

Over het omroepbeleid en het mediapakket zeg ik het volgende. Nadat de TROS al had aangegeven dat zij zich verraden voelde, hebben wij nu ook een reactie van een andere omroep, namelijk de NCRV. De grote kop boven het persbericht was: "Het kabinet bepaalt wat de kijker mag zien." Uit dat persbericht blijkt dat het kabinet via de raad van bestuur en de raad van toezicht zeggenschap krijgt over de inhoud van het programma-aanbod van publieke omroepen via benoemingen, beleid en budgetten. De leden van de omroepen horen volgens het bericht te toetsen of een bepaald profiel en de identiteit voldoende naar buiten komt. Wie dat leest, zal beseffen dat de coalitiepartijen na het sluiten van het Paasakkoord nog veel uit te leggen hebben aan de publieke omroepen. Bij die omroepen bestaat namelijk weinig fiducie in formuleringen over interne en externe pluriformiteit en het behoud van verantwoordelijkheid voor de inhoud van de programma's. Als er winst is voor D66, dan zit het hier. Het CDA heeft het verzet tegen het D66-omroepbestel opgegeven, zodat staatssecretaris Van der Laan niet de volgende is die een zeperd zal halen. Dat moet de conclusie van ruim een week zijn. Ik weet evenwel niet of deze conclusie bij de fractievoorzitters van de coalitie is doorgedrongen. Zij zullen het misschien wel in de Handelingen lezen. Over erkenning van de waarde van een democratisch debat gesproken! Ik zou het fijn vinden als de argumenten wel gehoord werden, ook als men deze niet deelt. Er is een debat aangevraagd door de heer Bos. Niemand heeft daarbij de opmerking gemaakt dat het een zinloos debat was. Wij voeren een debat over de afspraken die in eerste instantie door de fractievoorzitters van de coalitiepartijen zijn gemaakt. Mij dunkt dat het op zijn minst netjes is dat wij het debat ook echt kunnen voeren, en daarvoor is het nodig dat de woordvoerders van de coalitiefracties de argumenten van andere fracties dan de coalitiegenoten, die zij nog niet kennen, tot zich nemen.

Ten slotte merk ik op dat de minister-president en ik kennelijk van mening verschillen over de betekenis van het dualisme en over de vraag wat in essentie het regeerakkoord is. Ik bedoel dat niet flauw, maar wij vinden vast nog wel eens een gelegenheid om daarover door te spreken.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de kant van de Kamer, omdat ook de heer Dittrich mij heeft aangegeven af te zien van een tweede termijn. Het woord is aan de minister-president voor de tweede termijn van de kant van de regering.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng in tweede termijn. Het lijkt mij goed om te markeren dat het debat over de bestuurlijke vernieuwing niet stil staat. Ook vind ik het goed dat de heer Bos heeft gezegd dat er wat hem betreft geen blokkade is bij het debat, ook niet als dat gaat over de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. Dat is belangrijk voor het verdergaande debat.

Ik heb een grapje gemaakt over de opmerking van de heer Bos dat de crisis niet is opgelost, maar uitgesteld. Dit heeft echter niets te maken met de heer De Graaf, want ik voel de pijn zelf ook. Ik heb verteld dat ik vorige week met hem contact heb gehad. Wij hadden het graag anders gezien, maar wij kunnen dat niet meer terugdraaien. De opmerking van de heer Bos had te maken met de onderlinge verhoudingen tussen de coalitiepartners. Die verhoudingen taxeer ik duidelijk heel anders dan hij doet. Ik zeg dat niet omdat het een wens zou zijn, maar ik doe dat op basis van de feiten en van datgene wat wij vorige week donderdag en zaterdag met elkaar hebben meegemaakt.

De heer Bos heeft een opmerking gemaakt over mijn kwalificatie "fout gedrag". Het is goed dat ik daarop inga, en dat zal ik ook doen. In eerste termijn heb ik aangegeven waarom ik deze woorden heb gebruikt. Dit hing samen met het feit dat ik vanuit politiek-bestuurlijk oogpunt zeer teleurgesteld was over wat zich in de Eerste Kamer heeft voltrokken. Er zijn meerdere argumenten te noemen. Ik heb een beschouwing gelezen waarin zelfs werd gezegd dat de Eerste-Kamerfractie van de PvdA misbruik heeft gemaakt van haar staatsrechtelijke bevoegdheid. Daar kun je verschillend over denken, maar dat soort kwalificaties kun je lezen. Ik heb te maken met het vraagstuk van de consistentie. Daarbij gaat het om de vraag: wat is er eerder gezegd en hoe ging het nu? Toen ik deze opmerking maakte, heb ik vooral gedacht aan de inzet van minister De Graaf, zowel aan zijn persoonlijke contacten als aan de handreiking die hij heeft gedaan. Om die reden ben ik tot het gebruik van die term gekomen, maar ik wil graag even ingaan op de woorden van mevrouw Halsema: u moet ook mijn premier zijn. Dat vind ik een belangrijk punt en zo voel ik het zelf ook. Ik vind niet dat door de kwalificatie die ik heb gebruikt – nogmaals, ik heb dat gedaan wegens de opstelling van de heer De Graaf en zijn handreiking die niet is beantwoord – het beeld mag ontstaan dat ik zou verwerpen wat fracties doen, want ik heb respect voor de Eerste en de Tweede Kamer. Als mevrouw Halsema zegt dat zij wil dat ik ook haar premier kan zijn, heb ik er geen moeite mee om te zeggen: dan is het misschien beter om de term onnavolgbaar te gebruiken dan de term die ik heb gebruikt, want die staat tussen ons in en dat moeten wij niet hebben. De heer Marijnissen heeft ook hierover gesproken. Ik denk dat ik ook hem hiermee voldoende heb geantwoord.

Mevrouw Halsema had het ook over de agressieve joligheid. U hebt vandaag, maar ook op andere momenten, gemerkt dat wij scherp met elkaar in debat kunnen treden. Dat scherpe debat is ook nodig, omdat het om serieuze zaken gaat. Wij hebben het over een mislukte Grondwetsherziening en dat is geen kleine zaak. Dan past het ook dat je scherp debatteert. Ik doe dat graag. Ik heb het vorige week graag gedaan en doe het nu opnieuw. Wat de term "agressieve joligheid" betreft, zou je ook kunnen zeggen: de premier is ontspannen. Daar is ook alle reden voor, want ik heb de afgelopen dagen geconstateerd dat de coalitie hecht is, dat de hervormingsagenda vast staat en dat de "team spirit" goed is. zo zit ik in mijn vel en zo ga ik verder.

De heer Van As heeft gevraagd: is de koek op? Welnu, ik ga daar nu niet op in, want het past niet bij dit debat om in te gaan op de begrotingsvoorbereiding en op allerlei andere zaken die wij nog moeten bespreken. Hij heeft het gehad over de gekozen premier. Dat onderwerp komt ongetwijfeld aan de orde bij het onderzoek dat is geïndiceerd. Wij hadden al afgesproken dat er een notitie zou komen over de functie en de positie van de minister-president. Daar wordt hard aan gewerkt.

Ik dank de heer Van der Vlies voor zijn taxatie van de ontwikkelingen. De heer Rouvoet heeft het punt van de onomkeerbaarheid nog eens gemarkeerd. Wij hoeven de zaak niet over te doen. Ik heb gezegd hoe wij deze zaak beoordelen. Op andere punten zullen wij elkaar nog vaker tegenkomen. Dat heeft de heer Rouvoet ook gemarkeerd.

Ik dank de Kamer voor haar inbreng in het debat dat wij hebben kunnen voeren. Ik ben gelukkig dat wij afgelopen zaterdag tot overeenstemming zijn gekomen om voort te gaan met de agenda die wij van wezenlijke betekenis achten. Wij gaan door met het werk dat in het belang van het land moet worden gedaan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 18.45 uur tot 20.15 uur geschorst.

Naar boven