Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Zeven leden hebben aangekondigd dat zij het woord willen vragen. Het woord is allereerst aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week werd het Verdrag van Kyoto van kracht. Dat was een belangrijk moment dat veel aandacht kreeg in de media en de publieke discussie. Het kabinet weet echter niks beters te verzinnen dan het starten van een discussie over het langer openhouden van de kerncentrale Borssele. Niets van het kabinet over duurzame energie, niets over energiebesparing, maar kernenergie op de agenda houden! Met kernenergie ruil je het klimaatprobleem in voor het probleem van het radioactieve afval, ook een probleem voor de volgende generaties.

Afgelopen maandag kregen wij een brief van staatssecretaris Van Geel. Daarin bevestigt hij dat het kabinet overweegt om het debat over de toekomst van Borssele te heropenen. De heer Van Geel noemt in deze brief de kosten van een mogelijke sluiting, namelijk 300 mln tot 1 mld. Dat is ongehoord. Hiermee lijkt staatssecretaris Van Geel de Nederlandse onderhandelingspositie ten opzichte van de eigenaar compleet weg te geven.

De voorzitter:

Wilt u uw procedurele vraag stellen?Als er een debat komt, kunt u daarin zeggen wat u nu wilt zeggen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Over deze punten wil de fractie van GroenLinks een spoeddebat voeren met staatssecretaris Van Geel en minister Brinkhorst van Economische Zaken. Daarbij dienen de volgende aan de orde te komen. Hoe kan het gebeuren dat de staatssecretaris zijn eigen ruiten ingooit en de onderhandelingspositie van Nederland zo verzwakt? Hoe beoordeelt de Kamer de positie van Van Geel? Staat de sluiting van Borssele in 2013 nog in het regeerakkoord?

De heer Samsom (PvdA):

De fractie van de PvdA steunt dit verzoek.

In de brief van staatssecretaris Van Geel van maandag wordt naar twee onderzoeken verwezen. Daaruit worden belangrijke conclusies geciteerd. Deze onderzoeken, die wel zijn afgerond, zijn niet aan de Kamer ter beschikking gesteld, ook niet vertrouwelijk. Via u wil ik de regering verzoeken deze onderzoeken desnoods vertrouwelijk ter beschikking te stellen aan de Kamer, zodat zij haar controlerende werk kan doen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik sluit mij van harte aan bij het verzoek om over dit onderwerp een spoeddebat te voeren. Het zou uitstekend zijn als de informatie uit de onderzoeken voor het debat vertrouwelijk wordt verstrekt.

De heer De Krom (VVD):

Mijn fractie heeft geen bezwaar tegen het spoeddebat.

De heer Van Geel zegt in zijn brief van maandag dat hij eind maart een pakket met concrete voorstellen, ook voor alternatieven, op tafel zal leggen. Is dat geen beter moment om het debat te voeren? Dan hebben wij het plaatje immers compleet. Ik vraag de heer Duyvendak om dat te overwegen.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer De Krom. Ik verwacht namelijk dat wij van de regering het antwoord krijgen dat zij de Kamer, zoals aangekondigd in de brief, daarover eind maart informeert. Het resultaat is anders een mistig debat dat geen recht doet aan het onderwerp. Het debat over kernenergie en Borssele moeten wij voeren, maar wel op basis van feiten. Dit onderwerp verdient dat. Ik stel voor om het debat eind maart te voeren in plaats van deze week. Anders moeten wij het debat waarschijnlijk twee keer voeren.

De heer Van den Brink (LPF):

De LPF sluit zich aan bij de VVD en het CDA.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Toen ik de brief van maandag zag, heb ik mij afgevraagd of er reden is om het verzoek tot het houden van een debat uit te stellen. Voor mij was het omgekeerde het geval. Ik vond het een extra reden om deze week het debat daarover te voeren, vooral omdat wij in dat debat de vraag centraal dienen te stellen welke strategie de staatssecretaris zelf voert. Hoe gaat hij om met de onderhandelingspositie van Nederland door deze bedragen nu openbaar te maken? Voor welke werkwijze, voor welke aanpak, kiest de staatssecretaris in dezen?

De tweede vraag die is opgeworpen, is hoe het staat met het regeerakkoord. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij voorlopig niets doet en dat de Kamer aan zet is. De Kamer heeft zich uitgesproken. Vele woordvoerders hebben dat in de media gedaan. Het lijkt mij goed om dat debat nog deze week in de Kamer te kunnen voeren. Ik ondersteun het verzoek dat de collega's hebben gedaan, dat wij voorafgaand aan het debat kennis kunnen nemen van het materiaal waar de staatssecretaris over spreekt.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan het verzoek van de heer Duyvendak, gesteund door de heer Samsom, te voldoen. Het debat zal hoogstwaarschijnlijk donderdag aan het eind van de middag worden gehouden. Het zal een kort debat zijn, met spreektijden van maximaal drie minuten per fractie. Verder stel ik voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de staatssecretaris van VROM en de minister van Economische Zaken, om de gevraagde informatie ruim voor dat moment te verkrijgen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Arib.

Mevrouw Arib (PvdA):

Vorige week was een uitzending van het programma Zembla gewijd aan verkeerd gebruik van medicijnen. Uit deze uitzending blijkt dat er in Nederland dagelijks tien mensen door verkeerd gebruik of bijwerkingen van geneesmiddelen overlijden. Bij minstens vijf van de mensen die zijn overleden, was dat vermijdbaar. Door goed beleid te voeren kunnen wij vermijden dat mensen als gevolg van verkeerd gebruik van geneesmiddelen komen te overlijden. Ook bleek uit deze uitzending dat de bijsluiters bij medicijnen verouderd zijn. Wat ik heel schokkend vond, is dat het College ter beoordeling van geneesmiddelen niet ingrijpt, als medisch onderzoek uitwijst dat een geneesmiddel een gevaar vormt voor de gezondheid, maar wacht tot er in Europees verband iets wordt ondernomen.

De voorzitter:

Ook u vraag ik om uw vraag toe te spitsen op een procedureel verzoek in de regeling van werkzaamheden.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik vond het dermate schokkend dat er dagelijks mensen in Nederland overlijden als gevolg van verkeerd gebruik van geneesmiddelen dat ik het een spoeddebat waard vind. Dat is ook mijn verzoek aan de Kamer.

De voorzitter:

Bij dit verzoek moet ik het volgende opmerken. Het is begonnen met een rapport, waarover heel snel een brief is gekomen van de minister; de brief van 25 januari (29800-XVI, nr. 106). De commissie heeft inmiddels besloten dat daarover op 16 maart een algemeen overleg plaatsvindt. Dan vind ik het geen goede procedure om vanwege het feit dat een televisie-uitzending aandacht geeft aan dit onderwerp, het al afgesproken algemeen overleg als het ware naar voren te halen en er een spoeddebat van te maken. Dan laten wij ons in onze procedures wel erg door de media regeren, als u mij toestaat om dat te zeggen. Ik kan tellen en ik constateer dat u hier waarschijnlijk namens 42 zetels staat, maar mijn voorstel is toch om gewoon te wachten op het algemeen overleg van 16 maart.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Telt u er maar acht leden bij op, want ik ben het zeer eens met mevrouw Arib dat de uitzending van Zembla van afgelopen donderdag buitengewoon schokkend was. Ook al lopen die procedures, op een gegeven moment is er een grens bereikt. Daarom willen wij namens GroenLinks het verzoek van mevrouw Arib van de fractie van de Partij van de Arbeid ondersteunen. Dit vraagt om een spoedig debat in de Kamer. Daarvoor waren de feiten die in de uitzending werden gepresenteerd, te ernstig.

De heer Buijs (CDA):

De voorzitter gaf de feiten zeer juist weer. Ik constateer dat Zembla een bepaalde lading aan een en ander heeft gegeven, waarvan ik niet weet wat de diepgang ervan is en wat feit of fictie is. Dat debat is op 16 maart. Wij kunnen nu nog een brief vragen aan de minister in reactie op de uitzending van Zembla; meer niet, want er kwam niet veel nieuws uit naar voren.

De heer Nawijn (LPF):

Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Buijs.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik sluit mij aan bij uw voorstel.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Wat ik tijdens de uitzending zag, was bijzonder schokkend. De feiten die werden genoemd, waren niet nieuw na het inspectierapport, waarover de Kamer al een debat heeft gepland. Uw procedurevoorstel lijkt mij dan ook het meest juist. Dat wil niet zeggen dat ik de ernst van de verzoeken niet onderschrijf.

Mevrouw Arib (PvdA):

Uit onderzoek blijkt dat mensen komen te overlijden, wat door snel ingrijpen zou kunnen worden vermeden. Dat daarop op deze manier wordt gereageerd, vind ik treurig. Ik weet zeker dat als iemand op straat wordt doodgetrapt, het hele land in rep en roer zou zijn en er spoeddebatten in de Kamer werden gehouden. Van misstanden in de zorg zijn wij allemaal al lang op de hoogte en die moeten wij maar in een AO aan de orde stellen.

De voorzitter:

Mevrouw Arib, u moet het kort houden. Nu begint u met het voeren van een inhoudelijk debat waar wij in een regeling van werkzaamheden niks mee kunnen. Ik kan daar al helemaal niets mee. Ieder procedurevoorstel mijnerzijds is geen enkele graadmeter of ik als voorzitter iets ernstig vind of niet. Daar ga ik niet over.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik reageer op de opmerking van mevrouw Kant.

De voorzitter:

Voor alle zekerheid zeg ik het toch maar even.

Mevrouw Arib (PvdA):

De inspectie heeft een rapport uitgebracht, maar in de uitzending komt Zembla tot veel hogere sterftecijfers dan in het rapport worden vermeld. In de uitzending wordt zelfs de rol van de inspectie aan de orde gesteld. Het AO waarnaar u verwijst, gaat over veiligheid in het algemeen. Dit rapport is een van de onderwerpen die tijdens dat AO besproken zullen worden. Ik heb er echter behoefte aan, een afzonderlijk debat te houden over dit onderdeel. Het rapport mag geen onderdeel zijn van een waslijst van brieven.

De voorzitter:

In het licht van de reacties van een aantal fracties blijf ik bij mijn voorstel, vast te houden aan de afspraken. Het staat de commissie overigens geheel vrij, nadere informatie te vragen ten behoeve van het algemeen overleg dan wel het overleg vroeger te houden. Ik blijf echter bij mijn voorstel.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Lambrechts.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Vrijdag een week geleden hebben enkele leden van deze Kamer vragen gesteld over de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Congo. Deze vragen die met name gingen over de vertrouwelijkheid van het rapport van gehoor zijn gesteld door de leden De Wit, Klaas de Vries, Vos, Huizinga-Heringa en mijzelf. Wij hebben inmiddels antwoord daarop ontvangen. De antwoorden roepen nieuwe, serieuze vragen op. Ik zou de Kamer willen voorstellen daar nog deze week een debat over te voeren om daar snel opheldering over te krijgen.

De voorzitter:

Alvorens andere leden het woord te geven, merk ik op dat er gisteren aanvullende, schriftelijke vragen door de heer Klaas de Vries over dit onderwerp zijn gesteld. Zij behoren onderdeel van deze procedurediscussie te zijn.

De heer Nawijn (LPF):

Ik steun het voorstel van mevrouw Lambrechts.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Zouden de schriftelijke vragen, die ik overigens vrijdag al ingestuurd heb, beantwoord kunnen worden alvorens wij een spoeddebat houden? Ik ga ervan uit dat deze vragen net zo snel beantwoord kunnen worden als de eerste serie.

Mijn vragen gaan overigens vooral over de informatieverstrekking aan de Kamer. Wij krijgen hele stapels vertrouwelijke informatie. Bepaalde vertrouwelijke informatie is via de rechter publiekelijk bekend geworden bij andere instellingen. Ten opzichte van de Kamer is dat geen vertoning.

De heer Visser (VVD):

Ik weet nog steeds niet waar de aanvullende informatie over moet gaan, gezien de antwoorden op de vragen die wij vanochtend hebben ontvangen. Ik wijs erop dat er binnenkort een algemeen overleg is met zowel de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie als de minister van Buitenlandse Zaken over problemen met terugkeer, de relatie met de landen van herkomst en dergelijke. Dit overleg was overigens al gepland voordat er van enige televisie-uitzending sprake was. Als er nog vragen resteren uit deze reeks of die van de heer De Vries, lijkt het mij verstandig die te betrekken bij een gepland AO.

De heer Van Fessem (CDA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Visser. Ik begrijp dat de vragen van de heer De Vries duidelijk over iets anders gaan. Inhoudelijk kan ik dus wachten tot het overleg met de ministers Verdonk en Bot.

De voorzitter:

Nogmaals: de vragen van de heer De Vries zijn inderdaad procedurele vragen over de mate van vertrouwelijkheid en de vraag waarom bepaalde dingen wel of niet vertrouwelijk zijn.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van mevrouw Lambrechts. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Visser merk ik op dat het gaat om de antwoorden van de minister, die nog meer vragen oproepen, en om de informatie die de Kamer de afgelopen dagen heeft bereikt over dit gewichtige onderwerp van uitzetting van mensen, specifiek naar Congo. Een spoeddebat is dus dringend noodzakelijk. Bovendien komen in de geplande AO's, zoals gebruikelijk, veel meer onderwerpen aan de orde, terwijl het hier gaat om een heel afgeschermd onderwerp dat dringend besproken moet worden.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik denk dat de argumenten zijn neergelegd. De vragen van de heer De Vries en de antwoorden daarop kunnen daar juist heel goed in meegenomen worden, omdat het feit dat dit soort berichten ons via de pers bereikt, een van de punten is die telkens voor commotie zorgen, terwijl in de Kamer al telkenmale om die debatten is gevraagd. Dat is overigens een onderdeel van de vragen die ik zelf zeker had willen stellen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek van mevrouw Lambrechts te voldoen en om door middel van de toezending van dit deel van het stenogram de minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie te verzoeken om de vragen van de heer De Vries voor het debat te beantwoorden. Het debat zou dan, met enig voorbehoud, woensdagavond kunnen plaatsvinden, met spreektijden van maximaal drie minuten per fractie.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Het spijt mij, maar het is waarschijnlijk onmogelijk om die serieuze problematiek in drie minuten per fractie af te handelen. Ik zou dus willen pleiten voor enige ruimhartigheid.

De voorzitter:

Ik zie dat de aanvrager het daarmee eens is. Dan maak ik er vier minuten per fractie van, maar dat is dan het maximum. Er zijn in de wereld grote dingen verricht in vier minuten.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Örgü.

Mevrouw Örgü (VVD):

Voorzitter. Mede namens mijn CDA-collega Atsma verzoek ik u om een spoeddebat te agenderen over de doorgiftevergoeding door de publieke omroep. Wij hebben zorgwekkende verhalen vernomen in de pers. De kabelbedrijven en de publieke omroep hebben ruzie over de afdracht van auteursrechten. Er blijkt 1 maart, dus volgende week al, een contract te eindigen. Daarom verzoeken wij u om deze week een spoeddebat hierover te agenderen.

De voorzitter:

Voordat ik andere leden het woord geef, moet ik bij dit verzoek procedureel een iets andere invalshoek kiezen dan bij het vorige verzoek. Over het vorige onderwerp had de heer Klaas de Vries procedurele aanvullende vragen gesteld, maar over dit onderwerp heeft de heer Van Dam zeer uitgebreide inhoudelijke schriftelijke vragen gesteld. Ik zal straks een voorstel doen, maar ik teken nu alvast aan dat ik denk dat het beter is om eerst die vragen en eventuele aanvullende vragen beantwoord te krijgen en om pas dan, als dat gewenst wordt, een debat te voeren. Anders gaan wij vrijwel ieder onderwerp waarover vragen gesteld zijn, omzetten in een debat. Dat is niet de bedoeling.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. In deze kwestie geldt wel dat het deze week moet gebeuren als de Kamer er nog iets aan zou willen doen. Volgende week dinsdag is het immers al 1 maart.

De voorzitter:

Ja, dat vergat ik nog te zeggen.

De heer Van Dam (PvdA):

In dat licht lijkt het mij goed om zo'n spoeddebat te houden. Ik vraag daarom of de door mij ingediende vragen vandaag beantwoord kunnen worden, zodat wij deze week zo'n spoeddebat kunnen houden.

De voorzitter:

Dit is eigenlijk wel een mooi moment om de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat die na haar zwangerschaps- en bevallingsverlof weer voor het eerst in ons midden is hartelijk welkom te heten.

Mevrouw Örgü (VVD):

Volgende week is het al 1 maart. Dat is ook de reden om vandaag dit spoeddebat aan te vragen. Als het vandaag niet lukt, wil ik graag uiterlijk morgen een spoeddebat hebben.

De voorzitter:

Dan ga ik iets anders voorstellen. Ik constateer dat de fracties van PvdA, VVD en CDA om een spoeddebat vragen, maar dat er eerst antwoord op de vragen moet komen. Ik stel voor dat de vragen vandaag of morgen beantwoord worden. Dan is het debat – dat past ook het best in de agenda – donderdagavond.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koopmans.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik verzoek u om de stemmingen over het VAO administratieve lasten uit te stellen. Tijdens het debat heeft het kabinet aangegeven over mijn motie nog een brief te sturen. De motie van de heer Aptroot is ondertussen inhoudelijk gewijzigd en ik denk dat het verstandig is dat het kabinet, liefst voor volgende week, ook met een inhoudelijke reactie daarop komt.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Klaas de Vries.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Vanavond spreekt de Kamer over Grondrechten in een pluriforme samenleving en ik verheug mij op dat debat. Ik las in NRC Handelsblad van gisteravond dat minister De Graaf het schandelijk vindt dat de Kamer pas zo laat over dit onderwerp spreekt. Nu mag de bewindsman natuurlijk denken wat hij wil. Vanavond zullen wij echter ook bespreken waarom er aan de vrijheid van meningsuiting soms functionele beperkingen zijn verbonden. Het is in ieder geval tamelijk ongebruikelijk dat bewindslieden zich op deze manier uitlaten. Ik verzoek u dus om de minister te vragen schriftelijk aan de Kamer te berichten, als het kan voor het debat van vanavond, wat hem heeft bewogen deze woorden in de mond te nemen en waarom hij meent dat dit soort kwalificaties op zijn plaats zou kunnen zijn. Dan kunnen wij dit bij het debat betrekken. Eventueel stellen wij het debat uit tot morgen.

De voorzitter:

Het laatste geeft wel praktische probleempjes.

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter. Uitstel tot morgen lijkt mij niet wenselijk.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik weet dat je er hier altijd bij moet zeggen dat iets humoristisch bedoeld is.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties met het dringende verzoek om voor het debat van vanavond aan het verzoek van de heer Klaas de Vries te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sterk.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Donderdag voor het reces hebben wij een algemeen overleg over eerwraak gehad. Tijdens het overleg hebben de ministers toegezegd een aantal vragen nog schriftelijk te beantwoorden, maar die antwoorden zijn nog steeds niet binnengekomen. Daarom vraag ik u om het VAO dat voor morgen op de agenda staat uit te stellen tot volgende week en de ministers te vragen om de antwoorden nog deze week aan de Kamer te doen toekomen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik kan mij goed voorstellen dat die brief binnen moet zijn voor het debat. Het zullen niet alleen antwoorden op vragen uit het debat zijn, maar voor een deel zal het ook nieuwe informatie zijn. Die nieuwe informatie kan ook tot een nieuw debat leiden. Laat die brief gewoon vandaag nog komen. De departementen hebben lang genoeg de tijd gehad om aan die brief te werken. Mijn fractie hecht er zeer aan dat het debat over eerwraak morgen wordt afgerond. Dit debat is inmiddels een paar keer uitgesteld. Ik zou het absoluut onaanvaardbaar vinden als de afronding van dit debat met een paar weken zou worden uitgesteld.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Ik steun het voorstel van mevrouw Sterk. Het is bijna onmogelijk om dit debat, dat wij twee weken geleden hebben gevoerd, af te ronden zonder in het bezit te zijn van deze brieven.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik steun het voorstel van mevrouw Sterk. Ik benadruk dat deze brief dan wel uiterlijk begin volgende week binnen moet zijn. Het gaat anders veel te lang duren. Ik ben dus voor een duidelijke deadline.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik ben het eens met het voorstel van mevrouw Sterk en de opmerking van mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik steun het voorstel van mevrouw Albayrak. Ik kan mij niet voorstellen dat het kabinet niet genoeg tijd heeft gehad voor deze brief. Wij hebben immers ook nog het krokusreces gehad.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik steun de opmerkingen van mijn collega's van de PvdA en de SP. Het wordt al met al een enigszins genante gang van zaken. Het debat over deze urgente kwestie is immers al uitgesteld. Waarom is het niet mogelijk om dit debat nog deze week te houden en de regering te vragen om de Kamer deze brief vandaag of morgen te doen toekomen?

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik ben het eens met de opmerking dat de zaak urgent is. De CDA-fractie heeft tijdens het spoeddebat niet voor niets een motie ingediend om de vrouwen te helpen die op dit moment acuut worden bedreigd. De zaak is urgent, maar het is ook belangrijk om deze brief goed te kunnen bestuderen voor wij het debat houden. Dat is niet mogelijk als het debat op al te korte termijn wordt gehouden. Ik vraag de ministers verder om deze brief nog deze week naar de Kamer te sturen. Vervolgens kunnen wij dan niet morgen maar wel binnenkort een debat over het verslag van het algemeen overleg houden.

De voorzitter:

Ik constateer dat een meerderheid van de Kamer er een voorstander van is om het VAO naar volgende week uit te stellen, omdat het dan zeker is dat de nadere informatie van de regering beschikbaar is. Ik stel voor om aldus te besluiten.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kalsbeek.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voorzitter. Minister Donner heeft de Kamer vanmorgen een brief gestuurd over de beveiliging van mevrouw Hirsi Ali en de heer Wilders, onze collega's. Namens alle woordvoerders vraag ik u om het kabinet te verzoeken om een brief waarin in algemene zin wordt uiteengezet welke normen worden gehanteerd bij de beveiliging van Kamerleden en anderen. Ik verzoek u dus niet een debat te houden over de brief die wij vanmorgen hebben ontvangen. Meer concreet willen wij van de regering horen welk niveau van werken en leven mogelijk moet blijven als een Kamerlid ernstig wordt bedreigd. Verder vragen wij ons af in welke mate degenen die worden bedreigd, betrokken worden bij de afweging van risico's en beschermingsgraden, met alle ongemakken die daarbij horen. Ik besef dat het geen automatisme is dat over een brief een debat wordt gehouden, maar ik denk dat u zich kunt voorstellen dat het in de rede ligt dat naar aanleiding van deze brief een plenair debat aangevraagd zal worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Justitie. Het lijkt mij in dit stadium niet noodzakelijk om dit gedeelte van het stenogram ook naar andere bewindslieden door te geleiden. Na ontvangst van deze brief zullen wij vervolgens beslissen over de verdere procedure.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Het is aan het kabinet om te bepalen welke minister deze brief zal schrijven, maar ik kan mij in dit geval goed voorstellen dat in ieder geval ook de minister van Binnenlandse Zaken hierbij wordt betrokken. Hij is immers verantwoordelijk voor de AIVD.

De voorzitter:

Ik begrijp uw verzoek en stel voor om dit gedeelte van het stenogram ook door te geleiden naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven